9 Kindgebonden budget

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget (32798).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. Dit debat is overbodig als ik tenminste de site van de Belastingdienst moet geloven. Op www.toeslagen.nl staat: "In 2012 vinden er veranderingen plaats in het kindgebonden budget." Toegegeven, de oplettende burger die meer informatie wil en doorklikt naar www.rijksoverheid.nl krijgt vele kliks verder te lezen: "De Tweede Kamer moet de plannen van het kabinet nog goedkeuren." Kortom, via beide sites wordt de burger verkeerd geïnformeerd. Ik neem aan dat de minister straks zal zeggen dat dit een onjuiste gang van zaken is en dat dit hem spijt. Ik wil echter graag dat hij ons toezegt dat hij zijn medewerkers op dit punt staatsrechtelijk doeltreffend zal bijscholen. Als de minister dat nodig heeft, kan daarover zeker een motie worden ingediend.

Het kabinet legt ons drie maatregelen voor. Ten eerste wil het de verhoging van het kindgebonden budget in 2011 ongedaan maken. Ten tweede wil het tot 2015 afzien van de indexering van enkele bedragen, verhogingen en inkomensgrenzen en ten slotte is het kabinet van plan een vermogenstoets in te voeren.

Graag vraagt de PvdA-fractie aandacht voor drie punten van zorg. Wat zijn de effecten van het onderhavige wetsvoorstel op de koopkracht van ouders? Waarom kiest het kabinet voor € 80.000 in de vermogenstoets? En hoe verhoudt het onderhavige wetsvoorstel zich tot de plannen van het kabinet met betrekking tot de overige kindregelingen?

Het eerste punt betreft de koopkracht van ouders. Zoals het kabinet in de memorie van antwoord schrijft, kent iedere kindregeling haar eigen doelstelling. Het kindgebonden budget heeft als doelstelling ouders een inkomensafhankelijke tegemoetkoming te geven in de kosten van kinderen. Dit betekent dat alleen ouders met een laag of middeninkomen recht op kindgebonden budget hebben. De memorie van antwoord bevestigt dat deze groep inderdaad zwaarder wordt getroffen door de voorgenomen wetswijziging. Naar de mening van mijn fractie is dit het zoveelste voorbeeld van de zwakste schouders die de zwaarste lasten moeten dragen. Acht het kabinet deze situatie wenselijk? En hoe verhoudt de koopkrachtontwikkeling van gezinnen met kinderen zich tot die van gezinnen zonder kinderen?

Het tweede punt betreft de inhoudelijke onderbouwing van de keuze voor de vermogensgrens in de vermogenstoets. Diverse fracties uit deze Kamer hebben gevraagd waarom er gekozen is voor een vermogen van € 80.000 per huishouden plus de vrijstelling in box 3. In reactie op de vraag van de fracties van de PvdA, het CDA, D66 en de ChristenUnie geeft het kabinet aan dat de precieze keuze voor € 80.000 een afweging is tussen enerzijds de noodzaak voldoende budgettaire opbrengst te behalen en anderzijds de vermogenstoets niet te laag te stellen, om inkomenseffecten te beperken bij gezinnen met een niet al te groot vermogen en te voorkomen dat de vermogenstoets als een straf op sparen zal worden ervaren. Het is mijn fractie echter volkomen onduidelijk waarom de balans van die afwegingen exact op € 80.000 uitkomt. Graag ontvangen wij dan ook een nadere toelichting van de minister.

Het afsluitende punt betreft het feit dat het kabinet voornemens is om in 2012 het stelsel van kindregelingen te herzien. De PvdA-fractie maakt zich zorgen over de aanpassing van dit stelsel, aangezien die regelingen er juist zijn als compensatie voor ouders met een laag inkomen. Bij de behandeling volgend jaar zal mijn fractie dan ook bijzondere aandacht vragen voor de effecten van de wijzigingen op de diverse inkomensgroepen.

De PvdA-fractie is tevens van mening dat de voorgenomen herziening van het stelsel van kindregelingen in samenhang moet worden bezien met de korting op de kinderopvang. Graag vraagt de PvdA-fractie aandacht voor de doelstelling van het overheidsbeleid op dit terrein, te weten bevordering van de arbeidsparticipatie en het aantal gewerkte uren van vrouwen. Wij vrezen dat de bezuinigingen juist een probleem voor de toekomst kunnen opleveren als de arbeidsparticipatie daalt. Is de minister bereid om de herziening van het stelsel van kindregelingen in een dergelijk breder perspectief te plaatsen?

Het voorliggende wetsvoorstel doet vermoeden dat het antwoord hierop helaas "neen" zal zijn. In plaats van een visie op de integrale aanpassing van het stelsel van kindregelingen bespreken wij vandaag het voornemen om te bezuinigen op het kindgebonden budget. Het verrast mijn fractie dat het kabinet blijkens de memorie van antwoord ervoor kiest om "voorstellen die relatief eenvoudig te implementeren zijn" naar voren te schuiven. Mag mijn fractie hieruit concluderen dat het kabinet de eenvoud van beleidsmaatregelen belangrijker vindt dan een gedegen onderzoek naar de effectiviteit van wettelijke maatregelen en toedeling van middelen?

Wij wachten de antwoorden van de minister met belangstelling af.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling maar ook met zorg kennisgenomen van de wijziging van de wet op het kindgebonden budget. Mijn partij hecht zeer aan het ook financieel ondersteunen van gezinnen om ervoor te zorgen dat de jongste generatie Nederlanders opgroeit in een stabiele en beschermde omgeving. Dat geldt zeker ook voor kinderen die deel uitmaken van financieel meer kwetsbare gezinnen. De jongste generatie groeit meer dan ooit op in een complexe en onzekere wereld waarin sociale, economische en technologische ontwikkelingen elkaar in een heel snel tempo afwisselen. Het gaat om het investeren in een generatie die bepalend zal zijn voor het Nederland van de 21ste eeuw. Sterke gezinnen, jongeren die leren zich te hechten, oog te hebben voor de ander, te participeren in de goede samenleving en solidaire en verantwoordelijke burgers te worden. Dat alles is van groot belang voor de sociale cohesie en sociale binding in Nederland. Een degelijk jeugd- en gezinsbeleid is voor mijn fractie een absolute must.

Het investeren in jonge talenten is essentieel om een vitale samenleving te realiseren en te behouden. Investeren in kinderen is nodig om Nederland van een toekomstbestendige basis te voorzien, sociaal, opvoedkundig, maar ook financieel. Daarover spreken wij vandaag.

Gezien het bredere maatschappelijke belang van het kindgebonden budget als investering in de jongste generatie Nederlanders is het een slechte zaak dat de regering de herziening in hoog tempo door het parlement wil loodsen met als consequentie dat wij het wetsvoorstel in één zitting moeten behandelen en erover moeten stemmen. Dit verdient geen schoonheidsprijs. Het aantal spoedeisende wetsvoorstellen waarbij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leading is en dat in zeer korte termijn – nog voor het einde van dit kalenderjaar – moet worden behandeld, neemt wel zeer grote proporties aan. Dat vraagt veel van dit huis en zeker van de kleinere fracties.

De hoge snelheid vraagt ook veel van de uitvoeringsinstanties, met name van de Belastingdienst. Het gaat volgens de brief van de minister van 18 november 2011 om maar liefst 7 miljoen huishoudens die een beschikking krijgen rond alle toeslagen waarop men volgend jaar recht heeft, waaronder het kindgebonden budget. Hoe denkt de minister erin te slagen om al die beoogde wijzigingen, die voor veel Nederlanders cruciaal zijn, op zo'n korte termijn te communiceren? Mevrouw Sent gaf al wat voorbeelden. Komen de grenzen van zorgvuldigheid hier niet in zicht?

Nederland kent op dit moment een toch wat verwarrende hoeveelheid kindregelingen. Ik noem de aftrek levensonderhoud kinderen, de alleenstaandeouderkorting, de inkomensafhankelijke combinatiekortingen, weekenduitgaven voor gehandicapten, het schrappen van de uitzonderingen op uitkeerbaarheid algemene heffingskortingen en de kindertoeslag heffingsvrij vermogen box 3. Misschien ben ik nog iets vergeten.

Dat alles vraagt om een visie op de wijze waarop deze regelingen zich tot elkaar verhouden en vooral hoe een duurzaam kindgebonden budget eruit moet zien. Rond de zomer van dit jaar heeft de regering een visie beloofd over de samenhang in kindregelingen, dit als een soort opmaat tot vereenvoudiging en stroomlijning. Deze visie heeft dit huis nog niet bereikt. De laatste berichten in de memorie van antwoord zijn dat deze visie en de verdere plannen rond de jaarwisseling mogen worden verwacht.

Dit is het zoveelste dossier waarbij de regering een voorschot neemt op een te voeren debat, zonder dat wij de aangekondigde visie zelf ter beschikking hebben. Dat vraagt heel veel van de rekbaarheid van de Senaat. Deze gang van zaken roept om problemen rond de uitvoerbaarheid en de maatschappelijke acceptatie, zeker waar het wetsvoorstellen betreft die per 1 januari 2012 ingang moeten vinden.

Dit alles betekent dat mijn fractie grote terughoudend heeft bij het onderhavige voorstel. Het gaat om een forse ingreep in de kindregelingen: het aanpassen van de hoogte van het budget, het niet indexeren van het budget tussen nu en 2016, de introductie van een vermogenstoets vanaf 2013 en het verlagen van de kinderbijslag. De minister begroot de opbrengst van die ingreep op 200 mln. in 2012, oplopend tot 250 mln. in 2015. De verrekeningswijze die de Belastingdienst hanteert, betekent dat de nieuwe bedragen als beschikking per medio december de deur uit moeten. ICT vermag veel, maar dit alles vergt wel heel veel. Kan de minister garanties bieden dat de kindgebonden toeslagentransities soepel zullen verlopen? Heeft hij waarborgen ingebouwd en zo ja, welke?

Mijn fractie mist vooral een visie op de samenhang van kindregelingen. Wij vragen de regering dan ook met klem wanneer wij een dergelijke integrale visie van het kabinet mogen verwachten rond een bestendig en vooral transparant systeem van kindregelingen. Denkt de minister daarbij aan één omvattende regeling? Dat gaat verder dan een instrumentele stroomlijning van bestaande regelingen. De memorie van antwoord is op dat punt echt te vaag. Voor mijn fractie is een integrale en samenhangende visie op kindregelingen van het kabinet wezenlijk om bezuinigingen op afzonderlijke kindregelingen als het kindgebonden budget te kunnen beoordelen en wegen. Die is er op dit moment helaas niet.

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Het voorliggend wetsvoorstel is politiek gewogen aan "de overkant" en heeft – voor ons helaas – steun van een meerderheid gekregen. De meeste argumenten zijn daarbij aan bod gekomen. De woordvoerder van de SP-fractie heeft in de Tweede Kamer reeds uitgebreid gewezen op het aantal kinderen dat in Nederland in armoede opgroeit en ervoor gepleit dat zij niet een deel van de rekening van de financiële crisis gepresenteerd krijgen. Ook heeft zij duidelijk gemaakt dat, ondanks de tegemoetkoming aan de SGP-fractie, het nog steeds een zeer forse bezuiniging betreft ten koste van gezinnen en kinderen met de grootste nadelige effecten bij gezinnen met inkomens beneden modaal.

Wat in de Tweede Kamer minder aan de orde is geweest bij de behandeling van dit dossier, is de stapeling van dit voorstel op al die andere voorstellen die gezinnen en kinderen raken en die bovenproportioneel terechtkomen bij huishoudens met relatief lage inkomens. Hoewel dit voorstel voor de meeste huishoudens, inclusief bijna alle huishoudens met een inkomen boven tweemaal modaal, niet meer dan 0,5% aan inkomen kost, levert 3% van de huishoudens meer dan 2% in. Dat betreft merendeels inkomens beneden modaal. Sommige inkomens leveren op basis van dit voorstel alleen al 4% aan inkomen in.

Samen met andere bezuinigingen op kindregelingen, zoals een verlaging van de kinderbijslag, versobering van de kinderopvangtoeslag en diverse andere kindgerelateerde belastingmaatregelen, kost het ruim 10% van de huishoudens 3% tot 5% van hun besteedbaar inkomen. Onder anderhalf maal modaal betreft dat een kwart van de huishoudens. Huishoudens met een inkomen tussen minimum en modaal leveren in meer dan 10% van de gevallen zelfs meer dan 5% in.

Deze zeer forse inkomenseffecten tellen verder op bij bezuinigingen op het bijzonder onderwijs, hogere kosten voor de zorg en juist ook weer aan de onderkant van de arbeidsmarkt bij bezuinigingen op gesubsidieerde arbeid, aanscherpingen in de bijstand, ondermijning van het minimumloon en een ernstige aanslag op de hoogte van het sociaal minimum. Over dat laatste onderwerp hebben wij vandaag al uitgebreid gesproken.

Mijn fractie heeft geen verdere vragen aan de regering over dit wetsvoorstel. Ook vanuit een liberale notie van kansengelijkheid zouden kinderen in een welvarend land als Nederland niet in armoede mogen opgroeien. Dankzij het beleid van deze regering van CDA en VVD, met steun van PVV en SGP, zal de armoede rap toenemen, vooral onder kinderen.

Toevallig is vandaag het Armoedesignalement 2011 van het CBS en het SCP verschenen. Ik noem enkele conclusies daaruit. Ondanks het economische herstel in 2010 is de kans op armoede niet afgenomen. Armoede komt veel voor bij eenoudergezinnen, bijstandsontvangers en kinderen. In 2011 en 2012 wordt een stijging van de omvang van de armoedeproblematiek verwacht, zowel volgens de lage-inkomensgrens als volgens het criterium van "niet veel maar toereikend", vooral onder mensen met een uitkering op het sociale minimum en kinderen.

Dit wetsvoorstel is onderdeel van het probleem van groeiende armoede. Het zal duidelijk zijn dat de SP-fractie daarom niet met dit voorstel kan instemmen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. Toen ik de sprekerslijst van vandaag zag, was ik uitermate verbaasd dat de partijen CDA, VVD en PVV niet eens meer meedoen aan dit debat. Vooral van het CDA vind ik dat uitermate verbazingwekkend. Die partij profileert zich immers nog altijd als de gezinspartij in dit land. Ook roept de CDA in tal van conferenties dat kinderen niet van generatie op generatie geconfronteerd moeten worden met kansenarmoede en in armoede moeten opgroeien en dat er extra ondersteuning moet komen voor gezinnen met kinderen; zeker voor die gezinnen die het financieel moeilijk hebben. Nu blijkt het CDA niet eens meer mee te doen aan het debat over de wijziging van de wet op het kindgebonden budget in verband met de bezuinigingen op het kindgebonden budget!

Zoals mijn goede collega Elzinga ook al memoreerde: vandaag komt weer het armoedesignalement uit, de armoede groeit in dit land. Het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, groeit en ook de kansenvermindering van deze kinderen neemt toe. Ik hoef niet uitvoerig na te praten wat de heer Elzinga zojuist heeft gezegd over de cumulatie van ingrepen van dit kabinet. Die komt vooral neer op mensen met smalle schouders en wij maken ons daarover ernstig zorgen.

Dit is weer zo'n bezuinigingsvoorstel van het kabinet dat weliswaar geld oplevert, maar vooral ook gemiste kansen schept. Niet alleen voor de mensen zelf, maar ook om nog eens echt door te pakken in het stelsel van kindregelingen. Het stelsel van kindregelingen is al niet zo overzichtelijk, vooral niet voor al die mensen die er recht op zouden kunnen doen gelden en die er een beroep op zouden moeten doen. Voor hen is het stelsel van ondersteuning nog steeds onoverzichtelijk.

Op zich ben ik blij dat het kabinet in het vooruitzicht stelt dat het stelsel van kindondersteunende maatregelen hervormd gaat worden. In dat licht is het wel raar dat dit wetje vlak voor Kerstmis door de Staten-Generaal heen wordt gejast. Ik snap werkelijk niet dat men verwacht dat de Eerste Kamer er wel mee akkoord zal gaan en dat wij onze controlerende rol voor consistentie in beleid en consistentie in wetgeving niet beter pakken met dit kabinet, dat, vooruitlopend op stelselherzieningen, kleine ingrijpende wijzigingen doorvoert zonder dat wij het geheel kunnen wegen en onze rol in de Eerste Kamer kunnen pakken.

Diezelfde discussie zal over twee weken plaatsvinden als het gaat om de wijziging van de WWB en de samenvoeging van de WWB en de Wet investeren in jongeren. Het is heel vreemd dat wij vooruitlopend op een fundamentele stelselherziening, namelijk een nieuwe bijstandswet die Wet werken naar vermogen gaat heten, voor Kerstmis nog een aantal ingrijpende wijzigingen WWB en de samenvoeging WWB en WIJ moeten behandelen. Ik heb vanochtend al gezegd in een ander debat dat je je huis toch niet gaat verbouwen in het vooruitzicht van totale sloop en nieuwbouw? Dat doe je niet, dan wacht je totdat je de hele maatregel neemt.

Het kabinet laadt de verdenking op zich dat de enige motivatie hiervoor is om geld te vinden voor volgend jaar. Elk jaar dat je iets niet zou invoeren, zou je een financieel probleem veroorzaken. Nou zijn dit maar minimale bedragen, maar voor de mensen die het betreft, kan het zwaar ingrijpen.

Het stelsel van kindregelingen is niet zo overzichtelijk voor de mensen die er recht op kunnen doen gelden. De uitvoering worstelt er volgens mij ook ernstig mee. Waarom dan niet wachten? Waarom gaat het kabinet niet met ons het debat aan over de inkomensafhankelijke kinderbijslag? Daarmee kunnen we alle andere kindondersteunende maatregelen in een klap afschaffen. Waarom blijft de minister miljarden uitgeven aan de oude instituties zoals de kinderbijslag, en waarom kiest hij niet voor nieuwe zekerheden die ook nog eens gerelateerd aan het inkomen veel beter terechtkomen? Waarom subsidieert hij in tijden van crisis nog steeds de hogere inkomens middels de Algemene Kinderbijslagwet, terwijl de hogere inkomens nog steeds het meest profiteren van de hypotheekrenteaftrek? Hij geeft meer geld uit aan de Algemene Kinderbijslagwet dan aan kinderopvang, waarvan de overheid ook nog maar een derde zelf betaalt.

Het kabinet wil echt geen hervormingskabinet zijn, maar uitsluitend een bezuinigings- en ombuigingskabinet; het blijft geld uitgeven aan het oude instituut. GroenLinks kiest voor een kansen- en participatiemaatschappij waarin mensen echt naar vermogen kunnen meedoen, waarin mensen het gevoel hebben dat zij meetellen en niet alleen voortdurend moeten horen en voelen dat zij mee moeten doen, terwijl er aan de overzijde geen uitnodigend gebaar is dat men daadwerkelijk mee kan doen.

GroenLinks kiest voor een samenleving waarin alle vrouwen economisch zelfstandig moeten kunnen zijn. Nog steeds scoort Nederland slecht in Europa op het punt van de emancipatie van de vrouwen. De meeste vrouwen in Nederland werken onvoldoende om echt economisch zelfstandig te kunnen zijn. Van hen is slechts 41% economisch zelfstandig. Het aantal vrouwen met hoge posities in het bedrijfsleven, de wetenschap en bij de overheid blijft onverminderd laag. Zij worden ook nog eens geconfronteerd met de oproep van minister Van Bijsterveldt dat zij meer tijd aan hun kinderen moeten besteden en minder moeten werken.

GroenLinks vindt dat alle vrouwen economisch zelfstandig moeten kunnen blijven. Dat is belangrijk voor vrouwen en voor hun kinderen. Ik blijf er uitdrukkelijk bij zeggen dat het gaat om kinderen van mannen en vrouwen. Samen moeten mannen en vrouwen de kosten van de vergrijzing kunnen opvangen. Waarom kiest de minister niet echt voor een eenentwintigste-eeuwse participatiemaatschappij?

Wij hebben in de Tweede Kamer plannen gepresenteerd om de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken, zodat deze alleen terechtkomt bij mensen die dat steuntje in de rug echt nodig hebben. Hiervoor bespaart GroenLinks 1,2 mld. Met dit geld draaien we de bezuiniging op de kinderopvang in zijn geheel terug en de rest investeren wij in vroeg- en voorschoolse educatie en beter onderwijs. Hoe goed kan je het hebben?

GroenLinks laat hiermee zien dat je met hetzelfde financiële plaatje ook kunt investeren in de toekomst van Nederland. Waarom kiest dit kabinet niet met GroenLinks voor de toekomst? Durf eindelijk eens door te pakken om de Algemene Kinderbijslagwet te herzien!

De voorzitter:

Dank u wel. Wenst iemand in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Putters

Naar boven