3 Flexibilisering kwaliteitskorting huurtoeslag

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (flexibeler maken kwaliteitskorting) (32694).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Voorzitter. Ik zie het niet als taak van de Eerste Kamer om een debat dat in de Tweede Kamer is gevoerd te herhalen, maar ten aanzien van dit wetsvoorstel, het flexibiliseren van de kwaliteitskorting op de huurtoeslag, zijn er toch twee elementen die ik met de minister zou willen bespreken. Het ene element is de mogelijke overbodigheid van het wetsvoorstel en het andere element is de mogelijke onzorgvuldigheid van de besluitvorming die voortvloeit uit dit wetsvoorstel.

Ten aanzien van het eerste punt vraag ik de minister of de mogelijkheden die hij nu bij wet heeft om de kwaliteitskortingspercentages vast te stellen of te wijzigen binnen een vergelijkbare tijdsmarge kunnen worden gerealiseerd als, naar zijn opinie, door dit wetsvoorstel mogelijk wordt gemaakt. Met andere woorden, kan dat wat de minister nu bij wet kan doen en wat hij via deze wet bij AMvB wil doen eigenlijk niet binnen dezelfde tijdsmarge?

Dan ten aanzien van het tweede punt, de mogelijke onzorgvuldigheid van de besluitvorming die zou kunnen voortvloeien uit dit wetsvoorstel. Ik vraag de minister of het gezien de substantiële consequenties die beslissingen over de kwaliteitskortingspercentages voor belanghebbenden kunnen hebben, niet verstandiger is om de Kamers meer mogelijkheden te bieden om de besluitvorming hierover te beïnvloeden. De minister begrijpt dat ik doel op de keuze in dit wetsvoorstel voor de zogenaamde lichte voorhangprocedure van de AMvB in plaats van de zware voorhangprocedure.

Als je beide punten samenneemt, de mogelijke overbodigheid en de mogelijke onzorgvuldigheid, is mijn punt dat het toch niet zo kan zijn dat ten faveure van een geringe tijdwinst de Kamers tandeloos zouden worden gemaakt. Ik ga ervan uit dat de minister dit niet op zijn geweten wil hebben. De PvdA-fractie in ieder geval niet.

De heer Thom de Graaf (D66):

Voorzitter. Wijzigingen in de hoogte van de huurtoeslag en dus mogelijke bezuinigen daarop zijn op dit moment zonder wetswijziging alleen mogelijk door verhoging van de opslag op de normhuur. Het vastleggen van percentages boven de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrens gebeurt nu nog wettelijk. De regering wil die regeling bij wet veranderen in een regeling krachtens de wet, die het de regering mogelijk maakt om deze percentages bij AMvB vast te stellen.

Mijn fractie is behoedzaam waar het gaat om het van regeringswege wijzigen van de percentages die rechtstreeks uitwerken op de huurtoeslag die mensen ontvangen. Zij vindt niet dat die percentages per se door de wet zelf moeten worden beschermd; enige flexibiliteit kunnen wij wel begrijpen. Mijn fractie heeft dus geen fundamentele bezwaren tegen de voorgestelde regeling krachtens de wet, maar de wetgever moet zijn macht natuurlijk niet al te gemakkelijk uit handen geven.

In toenemende mate hebben we in ons land het beginsel dat de wet het normerende instrument bij uitstek is, al moeten loslaten. We hebben moeten accepteren dat de wet alleen nog procedurevoorschriften bevat en de bevoegdheidsgrondslag voor lagere overheidsorganen om tot regelgeving over te gaan. De terugtred van de wetgever betekent in het algemeen een democratische beperking omdat de materiële normstelling niet meer mede door de volksvertegenwoordiging plaatsvindt. Om die reden is de zogenaamde voorhangprocedure geïntroduceerd, kortweg de lichtere of zwaardere betrokkenheid van beide Kamers bij de totstandkoming van de lagere regelgeving zonder dat a priori het wetgevingsinstrument moet worden toegepast; een delegatie onder voorbehoud. De minister wijst de zogenaamde zware voorhangprocedure in dit geval af. Ik citeer de minister: "Dit zal leiden tot een aanzienlijke verlenging van de procedure om uiteindelijk te komen tot een maatregel die binnen korte tijd wenselijk wordt geacht." Dat is het geval als een van de Kamers of een vijfde deel van een van de Kamers in de voorhang alsnog aanleiding ziet om een wettelijke bevestiging te eisen. Mijn fractie vraagt zich af hoe erg dit in casu zou zijn. Het kan naar ons oordeel niet de bedoeling zijn dat om de haverklap de percentages worden gewijzigd ten nadele van de burgers; eens per jaar zou hoe dan ook het absolute maximum moeten zijn, want enige zekerheid mag mensen toch worden geboden. In de zogenaamde zware voorhangprocedure zou wellicht alsnog een wetswijziging moeten plaatsvinden als bezwaar wordt aangetekend vanuit een van beide Kamers. Het betreft hier natuurlijk buitengewoon simpele wetsvoorstellen. Het advies van de Raad van State kan materieel al bij de voorgehangen Algemene Maatregel van Bestuur zijn gevoegd en behandeling in beide Kamers duurt bij dit soort wetjes, als het nodig is, niet ontzettend lang. Ik herinner mij dat een reparatiewetje over de legesheffing op identiteitskaarten zelfs binnen een paar weken van ambtelijk ontwerp tot Staatsblad kon komen. Hoe komt de minister eigenlijk bij de gedachte dat wij dan ruim een jaar kwijt zijn? Ik citeer deze woorden uit de memorie van antwoord. Kortom, wij hebben overwegende bezwaren tegen de wijziging van de kwaliteitskortingspercentages bij Algemene Maatregel van Bestuur indien de zware voorhangprocedure niet wordt gegarandeerd. Ik ga akkoord met flexibiliteit en een zekere snelheid, maar deze moeten niet zonder meer ten koste gaan van de rechten van de volksvertegenwoordiging, zeker niet als er een lastenverzwaring in het spel is. Mijn fractie overweegt dan ook om tegen het wetsvoorstel in deze vorm te stemmen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Voorzitter. Dat de fractie van GroenLinks het op veel punten niet met deze regering eens is over het woonbeleid, waarin het kabinet weigert de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen, zal bekend zijn. Ik weet dat de heer Ruers van de SP-fractie straks uitgebreid op dat punt zal ingaan en ik wil daar nu alvast mijn steun voor uitspreken.

Daarover wil ik het vandaag echter niet hebben. Ik wil het hebben over de drift van het kabinet om kleine bezuinigingen bij elkaar te sprokkelen. Deze gaat zo ver, dat een zorgvuldig opgebouwde wetgevingsstructuur zonder scrupules om zeep wordt geholpen, onder het mom van flexibilisering. Het klinkt heel mooi: als wij de percentages van de kwaliteitskorting op de huurtoeslag wat gemakkelijker kunnen aanpassen, kunnen wij sneller inspelen op de financiële ontwikkelingen, lees: kunnen wij gemakkelijker bezuinigen. Het klinkt mooi, ware het niet dat de percentages die genoemd worden in de wet helemaal niet bedoeld zijn als percentages die kunnen worden aangepast. Het gaat niet om fijnmazige percentages, maar om breukdelen die het systeem van de kwaliteitskorting vormgeven. Bij woningen met een huur tot een bepaalde grens, de kwaliteitskortingsgrens, geldt geen kwaliteitskorting. Voor het gedeelte van de huur tussen de kwaliteitskortingsgrens en de aftopgrens geldt een kwaliteitskorting van 25% en krijgt een huurder dus driekwart van de huurtoeslag. Voor de huur boven de aftopgrens krijgt men over het algemeen geen huurtoeslag meer, met uitzondering van enkele groepen waarvan moeilijker gevergd kan worden dat zij verhuizen, zoals ouderen en mensen met een aangepaste woning. Zij kunnen nog de helft van de huurtoeslag krijgen, een korting van 50%. Boven de maximale huur krijgt niemand meer huurtoeslag. Dat is het gebouw. De genoemde breukdelen zijn niet bedoeld als percentages waaraan kan worden gesleuteld. Zij zijn immers niet voor niets ooit in de wet vastgelegd.

Als de minister wil sleutelen aan de huurtoeslag en de kwaliteitskorting, moet hij draaien aan de knoppen die hem nu reeds ter beschikking staan: de hoogte van de huurtoeslag, de huurgrens, de kwaliteitskortingsgrens, de aftopgrens en het maximum. Kan de minister bevestigen dat hij met behulp van zijn huidige bevoegdheden zowel de huurtoeslag als de genoemde huurgrenzen kan aanpassen? Kan hij aangeven waarom dat naar zijn oordeel onvoldoende flexibiliteit geeft om in te spelen op de financiële situatie?

De leden van de fractie van GroenLinks zien geen noodzaak om voor een taakstelling van 100 mln. het zorgvuldig opgebouwde wettelijke systeem aan te tasten. Als een deel van de taakstelling moet worden gevonden bij de huurtoeslag, zal de minister moeten opereren binnen de mogelijkheden die hij nu ook al heeft. Als er al redenen zijn om de huidige percentages te veranderen, zou dat naar ons oordeel een aanpassing van het gebouw moeten betekenen, een renovatie, waarbij de percentages dus in de wet worden aangepast. Daarvoor zou dan wel een meer structurele reden nodig zijn dan het voorzien in een extra knop voor de minister; dan zou beargumenteerd moeten zijn dat de huidige percentages niet langer juist of rechtvaardig zijn. Dat argument hebben wij van de minister niet gehoord. Sterker nog, hij heeft tot op heden niet eens willen of kunnen zeggen hoe hoog hij de percentages wil vaststellen en hoe de bezuiniging van die 100 mln. precies tot stand zal worden gebracht.

Ik hoop dat ook de andere fracties in de Kamer zien dat hier iets anders aan de hand is dan het doorvoeren van een simpele bezuiniging. Het zorgvuldig gebouwde wettelijke huis van de huurtoeslag en de kwaliteitskorting wordt niet opgeknapt, het wordt zelfs niet gerenoveerd, maar het wordt geheel afgebroken en vervangen door een tentje dat door de minister naar believen kan worden opgezet en neergehaald. Als hoeder van de kwaliteit van de wetgeving en zorgvuldige procedures zou de Eerste Kamer daaraan naar het oordeel van de fractie van GroenLinks niet moeten meewerken.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie heeft er behoefte aan kort in te gaan op de voorliggende wetswijziging. Het is een gevoelig onderwerp omdat het de huren betreft. Al vaker is opgemerkt dat daadwerkelijke hervormingen op de woningmarkt te verkiezen zijn boven het behalen van onevenwichtige "quick wins" die in samenhang met andere bezuinigingen en eigen bijdragen een stapeling geven van nieuwe lasten bij de laagste inkomensgroepen. Dat is hier ook het geval. Een heel belangrijk deel van de huurtoeslagontvangers heeft niet meer dan het minimuminkomen en zij zullen allen geconfronteerd worden met stijgende huurlasten en dus met koopkrachtverlies. We spreken hier dus per definitie over een ingrijpende maatregel.

Afgezien van dit sociale bezwaar is er de principiële vraag of wijziging dan wel flexibilisering van normpercentages niet een wetswijziging noodzakelijk maakt. Andere woordvoerders refereerden daar ook al aan. De reden waarom niet voor wetswijziging is gekozen, is kennelijk gelegen in snelheid: de bezuinigingen worden al voor 2012 ingeboekt. Dat kan echter geen doorslaggevende reden zijn. Meer principieel moet hier worden gesteld dat flexibilisering van de kwaliteitskorting zo zeer verbonden is met de inkomens- en rechtszekerheid van huurtoeslagontvangers, dat wettelijke verankering geboden is. Waarom is overigens gekozen voor flexibilisering en niet voor een ophoging van de kwaliteitskorting met bijvoorbeeld 10%? Blijkbaar wil de overheid zich de vrijheid voorbehouden de korting percentueel nog verder te doen oplopen. Graag ontvang ik op dit punt een reactie van de minister.

Een ander punt in het geding is de vraag of er voor huurtoeslagontvangers een alternatief is. De korting is bedoeld om huurders eerder te doen kiezen voor een goedkopere woning. Een verhuizing is geen sinecure voor huurders, zeker als deze een gedwongen karakter krijgt, maar dat terzijde. Als goedkopere huurwoningen niet voorradig zijn, kan men een prikkel als deze inbouwen, maar bestaat er in feite geen reëel alternatief. Het voornaamste argument voor deze wetswijziging is uiteindelijk budgettair.

Onze fractie staat kritisch tegenover het voorstel, zowel vanwege de aantasting van de inkomens- en rechtszekerheid van huurtoeslagontvangers als vanwege de vraag of, als er al iets aan deze normpercentages gewijzigd zou moeten worden, wettelijke verankering van die percentages niet de aangewezen weg had moeten zijn. Onze fractie staat kritisch tegenover dit wetsvoorstel, maar uiteraard wacht zij de antwoorden van de minister met belangstelling af.

De heer Ruers (SP):

Voorzitter. Ik zal in mijn bijdrage niet zozeer op de techniek van het wetsvoorstel ingaan, maar de nadruk leggen op de gevolgen ervan. Met het wetsvoorstel beoogt de regering, de in de wet vastgelegde kortingspercentages gemakkelijker te wijzigen. Daarvoor zou een AMvB nodig zijn. De regering erkent dat het de bedoeling van de wijziging is om bezuinigingen makkelijker en sneller door te kunnen voeren zonder wetswijziging. De bezuinigingen zouden nodig zijn vanwege de stand van zaken van de rijksfinanciën. Er wordt gesproken van een "tijd van economische teruggang" en het vragen van offers van de huurders. Met hulp van de in te voeren AMvB is de regering van plan om met ingang van volgende maand de huursubsidie te snoeien met een bedrag van 100 mln. op jaarbasis. Dat bedrag zal, als het aan de regering ligt, in de jaren daarna alleen nog fors stijgen.

De regering zou de regering niet zijn als zij de zoveelste ingreep op de huursubsidie niet zou proberen te verpakken als iets positiefs. De term "prikkel" is daarbij favoriet. Dat gebeurt niet alleen bij deze bezuiniging. Ook bij vele andere ingrijpende bezuinigingen is het begrip "prikkel" populair bij de regering. Ik heb dit woord ook in het vorige debat al gehoord. De prikkel die bij dit wetsvoorstel wordt opgevoerd, deugt van geen kanten. Hij is gebaseerd op onbewezen aannamen en uitkomsten. Zo wordt gesuggereerd dat huurders vanwege luiheid, gemak of financieel gewin te beroerd zijn om hun "te dure" huurwoning op te geven voor een goedkopere. De huurders moeten aldus de regering een "meer bewuste afweging maken tussen woonkwaliteit en huurprijs". Zij zouden moeten kiezen voor de juiste prijs-kwaliteitsverhouding. Huurders met een huurtoeslag – zeg maar huursubsidie – moeten gestimuleerd worden om "een bewustere keuze te maken voor meer of minder woningkwaliteit en – in relatie hiermee – een hogere of lagere huurprijs". Dit staat letterlijk in de memorie van antwoord. Als zij nu maar zouden verkassen naar huizen met een lagere huur, zouden ze daarmee de rijkskas een enorme dienst bewijzen. Bovendien zou daarmee ook de marktwerking in de huursector verbeteren, aldus de regering.

Al deze opvattingen blijven steken in retoriek. Niet bewezen veronderstellingen van de regering zijn immers de grondslag ervan. Nergens geeft de regering enig steekhoudend bewijs voor de effectiviteit van de prikkels. Daarom wil ik de regering een aantal vragen voorhouden. Waar zijn die andere passende woningen met een lagere huur? Ik zie die niet. Wat is een dragelijke huur voor mensen met een modaal inkomen of met een minimuminkomen en welke kwaliteit is er dan nog over? Waar blijft de keuze voor huurders met een laag inkomen als de huren blijven stijgen en de huursubsidie daalt? Wat schieten deze huurders op met de marktwerking? Betekent marktwerking voor deze huurders niet gewoon dat hun keuzevrijheid beperkt is tussen het kiezen voor een kwalitatief redelijke woning die echter onbetaalbaar is of voor een puur slechte woning – zeg maar een krot – die wel nog betaalbaar is?

Het beleid van de regering, inclusief het huurbeleid, leidt tot de afbraak van de gesubsidieerde volkshuisvesting en tot verpaupering. Dat begint – voor wie het wil zien – steeds duidelijker te worden in de samenleving. De huur is voor de lagere inkomens nu reeds de grootste financiële last. Daar komt bij dat de huurverhoging niet de enige lastenverzwaring is die veel huishoudens treft. Op verschillende terreinen gaan de tarieven en prijzen omhoog en wordt de tegenprestatie minder en minder. De huishoudportemonnee heeft dus niet alleen te maken met een hogere huur. Als door de huurverhogingen van de regering volgend jaar de maandelijkse lasten nog eens met enkele tientjes toenemen, zal het water nog meer mensen tot de lippen stijgen.

Hoe groot het aantal mensen is dat nu al niet meer kan rondkomen, maakte de heer Sjaak Sies, de oprichter van Voedselbanken Nederland, zaterdag jongstleden in NRC Handelsblad duidelijk. Hij zei: "Nederland telt op dit moment 136 voedselbanken, verdeeld over 8 regio's, die in totaal 25.000 huishoudens voorzien van pakketten. Toen we begonnen dacht ik: op een dag zijn we niet meer nodig. Niets blijkt minder waar. Alleen afgelopen maand al hebben zich 67 gezinnen gemeld hier in Rotterdam. Wie bij ons in aanmerking wil komen voor een pakket moet na aftrek van de vaste lasten minder dan € 175 per maand overhouden. Die groep groeit. Helaas. En ik vrees dat de grote klap nog gaat komen. Komend jaar gaan de mensen de gevolgen van de bezuinigingen echt merken. En het zijn niet alleen de lage inkomens, die een beroep op ons doen. Hier komen ook mensen die na een scheiding of een gedwongen verkoop van hun woning met een enorme restschuld blijven zitten. Die zitten tijdelijk klem en kunnen geen kant uit." Als wij kijken naar het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau zien wij dat dit beeld bevestigd wordt. De armoede groeit steeds meer.

De minister heeft tegenover de Tweede Kamer erkend dat de keuze om te bezuinigen op de huursubsidie en niet op andere zaken, zoals de hypotheekrenteaftrek, een politieke keuze is. Dat is juist. Dat betekent echter ook dat de regering daarmee erkent dat zij op politieke gronden ervoor kiest om de mensen met de lagere en laagste inkomens, die geen andere woonkeuze hebben dan een huurwoning, extra zwaar te belasten. De politieke keuze van de regering komt dus neer op de zwaarste lasten op de zwakste schouders, niet omdat daarvoor een objectieve noodzaak bestaat, maar louter omdat dit de politiek van dit kabinet en zijn gedogers is.

Wellicht zal de regering zich voor haar bezuinigingen op de huren op de economische crisis beroepen. Maar ook dan is het redelijk om de veroorzakers van die crisis, de financiële markten en de machthebbers, te laten betalen voor de crisis en niet de huurders die daar part noch deel aan hebben. Anders gezegd: laat de regering het geld halen waar het zit en dupeer de 2,7 miljoen huurders daarvoor niet.

Ik wil in dat verband wel een praktische suggestie op fiscaal gebied doen. We kennen in ons land sinds 2001 geen vermogensbelasting meer. Een vermogensbronbelasting van slechts 1% bij de bovenste 10% van de vermogensverdeling zou al meer opleveren dan de 18 mld. bezuinigingen die dit kabinet voorstaat. Ik wil maar zeggen: het lijkt mij een leuke opsteker voor de minister om aanstaande vrijdag in het kabinetsberaad deze oplossing te presenteren. Een heleboel problemen worden ermee opgelost en de huurders met huursubsidie hoeven voor volgend jaar niet het ergste te vrezen. Bovendien kan het ook, want het is gewoon een politieke keuze en niets anders. Graag hoor ik de reactie van de minister hierop.

De voorzitter:

Ik dank de heer Ruers voor zijn inbreng. Wenst een van de leden nog het woord in de eerste termijn? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.48 uur tot 13.30 uur geschorst.

Naar boven