Noot 1 (zie blz. 1524)
Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven
van
de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen –
mevrouw M. LK. Bemelmans-Videc, de heren C. van Bruchem, A. H. M.
Dölle, W. Lemstra, P. R. H. M. van der Linden en R. Rabbinge,
mevrouw Sorgdrager, de heren J. C. Ter Terlouw en E. van Thijn, mevrouw
Y. E. M. A. Timmerman-Buck, de heren D. van Vugt en H. E. S.
Woldring, mevrouw D. J. B. de Wolff en de heer W. J. Witteveen
De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde
leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen –
mevrouw M. L. Bemelmans-Videc te Koudekerk aan den Rijn
de heer C. van Brunchem te Bruchem
de heer A. H. M. Dölle te Groningen
de heer J. van der Lans te Amsterdam
de heer W. Lemstra te Hengelo
de heer P. R. H. M. van der Linden te Nuth
de heer R. Rabbinge te Zuidwolde
mevrouw W. Sorgdrager te Enschede
de heer J. C. Terlouw te Twello
de heer E. van Thijn te Amsterdam
mevrouw Y. E. M. A. Timmerman-Buck te Den Haag
de heer D. van Vugt te Leiden
de heer H. E. S. Woldring te Amstelveen
mevrouw D. J. B. de Wolff te Arnhem
de heer W. J. Witteveen te Breda
heeft de eer het volgende te rapporteren.
In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de
voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van
de Eerste Kamer der Staten-General:
a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid,
van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 27 mei 1999, nr. KR99/70364
waarbij bovengenoemde personen worden benoemd tot lid van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal;
b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid,
der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming
aannemen.
De benoemde leden hebben overgelegd:
a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij
zijn benoemd;
b. een uittreksel uit het persoonsregister;
c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.
Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde
leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar
is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen
als lid van de Kamer toe te laten.
De commissie:
mevrouw Ter Veld, voorzitter
de heer Pitstra
de heer Luijten