Aan de orde is de verkiezing van de voorzitter der Kamer.

Mevrouw Van Leeuwen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Gelet op de gewijzigde verhoudingen in dit huis heb ik het voorrecht een kandidaat voor het voorzitterschap te mogen voorstellen, te weten de heer Korthals Altes.

Hierbij teken ik het volgende aan. Ook gelet op deze gewijzigde verhoudingen zal de heer Korthals Altes zijn functie als voorzitter uiterlijk 1 oktober 2001 ter beschikking stellen. Het CDA zal dan een kandidaat voordragen, ervan uitgaande dat dit huis alsdan de kandidaat van CDA-huize zal steunen. Dit alles onder voorbehoud van de dan aanwezige politieke verhoudingen.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter! De D66-fractie vindt het binden van een kandidaat aan een termijn anders dan de reguliere termijn niet goed voor het ambt van het voorzitterschap van deze Kamer. Aan de orde is, wat ons betreft, slechts de keuze van een voorzitter. Wij zullen de stem geven aan de voorgedragen kandidaat.

De heer Ruers (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik kan mij aansluiten bij de woorden van de vorige spreker, in het bijzonder bij het begin van zijn verhaal. Er is echter meer wat ik op dit moment kort wil toelichten. De laatste jaren zijn de opvattingen veranderd over de positie van de voorzitter van deze Kamer, net zo goed als over de positie van de voorzitter van de Tweede Kamer. Twee jaar geleden, op 25 februari 1997, heeft mijn voorganger in deze Kamer, de heer De Wit, een debat gevoerd over de positie van en de procedure voor het kiezen van de voorzitter. Kortheidshalve verwijs ik daarnaar. Wat hij toen naar voren heeft gebracht, onderschrijf ik nog steeds en het stelt mij teleur dat op dit moment bij de huidige voordracht met de uitkomsten van dat debat niets is gedaan. Uit democratisch oogpunt vinden wij het wenselijk dat in een open discussie en mogelijk met een open kandidaatstelling hier in dit huis een voorzitter wordt gekozen. Wat ons betreft gaat het om de kwaliteit. De kwaliteit moet vooropstaan en niet degene die door een of meer fracties als zodanig is voorgedragen. Ik wijs er ook op dat vorig jaar aan de overkant van het Binnenhof in de Tweede Kamer eenzelfde discussie is gevoerd. Er is toen een profielschets naar voren gebracht waarover is gediscussieerd. Toen al kon worden vastgesteld dat de visie op de verkiezing van een voorzitter van hetzij de Tweede hetzij de Eerste Kamer verandert. Wij vinden dit een juiste ontwikkeling en pleiten ervoor dat het ook in deze Kamer zo zal gaan. Op dit moment wil ik dat debat niet voortzetten. Ik teken wel aan dat wij uitgaan van de kwaliteit van de voorzitter; op die basis zullen wij onze stem uitbrengen. Vooral het laatste punt van de voordracht dat wij ons nu moeten binden aan iets dat over twee jaar kan plaatsvinden onder dan bestaande verhoudingen, gaat ons te ver.

De voorzitter:

Conform het gestelde in artikel 113 van het Reglement van orde zal deze verkiezing schriftelijk plaatsvinden.

Ik benoem tot stemopnemers de heer Baarda (voorzitter), mevrouw Roscam Abbing-Bos, de heer Wöltgens en mevrouw Schoondergang-Horikx.

(Hierna wordt tot schriftelijke stemming overgegaan.)

De heer Baarda:

voorzitter van het stembureau

Uitgebracht zijn 75 stemmen, waarvan 74 op de heer Korthals Altes en 1 blanco.

De voorzitter:

Aangezien de heer Korthals Altes de volstrekte meerderheid van stemmen op zich heeft verenigd, is hij verkozen tot voorzitter van de Kamer.

Naar boven