De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mede, dat door mij zijn benoemd tot leden van de
commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer
mevrouw M.L. Bemelmans-Videc, de heren C. van Bruchem, A.H.M. Dölle,
J. van der Lans, W. Lemstra, P.R.H.M. van der Linden en R. Rabbinge, mevrouw
W. Sorgdrager, de heren J.C. Terlouw en E. van Thijn, mevrouw Y.E.M.A. Timmerman-Buck, de heren D. van Vugt en H.E.S. Woldring, mevrouw D.J.B. de Wolff
en de heer W.J. Witteveen: mevrouw Ter Veld (voorzitter) en de heren Luijten
en Pitstra.
Ik stel de reeds ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal
Stembureau en de geloofsbrieven van eerder genoemde leden in handen van de
commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven. Ik schors de vergadering
voor vijf minuten, teneinde de commissie in de gelegenheid te stellen deze
geloofsbrieven te onderzoeken.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Ter Veld, voorzitter van de commissie tot
onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw M.L. Bemelmans-Videc, de heren
C. van Bruchem, A.H.M. Dölle, J. van der Lans, W. Lemstra, P.R.H.M. van
der Linden, R. Rabbinge, mevrouw W. Sorgdrager, de heren J.C. Terlouw, E.
van Thijn, mevrouw Y.E.M.A. Timmerman-Buck, de heren D. van Vugt, H.E.S. Woldring,
mevrouw D.J.B. de Wolff en de heer W.J. Witteveen tot het uitbrengen van het
rapport.
Mevrouw Ter Veld:
Voorzitter! Vergun mij alvorens rapport uit te brengen, vanaf deze plaats
alle reeds beëdigde leden geluk te wensen.
De commissie welke de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer,
in alfabetische volgorde opgenomen, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren
dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden
in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie,
ter inzage voor de leden.
De commissie adviseert u als leden van de Kamer toe te laten: mevrouw
M.L. Bemelmans-Videc, de heren C. van Bruchem, A.H.M. Dölle, J. van der
Lans, W. Lemstra, P.R.H.M. van der Linden, R. Rabbinge, mevrouw W. Sorgdrager,
de heren J.C. Terlouw, E. van Thijn, mevrouw Y.E.M.A. Timmerman-Buck, de heren
D. van Vugt, H.E.S. Woldring, mevrouw D.J.B. de Wolff en de heer W.J. Witteveen.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Ter Veld voor het uitbrengen van het rapport en de commissie
voor het verrichten van haar taak.
Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het
rapport in de Handelingen te doen opnemen.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1
De voorzitter:
Ik verzoek de griffier mevrouw Bemelmans-Videc, de heren Van Bruchem,
Dölle, Van der Lans, Lemstra, Van der Linden, Rabbinge, mevrouw Sorgdrager,
de heren Terlouw, Van Thijn, mevrouw Timmerman-Buck, de heren Van Vugt, Woldring,
mevrouw De Wolff en de heer Witteveen binnen te leiden.
De leden Bemelmans-Videc, Van Bruchem, Dölle, Lemstra, Van der Linden,
Timmerman-Buck, Woldring en Witteveen leggen in handen van de voorzitter de
bij de wet voorgeschreven eed af.
De leden Van der Lans, Rabbinge, Sorgdrager, Terlouw, Van Thijn, Van Vugt
en De Wolff leggen in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven
verklaring en belofte af.
De voorzitter:
Ik wens u van harte geluk met uw benoeming en uw toelating in de Kamer
en verzoek u in ons midden plaats te nemen.