Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen (31301).

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik dank alle leden voor hun inbreng. Ik heb mijn beantwoording ingedeeld op grond van een aantal onderwerpen. De beantwoording zal dus niet plaatsvinden in de volgorde van de sprekers. In de eerste plaats zal ik ingaan op het meer algemene verhaal en op het wetgevingsproces. Hierover zijn vragen gesteld door de heren Biermans, Essers, Leijnse, Reuten en De Boer. Het tweede blokje gaat over de vijfde nota van wijziging en met name over de vergrijpboete. Daarover zijn namelijk veel vragen gesteld. In de derde plaats zal ik spreken over de crisismaatregelen, dus over de eerste en de vierde nota van wijziging. Het vierde blokje gaat over de vervanging van het g-rekeningenstelsel door het depotstelsel. De heer De Boer heeft daarnaar gevraagd. In het laatste blokje vallen de overige vragen.

Ik dank de heren Biermans, Essers, Leijnse en De Boer, die hun steun hebben uitgesproken voor het stimule­ringspakket. Ik dank de heren Biermans en De Boer bovendien voor hun steun specifiek voor het depotstelsel, waar het allemaal om begonnen was. Verder ben ik de Kamer erkentelijk voor het feit dat het wetsvoorstel op zo'n korte termijn plenair kan worden behandeld. Als het kabinet maatregelen wil nemen in het kader van de economische crisis, moeten het daadkrachtig kunnen optreden. Dat kan het kabinet echter niet alleen; daarvoor heeft het de steun van de beide Kamers der Staten-Generaal nodig, evenals de steun van de Raad van State. De keten is zo sterk als de zwakste schakel. Ik dank de hele keten, die in dit proces sterk is gebleken. Uiteraard is de aanpak van de crisis daarmee gediend.

Gelet op de korte termijn en het aantal nota's van wijziging heeft de Kamer er veel werk van gemaakt en wederom een flinke diepgang weten te bereiken. Zo ken ik de Kamer. Zoals altijd, zal ik ook nu weer trachten deze coöperatieve houding even coöperatief tegemoet te treden door zo goed mogelijk in te gaan op de vragen die zijn gesteld.

De vergrijpboete is een element dat veel aan de orde is geweest. Ik zal echter eerst iets zeggen over het wetgevingsproces. Alle woordvoerders vragen zich namelijk af hoe dit zo is gekomen. Men heeft op dit punt ook een bepaalde kritische boodschap. Ik begrijp dat. Ik begin echter met te zeggen dat een verzamelwetsvoor­stel in de fiscaliteit niets bijzonders is. Zo'n verzamelwetsvoorstel komt veel vaker voor. Sowieso is er ieder jaar een belastingplan. Wij kennen echter ook de overige fiscale maatregelen, de OFM. Het afgelopen jaar heb ik in het belastingplan al een splitsing aangebracht die in het algemeen in de Kamer goed is ontvangen. Ik ben van plan om dit komend jaar opnieuw te doen. Niet alles komt dus in één belastingplan. Wij streven ernaar om in ieder geval een belastingplan, een OFM en een fiscale onderhoudswet in te dienen. Als er dit najaar ook andere zeer grote onderwerpen spelen, zoals mogelijk een vereenvoudigingswet, of voorstellen rond een loonheffingsketen of de vennootschapsbelasting, zal ik die zo veel mogelijk als aparte wetsvoorstellen naar de Tweede Kamer sturen. Het moeten echt grote, aparte onderwerpen zijn die niet voldoen aan de criteria van het belastingplan. Naar ik aanneem, doelt de heer Biermans op de motie-Boorsma van december 1992. Die motie wordt hiermee door het kabinet heel helder in het vizier gehouden.

Dat een wetsvoorstel vervolgens door verscheidene nota's van wijziging wordt aangevuld, is niet onze gebruikelijke aanpak, in ieder geval niet in de mate waarin dat bij dit wetsvoorstel heeft plaatsgevonden. Dat zeg ik in alle eerlijkheid. Ik deel dus de mening van de Raad van State en de Kamer; wij moeten hiermee zeer terughoudend omgaan. Ik respecteer de wens van de Kamer om coherentie aan te brengen. Ik zal daarop straks ingaan als ik over de inhoud spreek. De heer Reuten en de heer Biermans hebben hiernaar gevraagd. Het kabinet heeft echter weloverwogen toch voor deze werkwijze gekozen en wij kunnen die keuze goed onderbouwen. Ik begrijp dus de bezwaren, maar volgens mij moeten wij dit in sommige situaties zo kunnen doen.

In dit geval hebben wij ons laten leiden door drie zaken. In de eerste plaats is er de ernst van de crisis en de noodzaak om snel maatregelen te nemen. In de tweede plaats is er het tijdelijke karakter van de meeste maatregelen en het voor belastingplichtigen over het algemeen begunstigende karakter van dit voorstel. In de derde plaats zijn de crisismaatregelen vaak eenvoudig van aard. Het opnemen van de vergrijpboete heeft een eigen achtergrond. Daarom zal ik hierbij apart en heel nadrukkelijk stilstaan. Ik begrijp namelijk dat het er op het eerste gezicht op lijkt dat het opnemen van de vergrijpboete niet aan de genoemde criteria van de fiscale stimuleringsmaatregelen voldoet.

Op één punt verschilt het kabinet met de Raad van State van mening, namelijk op het punt van de weging van deze elementen. Die heeft de Raad van State naar ons oordeel niet voldoende in zijn advies meegenomen. Daarom heeft het kabinet ook niet gekozen voor splitsing. Wel heeft het kabinet gepoogd om zo veel mogelijk aan alle overige bezwaren van de Raad van State tegemoet te komen. In de aanpak die wij nu hebben gekozen, is bijvoorbeeld wel vol voldaan aan de materiële wijze van een wet. Normaal zou de toelichting in de nota van wijziging veel beperkter zijn. Nu hebben wij budgettaire tabellen en allerlei andere bepalingen opgenomen in de toelichting op de nota van wijziging. Dat maakt het totaal toch een volwaardige memorie van toelichting. Daarom zijn wij veel uitgebreider geweest in de nota van wijziging en is eenzelfde manier ontstaan als bij de indiening van een wetsvoorstel. Daarom zijn bovendien de belangrijkste nota's van wijziging bij de Raad van State ingediend.

Ik kom op de coherentie. Het is een beetje paradoxaal en vreemd dat het enige onderwerp dat uiteindelijk niet past in de coherentie van het wetsvoorstel, het oorspronkelijke onderwerp is, namelijk het g-rekeningenstelsel. De reden dat wij de crisismaatregelen juist met dit onderwerp hebben laten meeliften, was er een van doelmatigheid. Dat wetsvoorstel lag namelijk al in de Tweede Kamer. Bovendien was het onderwerp zelf niet controversieel. Dat is in de Eerste Kamer, maar ook in de Tweede Kamer gebleken. Ik geef echter toe dat het een wat vreemde figuur is dat het enige niet coherente onderwerp in een wetsvoorstel, juist het onderwerp is waarmee het oorspronkelijk begon.

In de brief aan de Kamer van 5 juni heb ik, mede vanwege deze achtergrond, getracht de wetgevende taak van de Kamer aangenamer te maken door een kort overzicht van het wetsvoorstel te schetsen. Bij een volledig nieuw wetsvoorstel komen uiteraard vele aspecten kijken. Het gaat daarbij niet alleen om de behandeling in de Kamer. Een normaal wetsvoorstel legt een lange weg af voordat het überhaupt kan worden ingediend bij de Tweede Kamer. Een uitzondering hierop vormt een aantal noodoperaties, zoals wij die volgende week in de Kamer zullen behandelen. Bij de noodoperatie van volgende week gelden weer andere criteria. Voor het indienen van dat wetsvoorstel heb ik bijvoorbeeld een machtiging gekregen van de ministerraad. Dat is een ongebruikelijke figuur die erg ver gaat. Ik heb ook de machtiging gekregen om een spoedadvies te vragen bij de Raad van State. Ook kunnen wij met zo'n noodoperatie alle voorportalen overslaan. Wellicht valt in de Kamer buiten beeld hoe lang het proces is dat een wetsvoorstel normaal doorloopt voordat het bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Daaraan ben je op z'n minst een paar maanden kwijt.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik kom nog even terug op de coherentie, want dat is volgens mij het cruciale punt in ons debat over samenhang in het wetsvoorstel. De staatssecretaris stelt dat de maatregelen die hij voorstelt coherent zijn, behoudens het punt van het depotstelsel dat eigenlijk wat anders is. Hij onderscheidt twee onderdelen in het wetsvoorstel. De Raad van State onderscheidt echter eigenlijk drie onderdelen, namelijk het depotstelsel, het stimuleringspakket en de technische aanpassingen. Over de vraag of het stimuleringspakket op zichzelf coherent is, valt te twisten, maar laten wij dat even aannemen. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat de Raad van State drie onderdelen in het wetsvoorstel onderscheid?

Staatssecretaris De Jager:

Het gevoelige punt ligt bij de vergrijpboete. Daarover en over de coherentie zal ik straks spreken. Een en ander begint bijna pittoresk in het Witte Huis, tijdens de bijeenkomst van de G20 in Washington en de OESO-top. Er is wel degelijk coherentie, maar ik wil dit straks graag coherent bij het onderwerp vergrijpboete behandelen, want dat vormt met name het discussiepunt in relatie tot de Raad van State.

De heer Biermans (VVD):

Zo vriendelijk als de staatssecretaris begon te praten over deze Kamer, zo vriendelijk begin ik over de staatssecretaris te praten. De Kamer heeft vanmiddag zware kritiek geuit op het samenvoegen in dit wetsvoorstel van een aantal onderwerpen die niets met elkaar te maken hebben. De staatssecretaris zei dat een verzamelwet wel vaker voorkomt. Jazeker, maar dan betreft het een verzamelwet waarin puur technische wijzigingen staan en geen nieuwe inhoudelijke veranderingen. De staatssecretaris noemde een aantal punten die maken dat dit wetsvoorstel is gebruikt als voertuig om de stimuleringsmaatregelen bij ons aan te kaarten. Daar heb ik best begrip voor, maar hij fietst toch heel makkelijk weg van het punt van de boete. Hij zei wel dat hij daarop zo meteen zou terugkomen, maar het verhaal van de boete hoort wezenlijk bij dit punt. Nu gaat de staatssecretaris in wezen het belangrijkste punt van kritiek zo meteen ergens achteraan in de beschouwingen bespreken.

Staatssecretaris De Jager:

Nee, het komt direct hierna.

De heer Biermans (VVD):

Het punt van de boete heeft werkelijk helemaal niets te maken heeft met de stimuleringsmaatregelen, tenzij je ook nog eens gaat zeggen dat die boete wellicht belastingen opbrengt die wij in de crisis goed kunnen gebruiken, maar dat vind ik bij voorbaat erg vergezocht. Ik zou graag op dit moment het hele verhaal bij dit punt van kritiek horen.

Staatssecretaris De Jager:

Het komt onmiddellijk na deze inleiding. Als de heer Biermans enig geduld heeft en mij heel even laat uitpraten, komt dit dadelijk aan de orde. De vergrijpboete heb ik prominent gefeatured onmiddellijk na deze inleiding, maar ik heb eerst een algemeen beeld willen schetsen.

De heer Reuten (SP):

Ik wil een vraag stellen over de snelheid. Met name wil ik iets meer weten over de voorportalen. De nota van wijziging met de verlaging van het zogenoemde mkb-tarief was, naar ik meen, van november.

Staatssecretaris De Jager:

December.

De heer Reuten (SP):

Van december. Deze ligt dus zes maanden later voor. Ik begrijp het punt van de snelheid en van de voorportalen niet. Ik wil graag dat de staatssecretaris dit uitlegt. Wij willen snel handelen, zoals de staatssecretaris zo-even begon met te zeggen. De Raad van State wil snel handelen. Ik begrijp niet waar het probleem precies ligt.

Staatssecretaris De Jager:

Er zijn twee verschillende elementen. Ten eerste is het misschien goed om te zeggen – maar daarop kan ik straks nog nader ingaan – dat de terugwerkende kracht anders is bij verschillende belastingen. Bij de vennootschapsbelasting is terugwerkende kracht veel gemakkelijker dan bij veel andere vormen van belasting. Bijvoorbeeld bij de btw is dat niet of nagenoeg niet mogelijk. Bij de WBSO is door de loonheffing terugwerkende kracht slechts zeer beperkt mogelijk vanwege de correctieberichten. De aanslag voor vennootschapsbelasting wordt echter over 2009 pas in 2010 opgelegd, of zelfs nog een jaar later.

De kwestie van de voorportalen is heel eenvoudig. Deze heeft betrekking op het wetsvoorstel. Het antwoord betrof niet zozeer de snelheid of de terugwerkende kracht, maar had betrekking op de vraag of het niet aparte voorstellen hadden kunnen zijn. Ik kan wetsvoorstellen die in de Kamer liggen, niet splitsen. Daartoe moet ik het wetsvoorstel terugnemen en opnieuw indienen. Dat kost gewoon veel tijd en er zou daardoor heel veel extra tijd overheen zijn gegaan. Dat is het verhaal van de voorportalen. Je hebt eerst de ambtelijke voorportalen, de onderraden etc. Vervolgens is er de ministerraad. Daarvoor is er een bepaalde procedure. Maar nood breekt wet. Dat is in dit geval letterlijk zo, zou je kunnen zeggen. Bij de wet die hier volgende week is geagendeerd hebben wij het inderdaad anders gedaan, bij wijze van noodreparatie. Daaraan werkt zowel de Eerste als de Tweede Kamer heel coöperatief mee. Dat is toch van een heel andere orde dan het wetsvoorstel dat wij hier nu bespreken. Dat is natuurlijk veel uitgebreider. Daarvoor was zowel in de Tweede Kamer als in het kabinet als op het ministerie van Financiën wat meer tijd nodig. Die tijd hebben wij ook benut. Die zou echter onnodig langer worden als het echt allemaal aparte wetsvoorstellen zouden zijn.

Het oordeel van de heer Biermans gaat nog steeds uit van de premisse dat er allerlei stukken bij de haren bij zijn gesleept die niets met elkaar te maken hebben. Dat is zijn stelling. Voordat hij dit oordeel uitspreekt, zou ik graag eerst de gelegenheid krijgen om zelfs de heer Biermans, en wellicht ook de heer Reuten, ervan te overtuigen dat dit niet het geval is. Overigens begrijp ik heel goed dat deze Kamer haar wetgevende rol, ondanks het ontbreken van het recht van amendement, waaraan de heer Essers refereerde, heel goed moet kunnen uitvoeren. Ik zal er uiteraard altijd aan meewerken dat deze Kamer het recht dat zij heeft, echt ten volle kan benutten. Daarom sta ik hier om volledig inhoudelijk op dit wetsvoorstel in te gaan. Straks zal ik heel duidelijk aangeven wat ik in welke situaties met mijn uitvoeringspet op zal doen met de vergrijpboete. Daarover heb ik pas ook een brief aan deze Kamer gestuurd.

De heer Biermans (VVD):

Misschien kan de staatssecretaris dan toch ingaan op de algemene kritiek. Die algemene kritiek is naar mijn idee heel fundamenteel. De staatssecretaris ontneemt door zijn handelwijze de Eerste Kamer het recht om elk onderdeel op zijn merites te beoordelen en daarnaar in haar stemgedrag te handelen. Spreekt de staatssecretaris ten principale uit dat de Kamer dat recht zou moeten hebben, hoewel hij zich daarnaar niet gedraagt? Zou de Kamer volgens hem in elk geval die mogelijkheid moeten hebben?

Staatssecretaris De Jager:

In dit opzicht kan ik alleen het regeringsbeleid volgen. Het recht van amendement komt deze Kamer niet toe. De heer Biermans vraagt daarnaar misschien ook niet. Maar "op ieder onderdeel" betekent recht van amendement. In zijn algemeenheid kan ik daaraan inderdaad niet beantwoorden.

De heer Biermans (VVD):

Nee, ik spreek niet over amendementen. Ik spreek over de mogelijkheid dat deze Kamer zich over elk inhoudelijk thema apart een oordeel kan vormen. Ik bedoel daarmee niet amendementen aanbrengen. Zij moet vervolgens in het stemgedrag tot uitdrukking kunnen brengen dat zij het ermee eens is of niet. Nu kunnen wij alleen voor of tegen dit gecombineerde wetsvoorstel stemmen, hoewel er misschien best onderwerpen zijn waarmee deze of gene partij het niet eens is.

Staatssecretaris De Jager:

Zoals ik net heb aangegeven, vind ook ik dat er coherentie moet zijn. Ook heb ik aangegeven dat ik een aantal splitsingen zou maken in wetsvoorstellen en dat dit mijn beleid voor de komende jaren zal zijn. Ik heb daarin volgens mij ook verbeteringen aangebracht. De leden van deze Kamer waren daarover in het najaar over het algemeen positief. Maar om dit eens en voor al duidelijk te maken zeg ik uitdrukkelijk dat dit niet kan betekenen dat deze Kamer op ieder onderdeel een oordeel zou kunnen vormen. Dat vroeg de heer Biermans daarnet namelijk letterlijk. De Eerste Kamer zal uiteindelijk een oordeel moeten vormen op basis van een weging van de onderdelen. Als medewetgever zal ik er altijd zorg voor proberen te dragen dat coherentie wordt aangebracht. Grote wetsvoorstellen zal ik hier altijd als apart wetsvoorstel aanbrengen, zoals ik net heb toegezegd aan de heer Essers. Deze Kamer zal echter niet over ieder onderdeel afzonderlijk ja of nee kunnen zeggen. Wel kan zij natuurlijk ja of nee zeggen tegen het wetsvoorstel.

Hieraan voeg ik nog één ding toe om dit helder te krijgen. De heer Biermans zei dat een verzamelwet alleen technische aanpassingen kan brengen. Dat ben ik niet met hem eens. De heer Biermans heeft jarenlang, ook toen hij nog niet in de oppositie zat, meegewerkt aan de systematiek van het Belastingplan. Ik heb dit al opgesplitst in een fiscale onderhoudswet, waarin inderdaad alle technische aspecten waarover de heer Biermans het heeft aan bod komen, en in de Overige Fiscale Maatregelen, de OFM, waarin iets belangrijker technische aspecten naar voren komen. Ook het Belastingplan is niet een wet waarin alleen technische aspecten voorkomen. Dat gebeurt eerder in de fiscale onderhoudswet en de OFM. Het Belastingplan moet echter wel voldoen aan een aantal andere criteria, bijvoorbeeld dat het zo veel mogelijk ziet op het budgettaire beslag van het daaropvolgende jaar. Inhoudelijk staan er ook heel veel maatregelen in.

Ik kan het niet beter maken dan het is – daarin ben ik heel eerlijk – maar deze Kamer heeft wel mijn toezegging dat ik zo veel mogelijk grote dingen in aparte wetsvoorstellen onderbreng. Ik heb de vennootschapsbelasting genoemd. Voor de successiebelasting is er een apart wetsvoorstel. Ook de vereenvoudigingswet is een apart wetsvoorstel, et cetera. De heer Biermans zal moeten toegeven dat dit in ieder geval een verbetering is, en dat er in ieder geval een open oor is geweest voor de kritiek die het afgelopen jaar in deze Kamer is geuit.

De heer Biermans (VVD):

Al doende leert men. Dat geldt blijkbaar ook voor de staatssecretaris. Bij de vorige coalitie deed hij het in de functie van staatssecretaris blijkbaar helemaal anders dan nu. Nu doet hij het blijkbaar een stuk beter. Ik ben daar blij om. Ik hoop dat de staatssecretaris ook blij is dat ik het nu beter doe, omdat ik blijf aandringen op een splitsing van verschillende onderwerpen die niets met elkaar te maken hebben in verschillende wetten, zodat wij daarover dan een heel ordentelijk oordeel kunnen vellen. Dat is bij dit wetsvoorstel helaas nog niet helemaal gelukt.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zie in dat de geboorte van dit wetsvoorstel mitsen en maren heeft, maar gelet op het belang van de economische crisis en alles afwegende is dat het oordeel geweest van het kabinet. Belangrijker vind ik het om te weten wat ik kan verwachten. Stel dat ik hier over een paar maanden sta en de heer Biermans telt in het Belastingplan 284 maatregelen voor allemaal verschillende wetten. U weet namelijk allen hoe het Belastingplan eigenlijk heet: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten. Dat worden geen 284 aparte wetjes. Wel zal ik de successiebelasting, de vennootschapsbelasting en eventuele grote ingrepen in de loonheffing als een aparte wet naar de Tweede Kamer brengen en dus ook hier als aparte wet verdedigen.

Ik ben het er in het algemeen mee eens dat zo weinig mogelijk allerlei verschillende onderdelen in een verzamelwet bij elkaar gevoegd moeten worden, want ik begrijp dat dit hier nadelen oplevert. Ik heb daar gevoel voor. Ik heb daar ook enorm veel respect voor. Tegelijkertijd is het eigen aan het fiscale proces dat je voor heel veel verschillende wetten heel veel verschillende maatregelen moet nemen. In het Belastingplan zit bijvoorbeeld geen inhoudelijke samenhang, maar de samenhang dat het volgend jaar budgettair beslag heeft. In dit geval is de samenhang de economische en financiële crisis. In die zin kun je spreken van een poging tot een thematische aanpassing. Bij de successiebelasting moeten we bijvoorbeeld kiezen of we iets voor de directeur-grootaandeelhouder in het Belastingplan of het bij de successiebelasting betrekken. Dan zoek je naar een bepaalde samenhang. Zo heeft de bedrijfsopvolgingsregeling wellicht meer met successiebelasting te maken. Die samenhang steven wij na. Verder kan ik helaas niet gaan, maar ik heb oog voor de wensen in deze Kamer.

Voorzitter. Waarom zit de vergrijpboete in deze vijfde nota van wijziging voor dit wetsvoorstel? Ik begrijp die vraag, want waarom een vergrijpboete in een fiscaal stimuleringspakket? Er is veel gebeurd sinds ik hier stond voor de behandeling van het Belastingplan. Nederland en de wereld verkeren op dit moment in een grote financiële en economische crisis. Het is niet alleen een economische crisis, er is bijna zelfs een soort morele crisis. Denk aan het verzet tegen de graaicultuur. Hiervan getuige onder meer de grote internationale druk op belastingparadijzen, het bankgeheim en belastingontduiking.

Vanaf het moment dat ik internationaal betrokken ben geweest bij het proces, zoals bij de G20 in Washington, de bijeenkomst van de ministers van Financiën van de G20 in Londen, de OESO-top vorig jaar in Parijs, de recente OESO-top in Berlijn en de Ecofin-toppen over Liechtenstein, Zwitserland, België en Luxemburg, werd overal heel duidelijk een directe link gelegd met de financiële crisis. Overal ter wereld staan op dit moment de opbrengsten van schatkisten enorm onder druk. Tegelijkertijd worden vele miljarden euro's aan zwart ergens anders ondergebracht. We spreken altijd over de 7 mld. die we zien dankzij de spaartegoedenrichtlijn, maar volgens schattingen van DNB gaat het richting de 30 mld. waarover geen belasting wordt betaald.

Toen ik het een halfjaar geleden over het bankgeheim in Zwitserland had, zeiden veel fiscalisten in de praktijk, die zich wel "adviseurs buitenlandse vermogens" noemen: die staatssecretaris roept wel wat, maar met Zwitserland zal hij nooit een verdrag sluiten en het bankgeheim van Bermuda wordt nooit opgegeven. Ik heb een verdrag met Bermuda gesloten. Ik heb met Zwitserland nu bijna een verdrag gesloten. We zijn in ieder geval akkoord over de tekst. Ik kom straks nog op de voor- en nadelen van dat verdrag. België gaat zelfs automatisch informatie uitwisselen over alle Nederlanders. De strijd tegen het zwart sparen heeft dus een enorm momentum gekregen.

Er zijn vier belangrijke redenen waarom naast de internationale druk en het momentum een vergrijpboete heel gerechtvaardigd is. Ten eerste en ten tweede de relatieve zwaarte in verhouding tot het vermogen, waarnaar je op twee manieren kunt kijken. Je kunt kijken naar het fictief rendement of naar het vermogen. Ik weet via de Belastingdienst dat veel inkeerders oorspronkelijk van hun adviseur te horen kregen dat men beter niet kon inkeren, omdat de maximale boete 1,2% van het zwarte vermogen bedroeg. Natuurlijk kun je een vergelijking trekken met het fictieve rendement. Ook dan is het overigens het verschil met een box 1-boete niet eens zo groot. Ik kom daar straks op naar aanleiding van vragen van de heren Leijnse en Essers.

Ten derde de preventieve werking, het maatschappelijke signaal dat dit niet meer aanvaardbaar is.

Ten vierde is er veel media-aandacht geweest. Wij hebben nog steeds, ook na de versobering van de inkeerregeling die in januari 2010 zal plaatsvinden, een soort inkeerregeling. Die inkeerreling is ook dan nog redelijk coulant. Vaak kennen landen geen structurele regeling, maar slechts tijdelijke regelingen. Gelet op het feit dat iedereen er meermaals op is gewezen en dat er een heldere inkeerregeling is waar wij veel aandacht aan besteden, moet je wel in heel stevige belastingontduikingsschoenen staan als je nog steeds niet inkeert.

De heer Reuten (SP):

Ik begrijp dat de staatssecretaris in een lastig parket zit. Hij zit als het ware tussen twee vuren in. Ik begrijp zijn verhaal over de morele crisis. Dat is een prachtige manier om het erin te breien. Nu klinkt een 300% maximumboete heel aardig, maar in het besluit dat de staatssecretaris eerder heeft laten uitdelen, staat dat de boete bij grove schuld 75% is en in geval van opzet 150%. Het is dus als het ware een gelaagde morele verontwaardiging. Naar buiten toe zeg je 300% maximumboete, maar als je beter kijkt, is het een kwart tot de helft, namelijk 75% en 150%.

Staatssecretaris De Jager:

Misschien is het goed om de heer Reuten te melden dat de oorspronkelijke percentages 25 en 50 waren. Die zijn dus verdrievoudigd. Ik ben het met de heer Reuten eens dat dat niet veel is. Daarom verdedig ik hier vandaag een verhoging tot maximaal 300%. Wij hebben dat besluit doorgetrokken. Ik kom straks naar aanleiding van vragen van de heer Essers terug op de vraag in welke situatie je richting de 300% gaat, want er zijn natuurlijk wel degelijk scenario's waarin een boete van 300% zal worden opgelegd door de inspecteur. Inderdaad wordt lang niet altijd 300% opgelegd. Vaak wordt 75% respectievelijk 150% opgelegd, maar in het verleden was het 25% en 50%.

De heer Reuten (SP):

Qua preventie lijken mij deze percentages nog steeds heel gering.

Staatssecretaris De Jager:

Deze publiciteit heeft ons geen windeieren gelegd wat het aantal inkeerders betreft.

De heer Biermans vroeg naar de vergrijpboete bij het verzwijgen van inkomsten in box 3. De hoogte van alle vergrijpboeten moet zodanig zijn dat degene die het beboetbare feit begaat, afdoende wordt bestraft. De signalen zijn dat juist bij het verzwijgen van inkomsten in box 3 dit effect niet wordt bereikt. Als wij het afzetten tegen het vermogen, is 300% nog niet eens heel erg veel. Afgezet tegen het fictieve rendement kom je met de boete niet boven 100% uit, maar met de belastingaanslag erbij kom je net boven de 100%. In box 1 is de belasting plus de boete ook meer dan 100%. Toen de belastingheffing 72% was, was de boete ook 100%. Er is geen principieel bezwaar tegen het feit dat de belasting en de boete gezamenlijk méér zijn dan het rendement. Hier is sprake van een fictief rendement. Het wordt in de praktijk vaak afgezet tegen het vermogen. Het is natuurlijk een zwart vermogen.

Als deze Kamer akkoord gaat met dit wetsvoorstel, is het voor de Belastingdienst en voor de belastingplichtige inderdaad gewenst dat het boetebeleid duidelijk gepubliceerd wordt. Ik heb het concept van het beleidsbesluit al aan u uitgereikt omdat ik dat waarschijnlijk al daags na de bekrachtiging van deze wetgeving zal publiceren.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. De staatssecretaris legt in zijn beantwoording de relatie met box 1. Zit in dat antwoord de suggestie dat de maximale boete in combinatie met de naheffing in feite het totale inkomen waarover geheven wordt, wegneemt? In geval van box 1 is dat 52% als naheffing plus 100% daarvan en dan zit je op 104%. Dat is een beetje het hele inkomen. In geval van box 3 zegt de staatssecretaris dat het 30% is plus 300% daarvan, dat maakt 120% en is ongeveer het hele rendementsinkomen. Is de regel dat je met de maximale boete praktisch het hele inkomen wegneemt, of komt dit toevallig zo uit?

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik zal de heer Leijnse met respect behandelen en deze vraag eerlijk beantwoorden. Deze vergelijking kwam inderdaad redelijk goed uit. Dat geef ik toe. Het geeft wel aan dat het niet disproportioneel is, zeker niet als je het afzet tegen de 100% boete in de tijd dat er nog 72% op inkomen werd geheven. Het is geen goede vergelijking. Ik heb aangegeven dat je het net zo gemakkelijk tegenover het vermogen kunt zetten en dan is het een relatief kleine boete. Ook al zou je het tegenover het fictieve rendement zetten, dan nog is de boete niet enorm disproportioneel ten opzichte van bepaalde andere boetes. Meer heb ik niet willen zeggen.

Bij criminele inkomsten worden indien iemand is veroordeeld in een strafrechtelijk proces, de kosten van het belastbare feit niet aftrekbaar. Ik geef het voorbeeld van een huurmoordenaar die de kosten van zijn pistool wil aftrekken. Hij is veroordeeld voor het begaan van een moord en mag die kosten niet aftrekken, maar de opbrengst wordt geheel belast, plus boete. Dan haal je veel meer dan 100% weg. Destijds heeft de maatschappij het signaal afgegeven het onwenselijk te achten de kosten van dat pistool aftrekbaar te maken.

Ik heb met het voorbeeld slechts willen aangeven dat de boete niet disproportioneel is.

De heer Essers (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Je kunt het behalve aan het vermogen en aan het forfaitaire rendement ook relateren aan het daadwerkelijke rendement. Als je daadwerkelijk meer rendement haalt dan 4%, kom je nog altijd relatief laag uit. Maar als iemand zijn geld in een ouwe sok stopt en helemaal geen rendement heeft, slaat die boete natuurlijk wel harder door. Het is maar net welke vergelijkingsmaatstaf genomen wordt.

Staatssecretaris De Jager:

Dat is juist. De wetgever heeft natuurlijk wel voor een forfaitaire benadering van box 3 gekozen. Misschien is dit een mooi bruggetje om iets uitgebreider in te gaan op de differentiatie en de mogelijkheden die de inspecteur heeft om een lagere boete op te leggen.

Ik heb al aangegeven dat 150% en 75% uitdrukkelijk genoemd staan in het beleidsbesluit. Het opleggen van vergrijpboete is bij uitstek maatwerk. Individuele omstandigheden bepalen de hoogte van de boete. Voor alle vergrijpboetes wordt een vergelijkbaar beleid gehanteerd. Dat betekent dat de vergrijpboete bij het verzwijgen van inkomsten in box 3 in beginsel de helft van het wettelijk maximum bedraagt of 150% en bij grove schuld een kwart, dus de 75% waaraan de heer Reuten refereerde toen hij sprak over het conceptbesluit. Het opleggen van die hogere boete komt aan de orde indien sprake is van strafvermeerderende omstandigheden. Dat blijkt ook uit het besluit. Criteria voor strafvermeerderende omstandigheden zijn onder andere recidive, listigheid, valsheid of samenspanning en als de te weinig geheven of betaalde belasting verhoudingsgewijs omvangrijk is. Als voorbeeld van valsheid noem ik het op het verkeerde been zetten van de inspecteur door gefingeerde stukken op te maken als bewijs van een niet gedane schenking. Van listigheid is bijvoorbeeld sprake als vermogensbestanddelen bewust op een bankrekening op naam van een familielid worden gestald. Een boete van 300% kan aan de orde komen als iemand voorwendt naar het buitenland te zijn geëmigreerd of voor langere tijd gebruik maakt van een buitenlandse bankrekening. Dit zijn strafvermeerderende criteria.

Ik kom tot de conclusie dat de vergrijpboete niet disproportioneel is. De concrete omstandigheden bepalen de ernst van het beboetbare feit en de oplegging van de boete. In antwoord op de interruptie van de heer Leijnse heb ik aangegeven dat op voorhand zelfs 300% zeker niet disproportioneel is, zelfs niet als de heffing en de boete samen het fictieve rendement overtreffen. Mag ik dit punt afsluiten met de opmerking dat Financiën misschien vanaf nu een bijsluiter moet maken voor zwartsparen met de tekst dat zwartsparen geen spaarproduct is waarbij men de inleg gegarandeerd terugkrijgt.

De heer Reuten vroeg naar de terminologie van belastingontduiking. Misschien is het goed om aan te geven dat in de wet de begrippen belastingontduiking en belastingontwijking niet voorkomen. Daarin kennen wij alleen het niet juist doen van aangifte. Belastingontduiking kunnen wij via de memorie van toelichting wel definiëren. Dat doen wij als volgt: het op illegale wijze zich onttrekken aan belastingbetaling door geen, onvolledige of onjuiste opgave of aangifte te doen. Belastingontwijking wordt daarentegen veelal gebruikt in de zin van het op grond van de fiscale wetgeving betalen van zo min mogelijk belasting. Ontgaan is in de Nederlandse context niet een echt eenduidig begrip. Het wordt in de literatuur soms uitgelegd als het toepassen van een aftrekpost, maar in de internationale literatuur bij verdragen wordt het anders uitgelegd. Ik zal hierin voorzichtig zijn. De termen belastingontduiking, belastingfraude en belastingontwijking komen in principe niet voor in de Nederlandse fiscale wetgeving maar meer in het spraakgebruik. In de Nederlandse benadering is er niet per se een verschil tussen belastingfraude en belastingontduiking. Je zou kunnen zeggen dat belastingfraude belastingontduiking is door middel van valsheid in geschrifte. Wij kennen dat verschil eigenlijk niet. Zwitserland kende dat verschil inderdaad wel. Daar maakte men een verschil met belastingfraude. Ik kom daarop nog even terug als ik spreek over het verdrag met Zwitserland. In Nederland kennen wij feitelijk gewoon het zich op illegale wijze onttrekken aan belastingbetaling door geen of een onvolledige of onjuiste opgave of aangifte te doen. Dat zien wij allemaal min of meer als even erg.

De heer De Boer heeft gevraagd of na het versoberen van de inkeerregeling nog een boete van 300% van toepassing is bij inkeer. De Tweede Kamer heeft bij amendement de inkeerregeling per 1 januari 2010 versoberd. Echter, in de toelichting van het amendement staat dat daarbij gedacht kan worden, gelet op de discretionaire bevoegdheid van de inspecteur, aan slechts 15%. Ik heb in de Tweede Kamer aangegeven dat ik de Belastingdienst in het begin een instructie zal geven over de toepassing van het boetebeleid, maar dat naarmate de jaren verstrijken dat percentage zou kunnen worden verhoogd tot de normale percentages. Maar de Tweede Kamer heeft bij het versoberen van de inkeerregeling zelf aangegeven om te beginnen met 15%, een relatief bescheiden boete bij inkeer. Als baas van de Belastingdienst zal ik ernaar blijven streven dat er een groot verschil is tussen inkeerders en degenen die niet inkeren en dat er bij degenen die niet inkeren ook een verschil is tussen degenen die meewerken onmiddellijk nadat zij worden aangesproken door de Belastingdienst en degenen die notoir niet meewerken. Daartussen zit weer een verschil van 75 of 150% en 300% boete.

Gevraagd is of het akkoord met Zwitserland een echte doorbraak is. Ik ben blij dat recentelijk met Zwitserland overeenstemming is bereikt over de uitwisseling van inlichtingen voor belastingdoeleinden. Dat is echt historisch. Voor informatie-uitwisseling hoeft anders dan nu het geval is – dat is een heel belangrijke doorbraak – niet langer sprake te zijn van belastingfraude. Overigens heb ik al kritiek gelezen van verschillende fiscalisten op het belastingverdrag, maar dat is nog helemaal niet bekend. Zij kunnen nog helemaal niet weten wat het belastingverdrag met Zwitserland is, want wij moeten dat nog tekenen. Maar goed, het was toch interessant om te zien dat er al wat kritiek was. In de huidige situatie moet nog belastingfraude aangetoond worden, maar dat is straks niet meer het geval. Afgesproken is dat Zwitserland op verzoek ook bankinformatie voor belastingdoeleinden met Nederland zal uitwisselen. Wij moeten een gerechtvaardigd belang hebben op fiscaal gebied bij het opvragen van die informatie. In het verdrag is ook een specifieke bepaling opgenomen die het voor Zwitserland mogelijk maakt om in zo'n geval het bankgeheim, dat blijft gelden in de relatie tussen de bank en de rekeninghouder, opzij te schuiven. Opvallend is dat de Zwitserse overheid kennelijk zelf niet in staat is die informatie op te vragen, omdat het bankgeheim dat naar alle waarschijnlijkheid in de weg staat op basis van de nationale wetgeving. Maar dat bankgeheim wordt opzijgeschoven krachtens dit verdrag. Dat is inderdaad een aanzienlijke koerswijziging. Het is nog niet automatische uitwisseling; dat zou een prachtig einddoel zijn. Maar ten opzichte van het bankgeheim is dit een enorme doorbraak.

De heer Biermans (VVD):

Wij hebben vanmiddag een heel pakket met het besluit ontvangen. Het is heel moeilijk om dat in zo'n korte tijd helemaal door te lezen. Net sprak de staatssecretaris over een strafverzwarende omstandigheid, namelijk het niet meewerken aan het verstrekken van inlichtingen over het zwarte vermogen. Kan hij aangeven waar die strafverzwarende omstandigheden in het besluit staat? In zijn algemeenheid vraag ik mij af of je wel mee moet werken op het moment dat je weet dat je een boete krijgt.

Staatssecretaris De Jager:

Vaak zegt zo'n zwartspaarder dat hij helemaal geen bankrekening in Zwitserland heeft: kijk maar, ik heb hier allemaal informatie waaruit blijkt dat ik geen bankrekening heb in Zwitserland. Ik neem aan dat ook de VVD dat soort gedrag niet goedkeurt.

De heer Biermans (VVD):

Ik heb in mijn termijn al gezegd dat de VVD voor het hard aanpakken van zwartspaarders is. Dat is een overbodige opmerking.

Staatssecretaris De Jager:

Dank voor die steun. Er is bijvoorbeeld sprake van listigheid of valsheid als, ook nadat de inspecteur zich heeft aangediend, die zwartspaarder toch nog probeert de inspecteur om de tuin te leiden. Ik zeg niet dat iemand spontaan moet meewerken. Als je spontaan helemaal meewerkt, is het inkeer. Maar als je probeert de inspecteur om de tuin te leiden, is er toch sprake van listigheid of valsheid en in sommige gevallen misschien zelfs van samenspanning. Overigens zal er in veel van dergelijke situaties ook sprake zijn van recidive. De notoire zwartspaarder zal eerder in aanmerking komen voor een strafvermeerderende omstandigheid dan iemand die per ongeluk heeft vergeten een beleggingsproduct een keer in box 3 aan te geven. Ik wil die angst hier natuurlijk wegnemen. Een notoire zwartspaarder die destijds jaar in jaar uit met zijn koffertje geld naar Zwitserland ging en het nu jaar in en jaar ophaalt, is toch van een andere orde dan de gemiddelde spaarder. Dan is er eerder sprake van een strafvermeerderende omstandigheid dan in andere situaties.

De heer Biermans (VVD):

Ik bedank de staatssecretaris graag voor de toelichting die hij heeft gegeven. Overigens hoeft hij niet boos te worden op het moment dat ik een toelichting vraag op uitlatingen die hij doet. Ik wilde graag een toelichting hebben voor de wetshistorie wat hij bedoelt met gegevens achterhouden c.q. niet meewerken. De VVD is dus voor het aanpakken van dit soort mensen.

Staatssecretaris De Jager:

Nogmaals, dank u wel voor deze steun. Wellicht reageer ik heel enthousiast op dit belangrijke onderwerp, maar ik heb op geen enkele wijze geprobeerd enige boosheid over te brengen. Ik zeg dit ter bevestiging in de richting van de heer Biermans.

Het volgende blokje begint met de verlaging van het mkb-tarief. Waarom is, zo vraagt de heer Reuten zich af, er een conjuncturele stimuleringsmaatregel? Het verlaagde mkb-tarief in dit voorstel geldt voor de jaren 2009 en 2010. Deze maatregel is een liquiditeitsimpuls voor het bedrijfsleven, net als allerlei maatregelen die wij in het kader van de crisis hebben genomen. Wij zijn in december met een pakket maatregelen gekomen, bijvoorbeeld de vervroegde of willekeurige afschrijving, met name belangrijk voor de industrie. Wij hebben maatregelen genomen in verband met de btw-kwartaalaangifte. Dat betekent een latere aangifte en afdracht van btw. Wij hebben in het kader van de WBSO maatregelen genomen voor innovatieve bedrijven. Milieu-investeringen, het mkb-tarief; allemaal leiden ze ertoe dat het bedrijfsleven in deze moeilijke tijd wat meer geld overhoudt dan anders. Dit pakket maatregelen hebben wij natuurlijk in nauw overleg met het bedrijfsleven genomen. Ik realiseer mij dat het voor het bedrijfsleven in deze moeilijke tijd nooit helemaal genoeg zal zijn. Wij kunnen niet de volle honderd procent tegemoetkomen aan de wensen en de noden van het bedrijfsleven op dit moment. Maar er zijn wel accenten gelegd met de verlaging van het tarief voor het mkb, met de vervroegde afschrijving die voor de industrie belangrijk is, met de innovatiemaatregelen zodat innovatieve bedrijven hun R&D-mensen kunnen handhaven en met milieu-investeringen omdat het milieu niet het kind van de rekening mag worden in deze crisistijd. Op die manier hebben wij gerichte liquiditeitsimpulsen gegeven waardoor het bedrijfsleven meer geld overhoudt, beter kan overleven, meer mensen kan aannemen en kan bijdragen aan de economische groei.

Ik kom bij de zzp'ers in het kader van de intensivering van de WBSO. Ik heb het al gehad over de gerichte lastenverlichting bij bedrijven die S&O-personeel in dienst hebben. Wij zagen een enorme dreiging dat bedrijven die relatief veel R&D-activiteiten hebben hun personeel zouden moeten ontslaan. Ik noem geen namen, maar er waren pareltjes die hun R&D-personeel dreigden te moeten ontslaan. Daarom hebben wij de WBSO-maatregelen verruimd. Dat ziet met name op WBSO met personeel. Het gekke is natuurlijk dat een zzp'er in een crisis, als hij ergens anders wat minder uren kan schrijven, meer aan innovatie zal doen in zijn leegloopuren. Het financieren van leegloopuren door de overheid is "deadweight loss". Op dit moment hebben wij die crisismaatregel niet genomen. Echter, naar aanleiding van opmerkingen in de Tweede Kamer heb ik wel gezegd dat ik daarnaar ga kijken. Hoe zit het met zzp'ers? Komen zij barrières tegen? Hoe kunnen wij zorgen voor een deugdelijke handhaving? Daarover hebben wij ook wat twijfels. Samen met de Belastingdienst bekijken wij dat. Als het goed is, houden werkgever en personeel elkaar in evenwicht, zodat de Belastingdienst niet snel kan worden bedot. Het risico is wat groter als dat gebeurt in één personele unie. Daar zullen wij naar kijken.

De heer Leijnse vroeg naar de verdeling tussen mkb en grootbedrijf. SenterNovem heeft hiervan een berekening gemaakt. Grosso modo kan ik hier meedelen dat dat voor 57% bij het mkb terecht komt, en voor 43% bij het grootbedrijf. De ophoging van het plafond is vooral gunstig voor het grootbedrijf, evenals de verhoging van het percentage voor de tweede schijf. Het verlengen van de eerste schijf, met gelijktijdige ophoging van het percentage voor die schijf, is met name voor het mkb erg gunstig. Gelet op de wensen denk ik dat dit een redelijke verhouding is.

De heer Reuten (SP):

Ik gun het kleinbedrijf behoud van extra inkomsten, maar daar gaat het helemaal niet om. Het gaat mij erom dat het een conjunctuurstimulerende maatregel zou zijn. Het probleem met fiscale stimulering is dat het sterk afhankelijk is van de conjunctuurfase. Als je in een fase zit waarin de afzet begint te stagneren, zoals nu, wordt er niet geïnvesteerd. Minder belasting betalen op inkomsten helpt dan niet. Dat was mijn punt.

Staatssecretaris De Jager:

In het algemeen is het riskant als de overheid anticrisismaatregelen neemt. Je weet immers nooit precies in welke fase je zit. Maar veel economen geven aan dat een subsidie dan vaak verstorender werkt dan een belastingmaatregel. Daarin zit namelijk een automatische stabilisator, zodat zonder te weten in welke fase wij zitten, een belastingmaatregel daarin goed kan helpen. Maar in zijn algemeenheid moet je voorzichtig zijn bij het voorspellen van de fase van de cyclus waarin je zit. De maatregelen van dit kabinet zijn dan ook niet zozeer structureel en generiek, als wel gericht en liquiditeitsverruimend. Het zijn geen staatssteunachtige maatregelen, ze geven bedrijven een zetje in de rug als het gaat om de liquiditeit. Veel daarvan komt op langere termijn weer terug. De btw-aangifte is een voordeeltje voor de ondernemers, maar voor ons geldt dat dat geld toch wel komt. Wij hebben alleen een klein rentenadeel.

In mijn brief van 3 juni over fiscale vergroening is een overzicht opgenomen van instrumenten die zijn gericht op verbetering van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Ik noem de energiebelasting, die zorgt voor een extra prijsprikkel om energie te besparen. Verder denk ik aan de energie-investeringsaftrek, die een aftrek toekent van 44% van de investeringskosten voor bedrijfsmiddelen die energie besparen. Ik noem groen beleggen. In dit wetsvoorstel staan ook een paar maatregelen, zoals verruiming van de EIA om bedrijfsmatige verhuurders te stimuleren en extra energiebesparende investeringen te plegen in hun woningvoorraad, en natuurlijk het verlaagde btw-tarief voor isolatiewerkzaamheden aan woningen. Tevens zal het kabinet nog een aantal mogelijkheden onderzoeken voor nieuwe fiscale maatregelen die de energiebesparing in de gebouwde omgeving zouden kunnen stimuleren. In het overige pakket van het kabinet – daarover heb ik veel overleg gepleegd met de minister voor WWI – zijn maatregelen genomen in het kader van de gebouwde omgeving.

Er zijn vragen gesteld over de vliegbelasting. Is daarbij wel een belangenafweging gemaakt? Is dit geen dissonant in het stimuleringspakket? De luchtvaart is door de crisis veel sterker getroffen dan veel andere sectoren, zoals het door de heer Reuten genoemde bus- en treinvervoer. Toen het kabinet de vliegbelasting in het Belastingplan opnam, was van twee belangrijke elementen nog geen sprake. Om te beginnen was op dat moment nog geen definitief besluit genomen over het emissiehandelssysteem (ETS). De luchtvaartsector zal waarschijnlijk vanaf 2012 daar ook onder gaan vallen. Verder wisten wij natuurlijk niet – wij hebben immers geen kristallen bol – dat er een financiële en een economische crisis zouden komen. Die economische crisis kwam er, waardoor het aantal vliegbewegingen veel meer afnam dan de vliegbelasting in vier jaar had moeten doen. Alleen al de economische crisis bracht een grotere reductie op Schiphol teweeg dan de vliegbelasting in vier jaar had kunnen bereiken. De komende jaren zien wij een nieuw, sterk verlaagd groeipad voor Schiphol. Straks is de vliegsector onder het ETS gebracht, waardoor ook een stukje beprijzing is ontstaan. Gelet op de concurrentiepositie van Schiphol – dit is een erg prijsgevoelig segment – hebben wij deze afweging gemaakt. Die afweging is wel degelijk aangegeven in de memorie van toelichting.

De heer Reuten (SP):

Mij staat bij dat de verwachte reductie 2% was.

Staatssecretaris De Jager:

9%. De SEO heeft dat destijds berekend, en kwam uit op ongeveer 9% over vier jaar.

De heer Reuten (SP):

Dus 2% per jaar.

Staatssecretaris De Jager:

Zo kun je het ook bekijken. Doordat Schiphol nog steeds groeide, zijn er in absolute zin na vier jaar meer vliegbewegingen dan bij de start. De endogene groei van Schiphol ex de vliegbelasting was meer dan 9% na vier jaar, en daar ging 9% af, maar dan zat je nog steeds boven het absolute aantal. De financiële crisis heeft daarbij roet in het eten gegooid.

De heer Reuten (SP):

Waar haalt u de informatie vandaan dat de luchtvaart extra zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere sectoren?

Staatssecretaris De Jager:

Ik dacht dat Schiphol zo'n 25% reductie te zien gaf. Dat zijn de meest recente cijfers. Dit is het effect van de vliegbelasting en de economische crisis. Grappig genoeg was het ex-posteffect van de vliegbelasting ongeveer zo groot als datgene wat destijds was voorspeld toen wij het wetsvoorstel hier verdedigden. Dat is dus goed gedaan door het onderzoeksbureau. Maar dat geldt wel voor het eerste jaar.

De heer Reuten (SP):

25% minder vliegbewegingen in één jaar?

Staatssecretaris De Jager:

In een paar maanden tijd. Als u de cijfers exact wilt hebben, kom ik er in tweede termijn op terug.

De heer Reuten (SP):

Ik ben meer geïnteresseerd in relatieve cijfers, tussen sectoren.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb niet alle cijfers van alle sectoren paraat. Wel weet ik dat de grote transportsectoren niet zo zwaar zijn getroffen als de luchtvaartsector. Overigens is dat grotendeels niet gebeurd door de vliegbelasting, want opvallend is dat het goederenvervoer minimaal even zwaar is getroffen als het passagiersvervoer, en op het goederenvervoer heffen wij helemaal geen vliegbelasting. Ik wil hier dus niet het riedeltje herhalen dat het allemaal door de vliegbelasting komt, want dat bleek ook niet uit de cijfers, ook niet ex post. Het grootste deel van die 25% was te wijten aan de economische crisis. Rond de 10% daarvan was te wijten aan de vliegbelasting.

De heer Leijnse (PvdA):

Het is maar net wanneer je meet. Vorige week maakte de KLM bekend dat de cijfers in mei met 5% waren gestegen. Men schreef dat overigens toe aan het gerucht dat de vliegbelasting zou worden afgeschaft. Je kunt het zo knippen als je het zelf wilt en ook de causaliteit zo leggen als je dat wilt. U zegt dat het vrachtverkeer de grootste klap heeft gehad. Daarop hadden wij nu net geen vliegbelasting geheven. Dat zou een indicatie moeten zijn dat dit er niets mee te maken heeft.

Voor mij is van belang wat u in het begin zei. De vliegbelasting is ingevoerd en daarna is de economische crisis gekomen. Die crisis heeft een effect gehad op het vliegverkeer. Is dat niet een indicatie dat er sprake is van een conjunctureel verschijnsel?

Staatssecretaris De Jager:

Ik geef toe dat het een beetje koffiedik kijken is. Onderzoekers hebben het effect van de vliegbelasting proberen te ontdoen van het effect van de conjuncturele crisis. Dat komt ongeveer overeen met de inschatting van SEO destijds van een reductie van het vliegverkeer van circa 9%. Die reductie vonden wij op dat moment kennelijk niet dramatisch, want toen hebben wij dat bewust afgesproken. Er was nog steeds sprake van groei, althans over vier jaar bekeken. Alleen heeft de combinatie van de vliegbelasting in hetzelfde jaar als de financieel-economische crisis zware effecten gehad in de sector. Ik kan het niet beter maken dan het is.

Ik moet de heer Leijnse ook op een ander gebied teleurstellen. Het op nul zetten van de vliegbelasting is namelijk niet van tijdelijke aard, maar structureel. Er komt echter wel het ETS, dat voor heel Europa geldt, voor terug. Dat betekent dat men wel degelijk voor CO2-rechten gaat betalen. Dan kun je alleen niet meer naar Düsseldorf, Weeze of Brussel om dat te vermijden, want dat systeem gaat voor de hele Europese Unie gelden. Dat is dus een heel goede regeling.

De heer Leijnse (PvdA):

Wat zegt de staatssecretaris nu precies? Gaat hij de hele vliegbelasting afschaffen of komt het ETS in de plaats van vliegbelasting? Ik weet niet wat dat is, maar misschien kan hij het uitleggen.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zal proberen het te verduidelijken. Ik ben bang dat ik de slechtnieuwsbrenger ben voor de heer Leijnse, maar er is een politiek akkoord bereikt tussen de coalitiepartijen. Dat akkoord is vormgegeven in het aanvullend beleidskader. De drie coalitiepartijen hebben zich gecommitteerd aan het eerst op nul zetten en daarna afschaffen van de vliegbelasting. Wij zouden de vliegbelasting afschaffen, maar het kabinet heeft besloten vanwege de gesprekken met Schiphol en omdat het niet zo netjes is een belasting af te schaffen door middel van een snelle spoedwet, een knip te maken. Die knip is alleen maar om doelmatigheidsredenen van wetgeving en omdat wij nog gesprekken hebben met Schiphol over de kosten die Schiphol doorrekent aan de luchtvaartsector. Het kabinet en de Tweede Kamer hebben echter besloten om de vliegbelasting af te schaffen.

Er komt echter – en dat is misschien een lichtpuntje voor de heer Leijnse – naar alle waarschijnlijkheid in 2012 een nieuw systeem, het Emissions Trading Scheme (ETS). Daarmee worden CO2-rechten verhandelbaar gemaakt en zal men moeten gaat betalen voor CO2-rechten. De luchtvaartsector zal een bijdrage gaan leveren aan het feit dat een stukje milieuruimte wordt geconsumeerd. Dat is nu niet het geval, want buiten de vliegbelasting had men helemaal niets.

De heer Leijnse (PvdA):

Het ETS komt er in 2012. Wij zullen bekijken hoe dat eruitziet. Wanneer bent u van plan hier met een voorstel te komen tot afschaffing van de vliegbelasting?

Staatssecretaris De Jager:

Die vraag is ook in de Tweede Kamer aan de orde gesteld. Dat punt zal in het komende belastingplan worden meegenomen.

De heer Biermans (VVD):

Ik wil altijd graag behulpzaam zijn bij de medesenatoren. Ik begrijp dat de heer Leijnse nog in de ontkennende fase zit. Dan moet je herhalen wat je hebt gezegd en dat verder niet verzachten. De vliegtaks wordt gewoon afgeschaft.

Ik heb een vraag aan de staatssecretaris, namelijk of hij ook op mijn twee vragen over de vliegtaks ingaat. Anders houd ik er zo veel over voor de tweede termijn.

Staatssecretaris De Jager:

Over de eerste vraag van de heer Biermans kan ik kort zijn. Ik ben het niet met hem eens dat de aan Schiphol gestelde voorwaarde een détournement de pouvoir is. Ik kan op dat punt goed nieuws melden. Schiphol is met het kabinet overeengekomen om die kosten te verlagen. Dat is geknipt in een kostenverlaging en een niet-kostenverhoging. Dat klinkt een beetje gratuit, maar dat is het niet. In deze sector is het gebruikelijk dat de kosten worden omgeslagen over het aantal vliegbewegingen. Als het aantal vliegbewegingen omlaag gaat, gaan de kosten automatisch omhoog. Dat gebeurt nu niet per 1 november 2009. Dat is dus beide, zowel per 1 april 2009 als per 1 november, de facto ten opzichte van de andere situatie, ceteris paribus, een verbetering

De tweede vraag van de heer Biermans betreft de garantie dat alle reizigers hun reeds betaalde vliegbelasting terugkrijgen. Bij aanvaarding van het wetsvoorstel hoeven luchthavens vanaf morgen al geen vliegbelasting meer af te dragen aan de staat. Als passagiers deze vliegbelasting hebben betaald, is het aan de reis- en vliegsector om deze vliegbelasting terug te betalen. Dat is een civielrechtelijke zaak, want er is geen belastingplicht. Ik vertrouw erop dat de reis- en vliegsector dit netjes afhandelt, want de twee koepelorganisaties, de ANVR en de BARIN, hebben mij laten weten dat zij, in tegenstelling tot geruchten in de pers, hun leden zeggen dat de vliegbelasting moet worden terugbetaald. KLM heeft laten weten dat de teruggave nu al is afgerond.

De heer Reuten (SP):

Kunt u voor het eind van uw tweede termijn een getal laten opzoeken over de daling van de omzet van Schiphol inzake reizigersvervoer over het eerste halfjaar? Ligt dat inderdaad in de orde van grootte van 25%? Het lijkt mij een zeer onwaarschijnlijk hoog getal. Kunt u dat even laten verifiëren?

Staatssecretaris De Jager:

Ja. De heer Reuten heeft gevraagd naar de terugwerkende kracht van enkele bepalingen. Het depotstelsel zal niet met terugwerkende kracht in werking treden. Dat is een misverstand.

De inwerkingtreding van de verlaging van de vliegbelasting was bij indiening van het wetsvoorstel afhankelijk gesteld van de inzet van Schiphol. Die hebben wij inmiddels gekregen. Daarom heb ik naar buiten laten weten dat ik dat KB zal slaan en dat het per 1 juli 2009 ingaat, zo nodig met terugwerkende kracht. Dat is echter begunstigend, dus geen probleem. Met Schiphol is afgesproken om conform te werken. Het conceptbesluit ligt klaar en wordt geslagen, zodra u erover hebt gestemd en zodra deze wet is gepubliceerd.

De heer De Boer heeft een opmerking gemaakt over het depotstelsel, namelijk dat wij waakzaam moeten zijn. Wij zullen het bedrijfsleven actief betrekken bij de implementatie en de werking van het depotstelsel. Indien de signalen daartoe aanleiding geven, zullen wij kijken of het systeem moet worden aangepast. Dan wachten wij niet op een officieel evaluatiemoment. Als blijkt dat het moet gebeuren, zal ik met beleid komen of met wetgeving via een belastingplan.

De heer De Boer heeft ook nog een vraag gesteld over het betalen van facturen door de overheid. Vooral het mkb zou daar last van hebben. Het kabinet heeft dit actief opgepakt. Ook de minister-president heeft hierover een aantal opmerkingen gemaakt. Het kabinet heeft de betalingstermijn, die 45 dagen was, veranderd in 30 dagen. De minister van BZK heeft gemeenten en provincies aangespoord om de rekeningen van bedrijven sneller te betalen. Ook heeft zij ondernemers opgeroepen zich bij haar te melden als het lang duurt voordat de overheid hun rekeningen betaalt. Dan zal de minister dat bespreken. Ik herken het beeld heel duidelijk dat de rijksoverheid soms een heel langzame betaler is of was. Ik heb dit uiteraard ook met mijn eigen dienst besproken. Ook wij zullen de 30 dagen als betalingstermijn zo veel mogelijk hanteren. Ik vind dat zelf ook heel erg belangrijk.

De heer Reuten heeft gesproken over een vraag die zijn collega Bashir in de Tweede Kamer heeft gesteld, namelijk of de regering advies wil vragen aan de Hoge Raad. De heer Reuten zegt dat mijn antwoord daarop verkeerd was. Dat kan natuurlijk voorkomen, maar dat was nu niet het geval. De regering kan inderdaad in het algemeen een advies vragen aan de Hoge Raad. De heer Bashir vroeg echter niet om een advies, maar om een spoedadvies van de Hoge Raad, zoals wij dat ook bij de Raad van State kennen. Een verzoek om een spoedadvies aan de Hoge Raad kennen wij echter niet. Het was een kort debatje, dus ik ben er niet uitgebreid op ingegaan, maar wij zetten zelfs vraagtekens bij het type advies waarom de heer Bashir vroeg. De regering stelt niet aan de Hoge Raad de vraag wat die raad in een bepaald geval zou besluiten. Daar leek de heer Bashir naar te vragen. In extremis kan dat namelijk betekenen dat de regering nooit meer zaken zou verliezen, want dan vraagt zij altijd hoe zij de wetgeving zo kan inrichten dat zij nooit zaken verliest. Daar doelde ik op toen ik zei dat het altijd gaat om een weging van de feiten en omstandigheden. De regering doet dat niet. Ik moet het even exact formuleren. Het is niet gebruikelijk dat de regering de Hoge Raad vraagt wat de raad in een bepaalde zaak of in een type zaak zou besluiten. Echter, naar aanleiding van die vragen heb ik wel besloten om in contact te treden met de minister van Justitie om hierover duidelijkheid te krijgen. Dit lijkt een beetje een slapend artikel te zijn. Sommige van mijn ambtenaren gaan al wat langer mee en zij menen dat deze bepaling eens in 1989 is gebruikt. Zij konden zich echter geen concreet advies van na die tijd, in de periode van twintig jaar daarna, herinneren. Echt gebruikelijk is het dus niet. Ik vind het wel interessant om dit helder te krijgen. Hierover zal ik contact opnemen met mijn collega van Justitie. Het is in ieder geval niet gebruikelijk om aan de Hoge Raad te vragen wat de raad in een bepaald geval zal besluiten. Daar doelde ik op toen ik sprak over de scheiding der machten.

Ik wil graag nog wat informatie geven over de daling van het aantal passagiers in 2009. Ik meen dat de grote daling zich in 2008 heeft voorgedaan. Dat zullen wij straks even moeten bekijken. De cijfers die ik voor mij heb liggen, zijn als volgt: 25% tonnage en 10% à 15% passagiers in 2009. Ik meen dat in het najaar van 2008 ook al een daling heeft plaatsgevonden. Dat moeten wij dan even bezien. De dalingen zijn in ieder geval fors. Ik zal even bekijken of ik daar in tweede termijn op terug moet komen.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik hecht eraan om tegen de heer Leijnse te zeggen dat ik hier niet voor mijzelf sta te praten. Ik praat in elk geval namens de leden van de VVD-fractie. Zoals de heer Leijnse weet, zitten daar ook leden achter en mensen die op de VVD hebben gestemd. Ik praat hier ook namens die mensen. De stelling dat ik de enige ben die de vliegtaks niet plaatst in het kader van milieueffecten, lijkt mij dus onhoudbaar.

Ik dank de medesenatoren voor de royale steun die zij verleend hebben aan het niet meeliften van onderwerpen in een wetsvoorstel waarmee deze onderwerpen totaal niks te maken hebben. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik dank hem ook omdat hij mij heeft gewaarschuwd, want hij heeft een verwachtingenmanagement uitgesproken. Hij heeft namelijk gezegd dat hij zeker niet zal nalaten om in de toekomst af en toe onderwerpen die niks met elkaar te maken hebben toch in één wetsvoorstel te stoppen. Dat is heldere taal. Ik hou ervan om dan ook maar helder te zijn. Mijn verwachtingenmanagement, mijnheer de staatssecretaris, zeg ik via de voorzitter, is dat ik steeds zal blijven protesteren als naar mijn idee de verkeerde onderwerpen zijn samengevat in één wetsvoorstel. Dat zou best nog wel eens voor kunnen komen, als ik de staatssecretaris zo beluister. Ik zeg er maar gelijk bij dat de motivering van de staatssecretaris om die 300% boete in dit wetsvoorstel te plaatsen, mij absoluut niet heeft overtuigd. Als ik zeg "mij", dan praat ik namens de VVD-fractie en namens allen die op de VVD hebben gestemd, mijnheer Leijnse.

De staatssecretaris heeft een heleboel dingen gezegd over de inkeerregeling. Ook de VVD-fractie is blij dat zo veel mensen daarvan gebruikmaken. Ik heb gevraagd wat de structurele opbrengst is van die inkeerregeling. Daarop heb ik geen antwoord gekregen, mevrouw de voorzitter, en ik denk dat u het ook niet op prijs stelt als vragen niet worden beantwoord. Erger is echter dat ik ook op de vervolgvraag geen antwoord heb gekregen, namelijk: welk effect heeft nou die structurele extra opbrengst op de tarieven van de inkomstenbelasting? De staatssecretaris bracht vorige week groot in de publiciteit dat een volgend kabinet daar maar een besluit over moet nemen. Ik vrees dat dit een heel klein besluitje wordt. Ik ben benieuwd welke tariefsverlaging de staatssecretaris zich daarbij voorstelt.

Ik dank de staatssecretaris voor de steun, vooral in de richting van de heer Leijnse, voor de definitieve afschaffing van de vliegtaks. Ik dank hem ook voor de steun – zij het dat hij daar niet echt aan meewerkt, maar hij werkt er in elk geval wel in woorden aan mee – voor het idee dat al degenen die deze taks al hebben betaald, deze ook moeten terugkrijgen.

Ik ben eigenlijk benieuwd naar het moment waarop de verpakkingentaks wordt afgeschaft. Dan is het misschien mogelijk dat wij met terugwerkende kracht toch nog onze instemming geven aan het belastingplan. Voor alle zekerheid kijk ik dan wel eerst na of er niet nog meer punten in dat plan zitten waar wij tegen zijn. Anders loop ik te ver vooruit.

Het punt over de consultatie van de Hoge Raad vond ik interessant. Dat gebeurt niet in incidentele gevallen. Dat kan ik mij voorstellen, maar dat kan misschien wel gebeuren bij nieuwe wetsvoorstellen. Ik vraag mij af of het wetsvoorstel dat hier volgende week aan de orde is, namelijk het voorstel van wet inzake de conserverende aanslag, een wetsvoorstel kan zijn dat aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd. Wellicht kan de Hoge Raad om een algemeen oordeel daarover worden gevraagd.

Ik vat het samen. Ondanks de ontwijkende houding tegenover het samenvoegen en het meeliften – de staatssecretaris was wel eerlijk over het verwachtingenmanagement – zal de VVD dit wetsvoorstel steunen.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de ambtenaren voor de beantwoording. Ik heb goed kennisgenomen van de opmerkingen van de staatssecretaris over het wetgevingsproces: er zal zeer terughoudend worden omgegaan met het stapelen van wetsvoorstellen en de coherentie zal worden gerespecteerd. Toch benadruk ik nogmaals dat ik erg hecht aan de toegezegde kabinetsnotitie over deze problematiek in het kader van een verzamelwet van Justitie. Bij de bespreking daarvan kunnen wij nog eens fundamenteel spreken over de spelregels. Als je het iedere keer koppelt aan een incidenteel geval – dat ben ik met de heer Reuten eens – sukkel je van incident naar incident. Wij moeten het goed en fundamenteel regelen.

Ik ben ook dankbaar voor de snelle reactie op mijn verzoek om ons kennis te laten nemen van het nieuwe Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Ik houd mij wel het recht voor om hierover schriftelijke vragen te stellen. Wij kunnen natuurlijk niet in zo'n korte tijd alle bepalingen volledig doorgronden. Ik heb al wel goed kennisgenomen van paragraaf 8, waarin staat in welke gevallen die 300% boete zal worden opgelegd. Dat is in het geval van recidive en opzet, bij listigheid, valsheid of samenspanning en bij een verhoudingsgewijs omvangrijk belastingbedrag dat ontdoken is. Kan de staatssecretaris dat laatste toelichten: wat is nou "verhoudingsgewijs omvangrijk"? Moet je dat relateren aan het inkomen of het vermogen? Betekent het dat iemand met een laag inkomen er sneller mee te maken heeft dan iemand met een hoog inkomen? Kortom, ik krijg graag een verduidelijking.

De inkeerregeling is in het licht van bovenstaande interessant. Stel dat je valt in de genoemde categorie "listigheid, valsheid of samenspanning", wat aanleiding kan geven voor een boete van 300%. Stel verder dat je, voordat het zover is, toch besluit om in te keren. Wordt dit dan zonder meer toegestaan, of betekent het feit dat je bij een normale afhandeling in die categorie zou zijn gevallen, dat je minder mogelijkheden hebt om in te keren? Is de ernst van het vergrijp van belang bij de beoordeling of wel of niet kan worden ingekeerd bij berouw?

Ik sluit af met te zeggen dat wij voor dit wetsvoorstel zullen stemmen. Met dien verstande dat ik, zoals gezegd, eventueel nog zal komen met schriftelijke vragen over het nieuwe Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.

De heer Reuten (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank in de eerste plaats de staatssecretaris voor zijn zeer vaardige beantwoording; werkelijk alle complimenten. De Kamer wordt toch een beetje ingepakt. Ik bedoel dat niet helemaal negatief in richting van de staatssecretaris, want ik heb ook grote waardering voor zijn handigheid daarin; dat meen ik. Wij zijn het er allemaal over eens dat hier een hutspot ligt, maar op de een of andere manier weet de staatssecretaris daaraan een draai te geven: we doen het nog een keer. Net als senator Essers ben ik zeer tevreden met de toezegging van een notitie, op basis waarvan we het allemaal nog eens wat meer gedegen gaan bespreken. Ik zie ernaar uit en dank de staatssecretaris voor de toezegging. Hopelijk kunnen wij het dan later wat fundamenteler bespreken.

Er zijn twee inhoudelijke punten waar de verschillen liggen. Ten eerste de 300% vergrijpbelasting, waarvan ik aanvankelijk waarnam dat de meerderheid van de Kamer het niet zo zag zitten, het CDA en de VVD uitgezonderd. Ten tweede de tariefsverlaging van de vliegbelasting, waar ook geen meerderheid voor was in de Kamer. Binnen het gehele pakket neemt de staatssecretaris deze zaken mee. Wij zullen er uiteindelijk ook in meegaan, hoezeer ik dat ook betreur, omdat er nu eenmaal een aantal andere belangrijke punten in het wetsvoorstel zitten waar wij niet tegen willen zijn. Ik vind het niet mooi, maar wel handig van u. Voorzitter, ik bedoel handig van de staatssecretaris.

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om de terugwerkende kracht bij de inwerkingtreding bij delegatie te specificeren tot maximaal 1 juli. Ik doel op artikel XVII, lid 3. Toch krijg ik nog graag de toezegging om in het vervolg terugwerkendekrachtbepalingen bij delegatie en zonder tijdslimiet niet meer op te nemen in wetsvoorstellen. Als wij het nu niet hadden gezien en erover hadden gesproken, had het ook zomaar tot 1 januari 2009 kunnen teruggaan.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen. Het was een beetje een curieus moment toen hij uitgebreid de bijdragen van de Kamer begon te recenseren; ik dacht niet dat dit op de weg van de staatssecretaris lag. Ik onderdruk ook met grote kracht de neiging om hem van mijn kant weer te complimenteren met zijn bijdrage; dat lijkt me vreselijk slecht voor zijn karakter, dus dat moeten wij niet doen.

Wij hebben een interessant debat gehad over het begrip verzamelwetgeving. In de fiscale sfeer komt het natuurlijk nogal eens voor dat wetsvoorstellen zijn samengesteld uit verschillende onderdelen. Die debatten hebben wij hier herhaaldelijk gehad. De heer Biermans heeft – daar ben ik hem dankbaar voor – nog eens zeer welsprekend weergegeven waarom wij in het verleden nooit voor zijn moties hebben gestemd en dat ook nooit zullen doen. Schijnbaar zegt hij wel hetzelfde als de andere woordvoerders, maar in de praktijk komt hij uit op een heel andere positie, die door de staatssecretaris is samengevat als "285 afzonderlijke wetsvoorstellen" omdat ieder afzonderlijk onderdeeltje – ieder inhoudelijk thema volgens de heer Biermans – dan in een apart wetsvoorstel moet worden gevat. Dat is natuurlijk niet waarop we moeten uitkomen, want het maakt de zaak volkomen onwerkbaar. Wel is de vraag aan de orde wat de coherentie is van de afzonderlijke voorstellen die in één wetsvoorstel zijn samengevat.

De heer Biermans (VVD):

Wij moeten vandaag ongelukken proberen te voorkomen. De heer Leijnse heeft al een harde slag te verwerken gekregen. Nou denkt hij ook nog dat ik 285 wetsvoorstellen wil hebben. Daar is absoluut geen sprake van. Wat bij elkaar hoort, moet vooral in één wetsvoorstel worden geregeld. Ik ben ook echt wel zo reëel om in te zien dat in het Belastingplan een verzameling van wetsvoorstellen komt te staan. Dat kan ook niet anders. Met de uitlatingen van de staatssecretaris ben ik haast helemaal tevreden: hij zal in elk geval zijn uiterste best doen om niets meer samen te voegen wat niet moet worden samengevoegd. Ik hoop dat de heer Leijnse vanavond toch nog een beetje gelukkig naar huis kan gaan.

De heer Leijnse (PvdA):

Dat laatste zal ik maar niet beschouwen als een vraag in mijn richting of als een bijdrage in derde termijn van de heer Biermans. Waar het om gaat is coherentie. Wat is nu precies de samenhang tussen de verschillende onderdelen die in één wetsvoorstel zijn samengevat? Een wetsvoorstel bevat niet voor niets een considerans. Meestal probeert de regering daarin aan te geven wat de integraal van het wetsvoorstel is. Op het moment dat aan ons in dit huis een verzamelwet wordt voorgelegd, mag je verwachten dat de regering enige aandacht besteedt aan het overtuigend neerzetten van die samenhang en aan het beargumenteren van de coherentie. De staatssecretaris deed daartoe in het debat een niet geheel ongeslaagde poging, toen hij zei: de maatregelen die wij hebben genomen ter stimulering van de economie zijn er primair op gericht, de liquiditeit van het bedrijfsleven op korte termijn te vergroten. Dat vond ik een interessant motief van coherentie. Als je dat op je laat inwerken, kun je de samenhang tussen de maatregelen op een bepaald moment wegen en dan kun je ook afwegen wat er wel en niet in past. Zeker in deze Kamer blijven wij het debat voeren over de vraag wat wel en niet bij elkaar kan worden gebracht in verzamelwetgeving, zoals het Belastingplan en overige fiscale maatregelen. Daarbij moeten wij met elkaar afspreken dat het element van de coherentie door de regering steeds duidelijk en transparant wordt beargumenteerd, opdat wij het kunnen wegen.

De staatssecretaris heeft ter zake van de energiebesparende maatregelen een opsomming gegeven van hetgeen hij in een brief die hij op 3 juni aan de Kamer heeft gestuurd, heeft samengevat. In dat verband heeft hij ook gezegd dat er nog enkele maatregelen werden bestudeerd door het kabinet, betrekking hebbende op de energiebesparing in de bebouwde omgeving. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris ons kon aangeven wanneer het kabinet op die maatregelen is uitgestudeerd en of de Kamer informatie hierover tegemoet kan zien.

Tot slot kom ik op de kwestie van de vliegbelasting. De staatssecretaris heeft daarin met zijn bijdrage wel enige helderheid gecreëerd. Wij hebben hier een debat gevoerd over de vliegbelasting. De staatssecretaris was toen op zijn best, als ik toch een compliment mag geven. Hij heeft buitengewoon sterk beargumenteerd waarom het nodig was om structureel te proberen het vliegverkeer in een wat ongunstiger concurrentiepositie te brengen ten opzichte van andere vormen van verkeer, met name uit oogpunt van milieubelasting. Wij hebben toen de vliegbelasting con amore ingevoerd en in deze Kamer geaccepteerd als een middel om de structurele positie te bereiken waarin het vliegverkeer wat minder wordt gestimuleerd en andere vormen van vervoer meer worden gestimuleerd, wegens de milieubelasting. Ik herhaal het maar weer eens. In dat licht bezien is de verwijzing naar conjuncturele ontwikkelingen van dit moment, hoe ingrijpend die ook zijn, niet sterk. Ik denk dat iedere econoom zal zeggen: die 9% realiseer je natuurlijk toch, maar die moet je wel abstraheren en niet salderen met de conjuncturele ontwikkeling van het vliegverkeer op de korte termijn. Het is ook erg ongebruikelijk om dat op die manier te doen.

In dat verband blijf ik bij de positie dat wij voor de korte termijn, mogelijk met een verwijzing naar het liquiditeitsmotief, die verlaging van het tarief naar nul zouden kunnen accepteren, maar dat voor ons overeind blijft staan dat de vliegbelasting als belasting voorshands in het wetboek blijft gehandhaafd. De staatssecretaris geeft aan dat hij mogelijk op de lange termijn met een effectiever systeem komt in het emissiehandelssysteem, waarbij je CO2-emissierechten kunt verhandelen. Of dat ook voor de luchthavens en de luchtvaartmaatschappijen zou moeten gaan gelden weet ik niet. De afweging of dat een effectiever systeem is om de milieubelasting tegen te gaan dan onze huidige vliegbelasting, zouden wij moeten kunnen maken. Als de staatssecretaris in 2012 met het ETS komt, terwijl hij al van plan is om in het Belastingplan 2010 de afschaffing van de vliegbelasting op te nemen, kunnen wij niet meer tot een zuivere afweging komen. In onze eerdere discussie over de verzamelwetgeving en in het licht van de coherentie en de constitutionele taak van de Eerste Kamer in dit opzicht bij het ontbreken van het recht van amendement, hebben wij met elkaar gewisseld dat het in voorkomende gevallen niet wenselijk is dat maatregelen in verzamelwetgeving worden gestopt als de Kamer uitdrukkelijk van oordeel is dat zij over die maatregelen een afzonderlijk oordeel zou moeten kunnen uitspreken. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris niet van plan is om op deze manier de afschaffing van de vliegbelasting, zo die door het kabinet zou zijn voorgenomen, weg te stoppen in het Belastingplan, en heb de eer een motie van die strekking in te dienen.

De voorzitter:

Door de leden Leijnse en De Boer wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

vernemend dat de regering overweegt de onlangs ingevoerde vliegbelasting af te schaffen;

verzoekt de regering, een eventueel daartoe strekkend wetsvoorstel afzonderlijk en niet als onderdeel van een verzamelvoorstel, zoals het Belastingplan, bij de Staten-Generaal in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (31301).

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Om een misverstand te voorkomen, stel ik u voor om, als het wetsvoorstel straks in stemming komt, de motie nog niet in stemming te brengen, maar deze pas volgende week in stemming te brengen. Ik denk dat dit kan, omdat de motie niet ziet op de inhoud van het wetsvoorstel zoals het voorligt, maar op een verdergaande discussie, en dus in de stemming kan worden losgekoppeld van het wetsvoorstel.

Ik zie de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. De uitleg van de vergrijpboete was voor ons duidelijk. Over de tekst van het akkoord met Zwitserland gaf de staatssecretaris aan dat in de nieuwe tekst belastingfraude niet meer moet worden aangetoond. Dat is winst. Ik heb er behoefte aan, de staatssecretaris ermee te complimenteren dat dit is gelukt. Wij zijn daarmee een fors stuk verder dan het afgelopen weekend in de kranten stond.

Over de WBSO-regeling stelt de staatssecretaris dat het met name de bedoeling is dat je "pareltjes van ondernemingen" kunt handhaven. Hij zegde toe te zullen bezien wat hij voor zzp'ers kan doen. Het ging ons er ook om, ruimte te geven aan brandhaarden van creativiteit bij zzp'ers, die je vaak vindt bij TU's om een voorbeeld te noemen. Beperk dit niet in deze tijd van crisis. Het gaat niet om de zzp'ers in zijn algemeenheid, hoe moeilijk ook. Daar waar de creativiteit en de technologische ontwikkelingen worden gedaan, vaak door jongelui, zeg ik: geef ze de kans en geef ze de mogelijkheden om dat te blijven doen.

Wat betreft de vliegtaks blijven wij maar bij datgene wat in het wetsvoorstel staat, namelijk dat het op 0% is gezet en dat het kabinet dus het instrument houdt om het percentage te veranderen, mocht in Europees verband bijvoorbeeld in 2012 de ETS nog niet zijn geregeld. Geef geen instrumenten weg voordat je daarvoor iets beters in de plaats hebt gekregen.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik krijg een ongebruikelijke por in de rug van mijn ambtenaren dat er, met uw permissie, nog voor twaalf uur moet worden gestemd, omdat in het KB wordt verwezen naar 30 juni. Ik zal mij dus beperken en snel zijn.

Ik heb de cijfers over Schiphol van mei 2008 vergeleken met mei 2009: passagiers min 11,6%; vracht min 23,9%. Waarom dachten wij eerst aan hogere cijfers? Welnu, dat is heel eenvoudig: er was een endogene groei ceteris paribus flinke groei verondersteld tussen mei 2008 en mei 2009. Dat verschil moet je daar nog bij optellen. Ik heb de precieze cijfers niet hier, maar er was een forse groei. In het jaarverslag van Schiphol staat dat men voor 2009 een forse krimp verwacht van 6% tot 10% van het aantal passagiers en van circa 15% van het vrachtvervoer. Dat geldt dan voor heel 2009.

De heer Reuten (SP):

Als ik die getallen zo proef, dan zal die 11% voor een belangrijk deel van voor de tijd van de vliegbelasting zijn en het getal wat u zonet noemde, wijkt volgens mij niet zo veel af van algemene omzetdalingen.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Mei 2008 was natuurlijk net aan de vooravond van de invoering van de vliegbelasting, want die is per 1 juli 2008 ingevoerd. Tot oktober of zo – ik moet even gokken – was er nog groei en zonder de vliegbelasting was er nog groei geweest. De crisis is pas echt gaan inslaan vanaf oktober, november. Het is toch echt een forse daling, meer dan in veel ander transportsectoren. Ik heb op vragen van de heer Leijnse al aangegeven dat de vracht dus zelfs nog zwaarder is getroffen, terwijl die niet is belast bij de vliegbelasting. Ik heb dan ook altijd gezegd dat de daling voor het grootste gedeelte zeker niet aan de vliegbelasting ligt. Die droeg er wel extra aan bij en dat extra zetje vonden wij als kabinet net te veel, gelet op de crisis. Vandaar dat wij deze maatregel hebben genomen.

De heer Essers heeft gevraagd naar de relatie tussen het soort vergrijp en de inkeerregeling. Het soort vergrijp maakt niet uit voor de mogelijkheid om in te keren. In de nieuwe regeling wordt bij inkeer na twee jaar een boete opgelegd. De hoogte van die boete hangt af van het soort vergrijp, dus die relatie zal er altijd zijn. De heer Biermans heeft gevraagd hoeveel de inkeerders structureel opleveren voor de schatkist en hoeveel dat zou kunnen schelen in termen van een tariefverlaging. Dan moet ik het even iets breder trekken en bijvoorbeeld buitenlandse vermogens en trusts meenemen, die ik ook in de successiebelasting aantref. Dat is een wetsvoorstel dat wij naar ik hoop in het najaar 2009 in deze Kamer zullen bespreken. Daar gaan de tarieven van 68% nu naar maximaal 40% zakken. Het maximumtarief van 68% successiebelasting gaat straks naar maximaal 40% en voor kinderen naar maximaal 20%. Die verlaging wordt nagenoeg geheel of in ieder geval voor het grootste gedeelte gefinancierd door het aanpakken van buitenlandse vermogens. Ik kon die buitenlandse vermogens aanpakken door 1) een wetswijziging en 2) met de verdragen over informatie-uitwisseling die ik aan het sluiten ben. Dan is gevraagd hoeveel geld wij in 2009 hebben binnengehaald van de typische box 3-vermogens. Aan buitenlands vermogen hebben wij € 230 binnengekregen van inkeerders. Wij hebben ook heel veel vermogen binnengekregen door opsporing. Dat gaat de Belastingdienst dus zelf naar binnen harken. Hoeveel wij binnen krijgen dankzij al die verdragen die ik aan het sluiten ben, kan ik nog niet zeggen. Dat kan ook nog wel een paar jaar duren. Daarom heb ik gezegd dat het echt aan een volgend kabinet is om daarover te besluiten. Het gaat om vele miljarden aan vermogen die je potentieel binnen zou kunnen halen in de Nederlandse belastingheffing. Als ik zie wat ik met zo'n kleine 300 mln. kan doen aan de tarieven van de successiebelasting – van maximaal 68% naar maximaal 40% en voor kinderen van maximaal 27% nu naar maximaal 20% straks – dan is dat een forse daling. Dan is het in ieder geval interessant om iets te doen. Voor de inkomstenbelasting kan en wil ik niets toezeggen. Nu komen de inkeerders ten goede aan de schatkist en zoals de heer Biermans ook weet, vinden wij een financieel degelijk verhaal ook heel erg belangrijk. De schatkist is van ons allemaal en daarom is het ook goed dat dit ofwel leidt tot lagere tarieven zoals bij de successie, ofwel aan de schatkist ten goede komt.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik houd het kort, want ik heb gehoord dat wij om middernacht klaar moeten zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris was niet wat de inkeerregeling dit jaar opbrengt, maar wat de structurele opbrengst is van het hele verhaal. De tweede vraag was – en daar was de staatssecretaris vorige week helderder over in de pers dan hij nu is – of de tarieven fors omlaag zouden kunnen gaan.

Staatssecretaris De Jager:

Nee, het laatste heb ik niet gezegd voor de inkomensbelasting. Dat heb ik alleen over de successiebelasting gezegd en daar heb ik net de concrete getallen voor genoemd. Het is nog afhankelijk van goedkeuring in de Tweede en Eerste Kamer, maar die tarieven kunnen fors omlaag. Met betrekking tot het eerste element kan ik nog niet zeggen wat het structureel gaat opbrengen. Daarom kan ik hier ook niet aangeven wat je er wel of niet mee zou kunnen doen. De grote klap moet immers nog komen. Het is mooi dat wij nu zo veel inkeerders hebben en dat er een enorme stijging aan inkeerders is, maar het is nog steeds maar een klein gedeelte van het totale vermogen dat wij naar Nederland terug moeten zien te krijgen en dat gaat nog wel even duren. Gelet op het succes van de verdragen die wij aan het sluiten zijn, vind ik het in ieder geval heel goed om dat te doen. Dank overigens voor het compliment van de heer De Boer in relatie bijvoorbeeld tot Zwitserland. Met België waren wij het eerste Europese land dat hierover een verdrag heeft gesloten. Met veel van de andere landen zijn wij eveneens een van de eerste landen die een dergelijk verdrag sluiten. Wij horen echt bij de landen die vooroplopen in de wereld als het gaat om informatie-uitwisseling en daar ben ik heel blij om.

De heer Biermans heeft gevraagd naar een advies van de Hoge Raad. Ik heb al gezegd dat ik daar graag op terugkom in verband met het wetsvoorstel dat zich hier volgende week aandient. Ik zal bij die gelegenheid uitgebreid ingaan op mogelijkheden en onmogelijkheden. Tegen de heer Essers zeg ik nog eens voor de duidelijkheid dat de notitie inzake verzamelwetten van de minister van Justitie zal komen. Dat is inderdaad afwachten, maar ik heb begrepen dat ook hier toegezegd is dat die notitie er gaat komen. Dan heeft de heer Essers nog gevraagd wat naar verhouding "omvangrijk" is. Dat is circa 25% ontdoken belasting van de wel betaalde belasting. De waardevolle opmerking in tweede termijn van de heer De Boer over de zzp'ers zal ik zeker meenemen in mijn overwegingen. Hij zei dat het hem gaat om de haarden van creativiteit en vindingrijkheid op bijvoorbeeld een TU. Ik vind dat een interessante aanvulling en zal die zeker in mijn overwegingen meenemen.

Dan heb ik nog een opmerking over de terugwerkende kracht. Sommige delen gaan wel terug tot 1 januari 2009. Ik heb het al gezegd: sommige wel, andere niet. Ik begrijp dat je daar terughoudend in moet zijn. Die terughoudendheid zal ik betrachten. Soms kan het niet anders dan dat je gelet ook op de behandeling van het wetsvoorstel enige creativiteit toont. Ik wist immers niet precies wanneer dit voorstel in de Eerste Kamer behandeld kon worden. In zijn algemeenheid gaan wij natuurlijk terughoudend om met terugwerkende kracht, zeker als het bezwarend is. Wij zijn daar iets flexibeler in als het begunstigend is.

De heer Reuten (SP):

Ik begrijp wat u zegt, maar in dit geval had u het binnen de formele wet kunnen maximeren tot uiterlijk 1 juli 2009, zoals kennelijk uw wens ook is.

Staatssecretaris De Jager:

Ik denk dat ik begrijp wat u bedoelt en ik zal dat in mijn overwegingen meenemen.

Dan eindig ik met een opmerking van het gerecht dat ter sprake is geweest in deze Kamer – ik zeg dat heel serieus – namelijk dat dit wetsvoorstel hutspot is genoemd. Misschien is dat eigenlijk in één woord de beste kwalificatie die aan dit wetsvoorstel is te geven. De inbrenger bedoelde daar eigenlijk mee: er zijn allerlei dingen bij elkaar gegooid die niet bij elkaar te gooien zijn. Als er echter in de Nederlandse keuken sinds jaar en dag één coherent en bij iedereen bekend gerecht is, dan is dat toch wel hutspot. Ik zeg dit om mijn positie tegenover de heer Biermans op te helderen. Als ik klapstuk zou willen toevoegen aan dit hutspotwets­voorstel, dan zou ik dat zomaar doen, ook al gooi je dan vlees en aardappelen en allerlei groenten bij elkaar. Als ik echter gamba's zou willen toevoegen, dan zou ik eerlijk gezegd toch proberen om een voorstel vis te vinden om de gamba's daaraan toe te voegen of – dat heet dan surf and turf in de Amerikaanse keuken – gesneden biefstuk met gamba's. Dat maakt ook een coherent geheel.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Biermans vraagt om een reactie op de ingediende motie. De heer Leijnse zelf trouwens ook.

Staatssecretaris De Jager:

Ja, er waren inderdaad twee. Allereerst de motie van de heer Biermans. O nee, die had geen motie ingediend. Ik ontraad haar toch. Ik ben zo gewend om moties van de heer Biermans te ontraden in deze Kamer.

De heer Biermans (VVD):

Na het betoog over de hutspot en het toevoegen van diverse ingrediënten, krijg ik de indruk dat de staatssecretaris op dit moment, om 23.15 uur in de avond, meer verstand heeft van koken dan van de wijze waarop wij wetsvoorstellen behandelen. Ik heb geen motie ingediend, mijnheer de staatssecretaris.

Staatssecretaris De Jager:

Ik was even op het verkeerde been gezet doordat ik hoorde "motie" en "de heer Biermans". U hebt helemaal gelijk, mijnheer Biermans. U hebt geen motie ingediend, ook niet over de vraag of klapstuk en hutspot bij elkaar zouden kunnen komen. Naar mijn idee is dat dus wel het geval.

De heer Leijnse heeft wel een motie ingediend. Ik kan niet anders dan die motie ontraden, want zij wijkt af van het kabinetsbesluit dat de vliegbelasting wordt afgeschaft. Het kabinet heeft bij dat besluit zelfs concreet opgenomen dat deze afschaffing wordt meegenomen in het Belastingplan. Wij doen dat in het Belastingplan en niet in deze wet omdat er dan een langduriger en uitgebreider traject ook voor de Raad van State mogelijk is. Het wetsvoorstel – het Belastingplan is een volwaardig wetsvoorstel – kan dan het normale traject doorlopen. Daarom hebben wij besloten om de afschaffing bij het Belastingplan te regelen. De vliegbelasting is bij het Belastingplan ingevoerd, waar de heer Leijnse toen minder bezwaar tegen had. Ik kan niet anders concluderen dat die ook bij het Belastingplan mag worden afgeschaft. Tegen de heer Biermans van de VVD-fractie zeg ik nog: zo zie je wat ervan komt, u wilt wil allerlei verschillende wetsvoorstellen en nu komt ineens het afschaffen van de vliegbelasting weer in gevaar dankzij uw inbreng. Ik denk niet dat dit de bedoeling was, maar dat zien wij wel gebeuren.

De heer Leijnse (PvdA):

Met uw welnemen, trekken wij dit nog even niet in de lacherige sfeer, staatssecretaris. U hebt in deze verzamelwet ook een wijziging van de Vpb opgenomen, terwijl u in een andere situatie met een apart wetsvoorstel inzake de Vpb bent gekomen. Dat was de structurele herziening van de Vpb. Met andere woorden: eenmaal in het Belastingplan betekent niet altijd in het Belastingplan. Ik pleit overigens niet voor hetzij in het Belastingplan, hetzij in de voorliggende wet. Er is in deze Kamer een serieuze discussie gevoerd van zeer verschillende zijden over de vraag of je af en toe niet iets apart moet regelen om tot een zuivere afweging te komen. Tegen de achtergrond van die discussie, vraag ik u dit in een afzonderlijk wetsvoorstel te regelen en het niet in het Belastingplan te stoppen. Ik vermag niet in te zien waarom het in het belang van een consistent kabinetsbeleid zou zijn om dit weg te stoppen in het Belastingplan.

De heer Reuten (SP):

Ik wil eraan toevoegen dat de staatssecretaris zelf het argument heeft gegeven waarom dit niet gepast zou zijn, namelijk dat het Belastingplan gaat over de begroting van het komende jaar. De vliegbelasting staat op dit moment op nul, dus die kan geen dekking voor de begroting voor het komende jaar geven.

Staatssecretaris De Jager:

Dat laatste begrijp is, maar het is iets breder wat de criteria hier beogen. Het moet zijn beslag krijgen voor het volgende jaar. Wij hebben afgesproken dat de vliegbelasting wordt afgeschaft. Dat hebben wij gedaan door deze eerst heel snel op nul te zetten en haar per 1 januari echt af te schaffen. Dat is per 1 januari en heeft dus een budgettair beslag voor het komende jaar. Dat criterium geldt dus voor de vliegbelasting. Het kabinet heeft besloten om de vliegbelasting bij het Belastingplan 2010 af te schaffen. Daarom ontraad ik het aanvaarden van deze motie.

De heer Reuten (SP):

Staatssecretaris, u zegt: wij hebben afgesproken om de vliegbelasting af te schaffen. Ja, dat heeft het kabinet gedaan en niet wij. Ik vind dat u onvoldoende argumentatie hebt gegeven waarom hiervoor niet een apart wetsvoorstel kan worden ingediend. Dan loopt u dus het risico dat het Belastingplan wordt afgestemd. Als u dat risico wilt lopen, is dat jammer. Dat zou mij spijten.

Staatssecretaris De Jager:

Natuurlijk zal ik met belangstelling kennis nemen van de uitkomst van de stemming over deze motie. Indien nodig, vervoeg ik mij opnieuw bij het kabinet om om een nieuw standpunt te vragen, maar mijn standpunt nu is heel helder. Dat is mijn standpunt namens het kabinet. De Kamer kan een ander standpunt hebben, dat is ook helder. Als zij dat heeft, zal ik mij opnieuw beraden, samen met het kabinet. Zo werken de dingen.

De voorzitter:

Ik mag eraan toevoegen dat deze Kamer ervan uitgaat dat door haar aangenomen moties worden uitgevoerd door de regering. Ik dank de staatssecretaris voor zijn reactie in tweede termijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

Sluiting 23.19 uur

Naar boven