13 Kindgebonden budget

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget (32798).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Kamp:

Voorzitter. Vanmiddag heeft uw Kamer het wetsvoorstel besproken, waarin wij een aantal maatregelen met betrekking tot het kindgebonden budget en een verlaging van de kinderbijslag voorstellen. De verschillende woordvoerders, met name de heer Ester, mevrouw Sent en de heer Thissen, hebben aangegeven dat het wetsvoorstel vooruitloopt op de verdere plannen om het stelsel van de kindregelingen te herzien. Mevrouw Sent veronderstelde dat het kabinet de eenvoud van beleidsmaatregelen belangrijker vindt dan een gedegen onderzoek naar de effectiviteit.

Laat ik om te beginnen ingaan op deze punten en dan allereerst op de opmerking van de woordvoerders dat het wetsvoorstel vooruitloopt op de verdere plannen om het stelsel van de kindregelingen te herzien. Dat klopt. Daar hebben wij bewust voor gekozen, omdat dit wetsvoorstel noodzakelijk is voor de bezuinigingsdoelstelling van het kabinet. Niemand twijfelt er op dit moment nog aan dat wij op een gegeven moment zijn overgeleverd aan de financiële markten als wij de bezuinigingen met een totaalbedrag van 18 mld. niet doorvoeren, waartoe het kabinet destijds heeft besloten. Dan worden de beslissingen over bezuinigingen in ons land niet meer door ons genomen, maar door anderen die daar niet democratisch toe gekozen zijn.

De heer Thissen (GroenLinks):

Nu had ik op deze avond, de verjaardag van Sinterklaas, zo gehoopt dat wij eens een originele argumentatie zouden horen waarom dit kabinet met het voorstel is gekomen. Nu hoor ik alweer – niet voor de eerste keer en waarschijnlijk ook niet de laatste keer – dat de belangrijkste motivatie is dat het kabinet aan een bepaald bezuinigingsbedrag moet komen. Anders had hij namelijk best willen wachten tot een totale herziening van het kindondersteunende stelsel.

Minister Kamp:

Wat verwacht de heer Thissen nu anders van ons? Wij hebben de opdracht op de eigen schouders gelegd om 18 mld. om te buigen en die moet ingevuld worden. Vanavond praten wij over 200 mln., later over 50 mln., soms over 15 mln. en soms over 300 mln. Dat zullen wij tientallen keren doen, totdat wij uiteindelijk die 18 mld. hebben ingevuld. Dan zijn wij er pas mee klaar.

De heer Thissen (GroenLinks):

Dan bent u dus geen hervormingskabinet, maar gewoon een bezuinigingskabinet. Dat is zo jammer, want u doet uzelf veel tekort! U zou veel meer ambitie aan de dag kunnen leggen.

Minister Kamp:

Wij zijn inmiddels een heel eind gekomen, maar er komt nog het nodige achteraan. Dit is een heel grote hervorming. Na de vorige kabinetscrisis zijn in de vorige kabinetsperiode de staatsschuld en het begrotingstekort enorm opgelopen. Het gevolg daarvan is dat het risico dreigt dat je afhankelijk wordt van de financiële markten. Met deze hervormingen proberen wij het begrotingstekort en de staatsschuld weer terug te brengen. Dan houden wij de zaken in Nederland in eigen hand. Dat is de belangrijkste hervorming waartoe wij hadden kunnen besluiten. Maar er gebeurt natuurlijk nog veel meer en daarvoor zullen ook allerlei voorstellen worden gedaan. Daarover zal ik heel graag ook met de heer Thissen van gedachten wisselen. Maar ook hier ligt een bezuinigingsnoodzaak aan ten grondslag. De bezuinigingen op het kindgebonden budget vormen een van de maatregelen om het beslag dat het totaal van de kindregelingen op de overheidsfinanciën legt, terug te dringen. Die totale uitgaven voor alle kindregelingen, een stuk of twaalf al met al, zijn in de periode tussen 2005 en 2010 in een periode van vijf jaar gestegen van 7 mld. naar 10 mld. per jaar. Die uitgaven zouden in deze kabinetsperiode autonoom verder doorstijgen. De hervorming zit erin dat wij dat bedrag gaan terugbrengen. Wij laten de uitgaven niet doorgroeien van 7 mld. naar 10 mld. of 11 mld., maar brengen die terug naar 9 mld. Daarmee komen wij terug op het niveau van 2008. Het is een flinke ombuiging, maar het niveau waarover wij in 2008 tevreden waren, wordt straks weer bereikt. Dit wetsvoorstel draagt daaraan in 2012 voor een bedrag van 200 mln. bij. Het is belangrijk dat die opbrengst wordt gehaald, omdat het totale bedrag aan ombuigingen moet worden gerealiseerd. Ik zal niet memoreren wat er sinds het opstellen van het regeerakkoord allemaal is gebeurd. Ik schat in dat daarover de komende tijd nog de nodige gedachtewisselingen binnen het kabinet en in de Tweede en Eerste Kamer zullen plaatsvinden. Het eind van waaraan wij begonnen zijn, lijkt immers nog niet in zicht.

Het is goed om de verhoging van het kindgebonden budget die in 2011 heeft plaatsgevonden, even terug te halen. Toen door het vorige kabinet op het allerlaatste moment nog even een verhoging van het kindgebonden budget werd doorgevoerd – iets waarvoor het toenmalige kabinet goede redenen aanwezig achtte – heb ik niemand gehoord die zei dat er eerst een integrale visie moest komen op de kindregelingen of dat er eerst een gedegen onderzoek naar de effectiviteit moest plaatsvinden. Er werd toen heel snel tot die verhoging besloten. Ik begrijp niet goed waarom dat bij die verhoging wel kon en het deze keer niet kan, vooral omdat wij het dit keer wel degelijk goed hebben overwogen. Ik zal dat nog toelichten bij mijn antwoord over de vermogenstoets van € 80.000. Net als de andere onderdelen is dat allemaal bij de formatie van het kabinet aan de orde geweest. Het is toen goed doordacht, evenals het voorstel dat wij nu aan de Kamer hebben gedaan. De afwegingen die wij hebben gemaakt, hebben wij in de toelichting bij het wetsvoorstel aan de Kamer kenbaar gemaakt.

Ik ben van plan om de Kamer rond de jaarwisseling te informeren over onze voornemens met betrekking tot de sanering en het terugbrengen van het aantal kindregelingen. Het is niet zo dat wij dat eerst in juni zouden doen en het nu rond de jaarwisseling doen. Wij hebben in juni 2011 een brief gestuurd aan de Eerste en Tweede Kamer en hebben aangegeven dat wij de huidige twaalf kindregelingen willen terugbrengen naar een kleiner aantal. Wij zijn van plan om daarmee rond de jaarwisseling te komen.

Idealiter komen wij uit op een stelsel met zo min mogelijk regelingen. Ik denk aan vier regelingen met twee doelen. De doelen die wij met die regelingen dienen, zijn inkomensondersteuning en bevordering van de arbeidsparticipatie. Om concreet te zijn: wij denken aan een inkomensafhankelijke regeling voor ouders, aan een inkomensonafhankelijke regeling voor ouders en aan regelingen die de combinatie van werken en zorg mogelijk maken. De laatste zijn er twee en met de eerste twee zijn dat er vier. Dat proberen wij voor elkaar te krijgen. Dit maakt het stelsel van kindregelingen voor ouders veel overzichtelijker. Het betekent concreet dat er in die plannen aandacht zal zijn voor de reductie van de complexiteit. Wij moeten een oplossing zien te vinden voor de armoedeval van alleenstaande ouders, want voor hen is werken op dit moment niet interessant vanuit de uitkeringssituatie. Ook willen wij aandacht besteden aan de wijze waarop de samenloop van de kindregelingen concreet uitpakt voor de diverse huishoudens. Ik probeer daarmee rond de jaarwisseling te komen.

Mijn streven is gericht op de maand januari 2012, maar ik moet even kijken hoe de komende maanden zich ontwikkelen. Er is immers in Europa nogal wat aan de hand. Ik weet niet hoe zich dat naar Nederland zal vertalen. Ik wil daarvan een iets beter beeld krijgen, voordat ik kan besluiten dat het verstandig is om met een voorstel bij de Tweede en Eerste Kamer te komen. Het kan ook zijn dat ik dit beleidsveld, waarin straks een bedrag van 9 mld. omgaat, eerst in een groter verband moet bekijken, waarna ik met voorstellen tot vermindering van de complexiteit kom. Het streven is dus nog steeds gericht op januari 2012, maar ik wil even kijken hoe een en ander zich de komende tijd ontwikkelt.

Bij het terugbrengen van het aantal kindregelingen van twaalf naar vier is de praktijk weerbarstig. Zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer ben ik ertoe aangespoord om dat te doen. Ik heb dit jaar aan de Tweede Kamer al voorstellen gedaan om het aantal terug te brengen van twaalf naar negen. Eigenlijk is dat voorstel een beetje in drijfzand terechtgekomen bij de Tweede Kamer. Er wordt vanuit de Kamer gevraagd om vereenvoudiging, maar als de voorstellen komen, wordt er gezegd dat met die regelingen een bepaald doel is beoogd en dat bepaalde mensen daarbij belang hebben. Als je die regelingen gaat veranderen, wordt het belang van die mensen niet meer gediend en dat vindt men niet goed. Als dat bij iedere regeling wordt gezegd, komt er van die complexiteitsreductie helemaal niets terecht. Als wij vragen om reductie, moeten wij ons ook realiseren dat er veranderingen zijn. Dat is onontkoombaar. Als wij niet tot die veranderingen bereid zijn, moeten wij ook niet vragen om een reductiebeperking.

Ik kan alvast verklappen dat in de plannen die ik later zal presenteren, niet de afschaffing van de kinderbijslag zit. Ik heb al gezegd dat er straks een inkomensonafhankelijke regeling voor ouders overeind blijft. De heer Thissen heeft gesproken over de negatieve kanten van de kinderbijslag, maar ik wil daar graag een positieve kant tegenover zetten. De kinderbijslag is een inkomensonafhankelijke regeling, juist om een inkomensherverdeling te organiseren tussen mensen met hogere inkomens. Je hebt mensen met hogere inkomens met kinderen en mensen met hogere inkomens zonder kinderen. De bedoeling van de kinderbijslag is dat er geld gaat van de mensen zonder kinderen naar mensen met kinderen. Iedereen heeft belang bij een volgende generatie, die ook voor ons moet zorgen als wij oud zijn. Het is dan ook logisch om bij die inkomensgroep in zekere mate aan herverdeling te doen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. Voor mij en mijn vrouw was de algemene kinderbijslag niet de stimulans om aan nageslacht te denken. Ons inkomen was van dien aard dat wij, zeker wanneer het jaarlijkse signaal van het SCP kwam over de armoede en het aantal kinderen dat in armoede moet opgroeien, best van ons kinderbijslagrecht zouden willen afzien, als het geld maar werd gebruikt om het inkomensafhankelijk in te zetten. Mensen die het echt hard nodig hebben, kunnen zo iets extra's doen voor hun kinderen. In die zin heb ik mij altijd afgevraagd waarom er een algemene kinderbijslag moet zijn en waarom er geen inkomensafhankelijke kinderbijslag is.

Minister Kamp:

Ik weet niet waaraan de heer Thissen en zijn vrouw toen hebben gedacht. Ik weet überhaupt niet of zij toen wel over nageslacht hebben nagedacht. Dat kan de heer Thissen veel beter zeggen dan ik.

Ik denk dat het goed is dat wij van de mensen met hogere inkomens zonder kinderen een bijdrage vragen voor degenen die nu eenmaal kinderen hebben en die met de kosten van die kinderen worden geconfronteerd. Mensen met hogere inkomens zijn ook maar mensen. Daarvoor kunnen regelingen ook nuttig zijn. Verreweg de meeste regelingen zijn inkomensafhankelijke regelingen. Er is niets mis mee dat er ook enkele inkomensonafhankelijke regelingen zijn, vastgesteld door de wetgever, met een budget dat jaarlijks door de volksvertegenwoordiging inclusief de Eerste Kamer beschikbaar wordt gesteld. Ik vind het heel belangwekkend dat GroenLinks in haar verkiezingsprogramma iets anders wil, maar er zijn meer partijen die ook zo hun gedachten hebben. Uiteindelijk tellen in onze democratie de meeste stemmen en dat is maar goed ook.

Ik kom bij de vermogenstoets, een van de onderdelen van het wetsvoorstel. Wij passen de bedragen aan, wij indexeren niet en wij komen met een vermogenstoets. Voor het aanpassen van de bedragen is het goed om uit te leggen waarom het gaat. Voor het eerste kind krijg je in 2012 € 1017 per jaar. Voor het tweede kind krijg je in 2012 een bedrag van € 461 per jaar. Voor het derde kind krijg je € 183 en voor ieder volgend kind een bedrag van € 106. Het niet indexeren vindt plaats in de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015.

De fractie van de Partij van de Arbeid heeft met betrekking tot de vermogenstoets gevraagd waarom er een bedrag van € 80.000 is vastgesteld. Wat is de achterliggende afweging? Daarover is een afspraak gemaakt in het regeerakkoord. Ik ben daar heel duidelijk over. Iedereen weet het. De PvdA-fractie is een van de partijen die heel precies weten hoe het allemaal werkt met een regeerakkoord en het maken van afspraken. In een groter verband moeten vele afwegingen worden gemaakt. Ook hierin is een afweging gemaakt, in het licht van het grotere verband. Er is gekeken naar de bijdrage die moest worden geleverd aan het totaal van de ombuigingen. Er is gekeken naar de inkomenseffecten, ook in relatie tot de inkomenseffecten van andere maatregelen. Er is gedacht aan het niet willen ontmoedigen van sparen. Uit die totale afweging is een vermogenstoets van € 80.000 gekomen, boven de vrijstelling in box 3. Als je de vrijstelling en het bedrag van € 80.000 bij elkaar optelt, betekent dit voor alleenstaanden een vrijstelling van € 101.000 en voor paren een vrijstelling van € 122.000. Het vermogen in de eigen woning is hierin niet meegerekend. Het gaat om het vrije vermogen. Als je dit vermogen hebt, denken wij dat het niet noodzakelijk is dat de overheid geld overdraagt in de vorm van kindgebonden budget.

Behalve het kindgebonden budget wordt ook de kinderbijslag verlaagd. Op zichzelf is een verlaging van de kinderbijslag in de Nederlandse verhoudingen vrij bijzonder. Dit gebeurt om de koopkrachtdaling voor ouders met lage en middeninkomens te beperken en om minder op het kindgebonden budget te bezuinigen. Mevrouw Sent vroeg naar de koopkrachtontwikkeling van gezinnen met kinderen. Hoe verhoudt deze zich tot die van huishoudens zonder kinderen? Acht het kabinet het wenselijk dat de zwakste schouders de zwaarste lasten dragen? Dat acht het kabinet niet wenselijk. Het kabinet is van mening dat er op een evenwichtige manier moet worden bezuinigd en dat er rekening moet worden gehouden met draagkracht. Als het kabinet moet bezuinigen op overheidsuitgaven, is het onvermijdelijk dat huishoudens die meer profiteren van overheidsuitgaven – dat zijn per definitie de mensen met lagere inkomens – voelen dat er wordt bezuinigd. Gezinnen met kinderen die veel ondersteuning krijgen, worden meer getroffen door maatregelen die worden genomen om overheidsuitgaven te beperken. We hebben bij het invullen van de bezuiniging wel gekozen voor een zodanige invulling dat er uiteindelijk een evenwichtig koopkrachtbeeld ontstaat. We nemen allerlei verschillende maatregelen. Deze hebben allemaal hun effect op de koopkracht. In augustus werken we aan de vaststelling van de begroting voor het nieuwe jaar. In de afgelopen maand augustus hebben we alle maatregelen bij elkaar gebracht en onderzocht hoe deze voor de koopkracht van de mensen met lage inkomens, middeninkomens en hoge inkomens uitpakken. Vervolgens hebben we daarop correcties doorgevoerd.

Ik las onlangs dat de heer Wilders heeft gezegd dat het om een bedrag van 970 mln. ging dat toen op jaarbasis zou worden herverdeeld. Het effect daarvan is geweest dat de lage inkomens, de middeninkomens en de hoge inkomens een vergelijkbare wijziging van het koopkrachtbeeld tonen. De middeninkomens en de hoge inkomens dragen daarbij iets meer dan de lage inkomens. Dat hebben we volgens mij op een zorgvuldige manier gedaan. Het resultaat van ons werk is te zien in de koopkrachtplaatjes voor volgend jaar. Deze zijn opgenomen in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daaruit blijkt dat evenwicht.

De heer Elzinga gaf een overzicht van inkomenseffecten. Ik vind het belangrijk om op te merken dat de effecten die hij noemde, puur de effecten zijn van de maatregelen in de kindregelingen. Daarin heb je effecten, maar je hebt ook nog op tien of twintig andere plaatsen effecten. Die komen allemaal bij elkaar. Bij de een gaat het inkomen hierdoor omhoog, bij de ander gaat het inkomen hierdoor omlaag. Dat krijgen we allemaal in augustus bij elkaar. Vervolgens gaat het kabinet hiermee aan de slag. Dan komt er het beeld uit dat wij uiteindelijk in de begroting hebben gepresenteerd. Dat is een evenwichtig beeld. Zo is het in het afgelopen jaar gebeurd en zo zullen we het ook in het komende jaar weer doen.

Bij de laagste inkomens kunnen er toch knelpunten ontstaan. Als er een gemiddelde daling van de koopkracht is van 1%, krijgen bepaalde mensen meer koopkracht en krijgen anderen juist een grotere daling dan 1% te verwerken. Daarom heeft het kabinet een bedrag van 90 mln. extra beschikbaar gesteld voor de bijzondere bijstand, om de gemeenten in staat te stellen deze koopkrachtdaling op te vangen. Het gaat om een kleine groep, in totaal om 100.000 huishoudens in heel Nederland die er meer dan 5% op achteruit gaan. Daarvan heeft een derde deel, ongeveer 35.000 huishoudens, een inkomen beneden modaal. Als je dat bedrag van 90 mln. voor de bijzondere bijstand relateert aan die 35.000 huishoudens, kom je uit op een bedrag van bijna € 3000 per huishouden dat een gemeente extra krijgt om te compenseren als dat nodig is. De gemeenten zullen die bijzondere bijstand ook voor andere groepen gebruiken. Dat is onvermijdelijk, maar het kabinet stelt een fors bedrag beschikbaar om een mogelijk probleem aan de onderkant ruim te compenseren.

Er is gezegd, bijvoorbeeld door de heer Elzinga, dat er in 2012 allerlei nare dingen zullen gebeuren. Er wordt in het jaar 2012 echter maar een beperkt aantal maatregelen met inkomenseffecten doorgevoerd. De meeste maatregelen van het kabinet worden pas in 2013 doorgevoerd. De gemeenten komen veel meer in beeld omdat allerlei regelingen in het vervolg via gemeenten gaan. De bedragen worden aan de gemeenten beschikbaar gesteld. Zij gaan ermee aan de gang. Er zullen het komende jaar voorbeeldgemeenten zijn. Wij zullen helpdesks realiseren. Wij zullen regelingen met elkaar in verband brengen en eventueel aanpassen. Wij zullen dus het komende jaar gebruiken om samen met de gemeenten ervoor te zorgen dat ze in 2013 klaar zijn om dat wat er op hen afkomt, op een goede manier te verwerken. Er komt ook veel meer vrijheid op hen af om hun werk te doen. De gemeenten krijgen niet meer zoals in het verleden de regelingen met bedragen, maar ze krijgen bedragen en een opdracht om een doel te bereiken. Als een gemeente een groot bedrag krijgt zonder schotten en de vrijheid krijgt om dat zo goed mogelijk voor de mensen in de gemeente aan te wenden, biedt dat kansen aan gemeenten. We zullen het komende jaar samen met de gemeenten bekijken hoe die kansen zo goed mogelijk kunnen worden benut.

De heer Elzinga (SP):

Ik weet niet of ik gerustgesteld ben door de mededeling dat het ergste in 2013 nog moet komen. Het is goed dat gemeenten zich daarop kunnen voorbereiden. Het is goed dat ze vrijheid hebben en dat ze er een klein beetje geld bij krijgen. Overigens is de bijzondere bijstand door uw staatssecretaris al beloofd aan enkele groepen die deze nodig hebben.

Het is minder mooi dat ze dat kleine beetje geld en die vrijheid krijgen om grote bezuinigingen vanuit het Rijk op alle fronten, in verschillende maatregelen op te vangen. Ik wees u vanmiddag op het laatste Armoedebericht van het CBS en het SCP. In dit bericht wordt geconstateerd dat het in 2010, toen het economisch nog een klein beetje de goede kant op ging, niet is gelukt de armoede te verminderen. Op basis van het huidige beleid en de huidige ontwikkelingen wordt er in 2011 en in 2012 volgens diverse definities helaas een toename van de armoede verwacht. Ik kijk met buitengewoon veel belangstelling, zij het niet zo positief, uit naar het volgende Armoedebericht.

Minister Kamp:

Ik denk dat de staatssecretaris terecht op die 90 mln. heeft gewezen. Die 90 mln. is niet nodig om hetgeen hier gebeurt, op te vangen. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling onderzocht wat de koopkrachteffecten zijn. Wij hebben onderzocht hoeveel mensen er als gevolg van alle maatregelen meer dan 5% op achteruit gaan in het volgende jaar. We hebben gezien dat het om 100.000 huishoudens gaat. We hebben bekeken wie van deze groep een inkomen beneden modaal heeft. Hierbij gaat het om 35.000 huishoudens. Voor deze groep hebben we gemiddeld € 3000 per huishouden beschikbaar gesteld als bijzondere bijstand. Dat betekent dat de gemeenten in staat zijn om voor iedereen die door een van de maatregelen of door een samenhang van maatregelen met een onaanvaardbare daling van inkomen te maken krijgt, een oplossing te vinden.

Over de armoede kan de staatssecretaris beter met de heer Elzinga praten dan ik. Wel is Nederland het land met de minste armoede, de minste werkloosheid en het hoogste minimumloon. Van alle 187 landen in de wereld staat Nederland in de top drie van landen met het beste woon- en leefklimaat. We hebben veel dingen opgebouwd waardoor Nederland op een behoorlijk niveau blijft, ook in een tijd dat we gedwongen zijn om onze financiële huishouding op orde te brengen. We kunnen voor de dag komen met wat we doen voor mensen met lage inkomens. Juist voor hen is het complex van regelingen beschikbaar, met als vangnet ook nog de bijzondere bijstand. De gemeenschap doet dus haar best om degenen die het niet breed hebben een zo goed mogelijk bestaan te bieden.

Dan ga ik in op het punt van de communicatie dat door mevrouw Sent naar voren is gebracht. Als ik niet in de Eerste Kamer had gestaan, dan zou ik daarover ook de pest in hebben. Ik zou niet de pest in hebben over wat mevrouw Sent daarover heeft gezegd, maar over het feit dat ik niet naar die websites heb gekeken. Ik had moeten zien dat een en ander daarop niet correct is verwoord en ook niet volledig is. Dat had anders gemoeten en, zoals mevrouw Sent al veronderstelde, dat spijt mij. Ik meen dat echt en ik zal kijken hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe dit een volgende keer voorkomen kan worden. Het is helaas niet anders; mevrouw Sent heeft terecht de vinger op de zere plek gelegd. De rol van de Kamer is bij mij in ieder geval goed bekend. Buiten kijf staat ook dat de burgers goed door ons moeten worden geïnformeerd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft gewacht met het informeren van de mensen in het land over hun toeslagen in het nieuwe jaar tot deze behandeling in de Eerste Kamer. Als hier een conclusie wordt getrokken die in overeenstemming is met het voorstel dat wij de Kamer hebben gedaan, dan zullen binnen enkele dagen miljoenen beschikkingen de deur uitgaan. In deze beschikkingen zullen de mensen rechtstreeks geïnformeerd worden over het totaal aan toeslagen waarop zij recht hebben. Daarnaast moet ervoor gezorgd worden dat op de websites de gewenste informatie voor belangstellende burgers beschikbaar is. Ik zie het als mijn dure plicht om ervoor te zorgen dat dit nu snel geregeld wordt, zodat mevrouw Sent zich de volgende keer niet weer genoodzaakt voelt om dit punt opnieuw naar voren te brengen.

Ik hoop dat ik hiermee bij de Kamer de overtuiging heb kunnen doen postvatten dat dit een verantwoord voorstel is. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan een hoogst noodzakelijke ombuiging van de overheidsfinanciën. Het is een bijdrage aan de reductie van het begrotingstekort en daarmee een bijdrage aan de instandhouding van het geheel aan sociale voorzieningen in ons land. Wij willen graag dat geheel van sociale voorzieningen goed in stand houden maar daar horen, als het nodig is, ook aanpassingen bij. Wij denken dat dit een verantwoorde aanpassing is.

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor de beantwoording van onze vragen. De minister heeft mij er echter niet van kunnen overtuigen dat achter dit voorstel echt een visie schuilgaat. Ik krijg nog steeds de indruk dat het kabinet in dit dossier opereert zoals in veel andere dossiers, namelijk als een boekhouder met het idee dat het begrotingstekort en de staatsschuld de oorzaak zijn van de problemen, en dat bezuinigingen de enige remedie zijn. Ik verheug me dan ook erg op de visie over de kindregelingen en het effect op de arbeidsparticipatie die de minister ons heeft beloofd. Dat lijkt me niet onbelangrijk. In dat kader vind ik het ook onverstandig om daaruit een klein deel naar voren te halen. Vooral ook omdat het een deel is dat door de lage inkomens wordt gedragen. De minister heeft geprobeerd ons gerust te stellen met zijn discussie over de reparatie-initiatieven, de 90 mln. De staatssecretaris versprak zich vanmiddag en had het over 900 mln. Ik heb hem niet gecorrigeerd vanuit de gedachte dat het dan wellicht in de Handelingen terecht zou komen. (lacht) Ik ben er dus nog niet helemaal van overtuigd dat die 90 mln. het probleem zal oplossen. In 2011 kwamen de gemeenten bijvoorbeeld 669 mln. tekort; 260 gemeenten hebben een beroep gedaan op incidentele aanvullende uitkeringen op het toegekende budget voor incidentele tekorten van meer dan 10%. Het stelt me niet gerust dat het Nicis en Ecorys hebben berekend dat de stapelingseffecten van de bezuinigingen in het sociale domein een inkomensachteruitgang van tientallen procenten tot gevolg kunnen hebben voor bepaalde groepen. Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat het met 90 mln. allemaal gedekt kan worden. We wijken weliswaar een beetje van het onderwerp af, maar dat hoort ook bij dit huis want het is belangrijk om het in een breder perspectief te zien. Ik ben blij dat dit brede perspectief er met de herziening van de kindregelingen in ieder geval aankomt. Ik zou daar echter ook nu alvast aandacht voor willen vragen. Ik zou nog iets meer overtuigingskracht willen zien en willen horen waarom nu juist een budget dat vooral ter beschikking wordt gesteld voor de lage inkomens en middeninkomens naar voren moet worden gehaald.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik bedank de minister voor zijn beantwoording. Ook mijn fractie mist de visie waarover mevrouw Sent sprak. Er is een groot aantal kindregelingen en wij vragen om transparantie en samenhang. De minister heeft een nota beloofd in januari. Dat is wel heel kort na dit overleg. Wij begrijpen niet waarom dit onderwerp er als het ware wordt uitgetild, vooruitlopend op dat belangrijke debat. We moeten hierover een zelfstandig oordeel geven, terwijl het toch heel gemakkelijk gekoppeld had kunnen worden, ook gezien de korte tijdspanne tussen deze en de komende discussie. Dat maakt het voor mijn fractie moeilijk om de finale weging te maken. We weten niet hoe de minister gaat hervormen als het gaat om de kindregelingen. We kennen het hervormingsplan niet, net zo min als de achterliggende visie. We worden echter wel gevraagd naar een oordeel over een van de onderdelen daarvan. Dat is een soort salamistrategie die voor ons moeilijk verteerbaar is. We blijven grote moeite houden met het voorstel, vooral ook omdat het gaat om een heel belangrijke voorziening voor vaak kwetsbare gezinnen. Voor ons is dit voorstel op dit moment dan ook een brug te ver.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. Ik laat het aan de heer Elzinga over of hij aan het eind van mijn korte laatste termijn vindt dat ik ook namens de SP-fractie heb gesproken.

Ik prijs de minister dat hij aankondigt dat hij pal na Nieuwjaar met zijn visie op de hervorming van het woud aan kindregelingen komt. Daar zitten we namelijk echt op te wachten. Ik heb de minister daar vandaag ook toe uitgedaagd. De minister maakt een andere indeling dan die GroenLinks in haar programma heeft staan en waar mijn partij hartstochtelijk naar streeft, maar wij gaan het debat daarover aan. Ik schaar mij dus niet in de rij van de mensen die zeggen dat de minister geen visie heeft. Hij heeft die namelijk wel, ik ken haar alleen nog niet. De minister was van plan om dit geheim nog niet te onthullen onder de kerstboom, want het komt pas na Nieuwjaar. Ik verheug me erop, want het is hard nodig. De mensen snappen er niets meer van. Het is een woud aan regelingen. Ook voor de uitvoering is het heel erg lastig en complex. Vooral is het lastig voor de mensen die er het meest baat van kunnen hebben.

In eerste instantie spreekt de fractie van GroenLinks al heel erg aan dat de minister een tweedeling maakt tussen inkomensondersteunende kindregelingen en arbeidsactiverende kindregelingen waar arbeid en zorg in een goede combinatie en balans uitgevoerd kunnen worden, en waardoor de arbeidsparticipatie van vrouwen vooral kan toenemen. Dat is namelijk hard nodig. Ik roep het rapport van de commissie-Bakker uit 2008 nog altijd in herinnering. Die analyse van wat er nodig is op lange termijn is nog altijd onweersproken en heel terecht. De financiële en economische crisis kwam er alleen even tussendoor. Er komt echter een moment dat we het rapport van de commissie-Bakker weer uit de la gaan halen.

Ik prijs de SGP natuurlijk dat zij door hard onderhandelen met het kabinet hebben voorkomen dat het kindgebonden budget wordt beperkt tot gezinnen met twee kinderen, maar dat dit nu ook geldt voor de grotere gezinnen tot en met het zesde kind. Dat is dus een mooie, prijzenswaardige prijs die zij uit de gedoogonderhandelingen met het kabinet heeft weten te halen. Ik hoop alleen dat de visie van de minister op de kindondersteunende regelingen van januari wat meer biedt dan de knieval die de minister voor de SGP en de grote gezinnen heeft gemaakt en dat die werkelijk soelaas biedt aan mensen die dat het hardste nodig hebben.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun bereidheid om mijn beoordeling van de kindregelingen en mijn idee over hoe die beter kunnen worden opgezet constructief tegemoet te treden. Dat vind ik prettig. De Kamerleden hebben aangegeven dat zij echt behoefte hebben aan die visie. Als ik het voor elkaar krijg om daar in januari mee te komen, wat mijn plan is, en als daar niet tussenkomt waar ik het net over had, dan zal ik die discussie in het voorjaar graag met de Kamer aangaan. Ik denk dat we op dit punt inderdaad winst kunnen boeken, zoals de heer Thissen dat beschreef. Ik wil mij trouwens ook graag aansluiten bij zijn waarderende woorden in de richting van de SGP!

Mevrouw Sent zei over de bijstand dat er bij de gemeenten grote tekorten zijn. We hebben jaren gehad dat dit beeld anders was. Op dit moment is het zo, maar heel recent begint het aantal mensen in de bijstand weer te dalen. Dat is opmerkelijk: terwijl het aantal mensen zonder werk toeneemt, gaat het aantal mensen in de bijstand, volgens de meeste recente gegevens, achteruit. Gemeenten zijn, denk ik, bezig met een cultuuromslag. Hiervoor zijn volgens mij grote mogelijkheden, want naar onze overtuiging zitten veel mensen in de bijstand die een werkprestatie kunnen leveren. Dat is voor hen goed en voor de samenleving is het ook goed. In Nederland zijn aan de ene kant meer dan 100.000 vacatures en zijn er meer dan 300.000 mensen met name uit Midden- en Oost-Europa hiernaartoe gekomen. Aan de andere kant zijn er zo'n 500.000 mensen onder de 65 jaar die kunnen werken en voor wie er volgens mij dus wel degelijk banen zijn. Het is de uitdaging voor de staatssecretaris en mijzelf dat dit werk gedaan wordt door de mensen die hier zijn en dat we niet mensen die hier zijn aan de kant laten staan en andere mensen het land binnen laten komen. Dan raak je het evenwicht in de samenleving kwijt. Daar hebben we geen van allen behoefte aan.

Op het gebied van de bijstand is er dus het nodige aan de gang bij de gemeenten. Hoe dit precies zal gaan uitpakken in bedragen de komende jaren weet ik niet, maar ik denk dat de komende jaren behalve een grote bezuinigingstaakstelling bij de rijksoverheid, hetzelfde zich zal voordoen bij de andere overheden in het land. Wij zijn daar niet uniek in, want je ziet het in heel Europa op dit moment. Sommigen hebben gedacht dat Nederland dit aan zich voorbij kon laten gaan. Het kabinet had de overtuiging dat dit niet kon en is aan de slag gegaan. Die overtuiging is volgens mij breed doorgedrongen.

De heer Ester vroeg zich af waarom we niet wachten tot januari, waarom we dit er nu uit halen en dit zo nodig willen doordrukken. De heer Ester weet dat de volksvertegenwoordiging het budget beschikbaar stelt. Wij moeten zorgen dat we het binnen dat budget doen. Om binnen het budget te blijven dat ons beschikbaar is gesteld, is het nodig dat een aantal bezuinigingen wordt gerealiseerd. Dit is een van die bezuinigingen. Om het volgende jaar niet meer uit te geven dan we aan inkomsten kunnen verantwoorden, is onder andere dit voorstel nodig. Daarom hebben wij dit aan de Kamer voorgelegd, in de wetenschap dat het voor een aantal mensen op korte termijn een verslechtering oplevert, maar voor de samenleving als geheel, en dus ook voor die mensen op lange termijn meer zekerheid geeft dat zij dat kunnen behouden wat zij echt nodig hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, de PVV, D66 en de SGP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de ChristenUnie, GroenLinks, de SP en de OSF ertegen, zodat het is aangenomen. Afwezig zijn de Partij voor de Dieren en 50PLUS.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven