32 710 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2010

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 18 mei 2011

Gerealiseerde utigaven naar beleidsterrein (in mln. €)

Gerealiseerde utigaven naar beleidsterrein (in mln. 				  €)

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein (in mln. €)

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein (in mln. 				  €)

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

A.

ALGEMEEN

5

 

Aanbieding en déchargeverlening

5

 

Leeswijzer

9

   

B.

BELEIDSVERSLAG

11

 

Beleidsprioriteiten 2010

11

 

Beleidsartikelen

20

 

Niet-beleidsartikelen

96

 

Bedrijfsvoeringparagraaf

99

   

C.

JAARREKENING

102

 

De departementale verantwoordingsstaat

102

 

De samenvattende verantwoordingstaat baten-lastendienst

103

 

De saldibalans

105

 

Topinkomens

113

 

Baten-lastendiensten:

117

 

Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)

117

 

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

125

 

Centrale Archief Selectiedienst (CAS)

131

 

P-Direkt

137

 

Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR)

146

 

De Werkmaatschappij (DWM)

151

 

Logius

158

 

4FM

166

   

D.

BIJLAGEN

174

 

Burgemeestersbenoemingen

174

 

Toezichtrelaties en ZBO’s/RTW’s

175

 

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

177

 

Afkortingenlijst

179

 

Trefwoordenregister

182

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Immigratie en Asiel en de Minister van Veiligheid en Justitie, het departementale jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer,

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2010 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

De Minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

In de leeswijzer wordt kort ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid, het beleidsverslag, de begrotingsstructuur, groeiparagraaf, de diensten die een baten-lastenstelsel voeren en de opbouw van het jaarverslag.

Ministeriële verantwoordelijkheid

Op 14 oktober is het kabinet Rutte-Verhagen aangetreden. Dit heeft geleidt tot een herverdeling van beleidsaangelegenheden over andere ministeries. Deze herverdeling heeft in het jaar 2010 nog geen inhoudelijke gevolgen gehad voor de begroting van het jaar 2010. Derhalve zijn er geen inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd in de begroting dan de wijziging van de ministeriële verantwoordelijkheid. De ministeriële verantwoordelijkheid in het jaarverslag wordt ondervangen door ondertekening van de jaarverslagen door de betrokken ministers in dit geval de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Veiligheid en Justitie en Immigratie en Asiel.

Het beleidsverslag

In het beleidsverslag 2010 wordt teruggekeken op de resultaten uit 2010. Het beleidsverslag bestaat uit vier onderdelen: het verslag over de beleidsprioriteiten 2010, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringparagraaf.

In de paragraaf beleidsprioriteiten 2010 van het beleidsverslag is rekening gehouden met de aanwijzing van het ministerie van Financiën om vanwege het bijzondere uitvoeringsjaar 2010 zo veel mogelijk kort en bondig te zijn. Het beleidsverslag is opgebouwd uit de beleidsprioriteiten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de doelstellingen uit het beleidsprogramma van Balkenende IV die tot uitvoering zijn gekomen. Beleidsprioriteiten die controversieel zijn verklaard worden niet toegelicht.

De paragraaf Beleidsprioriteiten is aangevuld met informatie over de financiële en budgettaire consequenties van de beleidsmaatregelen die genomen zijn teneinde de beleidsprioriteiten te realiseren. De bedragen in deze tabellen illustreren het financiële belang van een kabinetsdoel.

Begrotingsstructuur

Met ingang van de begroting 2010 is de artikelindeling aangepast. Daar als uitgangspunt geldt dat het jaarverslag de spiegel is van de begroting zijn met de gegevens van de conversietabel uit de begroting de meerjarige realisatiebudgetten van de jaren 2006 t/m 2009 per artikel opgebouwd. Deze zijn te vinden in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid.

Groeiparagraaf

Met de nieuwe artikelindeling in de begroting 2010 is extra aandacht gegeven aan de koppeling meetbare gegevens (prestatie-indicatoren en kengetallen) en kabinetsdoelstellingen. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. De bedragen in de tabel bij de beleidsprioriteiten zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

Diensten die een baten-lastenstelsel voeren

In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen deze baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen. In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht, financieel verantwoording afgelegd over 2010. Tevens worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie kort toegelicht.

De activiteiten van Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) zijn met ingang van 1 oktober 2010 formeel overgegaan in het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV).

De baten-lastendiensten Logius (voorheen GBO.overheid) en 4FM (de samenwerking van de facilitaire diensten van vier departementen) zijn in 2010 met tijdelijke status van start gegaan.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in dit jaarverslag wordt verantwoord over de baten-lastendienst KLPD. Dit is het laatste verslagjaar dat deze dienst onderdeel uitmaakt van de begroting van ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Met ingang van het jaar 2011 wordt dit verantwoord in het departementale jaarverslag van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Opbouw Jaarverslag 2010

Het jaarverslag 2010 is als volgt opgebouwd:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening;

  • B. het beleidsverslag 2010 over de prioriteiten en de beleidsartikelen. In deel B is tevens de bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen.

  • C. de jaarrekening 2010.

    Deel C bestaat uit de verantwoordingsstaten van het departement en de baten-lastendiensten, de departementale saldibalans en het overzicht van de gefinancierde topinkomens.

  • D. de bijlagen:

    • 1. overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2010;

    • 2. overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

    • 3. overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel;

    • 4. afkortingenlijst;

    • 5. trefwoordenregister.

B. BELEIDSVERSLAG

B1. BELEIDSPRIORITEITEN 2010

Inleiding

In 2010 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verschillende doelstellingen gerealiseerd. Een voorbeeld daarvan is de verlichting van administratieve lasten voor burgers met 25%. Daarmee is deze doelstelling een jaar eerder bereikt dan gepland. Ook trad de Wet «maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast» in werking. Door de demissionaire status van de regering vanaf februari konden echter niet alle beleidsvoornemens ten uitvoer worden gebracht. Voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betekende dit onder meer dat de doorontwikkeling van het politiebestel en het Wetsvoorstel «Inrichting verkiezingsproces» «on hold» stonden.

Na het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen in oktober werden aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de beleidsvelden Vreemdelingenzaken en Wonen, Wijken en Integratie en de uitvoeringsorganisatie Rijksgebouwendienst toegevoegd.

Het directoraat-generaal Veiligheid en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid zijn van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar het ministerie van Veiligheid en Justitie gegaan.

De laatste maanden van 2010 is gewerkt aan de uitvoering van bestaand beleid, aan de ambities van het nieuwe kabinet en aan het vormgeven van het nieuwe ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Om de onderlinge samenhang duidelijk te maken zijn de ambities van het kabinet geclusterd in de thema’s: compacte overheid; bestuurlijke inrichting; bouw- en woningmarkt; integratie, cohesie en burgerschap en immigratie en asiel.

Naast de resultaten op de beleidsvelden openbaar bestuur, bedrijfsvoering Rijk en Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), wordt in dit beleidsverslag nog stilgestaan bij de resultaten op het gebied van veiligheid waar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2010 aan heeft gewerkt.

De beleidsresultaten van de terreinen Wonen, Wijken en Integratie (WWI) en Immigratie en Asiel worden in het zelfstandige jaarverslag WWI respectievelijk het jaarverslag van het ministerie van Veiligheid en Justitie behandeld.

Beleidsresultaten 2010

Kwaliteit en functioneren Rijksdienst

Het Rijk bevordert voortdurend de kwaliteit van de organisatie en het personeel. Ook het kabinet Rutte-Verhagen benoemt dit als een belangrijke doelstelling voor deze kabinetsperiode. In februari 2011 is het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 490, nr. 54). Daarin staan de plannen uit het regeerakkoord uitgewerkt. De concentratie van Rijkskantorenlocaties maakt daar onder andere onderdeel van uit.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervult in de bedrijfsvoering van het Rijk een rijksbrede, coördinerende voortrekkersrol. In 2010 is, samen met de andere departementen, verder gewerkt aan een rijksbrede bundeling van de bedrijfsvoering. Dit omvat onder andere inkoop, huisvesting en facilitaire dienstverlening. Zo namen zeven departementen de rijkspas in gebruik. De overige departementen volgen in 2011. Ook sloten eind 2010 acht ministeries aan op de dienstverlening van P-Direkt en is het nieuwe functiegebouw Rijk vastgesteld. Door minder differentiatie in functies bevordert het Rijk de flexibiliteit en uitwisselbaarheid van de ambtenaren.

Het streven van het Rijk om koploper te zijn in duurzame bedrijfsvoering kreeg invulling met projecten, zoals de invoering van de milieucriteria, de invoering energiebesparingprogramma huisvesting, de ontwikkeling van duurzame kaders voor de huisvesting en verduurzaming van de mobiliteit, waaronder de voorbereiding van praktijkproeven met elektrisch vervoer.

Op het gebied van klanttevredenheid gaven gebruikers van overheidsdiensten in 2010 voor de totale overheidsorganisatie gemiddeld een 6,7. De score voor de dienstverlening is daarmee gelijk met 2009. Daarmee is de ambitie van het vorige kabinet om minimaal een 7 voor overheidsdienstverlening te krijgen nagenoeg bereikt.

In 2010 bereidde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de oprichting en opstart van de baten-lastendienst Doc-Direkt voor en is de baten-lastendienst 4FM bij het ministerie ondergebracht. Doc-Direkt is de rijksbrede baten-lastendienst die voor de rijksoverheid onder meer de bestaande archiefachterstanden zal wegwerken. 4FM behartigt het facilitair management voor de ministeries van Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voormalig Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en voormalig Verkeer en Waterstaat (nu Infrastructuur en Milieu).

Administratieve Lastenverlichting

De administratieve lasten voor burgers namen tot en met 2010 af met 25%. De doelstelling is daarmee een jaar eerder dan gepland gehaald. Formulieren en het taalgebruik van overheidsorganisaties zijn duidelijker gemaakt, waardoor de kosten voor burgers afnamen met 24% en de bestede tijd met 29%. Ook de aanpak van de 10 belangrijkste knelpunten was eind 2010 klaar. Gebleken is dat gezinnen en uitkeringsgerechtigden het meeste merken van de maatregelen.

Ook bij de vermindering van administratieve lasten van de professionals in de domeinen veiligheid, sociale zekerheid, (jeugd)zorg en onderwijs is in 2010 vooruitgang geboekt. Uit onderzoek in 2010 blijkt dat 80% van de (voor)genomen maatregelen volgens de professionals zullen bijdragen aan merkbare lastenvermindering.

Zo voerden in 2010 bijna alle politiekorpsen best practices in die voortkwamen uit inventarisatie bij de korpsen zelf. Een daarvan, die als een pilot in politieregio Hollands-Midden heeft gedraaid, wordt vanaf 2011 landelijk uitgerold. Het gaat hier om het systeem van Frontoffice- Backoffice (administratieve afhandeling vindt plaats door een administratieve backoffice in plaats van door de agent op straat). Hiermee lijkt een administratieve lastenverlichting van 20% over een geheel korps haalbaar.

Rijkspersoneel

In het project Vernieuwing Rijksdienst is onder andere ingezet op een kleinere overheid. De uitvoering hiervan ligt op koers, 2011 is het laatste uitvoeringsjaar. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in 2010 binnen de gestelde norm gebleven. In het tweede kwartaal van 2011 wordt een laatste voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin wordt ook de rijksbrede voortgang toegelicht.

Een evenwichtig samengesteld personeelsbestand is van belang voor een effectieve overheid. In 2010 resulteerde de aanpak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een stijging van het aandeel vrouwen in de Algemene Bestuursdienst (inclusief Top Managementgroep) naar 25,9%. Daarmee is de doelstelling om 24% van de integrale management- en strategische concernfuncties binnen het Rijk door vrouwen te vervullen gerealiseerd. Het streefpercentage aan personeel met een biculturele achtergrond is niet gehaald. Belangrijkste reden daarvoor is de uitstroom onder deze groep.

Functioneren openbaar bestuur

De bestuursakkoorden met Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Interprovinciaal Overleg (IPO) fungeerden ook in 2010 als basis voor constructief partnerschap. Het overleg van fondsbeheerders en provincies over de toekomstige financiële verhouding leidde in 2010 tot een (tijdelijke) aanpassing van de verdeling in het provinciefonds voor 2011. Het is nu aan de fondsbeheerders om te komen tot een definitieve verdeling van het provinciefonds voor 2012 en verder.

Daarnaast bleef het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betrokken bij het versterken van de bestuurskracht van decentrale overheden, het vergroten van decentrale beleidsvrijheid en het verminderen van verantwoordingslasten ten opzichte van het Rijk.

Financieel toezicht

Binnen de provincies Noord Brabant en Limburg werd met enkele gemeenten ervaring opgedaan om de toezichtlasten te verminderen. Hiermee wordt beoogd het horizontale toezicht te versterken. De overige tien provincies hebben hun toezicht op gemeenten de afgelopen jaren meer risico georiënteerd ingericht. In 2011 wordt hieraan verder gewerkt.

In 2010 (verantwoordingsjaar 2009) is ook het principe van Single information en Single audit (SiSa) verder aangescherpt, waardoor de verantwoordings- en controlelasten voor zowel medeoverheden als het Rijk nog verder zijn afgenomen.

Herziening interbestuurlijk toezicht

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2010 voorbereidingen getroffen voor de herziening van het interbestuurlijk toezicht. Dit mede naar aanleiding van rapport van de Commissie Oosting (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 VII nr. 8). Mede door de demissionaire status van het vorige kabinet gaat de herziening van het interbestuurlijke toezicht in per 1 januari 2012 en niet per 1 januari 2011.

Burgerschapsvorming en Grondwet

Op 30 september 2010 vond de formele oprichting van het Huis van de Democratie en Rechtstaat plaats. Het Huis moet de kennis over en de deelname aan de democratie vergroten.

Op 11 november 2010 werd het advies van de staatscommissie Grondwet aangeboden aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie.

Het traject handvest Verantwoordelijk Burgerschap is na de val van het kabinet door de Tweede Kamer controversieel verklaard.

Verbeteren kwaliteit Gemeentelijke Basisadministratie

De kwaliteit van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) steeg in 2010 ten opzichte van 2009 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 444, nr. 7).

In samenwerking met de VNG en gemeenten verbeterde de betrouwbaarheid van de GBA door uitvoering van het programma Modernisering GBA. Zo zijn onderdelen van het nieuwe gemeentelijke burgerzakensysteem ontworpen. Eind 2010 is aan de Tweede Kamer een voortgangsrapportage gezonden (Kamerstukken II, 2010–2011, 27 859, nr. 39).

Bevolkingskrimp

Ten aanzien van bevolkingsdaling voerde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2010 het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling Krimpen met Kwaliteit uit. Daarvoor zijn onder meer 22 experimenten gestart op gebieden die samenhangen met bevolkingsdaling. Ook maken verschillende regio's, die nog geen grote bevolkingsdaling kennen, alvast beleid om de te verwachten bevolkingsdaling tegen te gaan. Voor de zomer van 2011 ontvangt de Tweede Kamer hierover een voortgangsrapportage.

Veiligheid

Veilige publieke taak

Uit de in 2010 gehouden tussentijdse meting blijkt dat het aantal slachtoffers van agressie en geweld onder werknemers met een publieke taak stabiliseert. Dat is zo over alle overheidssectoren (openbaar bestuur, onderwijs, politie, defensie). In enkele sectoren (rijk, gemeenten en politie) tekent zich zelfs een daling af. In 2011 zal een nieuwe effectmeting worden gehouden.

De aanpak van het programma Veilige Publieke Taak kent drie sporen: grenzen stellen, aanpakken van de daders en ondersteunen van werkgevers. Op al deze onderdelen heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich in 2010 ingezet. Er heeft een campagne plaatsgevonden over wat burgers zelf kunnen doen wanneer zij agressie of geweld opmerken. Daarnaast zijn in 2010 vijf grote werkgevers met een publieke taak, zoals de Belastingdienst en Jeugdzorg, ondersteund bij de verbetering van de dadergerichte maatregelen. Voorbeelden hiervan zijn het registreren van incidenten, het reageren naar de dader, het verhalen van de schade en het doen van aangifte. Ook zijn de eenduidige landelijke afspraken voor politie en Openbaar Ministerie in werking getreden. Hiermee is de strafrechtelijke behandeling van voorvallen voor heel Nederland geüniformeerd.

Dreigingen en risico’s voor de nationale veiligheid

In 2010 werd de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in toenemende mate geconfronteerd met een verdere internationalisering en globalisering van dreiging en het toenemende gebruik van steeds geavanceerdere technologie. Zo stelde de AIVD met eigen onderzoek vast dat het aantal gevallen van digitale spionage, het stelen van vertrouwelijke informatie, en (pogingen tot) ontwrichting van de digitale infrastructuur toeneemt.

In 2010 gaf de AIVD prioriteit aan het tijdig onderkennen van de jihadistisch-terroristische dreiging. Hierbij lag de nadruk op exogene jihadistische dreiging vanuit internationale groeperingen en netwerken.

Door de internationalisering van de dreiging was het voor de AIVD van essentieel belang om de samenwerking met diensten uit andere landen verder te intensiveren. In 2010 is de internationale positionering van de AIVD dan ook versterkt en is de eigen informatiepositie in en ten opzichte van het buitenland uitgebreid.

De AIVD heeft in 2010 de Nederlandse regering, veiligheidspartners en andere belanghebbenden kunnen voorzien van eigen geverifieerde en gevalideerde inlichtingeninformatie. Hiermee leverde de AIVD een substantiële bijdrage aan de (inter)nationale veiligheid.

Overlast en Verloedering

Samen met partners, zoals andere departementen, gemeenten en politie, zette het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich ook in 2010 voor een veiliger Nederland. De uitvoering van het programma «Veiligheid begint bij voorkomen» is een voorbeeld waarin zichtbaar wordt dat een veiliger Nederland niet door één partij wordt gerealiseerd. De eindrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen is al aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2009–2010, 28 684, nr. 276).

Resultaat van deze samenwerking is een veiliger Nederland. De zichtbare criminaliteit, met uitzondering van overvallen, nam af en het aantal geweldsdelicten ook. Het kabinetsdoel om fietsendiefstal terug te dringen met 100 000 was al in 2009 behaald. Het kabinet Rutte-Verhagen zet de aanpak van overlast en criminaliteit voort om Nederland veiliger te maken. Daarbij zal waar mogelijk geleerd worden van de beleidsresultaten van de afgelopen jaren.

De beleidsresultaten zijn opgenomen in onderstaande tabel. De cijfers zijn ontleend aan de op 1 maart 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden Integrale Veiligheidsmonitor 2010 (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 306).

 

Overall doelstelling 2010 t.o.v. 2002

Doelstelling vanaf 2006

Eindresultaat eind 2010

Geweld

25%

20%

12%

Vermogen

25%

6%

27%

Overlast

25%

17,5%

0%

Verloedering

25%

18,5%

7%

Fietsdiefstal

100 000 t.o.v. 2006

100 000

215 000

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voerde in 2010 de maatregelen uit het Actieplan Overlast en Verloedering verder uit. Daarbij ging de aandacht vooral naar het beperken van overlast van dronken mensen op straat, drugsoverlast en overlast door groepen jongeren. Daarvoor zijn gemeenten ondersteund met onder meer de inzet van praktijkteams bij de aanpak van jeugdoverlast door overmatig alcoholgebruik. In 2010 waren totaal zeven praktijkteams actief, waarin lokale en landelijke experts samenwerken, waarvan één zich specifiek richt op Marokkaans- Nederlandse jongeren. Bij de aanpak van jeugdoverlast door alcoholgebruik is overigens een onderdeel van de aanpak controversieel verklaard door de Tweede Kamer. Het gaat om de wijziging van de Drank- en Horecawet.

Voor de bestrijding van overlast trad op 1 september 2010 de Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast in werking. Tegelijk heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een handreiking aan gemeenten aangeboden hoe deze wet gebruikt kan worden. De wet geeft burgemeesters en officieren van justitie meer bevoegdheden om overlast aan te pakken. De wet is reeds een aantal malen door gemeenten en het Openbaar Ministerie toegepast bij voetbalwedstrijden en tijdens de jaarwisseling.

Ook is afgelopen jaren gebleken dat de praktijk op sommige terreinen weerbarstig is. De doelstelling om de ervaren sociale overlast en fysieke verloedering met 25% te laten dalen ten opzichte van 2002 is niet gerealiseerd. De oorzaken die het veiligheidsgevoel beïnvloeden zijn divers, zoals overlast door zwerfvuil en graffiti, maar ook overlast door jongeren.

In 2010 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede naar aanleiding hiervan met 40 gemeenten het Manifest bestrijding overlast en verloedering ondertekend. De gemeenten hebben naar aanleiding hiervan ten minste vijf specifieke maatregelen ter bestrijding van overlast en verloedering getroffen en zij hebben meegedaan aan de landelijke schoonmaakdag in het voorjaar van 2010. Gemeenten wisselden succesvolle maatregelen uit op bijeenkomsten die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiervoor organiseerde. Ook in 2011 lopen de afspraken uit het manifest door.

Voor het realiseren van een leefbare woonomgeving en een verhoging van het oplossingspercentage bij misdrijven zijn ook in 2010 extra wijkagenten en forensisch assistenten aangesteld. De doelstelling om eind 2011 500 extra wijkagenten en forensisch assistenten aan te stellen ligt op koers.

Eind 2010 zijn reeds 478 wijkagenten extra aangesteld. Hiermee is de doelstelling voor eind 2011 bijna gerealiseerd. Eind 2010 zijn er 355 forensisch assistenten exra aangesteld. De realisatie van 500 aanstellingen is daarmee nog niet gerealiseerd.

Bestuurlijke aanpak

Met behulp van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) is in 2010 de bewustwording van gemeenten ondersteund op verwevenheid tussen onder- en bovenwereld en bij de toepassing van de wet Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB). Van de 431 gemeenten sloot inmiddels ongeveer 70% zich aan bij de RIEC.

In Europees verband vond het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de samenwerking in een informeel netwerk voor bestuurlijke aanpak met andere lidstaten en de Europese Commissie. Over de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en andere bestuursrechtelijke maatregelen in andere Europese lidstaten is de Tweede Kamer reeds geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 23 490, nr. 599).

Polarisatie en radicalisering

In 2010 voerde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het derde operationeel actieplan Polarisatie en Radicalisering uit. In totaal zijn 85 gemeenten door een (gedeelde) decentralisatie-uitkering in staat gesteld specifiek beleid te voeren op het voorkomen van polarisatie en radicalisering binnen hun gemeentegrenzen. Daarmee loopt het totaal aantal bereikte gemeenten op tot 148 sinds de inwerkingtreding van het Actieplan.

Op basis van de evaluatie van de gestarte projecten is geconcludeerd dat de ingezette instrumenten doeltreffend zijn. Daarnaast is de herkenning van polarisatie en radicalisering bij professionals en gemeenten en de kennis over de aanpak daarvan toegenomen. De voortgangsrapportage 2010 en het operationeel plan 2011 worden voor de zomer van 2011 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Veiligheidsregio’s

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid constateerde eind 2009 dat de Veiligheidsregio’s veel investeren in crisisbeheersing en rampenbestrijding. De werkwijze en de organisatie zijn verbeterd. In 2010 ondersteunde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de verdere voorbereiding van de regio’s op de nieuwe wetgeving. Na inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010, hebben de regio’s een jaar om te voldoen aan de vereisten uit de wet.

De Wet Veiligheidregio’s moet de slagvaardigheid van de partijen die betrokken zijn bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing verbeteren. De wet brengt de organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie. Ook is in 2010 de Landelijk Operationele Staf ingesteld. Deze levert operationeel advies bij nationale crisis.

Doorontwikkeling politiebestel

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 is in 2010 controversieel verklaard, waardoor de meeste activiteiten zijn bijgesteld of gestaakt. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen staat dat er een nationale politie komt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. In december 2010 informeerde de Minister van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer hierover (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 628, nr. 239).

Wel is verder gewerkt aan een efficiëntere bedrijfsvoering voor de politie. Voor het Politiedienstencentrum zijn de business cases uitgewerkt en is de houtskoolschets voor de nieuwe organisatie vastgesteld. Ook is de verplichte bovenregionale samenwerking van de politiekorpsen verder uitgewerkt. Politie en Openbaar Ministerie startten in 2010 met de uitwerking van de samenwerking op zeven verschillende opsporingsonderwerpen.

De Tweede Kamer ging in november 2009 op voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken akkoord met het sturen op de operationele sterkte van de politie. Op 31 december 2010 bedroeg de operationele sterkte 49 745 fte.

Overzicht budgetrealisatie van de beleidsprioriteiten

Nummer en omschrijving kabinetsdoelstelling/ project

Nummer relevant beleidsartikel

Financieel belang 2010 (x 1 000)

Behaalde eindresultaat in 2010

49) Veilige publieke taak

35

€ 6 489

De doelstelling om eind 2011 het geweld tegen mensen met een publieke taak terug te brengen naar van 66% naar 51% is nog niet binnen bereik. In 2011 zal een nieuwe effectmeting worden gehouden.

50) – 25% criminaliteit

51) 100 000 minder fietsendiefstallen

52) – 25% overlast en verloedering

55) Aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren

Project Veiligheid begint bij Voorkomen

25

€ 1 000

De doelstellingen minder criminaliteit en fietsendiefstal zijn deels gerealiseerd.

De doelstelling om de overlast en verloedering met 25% te laten dalen ten opzichte van 2002 is niet gerealiseerd.

De wijziging van de Drank- en Horecawet is controversieel verklaard door de Tweede Kamer.

53) 500 extra wijkagenten

23

€ 26 156

Eind 2010 zijn reeds 478 wijkagenten aangesteld.

59) Tegengaan radicalisering

25 en 27

€ 5 300

In 2010 is het derde Operationeel Actieplan Polarisatie en Radicalisering uitgevoerd. In totaal zijn 85 gemeenten met behulp van een (gedeelde) decentralisatie-uitkering in staat gesteld specifiek beleid te voeren op het voorkomen van polarisatie en radicalisering binnen hun gemeentegrenzen.

61) Samenwerkingsverbanden binnen veiligheidsorganisatie versterken met betrokkenheid van de burger

21

€ 6 289

Burgernet is eind 2010 in 50 gemeenten operationeel. De doelstelling is daardoor een jaar eerder dan gepland gerealiseerd.

63) Veiligheidsregio’s en rampenbestrijding

23

€ 117 921

Na inwerkingtreding van de wet Veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010 hebben de regio’s een jaar om te voldoen aan de vereisten uit de wet. Evaluatie vindt plaats begin 2012.

64) Betere overheid met minder mensen

37

Zie toelichting

In het tweede kwartaal van 2011 zal een laatste voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer worden gezonden.

65) divers personeelsbestand

35 en 37

€ 1 300

Eind 2010 was het percentage vrouwen in ABD-functies 25,9%, streefcijfer voor 2010 was 24%.

67) Burgerschapsvorming en Grondwet

31

€ 2 744

Op 11 november 2010 is het advies van de staatscommissie Grondwet in ontvangst genomen. Ook heeft de formele oprichting van het Huis van de Democratie plaatsgevonden.

Het traject handvest Verantwoordelijk Burgerschap is controversieel verklaard.

68) Uitvoeren bestuursakkoorden

31

€ 2 215

Tussen het Rijk en de medeoverheden zijn aanvullende bestuurlijke afspraken geformuleerd tegen de gevolgen van de economische crisis. Het overleg van fondsbeheerders en provincies over de toekomstige financiële verhouding heeft geleid tot een (tijdelijke) aanpassing van de verdeling in het provinciefonds voor 2011.

De inwerkingtreding van het herziene interbestuurlijk toezicht is verschoven van 1 januari 2011 naar 1 januari 2012. In 2010 is het principe van Single information en Single audit (SiSa) verder aangescherpt.

69) vermindering administratieve lasten

33

€ 8 071

De administratieve lasten op rijksniveau voor burgers zijn 25 verminderd. De kosten voor burgers zijn met 29% afgenomen en de bestede tijd met 25%. De dienstverlening kreeg in 2010 een 6,9 (doel was een 7).

Algemene Toelichting

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel. De begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de departementale administratie te herleiden.

De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het kabinet Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. Om toch op hoofdlijnen informatie te verschaffen over de afloop van het vorige kabinetsprogramma wordt bovenstaande tabel toegepast.

Toelichting doelstelling 50, 51, 52, 55:

Voor de doelstellingen «25% criminaliteitsreductie», «100 000 minder fietsendiefstallen», «aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren» en «afname overlast en verloedering met 25%» geldt dat deze doelstelling vanuit verschillende programmabudgetten en bronnen (departementen) wordt gefinancierd. De financiële omvang van de kabinetsdoelstellingen op het gebied van criminaliteit en overlast en verloedering is om die reden geclusterd. Het genoemde bedrag is exclusief de inzet van de zogenaamde van Montfransmiddelen (vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties circa € 32 mln.) in 2010. Uitkering daarvan vond via het Gemeentefonds plaats.

Toelichting doelstelling 64:

Voor de doelstelling «betere overheid met minder mensen» is voor de periode 2008–2011 een taakstellingbedrag vastgesteld ad € 538 mln. in totaal voor alle departementen. Als gevolg van de crisismaatregelen is € 100 mln. afgeroomd van dit budget. Er is verder € 120 mln. toebedeeld aan het sociaal flankerend beleid en € 318 mln. aan innovatieprojecten die moeten leiden tot verbetering en afslanking van de rijksdienst. Deze budgetten zijn inmiddels allemaal overgeheveld naar de desbetreffende departementale begrotingen.

B2. BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 21: Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

21 Algemene doelstelling

Het voorkomen van en prepareren op dreigingen tegen de nationale veiligheid en zorgen dat burger, bedrijfsleven en overheidsorganisaties goed voorbereid zijn op mogelijke crises.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Met de derde voortgangsbrief Nationale Veiligheid (Kamerstukken II, 2001–2010, 30 821 VII, nr. 10) en de bijbehorende bijlagen is het belang en de effectiviteit onderstreept van de samenhangende werkwijze die sinds een aantal jaren wordt gehanteerd om de nationale veiligheid te waarborgen. Deze werkwijze is samengebracht binnen de strategie Nationale Veiligheid (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 821 VII, nr. 3). Binnen deze strategie werken overheden, bedrijfsleven (waaronder vitale sectoren), kennisinstituten, inlichtingendiensten en burgers steeds intensiever samen. In de brief wordt specifiek aandacht gegeven aan:

  • de bescherming van de vitale infrastructuur;

  • de voorbereiding op een mogelijke grieppandemie;

  • de stand van zaken met betrekking tot de versterking van de zelfredzaamheid;

  • de ontwikkelingen rondom de nationale crisisorganisatie.

De voor medio 2010 voorziene derde Nationale Risicobeoordeling is wel ambtelijk voorbereid maar vanwege de kabinetswisseling niet in 2010 aan het kabinet aangeboden.

In relatie tot de onder artikel 23 (Veiligheidsregio’s en Politie) vermelde derde hoofdlijn (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123, nr. 2) ter bevordering van het presterend vermogen van brandweer en GHOR kan worden vermeld dat door inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010 de organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie is gebracht. Tijdens een ramp of crisis is zo een gecoördineerde aanpak en multidisciplinaire samenwerking mogelijk en worden burgers beter beschermd tegen de risico’s van brand, rampen en crises. Door de Wet Veiligheidsregio’s zijn regio’s verplicht om een risicoprofiel, een beleidsplan en een crisisplan vast te stellen, bedoeld om goed voorbereid te zijn ten tijde van een ramp of crisis. De planvorming is geconcentreerd op regionaal niveau en dient om de organisaties van de hulpdiensten in te richten en strategische keuzes te laten maken. Door krachten te bundelen, goede voorbereidingen te treffen en één wettelijke basis te creëren voor rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn Veiligheidsregio’s beter voorbereid op incidenten. Daarnaast zijn landelijke modelconvenanten ontwikkeld (drinkwater, gas, elektriciteit, ICT), waardoor regio’s afspraken met vitale partners kunnen maken om schaarste van deze producten te kunnen opvangen in het geval van een ramp of crisis. Met het project Versterking Crisisstructuur op Rijksniveau (COR) zijn in 2010 stappen gezet om het Nationaal Crisiscentrum om te bouwen naar een professionele crisisorganisatie voor het gehele rijk met als voorlopig resultaat een intensievere samenwerking tussen de diverse departementale crisiscentra op het gebied van informatievoorziening, opleiden, trainen en oefenen, kennisdeling en -analyse en crisis&risicocommunicatie. Ook zijn in 2010 alle voorwaarden geschapen om op operationeel terrein vanaf 1 maart 2011 gebruik te kunnen maken van de Landelijk Operationele Staf. De ministerraad heeft op 9 april 2010 het instellingsbesluit van de Landelijke Operationele Staf (LOS) goedgekeurd.

Budgettaire gevolgen van beleid

21.1 Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

71 812

35 663

36 149

        

Uitgaven

55 048

52 282

38 401

44 892

56 559

37 027

19 532

21.25 Apparaat

    

8 518

7 867

651

21.1 Nationale Veiligheid

    

19 409

10 076

9 333

21.2 Nationaal Crisisteam

    

19 217

8 348

10 869

21.3 Onderzoeksraad voor de Veiligheid

    

9 415

10 736

– 1 321

        

Ontvangsten

    

134

0

134

Financiële toelichting

Op het artikel Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid is meer uitgegeven dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

21.1 Er zijn extra uitgaven gedaan voor Netcentrisch werken (NEC) en voor de Onderzoekraad voor veiligheid.

21.2 Er is meer uitgegeven ten behoeve van Cell Broadcast.

Het betreft hier investeringskosten in het kader van Cell Broadcast. Deze kosten worden gemaakt ten behoeve van specifieke burgeralarmering waardoor de burgers bij rampen of crises zeer snel op lokaal/regionaal of landelijk niveau gealarmeerd kunnen worden via hun mobiele telefoon.

21.3 Er is minder uitgegeven dan begroot. Aangezien het eigen vermogen van de Onderzoekraad voor veiligheid in 2010 het totaal van de in 2010 toegestane reserves overstijgt is een bedrag in mindering gebracht op de in 2010 uit te keren rijksbijdrage.

Externe factoren

In de strategie Nationale Veiligheid is opgenomen dat samenwerking met de zeer diverse partners voorwaardelijk is voor het uit kunnen voeren van de strategie Nationale Veiligheid. Er bestaat dan ook een continu proces om deze externe partners te binden en te verbinden.

Voorbeelden om deze partners te verbinden zijn te vinden in de Wet Veiligheidsregio’s. Deze Wet is op 1 oktober 2010 inwerking getreden.

Daarnaast is er gewerkt aan de continuïteit van vitale producten en diensten door het opstellen van convenanten tussen regio’s en vitale partners.

Voor het succes van het Crisisstructuur op rijksniveau (COR) traject is intensieve samenwerking tussen de ministeries van groot belang. Er zijn onderdelen die eenvoudig om te zetten zijn naar een «shared service» gedachte. Een aanvraag bij het voormalige project Vernieuwing Rijksdienst is positief gehonoreerd voor de onderdelen «ICT informatieknooppunt» en «opleiden, trainen en oefenen (OTO)».

Realisatie meetbare gegevens

Door het grote aantal activiteiten en instrumenten in dit beleidsartikel en de afhankelijkheid van derden bij de realisatie van de doelstellingen is het lastig om (overkoepelende) meetbare gegevens op te nemen.

21 Operationele doelstelling 1

Het systematisch identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen op de nationale veiligheid en het in kaart brengen en waar nodig versterken van de strategische capaciteiten die nodig zijn om de dreigingen op de nationale veiligheid te voorkomen dan wel om er mee om te gaan.

Doelbereiking

In 2010 is naast de werkzaamheden ter voorbereiding voor de Nationale Risicobeoordeling, die overigens door de kabinetswisseling niet in 2010 aan het kabinet is aangeboden, ook gewerkt aan het versterken van de strategische capaciteiten die nodig zijn om de dreigingen op de nationale veiligheid te voorkomen dan wel er mee om te gaan. (onder andere verhogen van de weerstand tegen ICT verstoring, Project zelfredzaamheid, instellen Landelijke Operationele Staf en opstellen convenant tussen aantal vitale sectoren en de Veiligheidsregio’s).

Dit is op het niveau van de Veiligheidsregio’s gedaan door de risicoprofielen en crisisplannen voor de regio’s verplicht te stellen. Hierdoor wordt inzichtelijk welke risico’s er per regio zijn. Zo kunnen regio’s hierop beter inspelen, bijvoorbeeld door middel van opleidingen, trainingen en oefeningen.

In 2010 is de oefening Cyberstorm uitgevoerd. Op basis van een ICT uitval scenario zijn de structuur en de processen van de crisisbeheersing getest. De evaluatie van de oefening heeft leerpunten opgeleverd.

Instrumenten

Systematisch in kaart brengen beoordeling mogelijke dreigingen en scenario ontwikkeling. De Nationale Risicobeoordeling (NRB) is voor de derde keer uitgevoerd. Hierbij zijn zes extra scenario’s toegevoegd: een spoorwegongeval, een maritiem ongeval, uitval van één internet exchange, een cyberconflict, voedselschaarste en geopolitiek veroorzaakte mineraalschaarste. Op basis hiervan is een capaciteitenanalyse uitgevoerd. In het licht van de kabinetswisseling en toevoeging van een cyberconflict scenario is de toezending van de NRB 2010 aan de Tweede Kamer vertraagd. In het AO van 9 december 2010 is door de minister aan de Kamer toegezegd om de NRB begin voorjaar 2011 toe te zenden.

Afspraken met vitale sectoren. De continuïteit van de levering van vitale producten en diensten krijgt van alle verantwoordelijke ministeries structurele aandacht. Elk ministerie heeft dit geregeld met de eigen sector. Waar nodig zijn door de verantwoordelijke ministeries waakvlamovereenkomsten, convenanten afgesloten of andere afspraken gemaakt. In december 2010 heeft de minister de sectoren openbare orde en veiligheid en openbaar bestuur gewezen op het belang van hun continuïteit ten tijde van een crisis en de noodzaak van continuïteitsplannen.

Er zijn landelijke modelconvenanten ontwikkeld (drinkwater, gas, elektriciteit, ICT), waardoor regio’s afspraken met vitale partners kunnen maken om schaarste van deze producten te kunnen opvangen in het geval van een ramp of crisis.

Versterking zelfredzaamheid burger. De pilots zijn afgerond en Denk Vooruit campagne (Goed voorbereid zijn, heb je zelf in de hand) is met goed resultaat afgesloten. De resultaten zijn neergelegd in een bevindingenrapportage die de start vormt voor verdere implementatie.

Ontwikkelen van landelijke strategieën voor de verdeling van schaarste. Er zijn twee scenario’s voor schaarste ontwikkeld (voedselschaarste en mineralenschaarste). Besloten is dat het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het ministerie van Buitenlandse Zaken de beleidsopvolging ter hand nemen.

Strategische samenwerking tussen de Veiligheidsregio’s, de vitale sectoren en de rijksoverheid. Het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuren (SOVI) heeft ook in 2010 gefungeerd als platform op hoog strategisch niveau waar de vitale sectoren onderling afspraken maken. Het Veiligheidsberaad heeft zich als agendalid aangesloten bij het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuren. Ook heeft het Veiligheidsberaad convenanten opgesteld voor de sectoren drinkwater en gas ten behoeve van de Veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s kunnen deze convenanten afsluiten en daarmee specifieke crisisbeheersingsafspraken maken met deze vitale sectoren.

Europees programma voor de bescherming van vitale infrastructuur (EPCIP).

Op 24 december 2010 heeft Nederland de EPCIP richtlijn (2008/114 EU) formeel geïmplementeerd. Dit betekent dat Nederland in haar beleidsprocessen heeft verankerd dat ze structureel kijkt naar mogelijke Europese vitale infrastructuur in eigen land en naar vitale infrastructuur waar Nederland van afhankelijk is die gelegen zijn in andere lidstaten van de Europese Unie. In dit kader is er ook intensief overleg geweest met collega-lidstaten. Daarnaast heeft Nederland actief geparticipeerd aan de onderhandelingen binnen het bredere Europese programma voor de bescherming van vitale infrastructuur.

Uitvoering conclusies Raad van de Europese ministers van JBZ-raad.

In 2010 zijn de lidstaten van de Europese Unie (EU) gestart met de uitvoering van het EU Actieplan. Dit is een proces dat meerdere jaren zal duren. Nederland heeft deelgenomen aan de vergaderingen van de verschillende werkgroepen op EU-niveau. Binnen Nederland is afgestemd met betrokken ministeries, kennisinstituten en met hulpverleningsdiensten. Op deze wijze wordt een all hazard inbreng gewaarborgd die bovendien aansluit bij beleid en praktijk in Nederland. Geconstateerd is dat Nederland één van de koplopers is op het gebied van chemisch, biologische, radioactief en nucleaire (CBRN) veiligheid. Eén van de belangrijkste acties uit het actieplan – het vaststellen van een lijst met hoog risico CBRN materiaal – zal naar verwachting begin 2011 zijn afgerond.

Bijdragen EU-brede risicoanalyse. In 2010 is een actieve bijdrage geleverd aan de onderhandelingen voor de totstandkoming van Europese richtlijnen voor risicobeoordeling. Dit is gebeurd door deelname aan een netwerk van 6 landen (de kopgroep – Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Slovenië, Portugal, Nederland) waar op expertniveau en het niveau van directoraat-generaal, gemeenschappelijke standpunten zijn geformuleerd. Als resultaat hiervan is een gemeenschappelijke non-paper aan de overige EU-lidstaten en de Commissie gestuurd waarin de door de kopgroeplanden gedeelde standpunten ten aanzien van methoden voor risicobeoordeling zijn vervat. Daarnaast is in oktober 2010 een bijeenkomst georganiseerd voor de Europese Commissie om input te kunnen verzamelen over de conceptrichtlijnen.

Versterken landelijke aanpak. Met de brief van 22 februari 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 821 VII, nr. 10) is door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer de stand van zaken meegedeeld met betrekking tot de voorbereiding van de vitale infrastructuur – inclusief de Veiligheidsregio’s – ten aanzien van de continuïteit tijdens een grieppandemie.

Ontwikkelen van een trendrapportage in het kader van ICT en Veiligheid. Het Trendrapport Cybercrime en Digitale veiligheid 2010 is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 292) door de Minister van Veiligheid en Justitie (mede namens de Ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Defensie). Het Trendrapport is opgesteld door GOVCERT.NL in nauwe samenwerking met KLPD, AIVD, NCTb, MIVD en OPTA. Daarnaast hebben ook experts uit het bedrijfsleven en academici een bijdrage geleverd.

Het Trendrapport bundelt de beschikbare strategische inzichten in de belangrijkste trends op het gebied van cybercrime en digitale veiligheid en brengt deze met elkaar in verband. Dit rapport heeft als doel om een gezamenlijk en strategisch perspectief te bieden van trends ten behoeve van beleidsmakers en besluitvormers bij overheden en bedrijven. Beleidsmakers binnen de Rijksoverheid gebruiken het Trendrapport als voeding voor de ontwikkeling van de Nationale Cyber Security Strategie en het bijbehorende actieplan.

Implementatietraject programma Intensivering civiel militaire samenwerking (ICMS).

De uitrol van ICMS verloopt volgens schema. Enkele aanpassingen op de bestuursafspraken civiel militaire samenwerking zijn al doorgevoerd. In het overleg «civiel militaire samenwerking», met vertegenwoordigers van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Defensie, is de uitrol bewaakt. Diverse ICMS defensiecapaciteiten zijn dit jaar als militaire bijstand ingezet en hebben hun meerwaarde aangetoond.

Uitwerken van de «nafase» van de Taskforce Management Overstromingen (TMO).

In samenwerking met de andere ministeries is medio 2010 in een interdepartementaal project gestart om een Rijksbrede visie op de nafase te ontwikkelen. Het afgelopen jaar zijn er verschillende activiteiten uitgevoerd om input te verzamelen voor het visiedocument. In 2010 is daarvoor een onderzoek gestart met als doel de taken en verantwoordelijkheden van partijen op rijksniveau in kaart te brengen, waaraan door de departementen actief is deelgenomen. Eind 2010 is het regionale modelplan nafase opgeleverd.

Voorbereiden grootschalige nucleaire oefening. In 2010 zijn voorbereidingen voor de opvolgers van de oefeningen Bonfire en Voyager gestart. Onder de naam Indian Summer is samen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de regio Zeeland gewerkt aan een oefening met een scenario op basis van een nucleaire ramp met een kerncentrale. Deze oefening is een combinatie van de tweejaarlijkse grote oefening om de crisisstructuur te beoefenen en de vijfjaarlijkse verplichting om het nationaal plan kernongevallen te beoefenen.

21 Operationele doelstelling 2

Een effectieve nationale crisis responsorganisatie voor de aansturing van crisisbeheersing

Doelbereiking

Met de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s en de instelling van de Landelijk Operationele Staf (LOS) is er een stap gemaakt op weg naar een betere crisis responsorganisatie. Dit wordt gedaan door een eenduidige lijn wanneer het op het sturen van de operationele diensten aankomt (door middel van de LOS) en een regionale aansturing voor alle hulpverleningsorganisaties door de Wet Veiligheidsregio’s.

Op nationaal niveau is nadere uitwerking gegeven aan het implementeren van de Crisisstructuur op rijksniveau (COR) met het Nationaal CrisisCentrum (NCC) als centraal punt. Implementatie heeft plaatsgevonden van intensievere samenwerkingsverbanden op zowel de informatievoorziening, planvorming, risicosignalering als communicatie in de vorm van de doorontwikkeling van het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC).

Instrumenten

Verdere doorontwikkeling van de crisisstructuur op rijksniveau.

Er is in het kader van het COR traject een nieuwe werkwijze voor het adviseren met betrekking tot crisisbesluitvorming aan Interdepartementale commissie crisisbeheersing (ICCB) en Ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) ontwikkeld. Ter ondersteuning van deze werkwijze is een handleiding voor Crisis beleidsadviseurs ontwikkeld en vastgesteld in het Interdepartementaal overleg crisisbeheersing. Daarnaast is een opleidingsprogramma ontwikkeld voor deelnemers aan de Crisisstructuur op rijksniveau die sinds medio 2010 wordt uitgerold.

Het NCC werkt als informatieloket voor de crisisbeheersing op rijksniveau.

Het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) heeft een doorstart gemaakt. Vanuit alle departementen zijn geschikte medewerkers geselecteerd om aan het NVC deel te nemen. Een opleidingspakket voor het NVC is ontwikkeld en wordt vanaf eind 2010 uitgevoerd.

Nationaal crisisplan, de landelijk operationele staf en het nationaal handboek crisisbesluitvorming. Het concept Nationaal Crisisplan is verder doorontwikkeld, maar nog niet gereed.

Een nieuwe versie van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming, aangepast op basis van de Wet Veiligheidsregio’s en de verantwoordelijks- en rolverdeling in het nieuwe kabinet is in concept gereed.

De ministerraad heeft op 9 april 2010 het instellingsbesluit van de Landelijke Operationele Staf (LOS) goedgekeurd. De voorzitter van de LOS is door de Minister van Veiligheid en Justitie op 1 december 2010 benoemd.

Inzet ICT-voorzieningen. De stuurgroep Nationale Veiligheid heeft besloten tot de inrichting van een ICT «informatieknooppunt» waar bestaande ICT systemen van departementen en Veiligheidsregio’s met elkaar in verbinding worden gebracht (koppelvlak tussen systemen). Het aanbestedingstraject voor de ontwikkeling en aanschaf van dit «koppelvlak» is gestart.

Continuering van risicosignalering en alertering

Het instrument risicosignalering is uitontwikkeld en ingebed in de interdepartementale werkwijze voor crisisbeheersing. De beoordeling van de dreigingen uit de NRB op de korte tot middellange termijn vindt binnen deze werkwijze continue plaats.

21 Operationele doelstelling 3

Wegnemen van structurele veiligheidstekorten binnen het Koninkrijk door de uitvoering van onafhankelijk onderzoek naar ernstige ongevallen, rampen of dreiging daartoe.

Doelbereiking

De Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) fungeert als onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat op eigen gezag kan besluiten tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. De aanbevelingen van de OVV zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

Externe factoren

Zoals gezegd besluit de Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Externe factoren hiervoor zijn voorvallen binnen het Koninkrijk. Een uitzondering hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken die door de OVV worden verricht (waar onder luchtvaart en scheepvaart). Indien bijzondere omstandigheden (zoals de Vuurwerkramp Enschede) dit noodzakelijk maken, kunnen aan de OVV additionele middelen ter beschikking worden gesteld.

Realisatie meetbare gegevens

De Onderzoeksraad voor veiligheid is een zelfstandig bestuursorgaan met rechtspersoonlijkheid en is gelet op de onafhankelijke positie op afstand geplaatst van de Minister van Veiligheid en Justitie. De werkzaamheden van de raad zijn gekoppeld aan het zich voordoen van een voorval of een reeks van voorvallen.

De Minister van Veiligheid en Justitie draagt geen verantwoordelijkheid voor individuele onderzoeken en aanbevelingen die de onderzoeken mogelijk vergezellen. De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid bevat op dit punt ook geen bevoegdheden. De minister heeft wel een toezichthoudende rol als het gaat om de bij algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur aangewezen voorvallen verplicht te onderzoeken. De Minister van Veiligheid en Justitie vult de ministeriële verantwoordelijkheid in door het afleggen van verantwoording aan de Staten-Generaal. In de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is een aantal bevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid voor de raad. De wet bevat met het oog op het toezicht op de raad nagenoeg gelijke bepalingen als het ingediende voorstel voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

Succesfactoren

De aanbevelingen, als gevolg van een concreet voorval, moeten suggesties in zich hebben tot het aanbrengen van verbeteringen met het oog op het voorkomen van een dergelijk voorval in de toekomst of de beperking van de omvang van de gevolgen.

De openbare orde en veiligheid brengen de leerpunten uit het onderzoek naar voorvallen in kaart, doet aanbevelingen voor verbetering van de veiligheid aan verantwoordelijke partijen zoals overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en houdt de opvolging van aanbevelingen bij. In de praktijk is de OVV actief binnen de sectoren: luchtvaart, scheepvaart, railverkeer, wegverkeer, defensie, gezondheid van mens en dier, industrie, buisleidingen en netwerken, bouw en dienstverlening, water en crisisbeheersing & hulpverlening. De onderzoeken die zijn gedaan in 2010 zijn te vinden op www.onderzoeksraad.nl.

21.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 21.2

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start/Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Beleidsplan crisisbeheersing

AD 21

Start: 2008

Kamerstukken II, 2007–2008, 29 668, nr. 23

Kamerstukken II 2009–2010 30 985, nr. 4

Afgerond: 2009

Effectenonderzoek ex post

voorlichtingscampagnes Nationaal Crisis- en Veiligheidsbeleid

AD 21

Start: 2010

 

Afgerond: 2010

Het effectonderzoek naar de campagne «Goed voorbereid zijn, heb je zelf in de hand», bestaat uit een voor- een tussen- en een eindmeting. Dit onderzoek is, net als de effectonderzoeken van Postbus 51 campagnes in opdracht van de Rijksvoorlichtingsdienst van het ministerie van Algemene Zaken uitgevoerd door een extern bureau. Daarmee is de onafhankelijkheid gewaarborgd.

Het ministerie van Algemene Zaken zal dit onderzoek opnemen in een overkoepelend rapport voor de Tweede Kamer in de «Jaarevaluatie Postbus 51 campagnes 2010».

Beleidsartikel 23: Veiligheidsregio’s en Politie

23 Algemene doelstelling

Een veilige samenleving met behulp van goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Jaarlijks wordt met de politiekorpsen gesproken over de behaalde resultaten op het gebied van de landelijke prioriteiten 2008–2011. Medio 2010 hebben de gesprekken met de korpsen plaatsgevonden om de resultaten over 2009 te bespreken. De prestatieafspraken hebben betrekking op het aantal verdachten dat bij het OM wordt aangeleverd, de doorlooptijden bij jeugdige verdachten, het oplossingspercentage van geweldszaken en het aanleveren van informatie aan gemeenten ten behoeve van integraal veiligheidsbeleid. De aanlevering van verdachten aan het OM had in 2009 fors te lijden onder de invoering van het nieuwe registratiesysteem Basis Voorziening Handhaving (BVH). Het landelijk afgesproken aantal verdachten bij het OM is 250 909. Er zijn 6 korpsen die de regionale streefnorm hebben gehaald. De overige 19 korpsen kunnen een beroep doen op een hardheidsclausule waardoor zij alsnog een deel van de prestatiebekostiging kunnen ontvangen. De prestatieafspraak op het gebied van doorlooptijden Jeugd (Kalsbeeknorm OM) is landelijk gehaald (15 korpsen hebben de norm gehaald). De Kalsbeeknorm houdt in dat 80% van de jeugdzaken binnen 30 dagen bij het OM moeten zijn ingediend. Uit de gesprekken met de korpsen bleek overigens ook dat korpsen voldoende aandacht hebben besteed aan het in kaart brengen van jeugdgroepen en de registratie van 12-minners. Verder blijkt uit de regionale jaarverslagen dat alle korpsen voldoende aandacht hebben besteed aan het aanleveren van gegevens op wijkniveau bij gemeenten als input voor integraal veiligheidsbeleid. In de periode maart 2011 tot en met juni 2011 wordt met de politiekorpsen gesproken over de resultaten op de landelijke prioriteiten over 2010.

Het kabinet Balkenende IV besloot in 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 628, nr. 110) op basis van de door de korpsen met de samenwerkingsafspraken bereikte resultaten dat het regionale bestel zou worden doorontwikkeld. Zo is het vergroten van de eenheid en het gemeenschappelijk functioneren van de politie verbeterd. Het daarvoor gemaakte wetsvoorstel voorzag onder meer in de instelling van een landelijke shared-services organisatie (Politiedienstencentrum) voor de politie belast met de bedrijfsvoering, versterking van de bovenregionale samenwerking en schaalvergroting van de politieregio’s. Het wetsvoorstel is voor advies aan de Raad van State voorgelegd, die op 2 maart 2010 een reactie heeft gegeven. Het wetsvoorstel is bij de val van het vorige kabinet controversieel verklaard. Het kabinet Rutte-Verhagen heeft afgezien van verdere behandeling van dit wetsvoorstel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad besloten in maart 2010 gezamenlijk wel door te gaan met het traject voor de voorbereidingen van het Politiedienstencentrum, op een bestelonafhankelijke manier en zonder onomkeerbare stappen te zetten. Om die reden is het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad verder gegaan met onder andere het traject van de businesscases (afgerond: ICT, Inkoop en ERP software, afrondende fase: Financiën en Personeel), het vaststellen van de houtskoolschets voor de nieuwe organisatie en het maken van profielschetsen voor de kwartiermaker Politiedienstencentrum.

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie en het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad hebben in maart 2010 tevens besloten door te gaan met de uitwerking van de verplichte bovenregionale samenwerking van de politiekorpsen. Politie en OM zijn in 2010 gestart met de uitwerking van de samenwerking op zeven opsporingsonderwerpen.

In het kader van schaalvergroting is daarnaast op 1 oktober jl. een wijziging van de Politiewet 1993 bij de Tweede Kamer ingediend om de samenvoeging van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland mogelijk te maken.

Het kabinet Rutte-Verhagen heeft in het regeerakkoord en het gedoogakkoord opgenomen dat het wil komen tot de invoering van Nationale Politie, door aanpassing van het wetsvoorstel van een nieuwe politiewet dat bij de Tweede Kamer lag (Kamerstukken II, 2006–2007; 30 880). Op 14 december heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer zijn plannen voor de inrichting van de politieorganisatie op hoofdlijnen bekend gemaakt.

Per 1 oktober 2010 is de Wet Veiligheidsregio’s in werking getreden. Hierdoor is de organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie gebracht. Tijdens een ramp of crisis is zo een gecoördineerde aanpak en multidisciplinaire samenwerking mogelijk en worden burgers beter beschermd tegen de risico’s van brand, rampen en crises.

Door de Wet op de Veiligheidsregio’s zijn regio’s verplicht om een risicoprofiel, een beleidsplan en een crisisplan vast te stellen, bedoeld om goed voorbereid te zijn ten tijde van ramp of crisis. De planvorming is geconcentreerd op regionaal niveau en dient om de organisaties van de hulpdiensten in te richten en strategische keuzes te laten maken. Door krachten te bundelen, goede voorbereidingen te treffen en één wettelijke basis te creëren voor rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn Veiligheidsregio’s beter voorbereid op incidenten.

Daarnaast zijn landelijke modelconvenanten ontwikkeld (drinkwater, gas, elektriciteit, ICT), waardoor regio’s afspraken met vitale partners kunnen maken om schaarste van deze producten te kunnen opvangen in het geval van een ramp of crisis. Bovendien is de Landelijk Operationele Staf ingesteld. De LOS levert bij nationale crisis een gezamenlijk operationeel advies ten behoeve van de nationale crisisstructuur.

Budgettaire gevolgen van beleid

23.1 Veiligheidsregio’s en Politie

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

5 447 566

5 494 823

– 47 257

Waarvan garantieverplichtingen

    

263 400

  
        

Uitgaven

4 505 361

4 631 559

4 992 395

5 123 847

5 223 324

5 178 470

44 854

23.25 Apparaat

    

14 466

17 949

– 3 483

23.1 Bekostiging Politie regionaal/bovenregionaal

    

4 025 629

4 036 196

– 10 567

23.2 Bekostiging Politie landelijk

    

663 894

620 025

43 869

Bijdrage baten-lastendienst KLPD

    

556 009

518 197

37 812

23.3 Kwaliteit Politie en Veiligheidsregio’s

    

400 232

372 533

27 699

Bijdrage baten-lastendienst LFR

    

14 979

20 000

– 5 021

23.4 Bekostiging Veiligheidsregio’s

    

119 103

131 767

– 12 664

        

Ontvangsten

    

4 767

750

4 017

Financiële toelichting

Op het artikel Veiligheidsregio’s en Politie is meer uitgegeven dan begroot. Op het artikel zijn bovendien meer ontvangsten binnen gekomen. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

23.25. Er zijn minder uitgaven gedaan omdat bij de wijziging van de begrotingsstructuur vanaf de begroting 2010 een deel van de apparaatuitgaven voor Veiligheid en Bestuur (artikel 25) is toegewezen aan de apparaatuitgaven voor Politie en Veiligheidsregio’s (artikel 23). Dit is in 2010 overgeheveld naar artikel 25 Veiligheid en Bestuur.

23.1. Er zijn minder uitgaven gedaan doordat:

  • bij de wijziging van de begrotingsstructuur een deel van de voorziene bijdragen aan het KLPD en de Politieacademie ten onrechte was toegewezen aan het op termijn handhaven van de operationele sterkte van de politie. Dit is bij Voorjaarsnota gecorrigeerd;

  • investeringskosten in het kader van Cell Broadcast zijn overgeheveld naar artikel 25. Deze kosten worden gemaakt ten behoeve van specifieke burgeralarmering waardoor de burgers bij rampen of crises zeer snel op lokaal/regionaal of landelijk niveau gealarmeerd kunnen worden via hun mobiele telefoon.

23.2. Er zijn meer uitgaven op dit artikelonderdeel gedaan omdat bij de wijziging van de begrotingsstructuur een deel van de voorziene bijdragen aan het KLPD en de Politieacademie ten onrechte zijn toegewezen aan artikelonderdeel 23.1. Het budget is bij Voorjaarsnota overgeheveld. Om de politiekorpsen in de gelegenheid te stellen aan de thans in de CAO vastgelegde verplichtingen te voldoen, is daarnaast de raming in 2010 verhoogd ten laste van het budget van latere jaren;

23.3. Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit wordt verklaard doordat bij Voorjaarsnota 2010 de raming aanvankelijk is opgehoogd ten behoeve van de volgende posten:

  • bij het programma Cybercrime (PAC) is vertraging ontstaan doordat de intentie bestond om in 2009 het Team High Tech Crime (THTC) van de KLPD onder te brengen bij het PAC. Door de financiële situatie van het THTC en de vertraging van de evaluatie was het in 2009 niet haalbaar dit te bewerkstelligen. De kosten komen hierdoor tot uitbetaling in 2010;

  • voor de brandweer op de BES-eilanden komen door vertraging in 2009 van het aanbestedingstraject crashtender (een speciaal type brandweervoertuig, vooral gebruikt op luchthavens) en bouw kazerne Bonaire de kosten tot uitbetaling in 2010;

  • de verdere landelijke uitrol van Burgernet vond in vijftig gemeenten plaats in 2010;

  • bij de wijziging van de begrotingsstructuur is de stijging van de bijdrage van de Politie voor de exploitatie van C2000 ten onrechte toegewezen aan artikel 25;

  • de bijdrage 2010 van het ministerie van Defensie (KMar), Financiën (Douane) en VWS (ambulancediensten) voor het gebruik van het C2000 netwerk;

  • aan de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) is een bijdrage verstrekt voor aanschaf en beheer van het materieel van de politie, brandweer en GHOR.

23.4. Er is minder uitgegeven dan begroot. Dit verschil wordt hoofdzakelijk verklaard doordat bij Najaarsnota 2010 de raming is verlaagd ten behoeve van de Bommenregeling. In 2010 is de bestaande explosievenregeling beëindigd en het beschikbare budget overgedragen aan het Gemeentefonds.

Externe factoren

De keuze voor regionale samenwerking met een bepaalde veiligheidsregio en op bepaalde dossiers lijkt willekeurig te worden gemaakt. Ook zijn weinig van de interregionale samenwerkingsafspraken tussen regio’s formeel vastgelegd.

De taakverdeling tussen regio en gemeenten heeft geleid tot een verharding en afstandelijkheid in de relatie. Het kost het bestuur van Veiligheidsregio’s veel moeite om een beslissing of maatregel door alle gemeenteraden goedgekeurd te krijgen. De veiligheidsregio is afhankelijk van de relatie tussen de voorzitter van de veiligheidsregio met de andere burgemeesters binnen de regio. De bezuinigingen binnen de gemeenten gaan hun weerslag hebben op de budgetten van de Veiligheidsregio’s.

Realisatie meetbare gegevens

23.2 Indicatoren

Basiswaarde 2002

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. Jeugdcriminaliteit

n.v.t.

77,7%

1

80%

2

2. Aantal verdachten van Politie naar OM

218 463

250 130

1

250 909

2

3. Normering verdachtenratio geweld

n.v.t.

n.v.t.

1

60%

2

Bron: kerngegevens Nederlandse Politie 2008 en Landelijke prioriteiten 2008–2011.

X Noot
1

Door invoering van een nieuw registratiesysteem zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar.

X Noot
2

Cijfer niet bekend bij publicatie jaarverslag.

Ad 1. Jeugdcriminaliteit (Kalsbeeknorm): Het percentage processen-verbaal veelplegers en harde-kernjongeren dat binnen 30 dagen na het eerste verhoor wordt aangeboden bij het Openbaar Ministerie.

Ad 2. Verdachten OM: Het aantal aan het Openbaar Ministerie aangeboden verdachten.

Ad 3. Normering verdachtenratio geweld: De definitie geweld in de verdachtenratio heeft betrekking op de geweldscategorieën openlijke geweldpleging, bedreiging en mishandeling. Deze verdachtenratio geeft een maat voor de pakkans.

23.3 Kengetallen

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Meldingen brand

49 700

47 300

45 300

47 100

Meldingen hulpverlening

40 000

49 400

43 900

41 800

Doden bij brand

80

68

97

57

Gewonden bij brand

1 073

843

874

1 018

Reddingen bij brand

586

576

880

609

Vrijwillig operationeel personeel

21 644

21 429

21 417

21 587

Waarvan vrouwen

1 188

1 300

1 300

1 300

Beroeps operationeel personeel

5 440

5 424

5 468

5 522

Waarvan vrouwen

313

307

300

300

Niet operationeel personeel 1

3 396

3 271

3 582

3 921

Bron: CBS Brandweerstatistiek

X Noot
1

Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie.

23 Operationale doelstelling 1

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen op regionaal en bovenregionaal niveau.

Doelbereiking

De Minister van Veiligheid en Justitie stelt per regionaal korps een algemene bijdrage en een aantal bijzondere bijdragen beschikbaar. Voor de verdeling van de algemene bijdrage wordt gebruik gemaakt van een budgetverdeelsysteem (BVS), dat op basis van objectieve omgevingskenmerken en verdeelformules de werklast voor een politiekorps voorspelt. De omvang van het totaal te verdelen budget geldt daarbij als een gegeven. Het BVS doet geen uitspraak over het totaal benodigde politiebudget.

Naast het reguliere proces van budgetverdeling en verstrekking kan de minister in bijzondere gevallen aanleiding zien om een bijdrage op grond van artikel 3 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (Bfrp) te verstrekken. Op basis van artikel 3 Bfrp zijn in 2010 onder vier noemers bijzondere bijdragen verstrekt aan de regiokorpsen:

  • Ten eerste hebben de regiokorpsen artikel 3 bijdragen ontvangen op grond van het in 2009 gesloten Onderhandelingsakkoord met het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad. Dit ter dekking van onder meer de financiële arbeidsvoorwaardenproblematiek bij de Nederlandse politie. In totaal is hiervoor € 77 mln. uitgekeerd in 2010;

  • Ten tweede is in het Onderhandelingsakkoord ook afgesproken dat in de periode 2010–2012 gemiddeld 1 600 aspiranten naar de opleiding worden gestuurd. In 2010 zijn hiervoor middelen vrijgemaakt om een extra impuls te geven aan de instroom van aspiranten in 2010. Hiervoor is in totaal € 21,9 mln. in 2010 beschikbaar gesteld;

  • Ten derde is in het kader van preventief toezicht gesproken met een aantal korpsen over de begroting en meerjarenraming. Mede vanwege de zwakke vermogenspositie van de korpsen Flevoland, Fryslân en Gelderland-Zuid zijn artikel 3 bijdragen beschikbaar gesteld voor in totaal € 18,7 mln;

  • Tot slot zijn vanwege de uitgestelde invoering van het herijkte budgetverdeelsysteem voor de politie een aantal korpsen eenmalig gecompenseerd, die er als gevolg van de nieuwe verdeling op vooruit zouden gaan met ingang van 2011. Zij zijn voor in totaal € 32,7 mln. gecompenseerd vanuit het budget voor de prestatiebekostiging.

In 2009 was reeds besloten tot een inhouding bij de overige politiekorpsen ten behoeve van een artikel 4 bijdrage voor het korps Drenthe. Deze inhouding en toekenning hebben betrekking op de jaren 2009 en 2010. In 2010 is om die reden een aanvullende bijdrage verstrekt aan het korps Drenthe ter grootte van € 3,3 mln.

Preventief toezicht

Instrumenten

Preventief toezicht moet worden ingesteld wanneer de begroting van een regionaal politiekorps een tekort vertoont en het evenwicht in de drie daarop volgende jaren niet tot stand komt óf als de begroting op het oog sluitend is, maar na nadere bestudering blijkt dat er toch geen sprake van evenwicht is.

Preventief toezicht kan worden ingesteld als er sprake is van een tekort in de jaarrekening of als er sprake is van een termijnoverschrijding bij de inlevering van begroting en jaarrekening. Preventief toezicht kan leiden tot een aantal bezuinigingen bij het regionale politiekorps, maar ook tot de gedeeltelijke besteding van het eigen vermogen binnen de gestelde grenzen.

Op basis van de in november 2010 ingediende begrotingen zijn negen korpsen onder preventief toezicht gesteld. Dit zijn de volgende korpsen: Friesland, Drenthe, Gelderland Zuid, Kennemerland, Hollands Midden, Zuid Holland Zuid, Brabant Noord, Limburg Noord en Limburg Zuid. Deze korpsen hebben zodanige tekorten in de begroting dat zonder aanvullende middelen het begrotingsherstel niet mogelijk is. Overigens hebben ook andere korpsen tekorten maar deze mogen gebruik maken van het beschikbare eigen vermogen om deze tekorten te dekken. Maar ook hier moet begrotingsherstel op een iets langere termijn, dan bij de korpsen die nu onder preventief toezicht zijn geplaatst, zichtbaar worden.

Besloten is om voorlopig aan de korpsen die onder preventief toezicht staan nog geen aanvullende maatregelen te vragen. In het nieuwe regeerakkoord zijn namelijk middelen opgenomen die kunnen bijdragen aan het oplossen van financiële problematiek. Deze aanvullende middelen staan nu nog gereserveerd op de begroting en na beschikbaar te zijn gesteld zullen deze worden opgenomen in een voorjaarcirculaire.

De cyclus rondom landelijke prioriteiten

Zoals beschreven onder de algemene beleiddoelstelling hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie de gezamenlijke landelijke prioriteiten 2008–2011 vastgesteld, te weten de aanpak van jeugdcriminaliteit en van geweld, veilige wijken, opsporing en de aanpak van criminaliteit (zowel kwantitatief als kwalitatief). De voortgang van de landelijke prioriteiten wordt jaarlijks gemonitord; ook op regionaal niveau.

Toekenning bijdragen

Voor het kunnen toekennen van de diverse bijdragen ontwikkelt en houdt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties adequate bekostigingsstelsels in stand. Daarnaast zorgt de minister voor het ontwikkelen en in stand houden van een systeem van monitoring, dat adequate sturingsinformatie oplevert.

Realisatie meetbare gegevens

23.4 Kengetallen (x € 1 miljoen)

2008

2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Algemene bijdrage aan regionale politiekorpsen

3 605

3 687

3 634 1

3 637

Bijzondere bijdragen aan regionale politiekorpsen

101

359

3431

355

Bron: decembercirculaire 2010

X Noot
1

Bron: junicirculaire 2010

23 Operationele doelstelling 2

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op landelijk niveau.

Politieacademie

Instrumenten

In 2010 is de Politieacademie budgettair in staat gesteld om aspiranten op te leiden.

De resultaten van aantallen aspiranten zijn opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2010. Naar verwachting verschijnt het concept Jaarverslag Nederlandse Politie 2010 in maart 2011. In het jaar 2010 zijn daarnaast 1 559 mensen aan een initiële opleiding begonnen en zijn 3 699 aan een postinitiële opleiding (incl. losse modules, trainingen, functiegerichte applicaties, etc.) begonnen.

Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD)

Met de bekostiging van het KLPD stelt de minister dit onderdeel in staat de politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Voor specifieke informatie over het KLPD wordt verwezen naar de paragraaf van de baten- lastendiensten van dit jaarverslag.

23 Operationele doelstelling 3

Verhogen van het prestatievermogen en de professionaliteit van de politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

Sturen op prestaties van politie via landelijke prioriteiten

Instrumenten

Jeugdcriminaliteit

Eind 2010 was het tweede landelijke beeld van de problematische jeugdgroepen in Nederland gereed. Er is sprake van een daling van het aantal problematische jeugdgroepen ten opzichte van 2009 van 13 procent.

Een tweede intensivering op het jeugddossier richt zich op de verbetering van de registratie van 12-minners door de politie en de vroegsignalering van deze jeugdigen. In 2008 is een traject gestart dat tot doel heeft beter inzicht te verkrijgen in de omvang van de groep 12-min «verdachten», sneller en gerichter begeleiding te realiseren en het opbouwen van een dossier per jongere met het oog op de vervolging bij mogelijk crimineel gedrag na het bereiken van de leeftijd van 12 jaar. In 2009 en 2010 hebben nulmetingen plaatsgevonden. Op basis hiervan is een advies voor een verbetertraject gevolgd, dat op dit moment in vier pilots wordt uitgevoerd.

Geweld

Opsporing van geweldplegers is onder meer versterkt door een verdere verbetering van de auditieve en audiovisuele registratie van verhoren en een kwaliteitsverhoging van de forensisch-technische opsporing. Ook is recherchepersoneel extra opgeleid en heeft werving, selectie en opleiding van medewerkers van buiten de politie met een hbo of academische opleiding (zij-instromers) voor de opsporing plaatsgevonden. Een bijdrage aan het voorkomen van geweldsmisdrijven is door de politie o.a. geleverd door het verbeteren van de voorlichting, het maken van afspraken met ondernemers in gebieden waar veel uitgaansgeweld voorkomt en meer aandacht voor de aanpak van overvallen en huiselijk geweld.

Veilige wijken

Om de veiligheid in de wijk te vergroten draagt de politie zorg voor een versterkte inzet van gebiedsgebonden politiewerk. De doelstelling is een uitbreiding naar in totaal 500 wijkagenten per eind 2011. De doelstelling per eind 2010 is vastgesteld op 375 wijkagenten. Gegevens over realisatie volgen half maart.

Opsporing

Ook in 2010 is geïnvesteerd in het kwalitatief en kwantitatief versterken van de opsporing. In het kader van de versterkingsprogramma’s, FINEC, Cybercrime en Intelligence is geïnvesteerd in opleidingen, knowhow, innovatie en fte’s. Binnen het programma Intelligence is de focus ook in 2010 gericht geweest op het opleiden van analisten welke volgens het «intelligence gestuurd werken» werkzaam worden in de regio’s. De financiële situatie bij de rijksoverheid heeft wel als gevolg gehad dat de geplande aanwas van fte’s bij dit programma stil is komen te staan. Aan het eind van 2010 bleek dat het programma Intelligence niet kan rekenen op de verwachte reservegelden. Hierdoor worden de gestelde doelen van het programma niet volledig gehaald.

Verhogen van het prestatievermogen van de politieorganisatie

Doorontwikkeling Politieorganisatie

Het kabinet Balkenende IV besloot in 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 628, nr. 110) op basis van de door de korpsen met de samenwerkingsafspraken bereikte resultaten dat het regionale bestel zou worden doorontwikkeld omdat zo tot voldoende verbetering kon worden gekomen wat betreft het vergroten van de eenheid en het gemeenschappelijk functioneren van de politie. Het wetsvoorstel is voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Het wetsvoorstel is bij de val van het vorige kabinet controversieel verklaard, waarna het kabinet Rutte-Verhagen heeft afgezien van verdere behandeling van het wetsvoorstel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad besloten in maart 2010 gezamenlijk wel door te gaan met het traject voor de voorbereidingen van het Politiedienstencentrum, op een bestelonafhankelijke manier en zonder onomkeerbare stappen te zetten. De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie en het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad hebben tevens besloten door te gaan met de uitwerking van de verplichte bovenregionale samenwerking van de politiekorpsen. In het kader van schaalvergroting is op 1 oktober jl. een wijziging van de Politiewet 1993 bij de Tweede Kamer ingediend om de samenvoeging van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland mogelijk te maken.

Het kabinet Rutte-Verhagen heeft in het regeerakkoord en het gedoogakkoord opgenomen dat het wil komen tot de invoering van Nationale Politie door aanpassing van het wetsvoorstel van een nieuwe politiewet dat bij de Tweede Kamer lag (Kamerstukken II, 2006–2007; 30 880). Op 14 december heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in een brief (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 628, nr 231) aan de Tweede Kamer zijn plannen voor de inrichting van de politieorganisatie op hoofdlijnen bekend gemaakt.

Politietop divers

De politietop is aantoonbaar meer divers geworden door zowel diverse doorstroom als zij-instroom naar en in de top. Daarnaast zijn bovenformatieve plaatsen ingevuld in korpsleidingen en is aandacht besteed aan carrièreperspectief voor de zittende top.

Havank

Het nieuwe Havank systeem is in juni 2010 officieel in gebruik genomen. Tevens is de organisatie van invoer en verwerking van gegevens aangepast en vereenvoudigd.

Burgernet

De doelstelling ten aanzien van de landelijke uitrol van Burgernet is behaald. Thans zijn 50 gemeenten en nagenoeg alle politiekorpsen op Burgernet aangesloten.

Versterking criminaliteitsaanpak/prestatiebekostiging

De landelijke prioriteiten zijn voor elk korps nader uitgewerkt in – door de ministers vastgestelde – landelijke doelstellingen op regionaal niveau. Korpsen die de doelstellingen realiseren komen in aanmerking voor prestatiebekostiging. De resultaten die zijn behaald met de landelijke doelstellingen zijn opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2010. Naar verwachting verschijnt het concept Jaarverslag Nederlandse Politie 2010 in maart 2011.

Veiligheid BES-eilanden

In het licht van de nieuwe staatkundige verhoudingen op de Nederlandse Antillen is een substantiële inspanning gepleegd om een verbetering in de organisatie van de veiligheidsvoorzieningen op de BES-eilanden te faciliteren (politie, brandweer en rampenbestrijding). Sinds 10 oktober 2010 is de Minister van Veiligheid en Justitie beheerder van zowel het korps politie BES als het brandweerkorps BES.

Bewapening en uitrusting politie

Verdergaande ontwikkeling «less lethal» wapens en vervanging bestaande wapens. In 2010 is de pilot met het stroomstootwapen «Taser» bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheden met een jaar verlengd tot 1 mei 2011. Tevens is de evaluatie van start gegaan. Het evaluatierapport zal begin 2011 gereed zijn en met een advies aan de Minister van Veiligheid en Justitie worden voorgelegd. De ervaringen tot op heden zijn erg positief. De keuze voor het nieuwe dienstpistool is vertraagd in verband met een tweetal onderzoeken van de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst (RAD). De voorlopige gunning zal naar verwachting begin 2011 plaatsvinden.

Diversiteit

De evaluatie van de Taskforce diversiteit loopt. De samenwerkingsafspraken en daarmee de taskforce liepen tot eind december 2010. Uit rapportages van de Taskforce blijkt dat alle afspraken gehaald zijn, met uitzondering van het beoogde percentage allochtone medewerkers in de politiekorpsen.

Personele capaciteit van de politie

In 2010 is in overleg met politie en in overeenstemming met de Tweede Kamer een nieuwe definitie en telling geïntroduceerd, de operationele sterkte. Vanaf nu worden de afspraken en rapportages in aantallen operationele sterkte weergegeven. De afspraak voor de operationele sterkte is 49 500 fte. De realisatie per 30 juni 2010 is 49 436 fte. De «oude» afspraak van 52 200 fte’s is ruim gehaald. Gegevens over de stand per 31 december 2010 volgen in april.

CAO Politie

In 2010 is een nieuw concept functiewaarderingssysteem ontwikkeld en opgeleverd. Door het Landelijk Programmabureau HRM is een landelijk functiegebouw in concept opgeleverd. De vereenvoudiging van het loongebouw voor de Nederlandse Politie is gerealiseerd en ingevoerd. Het Landelijk Functiegebouw zal in 2011, inclusief de functiewaardering met het vernieuwde waarderingssysteem in samenspraak met het landelijk georganiseerd overleg, na een strakke besluitvormingsplanning worden geïmplementeerd bij de korpsen.

Integriteit

Het Landelijk Programma HRM heeft het project Integer gedrag afgerond. Er is een nieuw beleidskader integriteit voor de Nederlandse politie. Voor zover beschikbaar en mogelijk, zijn de basisnormen uit de Modelaanpak basisnormen integriteit openbaar ingevoerd in de korpsen. Ook is een ontwikkelplan voor uitvoering van integriteit als professionele verantwoordelijkheid opgesteld. Met ingang van 1 januari 2010 is het besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie in werking getreden. Met ondersteuning van het ministerie van BZK is door het Landelijk Programma HRM een implementatietraject bij de korpsen in gang gezet

Verhogen van het prestatievermogen van de brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie

Veiligheidsregio’s

De Wet Veiligheidsregio’s en alle samenhangende besluiten zijn op 1 oktober 2010 inwerking getreden.

Oprichting Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid

De wetwijziging om de ondersteuningsorganisatie wettelijk te verankeren is op dit moment in consultatie. De planning is erop gericht om het wetsvoorstel halverwege 2011 aan te bieden aan Tweede Kamer, waarmee de OFV per 1 januari 2012 formeel kan worden opgericht.

Nationaal brandweermonument

De Stichting die in het leven is geroepen voor de totstandkoming van een Nationaal monument voor de brandweer heeft in september een convenant gesloten met het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) ter realisatie van het monument op het terrein van het NIFV. De realisatie van het monument wordt verwacht in de zomer van 2011.

Chemische biologisch radioactief en nucleair (CBRN)

Op het gebied van Chemische, Biologische, Radioactieve en Nucleaire (CBRN) respons wordt de ontwikkeling van een multidisciplinaire aanpak en de samenwerking tussen de multidisciplinaire partners gefaciliteerd. Hierbij is in 2010 gestage voortgang geboekt. Er is een startarchitectuur voor de multidisciplinaire aanpak tot stand gekomen. Ook zijn er belangrijke vorderingen geboekt op het gebied van multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen.

Geneeskundige Hulpverleningorganisatie (GHOR)

Ten einde een betere verbinding tussen veiligheid en reguliere zorg te bereiken is het Wetsontwerp publieke gezondheid tweede tranche ingediend en door de Tweede Kamer aanvaard. Met dit wetsvoorstel wordt de positie van de voorzitter van de veiligheidsregio bij de infectieziektebestrijding versterkt en wordt door de combinatie van de functies van directeur GHOR en directeur GGD de adviesfunctie gebundeld.

Verbeteren prestatievermogen politie, brandweer en GHOR via ICT

Beleid infrastructuur en meldkamerdomein

Er zijn afspraken gemaakt om het aantal meldkamers te beperken en het meldkamerdomein efficiënter in te richten. Er zijn geen afspraken gemaakt over de voorbereiding of aanpassing van het huidige GMS. Vanuit het reguliere beheer vindt nog steeds ondersteuning van GMS plaats.

C2000

Binnen het deelproject Dimetra is een nieuwe softwareversie, inclusief de daarvoor noodzakelijke hardware, geïmplementeerd. In 2011 zal Renatus worden afgerond. Hiervoor zal voor het meldkamerdomein nieuwe soft- en hardware worden geïmplementeerd.

Data-interceptie en dataretentie

In 2010 is de overeenkomst (looptijd 2008–2010) tussen de Staat en vijf providers van telecommunicatiediensten uitgevoerd en geëvalueerd. De conclusie van de evaluatie was dat de overeenkomst een positieve toegevoegde waarde heeft gehad. Eind 2010 is dan ook het onderzoek gestart of een nieuwe overeenkomst voor de komende jaren afgesloten kan worden met de grote providers. Het is niet doelmatig om vergelijkbare afspraken te maken met kleine providers.

Realisatie meetbare gegevens

23.5 Indicatoren

2007

2008

2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. Gerealiseerde sterkte korpsen

52 003

52 322

53 348

52 200 1

53 692

2. Aantal extra wijkagenten in fte (cumulatief)

n.v.t.

118

201

375

478

3. Aantal extra forensisch assistenten in fte (cumulatief)

n.v.t.

140

233

375

355

4. Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen korpsleiding

23,1%

42,9%

55%

50%

63 2

5. Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen in schalen 15 en 16, niet zijnde korpsleiding

18,8%

0,0%

25,0%

30%

45%

6. Percentage allochtonen in personeelsbestand bij korpsen en politieondersteunende organisaties

6,5%

6,7%

6,8%

8,50%

7,0%

7. Tijdige afhandeling incidenten binnen C2000infrastructuur

95,0%

96,0%

97,7%

95–98%

97,4%

8. Beschikbaarheid systeem C2000

99,8%

≥99,9%

99,8%

98%

99,9%

9. Radiodekking C2000

97,4%

≥97,4%

97,4%

95%

97,4%

Bron indicatoren 1, 2 en 3: Jaarverslag Nederlandse Politie 2010

Bron indicatoren 4, 5 en 6: Kerngegevens Nederlandse Politie 2010/Jaarverslag en eigen administratie kroonbenoemingen

Bron indicatoren 7, 8 en 9: Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN).

X Noot
1

Voor 2010 is het niveau van de politiesterkte vastgesteld op 52 200 fte’s, inclusief de afspraak over de wijkagenten. (Kamerstukken 2008–2009, 29 628, nr. 137). Inmiddels is met de Tweede Kamer een nieuwe afspraak en een nieuwe sterktedefinitie afgesproken: handhaving van de operationele sterkte op een niveau van 49 500 fte.

X Noot
2

Dit zijn de zuivere benoemingscijfers. De benoemingen die voortvloeien uit reorganisaties (in de regel functievolgers) zijn niet meegenomen. De realisatiecijfers inclusief reorganisatiebenoemingen zijn respectievelijk 56% en 31%.

23 Operationele doelstelling 4

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening.

Doelbereiking

In de Wet Veiligheidsregio’s en de onderliggende besluiten worden eisen gesteld aan de Veiligheidsregio’s. Ten behoeve van rampenbestrijding en Veiligheidsregio’s is de rijksbijdrage aan de regio’s (BDUR) substantieel verhoogd (Bestuursakkoord vereniging van Nederlandse Gemeente en Rijk). Uit onderzoek is gebleken dat deze ophoging toereikend is om de financiële gevolgen van de Wet en de besluiten op te vangen.

Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDUR)

Instrumenten

De doelen zijn behaald. Met de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s per 1 oktober 2010 is ook het Besluit Veiligheidsregio’s in werking getreden. Dit besluit vormt vanaf die datum de grondslag voor de rijksbijdrage aan de regio’s.

Realisatie meetbare gegevens

23.6 Indicatoren

Streefwaarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Het aantal regio’s dat aan de wettelijke verplichting voldoet conform de Ontwerpwet Veiligheidsregio’s om uiterlijk, na één jaar beschikt over a) een risicoprofiel, b) beleidsplan en c) een crisisplan.

50%

100%

nvt

Bron: Jaarverslagen Veiligheidsregio’s

Na inwerkingtreding van de wet Veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010 krijgen de regio’s een jaar om te voldoen aan de vereisten uit de wet. Deze termijn is nog niet verstreken. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid zal in 2012 een evaluatie van de implementatie van de Wet uitvoeren. Door de inspectie is eerder geconstateerd dat door de regio’s veel geïnvesteerd en gerealiseerd is aan verbeteringen van de organisatie en werkwijze van de crisisbeheersing en rampenbestrijding.

23.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 23.7

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Een veiliger samenleving met behulp van een goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

AD 23

A: 2012

 

B: 2012

Beleidsartikel 25: Veiligheid en Bestuur

25 Algemene doelstelling

Een veiligere samenleving door de bestuurlijke kracht van de decentrale overheden en hun partners in veiligheid te versterken.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2010 is de uitvoering van het Actieplan Overlast en Verloedering voortgezet. De uitvoering is volgens schema verlopen. De eindrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen en de Veiligheidsmonitor 2009 zijn aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2009–2010, 28 684, nr. 276). Uit de eindrapportage blijkt dat Nederland de afgelopen drie jaren veiliger is geworden, er op tal van terreinen verbeteringen zijn gerealiseerd, maar ook dat de daling van de perceptie van overlast en verloedering ver achterblijft bij de doelstelling. De Wet maatregelen voetbalvandalisme bestrijding ernstige overlast is op 1 september 2010 in werking getreden (Stb. 2010, 325). Het bestuurlijke instrumentarium om dergelijke problemen aan te pakken is daardoor uitgebreid.

Voor de bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit geldt dat het merendeel van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs) is gestart met de uitvoering van de beoogde taken. De nadruk ligt hierbij vooral op het bewust maken van gemeenten op verwevenheid tussen onder- en bovenwereld en het ondersteunen van gemeenten bij de toepassing van de Wet BIBOB. De inspanningen op Europees terrein hebben ertoe geleid dat een inventarisatie is toegestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 23 490, nr. 599) over de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en andere bestuursrechtelijke maatregelen in Europese lidstaten. Hieruit blijkt dat lidstaten investeren in de ontwikkeling van een bestuurlijke, preventieve en fiscale aanpak van (georganiseerde) criminaliteit en verschillende aangrijpingspunten zien voor Europese samenwerking op het terrein van de bestuurlijke aanpak. Mede op basis van een EU-expertmeeting is een informeel netwerk bestuurlijke aanpak met andere EU-lidstaten en de Europese Commissie geborgd in raadsconclusies.

In samenwerking met verschillende departementen, het lokale bestuur, maatschappelijke instellingen en andere intermediaire is het derde Operationeel Actieplan Polarisatie en Radicalisering uitgevoerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 754, nr. 175). Met de aanpak zijn de in dat Operationeel actieplan benoemde doelstellingen behaald. In 2011 wordt ingezet op het behalen van de resterende doelen uit het Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007–2011en worden de activiteiten geborgd opdat de faciliteiten en deskundigheid zo nodig ook na 2011 beschikbaar zijn.

Veel inspanningen zijn verricht om de bestuurlijke kracht van de decentrale overheden, burgers en betrokken partners in veiligheid te vergroten en onderling te versterken. Op het gebied van fysieke veiligheid en brandveiligheid heeft dit geresulteerd in de totstandkoming van diverse instrumenten waaronder het handboek Veilig Wonen van brandweer Amersfoort en de werkwijzer bedrijfsbrandweer evenals verschillende samenwerkingsverbanden zoals het CCV platform Brandveilige Wijk en Brandonderzoek.

Budgettaire gevolgen van beleid

25.1 Veligheid en bestuur

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

54 414

58 358

– 3 944

        

Uitgaven

69 666

102 190

106 062

105 916

40 625

58 358

– 17 733

25.25 Apparaat

    

8 467

4 598

3 869

25.1 Veiligheid en Bestuur

    

14 729

19 251

– 4 522

25.2 Veiligheid, informatie en technologie

    

17 429

34 509

– 17 080

        

Ontvangsten

    

1 773

445

1 328

Financiële toelichting

Op het artikel Veiligheid en bestuur is minder verplicht en uitgegeven dan begroot. Op het artikel zijn bovendien meer ontvangsten binnen gekomen. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

25.1 Er is minder uitgegeven dan begroot. Dit wordt onder andere verklaard doordat bij Voorjaarsnota en bij Najaarsnota de raming is bijgesteld ten behoeve drugpilots, decentralisatie-uitkering, bijdrage aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), toezicht Drank- en horecawet en de taskforce gehandicapten. Het Rijk heeft gemeenten een decentralisatie-uitkering verstrekt om polarisatie en radicalisering in kaart te brengen, te voorkomen en aan te pakken. De drugpilots zijn gericht op het verminderen van overlast en criminaliteit.

25.2 Er is minder uitgegeven dan begroot. Het verschil wordt verklaard doordat bij Voorjaarsnota 2010 de raming is bijgesteld met – € 17 mln. ten behoeve van onder andere C2000, NEC, I-bridge, digitale veiligheid en FES-gelden. Bij de nieuwe begrotingsindeling zijn de exploitatiekosten C2000 verantwoord op artikelonderdeel 23.2.

Verplichtingen

Het verschil in de verplichtingen wordt veroorzaakt door het meerjarig vastleggen van ICT-verplichtingen voor onder andere het Schengen Informatie Systeem II, algemene nummerplaatherkenning en het project Icarus.

Ontvangsten

Er is meer ontvangen dan begroot. De ontvangsten hebben betrekking op medegebruik C2000.

Externe factoren

Het vergroten van veiligheid vergt een overheidsbrede aanpak. De gemeentelijke diensten leveren via de bestuurlijke aanpak een belangrijke bijdrage aan het realiseren hiervan, denk bijvoorbeeld aan het screenen van vergunningen via de Wet BIBOB, het vormgeven van evenementenbeleid, de positionering van coffeeshops in een stad, het verzorgen van handhaving van de leefbaarheid en het tegengaan van schooluitval ter bestrijding van jeugdcriminaliteit. Het integraal veiligheidsbeleid vormt de kern van de lokale aanpak. De gemeente bepaalt hierin, samen met OM, de prioriteiten in de (lokale) veiligheidsaanpak, brengt partners samen en regisseert.

Het derde Operationeel Actieplan Polarisatie en Radicalisering is uitgevoerd in samenwerking met verschillende departementen, het lokale bestuur en Maatschappelijke instellingen. Kennis- en adviescentrum Nuansa heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het bereiken van de gestelde doelen. Gemeenten en maatschappelijke instellingen zijn mede door middel van een decentralisatie-uitkering respectievelijk subsidie gestimuleerd aanpakken uit te werken en toe te passen die polarisatie en/of radicalisering tegengaan. De Gemeenteprijs polarisatie en radicalisering is in 2010 gewonnen door de gemeente Weert voor hun brede aanpak van polarisatie en radicalisering.

Op het gebied van brandveiligheid heeft het project (brand)veilig leven op landelijk en decentraal niveau bijgedragen aan het nemen van verantwoordelijkheid voor veiligheid door de overheid, burgers en bedrijven gezamenlijk. Door sterker in te zetten op preventie (het voorkomen van brand) en het verstrekken van voorlichting per specifieke doelgroep is de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven verder gestimuleerd. Daarbij staat preventie ook centraal in de nieuwe koers van de brandweerorganisatie.

Realisatie meetbare gegevens

25.2 Indicatoren

Overall doelstelling 2010 t.o.v. 2002

Herijkte doelstelling 2010 t.o.v. 2006

Resultaat monitor 2010

Nog te realiseren 1

Geweld

25%

20%

12%

8%

Vermogen

25%

6%

27%

Overlast

25%

17,50%

0%

17,5%

Verloedering

25%

18,50%

7%

11,5%

Fietsdiefstal

100 000 tov 2006

100 000

215 000

Bron: Veiligheidsmonitor 2010

X Noot
1

Nog te realiseren= herijkte doelstelling 2010 t.o.v. 2006 verminderd met resultaatmonitor 2010 (t.o.v. 2006)

25 Operationele doelstelling 1

De veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen.

Doelbereiking

De 40 gemeenten die samen met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Wonen Wijken en Integratie het Manifest bestrijding overlast en verloedering hebben ondertekend zetten in 2010 en 2011 ieder ten minste vijf eigen maatregelen in tegen overlast en verloedering. Gemeenten hebben in 2010 deelgenomen aan de Week van Nederland Schoon. Voorts zijn vanuit Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder meer bijeenkomsten georganiseerd voor gemeenten waarbij kennisdeling over de aanpak van overlast centraal staat. In 2010 is de website jeugd en veiligheid met voorbeelden gelanceerd en zijn brochures, toolkits en handreikingen gemaakt om gemeenten en andere organisaties in kennis te stellen van goede voorbeelden en andere relevante informatie. Ook op andere manieren is de samenwerking tussen Rijk en gemeenten op het terrein van integrale veiligheid geïntensiveerd. Praktijkteams zijn ingezet om regionale gemeentelijke samenwerking te bevorderen, bijvoorbeeld op het terrein van de aanpak van alcohol en jeugd. In deze teams werken lokale en landelijke experts succesvol samen om de stap van algemeen beleid naar concrete uitvoering te maken. Naar de mogelijkheden om de perceptie van veiligheid te beïnvloeden is onderzoek gedaan. Uit het rapport Omgaan met de perceptie van overlast en verloedering is een aantal vervolgacties ontstaan. Op basis hiervan wordt met de gemeenten bezien welke concrete maatregelen kunnen worden genomen om ook de beleving van veiligheid te vergroten. Aan 10 gemeenten is een decentralisatie-uitkering toegekend voor diverse pilotprojecten op het gebied van overlast veroorzaakt door coffeeshops. De projecten zijn gericht op diverse overlastaspecten in een brede groep gemeenten.

Het bestuur heeft een belangrijke rol te spelen bij de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. Het bestuurlijk instrumentarium (zoals de Wet BIBOB en de APV) is effectief bij het bestrijden en tegengaan van de vermenging van boven- en onderwereld. De verdere uitbouw van de RIECs, die gemeenten ondersteunen bij de toepassing van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde misdaad, is daarom in 2010 voortgezet. Het jaarverslag van de RIECs is aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010 29 911, nr. 42.). Eind 2010 is de kwartiermaker voor de opbouw van het Landelijk informatie en expertisecentrum (LIEC) gestart.

De acties binnen het actieplan veilig ondernemen zijn uitgevoerd. Zo is het Keurmerk Veilig Ondernemen geborgd en is het Convenant Aanpak Winkelcriminaliteit (deel 3) afgesloten. Justitie, politie en winkeliers intensiveren met dit convenant hun samenwerking om winkelcriminaliteit terug te dringen. Onder meer is ingezet op het tegengaan van vernieling en afhandeling van schade door vernieling.

Op het gebied van polarisatie en radicalisering zijn in totaal ca. 30% van de gemeenten gestimuleerd tot acties. Gemeenten zijn vrij om hieraan mee te doen. Ter ondersteuning van gemeenten zijn op diverse thema’s netwerkbijeenkomsten georganiseerd. Benodigde competenties en tools voor professionals bij politie, onderwijs en jongerenwerk zijn uitgewerkt en verspreid, onder andere door middel van handreikingen en/of trainingen. In 2010 is een trainingsprogramma gestart voor eerstelijnsmedewerkers. Diverse projecten hebben plaatsgevonden met het oog op het vergroten van weerbaarheid tegen radicalisering. Het project Kernwaarden democratische rechtstaat is in 10 gemeenten uitgevoerd. Op het gebied van dierenrechtenextremisme zijn voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor betrokken gemeenten, politiekorpsen en potentiële slachtoffers. Mede in het licht van een internationale conferentie in Amsterdam is onder andere internationaal vergelijkend onderzoek verricht. Het branche- en het overheidsoverleg over deze problematiek is gecontinueerd. Internationaal krijgt de Nederlandse «broad approach» veel aandacht en ook navolging.

Het Rijk heeft in 2010 aan 83 gemeenten een decentralisatie-uitkering verstrekt om polarisatie en radicalisering in kaart te brengen, te voorkomen en aan te pakken. Daarmee loopt het totaal aantal gemeenten dat polarisatie en radicalisering aanpakt met medefinanciering van het Rijk op tot 148. Aan maatschappelijke organisaties zijn subsidies verstrekt voor 19 bovenlokale projecten. De projecten richten zich met name op polarisatie onder jongeren, islamitische radicalisering bij jongeren en rechtsradicalisering bij jongeren.

In 2010 zijn de resultaten beschikbaar gekomen van de evaluatie van deze projecten. Hieruit bleek onder andere dat de ingezette instrumenten doeltreffend zijn en dat de kennis bij professionals en gemeenten over de aanpak van polarisatie en radicalisering en de herkenning ervan, is toegenomen. De belangrijkste lessen zijn dat de aanpak van polarisatie en radicalisering het beste werkt indien, dit is vormgegeven op lokaal niveau, het gaat om maatwerktrajecten en dit niet alleen gebeurt vanuit het veiligheidsperspectief, maar ook vanuit het zorgperspectief. Deze lessen zijn breed bekend gemaakt, onder andere via de website van kennis- en adviescentrum Nuansa.

De brandveiligheidsvisie is nader uitgewerkt waarbij een begin is gemaakt met doelkwantificering voor brandveiligheid. Essentieel daarbij is een systeem waarbij branden en de oorzaken van brand op een eenduidige wijze worden verzameld en geregistreerd. Om dit te realiseren is samen met betrokken partijen een traject in gang gezet. Tevens is in 2010 het ontwerpen van de AMvB brandveilig gebruik niet-bouwwerken voortgezet waarbij het bedrijfsleven en de brandweer zijn betrokken.

Een basis is gelegd om verdere invulling te kunnen geven aan het risicobeleid op het terrein van fysieke veiligheid met het oog op maatschappelijke ontwikkelingen. Onder meer zijn door middel van onderzoek ervaringen opgedaan hoe effectief het instrument van Maatschappelijke Kosten-Baten Analyses (MKBA) bij brandveiligheid kan zijn. Ook is het ontwerp van de nieuwe AMvB Basishulpverlening (BHV) in 2010 het stadium van consultatie ingegaan.

Door het faciliteren in financiële en waar nodig beleidsmatige zin van het Landelijk Expertise Centrum (LEC), Brandweer Brzo (een samenwerkingsverband van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en het Nederlands Instituut Fysiek Veiligheid (NIFV) en het Platform Transport Veiligheid dat zich richt op regio-overstijgende infrastructurele projecten op het gebied van weg-, water, spoor en buisleidingen worden de Veiligheidsregio’s ondersteund met betrekking tot bovenregionale aspecten van externe-/fysieke veiligheid.

Instrumenten

Het wetsvoorstel regierol gemeenten ligt voor behandeling bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 459, nr. 4). Het wetsvoorstel verplicht gemeenteraden tot het periodiek vaststellen van een integraal veiligheidsplan op basis van een veiligheidsanalyse. Het college van Burgemeester en Wethouders is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan, waarbij partners worden betrokken. Het wetsvoorstel voorziet in een zorgplicht voor de burgemeester, deze dient toe te zien op het lokale veiligheidsbeleid. Het kabinet heeft op basis van een nader advies van de Raad van State het wetsvoorstel in heroverweging genomen. Een aangepast wetsvoorstel is medio 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden. In oktober 2010 is het verslag van de Tweede Kamer ontvangen (Kamerstukken II, 2009–2010. 32 459, nr. 5). De nota naar aanleiding van het verslag is inmiddels aangeboden (deze is begin 2011 verzonden).

De wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is in 2009 ingediend bij de Kamer. Het wetsvoorstel voorziet in een brede regulering van diverse vormen van seksuele dienstverlening en bevat hiertoe een verplicht vergunningenstelsel voor de exploitatie van seksbedrijven, een registratieplicht voor prostituees en een strafbaarstelling van klanten die van niet vergund of niet geregistreerd aanbod van prostitutie gebruik maken. Het voorstel bevat voorts de mogelijkheid voor gemeenten om voor een nuloptie (geen prostitutiebedrijven) te kiezen, daarnaast zijn enkele maatregelen opgenomen die toezicht en handhaving zullen vergemakkelijken en is de minimumleeftijd voor prostituees verhoogd naar 21 jaar. Met de in het wetsvoorstel voorziene instrumenten wordt voorts beoogd, ernstige misstanden zoals mensenhandel te bestrijden. In april 2010 (Kamerstukken II 2009–2010, 32 211, nr. 8) is de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer gezonden. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel is in 2010 tweemaal door de Kamer uitgesteld en is nu voorzien in 2011.

25 Operationele doelstelling 2

De veiligheidspartners in staat stellen efficiënt en effectief gebruik te maken van informatie en technologie.

Doelbereiking

Het project Veilig door Innovatie heeft de volgende producten opgeleverd:

  • «optimalisatie in proces arrestantenafhandeling (ARAF)». ARAF is een werkmethodiek die wordt benut bij grootschalige evenementen en voetbalwedstrijden. Daarbij is het uitgangspunt dat de surveillerende toezichthoudende agenten op het evenemententerrein/ het stadion bij het constateren van strafbare feiten waar tegen opgetreden moet worden, de verdachte aanhoudt. Hierbij worden de bevindingen in de vorm van het aanhoudingsverbaal, waarvoor men normaliter naar het bureau gaat om het daar in het bedrijfsprocessensysteem op te maken, nu op een zogenaamde arrestantenkaart wordt geschreven. Voordeel van deze methode is dat de toezichthoudende agent op zijn post kan blijven;

  • «Webcrawler» een volledig zelfstandig functionerende instrument dat in staat is automatisch en zonder voortdurende aandacht van de gebruiker Internetsites te observeren naar de aanwezigheid van kinderporno, de inhoud daarvan op te slaan en off-line de website in kopievorm aan de rechercheur beschikbaar te stellen. Hierdoor kan de rechercheur zeer effectief (de gebruiker hoeft niet zelf uren op het Internet actief te zijn) informatie en veranderingen op websites in de gaten te houden;

  • modus operandi-onderzoek als kennisbasis voor innovatie van de nu in gebruik zijnde diensten en producten ter voorkoming van woninginbraak. Deze kennisbasis kan worden gebruikt voor de aanpassing van standaards en keurmerken zoals het politie keurmerk Veilig Wonen;

  • cobra blussysteem. Bij het gebruik van het blussysteem minder binnenaanvallen nodig zijn, zeker als er geen mensenlevens in het geding zijn waardoor er minder slachtoffers zullen vallen onder het brandweer personeel. Met het Cobra Blussysteem is het mogelijk de gevaren te beperken door van buitenaf een blusaanval in te zetten waardoor de brand wel op een veilige manier is te benaderen.

De Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) heeft het landelijk informatiebeleidsplan opgeleverd en deze is vastgesteld door het Veiligheidsberaad. De brandweer heeft activiteiten uitgevoerd die staan beschreven in de Brandweer Informatievoorziening Leidraad.

De stand van zaken van de uitvoering van de Samenwerkingsafspraken politie uit 2008 is onderzocht van de implementatie van de Basisvoorzieningen Handhaving, Opsporing en Capaciteitsmanagement. Een werkgroep onder leiding van een korpschef heeft de problemen betreffende de basisvoorzieningen geïnventariseerd. Verder heeft Het Expertise Centrum de uitval van de systemen van de acht korpsen in Noord-Oost-Nederland onderzocht. Tenslotte heeft een onafhankelijk adviesbureau de mogelijkheden voor een verdere centralisatie van ICT-taken en het verbeterpotentieel van de ICT-strategie onderzocht. De bovenstaande rapporten en de Informatiestrategie waren voor het Korpsbeheerdersberaad aanleiding om de ICT-strategie te herzien. Deze herziening is nog gaande.

Het intergouvernementele verdrag van Prüm is vervangen door een Raadbesluit. Nederland heeft de verplichting op het gebied van de onderlinge raadpleging van DNA-gegevens en voertuiggegevens geïmplementeerd. De implementatie van de verplichting betreffende vingerafdrukken is gestart op basis een doordacht plan van aanpak. De verplichtingen van het Zweeds Kaderbesluit op het gebied van informatie-uitwisseling zijn nationaal geïmplementeerd.

Verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd, zoals in het kader van Chemisch, Biologisch, Radioactief Nucleair het Ontwikkelen van functioneringseis en meetmiddelen chemische incidenten (Validatie ontsmettingsprocedures en innovatie bestrijdingstechnieken chemische incidenten). En in het kader van terrorismebestrijding het herkennen van afwijkend gedrag met behulp van camerabeelden.

Instrumenten

Project heeft een doorlooptijd tot en met ultimo 2011. Einddatum van het project was aanvankelijk 3e kwartaal 2011, maar in verband met het later starten van het aanbestedingstraject door vertraging in de bestuurlijke besluitvorming over opdrachtgeverschap loopt het project vertraging op tot ultimo 2011.

Samen met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt gewerkt aan het optimaliseren van locatie-informatie middels aanpassing van de Telecomwet. Hierin zullen nadere eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van de locatie-informatie. Naar verwachting zal de nieuwe Telecomwet medio 2011 van kracht worden.

Het misbruikpercentage 1-1-2 bedroeg in 2009 circa 60%, de streefwaarde voor 2010 en 2011 is 50%.

Daadwerkelijk gerealiseerd is een misbruikpercentage van 70,9% Het feit dat er geen afname maar juist een toename van het misbruik van 1-1-2 heeft plaatsgevonden heeft de volgende oorzaken:

  • het voornemen om SIMkaartloze bellers uit te sluiten voor 1-1-2 is nog niet doorgevoerd. Hiervoor is een wettelijke basis of een convenant met de telecomaanbieders nodig. Op dit moment is in 63,8% van alle gesprekken sprake van «misbruik»;

  • door een aanpassing in het netwerk van één van de telecomaanbieders heeft zich vanaf medio 2010 een toename van ongeveer 10% in het aanbod van gesprekken voorgedaan;

  • verwachte geautomatiseerde bestrijding van misbruik 1-1-2 bleek om technische redenen niet mogelijk in 2010. Deze maatregelen zullen in het eerste kwartaal van 2011alsnog worden doorgevoerd.

Wel is het gelukt om door middel van registratie een beter inzicht te krijgen in de verschillende vormen van misbruik 1-1-2.

Realisatie meetbare gegevens

25.3 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Waarde 2010

Beschikbaarheid 112-centrale netwerk

99,90%

≥ 99,9%

≥ 99,9%

≥ 99,9%

≥ 99,9%

Misbruik 112 terugbrengen

70%

65%

60%

50%

70,9%

Bron: Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)

25.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 25.4

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Partners in veiligheid

OD 25.1

A: 2009

B: 2009

Kamerstukken II, 2009–2010, 30 985, nr. 5.

Beleidsdoorlichting

De veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen.

OD 25.1

A: 2011

B: 2011

 

Beleidsdoorlichting

De veiligheidspartners in staat stellen efficiënt en effectief gebruik te maken van informatie en technologie

OD 25.2

A: 2012

B: 2012

 

Toelichting

Voor enkele grote programma’s in dit artikel («Overlast en Verloedering» en «Polarisatie en Radicalisering») is in 2011 een goed moment aangebroken in de beleidscyclus om de ervaringen van de afgelopen jaren in het geheel te overzien en als input te gebruiken voor verdere beleidsontwikkeling.

Beleidsartikel 27: Algemene inlichtingen en Veiligheidsdienst

27 Algemene doelstelling

Tijdige onderkenning van niet direct waarneembare dreigingen en risico’s voor de (inter-)nationale veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat en samenleving en daarop gebaseerde informatieverstrekking aan de partners van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), die daardoor worden aangezet om passende maatregelen te nemen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De AIVD voert haar wettelijke taken (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002) uit in het belang van de nationale veiligheid. Dat wil zeggen «de bescherming van de democratische rechtsorde, dan wel de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.» Het resultaat van de inspanningen van de AIVD wordt aangewend om bestuurders, beleidsmakers, en andere belanghebbenden op lokaal, nationaal en internationaal niveau te informeren, te adviseren en aan te zetten tot handelen.

In 2010 is de AIVD in toenemende mate geconfronteerd met een verdere internationalisering en globalisering van de dreiging en het toenemende gebruik van geavanceerde technologie in de bedreigingen en risico’s.

In 2010 is fors ingezet op het tijdig onderkennen van de jihadistisch-terroristische dreiging. Gedurende één van de onderzoeken, kreeg de AIVD concrete aanwijzingen dat Al Shabaab mogelijk op korte termijn een aanslag wilde plegen in Nederland. Omdat de aanslagdreiging dermate ernstig was en het doelwit onbekend, heeft de AIVD de veiligheidspartners geïnformeerd en een ambtsbericht uitgebracht.

De AIVD acht het van belang beleid met betrekking tot de aanpak van jihadisten te richten op zowel deradicalisering als «disengagement». De AIVD heeft in dit kader advies uitgebracht aan zijn partners (Nationaal Coördinator terrorismebestrijding (NCTb) en ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) ten behoeve van het operationeel actieplan Polarisatie en Radicalisering.

De AIVD heeft in 2010 onderzoek gedaan naar de digitale dreiging en heeft vastgesteld dat digitale aanvallen op elektronische netwerken toeneemt. Het gaat hierbij om digitale spionage (het stelen van vertrouwelijke informatie) en om digitale ontwrichting (ontwrichten van de digitale infrastructuur). Deze cyberaanvallen hebben criminele of statelijke doeleinden. De AIVD blijft actief op het gebied van beleidsvorming en het verhogen van de weerstand tegen cyberaanvallen.

De informatie die komt uit onderzoeken van de AIVD in het kader van de «inlichtingentaak buitenland», is van belang bij de totstandkoming van het buitenlandse politieke beleid van de regering. Daartoe heeft de AIVD in 2010 circa 400 inlichtingenrapporten opgesteld en gedeeld met belanghebbende afnemers. Met producten op maat – schriftelijke rapportages, presentaties en briefings, speelt de AIVD in op de buitenlandpolitieke inlichtingenbehoefte van de Nederlandse regering.

Verschillende buitenlandse mogendheden sturen inlichtingenofficieren naar Nederland om onder andere politieke, militaire, economische en wetenschappelijk en technische informatie te verzamelen. De AIVD tracht deze vormen van spionage vast te stellen en te verstoren. Zo heeft de AIVD meermaals geadviseerd tot het weigeren van een visum aan bij de AIVD bekende inlichtingenofficieren.

De AIVD heeft in 2010 ook onderzoek gedaan naar activiteiten van groeperingen met een separatistisch oogmerk, waaronder de Koerdische Arbeiderspartij PKK. De informatie uit het onderzoek naar de financierings- en ondersteuningsactiviteiten van de PKK in Nederland, is gedeeld met zeven lokale besturen en de samenwerkingspartners, zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Douane.

Vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken

Vanuit de Wet Veiligheidsonderzoeken (WVo) verricht de AIVD veiligheidsonderzoeken naar personen die door werkgevers bij de AIVD zijn aangemeld voor de vervulling van een vertrouwensfunctie. Een vertrouwensfunctie is een functie waarin het mogelijk is misbruik te maken van kennis of bevoegdheden waardoor de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat ernstig bedreigd worden. Het aantal vertrouwensfuncties in 2010 bedroeg 76 129 functies Voor het aantal vertrouwensfuncties binnen de sectoren, wordt verwezen naar het AIVD Jaarverslag 2010

Het aantal veiligheidsonderzoeken dat voor de sector Burgerluchtvaart wordt uitgevoerd fluctueert met de schommelingen van de economische conjunctuur. In het jaarverslag 2009 rapporteerde de AIVD een daling van het aantal uitgevoerde veiligheidsonderzoeken (BL-onderzoeken) ten opzichte 2008. In 2010 herstelde de luchtvaartsector zich langzaam.

Deze BL-onderzoeken worden onder mandaat van de AIVD uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee (KMar). In 2010 heeft de Kmar bijna 10% van de onderzoeken doorgestuurd naar de AIVD voor verdere afhandeling. Dit hield onder andere verband met geconstateerde justitiële gegevens of het inwinnen van informatie in een land waar betrokkene verblijf heeft gehouden.

In het voorjaar 2010 is gestart met het dynamiseren van de veiligheidsonderzoeken binnen de sector Burgerluchtvaart. Dit betekent dat de AIVD alle 45 447 vertrouwensfunctionarissen binnen de sector heeft nageslagen op justitiële gegevens. De naslag kende de volgende resultaten: 4 650 personen beschikten over nieuwe justitiële gegevens. De naslag kende de volgende resultaten: 4 650 personen beschikten over nieuwe justitiële gegevens. In 29 gevallen betrof het personen op een vertrouwensfunctie, die aan een herhaalonderzoek werden onderworpen.

Binnen de luchtvaartsector is de AIVD in 2010 gestart met het project «BL2010», dat zich richt op het aanscherpen en verbeteren van het uitvoeringsbeleid van veiligheidsonderzoeken in de burgerluchtvaart.

In november 2010 heeft de AIVD een themadag voor de Nederlandse Politie georganiseerd die in het teken stond van de weggewerkte nalatenschap van onderzoeken naar zittende politiefunctionarissen. In november zijn de laatste veiligheidsonderzoeken naar deze functionarissen afgerond.

In het kader van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het flexibiliseren van arbeid, heeft in 2010 een pilot functieclustering van vertrouwensfuncties binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties plaatsgevonden. Bij functieclustering behoeven medewerkers die van vertrouwensfunctie wisselen, niet per definitie aan een nieuw veiligheidsonderzoek te worden onderworpen. Na evaluatie van de pilot zijn voorbereidingen getroffen voor het implementeren van functieclustering binnen het ministerie.

Op 10 oktober 2010 is de Wet Veiligheidsonderzoeken ook van kracht geworden op de BES-eilanden en is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor het aanwijzen van vertrouwensfuncties en de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken. In 2010 zijn voorbereidingen getroffen voor een gefaseerde uitvoering in 2011.

Budgettaire gevolgen van beleid

27.1 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

185 307

176 429

8 878

        

Uitgaven

133 580

174 617

175 172

189 714

190 979

176 429

14 550

27.1 Apparaat

    

182 711

169 661

13 050

27.2 Geheime uitgaven

    

8 268

6 768

1 500

        

Ontvangsten

    

3 207

974

2 233

Financiële toelichting

Op het artikel Algemene inlichtingen en Veiligheidsdienst is meer uitgegeven dan begroot. Op het artikel zijn bovendien meer ontvangsten binnen gekomen. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

27.1 Het verschil wordt verklaard doordat bij Voorjaarsnota 2010 middelen zijn toegevoegd ten behoeve voor onder andere de FLO-regeling, arbeidsvoorwaarden en het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV).

  • FLO-regeling: compensatie voor kosten van de FLO-regeling conform eerder gemaakte afspraken;

  • Arbeidsvoorwaarden: de loonbijstelling tranche 2010 is niet uitgekeerd. Om de AIVD in staat te stellen zich aan de thans in de CAO vastgelegde verplichtingen te voldoen, is de raming in 2010 verhoogd ten laste van het budget van latere jaren;

  • Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging: het betreft de bijdrage van verschillende departementen aan het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging. Deze bijdrage is ingezet om de basisdienstverlening informatiebeveiliging voor de deelnemende departementen verder vorm te geven en te continueren.

27.2 Het verschil wordt verklaard doordat de bij Voorjaarsnota 2010 budget is toegevoegd. Door de groei van de dienst naar aanleiding van besluitvorming Havermans/van Gogh is het beroep op de geheime begroting toegenomen.

Ontvangsten

In 2010 is meer ontvangen dan begroot omdat de dienst het afgelopen jaar pro-actiever is gaan sturen op de daadwerkelijke realisatie van de ontvangsten. Dit heeft geresulteerd in een toename van ontvangsten vanuit diverse uitkeringsinstanties (onder andere het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Daarnaast is er sprake geweest van meerontvangsten in relatie tot diverse projecten die het afgelopen zijn gestart en afgerond.

Externe factoren

De externe factoren die van grote invloed zijn op de werkzaamheden van de AIVD, zijn de toenemende internationalisering/globalisering en de technologische ontwikkelingen.

Meer en meer wordt de internationale gemeenschap bedreigd door gebeurtenissen in het buitenland, die mogelijk gevolgen hebben op economische en politieke internationale arena. Door de globalisering van het terrorisme is het van essentieel belang om internationaal met gerespecteerde collega-diensten samen te werken en informatie met elkaar te delen; de diensten zijn van elkaar afhankelijk. De komende jaren blijft de samenwerking speerpunt van beleid; de AIVD is een veiligheidspartner die ertoe doet.

De technologische ontwikkelingen zorgen ervoor dat de AIVD constant verwikkeld is in een innovatiewedloop. Daarom is de AIVD in 2010 gestart met het versterken van de technische kennis en het structureren van de innovatieactiviteiten. Hiermee tracht de AIVD te anticiperen op de ontwikkelingen ondermeer op het gebied van biometrie en digitale technologie. De AIVD zal ook de komende jaren moeten blijven investeren in technologie.

De toenemende vraag naar de verschillende producten van de AIVD, onder andere analyses, veiligheidsonderzoeken en producten op het gebied van de informatie- en verbindingsbeveiliging, leggen een groot beslag op de beschikbare capaciteit. De AIVD heeft gezocht naar passende maatregelen zoals het werven van (tijdelijk) personeel en efficiency- en effectiviteitverbeteringen.

Realisatie meetbare gegevens

27.2 Indicatoren

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Opvolging van AIVD-producten 1

100

100%

100%

Implementatie IT systemen (dossiervorming mede ten behoeve van targetregistratie, Bravo ten behoeve van de veiligheidsonderzoeken en Victis ten behoeve van de CT Infobox) 2

n.v.t.

100%

2 van de 3 systemen geïmplementeerd

Percentage door AIVD uitgevoerde veiligheidsonderzoeken binnen wettelijke termijn van 8 weken 3

91,5%

90%

94%

Bron: AIVD

X Noot
1

Opvolging van AIVD-producten: In 2010 leiden alle door de AIVD uitgebrachte ambtsberichten en producten ten behoeve van het stelsel Bewaken & Beveiligen tot gekende besluitvorming door de afnemers van die producten.

X Noot
2

Versterking informatiehuishouding; Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 30 977, nr. 10.

X Noot
3

Terugdringen doorlooptijden A veiligheidsonderzoeken, Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 30 805, nr. 13

Met betrekking tot de inspanningen op de ICT vernieuwingsprojecten over de periode 2008–2010, heeft de AIVD er twee afgerond. Deze zijn het BRAVO systeem ter ondersteuning van het werkproces en de dossiervorming voor de veiligheidsonderzoeken, en het Victis systeem ter verbetering van het werkproces en dossiervorming van de CT Infobox. Het derde project, de ontwikkeling van het dienstbrede dossiervorming- en workflowmanagement systeem, is vertraagd (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 977, nr. 35). De oorzaken zijn gelegen in de diversiteit, omvang en complexiteit van het te bouwen systeem. Daarom heeft de AIVD besloten tot meer aandacht voor de testfase, waardoor de implementatie moet worden uitgesteld.

27.3 Kengetallen

Waarde 2009

Waarde 2010

Aantal openbare publicaties

9

7

Aantal ambtsberichten

55

64

Aantal ambtsberichten aan EZ 1

74

98

Aantal dreigingsinformatie-producten t.b.v. stelsel bewaken en beveiligen (art 6.2.e WiV 2002)

189

140

Aantal dreigingsinformatie-producten t.b.v. beveiligings-bevorderende taak (art 6.2.c Wiv 2002)

24

17

Aantal aangewezen vertrouwensfuncties

73 425

76 129

Aantal door AIVD in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken

9 796

8 999

Aantal geweigerde VGB’s

645

449 2

Bron: AIVD

X Noot
1

Dit zijn berichten aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use).

X Noot
2

Hiervan hebben 419 weigeringen betrekking op B-vertrouwensfuncties in de burgerluchtvaart.

27 Operationele doelstellingen 1

Algemene inlichtingen- en veiligheid.

Doelbereiking

In 2010 heeft de AIVD zijn inspanningen gefocust op de onderstaande onderzoeksprioriteiten, als nadere operationalisering van de algemene beleidsdoelstelling. Hieronder worden de onderzoeksprioriteiten van 2010 kort uiteengezet:

  • Aandacht voor internationale terroristische dreiging en de terroristische dreiging vanuit het buitenland;»

  • Op het terrein van extremistisch activisme ligt in 2010 het zwaartepunt op het dierenrechtenactivisme; het operationeel diepteonderzoek hiernaar is geïntensiveerd;

  • In 2010 verschuift de aandacht op het gebied van islamitisch radicalisme enigszins van de concrete dreiging vanuit de salafitische centra naar het onderkennen en duiden van de meer sluipende en heimelijke dreigingen vanuit het niet-gewelddadige moslimradicalisme;

  • De AIVD richt zijn onderzoeken vooral op het onderkennen van spionage op economisch en technisch-wetenschappelijk terrein en op de aantasting van vitale overheidssectoren en ICT-infrastructuren. Tevens heeft de AIVD aandacht voor beïnvloeding van migrantengemeenschappen en aantasting van politieke en ambtelijke integriteit;

  • Voortzetting onderzoek naar de intenties van andere landen om de regering in staat te stellen de Nederlandse belangen te behartigen;

  • Voortzetting van onderzoeken op het gebied van de verwerving van kennis en middelen voor massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen;

  • Tijdige levering van relevante, op maat gesneden producten en diensten aan afnemers. De vorming van een interdepartementale basisvoorziening.

In het licht van het specifieke karakter van de activiteiten van de AIVD, is de AIVD terughoudend in het openbaar maken van de behaalde resultaten, vanwege de geheimhoudingsnoodzaak. Voor meer informatie wordt verwezen naar het AIVD Jaarverslag 2010.

Instrumenten

Doelen zijn behaald.

27.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eindverantwoordelijk voor de adequate taakuitvoering van de AIVD, waaronder de doeltreffendheid en de doelmatigheid daarvan. De AIVD rapporteert periodiek over deze aspecten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze legt hierover verantwoording af aan de Tweede Kamer, zo veel mogelijk in het openbaar, en waar dat niet kan vanwege geheimhoudingsnoodzaak, via de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer. Gegeven de geheimhouding wordt in deze begroting geen overzicht van onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid opgenomen.

De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de taakuitvoering van de AIVD.

Beleidsartikel 29: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

29 Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten door onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek en het doen van aanbevelingen die verantwoordelijken in staat stellen de veiligheid te verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) heeft, op basis van haar werkplan 2010, onderzoek verricht naar (aspecten van) de kwaliteit waarmee brandweer-, Geneeskundige Hulverlening bij Ongevallen en Rampen- (GHOR), politie-, rampenbestrijdings- en crisisbeheersingstaken worden uitgevoerd. De rapportages bevatten conclusies en aanbevelingen die verantwoordelijken in staat hebben gesteld de kwaliteit van de uitvoering van hun veiligheidstaken te verbeteren. Daarnaast heeft de Inspectie OOV op verzoek van besturen onderzoek uitgevoerd naar aanleiding de brand in de Kerkstraat in Veendam en naar aanleiding van de inzet van het USAR.nl team in Haïti. In 2010 is de Inspectie OOV eveneens op verzoek van het bestuur gestart met onderzoek rondom de Stabrechtse Heidebrand.

Budgettaire gevolgen van beleid

29.1 Inspectie IOOV

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

5 538

5 231

307

        

Uitgaven

4 316

5 224

5 719

5 674

5 540

5 231

309

29.25 Apparaat

    

4 726

4 279

447

29.1 Toezicht, onderzoek en aanbevelingen

    

814

952

– 138

        

Ontvangsten

    

0

0

0

Externe factoren

Door middel van een jaarlijkse risicoanalyse kijkt de Inspectie OOV waar zij optimaal toegevoegde waarde kan realiseren en op welke wijze de beoogde effecten van wet- en regelgeving en gevoerd beleid vergroot kan worden. Hierbij gaat de Inspectie OOV uit van vigerende wet- en regelgeving en gevoerd beleid. Daarnaast worden stakeholders geconsulteerd over hun perceptie van knelpunten. Na analyse van de geschatte veiligheidsrisico’s enerzijds en de toegevoegde waarde van toezicht anderzijds worden prioriteiten gesteld en stelt de Inspectie OOV haar werkplan op. Dit werkplan is mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer aangeboden.

De rapportages van de Inspectie OOV zijn, voorzien van een beleidsmatige reactie van de Minister(s) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (en van Veiligheid en Justitie), aangeboden aan de Tweede Kamer en de verantwoordelijke besturen op provinciaal, regionaal en lokaal niveau. De rapportages zijn eveneens aangeboden aan de bijbehorende democratische controleorganen (bv. College van B&W, gemeenteraden, Provinciale Staten (PS) en Gedeputeerde Staten (GS). De Inspectie OOV heeft daarmee beoogd het politiek-bestuurlijke debat over de kwaliteit van de taakuitvoering te voeden.

Willen de door de Inspectie OOV voorgestelde verbeteringen effect hebben, dan moeten de verantwoordelijke besturen en organisaties op het terrein van de openbare orde en veiligheid ook daadwerkelijk aandacht en bestuurlijke kracht opvatten om met deze verbeteringen aan de slag te gaan.

Realisatie meetbare gegevens

Meetgegevens ten aanzien van de resultaten van het toezicht door de Inspectie OOV zijn vooraf moeilijk te formuleren. Het daadwerkelijke effect van toezicht is niet gelegen in het aantal rapporten, maar in kwaliteitsverbetering van de taakuitvoering in de praktijk. De Inspectie OOV investeert daar waar mogelijk in effectmeting van haar toezichtactiviteiten door middel van follow-up onderzoek (naar de opvolging van aanbevelingen) en evaluaties van toezichtmethoden. Over de uitkomsten van deze onderzoeken wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

29 Operationele doelstelling 1

Het vergroten van de kwaliteit van de taakuitvoering en de organisatie van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties door toezicht en onderzoek.

Doelbereiking

Het bevorderen van veiligheid is een verantwoordelijkheid van de overheid. Een van de doelstellingen van het kabinet is daarom het verder verbeteren van de organisatie van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing (Veiligheidsregio’s). De activiteiten in het Werkplan 2010 van de Inspectie OOV zijn afgeleid van deze beleidsdoelstelling van het kabinet.

Een belangrijk aandachtspunt bij het toezicht van de Inspectie OOV is selectief en slagvaardig toezicht, intensief waar nodig en op afstand waar mogelijk. De Inspectie OOV houdt toezicht door systematische en thematische onderzoeken. Tevens kan de Inspectie OOV besluiten onderzoek te doen naar aanleiding van een incident, ongeval of ramp.

Systematisch onderzoek

Begin 2010 heeft de Inspectie OOV gerapporteerd over de stand van zaken in de Veiligheidsregio’s op de onderwerpen uit de Wet Veiligheidsregio’s en de kwaliteits-AMvB (basisvereisten). Als gevolg van dit onderzoek heeft de Inspectie OOV in samenspraak met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie zich gecommitteerd aan het monitoren van de veiligheids- en politieregio’s. Gevolg hiervan is dat de Inspectie OOV door middel van systematisch onderzoek zal rapporteren over de staat van de rampenbestrijding, de staat van de politie en de staat van het politieonderwijs.

In het kader van systematisch onderzoek hebben de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie in 2010 de volgende rapportages aan de Tweede Kamer aangeboden:

  • rampenbestrijding op orde Eindrapportage maart 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 517, nr. 40);

  • samenwerkingsafspraken 2008, stand van zaken 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 217).

Thematisch onderzoek

In 2010 heeft de Inspectie OOV een aantal onderzoeken uitgevoerd die inzicht verschaffen in de kwaliteit van (deelaspecten van) de brandweerzorg, GHOR, politiezorg en -onderwijs. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2010 de volgende rapportages aan de Tweede Kamer aangeboden:

  • politieonderwijs, kwaliteit afgestudeerden geborgd? (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 220);

  • Kwaliteitsonderzoek school voor handhaving, leergang politiële verkeersspecialist, leergang politiële milieuspecialist (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 189);

  • Kwaliteitsonderzoek School voor Politiekunde Locatie Apeldoorn (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 165);

  • Civiel-militaire samenwerking Tussenmeting 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 26 956, nr. 72);

  • Doorschakelen! (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 186).

Incidenteel onderzoek en advisering

De Inspectie OOV heeft in 2010 onderzoek gedaan naar:

  • Calamiteit in de Schiphol spoortunnel (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 893, nr. 101).

Daarnaast heeft de Inspectie OOV rechtstreeks naar betrokkenen gerapporteerd over:

  • Brand in de Kerkstraat in Veendam;

  • USAR.nl in Haïti;

  • Politie en Veilige Publieke Taak (Inspectiebericht);

  • Afhandeling in beslaggenomen drugs;

  • Continuïteitsplannen Grieppandemie;

  • Toezichtkader zelfredzaamheid;

  • Hoogwater en overstromingen.

Een aantal onderzoeken is in 2010 gestart. Deze worden in 2011 afgerond. Het gaat om de onderzoeken:

  • Politie en veilige publieke taak;

  • Stabrechtse Heidebrand;

  • Natuurbranden;

  • Brandveiligheid Justitiële instellingen;

  • Evaluatie wet BIBOB;

  • Veiligheid Spoortunnels;

  • Kwaliteit vergunningverlening publieksevenementen;

  • Operationele Informatievoorziening Brandweer;

  • Inbeslagname verdovende middelen;

  • Valideringsonderzoek leergang operationeel leidinggevende;

  • Kwaliteitsonderzoek locatie Rotterdam.

Verder is een aantal onderzoeken in 2010 uitgesteld of vervallen. Het gaat om de volgende onderzoeken:

  • Kwaliteit van de opsporing. In goed overleg met het programma Verbetering opsporing en vervolging is dit onderzoek uitgesteld tot 2011;

  • Operationeel presterend vermogen van de GHOR. Dit onderzoek wordt mogelijk uitgevoerd in 2011;

  • Risico en crisiscommunicatie. Dit onderzoek wordt mogelijk uitgevoerd in 2011;

  • Grensoverschrijdend multidisciplinair opleiden en oefenen. Op basis van een oriënterend onderzoek heeft de Inspectie OOV besloten dat nader onderzoek op dit moment geen aanvullende waarde heeft;

  • C2000. Dit onderzoek wordt mogelijk uitgevoerd in 2011.

Artikel 31: Bestuur en democratie

31 Algemene doelstelling

Een betere overheid door een goed functioneren openbaar bestuur en democratie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2010 hebben de eerder gesloten bestuursakkoorden met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) respectievelijk het Inter Provinciaal Overleg (IPO) als basis gefungeerd voor constructief partnerschap. Vanuit die context zijn er gezamenlijke inspanningen geformuleerd om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de economische crisis. Daarnaast is voortgegaan met het versterken van de bestuurskracht van decentrale overheden, vergroting van de decentrale beleidsvrijheid en vermindering van de decentrale verantwoordingslasten ten opzichte van het Rijk.

Budgettaire gevolgen van beleid

31. Bestuur en democratie

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

122 482

86 507

35 975

Waarvan garantieverplichtingen

    

0

  
        

Uitgaven

81 770

62 545

75 009

97 083

85 847

91 014

– 5 167

31.25 Apparaat

    

14 718

10 475

4 243

31.1 Inrichting, werking en financiering openbaar bestuur

    

7 044

5 488

1 556

31.2 Democratie en burgerschapsvorming

    

24 481

22 810

1 671

31.3 Reisdocumenten en basisadministratie personen

    

36 203

49 094

– 12 891

Bijdrage baten- en lastendienst BPR

    

27 232

16 782

10 450

31.4 Constitutionele zaken (CZW)

    

742

430

312

31.5 Kiesraad

    

2 659

2 717

– 58

        

Ontvangsten

    

217 869

202 865

15 004

Financiële toelichting

Op het artikel bestuur en democratie is minder uitgegeven dan begroot. De ontvangsten zijn hoger dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

31.25 Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit is het gevolg van uitvoeringsproblematiek bij de organisatie Openbaar Bestuur en Democratie. Hiervoor zijn de budgetten bij Voorjaarsnota en Najaarsnota opgehoogd.

31.1 Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit wordt verklaard wordt verklaard door de inzet voor het Actieprogramma Lokaal Bestuur waarvoor bij Najaarsnota extra budget is toegevoegd.

31.2 Er is meer uitgegeven dan begroot. In juni 2010 zijn de vervroegde landelijke verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. Hierdoor is ook de vervroegde publiekscampagne gehouden waarvoor bij Najaarsnota budget is toegevoegd.

31.3 Er is minder uitgegeven dan begroot. Dit wordt onder andere verklaard door het programma modernisering Gemeentelijke Basisadministratie (mGBA) en het programma Online Raadpleegbare Reisdocumenten Administratie (ORRA). De start van het programma was uitgesteld vanwege een langere opstartfase. Dit is veroorzaakt door de personele invulling van het project en een extra onderzoek naar de positionering van het Burger Zaken Systeem Kern. Het programma ORRA maakt deel uit van het Programma Reisdocumenten en is vertraagd. Het vorige kabinet heeft besloten de ORRA aan een nieuw kabinet over te laten en nog geen onomkeerbare stappen te zetten. Door de vertraging van mGBA en ORRA was het financieringsarrangement niet meer actueel en is het aangepast aan de nieuwe financieringsbehoefte.

Ontvangsten

Er is meer ontvangen. Dit valt onder meer te verklaren uit het feit dat bij de overdracht van de financiële administratie van de Reisdocumenten- en Verkiezingsprogramma's van Basisregistratie Persoonsadministratie en Reisdocumenten (BPR) naar Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, BPR het nog niet gebruikte deel van de bevoorschotting aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft terugbetaald. Tevens had BPR een schuld aan de opdrachtgever op de balans staan die aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (opdrachtgever) moest worden terugbetaald.

Externe factoren

In 2010 zijn, zoals blijkt uit de navolgende teksten, belangrijke stappen gezet bij het verwezenlijken van de genoemde algemene beleidsdoelstelling. Relevante externe factoren zijn het aan intensiteit toenemende debat over het functioneren van ons democratische stelsel en het feit dat extra inspanningen nodig zijn om de interbestuurlijke verhoudingen op het hoge peil van de afgelopen jaren te laten blijven. Hierbij moet worden aangetekend dat als gevolg van de val van het kabinet, de kamerverkiezingen en de langdurige kabinetsformatie het proces van verdere beleidsontwikkeling vertraagd is.

Realisatie meetbare gegevens

31.2 Indicatoren

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Overheidsdienstverlening

6,7

6,6

7

6,7

Bron: onderzoek naar de kwaliteit van overheidsdienstverlening.

31 Operationele doelstelling 1

Bestuurskrachtige gemeenten en provincies, die op basis van goede interbestuurlijke, financiële en informatieverhoudingen, hun taken zo goed mogelijk kunnen uitvoeren.

Doelbereiking

Langs de weg van de uitvoering van de bestuursakkoorden is gewerkt aan de verbetering van de verhoudingen tussen de bestuurslagen. Daarmee is belangrijke voortgang geboekt, getuige ook het feit dat onder moeilijke financiële omstandigheden het Rijk en de medeoverheden elkaar hebben kunnen vinden in aanvullende bestuurlijke afspraken.

Implementatie kabinetsstandpunt provinciale financiën naar aanleiding van het Rfv-rapport

Instrumenten

In 2010 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 C nr. 5) hoe het kabinet omgaat met het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv): «Naar een herijking van de financiële verhouding tussen Rijk en provincies». Het overleg van fondsbeheerders en provincies over de toekomstige financiële verhouding, heeft in 2010 geleid tot een (tijdelijke) aanpassing van de verdeling in het Provinciefonds voor 2011. Het is nu aan de fondsbeheerders om te komen tot een definitieve verdeling van het provinciefonds voor 2012 en verder. Omdat het kabinet heeft afgezien van de invoering van een kilometerheffing is de noodzaak van een nieuw provinciaal belastinggebied vervallen.

Evaluatie over het financiële toezicht van provincies op gemeenten

In de provincies Noord-Brabant en Limburg zijn de afgelopen jaren in twee pilots ervaringen opgedaan met verschillende vormen van financieel toezicht op gemeenten. Ook de overige tien provincies hebben hun toezicht de afgelopen jaren meer risico georiënteerd ingericht. Op basis van deze ervaringen zijn eind 2009 en medio 2010 twee werkconferenties georganiseerd om de wenselijke aanpassingen van het financieel toezicht te bespreken. De te treffen maatregelen zullen gericht zijn op een verdere versterking van het horizontale verantwoordingsproces en daarmee op een vermindering van de toezichtlast. In 2011 wordt gewerkt aan de voorbereiding op de te treffen maatregelen, en wordt een besluit genomen over het aanpassen dan wel intrekken van het wetsvoorstel Duurzaam financieel evenwicht provincies en gemeenten.

Herziening interbestuurlijk toezicht

In mei 2010 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het wetsvoorstel revitalisering generiek toezicht bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel herziet onder meer de generieke toezichtinstrumenten in de plaatsstelling en vernietiging. In september 2010 heeft de Tweede Kamer verslag uitgebracht over het wetsvoorstel. In 2010 is daarnaast gewerkt aan het herzien en opstellen van beleidskaders behorende bij de generieke toezichtinstrumenten en zijn voorbereidingen getroffen voor een reeks aan voorstellen tot wetswijziging ten behoeve van het afschaffen van specifiek toezicht (bij nota van wijziging). In 2010 is daarnaast een start gemaakt met de voorbereiding van de toezichthouders bij het Rijk en bij de provincies op de veranderingen in het toezichtstelsel. Beoogde inwerkingtreding van het herziene toezichtstelsel is 1 januari 2012.

Aanpassing Mededingingswet gedragsregels overheid (Markt en Overheid)

Dit wetsvoorstel van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) ligt bij de Eerste Kamer.

Op basis uitkomsten EIPA onderzoek (impact EU-regels op decentrale overheden) een kopgroep van landen vormen

De komende twee jaar wordt een dialoog met de EU commissie gevoerd om de aandacht binnen de EU commissie voor de gevolgen van het EU beleid voor decentrale overheden verder te versterken.

Actieprogramma Grensoverschrijdende bestuurlijke samenwerking (GROS)

De samenwerking met buurlanden heeft concrete oplossingen en samenwerkingsafspraken opgeleverd. Het actieprogramma is nog niet afgerond; oplossing van een aantal knelpunten heeft een langere doorlooptijd nodig. De Raad van Openbaar Bestuur (ROB) is gevraagd een evaluatie van de aanpak uit te voeren.

Realisatie meetbare gegevens

31.3 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. Aantal specifieke uitkeringen

134

101

82 1

59

59 2

2. Vermindering interbestuurlijke lasten

0%

  

n.v.t

n.v.t

Bron 1: Onderhoudsrapportage specifieke uitkeringen 2010

Bron 2: Nulmeting interbestuurlijke lasten

X Noot
1

Exclusief 27 tijdelijke specifieke uitkeringen, bekostigd met geld uit het Fonds economische structuurversterking

X Noot
2

Exclusief 29 tijdelijke specifieke uitkeringen, bekostigd met geld uit het Fonds economische structuurversterking

31.4 Kengetal

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Aantal gemeenten onder preventief financieel toezicht

19

14

10

14

Bron: Toezichtverslag 2010 van provincies op gemeenten

31 Operationele doelstelling 2

Het stimuleren van de politieke participatie en de betrokkenheid van de burger bij het democratisch proces.

Doelbereiking

De betrokkenheid bij en deelname van burgers aan de politiek en de samenleving zijn van groot belang. Als meer burgers participeren in de politiek draagt dit bij aan de legitimiteit van het openbaar bestuur. De bevordering van sociale samenhang en van verantwoordelijk gedrag van burgers tegenover elkaar en tegenover de overheid is van essentieel belang in een goed werkend openbaar bestuur.

Subsidiëring van politieke partijen

Instrumenten

Politieke partijen die bij de laatste verkiezingen zetels in de Eerste en/of Tweede Kamer hebben behaald kunnen aanspraak maken op een jaarlijkse subsidie. Toekenning gebeurt op grond van de voorschriften in de Wet subsidiering politieke partijen. Voornemen is een nieuwe Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP) te realiseren, waarin naast subsidievoorschriften ook regels voor giften en partijsponsoring zijn opgenomen. Het ontwerpwetsvoorstel dat daartoe is opgesteld, is aangepast aan het advies van de Raad van State, het advies van de Kiesraad en de aanbevelingen Group of States against Corruption (GRECO) die de Raad van Europa in juni 2008 heeft gedaan (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200, nr. 77). Nadien is het gewijzigde ontwerpwetsvoorstel met de politieke partijen en de Kiesraad besproken.

Oprichting van het Huis voor Democratie en Rechtsstaat

In 2010 is de stichting Huis voor Democratie en Rechtsstaat opgericht. Op 30 september 2010 vond de formele oprichting plaats tijdens een bijeenkomst met de Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer. Het Huis heeft tot doel om de kennis over en de deelname aan de democratie te vergroten. In het Huis zijn twee bestaande instellingen, het Instituut voor Publiek en Politiek en de Stichting Bezoekerscentrum Binnenhof, opgegaan. Het programma de Haagse Tribune, dat tot doel heeft om leerlingen uit het voortgezet onderwijs op en rond het Binnenhof ervaring op te laten doen met politiek, democratie en rechtsstaat, is in 2010 voortgezet. In het schooljaar 2009–2010 hebben 25 000 scholieren aan het programma deelgenomen.

Rekruteringstool volksvertegenwoordigers

De rekruteringstool is eind 2010 voltooid en zal in 2011 aangeboden worden aan de politieke partijen.

Het verspreiden van het Handvest Verantwoordelijk Burgerschap

Het discussie- en onderzoekstraject over verantwoordelijk burgerschap heeft reeds in december 2009 geresulteerd in het rapport «Bouwstenen van burgerschap» van Veldkamp en de weekkalender 2010 over burgerschap (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 614, nr. 20). Daarbij is een aantal belangrijke waarden en gedragsregels geïdentificeerd die volgens de representatieve enquête in het rapport Veldkamp veel steun genieten onder de bevolking. Het verdere traject met betrekking tot het handvest is bij de val van het kabinet in februari 2010 controversieel verklaard en daarom is er geen handvest uitgebracht.

Het via de VNG oprichten van een helpdesk en expertisenetwerk burgerparticipatie

Het afgelopen jaar zijn de nodige activiteiten ondernomen om de expertise over burgerparticipatie te verspreiden over een breed netwerk. Er is een werkboek over hoe om te gaan met burgerinitiatieven ontwikkeld en er is een publicatiereeks over burgerparticipatie voor verschillende doelgroepen uitgegeven.

Circa 40 voorhoedegemeenten wisselen regelmatig leerervaringen uit over omgaan met burgerinitiatieven.

Er is een leerkring van negen gemeenten opgericht, die allemaal werken aan een eigen voorbeeldproject. De deelnemende gemeenten zijn Almere, Amersfoort, Amsterdam-Stadsdeel Nieuw West, Amsterdam-Stadsdeel Oost, Berkelland, Enschede, Hellendoorn, Tilburg en Zwolle. Zij werken vooral aan de processen en afspraken binnen hun eigen gemeente. De rol van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het leerproces te ondersteunen mede met oog op het uitdragen van de ervaringen naar andere gemeenten.

Realisatie meetbare gegevens

31.5 Indicatoren

Streefwaarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. Aantal gemeenten dat gebruik maakt van lessen uit de proeftuinen en experimenten (IAMB1)

100

150

1

2. Percentage gemeenten en departementen dat beschikt over methodische aanpak van burgerinitiatieven

15%

20%

1

X Noot
1

De eerste indicator stamt uit 2008/2009. Toen was er een concreet project «In Actie Met Burgers!» (IAMB) met proeftuinen en experimenten. Dat is echter afgerond in 2009, en geëvalueerd. De indicator is per abuis in de begoting blijven staan.

De tweede indicator betreft het beoogde streven om overheden systematisch en responsief te laten reageren op burgerinitiatieven. Hier ontbreekt een monitorinstrument. Zoals aangegeven in de begoting 2011 zal een nieuwe monitorinformatie worden ontwikkeld.

31.6 Kengetal

Verleende subsidie 2009

Verleende subsidie 2010

Partij

  

CDA

3 689 447

3 725 439

PvdA

3 123 645

3 087 566

SP

2 394 179

2 510 432

VVD

2 204 470

2 182 701

GL

967 414

966 425

CU

986 719

968 209

D66

684 230

723 450

PvdD

540 977

544 789

SGP

816 707

780 598

OSF

375 589

394 407

Bron: Financiële administratie ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

31 Operationele doelstelling 3

Het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).

Doelbereiking

De betrouwbare GBA wordt bereikt door het verbeteren van de kwaliteit van de GBA. Het actieplan kwaliteit GBA heeft als doel de betrouwbaarheid van de GBA op een beter niveau te brengen in samenwerking met VNG en gemeenten (motie Heijnen en Bilder, Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200, nr. 34).

Met de inwerkingtreding per 10-10-10 van de aangepaste regelgeving voor de openbare lichamen is de bevoegdheid voor de bevolkingsadministraties en de identiteitskaarten («sédula») van de drie eilanden BES overgegaan naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorts zijn de openbare lichamen in de Paspoortwet zoveel mogelijk op één lijn gebracht met Nederlandse gemeenten.

Conform de afspraken in het bestuurlijk akkoord BZK-VNG van 5 maart 2009 heeft het programma modernisering GBA in 2010 uitvoering gegeven aan het vastgestelde programmaplan, dat een looptijd heeft tot 2015.

Het verbeteren van de kwaliteit van de GBA

Instrumenten

In 2010 is opnieuw een momentopname uitgevoerd naar de kwaliteit van de GBA. Uit het onderzoek is gebleken dat de kwaliteit met 0,8% is gestegen ten opzichte van 2009. Het percentage correcte registraties in 2010 bedroeg 94,4%, Hierover is de Tweede Kamer reeds geïnformeerd (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 444, nr. 7). In 2011 wordt het actieplan geëvalueerd en worden de opbrengsten gedefinieerd.

Het programma modernisering GBA

De eerste ICT-voorzieningen voor de modernisering GBA zijn opgeleverd, de gegevensset (onderdeel van het nieuw Logisch Ontwerp) is vastgesteld en onderdelen van het nieuwe gemeentelijke burgerzakensysteem zijn ontworpen. In april 2010 heeft een Gatewayreview plaatsgevonden, waarin de verwachting is uitgesproken dat het programma succesvol kan worden afgerond. Eind 2010 is aan de Tweede Kamer een voortgangsrapportage gezonden (Kamerstukken II, 2010–2011, 27 859, nr. 39).

Overgang bevoegdheid voor bijhouding bevolkingsadministraties op Bonaire, Sint Eustatius en Saba van de eilandsbesturen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De bij de regelgeving horende uitvoeringstrajecten op de BES-eilanden waren tijdig afgerond. De verstrekking van persoonsgegevens uit de drie bevolkingsadministraties aan Nederlandse overheidsinstellingen is op 10-10-10 van start gegaan evenals de uitgifte van een nieuw, op de drie eilanden afgestemd model identiteitskaarten. Het traject kwaliteitsverbetering bevolkingsadministraties heeft de gegevens in de bevolkingsadministraties substantieel verbeterd. Om de gegevens in de bevolkingsadministraties op het in Nederland gestelde kwaliteitsniveau te brengen en te houden is echter meer nodig, vooral op het punt van training en opleiding van medewerkers. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties spant zich dan ook in de eilanden hier nog enige tijd bij te ondersteunen. Wat betreft de toezegging aan de Tweede Kamer dat de identiteitskaarten van de openbare lichamen zo spoedig mogelijk zullen worden vervangen door de NIK, zal in 2011 een inventariserend onderzoek de gevolgen van het wegnemen van de sédula uit de Nederlands Antilliaanse systematiek in kaart en de besluitvorming voorbereiden.

Invoering van een verbeterd paspoortuitgifte systeem

Voor zover deze doelstelling betrekking heeft op de ontwikkeling van de online raadpleegbare reisdocumentenadministratie (ORRA) wordt verwezen naar hetgeen de voormalige Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gezegd tijdens het Algemene Overleg van 7 oktober 2010 en daarna bevestigt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken en in antwoord op verschillende schriftelijke vragen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties oriënteert zich in de komende maanden op dit dossier om tot een oordeel te kunnen komen over de wijze waarop de ORRA vorm zou kunnen krijgen. De uitkomst van de oriëntatie zal, conform de toezegging daarover, aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Landelijke uitrol van de resultaten van regionale proeven inzake andere procedures bij aangifte van vermissing en vermoeden van fraude met reisdocumenten

De regionale proeven inzake andere procedures bij aangifte van vermissing en vermoedens van fraude met reisdocumenten zijn uitgebreid na een evaluatie en aanbevelingen van de eerste fase van de proef. Naast doorstart met de regio Amsterdam-Amstelland, is ook een proef gestart in de politieregio Zuid-Holland Zuid en zal een proef worden gestart in Gelderland-Midden. Na evaluatie van de proeven zullen beleid en regelgeving worden aangepast.

Realisatie meetbare gegevens

In de paragraaf van het Agentschap Basisregistratie, Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) zijn diverse meetbare gegevens opgenomen.

31 Operationele doelstelling 4

Het waarborgen van de grondrechten en zorgen voor een goed functionerend constitutioneel bestel.

Doelbereiking

CZW heeft zich ten aanzien van bovenstaande doelstelling als volgt ingespannen:

  • wetsvoorstel College voor de Rechten van de Mens (Kamerstukken II, 2010, 32 467, nr. 2) is in september 2010 ingediend. Dit wetsvoorstel strekt ertoe een nationaal mensenrechteninstituut op te richten: het College voor de rechten van de mens. Het College zal tot doel hebben de mensenrechten in Nederland te beschermen en de naleving daarvan te bevorderen. Het College zal een cruciale schakel zijn tussen het maatschappelijk middenveld, nationale en internationale organisaties. Zo zal het op belangrijke wijze bijdragen aan het vertalen van het beginsel menselijke waardigheid naar handreikingen om aan dat beginsel in de praktijk vorm te geven. Het College wordt hiermee hoeder van de menselijke waardigheid;

  • de staatscommissie Grondwet heeft advies uitgebracht aan de regering in november 2010;

  • Wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2010, 32 522, nr. 2) is ingediend bij de Tweede Kamer in september 2010. Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over de Nederlandse taal en het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt. Met dit wetsvoorstel wordt de status van de Nederlandse en de Friese taal in de Grondwet verankerd. Daarmee wordt beoogd de positie van deze nationale talen te beschermen en te versterken in een almaar globaliserende wereld. Als gevolg van de internationalisering en de pluriforme samenstelling van de Nederlandse bevolking worden er steeds meer talen gesproken in Nederland. Onder meer het arbeidsverkeer tussen EU-landen, immigratie, uitwisseling van studenten, toerisme en internet dragen daaraan bij. In het bijzonder het Engels wint door het proces van internationalisering in toenemende mate terrein in Nederland. De internationale ontwikkeling is niet tegen te houden. De Nederlandse taal ontwikkelt zich eveneens onder invloed van nieuwe communicatiemiddelen. Met die ontwikkelingen is niets mis, zolang het gebruik van de Nederlandse taal niet in de verdrukking komt. Dit wetsvoorstel moet waarborgen dat men in Nederland te allen tijde met de Nederlandse taal terecht kan.

Instrumenten

De voorgenomen instrumenten voor het waarborgen van de grondrechten en zorgen voor een goed functionerend constitutioneel bestel zijn ingezet.

Verder ontwikkelen antidiscriminatiebeleid

  • In 2010 heeft de werkgroep Gezamenlijke Aanpak Discriminatie waarin vertegenwoordigers zitten van verschillende ministeries, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en discriminatie registrerende organisaties zoals politie, OM, antidiscriminatievoorzieningen en de Commissie gelijke behandeling twee expertmeetings gehouden over de stroomlijning van registratie en gegevensuitwisseling van discriminatiegegevens.

  • Om de bewustwording van discriminatie en de meldingsbereidheid van discriminatie onder het publiek te vergroten heeft in 2010 van 23 augustus tot en met 26 september een herhaling van een landelijke voorlichtingscampagne plaatsgevonden.

  • Op 13 september 2010 is een brief naar de Tweede Kamer gezonden met daarin het actieprogramma bestrijding van discriminatie waarin een aanpak van discriminatie wordt uiteengezet die zich richt op de lokale aanpak, meldingen en aangiften, registratie, opsporing en vervolging en voorlichting van discriminatie.

  • Er is in opdracht van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een onderzoek uitgevoerd naar de uitvoering van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Bij brief van 17 december is het onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gezonden inzake de gemeentelijke antidisciminatievoorzieningen in Nederland.

31 Operationele doelstelling 5

Een zodanige toerusting van de Kiesraad dat een goede organisatie en begeleiding van het verkiezingsproces en een kwalitatief hoogwaardige advisering over het kiesrecht en de verkiezingen zijn gewaarborgd.

Doelbereiking

De Kiesraad is het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het Europees Parlement. De Raad is tevens adviescollege voor regering en parlement over kiesrecht en organisatie en uitvoering van verkiezingen.

Op 3 maart 2010 vonden in 394 gemeenten gemeenteraadsverkiezingen plaats. Hoewel de Kiesraad bij gemeenteraadsverkiezingen niet optreedt als centraal stembureau, brengen deze verkiezingen werkzaamheden voor (het secretariaat van) de Kiesraad met zich mee. Burgers, gemeenten, politieke partijen en andere instanties doen in verkiezingstijd een beroep op de Kiesraad als informatiecentrum. Om de vragen die aan de Kiesraad gesteld worden te beantwoorden, is tijdens de gemeenteraadsverkiezingen een Informatiepunt Verkiezingen ingesteld. Het Informatiepunt is een samenwerkingsverband tussen de Kiesraad en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en valt onder de verantwoordelijkheid van de Kiesraad.

Aanvankelijk zouden de verkiezingen voor de leden van de Tweede Kamer in mei 2011 plaatsvinden, maar door de val van het kabinet werden er vervroegde verkiezingen gehouden op 9 juni 2010. De Kiesraad treedt bij de Tweede Kamerverkiezing op als centraal stembureau. Dit houdt onder andere in dat de Kiesraad een register van aanduidingen ten behoeve van de verkiezing voor de leden van de Tweede Kamer bijhoudt. In 2010 zijn 19 nieuwe aanduidingen geregistreerd door de Kiesraad.

Ook voor de Tweede Kamerverkiezing is, in samenwerking met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een Informatiepunt Verkiezingen ingesteld. De Kiesraad heeft op 15 juni 2010 de officiële uitslag van de Tweede Kamerverkiezing vastgesteld en bekend gemaakt.

In 2010 waren er 19 verkiezingen vanwege gemeentelijke herindelingen. In 10 gemeenten is de herindeling door het toenmalige demissionaire kabinet aangehouden (controversieel verklaard). In deze gemeenten hebben op 24 november reguliere en herindelingsverkiezingen plaatsgevonden.

Bij de verkiezingen van de gemeenteraden, Tweede Kamer en bij de herindelingsverkiezingen in 2010 is de door de Kiesraad ontwikkelde Ondersteunende Software Verkiezingen (OSV) gebruikt door politieke partijen, (hoofd)stembureaus en het centraal stembureau ter ondersteuning van de kandidaatstelling en de berekening en vaststelling van de uitslag.

De voorzitter van de Kiesraad heeft tot taak om bij het openvallen van een plaats in de Tweede Kamer, de Eerste Kamer of het Europees Parlement een kandidaat te benoemen als lid van het betreffende vertegenwoordigende orgaan. In 2010 zijn in 24 vacatures opvolgers benoemd.

De Kiesraad is in 2010 bij verschillende rechtszaken betrokken. Het betrof zowel zaken waarin de Kiesraad partij was bij het geding, als zaken waarin de Kiesraad als deskundige is opgetreden. In die gevallen waarin de Kiesraad als deskundige optrad, werd door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om inlichtingen verzocht op grond van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

Rondom de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 zijn 33 beroepschriften ingediend waar de Kiesraad door de Afdeling is gevraagd om inlichtingen. Bij 2 zaken was de Kiesraad als partij betrokken bij het geding.

De Kiesraad bracht in 2010 zes adviezen uit.

Instrumenten

Uitvoeren adviestaak door gevraagd en mogelijk ook ongevraagd adviezen uit te brengen is gerealiseerd.

Realisatie meetbare gegevens

De Raad valt onder de Kaderwet adviescolleges en stelt in de uitvoering daarvan jaarlijks een jaarverslag op.

Adviezen van de Kiesraad aan het parlement worden ter kennis gebracht van de Tweede Kamer. Indien de Kamer dit wenselijk acht, wordt een advies nader toegelicht in een overleg met de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken. Alle adviezen van de Raad worden gepubliceerd op de website van de Raad (www.Kiesraad.nl).

Sommige besluiten die de Raad in zijn hoedanigheid van centraal stembureau neemt, zijn in rechte toetsbaar. Over de rechtmatigheid van de verkiezingen oordeelt de Tweede Kamer (Tweede Kamerverkiezing en verkiezing Europees Parlement) dan wel de Eerste Kamer (Eerste Kamerverkiezing).

31.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 31.7

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start/Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Dualiseringen overhedenoverleg

OD 31.1

Start: 2007

Kamerstukken II, 2007–2008, 30 958, nr. 2

Afgerond: 2007

Effectenonderzoek ex post

   

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Rekenkamerfunctie op lokaal niveau

OD 31.1

Start: 2010

 

Afgerond: april 2011

 

Integrale evaluatie financiële functie

OD 31.1

Start: 2010

Kamerstukken II, 2009–2010, 30 902, nr. 18

Afgerond: 2010

 

De AWB en Burgers: ervaringen met bezwaarschriftprocedures in de praktijk

OD 31.4

Start: 2008

 

Afgerond: 2011

Artikel 33: Dienstverlenende en innovatieve overheid

33 Algemene doelstelling

Een betere overheid door goede dienstverlening en minder regeldruk.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De doelstelling vermindering van administratieve lasten voor burgers met 25% is nagenoeg gerealiseerd, zowel in kosten (24%) als in bestede tijd (29%). De administratieve lasten van gemeenten voor burgers namen af met 30%. De belangrijkste maatregelen waren onder andere de vereenvoudiging belasting op erven en schenken (– 50 000 uur en – € 0,85 mln.), het vervallen van de rechterlijke toets bij wijziging huwelijksvoorwaarden (– € 2 mln.) en de invoering van de omgevingsvergunning en de verruiming van het bouwvergunningvrij bouwen (– € 26,5 mln.). De groepen die het meest hebben gemerkt van deze, en andere maatregelen, in 2010 waren gezinnen en uitkeringsgerechtigden.

Het kabinet Balkenende IV heeft de ambitie «minimaal een 7 voor overheidsdienstverlening» geformuleerd. Uit de in 2010 gehouden meting blijkt dat de tevredenheid over de dienstverlening in de ketens met een 6,7 iets achter blijft bij het ambitieniveau; de meting geeft ook aan dat de klanttevredenheid op ketenniveau verder kan verbeteren door onder andere een bredere uitrol van ontwikkelde instrumenten. De campagne 5 beloften.nl, waarbij gemeenten een overzicht kregen van de implementatie op hun organisatieniveau, is daar het antwoord op geweest in 2010.

5 Beloften aan de burger

In februari 2010 is de campagne 5 beloften van start gegaan, waarin het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG een «Checklist Dienstverlening» van 40 instrumenten hebben opgesteld die allen voortvloeiden uit de kabinetsaanpak regeldruk en de verbetering van de (e-) dienstverlening. Bij de start in februari 2010 hadden gemeenten, gemiddeld genomen, 30% van de instrumenten ingevoerd. Eind 2010 lag dat gemiddelde op 54,4%.

Veel gemeenten hebben werk gemaakt van de checklist. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties honoreerde in 2010 gemiddeld 250 wijzigingsverzoeken per maand. Dat betekent dat eind 2010 97% van de Nederlandse bevolking gebruik kon maken van DigiD voor gemeenteproducten. 95% hoefde minder documenten bij ondertrouw op te geven, 91% hoefde geen kopie kentekenbewijs te tonen bij een aanvraag parkeervergunning en 90% kon bij de eigen gemeente een GBA uittreksel online aanvragen.

De instrumenten waarvan de invoering door gemeenten het sterkst is toegenomen in 2010:

  • invoeren van Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Hiermee bereikten de aangesloten gemeenten een bereik van 14 155 000 extra inwoners. (van 8% van gemeenten in maart 2010 naar 66% in december 2010);

  • aansluiten bij www.regelhulp.nl, zodat burgers in één oogopslag zien welke zorg en sociale voorzieningen er zijn. Ultimo 2010 deden 354 gemeenten mee met de webvoorziening Regelhulp. Hiermee hebben bijna 4 mln. extra inwoners toegang gekregen tot Regelhulp (van 49% naar meer dan 80%);

  • mediationvaardigheden toepassen. Hiermee worden 2,8 mln. extra inwoners bereikt. Deze inwoners kunnen rekenen op de inzet van mediationvaardigheden van de eigen gemeente in de primaire fase en/of in de bezwaarfase van een bezwaartraject (van 13% naar 38%);

  • de mogelijkheid om online de waarden voor Onroerende Zaak Belasting (OZB) in te zien. Ruim 2 mln. extra inwoners kunnen sinds eind 2010 gebruik maken van dit instrument (van 68% naar 88%).

Budgettaire gevolgen van beleid

33. Dienstverlenende en innovatie overheid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

138 544

90 302

48 242

        

Uitgaven

76 585

119 465

139 896

107 125

102 420

90 302

12 118

33.25 Apparaat

    

6 485

4 290

2 195

33.1 Administratieve lasten

    

8 071

8 390

– 319

33.2 Innovatieve dienstverlening en ontwikkeling

    

35 510

25 087

10 423

33.3 Beheer e-overheidsvoorzieningen

    

52 354

52 535

– 181

Bijdrage baten- en lastendienst BPR

    

3 002

3 900

– 898

Bijdrage baten- en lastendienst Logius

    

44 209

46 775

– 2 566

        

Ontvangsten

    

10 557

0

10 557

Financiële toelichting

Op het artikel dienstverlenende en innovatieve overheid is meer uitgegeven dan begroot. De ontvangsten zijn tevens hoger dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

33.25 Er is meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Bij Najaarsnota heeft een correctie op het apparaatbudget plaatsgevonden.

33.2 Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit wordt verklaard doordat bij Voorjaarsnota een bijdrage van het Gemeentefonds is ontvangen ten behoeve van de uitvoering en het beheer van Antwoord.nl en bij Najaarsnota het budget is opgehoogd met PRIMA gelden (Programma Implementatie Agenda ICT beleid). Voor de ontwikkeling van een aantal e-overheidprojecten ontvangt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een budget van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Ontvangsten

Voor de ontwikkeling van een aantal e-overheidprojecten ontvangt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een budget van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in het kader van het Programma Implementatie Agenda ICT beleid (PRIMA).

Externe factoren

Of de in 2010 ingezette activiteiten leiden tot een verdere verbetering van de waardering van de overheidsdienstverlening moet duidelijk worden in 2011. Een van de ontwikkelingen is, naast een bredere invoering van de ontwikkelde instrumenten, dat burgers in hun verwachtingspatroon lijken mee te groeien.

Realisatie meetbare gegevens

33.2 Indicatoren

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Overheidsdienstverlening

6,7

6,6

7

6,7

Bron: Onderzoek naar de kwaliteit van de overheidsdienstverlening 2010

33 Operationele doelstelling 1

Het verminderen van de regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden

Doelbereiking

De administratieve lasten van burgers zijn conform de kabinetsdoelstelling van Balkenende IV teruggedrongen met 25% en de lasten voor de professionals zijn in kaart gebracht en daarop zijn er maatregelen genomen. Professionals geven aan dat de genomen en voorgenomen maatregelen naar hun verwachting zullen bijdragen aan de administratieve lastenverlichting. In het begin van de kabinetsperiode Balkenende IV hebben burgers en professionals zelf aangegeven welke knelpunten zij ervaren in hun contacten met de overheid. In de aanpak van deze knelpunten zijn merkbare resultaten behaald. Zo zijn de administratieve lasten voor burgers bij de bijstand met 35% verminderd. Formulieren en het taalgebruik van overheidsorganisaties is duidelijker geworden. Dit scheelt burgers 14% aan invultijd. Om het aantal van 2,6 mln. bezwaarschriften te verminderen zijn mediationvaardigheden ingezet. Bij de organisaties die deze aanpak toepassen, is ruim 60% van de bezwaarschriften ingetrokken. De kosten namen af met 20% en de klanttevredenheid nam toe met 40%.

Aanpak administratieve lasten burgers

Instrumenten

De gelden uit de versnellingsagenda en de campagne 5 beloften aan de burger hebben bijgedragen aan het realiseren van de kabinetsdoelstelling. De aanpak top 10 knelpunten en de versnellingsagenda zijn hiermee eind 2010 afgesloten. Inmiddels zijn 265 gemeenten aangesloten op geautomatiseerde kwijtschelding, is meer dan 80% van de gemeenten aangesloten op regelhulp en is 90% van de gemeente aangesloten op de gemeentelijke basisadministratie (GBA) als basisregistratie.

Aanpak administratieve lasten professionals

Met de administratieve lasten van de professionals in de domeinen veiligheid, sociale zekerheid, (jeugd)zorg en onderwijs is een start gemaakt na de inventarisatie van de grootste knelpunten. Uit onderzoek is in 2010 gebleken dat 80% van genomen en voorgenomen maatregelen volgens de professionals zullen bijdragen aan die merkbare lastenvermindering. Onderwerpen zijn begrijpelijke formulieren, in- en externe communicatie van instellingen, het verstevigen van de beroepstrots, ontwikkelen van een meetinstrument voor lastendruk bij instellingen en overheidsorganisaties en verbetering mediationvaardigheden bij de inspecties.

Met een financiële impuls van € 2 mln. hebben bijna alle politiekorpsen best practices geïmplementeerd met als doel de regeldruk en onnodige bureaucratie te verminderen. Deze best practices kwamen voort uit meldingen en inventarisaties bij de korpsen zelf.

Een van de best practices die breed wordt ingevoerd is het systeem van Frontoffice Backoffice (administratieve afhandeling van het primaire proces vindt plaats door een administratieve backoffice in plaats van door de agent op straat). Bij de korpsen die dit hebben ingevoerd lijkt een administratieve lastenverlichting van 20% over het gehele korps (executieve en niet executieve) haalbaar. 19 korpsen volgden een Masterclass van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om dit systeem in te kunnen voeren. Een andere maatregel is de boetevolgservice die wordt ingevoerd door 15 korpsen: een internetapplicatie die burgers in staat stelt hun boete online te volgen. Deze maatregel kan tot ruim 55% administratieve winst opleveren per jaar

In het project «verbetering klachtafhandeling binnen de politie», is gewerkt aan een nieuw model klachtenreglement, een uniform registratiesysteem en een uniforme (hoofd)rubricering. Binnen dit project hebben klachtenbehandelaars en klachtencoördinatoren ter verbetering van de informele klachtenafhandeling trainingen mediationvaardigheden aangeboden gekregen. Deze trainingen zijn door de deelnemers als zeer goed beoordeeld (een score variërend van 8,4 tot 10). De eerste analyses laten onder andere een vermindering van de tijd zien die aan klachtafhandeling wordt besteed (van 11 naar 8,1 uur).

De ontwikkeling van het proces verbaal Minderjarigen (PVM) ten behoeve van de afdoening van jeugdstrafrechtzaken is zo goed als afgerond en zal naar verwachting in 2011 worden geïmplementeerd. Door dit PVM zullen de ketenpartners in het jeugdstrafrecht minder capaciteit nodig hebben en een kortere doorlooptijd ervaren.

Het project «Stroomlijning informatievoorziening jeugdstrafrechtketen», waarin de informatie aan jeugdige verdachten en hun ouders is verbeterd heeft niet alleen geleid tot een lagere tijdsbesteding voor de politieprofessional, maar ook tot een kostenbesparing voor de ketenpartners. In de nieuwe situatie zijn de verschillende mededelingen, brieven en folders die verdachten en hun ouders vanuit de verschillende systemen uit de jeugdstrafrechtketen ontvingen vervangen door een generieke folder en een website.

Realisatie meetbare gegevens

33.3 Indicatoren

Basiswaarde 2002

Realisatie 2002–2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Vermindering administratieve lasten van de burger in tijd (t.o.v. 2002)

0%

17%

22%

28%

23%

29%

Vermindering administratieve lasten van de burger in kosten (t.o.v. 2002)

0%

21%

22%

21%

23%

24%

Vermindering administratieve lasten voor burgers bij gemeenten

0%

0%

  

25%

30%

Bron: Voortgangsrapportage Regeldruk

33 Operationele doelstelling 2

Een betere dienstverlening door goed informatiebeleid, innovatie en de ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen.

  • De website www.overheid.nl is vernieuwd naar analogie van Antwoord voor bedrijven. Hierin zijn verschillende meldpunten voor burgers en de persoonlijke internetpagina voor burgers (MijnOverheid) samengevoegd.

  • De wettelijke verplichting voor gemeenten, provincies en waterschappen om decentrale regelgeving geconsolideerd te publiceren op internet is op 1 januari 2011 in werking getreden (Staatsblad 2010, nr. 743).

  • Op basis van het handboek voor (keten)samenwerking in dienstverlening wordt een overheidsbrede webvoorziening gemaakt waarmee overheden op hun eigen website geprofileerde informatie kunnen bieden op basis van levensgebeurtenissen.

  • De brief over hergebruik van overheidsinformatie met daarin een aankondiging van een verkenning naar de mogelijkheden om het hoofdstuk Hergebruik van de wet Openbaarheid Bestuur aan te passen is niet aan de Tweede Kamer gestuurd. De aanpassingen van het hoofdstuk hergebruik van de Wob hadden betrekking op invoering van marginale verstrekkingskosten en het wegnemen van belemmeringen in gebruiksvoorwaarden. De noodzaak van deze aanpassingen in de Wob wordt nu heroverwogen.

  • Een aantal overheden stelt gepersonaliseerde informatie via MijnOverheid beschikbaar: de persoonsgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie, de voertuiggegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer, de eigendomsgegevens van het Kadaster, het Digitaal Klantdossier werk en inkomen.

Persoonsinformatiebeleid

Instrumenten

Het Centraal Meld- en informatiepunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI) is per 1 maart 2010 gestart. Sindsdien zijn in 2010 168 meldingen in behandeling genomen.

Met de komst van het kabinet Rutte-Verhagen is de verantwoordelijkheid voor de bescherming van persoonsgegeven geheel belegd bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Informatie-infrastructuur

  • In 2010 is DigiD-Machtigen, de nieuwe machtigingsvoorziening waarbij burgers anderen kunnen machtigen om namens hen zaken te doen met de overheid, verder vormgegeven en beproefd. De voorziening zal nu ingezet worden bij de vooringevulde aangifte inkomstenbelasting over 2010. Tevens is de aanbesteding voor de nieuwe versie van DigiD afgerond en is begonnen met het ontwikkelen van deze nieuwe versie.

  • In de aanbesteding van de nieuwe generatie reisdocumenten is de optie opgenomen, om de elektronische functionaliteit op de Nederlandse Identiteitskaart (e-NIK) te plaatsen. In 2010 zijn de voorbereidingen gestart voor de besluitvorming om al dan niet de e-NIK in te voeren. De e-NIK geeft de hoogst mogelijke betrouwbaarheid bij online identificatie en authenticatie en met de e-NIK kunnen voorts transacties met een elektronische handtekening worden afgerond

  • Eind 2010 is de sturing en regie op het stelsel van basisregistraties versterkt.

  • Registratie Niet Ingezetenen (RNI). De vastlegging van gegevens over niet-ingezetenen als onderdeel van de nieuwe basisregistratie Personen (BRP) is in 2010 voortgezet. Het concept wetsvoorstel BRP is in maart afgerond en ter consultatie aan betrokken organisaties aangeboden. Na afronding van deze werkzaamheden wordt het wetsvoorstel rond de zomer van 2011 naar de Kamer gestuurd.

Beleidscoördinatie en monitoring

Eind 2010 eindigde de looptijd van het Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid (NUP). De voortgang in 2010:

  • De toenmalige Staatssecretaris van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft onder andere via het voorzitterschap van de bestuurlijke regiegroep dienstverlening en e-overheid de coördinerende rol voor betere dienstverlening aan de burger en e-overheid ingevuld. De governance is naar aanleiding van de aanbevelingen van de Gateway op het NUP aangepast.

  • Veel overheden hebben een beleid uitgewerkt voor open standaarden en opensource.

  • Het aantal gemeenten dat voldoet aan de webrichtlijnen is gering. Wel is in het afgelopen jaar bij gemeenten een beweging op gang gekomen om de eigen website beter toegankelijk te maken. Zo hebben 200 gemeenten meegedaan aan het ondersteuningstraject webrichtlijnen in het kader van de versnellingsagenda van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarnaast werken steeds meer content management systeem leveranciers met de webrichtlijnen en passen hun systemen erop aan. De werkzaamheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op dit terrein zijn afgerond en de standaard Webrichtlijnen wordt ondergebracht bij Logius.

  • Het stelsel van Basisregistraties: niet alle gemeenschappelijke voorzieningen die noodzakelijk zijn om het stelsel van Basisregistraties goed te laten functioneren zijn gereed; de implementatie van Digikoppeling en standaarden (voorheen: Overheidsservicebus) door overheden is gaande, Digimelding en Digilevering zijn nog niet afgerond. Van de 13 beoogde basisregistraties is ongeveer de helft gerealiseerd.

  • De gepersonaliseerde gegevens van de GBA, de Rijksdienst voor het Wegverkeer, Digitaal Klantdossier werk en inkomen en Kadaster zijn beschikbaar via www.overheid.nl.

  • Over de voortgang van het NUP is in de jaarlijkse rapportage aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 362, nr. 166).

  • Het project I-teams is eind maart 2010 afgerond en heeft geleid tot 387 realisatieplannen van gemeenten. Belangrijkste conclusies uit het evaluatie-onderzoek uit 2010 zijn dat i-teams het overzicht en inzicht hebben gebracht in alle e-overheidsvoorzieningen die er zijn. Het bestuurlijk laten accorderen van het realisatieplan dat als belangrijkste product van i-teams wordt gezien heeft geleid tot topambtelijk draagvlak en capaciteit en middelen zijn beschikbaar gesteld door de betreffende gemeenteraden. De overall waardering voor i-teams door de overheden komt uit op een 7,4.

  • Het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) zet zich in om standaardisatie en intergemeentelijke samenwerking mogelijk te maken en heeft in 2010 een plan voor implementatieondersteuning bij gemeenten opgeleverd.

Realisatie meetbare gegevens

33.4 Kengetallen

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Aantal burgers met DigiD-inlogcode

6,1 mln.

6,8 mln.

7,54 mln.

8,1 mln.

Aantal burgers aangesloten op mijn overheid.nl

n.v.t.

10 000

27 760

80 000 1

Aantal berichten uitgewisseld via de overheidstransactiepoort per jaar

13,5 mln.

15 mln.

21 mln.

38,6 mln.

Bron: Logius

X Noot
1

Mijnoverheid maakt onderdeel uit van overheid.nl.

33 Operationele doelstelling 3

Betere dienstverlening door het beschikbaar stellen, optimaliseren en stimuleren van het gebruik van overheidsbrede infrastructurele ICT-voorzieningen.

Een aantal generieke voorzieningen, die door alle bestuursorganen kunnen worden gebruikt voor (de verbetering van hun) dienstverlening, zijn beschikbaar, beschikbaar gekomen of verder ontwikkeld op weg naar gebruik:

  • Gegevensuitwisseling: in 2010 is gestart met de implementatie van Digikoppeling (set standaarden voor elektronisch berichtenverkeer tussen overheidsorganisaties) bij verschillende overheidspartijen.

  • Toegang: op het terrein van authenticatie en identificatie en beveiligde interacties is DigiD voor de burgers beschikbaar. Het gebruik in 2010 is verder toegenomen (ongeveer 35 mln. keer) en ook het aantal burgers dat over DigiD beschikt is toegenomen (eind 2010 8,1 mln.). De nieuwbouw van DigiD is gestart; daarin zullen enkele nieuwe functionaliteiten worden opgenomen. DigiD-Machtigen is gerealiseerd en wordt in 2011 in bedrijf genomen, te beginnen bij het proces van de Vooringevulde Aangifte 2010 bij de Belastingdienst.

  • Informatiebeveiliging: het stelsel van PKI-overheid, dat garant staat voor beveiligde verbindingen op het hoogste niveau, werkt goed en wordt veel toegepast.

  • Standaardisatie: In 2010 heeft het Bureau Forum Standaardisatie het secretariaat gevoerd voor het College Standaardisatie en is het gebruik van open standaarden voor de gegevensuitwisseling bevorderd. Er zijn enkele nieuwe standaarden vastgesteld voor pas-toe-of-leg-uit lijst. Een aantal standaarden wordt breed toegepast, bij andere standaarden is de implementatie bij de overheid beperkt.

  • Het beheer van de elektronische wettenbank, de officiële elektronische publicaties en de samenwerkende productencatalogi is in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgevoerd door het programma e-Overheid voor burgers van de stichting ICTU.

  • Het gebruik van het BSN (Burger Service Nummer) is in 2010 zonder problemen verlopen.

Instrumenten

De voorgenomen instrumenten voor het optimaliseren en stimuleren van het gebruik van overheidsbrede infrastructurele ICT-voorzieningen zijn ingezet.

Realisatie meetbare gegevens

33.5 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. Klanttevredenheid GOVCERT.NL

7

7,7

7,6 1

7

7,9

2. Klanttevredenheid Overheid.nl

7,81

7,4

7,81

7

7,4

3. Klanttevredenheid DigiD

n.v.t

n.v.t.

7,8

7

7,2 2

4. TPM DigiD voor Burgers

n.v.t.

Ja

Ja

Ja

3

5. TPM PKIoverheid

n.v.t.

Ja

Ja

Ja

3

6. TPM Overheidstransactiepoort

n.v.t.

Ja

Ja

Ja

3

Bron 1: Govcert.nl

Bron 2: Overheid.nl: Prestatiemeting 2010

Bron 3, 4, 5 en 6: Logius

X Noot
1

cijfers naar aanleiding van brondocumenten gecorrigeerd ten opzichte van begroting 2010

X Noot
2

betreft voorlopige cijfers

X Noot
3

Cijfer niet beschikbaar bij publicatie jaarverslag.

33.6 Kengetal

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Totaal aantal overheidsorganisaties aangesloten op DigiD

333

414

487

535

Bron: Logius

33.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 33.7

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Het verminderen van de regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden.

OD 33.1 1

A: 2010

 

B: 2011

Beleidsdoorlichting

Een betere dienstverlening door goed informatiebeleid, innovatie en de ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen.

OD 33.21

A: 2010

 

B: 2011

Beleidsdoorlichting

Betere dienstverlening door het beschikbaar stellen, optimaliseren en stimuleren van het gebruik van overheidsbrede infrastructurele ICT-voorzieningen.

OD 33.3

A: 2014

 

B: 2014

X Noot
1

Vanwege de raakvlakken van beide beleidsdoorlichtingen zijn deze samen opgepakt.

Artikel 35: Arbeidszaken overheid

35 Algemene doelstelling

Een beter presterende overheid door voldoende inzet van en de zorg voor een competent, divers samengesteld en integer personeelsbestand en een bestand van politieke ambtsdragers.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Voldoende goed geschoold overheidspersoneel is van doorslaggevende betekenis voor een doeltreffend en doelmatig presterende overheid. Dat vergt aandacht voor en beleid ten aanzien van arbeidsvoorwaardenvorming en een krapper wordende arbeidsmarkt.

De aantrekkelijkheid van de overheid wordt bevorderd door een gericht arbeids-voorwaarden- en arbeidsmarktbeleid. Daaronder vallen ook de activiteiten die gericht zijn op het veilig kunnen uitoefenen van een publieke taak (Programma Veilige Publieke Taak) en het verminderen van de interne bureaucratie.

Verder zijn activiteiten ontwikkeld om «slimmer werken» te bevorderen. Daarmee kan het beroep van de overheid op de arbeidsmarkt worden verkleind. In het licht van het arbeidsmarktbeleid moeten ook de arbeidsparticipatie bevorderende maatregelen worden gezien, die tot doel hebben het potentieel aan mogelijke overheidswerknemers te vergroten.

Naast een doelmatig en doeltreffend functionerende overheid, wordt het vertrouwen van de burgers in de overheid ook bevorderd door overheidsorganisaties, die zich integer gedragen, over een divers samengesteld personeelsbestand beschikken en die zich transparant opstellen. Op deze aspecten is beleid ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarbij kan gedacht worden aan het programma diversiteit, de rapportage over topinkomens in de publieke en semi-publieke sector, het initiëren van benchmarks, een aangepaste regeling ter bescherming van klokkenluiders en het voortzetten van het anoniem kunnen melden van integriteitsschendingen bij Stichting M (Meld Misdaad anoniem).

Budgettaire gevolgen van beleid

35. Arbeidszaken overheid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

56 931

60 838

– 3 907

        

Uitgaven

63 853

124 395

99 650

88 393

57 256

60 838

– 3 582

35.25 Apparaat

    

7 597

5 668

1 929

35.1 Overheid als werkgever

    

15 731

13 604

2 127

35.2 Politieke ambtsdragers

    

7 998

10 094

– 2 096

35.3 Uitkeringsregelingen voormalige gebiedsdelen

    

25 930

31 472

– 5 542

        

Ontvangsten

    

1 224

820

404

Financiële toelichting

Op het artikel arbeidszaken overheid is minder uitgegeven dan begroot. Onderstaand volgt een toelichting per artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

35.25 Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit is het gevolg van uitvoeringsproblematiek bij de organisatie Arbeidszaken overheid. Het budget is bij tweede suppletoire begroting opgehoogd om de uitgaven van externen te dekken. Deze waren oorspronkelijk begroot op de programmabudgetten.

35.1 Er is meer uitgegeven dan begroot. Dit wordt onder andere verklaard door de inspanningen (campagnes, pilots) voor het programma Veilige Publieke Taak. Hiervoor zijn middelen toegevoegd bij Voorjaarsnota.

35.2 Er is minder uitgegeven dan begroot. Dit wordt verklaard doordat minder politieke ambtsdragers recht hadden op een uitkering.

35.3 Er is minder uitgegeven. Dit wordt verklaard door lagere uitgaven en verplichtingen als gevolg van het dalend aantal personen met recht op een uitkering.

Externe factoren

De relevante externe factoren zijn niet van invloed geweest op het beleid.

Realisatie meetbare gegevens

Op het niveau van de operationele doelstellingen worden meerdere meetbare gegevens geformuleerd, die goed weergeven wat de uitkomsten van de inspanningen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn.

35 Operationele doelstelling 1

Mede zorgen voor een voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel en voor een betrouwbare, herkenbare overheid door het bevorderen van integriteit, diversiteit, transparantie en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties.

Voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel.

Instrumenten

De aandacht heeft zich het afgelopen jaar gericht op het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van de overheid. Enerzijds door beleid dat gericht is op het verbeteren van de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever. In dat kader spelen niet alleen de primaire- en secundaire arbeidsvoorwaarden een grote rol, maar ook het bevorderen van het veilig kunnen uitoefenen van een publieke taak en het verminderen van de interne bureaucratie in combinatie met het geven van voldoende ruimte aan de bij de overheid werkende professionals.

Anderzijds door maatregelen om het arbeidsaanbod te vergroten door het stimuleren van de arbeidsparticipatie en door activiteiten gericht op het verminderen van de vraag naar arbeid door het stimuleren van het verhogen van de arbeidsproductiviteit.

Door het kabinet is besloten om de financiële arbeidsvoorwaardenruimte voor 2010 op nihil vast te stellen. Daarmee hebben de overheidswerkgevers geen ruimte gekregen om in de in 2010 af te sluiten cao’s een loonstijging af te spreken.

In 2010 zijn er geen nieuwe bestuurlijke afspraken gemaakt met de Zelfstandige Publieke Werkgevers (ZPW). De voortgang van de in 2008 gemaakte bestuurlijke afspraken over onder andere diversiteit, integriteit en veilige publieke taak zijn gemonitord en zijn besproken met de overheidswerkgevers. De resultaten zijn toegelicht in de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 501, nr. 2). Door de voorstellen om het begrotingstekort sterk terug te dringen, dreigen op korte termijn personeelsoverschotten in bepaalde delen van de publieke sector. Tegelijkertijd zullen er in de periode 2010–2020 veel medewerkers uitstromen om met pensioen te gaan. In een verkrappende arbeidsmarkt wordt het voor de overheids- en onderwijssectoren heel moeilijk goed gekwalificeerde mensen te vinden en te behouden. Om tot mogelijke oplossingen te komen voor deze uitdagingen zijn in 2010 twee arbeidsmarktanalyses uitgevoerd. Ten eerste is een traject uitgevoerd met vertegenwoordigers van overheidswerkgevers en overheidswerknemers in de vorm van rondetafelgesprekken. In april 2010 is dit traject succesvol afgerond. Dit heeft geresulteerd in een gezamenlijk gedragen toekomstverkenning «De grote uittocht». Hierin zijn negen oplossingsrichtingen benoemd om met het dreigend tekort aan gekwalificeerd personeel in de publieke sector om te gaan in de periode tot 2020. Dit rapport heeft geleid tot een spoeddebat op 22 april (Kamerstukken II, 2009–2010, 321 24, nr. 10).

Ten tweede is de Arbeidsmarktanalyse Openbaar Bestuur 2010 uitgebracht. Deze analyse gaat in op de korte termijn problematiek voor de sector openbaar bestuur. De analyse signaleert een toenemende mismatch van vraag en aanbod van personeel en draagt oplossingen aan om mobiliteit in het openbaar bestuur te vergoten. In dit kader is een netwerkbijeenkomst georganiseerd met beleidsmakers en HR-professionals in het veld. De arbeidsmarktanalyse heeft voor de sector openbaar bestuur veel relevante kennis en informatie opgeleverd (Kamerstukken II, 2009–2010, 321 24, nr. 21).

Om invulling te geven aan het kabinetsbesluit om de vacaturemarkt in de publieke sector transparanter te maken is in 2010 samen met Expertisecentrum Arbeidsmarktcommunicatie Rijk en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een pilot begonnen.

Verder is samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport advies gevraagd aan de SER over «Werk maken van baan-baanmobiliteit». Dit advies in nog in voorbereiding.

Periodiek is overleg gevoerd met de overheidswerkgevers over specifieke arbeidsmarktknelpunten, over de inhoud van het arbeidsvoorwaardenpakket en over de mogelijkheden om dat aantrekkelijk en passend te houden in relatie tot de eisen die de arbeidsmarkt aan de overheid stelt en rekeninghoudend met de financiële randvoorwaarden die het kabinet daaraan stelt.

Ook in 2010 is bijgedragen is aan de instandhouding van een adequaat overlegstelsel door subsidies te verlenen aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen, de Stichting Verbond Werkgevers Overheid en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel.

Een divers samengesteld personeelsbestand.

Een herkenbare overheid is één van de aspecten die bijdraagt aan de legitimiteit van de overheid. Om de herkenbaarheid van de overheid te vergroten wordt gewerkt aan het realiseren van een divers samengesteld personeelsbestand. De afgelopen jaren zijn er afspraken gemaakt met de sectoren gemeenten, provincies, waterschappen, de sector HBO en de Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS) om diversiteit in het personeelsbestand te vergroten.

De plannen van de Vereniging van Gemeentesecretarissen en de A&O-fondsen van gemeenten, provincies en waterschappen zijn volop in uitvoering. De businesscases voor gemeenten, provincies en waterschappen zijn gereed en worden verder doorvertaald binnen deze sectoren. De HBO-sector is in 2010 gestart met een op de sector afgestemd actieprogramma diversiteit. De Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS) wil het aandeel vrouwen, personen met een multiculturele achtergrond in de gemeentelijke top vergroten. Om deze groep te interesseren voor het vak van gemeentesecretaris en invloed uit te oefenen op het werving- en selectieproces van gemeentesecretarissen is de VGS in 2010 gestart met het project Diversiteit van de Vereniging van Gemeentesecretarissen. In 2010 zijn er 32 kandidaten geselecteerd om ze voor te bereiden op de functie van gemeentesecretaris/ algemeen directeur.

De resultaten worden toegelicht in de Trendnota Arbeidszaken Overheid. (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 501, nr. 2). Verder wordt informatie over diversiteit jaarlijks verkregen via het Flitspanelonderzoek. Daaruit blijkt onder meer dat werknemers in de publieke sector hun team vooral op basis van leeftijd beoordelen als enigszins divers samengesteld. Iets meer dan de helft van de overheidsmedewerkers is (zeer) tevreden over de samenstelling van het personeel. De diversiteit onder leidinggevenden kan echter wel verbeterd worden (www.flitspanel.nl/onderzoeken).

De overheidswerkgevers zijn in 2010 ondersteund door het aanbieden en ontwikkelen van instrumenten (onder andere de diversiteitsindex), het doen van onderzoek (onder andere «Diversiteitsbeleid in internationaal perspectief» en «Succesvolle diversiteitsinterventies»), het verspreiden van kennis en het actief stimuleren van kennisdeling, zodat zij zelf aan de slag kunnen. Daarmee wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt dat diversiteitsbeleid maatwerk is.

Bovendien heeft het landelijke netwerk Diversiteitsmanagement (DIV) de afgelopen jaren verschillende overheidssectoren op hun verzoek praktisch ondersteund bij het vormgeven van diversiteitsbeleid. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft daarvoor samen met het ministerie van Sociale Zaken Werkgelegenheid en het voormalig ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu de financiering verstrekt. DIV is vanaf 1 januari 2011 opgeheven.

De diversiteitsindex ondersteunt de overheidswerkgevers door inzicht te bieden in de personeelssamenstelling van andere overheidsorganisaties. Sinds juni 2010 zijn gegevens over diversiteit van alle overheidsorganisaties voor iedereen toegankelijk en is het aantal vergelijkings- en rapportagemogelijkheden uitgebreid. Ook zijn de website www.denkdivers.nl, een nieuwskrant en een elektronische nieuwsbrief ontwikkeld om de beschikbare informatie over diversiteit te verzamelen en voor alle sectoren beschikbaar te stellen. Om kennisdeling te stimuleren heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarnaast, in samenwerking met de verschillende overheidssectoren, op 18 november 2010 een Denk Divers Dag georganiseerd met als thema «succesvolle interventies in diversiteitsbeleid».

Op het terrein van diversiteit bestaan veel instrumenten. Gebleken is dat er niet zozeer een behoefte bestond aan allerlei nieuwe instrumenten, maar wel aan het bij elkaar brengen van de meest succesvolle interventies. Het onderzoek daar naar heeft geresulteerd in een handboek voor alle sectoren, dat op de Denk Divers Dag van 18 november is gepresenteerd en verspreid. Het is ook digitaal te raadplegen.

In 2010 is er een internationaal vergelijkende studie uitgevoerd naar het diversiteitsbeleid in de publieke sector in elf landen ter vergelijking met de publieke sector in Nederland. De resultaten hiervan laten zien dat diversiteit bijna overal wordt gestimuleerd en gefaciliteerd, dat het diversiteitsbeleid in Nederland wat los staat van bijvoorbeeld het beleid met betrekking tot integratie, antidiscriminatie, arbeidsmark en emancipatie. Het Nederlandse beleid richtte zich vooral op vrouwen, allochtonen en ouderen, in tegenstelling tot de andere landen waarin diversiteit breder wordt gezien. Tot slot had Nederland in relatie tot andere landen relatief harde doelstellingen geformuleerd, in de vorm van streefcijfers.

In de artikelen 23 en 37 wordt ingegaan op het diversiteitsbeleid bij de Politie respectievelijk bij het Rijk.

Integriteit

De betrouwbaarheid van het overheidspersoneel is een ander aspect dat bijdraagt aan de legitimiteit van de overheid. Verbetering wordt onder meer nagestreefd door aandacht voor het bevorderen van integriteit.

Op 1 januari 2010 is een nieuwe klokkenluidersregeling voor Rijk en Politie ingevoerd met belangrijke nieuwe maatregelen ter bescherming van melders van misstanden. Andere sectoren zijn gevolgd met vergelijkbare verbeteringen. Met SZW is overeenstemming over het instellen van een landelijke Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden publieke en private sector. Gestart is met het opstellen van de AMvB tot instelling van de commissie.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was in 2010 betrokken bij diverse (sectorale) onderzoeken naar de integriteit in het openbaar bestuur.

Voor het versterken van het integriteitsbesef en het bevorderen van een evenwichtig en samenhangend integriteitsbeleid bij publieke organisaties wordt subsidie verstrekt aan Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS). Deze subsidie stelt BIOS in staat te zorgen voor kennisdeling en uitwisseling, zowel nationaal als internationaal. Daartoe worden integriteitsbijeenkomsten georganiseerd, van presentaties verzorgd, instrumenten en leidraden ontwikkeld en worden diverse opleidingen en workshops op het gebied van integriteit gefaciliteerd. In 2010 is, naast verschillende netwerk- en themabijeenkomsten, wederom de Dag van de Integriteit georganiseerd en verscheen ook het Jaarboek Integriteit 2011 (www.integriteitoverheid.nl/kenniscentrum).

Transparantie/afleggen rekenschap

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ook in 2010 bovensectoraal benchmarks gefaciliteerd, als ondersteuning voor de vele overheidsorganisaties die hun bedrijfsvoering efficiënter proberen in te richten. Op die manier kunnen goede praktijken uit de ene sector snel navolging krijgen in een andere sector. De benchark shared services is hiervan een voorbeeld. In 2010 is gestart met de ontwikkeling van een gestandaardiseerd ICT hulpmiddel waarmee overheidsorganisaties zich op alle bedrijfsvoeringsterreinen (onder andere personeel. ICT, huisvesting) direct kunnen spiegelen aan de prestaties van andere publieke organisaties. Het bestaande ICT instrument omvat de mogelijkheid van een intern klantonderzoek, medewerkerstevredenheidsonderzoek en diverse vragen over te onderscheiden bedrijfsvoeringsaspecten. Het is deze combinatie die naar verwachting veel richting geeft aan de transparantie.

Door de kabinetswisseling is de concept Wet Normering Topinkomens (WNT) met enige vertraging aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 600, nr. 1).

Bevordering van arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit, mede in relatie tot kostenbeheersing/-beperking

Overheid en onderwijs zijn succesvol met het vergroten van de arbeidsparticipatie door het verder terugdringen van inactiviteit. Het kengetal dat de ontwikkeling van het aantal inactieven ten opzichte van het aantal actieven weergeeft, laat dit zien. De werkloosheid bij overheid en onderwijs loopt niet op als gevolg van de financiële en economische crisis. Het beleid is gericht op het begeleiden van werk naar werk.

In een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 124, nr. 20) wordt nader ingegaan op onder meer de arbeidsparticipatie ouderen.

Uit door het CBS gepubliceerde cijfers blijkt een dalend ziekteverzuim bij het onderwijs en het openbaar bestuur (www.statline.nl).

In het voorjaar van 2010 is door de pensioencommissies geadviseerd over de hervorming van de pensioenregeling voor overheid en onderwijs. Op basis van de kabinetsreactie hierop en op de evaluatie van het Financieel Toetsingskader heeft het kabinet het mandaat vastgesteld voor onderhandelingen in de Pensioenkamer van de Raad voor Overheidspersoneel. Binnen dit mandaat is door de gezamenlijke overheidswerkgevers een inzet voor hervorming gedaan. Het in het najaar van 2010 hierover gestarte overleg met de bonden heeft nog niet tot een onderhandelingsakkoord geleid.

Instrumenten om arbeidsproductiviteit in de sectoren te bevorderen zijn nog in ontwikkeling. In het kader van het project Slimmer Werken in de Publieke Sector is ingezet op kennisdeling, meetbaarheid en het in kaart brengen van sturingsmogelijkheden rondom arbeidsproductiviteit. Het congres «Slimmer Werken loont» (mei 2010) heeft de thema’s goed op de kaart gezet. Het netwerk van professionals op het gebied van slimmer werken is flink in omvang gestegen, wat leidt tot bredere kennisdeling.

In samenwerking met de universiteit Delft (IPSE, Instituut voor Publieke Sector Efficiency) is begin 2010 een onderzoeksprogramma gestart waarin sturing, innovaties en productiviteit centraal staan. Onder andere gaat het om het verder onderzoeken van prikkels ter bevordering van arbeidsproductiviteit. Daarnaast is een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de aanjagende rol van cao-afspraken op arbeidsproductiviteit («Arbeidsproductiviteit en cao’s», Astri juni 2010, www.astri.nl). Deze inzichten bieden een eerste stap voor het ontwikkelen van eventuele instrumenten of benchmarks.

Verder is het netwerk in het sociaal medium Linked In «Slimmer werken in de publieke sector» tijdelijk financieel ondersteund. Het gaat hier om een netwerk van innovatoren binnen de publieke sector die via zelforganisatie werken aan intersectorale projecten die slimmer werken in overheidssectoren kunnen bevorderen.

Tegengaan en bestrijden agressie en geweld tegen de publieke taak

De activiteiten die een veilige publieke taakuitvoering moeten bevorderen, dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever. De aanpak vanuit het programma Veilige Publieke Taak kent drie sporen: grenzen stellen, het aanpakken van daders en het ondersteunen van werkgevers, zoals uitgewerkt in de acht maatregelen die als aanbeveling zijn opgenomen in de Arbocatalogus en de eenduidige landelijke afspraken met politie en het Openbaar Ministerie.

Uit de in 2010 opnieuw gehouden effect-meting blijkt dat over alle sectoren bezien sprake is van een stabilisatie van het aantal slachtoffers van agressie en geweld onder werknemers met een publieke taak in vergelijking met een meting uit 2008 (49–50%). Wel tekent zich in bepaalde sectoren (rijk, gemeenten en politie) een daling af. Het betreft hier werkgevers die al langere tijd investeren in de aanpak van agressie en geweld. (Bijlage bij brief aan de Tweede Kamer over Voortgangsrapportage programma Veilige Publieke Taak, 26-11-2010).

Stellen van grenzen

De in 2009 gestarte campagne over wat burgers zelf kunnen doen liep door in 2010. Daarnaast heeft er een grote campagne plaatsgevonden met betrekking tot de jaarwisseling. Uit evaluatie blijkt dat hiermee positieve effecten zijn gerealiseerd, zoals een vergroot probleembesef bij het algemene publiek.

Aanpakken van daders van geweld tegen de publieke taak

Vijf politieregio’s zijn aangemerkt als ketenintensiveringsregio; Groningen, Noord en Oost Gelderland, Amsterdam Amstelland, Midden en West Brabant en Zeeland. Doel is het bevorderen van de samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie en werkgevers. Het gaat om het gezamenlijk stellen van normen en de aanpak van daders van agressie en geweld tegen de publieke taak.

Ook zijn de Eenduidige Landelijke Afspraken voor politie en Openbaar Ministerie in werking getreden. Het doel van deze afspraken is een eenduidige, effectieve en snelle afhandeling van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak door politie en Openbaar Ministerie.

In 2010 hebben 8 regionale bijeenkomsten plaatsgevonden. Doel was het delen van kennis en ervaring en het stimuleren van de samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie en werkgevers. De kracht van deze bijeenkomsten lag in de nadrukkelijke rol die de regionale partners hadden bij de invulling van de bijeenkomsten. Uit de evaluaties blijkt dat deze aanpak voorziet in een grote behoefte. Inmiddels hebben meer dan 800 personen deelgenomen.

In 86% van de gevallen van geweld tegen functionarissen met een publieke taak is op basis van de zogenaamde Polaris-richtlijn een verhoogde straf geëist door het Openbaar Ministerie. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft – zoals ook in het regeerakkoord is aangekondigd – het Openbaar Ministerie verzocht de strafeisen in dit soort zaken verder te verhogen tot 200% (nu 150%).

Uit de eindevaluatie «Pilot cameraregistratie op ambulances» (DSP-groep Amsterdam 2010), is gebleken dat de helft van de medewerkers zich veiliger voelt door de camera’s. Helaas is ook duidelijk geworden dat veel incidenten niet worden gemeld bij de werkgever en daardoor niet leiden tot opsporing en vervolging. Deze pilot wordt daarom vooralsnog niet voortgezet. Eerst dient de meldingsbereidheid van werknemers verhoogd te worden, wil de inzet van camera’s een bijdrage leveren aan de opsporing en vervolging van daders.

De pilots, waarbij de politie zichtbaar gebruik maakt van technische hulpmiddelen als mobiel cameratoezicht, geven in algemene zin de indruk dat men zich rustiger gedraagt richting de politie. Om het feitelijke effect vast te stellen is deze pilot voortgezet in een afgebakend gebied, waarin sprake is van mobiel cameratoezicht op alle voertuigen en alle politiemensen.

Om de aangiftebereidheid te vergroten is een proef gestart met internetaangifte en heeft er voorlichting plaatsgevonden bij Openbaar Ministerie en politie om de huidige wettelijke mogelijkheden tot afscherming van de identiteit van het slachtoffer beter te benutten.

Ondersteunen van werkgevers

In 2010 zijn vijf grote werkgevers met een publieke taak (het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen, de Belastingdienst, Jeugdzorg, Ambulancezorg en de Dienst Justitiële Inrichtingen) ondersteund bij de intensivering van hun aanpak van agressie en geweld. Het ging daarbij vooral om verbetering ten aanzien van de dadergerichte maatregelen, zoals het registreren van incidenten, het reageren naar de dader, het verhalen van de schade en het doen van aangifte.

Op 4 februari 2010 is de landelijke uitvoeringsregeling «protocol Geweld Tegen Politie Ambtenaren» van kracht geworden. Deze uitvoeringsregeling is gericht op de werkgeversrol van de politie bij de aanpak geweld tegen politiemedewerkers en sluit aan op eerdere afspraken in het CAO-overleg politie.

In 2010 is voor het eerst een breed onderzoek uitgevoerd naar de aard en omvang van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers («Bedreigd Bestuur 2010. Agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen» – Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties). Eén van de conclusies is dat te vaak geen melding wordt gemaakt en dat slechts in een derde van de gevallen een reactie naar de dader wordt gegeven.

In 2010 is begonnen met het uitvoeren van de aanbevelingen in het rapport «Veiliger Openbaar Vervoer». Het gaat om een stevig pakket aan structurele maatregelen waar iedere deelnemer zich aan heeft gecommitteerd, zowel procedureel (aanpassen werkwijzen, structuren) als in financieel opzicht. Een aantal daarvan is afgerond, zoals het verbeteren van het verhalen van schade, het vereenvoudigen van het aangifteproces en het versterken van de positie van bijzondere opsporings-ambtenaren. Met de andere ingezette maatregelen wordt voortgang geboekt. Daarbij gaat het onder meer om het verankeren van de sociale veiligheid in de te verlenen concessies, het strafbaar stellen van overtredingen van reis- en verblijfsverboden en een efficiëntere/ slimmere inzet van toezichthoudend personeel.

Vanaf januari 2010 kunnen werkgevers al terecht bij de Helpdesk Veilige Publieke Taak voor advies en ondersteuning bij het verhalen van schade als gevolg van agressie en geweld. Deze helpdesk wordt onderdeel van het in het najaar van 2010 verder ontwikkelde Expertisecentrum, Veilige Publieke Taak. Dit expertisecentrum gaat werkgevers adviseren en ondersteunen bij een effectieve aanpak van agressie en geweld.

In het kader van de stimuleringsregeling is voor € 1,3 mln. bijgedragen aan 45 aanvragen. Verder vond op 7 oktober 2010 de derde VPT-beurs plaats en is de VPT-AWARD voor de tweede keer uitgereikt.

Realisatie meetbare gegevens

35.2 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde

2010

Realisatie 2010

1. Agressie en geweld tegen werknemers met publieke taak

66%

65%

eind 2011 bekend

2. 50% van de nieuwe instroom bij de overheid is vrouw

58%

58%

55%

50%

1

3. 30% van de nieuwe instroom in topfuncties bij de overheid is vrouw 2

31%

41%

42%

31%

1

4. 50% meer niet-westerse allochtonen bij de overheid t.o.v. 2007

5,60%

5,90%

6,10%

7,70%

1

5. 2%-punt minder uitstroom van 50-plussers bij de overheid t.o.v. 2006 3

3,80%

3,60%

3%

6%

1

6. Het percentage organisaties in de openbare sector dat cf. de WOPT melding maakt over topinkomens

90

97

97

94

97

Bron 1: effectmetingen 2007, 2009 en 2011

Bron 2, 3, 4 en 5: trendnota arbeidszaken 2010 (ABP en UWV)

Bron 6: jaarlijkse rapportage topinkomens aan de Tweede Kamer

X Noot
1

Cijfer niet beschikbaar bij publicatie jaarverslag.

X Noot
2

De cijfers instroom van vrouwen en instroom van vrouwen in topfuncties kunnen niet met elkaar worden vergeleken. Bij de instroom van vrouwen gaat het om instroom van buiten de sector, terwijl het bij de instroom in topfuncties ook gaat om de instroom vanuit andere functielagen.

X Noot
3

Voor 2006 en 2007 is sprake van een neerwaartse vertekening, doordat in 2004 en 2005 extra vroegtijdige uitstroom heeft plaatsgevonden door de taakstellingen va het vorige kabinet en vooruitlopend op de versobering van de pensioenregeling per 1 januari 2006. Dit effect loopt in een reeks van jaren langzaam weg.

35.3 Kengetallen

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Aantal onvervulde vacatures in de sectoren Rijk, Provincies, Gemeenten, Rechterlijke Macht, Waterschappen, Onderwijs, Politie en Defensie. 1

15 600 2

20 3002

20 7002

10 500

Bevorderen van aantrekkelijk werkgeverschap: – Aandeel werknemers dat tevreden is met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden 3;

– tevreden over organisatie 4

58%

 

59%

 

Driejarig gemiddelde afwijking in loonontwikkeling overheid t.o.v. de markt 5

0,40%

0,90%

0,30%

0,40%

X Noot
1

Bron: CBS

X Noot
2

De waarden 2007–2009 wijken af van de begroting 2010. Dit komt omdat CBS in 2010 in de vacaturestatistiek is overgestapt op de standaard bedrijvenindeling 2008 (SBI2008). Vanwege deze overgang zijn alle resultaten van de periode 1997–2010 opnieuw bepaald.

X Noot
3

In het Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2010 is niet specifiek meer gevraagd naar tevredenheid over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, maar naar de tevredenheid over de organisatie waarbij men werkzaam is.

X Noot
4

Bron: tweejaarlijkse Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2008 – 2010.

X Noot
5

Bron: CPB

35 Operationele doelstelling 2

Het scheppen van voorwaarden voor een brede toegang tot politieke en bestuurlijke functies en voor het verbeteren van de kwaliteit van de functievervulling van politieke ambtsdragers.

Doelbereiking

Een brede toegang tot bestuursorganen en een slagvaardig openbaar bestuur draagt bij aan de herkenbaarheid en legitimiteit van de overheid. De kwaliteit van de functievervulling door politieke ambtsdragers is essentieel voor de slagvaardigheid van het openbaar bestuur.

Bestuurlijke integriteit vormt een onderdeel van de kwaliteit van de functievervulling door politieke ambtsdragers. In 2010 is in overleg met de koepelorganisaties een beknopt programma «bestuurlijke integriteit» opgezet, dat zich vooral richt op het versterken van de aandacht voor integriteit. In dat kader is de bestaande «handreiking» volledig herschreven en zijn de beroepsgroepen gestimuleerd tot het houden van onderlinge gesprekken om de alertheid voor het onderwerp te vergroten.

Rechtspositie en voorstellen Dijkstal

Instrumenten

Na het besluit van het kabinet om het voorstel van de commissie Dijkstal tot verhoging van de ministerssalarissen niet over te nemen, resteerden er nog een aantal wetsvoorstellen. Deze wetsvoorstellen zijn door de Eerste Kamer in februari 2010 aanvaard. De twee hierop gebaseerde Algemene Maatregelen van Bestuur (sollicitatie-/re-integratieplicht en verrekening neveninkomsten) zijn op 27 februari 2010 en 24 maart 2010 in werking getreden.

Met het van kracht worden van de «Dijkstal»wetsvoorstellen begin 2010 is sprake van harmonisatie en modernisering van regelgeving. Harmonisatie betreft onder andere het brengen van burgemeesters, commissarissen van de Koningin en voorzitters van waterschappen onder de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en een uniforme verrekeningssystematiek van neveninkomsten. Modernisering is er door de introductie van een sollicitatie- en re-integratieplicht, verkorting van de maximale uitkeringsduur en het verhogen van de entree-leeftijd voor een verlengde uitkering onder de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers. Verder is er sprake van openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten daaruit en is er een loopbaanprincipe geïntroduceerd voor uitkeringsrechten.

Het opstellen van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de adviezen van de commissie Dijkstal over fondsvorming en modernisering politieke pensioenen is vanwege de te lage dekkingsgraad bij het ABP vooralsnog aangehouden.

Diversiteit

Tot 1 juli 2010 heeft de scoutinggroep burgemeesters activiteiten verricht die erop gericht waren de interesse en beschikbaarheid van vrouwelijke en biculturele talenten voor een burgemeestersfunctie te vergroten. De scoutinggroep heeft vele belangstellenden en potentials bereikt. Ook bij de regulier bij het benoemingsproces van burgemeesters betrokken partijen is de aandacht vergroot voor (het belang van) een divers burgemeesterscorps. Wel is door alle betrokken partijen geconstateerd dat een programma ontbreekt, waarmee potentiële burgemeesterskandidaten zich nader kunnen oriënteren en voorbereiden op het burgemeestersambt. In 2010 is begonnen met de voorbereiding van een dergelijk programma, dat in 2011 van start gaat en waaraan ook door de getalenteerde zij-instromers kan worden deelgenomen.

Personele zorg

De jaarlijkse bijdrage aan het Professionaliseringsfonds voor burgemeesters is gecontinueerd. In het kader van het ondersteunen van raadsgriffiers bij het benoemingsproces zijn er in het najaar 2 workshops gehouden.

Het houden van functioneringsgesprekken is onder meer gestimuleerd door het organiseren van workshops, die zowel de (her)benoemings- als functioneringsgesprekken bestreken: er is door middel van intensief contact met de beroepsverenigingen voor wethouders en raadsleden en het verlenen van incidentele subsidies aan deze verenigingen om de professionalisering op poten te zetten stevig ingezet op verdere professionalisering van de beroepsgroepen. Het ging daarbij vooral om het meer toegankelijk maken van opleidingen door het ordenen en inventariseren van competentieprofielen, zowel voor raadsleden als wethouders. Verder is de brochure «Moderne nieuwe wethouder op weg» uitgegeven.

Realisatie meetbare gegevens

35.4 Kengetallen

waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

percentage vrouwelijke burgemeesters

19%

20%

19%

19%

Bron: database Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en VNG.

35 Operationele doelstelling 3

Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

Doelbereiking

De pensioenregelingen zijn uitgevoerd. De daartoe voorgenomen instrumenten zijn daarbij ingezet.

Realisatie meetbare gegevens

Voor deze operationele doelstelling zijn geen meetbare gegevens beschikbaar. Het betreft hier alleen de uitvoering van regelingen op basis waarvan specifieke groepen aanspraak kunnen maken op een uitkering of pensioen.

35.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 35.5

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Mede zorgen voor een voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel en voor een betrouwbare, herkenbare overheid door het bevorderen van integriteit, diversiteit, transparantie en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties.

OD 35.1

A: 2011

 

B: 2011

Beleidsdoorlichting

Het scheppen van voorwaarden voor een brede toegang tot politieke en bestuurlijke functies en voor het verbeteren van de kwaliteit van de functievervulling van politieke ambtsdragers.

OD 35.2

A: 2013

 

B: 2013

Toelichting

In 2011 wordt voor een deel van de activiteiten onder de operationele doelstelling 35.1 bezien in hoeverre er voor de komende jaren nieuwe activiteiten nodig zijn. Dit is een goed moment terug te blikken op de activiteiten van de afgelopen jaren en om op basis van dat overzicht van resultaten en nog te behalen punten keuze te maken voor de toekomst. Onder de operationele doelstelling 35.3 valt het uitvoeren van een pensioenregeling van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen. Een beleidsdoorlichting op deze doelstelling heeft dan ook weinig zin.

Artikel 37. Kwaliteit Rijksdienst

37 Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van management development en bedrijfsvoering.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De algemene doelstelling is gericht op het functioneren van de totale rijksoverheid. Een goed functionerende overheid, die integer, effectief en kostenbewust is, vergroot de legitimiteit van het overheidshandelen.

In 2010 zijn de volgende mijlpalen bereikt:

  • Naar aanleiding van de brede heroverweging werkgroep Bedrijfsvoering is een rapport opgesteld («van Schaven naar Sturen») inzake toekomstvast Bedrijfsvoeringbeleid bij het Rijk. Dit heeft uiteindelijk zijn uitwerking gekregen in het uitvoeringsprogramma «Compacte Rijksdienst» dat in februari 2011 is verzonden aan de Tweede Kamer. De tendens van toenemende flexibilisering in leidinggevende opdrachten zet ook door in het management bij het Rijk. Via ABD-interim zijn in 2010 109 interimopdrachten succesvol vervuld.

  • Het functiegebouw Rijk is vastgesteld en wordt vanaf 2011 gefaseerd geïmplementeerd.

  • Er zijn acht ministeries aangesloten op de gebruiksgerichte dienstverlening van P-Direkt. Verder zijn de voorbereidingen gestart voor de aansluiting van de overige ministeries in 2011.

  • Een evaluatie van het Chief Information Officer-stelsel heeft plaatsgevonden. De Tweede Kamer is hierover in februari 2011 geïnformeerd.

  • Doc-Direkt is de archiefbewerkingsorganisatie voor de rijksoverheid voor het wegwerken van de archiefachterstanden. Alle stappen zijn doorlopen om in 2011 als baten-lastendienst te gaan werken. De departementale semi-statische archiefwerkzaamheden en de Centrale Archief Selectiedienst zijn per 1 januari 2011 gecentraliseerd in deze nieuwe organisatie.

  • Voor de sourcing van diensten in Den Haag een grote stap gezet door de bundeling van twee dienstverleners in één batenlastendienst (FM-Holding) en de voorgenomen toetreding van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport en ministerie van Onderwijs Cultuur Wetenschappen tot dezelfde FM-Holding.

  • De evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel is gereed. Het wordt in het eerste kwartaal 2011 naar de Tweede Kamer verzonden.

Budgettaire gevolgen van beleid

37. Kwaliteit Rijksdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

139 012

109 920

29 092

        

Uitgaven

122 209

121 030

78 635

121 592

126 165

109 920

16 245

37.25 Apparaat

    

19 468

15 998

3 470

37.1 Management Rijksbreed (ABD)

    

17 811

18 544

– 733

37.2 Functionerende bedrijfsvoering

    

33 956

29 086

4 870

37.3 Informatisering Rijksdienst

    

39 585

42 914

– 3 329

* Bijdrage baten-lastendienst CAS

    

4 731

4 731

0

37.4 Facilitaire zaken Rijksdienst

    

15 345

3 378

11 967

37.5 Uitvoering garantiestelling

    

0

0

0

        

Ontvangsten

    

10 472

267

10 205

Financiële toelichting

Op het artikel Kwaliteit Rijksdienst is meer uitgegeven dan begroot. Op het artikel zijn bovendien meer ontvangsten binnen gekomen. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

37.25 Er is meer uitgegeven dan begroot bij de oorspronkelijke begroting. Dit wordt onder andere verklaard doordat het bureau Landelijke Management Development (LMD) is overgeplaatst van onderdeel Politie naar onderdeel bureau Algemene Bestuursdienst. Door deze overplaatsing zijn de bijbehorende middelen ook overgeboekt en dit betekent dat er meer budget beschikbaar is op dit artikelonderdeel. Bij Najaarsnota is het budget opgehoogd en zijn er extra uitgaven gedaan ten behoeve van onder andere het project Verzilvering.

37.2 Er is meer uitgegeven dan begroot bij de oorspronkelijke begroting. Dit wordt onder andere verklaard doordat bij Voorjaarsnota budget is toegevoegd door diverse overboekingen van departementen. Het gaat om budget voor de gezamenlijke inkoop van File-net licenties, budget van verschillende inspecties ten behoeve van de rijksbrede activiteiten van de Inspectieraad, budget in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst, zoals automatisering functiegebouw en budget voor activiteiten van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk op het gebied van organisatie en personeel. Door de diverse overboekingen is het budget op dit artikelonderdeel verhoogd en zijn er extra uitgaven gedaan voor onder andere File-net licenties en rijksbrede activiteiten.

37.3 Er is minder uitgegeven dan begroot bij de oorspronkelijke begroting. Dit wordt onder andere verklaard doordat er budget bij Voorjaarsnota is overgeboekt naar andere departementen voor het beheer van Digitale Werkomgeving Rijk (DWR). Dit betekent dat het beschikbare budget vanaf Voorjaarsnota minder is geworden en is er voor DWR minder uitgegeven.

37.4 Er is meer uitgegeven dan begroot bij de oorspronkelijke begroting. Dit wordt onder andere verklaard door diverse overboekingen bij Voorjaarsnota in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst: budget ten behoeve van 4FM, categoriemanagement en Elektronisch Bestellen en Factureren. Daarnaast is voor activiteiten van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk op facilitair gebied budget overgeboekt. Hierdoor is er vanaf Voorjaarsnota meer budget beschikbaar op dit artikelonderdeel en zijn er extra uitgaven gedaan in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst.

Ontvangsten

De meerontvangsten worden grotendeels verklaard door de ontvangsten bij de Voorjaarsnota 2010 voor File-net licenties en Inspectieraad en bij Najaarsnota de ontvangsten van de Rijksgebouwendienst.

Externe factoren

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt voor de uitvoering van het beleid op het terrein van de bedrijfsvoering nauw samen met alle ministeries. Draagvlak was daarbij de belangrijkste externe factor voor het behalen van de doelstellingen.

Realisatie meetbare gegevens

De kwaliteit van het personeel, het management, de organisatie en informatievoorziening van het Rijk betreft in sterke mate het functioneren van het Rijk. Kwaliteit is een breed begrip dat nader uitgewerkt wordt in de operationele doelstellingen. Daar zijn diverse gegevens opgenomen die iets zeggen over concrete prestaties op dit terrein.

De uitvoering van de Garantieregelingen

Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheek-garantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn ultimo 2010 nog 10 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,4 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2010 bedraagt € 1,128 mln.

37 Operationele doelstelling 1

Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk.

Doelbereiking

De ambtelijke leiding heeft een toonaangevende rol bij het bevorderen van de kwaliteit van het Rijk. Met Management Development (MD) wordt er structureel geïnvesteerd in de werving, selectie en ontwikkeling van leidinggevenden op strategische posities van het Rijk (de Algemene Bestuursdienst: ABD). Uitgangspunt voor de bezetting van strategische posities binnen het Rijk is de ABD-schouw: een jaarlijkse inventarisatie van de behoefte en het potentieel aan leidinggevenden. De resultaten van de schouw zijn tijdens het jaar leidend geweest bij de adviserende rol van ABD bij werving, selectie en ontwikkeling. In 2010 waren er in totaal 110 benoemingen in de Algemene Bestuursdienst. Het betrof 67 managers die al een ABD-functie bekleedden, 26 managers die zijn doorgegroeid naar een ABD-functie en 17 managers van buiten de overheid (bron: ABIS). De ratio tussen de mobiliteit binnen de ABD, groei van talent vanuit het Rijk naar de ABD en instroom van buiten het Rijk is 61:24:15. Hiermee is de streefnorm van 60:30:10 grotendeels gehaald (bron: ABIS). Verder heeft er een intensivering plaatsgevonden van de loopbaangesprekken met managers waaronder gesprekken met managers van fuserende departementen.

Het aandeel vrouwen in de ABD (inclusief Top Management Group) steeg in 2010 met 1 procentpunt naar 25,9% (bron: ABIS). Hiermee is de kabinetsdoelstelling van 24% in de ABD in 2010 bereikt. In het regeerakkoord van het nieuwe kabinet is diversiteit niet benoemd als prioriteit.

Het Programma Leiderschap Externe Instroom (ABD-PLEX) helpt leidinggevenden van buiten het Rijk snel de politiek-bestuurlijke omgeving eigen te maken en daarin succesvol te functioneren. Tegelijkertijd besteedt PLEX aandacht aan het vernieuwende potentieel dat de leidinggevende met zijn of haar kwaliteiten en netwerk de organisatie binnenbrengt.

De tendens van toenemende flexibilisering in leidinggevende opdrachten zet ook door in het management bij het Rijk. In 2010 zijn er 109 interimopdrachten via ABD-Interim vervuld.

In 2010 is een start gemaakt met de ABD TOP Consultants. ABD TOP Consultants is de consultancy- en interim-managementgroep voor de overheid. TOP staat voor Tijdelijke Opdrachten, Projecten en Programma’s.

Uit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van het topmanagement van de Rijksdienst is gebaat bij ambtenaren die reeds vroeg in hun carrière bewust (leer-) ervaringen opbouwen. Het programma Managementleerlijnen heeft hiertoe een aantal concrete producten opgeleverd, waaronder: een rijksintroductieprogramma voor nieuwe rijksambtenaren, inclusief een Europese module; de brochure «De volgende stap» en criteria voor toelating tot de ABD-doelgroep. Verder is aandacht en actie gevraagd voor meer concerndenken en meer gerichte mobiliteit in alle lagen van de Rijksoverheid.

In 2010 is met name ingezet op de verbetering van de slagingspercentages voor het EU-concours, het EU-toelatingsexamen voor instroom van jong talent. Er werd door de EU een, door Nederland sterk bepleit, nieuw model voor het concours ingevoerd, meer gebaseerd op «kunde» dan op «kennis».

Nederland heeft het aantal topambtenaren (DG en plv DG) verdubbeld: van twee naar vier. Op directeursniveau werd de directeurspost voor het Asiel Agentschap te Malta door een Nederlander binnengehaald.

In 2010 hebben vanuit het ABD-Kandidatenprogramma 10 kandidaten een stage in Brussel gedaan van minimaal drie maanden. Ook is gewerkt op het gebied van het detacheringbeleid van de departementen en is geïnvesteerd in het beter betrekken van Den Haag bij de EU.

In samenwerking met Canada (School of Public Service) heeft Bureau ABD weer het internationale leiderschapsprogramma GEN (Global Engagement Network) aan directeuren aangeboden. GEN is een innovatief, internationaal programma dat leiders in de publieke sector verrijkt met inzichten, instrumenten en strategieën die nodig zijn in een complexe mondiale context.

In 2010 is het management development voor de Politietop toegevoegd aan Bureau ABD. Bureau ABD Politietop heeft samen met het Landelijk Programma HRM van de politie de kadernota «Welkom bij het vernieuwde MD-huis van de politie» opgesteld. Het bevat de eerste contouren voor een integraal MD-beleid voor de Nederlandse politieorganisatie. Bureau ABD Politietop is daarnaast gestart met het toetsen van de arbeidsvoorwaarden bij benoemingen in de Politietop en werkt samen met de directie Politie van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan het herijken van die arbeidsvoorwaarden.

De voorgenomen instrumenten om de doelen te bereiken zijn ingezet.

Realisatie meetbare gegevens

37.2 Indicatoren

Basiswaarde 2002

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Percentage vrouwen in de ABD

12,00%

18,20%

20,20%

24,90%

24%

25,9%

Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/Algemene bestuursdienst

37.3 Kengetallen

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Ratio voor doorstroom, instroom van onderen en instroom van buiten

6-3-1

6-3-1

6-3-1

6-2-2

Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties / Algemene bestuursdienst

37 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie en het personeel van het Rijk.

Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie en het personeel van het Rijk is een permanente opdracht van het kabinet, ook voor langere termijn. Deze doelen kunnen alleen worden bereikt met flexibel en duurzaam inzetbare ambtenaren. Door de kracht van variëteit is het mogelijk dat iedereen hier een toegevoegde waarde in kan leveren. De rijksoverheid kan zo een aantrekkelijke werkgever zijn waar het plezierig en interessant is om te werken.

Doelbereiking

In 2010 zijn de volgende doelstellingen behaald:

Betere bestuurbaarheid van de bedrijfsvoering

In 2010 gold voor alle ministeries de uitgavennorm van 13% voor externe inhuur. De ministeries zullen in hun departementale jaarverslagen 2010 rapporteren over de realisatie van deze norm en een eventuele overschrijding van de norm toelichten. Voorts heeft een aantal ministeries in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven wat de consequenties voor de taakuitoefening zijn van de verlaging van de uitgavennorm in 2011 tot 10%.

Uitbouw van de shared service centra

Er zijn acht ministeries aangesloten op de gebruiksgerichte dienstverlening van P-Direkt. Verder zijn de voorbereidingen gestart voor de aansluiting van de overige ministeries in 2011.

Realisatie van de rijkswerkplek

Het functiegebouw Rijk is vastgesteld en wordt vanaf 2011 gefaseerd geïmplementeerd.

Toekomstvast organisatie- en personeelsbeleid

Het netwerk diversiteit is zes keer bijeengekomen. Rijksbreed is het 2e Ambassadeursnetwerk Diversiteit Rijk actief geweest. Dit is een gezelschap topmanagers uit de rijksdienst, die samen met een multiculturele duopartner concrete acties uitvoerden in hun organisatie, zoals onderzoek naar interne doorstroming en loopbaanbegeleiding. De Rijks Universiteit Groningen deed onderzoek naar interventies gericht op het behoud van diversiteit.

Instrumenten

Het programma verminderen van de administratieve lasten bij de overgang van personeel van het ene naar het andere ministerie loopt nog door in 2011 en wordt verder opgepakt in het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst.

Realisatie meetbare gegevens

37.4 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. Aandeel allochtonen. Doel: toename met 50% in 2011 (11,8%) t.o.v. 2007 (7,9%)

7,90%

8,20%

8,40%

10,80%

8,4% 1

2. % medewerkers, dat een functioneringsgesprek heeft gehad

71,30%

79,80% 2

70,7%

77%

63,2% 3

3. Werkgeverstevredenheids-onderzoek – % medewerkers, dat tevreden is met hun baan

74%*

Geen meting 4

77%4

73,90%

Geen meting

4. Werkgeverstevredenheids-onderzoek – % medewerkers, dat tevreden is met hun werkgever

57%*

Geen meting4

60%4

57,20%

Geen meting

5. Van de nieuwe instroom is 50% vrouw

53,60%

55,40%

52,7%

50%

56%

6. Van de nieuwe instroom in de topmanagementgroep is 30% vrouw

n.v.t.

n.v.t.

30%

30%

30%

Bron indicator 1, 2 en 5: Sociaal Jaarverslag

Bron indicator 3 en 4: Personeels- en mobiliteitonderzoek

Bron indicator 6: Emancipatiebeleid (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 420, nr. 137)

X Noot
1

De in- en uitstroom van allochtone medewerkers is beperkt, waardoor de stand aan hete eind van het jaar min of meer gelijk is met 2009.

X Noot
2

De gesprekken vinden sinds december 2008 in december, januari en februari plaats. De cijfers over 2008 zijn hier gecorrigeerd.

X Noot
3

Diverse ministeries ondervonden problemen met de registratie van de gesprekken en kunnen daardoor de aantallen gesprekken niet of niet goed reproduceren.

X Noot
4

Meetmomenten zijn aangepast. Het gaat om een tweejaarlijkse monitor.

37.5 Kengetallen

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

1. Ziekteverzuim (incl. > 1 jaar) – % medewerkers, dat ziek is geweest

5,60%

5,70%

5,50%

5,4%

Bron: Sociaal Jaarverslag

37 Operationele doelstelling 3

Het bevorderen van de kwaliteit van de ICT en informatievoorziening binnen de rijksoverheid.

Dit doel kan uitsluitend bereikt worden met een flexibele en duurzame inzet van Informatievoorziening- en Communicatietechnologie (ICT). Door de kracht van ICT en Informatievoorziening kan het Rijk zijn taken richting burger en bedrijfsleven sneller, beter en transparanter vormgeven.

Doelbereiking

In 2010 zijn de volgende doelstellingen behaald:

Betere bestuurbaarheid van de bedrijfsvoering

  • De rijksbrede afspraken rondom de rapportage grote ICT-projecten zijn interdepartementaal aangescherpt en gebundeld met rijksbrede afspraken over departementaal projectportfoliomanagement. De rapportage is begin juni 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2009–2010, 26 643, nr. 160).

  • Bestaande en nieuwe rijksbrede afspraken rondom projectportfoliomanagement zijn opgesteld en gebundeld en interdepartementaal vastgesteld. Daarnaast zijn best-practices gedeeld.

  • Een evaluatie van het Chief Information Officer-stelsel heeft plaatsgevonden. De Tweede Kamer is hierover in februari 2011 geïnformeerd.

  • Bureau Gateway (methodiek voor review van projecten in de publieke sector) is volledig operationeel en is per 1 januari 2011 onderdeel van de Werkmaatschappij.

  • Eind 2010 zijn de eindconcepten van het herziene Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI 1) en de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) opgeleverd voor interdepartementale besluitvorming eerste kwartaal 2011.

  • In 2010 is de rijksbrede architectuur (MARIJ 1.0) geactualiseerd en in lijn gebracht met de overheidsbrede NORA 3.0. Specifiek door de Digitale Werkomgeving Rijk, Elektronisch Bestellen en Factureren, Basisregistraties zijn domeinarchitecturen opgesteld. De rijksbrede lijst van open standaarden is in 2010 verder uitgebreid. De nieuwe Algemene Rijksvoorwaarden voor ICT-overeenkomsten (ARBIT) zijn vastgesteld met als doel meer flexibiliteit in de contracten van de Rijksoverheid met ICT-leveranciers te brengen.

  • De opleidingen voor CIO’s en hun adviseurs zijn ingericht en meerdere keren in 2010 georganiseerd. Daarnaast zijn kennisbijeenkomsten rond diverse actuele thema’s voor deze doelgroepen georganiseerd.

  • De uitgangspunten om samen iets te doen, te laten doen of uit te besteden op het gebied van ICT dienstverlening zijn opgesteld en vastgesteld. Een producten- en dienstencatalogus met de eerste diensten die binnen de rijksdienst gezamenlijk worden ontwikkeld en beheerd is opgesteld en in beheer genomen. Er is een tactisch beraad voor generieke ICT rijksbreed ingericht.

Uitbouw van de shared servicecentra

Doc-Direkt is de archiefbewerkingsorganisatie voor de rijksoverheid voor het wegwerken van de archiefachterstanden. Alle stappen zijn doorlopen om in 2011 als baten-lastendienst te gaan werken. De departementale semi-statische archiefwerkzaamheden en de Centrale Archief Selectiedienst zijn per 1 januari 2011 gecentraliseerd in deze nieuwe organisatie.

Realisatie van rijkswerkplek

  • Als onderdeel van de Digitale Werkomgeving Rijk (DWR) is de samenwerkfunctionaliteit ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan alle rijksambtenaren. Het onderdeel Rijksportaal is in 2010 gerealiseerd. Dit rijksbrede intranet vervangt alle departementale intranetten en wordt in 2011 deels geïmplementeerd. Verder zijn 4 024 werkplekken voorzien van de in 2010 ontwikkelde uniforme DWR desktop. In juni 2010 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het programma Digitale Werkomgeving Rijksdienst (Kamerstukken II, 2009–2010, 26 643, nr. 161).

  • In maart 2010 is het Streefbeeld «Informatie van Waarde» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 362, nr. 162). Dit bevat de uitwerking van de visie voor het gebruik van rijksoverheidsinformatie en de maatregelen die de komende jaren uitgevoerd worden om per 2015 bij alle beleidkernen digitaal documentbeheer te hebben ingevoerd. In 2010 zijn gezamenlijke kaders en standaarden voor een optimale informatiehuishouding uitgewerkt. Bij de implementatie hiervan worden de departementen vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteund.

Instrumenten

Het afwegingskader sourcingsstrategieën wordt in het eerste kwartaal 2011 afgerond. De vertraging is ontstaan omdat eerst de uitgangspunten vanuit het Regeerakkoord moesten worden vastgesteld.

Realisatie meetbare gegevens

37.6 Indicatoren

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Waarde 2010

1. Aantal Gateway-reviews

12

25

31

2. Aantal DWR desktops (cumulatief)

0

7 500

4 024

3. Aantal strekkende kilometers wegwerken archief ná 1975 (cumulatief)

0

32

22,4

Bron 1: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/bureau Gateway

Bron 2: Ministeries leveren informatie aan bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bron 3: Modernisering informatiehuishouding Rijk (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 362, nr. 156)

Ad 2 De streefwaarde «Aantal DWR desktops» zal begin 2011 worden gerealiseerd en de vertraging heeft geen impact op de streefwaarde van 2011, te weten 11 000 DWR desktops.

Ad 3 De streefwaarde bij «Aantal strekkende kilometers wegwerken archief na 1975» was opgesteld vanuit de verwachting, dat over de periode van 10 jaren de productie gemiddeld 30 km zou zijn. 2010 was een aanloopjaar, waarin tijdens het oprichten van de nieuwe archieforganisatie Doc-Direkt nog niet een volledige productie kon worden gerealiseerd.

37 Operationele doelstelling 4

Het bevorderen van de kwaliteit van facilitaire dienstverlening, huisvesting en inkoop binnen de rijksoverheid.

Doelbereiking

In 2010 is verder vormgegeven aan de ambitie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te komen tot een bundeling van beleid op het gebied van de bedrijfsvoering. Dit omvat onder andere de domeinen inkoop, huisvesting en facilitaire dienstverlening. Hierbij zijn in de regievoering van de beleidscyclus onderstaande instrumenten gebruikt. Ook zijn er belangrijke stappen gezet op het gebied van informatiemanagement, inkoop en aanbesteding, rijkshuisvesting en integrale bedrijfsvoering.

In 2010 zijn de volgende doelstellingen behaald:

Betere bestuurbaarheid van de bedrijfsvoering

Onderdeel van de organisatieverandering binnen het Rijk is de bundeling van beleid op facilitair terrein en de invoering van het categoriemanagement. In 2010 is categoriemanagement verder ingevoerd voor een groot aantal categorieën, zoals de categorie voor personeel, telecommunicatie en ICT. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt de departementen bij de verankering van kennis en het ontwikkelen van expertise.

Uitbouw van de shared servicecentra

Voor de sourcing van diensten in Den Haag een grote stap gezet door de bundeling van twee dienstverleners in één batenlastendienst (FM-Holding) en de voorgenomen toetreding van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport en ministerie van Onderwijs Cultuur Wetenschappen in 2012 tot dezelfde FM-Holding.

Realisatie van rijkswerkplek

Er is verder vormgegeven aan de ambitie om het Rijk te positioneren als koploper in duurzame bedrijfsvoering. Het programma Duurzame Bedrijfsvoering focust in samenhang op: duurzaam inkopen, duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en duurzame mobiliteit. Binnen deze focus worden concrete projecten verricht, die de duurzaamheiddoelstellingen rijksbreed helpen realiseren is samenspraak met rijksambtenaren. Daarbij is door middel van diverse projectplannen sturing gegeven aan de ambitie om het thema duurzame bedrijfsvoering de komende jaren beter op de kaart te zetten.

Instrumenten

De evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel is gereed. Het wordt in het eerste kwartaal 2011 naar de Tweede Kamer verzonden.

Door de brede heroverwegingen, is er geen afwegingskader voor sourcing ontwikkeld.

De huisvestingsstrategie voor de rijkspanden in het land is onderdeel geworden van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst en wordt in 2011 in dat kader opgepakt.

In 2010 hebben 7 departementen de rijkspas uitgerold, de overige 4 departementen volgen in 2011. De oorzaak voor de vertraging komt voornamelijk voort uit het feit dat de departementen nog veel werk hebben aan het op orde brengen van hun brongegevens.

Realisatie meetbare gegevens

37.7 Indicatoren

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Streefwaarde 2010

Waarde 2010

1. Percentage duurzaam inkopen rijksbreed

n.v.t.

51%

51%

100%

1

2. Percentage energiebesparing

100%

98%

96%

94%

93%

Bron 1: Monitor duurzaam inkopen

Bron 2: Milieubarometer

X Noot
1

Percentage duurzaam inkopen rijksbreed is nog niet bekend. De monitor is begin mei 2011 afgerond. Voor de zomer 2011 zal de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd.

37.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

37.8

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start/Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Inkoopmanagement Rijk

OD 37.4

Start: 2014

 

Afgerond: 2014

 

Kwaliteit organisatie en personeel Rijk

OD 37.2

Start: 2012

 

Afgerond: 2012

 

Het bevorderen van de kwaliteit van de ICT en informatievoorziening binnen de Rijksoverheid

OD 37.3

Start: 2012

 

Afgerond: 2012

 

Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk

OD 371

Start: 2014

Afgerond: 2014

 

Effectenonderzoek ex post

   

Overig evaluatieonderzoek

Rijkshuisvestingsstelsel

OD 37.4

Start: 2010

In het eerste kwartaal 2011 wordt dit naar de Tweede Kamer verzonden.

Afgerond: 2010

Toelichting

Daar in 2010 de brede heroverwegingen hebben plaatsgevonden, is de planning beleidsdoorlichtingen op onderdelen aangepast.

B3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet beleidsartikel 39: Algemeen

39 Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de apparaatuitgaven begroot van de beheersmatige ondersteuning van het BZK-beleid door de ambtelijke staf. Tevens wordt op dit artikel de onderzoeksbudgetten van de stafdirectie kennis en de werkzaamheden van internationale zaken begroot.

Budgettaire gevolgen van beleid

39. Algemeen

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

121 171

98 357

22 814

        

Uitgaven

123 459

109 318

117 261

129 794

116 799

98 357

18 442

39.1 Apparaat algemeen

    

107 983

85 871

22 112

* Bijdrage baten-lastendienst P-Direkt

    

4 585

1 911

2 674

* Bijdrage baten-lastendienst Werkmaatschappij

    

53 616

54 140

– 524

39.5 Kennis, onderzoek (en internationaal)

    

7 731

7 401

330

39.6 Internationaal

    

720

5 085

– 4 365

39.10 Verzameluitkering

    

365

0

365

        

Ontvangsten

    

23 692

0

23 692

Financiële toelichting

Op het artikel algemeen is meer uitgegeven dan begroot. Op het artikel zijn bovendien meer ontvangsten binnen gekomen. Onderstaand volgt een toelichting op artikelonderdeel om dit inzichtelijk te maken.

Uitgaven

39.1 Er is meer uitgegeven dan begroot bij de vastgestelde begroting. Dit wordt onder andere verklaard doordat er budget is toegevoegd aan zowel de uitgaven- als aan de ontvangstenkant voor de geleverde dienstverlening aan P-Direkt en de Werkmaatschappij.

39.6 Er is meer uitgegeven dan begroot bij de vastgestelde begroting. Dit wordt onder andere verklaard doordat er budget is afgeboekt ten behoeve van het budgettaire kader KLPD (via juni- en decembercirculaire 2010) en budget is overgeheveld naar artikel 39.1 ten behoeve van de apparaatskosten voor de internationale ambassaderaden.

39.10 Er is meer uitgegeven dan begroot bij de vastgestelde begroting. De extra uitgaven betreft onvoorziene bijdragen aan gemeenten die door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties lopende het jaar zijn gedaan voor activiteiten op het gebied van innovatie maatschappelijke veiligheid. Gezien de geringe omvang zijn deze bijdragen via de verzameluitkering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgekeerd aan de desbetreffende gemeenten.

Ontvangsten

De meerontvangsten hangen grotendeels samen met de hierboven vermelde hogere uitgaven bij artikel 39.1 voor de dienstverlening aan de baten-lastendiensten.

39 Operationele doelstelling 1

Apparaat algemeen

Onder deze operationele doelstelling zijn de apparaatbudgetten van de departementale staf opgenomen. Deze apparaatuitgaven zijn niet specifiek toe te rekenen aan de beleidsdoelstellingen. Daarnaast worden op dit artikelonderdeel de uitgaven begroot voor de dienstverlening die de staforganisatie aan het kerndepartement verleent. Deze dienstverlening kenmerkt zich door een integrale, vraaggerichte aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staan.

39 Operationele doelstelling 5

Kennis en onderzoek

Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken is een centraal georganiseerde kennisfunctie vormgegeven, waarbij de eindverantwoordelijkheid centraal ligt voor het uitgevoerde strategisch, beleidsondersteunend en evaluatief onderzoek. De uitkomsten van de onderzoeken worden in de verantwoording van de betreffende artikelonderdelen meegenomen.

39 Operationele doelstelling 6

Internationale zaken

Onder deze operationele doelstelling zijn de centrale budgetten opgenomen voor het onderhouden en uitbreiden van internationale relaties op het gebied van bestuur en veiligheid. Het betreffen uitgaven voor het voorbereiden, effectueren en uitbreiden van de inzet van politiefunctionarissen voor (internationale) vredesmissies. Deze uitzending van politiefunctionarissen geschiedt via het KLPD.

Met betrekking tot de landenprogramma’s zijn in 2010 twee projecten in het kader van een aflopend MoU met Roemenië afgerond, betreffende huiselijk geweld en vrijwilligerspolitie. Daarnaast is in 2010 een MoU afgesloten met Indonesië op het gebied van politiesamenwerking. Met de uitvoering van een werkprogramma is direct van start gegaan.

Niet beleidsartikel 41: Nominaal en Onvoorzien

41. Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

0

– 22 738

22 738

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

– 22 738

22 738

41.1 Loonbijstelling

    

0

0

0

41.2 Prijsbijstelling

    

0

0

0

41.3 Onvoorzien

    

0

– 22 738

22 738

        

Ontvangsten

    

0

0

0

Niet beleidsartikel 43: VUT-fonds

43. Vut-fonds

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

    

50 010

0

50 010

        

Uitgaven

0

800 000

300 000

0

50 010

0

50 010

43.1 VUT-fonds

    

50 010

0

50 010

        

Ontvangsten

    

139 340

324 022

– 184 682

Financiële toelichting

Gebleken is dat steeds meer mensen besluiten om later gebruik te maken van FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden). De liquiditeitsbehoefte van het VUT-fonds is daardoor sterk gewijzigd. Dit heeft (al in 2009) geleid tot een nieuwe aangepaste leenovereenkomst tussen de Staat en het fonds. Kern daarvan is dat de lening maximaal € 1,8 miljard bedraagt. Verder kan het VUT-fonds op ieder gewenst moment een beroep doen op uitbetaling van een tranche van de lening en is zij bevoegd een tranche geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Daardoor kan het fonds beter inspelen op de actuele liquiditeitsbehoeften.

Voor 2010 heeft de gewijzigde liquiditeitsbehoefte, als gevolg van wijzigingen in het gebruik van FPU, ertoe geresulteerd dat het fonds minder heeft afgelost dan oorspronkelijk begroot (€ 120 mln. ten opzichte van 300 mln.) en minder rente heeft betaald (€ 19 mln. ten opzichte van € 24 mln.). In totaal gaat het € 120 mln. + € 19 mln. is 139 mln. Verder heeft het fonds in september een niet begroot beroep op het leenplafond gedaan van € 50 mln.

B4. BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2010.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingenrapportage. Voorgeschreven is dat de bedrijfsvoeringparagraaf in ieder geval ingaat op de aandachtspunten in het financieel en materieelbeheer, de rechtmatigheid, de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie, en de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer inzake het rechtmatigheidonderzoek.

Daarnaast wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf de stand van zaken gemeld op enkele overige aspecten van de bedrijfsvoering, zoals onderwerpen waarover rijksbrede afspraken zijn gemaakt en/of toezeggingen aan de Tweede Kamer zijn gedaan.

1. Rechtmatigheid

In 2010 is geen sprake van overschrijding van de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid en voor de getrouwe weergave.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie voldoet op hoofdlijnen aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingvoorschriften van het ministerie van Financiën. Op een aantal punten waaronder de tijdigheid en doelmatigheid verdient het proces nog aanscherping. Dit wordt in 2011 opgepakt.

Een bijzondere categorie niet-financiële informatie zijn de beleidsdoorlichtingen. In de begroting voor 2010 stonden drie beleidsdoorlichtingen gepland. In overleg met het ministerie van Financiën is de planning van de beleidsdoorlichting op artikelonderdeel 37.4 Inkoopmanagement bij het Rijk opgeschoven naar 2014 om zodoende het beleid de kans te geven zich verder uit te kristalliseren. De beleidsdoorlichtingen op de artikelonderdelen 33.1 Vermindering administratieve lasten en 33.2 Informatievoorziening overheid zijn door de vele raakvlakken gezamenlijk opgepakt. Zoals ook vermeld in de begroting 2010 hebben deze beleidsdoorlichtingen een doorloop tot in 2011.

Financieel en materieelbeheer

EU-aanbestedingen

In 2010 is BZK breed (zowel kerndepartement als baten-lastendienten) een aantal fouten gemaakt bij EU-aanbestedingen. De exacte oorzaken van de gemaakte fouten lijken in eerste instantie niet eenduidig te zijn en worden nader geanalyseerd zodat in 2011 tot verdere verbetering kan worden gekomen.

Zelfbedieningsconcept P-direkt

In de tweede helft van 2009 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de P-Direkt zelfbedieningsprocessen in gebruik genomen. In 2010 heeft P-Direkt de nodige energie gestoken in het uitwerken van een doeltreffende interne beheerscyclus. Dit proces wordt in de loop van 2011 afgerond. Het nog niet helemaal afgerond zijn van de interne beheercyclus heeft tot gevolg dat voor enkele belangrijke beheerprocessen met betrekking tot de personeelsadministratie bij P-Direkt de beheersing nog niet volledig werkend is. Aan de kant van het ministerie, als gebruiker van de zelfbedieningsprocessen, worden maatregelen vastgesteld om het zelfbedieningsconcept te borgen. Het op dit moment nog niet volledig werkend zijn van het controlestelsel voor de personeelsadministratie bij P-Direkt en bij het departement vragen om een extra controle-inspanning van de interne controle functie. Hieraan wordt in 2011 extra aandacht besteed.

Baten-lastendiensten

In 2010 is gestart met de oprichting van de nieuwe baten-lastendienst Doc-Direkt, een archiefbewerkingsorganisatie voor de Rijksoverheid. Het streven is dit traject in 2011 af te ronden.

Tevens zijn in 2010 Logius (voorheen GBO.Overheid) en 4FM (de samenvoeging van de facilitaire diensten van vier departementen) als baten-lastendiensten met tijdelijke status van start gegaan.

De LFR (Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding) is per 1 oktober 2010 opgegaan in het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid (NIFV).

3. Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer heeft in het rapport bij het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2009 geen onvolkomenheden in de bedrijfsvoering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geconstateerd.

In 2010 is wel extra aandacht gegeven aan de verdere invulling van een planning & control cyclus voor informatiebeveiliging om zodoende het op orde blijven van de informatiebeveiliging te borgen. De cyclus zal in 2011 worden geïmplementeerd.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Management control systeem (MCS)

De management informatie rapportage (MIR) neemt binnen het MCS een belangrijke plaats in als sturings- en verantwoordingsinstrument. In de MIR wordt maandelijks aan de hand van vooraf vastgestelde indicatoren gerapporteerd over de stand van zaken van de bedrijfsvoering bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Aan het eind van elk kwartaal bevatte de MIR in 2010 een trendanalyse. De MIR is in 2010 uitgebreid met een viermaandelijkse rapportage over de bedrijfsvoering van de baten-lastendiensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Over onder meer externe inhuur, de personele taakstelling voor 2010, en betaaltermijnen zijn in 2010 concrete werkafspraken met de directeuren-generaal gemaakt. Dit heeft tot positieve resultaten geleid.

Externe inhuur

In juni 2009 heeft het kabinet ingestemd met een nieuw sturingsinstrument voor externe inhuur. De uitgaven externe inhuur worden hierbij uitgedrukt als een percentage van de totale uitgaven voor het ambtelijk personeel. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in 2010 onder het sturingspercentage externe inhuur gebleven. In de bijlage Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel zijn de uitgaven van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor externe inhuur in 2010 opgenomen, inclusief een toelichting.

Personeel

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft haar fte-taakstelling voor 2010 gerealiseerd. In het kader van het project Vernieuwing Rijksdienst wordt hierover separaat een rapportage aan de Tweede Kamer gestuurd.

Betaalsnelheid

Ten opzichte van voorgaande jaren is de betaalsnelheid in 2010 bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van hoog niveau en is de kwaliteitsverbetering uit 2009 voortgezet. Het kerndepartement (exclusief de AIVD) heeft gemiddeld over 2010 voldaan aan de Rijksnorm dat 90% van de facturen tijdig dient te worden betaald. In december 2010 werd 94,5% van de factoren tijdig betaald door het kerndepartement. De AIVD heeft zich in 2010 flink verbeterd waardoor in december 2010 de AIVD 96,7% van de facturen op tijd heeft betaald. De AIVD voldoet hiermee ook aan de Rijksnorm.

Duurzaam inkopen

In 2010 zijn bij alle aanbestedingen de beschikbare duurzaamheidcriteria toegepast. Hiermee hebben wij als departement bijgedragen aan de realisatie van de geformuleerde ambities en doelen van de kabinetsbrede aanpak Duurzame ontwikkeling (KADO). Ook bij de baten-lastendiensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in 2010 in beginsel de vastgestelde duurzaamheidcriteria toegepast die moeten leiden tot een keuze voor duurzame producten boven niet-duurzame producten.

C. JAARREKENING

C1. De departementale verantwoordingsstaat

Departementale verantwoordingsstaat 2010 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
Bedragen x € 1 000
  

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

5 883 208

530 143

 

6 055 524

413 035

 

172 316

– 117 108

           
 

Beleidsartikelen

         

21

Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

35 663

37 027

0

71 812

56 559

134

36 149

19 532

134

23

Veiligheidsregio's en Politie

5 494 823

5 178 470

750

5 447 566

5 223 324

4 767

– 47 257

44 854

4 017

25

Veiligheid en Bestuur

58 358

58 358

445

54 414

40 625

1 773

– 3 944

– 17 733

1 328

27

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

176 429

176 429

974

185 307

190 979

3 207

8 878

14 550

2 233

29

IOOV

5 231

5 231

0

5 538

5 540

0

307

309

0

31

Bestuur en Democratie

86 507

91 014

202 865

122 482

85 847

217 869

35 975

– 5 167

15 004

33

Dienstverlenende en innovatieve overheid

90 302

90 302

0

138 544

102 420

10 557

48 242

12 118

10 557

35

Arbeidszaken overheid

60 838

60 838

820

56 931

57 256

1 224

– 3 907

– 3 582

404

37

Kwaliteit Rijksdienst

109 920

109 920

267

139 012

126 165

10 472

29 092

16 245

10 205

           
 

Niet-Beleidsartikelen

         

39

Algemeen

98 357

98 357

0

121 171

116 799

23 692

22 814

18 442

23 692

41

Nominaal en onvoorzien

– 22 738

– 22 738

0

0

0

0

22 738

22 738

0

43

Vutfonds

0

0

324 022

50 010

50 010

139 340

50 010

50 010

– 184 682

Samenvattende verantwoordingsstaat 2010 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
Bedragen x € 1 000

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Korps landelijke politiediensten

   

Totale baten

573 014

610 474

37 460

Totale lasten

573 014

609 523

36 509

Saldo van baten en lasten

0

951

951

    

Totale kapitaalontvangsten

6 000

7 820

1 820

Totale kapitaaluitgaven

52 097

42 584

– 9 513

    

Basisadministratie Persoonsgegevens en reisdocumenten

   

Totale baten 1

98 934

108 247

9 313

Totale lasten

98 934

98 363

– 571

Totaal restitutie afnemers

0

9 884

9 884

Saldo van baten en lasten

0

0

0

    

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven 2

13 143

22 465

9 322

    

Centraal Archief Selectiedienst

   

Totale baten

8 591

10 551

1 960

Totale lasten

8 591

10 739

2 148

Saldo van baten en lasten

0

– 188

– 188

    

Totale kapitaalontvangsten

700

819

119

Totale kapitaaluitgaven

914

1 327

413

    

P-Direkt

   

Totale baten

69 878

76 837

6 959

Totale lasten

69 051

76 788

7 737

Saldo van baten en lasten

827

49

– 778

    

Totale kapitaalontvangsten 3

0

12 000

12 000

Totale kapitaaluitgaven 4

8 621

23 501

14 880

    

Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding

   

Totale baten

20 670

16 384

– 4 286

Totale lasten

20 673

17 149

– 3 524

Saldo van baten en lasten

– 3

– 765

– 762

    

Totale kapitaalontvangsten

0

385

385

Totale kapitaaluitgaven

93

17

– 76

    

Werkmaatschappij

   

Totale baten

133 714

130 312

– 3 402

Totale lasten

132 037

131 028

– 1 009

Saldo van baten en lasten

1 677

– 716

– 2 393

    

Totale kapitaalontvangsten

250

0

– 250

Totale kapitaaluitgaven

600

2 138

1 538

    

Logius 5

   

Totale baten

0

58 853

58 853

Totale lasten

0

59 132

59 132

Saldo van baten en lasten

0

– 279

– 279

    

Totale kapitaalontvangsten

0

1 251

1 251

Totale kapitaaluitgaven

0

1 919

1 919

    

4FM 6

   

Totale baten

0

46 229

46 229

Totale lasten

0

44 418

44 418

Saldo van baten en lasten

0

1 811

1 811

    

Totale kapitaalontvangsten

0

15 687

15 687

Totale kapitaaluitgaven

0

17 928

17 928

X Noot
1

De baten zijn hoger dan begroot doordat er meer opbrengsten zijn gegenereerd bij de opbrengst jeugd Nederlandse identiteitskaarten.

X Noot
2

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement is hoger dan hetgeen begroot is in de begroting 2010.

X Noot
3

De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn eerst bij 1e suppletoire begroting 2010 gemeld.

X Noot
4

De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn eerst bij 1e suppletoire begroting 2010 gemeld.

X Noot
5

De ramingscijfers Logius zijn eerst bij 1e suppletoire begroting 2010 gemeld.

X Noot
6

De ramingscijfers 4FM zijn eerst bij 2e suppletoire begroting 2010 gemeld.

C2. Saldibalans per 31 december 2010

Saldibalans per 31 december 2010 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

1)

Uitgaven 2010

6 055 519 106

 

2)

Ontvangsten 2 010

413 035 185

       

3)

Liquide middelen

560 945

    
       

4)

Rekening-courant RHB

  

4a)

Rekening-courant RHB

5 622 658 242

       

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

8 210 780

 

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

28 597 404

       

7)

Openstaande rechten

  

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

 
       

8)

Extra-comptabele

vorderingen

15 518 685

 

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

15 518 685

       

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

  

9)

Extra-comptabele schulden

 
       

10)

Voorschotten

5 719 410 560

 

10a)

Tegenrekening voorschotten

5 719 410 560

       

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

1 406 403 000

 

11)

Garantieverplichtingen

1 406 403 000

       

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

4 839 935 934

 

12)

Openstaande verplichtingen

4 839 935 934

       

13

Deelnemingen

  

13a)

Tegenrekening deelnemingen

 
       
 

TOTAAL

18 045 559 010

  

TOTAAL

18 045 559 010

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2010

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 560 946 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)

560 945

Totaal

560 945

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 8 210 780 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.

Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:

 
 

AIVD

314 911

b.

Te vorderen van ministeries en derden

3 774 004

c.

Intra-comptabele voorschotten

434 989

d.

Intra-comptabele debiteuren

3 686 876

 

Totaal

8 210 780

Ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van de AIVD bestaat voornamelijk uit diverse vorderingen op eigen personeel, salarissen en pensioenpremie overdracht gedetacheerden bij de EU-organisatie.

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

Dit saldo betreft vorderingen op BZK/Hoofdstuk IIA, IIB en IV (€ 1,2 mln), die zijn ontstaan in december 2010 en worden verrekend in 2011. Verder de termijnvoorschotten Loyalis (€ 0,7) een vordering betreffende EU-project Floodex (€ 0,3), de doorberekening betreffende inhouding salarissen (€ 0,1 mln), de doorberekening betreffende vervoersplan (€ 0,2 mln) en een vordering op Werkmaatschappij (€ 0,7 mln).

Ad c. Intra-comptabele voorschotten

Dit bedrag betreft door P&O verstrekte voorschotten. Het zijn voornamelijk voorschotten verstrekt bij uitzending naar de Antillen (€ 0,4 mln).

Ad d. Intra-comptabele debiteuren

De vorderingen hebben betrekking op doorberekeningen aan de Werkmaatschappij (€ 1,0 mln), doorberekeningen detacheringen (€ 1,4 mln), een vordering m.b.t. BES-bijdragen (€ 0,1 mln) en diverse vorderingen op personeel (€ 0,4 mln).

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 28 597 404 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.

Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

8 609 506

b.

Kasbeheerders

2 459 196

c.

Overige intra-comptabele schulden

17 528 702

 

Totaal

28 597 404

Ad a. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het saldo loonheffing (€ 5,4 mln) is in januari 2011 aan de belastingdienst afgedragen. Verder betreft dit af te dragen premies ABP (€ 3,2 mln).

Ad b. Kasbeheerders

Dit saldo bestaat uit loonheffing (€ 2,4 mln). Deze is ten onrechte teruggestort door de belastingdienst en zal in 2011 worden afgewikkeld.

Ad c. Overige intra-comptabele schulden

Dit saldo betreft een bedrag aan doorberekening Euro-GSB Doelstelling-2 kosten (€ 16,2 mln), een doorberekening van PRIO (€ 0,1 mln) en een reservering IKAP (€ 0,8 mln).

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2010 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

(x € 1)

Stand 31-12-2010

t/m 2006

83 368

2007

38 225

2008

0

2009

1 190

2010

15 395 902

Totaal

15 518 685

Stand openstaande vorderingen per 31 december 2010 per artikel

Artikel

Omschrijving

Stand per 31-12-2010

21

Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

149 436

23

Veiligheidsregio’s en Politie

74 817

25

Veiligheid en Bestuur

1 712

31

Bestuur en Democratie

247 253

33

Dienstverlenende en innovatieve overheid

45 439

35

Arbeidszaken overheid

9 493

37

Kwaliteit Rijksdienst

745 263

39

Algemeen

865 760

43

VUT-fonds

13 379 512

 

Totaal

15 518 685

Artikel 21 Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

Op dit artikel staan 5 vorderingen open, allen ingesteld in 2010. Het gaat voornamelijk om een 3-tal eindafrekeningen m.b.t. aan de VtsPolitie Nederland verstrekte voorschotten t.b.v. het beheer van het systeem GSM 2009 (€ 0,1 mln). De verwachting is dat deze vorderingen begin 2011 zullen zijn ontvangen.

Artikel 23 Veiligheidsregio’s en Politie

Op dit artikel staan 6 vorderingen open, allen ingesteld in 2010. Het gaat voornamelijk om eindafrekeningen m.b.t. aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Politie regio Rotterdam-Rijnmond verstrekte voorschotten (€ 0,1 mln). De verwachting is dat deze vorderingen begin 2011 zullen worden ontvangen.

Artikel 31 Bestuur en Democratie

Op dit artikel staan 9 vorderingen open, allen ingesteld in 2010. Het gaat voornamelijk om een 6-tal vorderingen die op Waterschappen zijn ingesteld op basis van het Vergoedingenbesluit Nationale Ombudsman (€ 0,2 mln). Het merendeel daarvan zal in begin 2011 worden ontvangen.

Artikel 33 Dienstverlenende en innovatieve overheid

Op dit artikel staan 3 vorderingen open. Het gaat om 1 vordering op VWS uit het jaar 2003 en een 2-tal creditnota’s. Na onderzoek is gebleken dat de vordering uit 2003 als oninbaar moet worden beschouwd.

Artikel 37 Kwaliteit Rijksdienst

Op dit artikel staan 37 vorderingen open, waarvan 28 ingesteld in 2010.

Het grootste gedeelte van de vorderingen heeft betrekking op doorberekende loonkosten i.v.m. detacheringen binnen de Rijksoverheid (€ 0,2 mln). De overige vorderingen betreffen onder andere het door Defensie nog te betalen aandeel in de IBM-filenetlicenties (€ 0,2 mln), de door I&M nog te betalen bijdrage voor het project invoering Rijkspas (€ 0,1 mln) en een afrekening op de Stichting A&O-fonds (€ 0,1 mln).

Een 9-tal vorderingen dateert uit de jaren 2004 t/m 2007. Deze vorderingen zijn voorlopig buiten invordering gesteld (€ 0,1 mln).

Artikel 39 Algemeen

Op dit artikel staan 14 vorderingen open, waarvan 13 ingesteld in 2010. Het gaat voornamelijk om een 3-tal vorderingen die in het laatste kwartaal 2010 zijn ingesteld op de Werkmaatschappij op basis van Dienst-verleningsafspraken (€ 0,7 mln). Voor alle vorderingen is de verwachting dat zij begin 2011 zullen worden ontvangen.

Artikel 43 VUT-fonds

Dit betreft een vordering m.b.t. nog te ontvangen rente. Het bedrag is begin januari 2011 ontvangen.

Ad. 10. Openstaande voorschotten

Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2010 openstaande voorschotten en van de in 2010 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2010

(x € 1)

Stand per 01-01-2010

Verstrekt 2010

Afgerekend 2010

Stand per 31-12-2010

t/m 2006

176 686 067

 

75 404 440

101 281 627

2007

223 515 564

 

105 559 833

117 955 731

2008

467 013 396

 

209 983 070

257 030 326

2009

4 768 711 009

 

4 392 007 845

376 703 164

2010

0

4 870 801 859

4 362 147

4 866 439 712

Totaal

5 635 926 036

4 870 801 859

4 787 317 335

5 719 410 560

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2010 per artikel

Artikel

Omschrijving

Stand per 31-12-2010

21

Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

30 810 810

23

Veiligheidsregio’s en Politie

5 308 519 612

25

Veiligheid en bestuur

39 207 904

27

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

3 903 133

29

IOOV

111 970

31

Bestuur en Democratie

30 548 632

33

Dienstverlenende en innovatieve overheid

137 830 989

35

Arbeidszaken overheid

72 921 868

37

Kwaliteit Rijksdienst

40 712 344

39

Algemeen

5 776 616

 

Derden

49 066 682

 

Totaal

5 719 410 560

Artikel 21 Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

De openstaande voorschotten hebben voor circa € 6,2 mln betrekking op implementatiekosten NEC, voor circa € 9,2 mln op zogenaamde exploitatiekosten van de onderzoeksraad, voor circa € 4,0 mln op voorschotten aan Laser voor de uitvoering van de «Task Force» wateroverlast en voor circa € 8,9 mln op voorschotten in het kader van de afwikkeling van de brand in Volendam-Edam. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze posten worden afgewikkeld.

Artikel 23 Veiligheidsregio’s en Politie

M.b.t. 2010 bestaan de openstaande voorschotten voor 69% uit algemene bijdragen politieregio's. De bijdragen worden vastgesteld na ontvangst en beoordeling van de jaarrekeningen 2010. Deze worden naar verwachting in het tweede kwartaal 2011 aangeleverd.

Daarnaast zijn er regelingen, waar de regio's voorschotten voor krijgen. Zo bestaat 15,5% uit diverse bijdragen aan politieregio's, KLPD en PA (PVOV, wijkagenten, programma intelligence, taskforce diversiteit, vrijwilligers, stimuleringsregelingen enz.). Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze posten worden afgewikkeld.

Artikel 25 Veiligheid en Bestuur

Van de openstaande voorschotten heeft circa € 10,0 mln betrekking op de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtspN), circa € 7,0 mln op Regionale Informatie en Expertise Centrum (Riec) en circa € 1,9 mln op het project Icarius. Het restant betreft een overzicht van kleinere openstaande bedragen verstrekt aan diverse instanties. Voor alle posten geldt dat na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie deze zullen worden afgewikkeld.

Artikel 31 Bestuur en Democratie

De voorschotten bestaan voor € 3,7 mln uit verstrekte subsidies aan Instituut voor Publiek en Politiek en het Huis van Democratie (deze instituten zijn in 2010 gefuseerd), € 0,8 mln aan BPR ten behoeve van Jeugd NIK’s, € 12,7 mln aan de politieke partijen, € 6,8 mln aan St. ICTU inzake de modernisering GBA, € 1,9 mln aan Congres – en studiecentrum VNG, € 2,6 mln aan Oorlogsgravenstichting. Deze voorschotten zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingen worden afgewikkeld.

Artikel 33 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector

De voorschotten bestaan voornamelijk uit bijdragen verstrekt aan de stichting ICTU (€ 87,6 mln) in het kader van grootschalige projecten als Gemeenschappelijke machtigingsvoorzieningen, Contactcenter overheid en Persoonlijke internetpagina. Daarnaast zijn er voor € 35,9 mln voorschotten verstrekt aan Logius (voorheen GBO-overheid) in het kader van projecten die de ICT-infrastructuur tussen Overheid, burgers en bedrijven sneller, betrouwbaarder en gemakkelijker maken. De voorschotten zullen worden vastgesteld na ontvangst en beoordeling van de financiële verslagleggingen.

Artikel 35 Arbeidszaken Overheid

De openstaande voorschotten hebben onder andere betrekking op de aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen uitbetaalde pensioenregelingen aan gewezen overheidspersoneel en hun nagelaten betrekkingen uit de voormalige overzeese gebieden (€ 25,9 mln), ABP/Loyalis uitbetaalde uitkeringen en pensioenen aan politie ambtsdragers in het kader van de APPA-regeling (€ 6,2 mln) en het programma Veilige Publieke Taak (€ 5,0 mln). De overige voorschotten betreffen een bedrag van € 11,2 mln door ICTU uitgevoerde projecten zoals Internetspiegel en kwaliteitshandvesten en nog (administratief) te verwerken vaststellingen van diverse subsidies, zoals die aan de stichting CAOP (€ 6,7 mln), Stichting VFO (€ 3,1 mln) en NCB (€ 1,6 mln). Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze posten worden afgewikkeld.

Artikel 37 Kwaliteit Rijksdienst

De openstaande voorschotten hebben betrekking op de bevoorschotting aan de Werkmaatschappij en ICTU voor de uitvoering van meerjarige projecten. Het leeuwendeel hiervan is verstrekt voor projecten waarvan de uitvoering in het kader van de besluitvorming Vernieuwing Rijksdienst is vastgesteld. De betreffende projecten zijn «Digitale werkomgeving rijk» (€ 23,2 mln), «E-inspecties» (€ 5,2 mln) en «Marij» (€ 2,2 mln). Daarnaast zijn voorschotten verstrekt voor projecten die door de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk zijn aangedragen (projecten «Kennislab» (€ 1,0 mln) en «OT2010» (€ 1,2 mln).

De overige voorschotten betreffen subsidies, met als grootste die voor het A&O-fonds (€ 3,7 mln) en een voorschot van € 1,0 mln met betrekking tot het kandidatenprogramma voor het Bureau Algemene Bestuursdienst, dat wordt uitgevoerd door IMEC. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze posten worden afgewikkeld.

Artikel 39 Algemeen

De voorschotten bestaan grotendeels uit posten die bij de directie Bestuursondersteuning en Kennis horen. Een aantal van deze voorschotten ad € 0,6 mln zal bij de financiële ontvlechting naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden overgeheveld. Het Administratiekantoor is overgegaan naar de Werkmaatschappij (€ 0,4 mln). Daarnaast heeft PRIO een DVA gesloten met het EC-AJ en een voorschot verstrekt van € 0,4 mln. Afrekening van deze posten zal in 2011 plaatsvinden.

Derden

De voorschotten op derden bestaan voornamelijk uit de betalingen aan Loyalis over de jaren 2006 t/m 2010 (€ 46,8 mln). Deze voorschotten zullen worden afgerekend nadat er een goedkeurend accountantsrapport is ontvangen.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 1 406 403 000 garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties 1 januari 2010

1 172 828 170

 

Verleende garanties in 2010

263 400 000

+

 

1 436 228 170

 
   

Vervallen garanties in 2010

29 825 170

–/–

Totaal openstaande garanties per 31 december 2010

1 406 403 000

 

De garanties betreffen:

Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheek-garantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn ultimo 2010 nog 10 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,4 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2010 bedraagt € 1,1 mln.

Garanties NICIS. Inzake de garanties EUKN (€ 0,4 mln) het volgende:

Deze garantie loopt t/m 2010. In 2011 zal NICIS dit zelf gaan doen en BZK staat hier niet meer voor garant. In 2010 zullen de afzonderlijke lidstaten behoudens wanbetaling hun bijdragen nog leveren of hebben dit reeds gedaan.

Garanties politieregio’s. De politieregio’s, politieacademie (PA) en de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VTS pn), kunnen in het kader van het schatkistbankieren een rekening-courantkrediet en een leenoverkomst aangaan met het ministerie van Financiën. Het rekening-courantkrediet dient als overbrugging bij een tijdelijk tekort aan liquide middelen. Een opgenomen lening mag alleen aangewend worden ter financiering van investeringen in materiële vaste activa bestemd voor de uitoefening van de politietaak. Voorafgaand aan het afsluiten van een kredietovereenkomst tussen het ministerie van Financiën en de betreffende politieorganisatie, geeft het vakdepartement een garantie af voor betaling van de vervallen termijnen van rente en aflossing indien de politieorganisatie de uit de kredietovereenkomst overeengekomen verplichtingen niet nakomt. Naast de leenfaciliteiten, waarvan de politieorganisaties op vrijwillige basis gebruik van kunnen maken, zijn ze verplicht hun creditsaldi aan te houden bij de schatkist. Ultimo 2010 zijn voor rekening-courantkredieten en leningen garanties afgegeven van € 534,0 mln respectievelijk € 870,9 mln. Ten opzichte van ultimo 2009 een stijging van € 233,9 mln. Volgens opgave van het ministerie van Financiën staat ultimo 2010 een bedrag aan leningen open van in totaal € 492,2 mln.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 4 839 935 934 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen 1 januari 2010

 

5 010 826 873

 

Aangegane verplichtingen in 2010

 

6 129 381 533

+

  

11 140 208 406

 
    

Tot betaling gekomen in 2010

6 055 519 106

  

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

244 753 366

  
  

6 300 272 472

–/–

Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2010

 

4 839 935 934

 

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

In 2009 is een nieuw aangepaste leenovereenkomst afgesloten tussen de Staat en het VUT-fonds. Kern daarvan is dat de lening maximaal € 1,8 miljard bedraagt. Het VUT-fonds kan op ieder gewenst moment een beroep doen op uitbetaling van een tranche en is bevoegd een tranche geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Van de lening is totaal € 0,5 miljard opgenomen, waardoor er nog een bedrag van € 1,3 miljard resteert voor opname door het fonds.

Het leenplafond bedraagt per onderstaande data:

  • Datum inwerkingtreding: € 1 800 000 000

  • 2 januari 2014: € 1 700 000 000

  • 2 januari 2015: € 900 000 000

  • 4 januari 2016: nihil

C3. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van de medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2010 vastgesteld op € 193 000 (was in 2009 € 188 000). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Organisatie

Functie

Belastbaar jaarloon 2009

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009

Totaal 2009

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Ontslagvergoeding 2010

Totaal 2010

Motivering

Opmerkingen

BZK

SG DEF

151 642

35 791

187 433

156 024

37 064

0

193 088

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Buitengewoon Adviseur van BZK

150 006

41 582

191 588

161 089

40 270

0

201 359

variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

IG SZW

142 056

34 801

176 857

160 437

34 929

0

195 366

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Hoofd AIVD van BZK

160 785

38 877

199 662

164 853

40 185

0

205 038

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG BZK

169 471

39 905

209 376

177 882

40 595

0

218 477

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG VenJ

153 021

36 386

189 407

158 196

37 665

0

195 861

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG FIN

159 328

38 682

198 010

161 657

42 274

0

203 931

38-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

DG Dienst Uitvoering Onderwijs van OCW

161 460

35 863

197 323

157 313

37 092

0

194 405

38-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Deltacommissaris

168 982

44 450

213 432

173 421

45 599

0

219 020

38-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG SZW

149 094

49 038

198 132

150 789

49 512

0

200 301

38-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG VWS

167 491

42 449

209 940

174 063

39 805

0

213 868

39-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

SG IenM

138 180

32 993

171 173

155 366

38 231

0

193 597

38-urige werkweek (ingaande 1/12/2009) en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

IG Voedsel en Waren Autoriteit van EL&I

47 208

10 215

57 423

157 892

39 283

0

197 175

40-urige werkweek (ingaande 1/1/2010; daarvoor 38-urige werkweek) en variabele inkomensbestanddelen

In dienst per 1-9-2009

BZK

Directeur ABD TOP Consultants van BZK

152 469

65 840

218 309

141 028

71 298

0

212 326

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Buitengewoon Adviseur van BZK

154 481

36 064

190 545

156 389

37 339

0

193 728

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

DG ABD van BZK

151 998

36 259

188 257

157 312

37 537

0

194 849

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Buitengewoon Adviseur van BZK

151 951

41 211

193 162

157 918

38 015

0

195 933

40-urige werkweek en variabele inkomensbestanddelen

 

BZK

Korpschef

165 999

41 837

207 836

173 133

44 495

0

217 628

Werkweek van ca 39,6 uur en vergoedingen. Arbeidsvoorwaarden zijn afgestemd met het toenmalige bevoegd gezag (minister BZK).

 

Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers in de zin van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, is voor 2010 vastgesteld op € 193 000 (gebaseerd op een arbeidsduur van 36 uur). In 2010 waren er 17 leden van de topmanagementgroep waarvan het belastbare inkomen boven deze norm kwam. Voor 16 TMG-leden geldt dat zij vooral boven de WOPT-norm uitkomen vanwege een langere arbeidsduur dan 36 uur. Meer informatie over de beloning van rijksambtenaren en van de topmanagementgroep in het bijzonder is te vinden in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2010.

C4. BATEN-LASTENDIENSTEN

BATEN-LASTENDIENST KORPS LANDELIJKE POLITIEDIENSTEN (KLPD)

Algemeen

De bereikte resultaten en effecten worden opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie.

Het afgelopen jaar volgden de ontwikkelingen voor de Nederlandse politie, evenals voor het Korps landelijke politiediensten (KLPD), zich in hoog tempo op. Met het aantreden van het nieuwe kabinet is besloten dat er een nieuw politiebestel, onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie, komt. Hierin gaan de huidige 25 regiokorpsen, de voorziening tot samenwerking politie Nederland (vtsPN), alle bovenregionale voorzieningen en het KLPD op. Het wetsvoorstel tot invoering van deze nationale politie beschrijft dat dit nieuwe bestel zal bestaan uit tien regionale eenheden en één of meer landelijke operationele eenheden. De ondersteunende bedrijfsvoeringstaken worden, wanneer dat doelmatigheidswinst oplevert, geconcentreerd in één dienstonderdeel.

Naast de ontwikkeling naar een nationale politie zag het KLPD zich bij de start van 2010 geconfronteerd met forse bezuinigingen. In de loop van het jaar werd duidelijk dat de besteedbare middelen van het korps nog verder terug zouden lopen, enerzijds veroorzaakt door afnemende bijdragen en anderzijds door stijgende kosten voor o.a. het opvangen van de politie CAO, de premieverhoging van het ABP en het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie (LFNP).

Ondanks de geschetste bestuurlijke en financiële ontwikkelingen hebben in 2010 ook operationele en beheersmatige ontwikkelingen binnen het KLPD niet stilgestaan. Centraal hierin staat de korpsvisie Wat ons bindt. Met deze visie wordt door de diensten van het KLPD op vijf operationele thema’s samengewerkt.

Bedrijfsvoering

In 2010 is gestart met de reorganisatie van de bedrijfsvoeringdiensten om te komen tot een centrale bedrijfsvoering die in lijn is met de landelijke ontwikkelingen op shared services. De reorganisatie wordt uitgevoerd conform het nieuwe Landelijk Sociaal Statuut Nederlandse Politie (LSS NP). In 2011 zal de reorganisatie bedrijfsvoering worden afgerond. Hiermee is een voorschot genomen op de landelijke doelstelling bij de vorming van de nationale politie om de niet-operationele sterkte met 25% te reduceren.

Voor het KLPD is een plafond vastgesteld voor de inhuur van externe inhuur. Voor het jaar 2010 kan worden gesteld dat het korps onder het vastgestelde plafond is gebleven.

De totale bezetting per 31 december 2010 is 4 933 fte’s (exclusief aspiranten). Dit betreft 3 036 fte executief en 1 897 fte administratief technisch personeel. Hiernaast waren er per deze datum 286 fte’s aspiranten in opleiding.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen

Baten-lastendienst KLPD

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

48%

54%

50%

55%

54%

Aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)

39%

18%

45%

58%

59%

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

10 468

4 762

4 568

6 659

16 513

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100. Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Langlopende schulden:

Voor de kapitaalintensieve investeringen wordt gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën. Leningen worden gedurende de looptijd afgelost. Gedurende 2010 is een lening afgeroepen voor de vervanging van de tapfaciliteit.

Voorzieningen:

Gedurende het jaar is een bedrag van € 11,0 mln. gedoteerd en € 1,2 mln. onttrokken aan de voorzieningen. Het verloop van de voorzieningen is in onderstaande tabel weergegeven:

Tabel voorzieningen
 

saldo per 31-12-2009

dotaties

onttrek- kingen

overige mutaties

saldo per 31-12-2010

Reorganisatie DNR

886

– 142

– 540

204

Toelage W&B DNR

600

600

1 200

Schade algemeen

522

522

Wet Politiegegevens (WPG)

883

– 428

– 44

411

Reorganisatie KLPD

4 290

4 399

8 689

Ambtsjubilea

5 487

5 487

Totaal voorzieningen

6 659

11 008

– 570

– 584

16 513

Liquiditeit

Het vermogen om aan de kortlopende schulden te voldoen is in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel Liquiditeit

Baten-lastendienst KLPD

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

0,76

0,32

0,56

0,56

0,61

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst KLPD
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

535 287

574 097

38 810

564 352

Opbrengst overige departementen

25 200

17 426

– 7 774

24 729

Opbrengst derden

12 527

14 954

2 427

13 873

Rentebaten

84

Vrijval uit voorzieningen

Bijzondere baten

3 997

3 997

6 055

Exploitatiebijdrage

0

 
     

Totaal baten

573 014

610 474

37 460

609 093

     

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

362 229

389 865

27 636

396 108

– materiële kosten

163 706

159 123

– 4 583

165 209

Rentelasten

5 584

4 841

– 743

3 464

Afschrijvingskosten

    

– materieel

41 495

42 442

947

36 253

– immaterieel

    

Overige lasten

    

– dotaties voorzieningen

11 008

11 008

3 431

– bijzondere lasten

2 244

2 244

2 483

Totaal lasten

573 014

609 523

36 509

606 948

     

Saldo van baten en lasten

0

951

951

2 145

Toelichting:

De baten en lasten laten afwijkingen zien tussen de realisatie en de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Bij het opstellen van deze begroting is uitgegaan van de voorziene ontwikkelingen waarvan de financiële effecten waren vast te stellen. De afwijking tussen realisatie en begroting wordt voornamelijk veroorzaakt door voorziene ontwikkelingen welke niet financieel waren in te schatten en onvoorziene ontwikkelingen.

Baten

De opbrengsten van het moederdepartement bestaan uit algemene en bijzondere bijdragen. De afwijking van de realisatie voor het jaar 2010 in de algemene bijdrage ten opzichte van de begroting wordt voornamelijk veroorzaakt door toevoeging van de bijdrage voor het Havank-systeem (€ 3,1 mln.), loon- en prijsbijstelling 2010 (€ 2,0 mln.) en de brutering C2000 (€ 4,1 mln.).

Voor wat betreft de bijzondere bijdragen van het moederdepartement geldt dat ten opzichte van de begroting een stijging heeft plaatsgevonden door taken en projecten welke niet waren meegenomen in de begroting. Voorbeelden hiervan zijn de beheerkosten 112, impuls aspiranten en de projecten van de dienst IPOL. Deze afwijkingen dienen te worden beoordeeld in relatie tot de ontwikkelingen in de diverse kostencategorieën.

Voor wat betreft de mutatie voor de post opbrengst overige departementen geldt dat deze wordt veroorzaakt door een aantal bijdragen zoals brutering C2000, NR-THTC en RAC-centrale. Deze posten zijn in de begroting onder deze post opgenomen. In de realisatie zijn deze posten verwerkt in de algemene c.q. bijzondere bijdrage van het moederdepartement.

De overschrijding van € 2,4 mln. op de overige opbrengsten wordt veroorzaakt door een hogere doorbelasting van dienstverlening van de tapfaciliteit.

Het totaal van de bijzondere baten bestaat onder andere voor een bedrag van € 2 mln. uit het resultaat op verkoop van activa en € 0,7 mln. teruggaaf van in de periode 2007 tot en met 2009 te veel betaalde werkgeverspremie. Dit betreft incidentele meevallers die niet zijn toe te rekenen aan de normale bedrijfsvoering van het korps. Derhalve zijn deze aangemerkt als bijzonder baten.

Lasten

De overschrijding op de personele kosten wordt voornamelijk veroorzaakt door een overschrijding op de post salarissen en sociale lasten. De ontwikkelingen ten opzichte van de begroting voor deze post zijn:

  • In de begroting is de CAO salarisverhoging van 3,25% niet meegenomen, omdat bij het opstellen van de begroting er nog geen duidelijkheid bestond over de wijze van financiering hiervan. Het effect is € 9,5 mln. Daarnaast heeft de verhoging van de pensioenpremies van het ABP een kostenstijgend effect van € 0,8 mln.;

  • In de begroting is in beperkte mate rekening gehouden met de sociale lasten over de toelagen. Het effect hiervan is € 3,9 mln.;

  • De invoering van het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie, welke in 2011 met terugwerkende kracht per 1 januari 2010 wordt ingevoerd, heeft een verhogend effect van € 2,1 mln.. Het uniformeren van de salarisschalen per 1 maart 2010 betekende voor het KLPD een stijging van de salarislasten met € 0,6 mln.;

  • De invoering van de verschuivingstoelage en de uitkering werving & behoud heeft geleid tot een overschrijding van deze post met € 1,9 mln.

  • In de begroting is een aantal nieuwe taken niet meegenomen zoals het FINEC-team, Team Internationale Misdrijven en forensisch assistenten (Havank). Deze uitbreidingen betekenen een toename van de salarislast van € 1,7 mln.

Onderdeel van de personele kosten is de post inhuur van externe deskundigen. Een groot aantal extern gefinancierde projecten zorgen voor een overschrijding van € 6,7 mln. van deze post ten opzichte van de begroting. Dit zijn de projecten zoals, ABVM, ANPR, FIU/InMotion, Havank en internationale projecten bij de dienst IPOL.

Voor wat betreft de materiële component geldt dat de onderschrijding ten opzichte van de begroting onder andere wordt veroorzaakt door een lagere doorbelasting door de vtsPN. Hiervoor geldt dat dit wordt veroorzaakt door lagere projectkosten in 2010 en de eindafrekening 2009 was lager dan verwacht. Een andere belangrijke oorzaak zijn de lagere kosten van vliegend materieel doordat in 2010 minder uren zijn gevlogen dan vooraf gepland.

De hogere afschrijvingslasten ten opzichte van de begroting worden onder andere verklaard door het afboeken van activa als gevolg van de brand in het pand aan de Faunalaan te Driebergen. Daarnaast heeft extra afschrijving plaatsgevonden op de activacategorie verbindingen & automatisering die samenhangt met de voorgenomen herijking van de infrastructuur. Alsmede heeft afboeking van de post geweldsmiddelen & uitrusting plaatsgevonden in verband met de vervanging van het nieuwe dienstwapen voor de Nederlandse Politie.

Naast de hiervoor genoemde ontwikkelingen is in 2011 een bedrag van € 11,0 mln. gedoteerd aan de voorzieningen. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden. In de bijzondere lasten is het resultaat op de afstoot van de oude helikopters voor een bedrag van € 1,0 mln. opgenomen.

Voor de regionale politiekorpsen zijn de afschrijvingstermijnen vastgelegd in de Regeling Harmonisatie Politie (HAP). Deze afschrijvingstermijnen wijken op onderdelen af van de afschrijvingstermijnen geldend voor een agentschap. Om vergelijkbaar te zijn met de regionale politiekorpsen worden de HAP afschrijvingstermijnen gehanteerd. De afschrijvingstermijnen van de twee regelingen zijn hieronder weergegeven.

Tabel afschrijvingstermijnen

Categorie

Levensduur in jaren

Regeling B&L

HAP

instructiemiddelen

10

huisvesting

8, 20

5, 10

10, 15

voertuigen

4, 5, 10

4, 5

3, 5, 10

vliegtuigen

10

vaartuigen

7, 10

4, 10, 20

verbindingsmiddelen

4, 5, 10

3, 5

5, 7, 10

automatisering

3, 5

3, 5

3, 5, 10

wapens en uitrusting

5, 10

operationele middelen

5, 10

Onderstaand is een overzicht opgenomen van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van het Korps Landelijke Politiediensten.

Baten-lastendienst KLPD
Balans per 31 december 2010
(Bedragen x € 1 000)
 

Balans 2010

Balans 2009

Activa

  

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

189 804

204 240

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

20 408

22 223

– overige materiële vaste activa

169 396

182 017

Voorraden

0

0

Debiteuren

12 290

13 944

Nog te ontvangen

0

0

Liquide middelen

57 911

67 007

Totaal activa

260 005

285 191

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

16 879

15 928

– exploitatiereserve

15 928

13 783

– verplichte reserve

0

0

– onverdeeld resultaat

951

2 145

Leningen bij het MvF

112 025

118 339

TOR-langlopend deel

0

70

Voorzieningen

16 513

6 659

Crediteuren

114 588

144 195

Nog te betalen

0

0

Totaal passiva

260 005

285 191

Toelichting:

Belangrijkste mutaties voor wat betreft de post voorzieningen in 2010 zijn een dotatie aan de reorganisatievoorziening voor een bedrag van € 4,4 mln. en het vormen van een voorziening ambtsjubilea voor een bedrag van € 5,5 mln.

Voor wat betreft de eerstgenoemde voorziening geldt dat ophoging heeft plaatsgevonden op basis van de uitkomsten van de boventalligheid (en de hiermee samenhangende afbouw) in combinatie met de noodzakelijke flankerende maatregelen. Voor wat betreft de voorziening ambtsjubilea geldt dat deze is gevormd ter dekking van de kosten van jubilea waarop medewerkers recht hebben bij een dienstverband van 12½, 25 en 40 jaar.

Het resultaat 2010 van ca € 1,0 mln. positief wordt na vaststelling van de jaarrekening toegevoegd aan het eigen vermogen. Over de aanwending van het eigen vermogen wordt expliciet en separaat besloten door de eigenaar van het agentschap. Het eigen vermogen dient als buffer voor incidentele onvoorziene tegenslagen.

Investeringen

Het onderstaande kasstroomoverzicht geeft de feitelijke geldstromen weer in 2010.

Baten-lastendienst KLPD
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010
(Bedragen x € 1 000)
  

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand depositorekeningen

34 918

73 286

38 368

2.

Totaal operationele kasstroom

42 105

21 057

– 21 048

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 39 000

– 29 770

9 230

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

2 000

1 320

– 680

3.

Totaal investeringskasstroom

– 37 000

– 28 450

8 550

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 13 097

– 12 814

283

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

4 000

6 500

2 500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 9 097

– 6 314

2 783

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (*noot: maximale roodstand 0,5 miljoen €)

30 926

59 579

28 653

De afname van de RHB met € 13,7 mln. komt voornamelijk door de afname van de kortlopende schulden met € 28,9 mln. en de toename van de voorzieningen met € 9,6 mln.

Voor wat betreft de afname van de investeringen geldt dat deze wordt veroorzaakt door een partiële investeringsstop. De hogere afroep voor wat betreft de leenfaciliteit hangt direct samen met de vervanging van de tapfaciliteit.

Doelmatigheid

Overzicht doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2010

Tabel doelmatigheidsindicatoren/Kengetallen

Omschrijving Generiek Deel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

FTE-totaal (exclusief externe inhuur)

4 933

4 910

4 867

4 867

4 867

4 867

Saldo van baten en lasten (%)

       

Kwaliteitsindicator:

      

1. Ontwikkelingsgericht Personeelsbeleid (OPB)

83,2%

90,0%

90,0%

90,0%

90,0%

90,0%

2. Ziekteverzuim

6,5%

5,5%

5,5%

5,5%

5,5%

5,5%

3. Inhuur externen

3,7%

6,0%

6,0%

6,0%

6,0%

6,0%

       

Prioriteiten KLPD

Centraal staat de korpsvisie Wat ons bindt. Met deze visie wordt door de diensten van het KLPD op vijf operationele thema’s samengewerkt:

  • Nationaal en internationaal knooppunt voor informatie en intelligence;

  • Bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit en terrorisme;

  • Toezicht en opsporing op de diverse verkeersstromen;

  • Operationele ondersteuning;

  • Bewaken en beveiligen.

1. Nationaal en internationaal knooppunt voor informatie en intelligence;

Doelstelling: Het KLPD verbetert de informatiehuishouding en de intelligence op nationaal en internationaal gebied.

Op het gebied van informatie en intelligence heeft het KLPD het afgelopen jaar een aantal nationale briefings gehouden in de Raad van Korpschefs (RKC).

2. Bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit en terrorisme;

Doelstelling: Het KLPD versterkt de criminaliteitsaanpak kwalitatief.

Voor de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit is in september 2010 gestart met het FinEC programma Niet Goed Geld Terug, waarbij het KLPD zich richt op het ontnemen van financiële winsten, geld en goederen, van criminelen.

3. Toezicht en opsporing op de diverse verkeersstromen;

Doelstelling: Het KLPD verbetert de informatiepositie en de samenwerking met ketenpartners en andere korpsen op het gebied van informatie-uitwisseling.

Op het gebied van vervoersstromen heeft in 2010 drie keer de actie Waakzaam plaatsgevonden. Waakzaam is een vernieuwend concept waarbij met kennis en informatie van medewerkers uit diverse diensten – voor en achter de schermen – informatiegericht opsporing plaatsvindt op de verkeersstromen, specifiek gericht op drugs, witwassen en mensenhandel.

4. Operationele ondersteuning;

Doelstelling: Het KLPD versterkt z’n partners in de veiligheidsvoorzieningen met informatie, tactische en technische expertise, mensen en middelen.

Binnen de Dienst Operationele Samenwerking (DOS) is in 2010 één loket opgericht, een zgn. operationeel knooppunt, waar regiokorpsen en partners een ondersteuningsvraag kunnen indienen, zodat in overleg altijd ondersteuning geboden kan worden.

5. Bewaken en beveiligen;

Doelstelling: Binnen het Stelsel Bewaken en Beveiligen voorkomt en bestrijdt het KLPD terroristische dreiging of aanslagen op personen, objecten en diensten.

Op het thema bewaken en beveiligen levert de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) een bijdrage door alle beveiligingsopdrachten van de NCTb uit te voeren.

BATEN-LASTENDIENST BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN (BPR)

Algemeen

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) beheert de stelsels van de identiteitsgegevens van burgers in Nederland. De missie van BPR is het zorgen voor een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten.

BPR streeft naar een hoog kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat BPR betrouwbaar, professioneel en relatiegericht werkt.

De kosten voor het beheren van de GBA rekent BPR door aan de gebruikers in de vorm van een kostendekkend tarief. Vanaf 2008 is het grootste deel van de overheid overgestapt op budgetfinanciering. Budgetfinanciering is een systeem waarmee de rijksoverheid de kosten betaalt voor het gebruik van de GBA voor verschillende overheidsinstellingen. Deze aangesloten overheidsinstellingen ontvangen daarom geen factuur meer. Voor de overige overheidsinstellingen en afnemers gebruikt BPR het systeem van tarieffinanciering. Het beheer van de beheervoorziening BSN wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van BZK. De kosten komen daarmee voor rekening van de begroting van BZK. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen en de kosten van de productie en distributie van de reisdocumenten worden gedekt uit het tarief (rijksleges) dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties.

Bedrijfsvoering

In 2010 zijn de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid niet overschreden. Er is sprake van een betrouwbare weergave van de cijfers.

De exploitatie van de GBA is in 2010 gebaseerd op 150 mln. berichten. In de begroting 2010 is uitgegaan van 130 mln. berichten. Dit aantal is bij de bepaling van de exploitatiekosten verhoogd tot 150 mln. berichten. Hiervan zijn 60 mln. berichten tariefgefinancierd en 90 mln. budgetgefinancierd. De realisatie van de tariefgefinancierde berichten lopen bijna evenredig met de norm. De realisatie van het budgetgefinancierde berichten in 2010 is ruim 110,4 mln. Volgens de norm zou 90 mln. bevragingen plaatsvinden. Wat betekent dat de budgetgefinancierde afnemers ruim 20,4 mln. berichten meer hebben bevraagd. Deze hogere bevragingen hebben geen invloed op de opbrengsten, omdat met de opdrachtgever (BZK) een vaste bijdrage is afgesproken.

GBA Berichten verkeer

Soort

2010

Realisatie

Verschil

Tarieffinanciering

60

60,6

0,6

Budgetfinanciering

90

110,4

20,4

Totaal

150

171,0

21,0

In 2010 is de begroting gebaseerd op 1,8 mln. paspoorten en 1,2 mln. Nederlandse identiteitskaarten (NIK’s) die geleverd worden aan de uitgevende instanties. In 2010 zijn er ruim 1,8 mln. paspoorten, 1,7 mln. identiteitskaarten waarvan 0,5 mln. jeugd NIK verstrekt. Overigens is de regeling voor de gratis NIK per 1 januari 2010 vervallen.

Reisdocumenten

Soort

2010

Realisatie

Verschil

PN

1,80

1,80

0,00

NIK

1,00

1,30

0,30

JNIK

0,20

0,50

0,30

Totaal

3,00

3,60

0,60

Reisdocumenten

De kostprijs van de documenten is gelijk aan de leges die BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties, zoals de gemeenten en de buitenlandse posten. De gepresenteerde kostprijs is exclusief de gemeentelijke leges en eventuele spoedtoeslagen. De kostprijs van het paspoort is in 2010 2,5% hoger dan in 2009. Voor de NIK is de kostprijs met circa 2,3% gestegen. De kostprijs is conform het vastgestelde indexcijfer van de producent voor productie en distributie gestegen. Het aantal uitgegeven reisdocumenten ligt jaarlijks op circa 3 mln. stuks.

GBA

Het basistarief voor de GBA is in 2010 met 4 cent gedaald ten opzichte van 2009. De oorzaak van deze daling is een succesvolle aanbesteding voor een nieuw contract voor de GBA berichtendienst, waarin vaste prijs afspraken zijn gemaakt. Voorheen waren de kosten variabel. Gezien het feit dat het GBA berichtenverkeer elk jaar toeneemt, is dit een behoorlijke kostenbesparing voor BPR.

Met ingang van 2007 was het tarief verhoogd voor de aflossing van de lening voor de modernisering van de GBA. Deze lening is in 2009 afgelost. Door de modernisering GBA ontstaat de mogelijkheid om de persoonsgegevens 24 uur per dag online beschikbaar te stellen voor de gebruikers. Het aantal raadplegingen van de GBA dat online wordt afgehandeld, neemt toe.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen

Baten-lastendienst BPR

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

85

100

100

99

100

Aandeel materiele vaste activa gefinancierd met leningen (%)

82

96

79

25

132

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Liquiditeit

Tabel Liquiditeit

Baten-lastendienst BPR

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

1,39

1,07

1,04

1,02

1,09

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst BPR
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie t/m december

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moeder departement

23 811

30 234

6 423

25 210

Opbrengst overige departementen

0

0

0

0

Opbrengst derden

75 023

77 934

2 911

81 546

Rente baten

100

79

– 21

356

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

98 934

108 247

9 313

107 112

     

Lasten

    

Apparaatskosten

92 623

93 847

1 224

92 027

* personele kosten

7 511

7 329

– 182

8 080

* materiële kosten

85 112

86 518

1 406

83 947

Rente lasten

343

94

– 249

295

Afschrijvingskosten

5 968

4 422

– 1 546

4 527

* inventaris en installaties

400

186

– 214

291

* RAAS

2 111

2 111

0

2 111

* ORRA

0

0

0

0

* modernisering GBA

3 457

2 125

– 1 332

2 125

Overige lasten

0

0

0

94

* dotaties voorzieningen

0

0

0

0

* bijzondere lasten

0

0

0

94

     

Totaal lasten

98 934

98 363

– 571

96 943

voorlopige exploitatie resultaat

 

9 884

9 884

10 169

waarvan te restitueren aan GBA gebruikers

 

5 408

 

6 842

waarvan te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc.

 

4 476

 

3 327

saldo van baten en lasten

 

0

 

0

Toelichting:

  • Opbrengst moeder departement

    De opbrengst van het moederdepartement is hoger dan de begroting.

    • a. Dit komt doordat er meer opbrengsten zijn gegenereerd bij de opbrengst jeugd NIK dan was begroot.

    • b. In de rijksbegroting is € 3,9 mln. opgenomen als opbrengst beheersvoorziening BSN, terwijl de begroting door BZK is goedgekeurd voor € 3,2 mln.

    • c. De opbrengst budgetfinanciering GBA (vaste vergoeding) loopt evenredig met de oorspronkelijke vastgestelde begroting.

  • Afschrijving modernisering GBA

    De afschrijvingskosten voor immateriële activa zijn lager dan begroot omdat in 2010 niet geïnvesteerd is in MGBA.

  • Resultaat

    Over het jaar 2010 is een positief exploitatieresultaat behaald van ruim € 5,4 mln. bij het beheer van de GBA. Conform regelgeving wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de GBA.

    De oorzaak van het positieve exploitatieresultaat is het gestegen volume van het berichtenverkeer (ca. 9%). Dit leidt tot een positief resultaat van ruim € 0,7 mln. De rest van dit positieve resultaat is tot stand gekomen doordat de werkelijke kosten in 2010 lager zijn dan begroot, door vertraging in de besluitvorming en capaciteitsgebrek en besparing op de berichtendienst.

Bij het beheer van de reisdocumenten is een positief exploitatieresultaat van ruim € 4,5 mln. Conform regelgeving wordt dit bedrag verrekend met de opdrachtgever van de reisdocumenten. In dit exploitatieresultaat zit een bedrag van € 1,1 mln. dat door de opslag per reisdocument als dekking voor de nog te betalen (2011) rente en aflossing van de lening voor de RAAS geoormerkt moet worden. Het positieve exploitatieresultaat komt door hogere opbrengsten uit de spoedleges (€ 1 mln.) en het hoger aantal uitgegeven documenten dan begroot (€ 13,1 mln.). Verder zijn de productiekosten (€ 8,5 mln.) hoger dan begroot was door een hogere uitgifte.

Bij de overige producten en programma’s zijn de baten gelijk aan de lasten. Met de opdrachtgever is afgesproken dat de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. De baten bestaan uit de vergoeding voor de gemaakte kosten en zijn dus per definitie gelijk aan de lasten.

Baten-lastendienst BPR
Balans per 31 december 2010
(Bedragen x € 1 000)
 

Balans 2010

Balans 2009

Activa

  

Immateriële activa

0

0

Materiele activa

1 309

5 578

* grond en gebouwen

0

0

* installaties en inventarissen

253

286

* overige materiele vaste activa

1 056

5 292

Voorraden

0

0

Debiteuren

4 766

6 479

Nog te ontvangen

190

166

Liquide middelen

42 918

59 098

Totaal activa

49 183

71 321

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

5 162

5 162

* exploitatiereserve

5 162

5 162

* onverdeeld resultaat

0

0

Langlopende Leningen bij het MvF

0

1 389

Voorzieningen

0

0

Crediteuren

5 312

12 743

Nog te betalen

38 709

52 027

Totaal passiva

49 183

71 321

Toelichting

Eigen vermogen

Het eigen vermogen in relatie tot het plafond van 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar is € 5,1 mln. Dit bedrag is gelijk aan het maximale eigen vermogen dat geldt voor een baten-lastendienst. In de nieuwe financieringsafspraken over de mGBA is € 2,9 mln. als dekking gereserveerd. Er resteert dan nog een eigen vermogen van € 2,3 mln. Er wordt geen exploitatiereserve gevormd.

Investeringen

Baten-lastendienst BPR
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010
(Bedragen x € 1 000)
  

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Omschrijving

vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHC 1 januari 2010

39 121

59 097

19 976

     

2.

Totaal operationele kasstroom

5 968

6 286

318

     
 

Totaal investeringen (–/–)

– 400

– 154

246

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 400

– 154

246

     
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 8 100

– 20 188

– 12 088

 

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 4 643

– 2 123

2 520

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 12 743

– 22 311

– 9 568

     

5.

Rekening-courant RHC 31 december 2010

31 947

42 918

10 972

 

(=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln)

   

Toelichting

Eenmalige uitkering aan moederdepartement.

De stand van de liquide middelen per 31 december 2010 is lager dan aan het begin van het jaar 2010. Dit komt door het uitbetalen van het resultaat aan de opdrachtgevers.

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2006

2007

2008

2009

2010

Kostprijzen per product:

     

* GBA ( in centen)

14

18

18

17

13

* Reisdocumenten: Paspoort (in euro's)

21,83

21,42

21,92

22,40

22,95

Identiteitskaart (in euro's)

16,37

16,64

17,01

17,37

17,80

      

Omzet per productgroep:

     

* GBA

16 370

25 914

24 485

26 291

20 404

* Reisdocumenten

49 829

77 769

70 638

79 993

84 841

      

FTE totaal ( excl. externe inhuur)

97

96

98

87

81

      

Saldo van baten en lasten (%)

0

0

0

0

0

Systeem

Omschrijving

Norm

Resultaat 2010

GBA netwerk

Beschikbaarheid

99,9%

99,95%

GBA-V

Beschikbaarheid

99,0%

99,99%

Responstijd

< 3 seconden

< 1 seconde

NGR

Storingen

< 1 per maand

0

Incidenten

< 2 per jaar

0

Beschikbaarheid

99,9%

99,95%

Basisregister

Beschikbaarheid

99,3%

99,80%

Verificatieregister

Beschikbaarheid

99,7%

99,70%

BSN

Beschikbaarheid

99,8%

99,94%

Klanttevredenheid

  

1

X Noot
1

In 2011 zal er een meting plaatsvinden.

Toelichting kostprijzen per product

De prijs van de producent wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de KVGO prognose, indexcijfer CAO lonen en de distributiekosten TNT. Deze productieprijs is ruim 85% van de kostprijs.

Het basistarief voor de GBA is in 2010 met 4 cent gedaald ten opzichte van 2009. De oorzaak van deze daling is een succesvolle aanbesteding voor een nieuw contract voor de GBA berichtendienst, waarin vaste prijs afspraken zijn gemaakt. Voorheen waren de kosten variabel. Gezien het feit dat het GBA berichtenverkeer elk jaar toeneemt, is dit een behoorlijke kostenbesparing voor BPR.

BATEN-LASTENDIENST CENTRALE ARCHIEF SELECTIEDIENST (CAS)

Algemeen

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, is de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst (lees: Shared Services Organisatie) op het terrein van selectie, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten, waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter borging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.

De kerntaken van de CAS zijn:

  • A. Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

  • B. Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

Bedrijfsvoering

Per 1 januari 2011 worden de activiteiten van de CAS overgedragen aan Doc-Direkt. Bij de slotbalans van de CAS per 31 december 2010 wordt derhalve een verklaring door de RAD verstrekt.

Primair proces

  • A. Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

    Voor 2010 werd 158 000 uur (2009: 143 000) ingezet voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten. Ruim 38% van de capaciteit werd ingezet op archiefbewerkingsprojecten vallend onder de werking van de Raamconvenanten (financiering vanuit het moederdepartement). De overige 62%, te weten 52% archiefbewerking en 10% opslag&beheersactiviteiten werd ingezet op projecten waarbij financiering door de opdrachtgevers plaatsvindt.

    In 2010 waren de grootste volumeafnemers voor wat betreft archiefbewerking:

    VWS (27%), ELI (17%) en VWS (pensioen en uitkeringsraad) (11%)

    De archiefbewerking leverde een output op van 13,1 km geselecteerd archief, waarvan het meerdendeel ten behoeve van VWS 3,5 km, ELI 2,3 km en VWS (pensioen- & uitkeringsraad) 1,5 km. De in 2010 afgeronde en administratief afgesloten archiefbewerkingsprojecten leverden per saldo 102 inventarissen op.

  • B. Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

    Verwerving van archieven van de Belastingdienst in opdracht van het Ministerie van Financiën. De vereiste archiefruimte kon worden gehuurd via de Rijks Gebouwen Dienst, aanpalend aan de CAS-terreinen.

Ondersteunende Processen

Personeelsaangelegenheden:

  • a. Informatiebeveiliging

    Ultimo 2010 zijn alle medewerkers gescreend. Er is geen melding van het niet verstrekken van een «verklaring van geen bezwaar.»

  • b. Externe Inhuur

    Ten behoeve van het op peil brengen van de benodigde productiecapaciteit heeft de CAS 24 uitzendkrachten gedetacheerd. Daarnaast zijn in de periode juli/augustus 35 additionele uitzendkrachten gedetacheerd, hetgeen geleid heeft tot een positieve kwantiteit- en kwaliteitsimpuls.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen
Baten-lastendienst CAS
 

Realisatie 2005

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

181

142

121

46

– 18

– 55

Aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)

22

16

6

25

39

59

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelderesultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

De baten-lastendienst CAS werkt op basis van doorberekening van tarieven tegen integrale kostprijs en zonder winstoogmerk, principe van kostendekkenheid.

In 2010 is 1,1% van de totale kosten niet gedekt, met als gevolg een negatief resultaat. Het eigen vermogen bedraagt op balansdatum negatief € 0,271 mln.

Liquiditeit

Tabel Liquiditeit
Baten-lastendienst CAS
 

Realisatie 2005

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

0,91

0,79

0,79

0,66

0,61

0,52

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst CAS
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

4 731

3 486

– 1 245

4 322

Opbrengst overige departementen

3 860

6 750

2 890

5 397

Opbrengst derden

    

Rentebaten

    

Vrijval voorzieningen

    

Bijzondere baten

 

315

315

134

Totaal baten

8 591

10 551

1 960

9 853

     

Lasten

    

Apparaatskosten

8 127

10 077

1 950

9 330

– personele kosten

5 276

7 035

1 759

6 386

– materiële kosten

2 851

3 042

191

2 944

Rentelasten

54

51

– 3

39

Afschrijvingskosten

410

372

– 38

289

– materieel

410

372

– 38

289

– immaterieel

    

Overige lasten

    

– dotaties voorzieningen

    

– materiele kosten projecten

 

239

239

472

Bijzondere lasten

    

Totaal lasten

8 591

10 739

2 148

10 130

     

Saldo van baten en lasten

0

– 188

– 188

– 277

Het negatieve resultaat 2010 van € 0,188 mln. (1,8% van de totale kosten) is als volgt te verklaren.

De bruto-marge archiefbewerkingsprojecten (voorcalculatie versus realisatie) heeft een positief resultaat van € 0,084 mln. opgeleverd, zijnde 0,98% van de omzet archiefbewerking. De bruto-marge bestaat uit 2 componenten, te weten € 0,411 positief resultaat als gevolg van afgesloten projecten en € 0,327 negatief resultaat als gevolg van voorziening onderhanden zijnde projecten ultimo 2010; dit resultaat is bepaald aan de hand van de waarderingsgrondslagen.

Er is sprake van een negatief bezettings- en budgetresultaat van € 0,649 mln.

Een deel van de afschrijvingskosten op de materiële vaste activa (€ 0,032 mln) is doorberekend naar de projecten; dit is opgenomen onder de post bijzondere baten, samen met € 0,283 mln. overige baten.

Ad. A Bewerken en beheren van archieven:

In het kader van de afgesloten Raamconvenanten was voor 2010 voor de uitvoering van de convenantverplichtingen een bedrag van € 4,731 mln. beschikbaar. De realisatie bedroeg € 3,486 mln. De realisatie projecten niet-convenantwerkzaamheden bedroeg € 6,874 mln.

Ad. B Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte:

Er is een omzet van € 1,627 mln gerealiseerd.

Baten-lastendienst CAS
Balans per 31 december 2010
(Bedragen x € 1 000)
 

Balans 2010

Balans 2009

Activa

  

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

  

– grond en gebouwen

702

328

– installaties en inventarissen

535

510

– overige materiële vaste activa

708

237

Voorraden

52

41

Debiteuren

970

506

Nog te ontvangen

378

210

Liquide middelen

71

517

Totaal activa

3 416

2 349

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

– exploitatiereserve

– 83

194

– onverdeeld resultaat

– 188

– 277

Leningen bij het MvF

1 156

422

Voorzieningen

 

0

Crediteuren

505

293

Nog te betalen

2 026

1 717

Totaal passiva

3 416

2 349

Het eigen vermogen is negatief en zal door de eigenaar, DGOBR, worden aangevuld.

Onder de post nog te betalen is het onderhanden werk saldo projecten verantwoord voor een bedrag van € 0,56 mln. negatief.

Niet uit de Balans blijkende verplichtingen

De Bestuurder van de CAS heeft kennis van de volgende niet uit de Balans blijkende verplichtingen. In 2006 heeft een medewerker strafontslag verkregen. De medewerker heeft tegen het ontslag een procedure aangespannen, waar inmiddels een uitspraak over is geweest. Hier volgen geen verplichtingen uit. Er is een vordering op deze medewerker van € 29 000,– die is opgenomen onder de post voorschotten personeel.

Investeringen

Er is in 2010 voor een bedrag van € 1,24 mln. geïnvesteerd, waarvan ruim 50% aan ICT. Van de materiële vaste activa is ultimo 2010 61% afgeschreven.

Gelet op de liquide middelen positie, zie toelichting kasstroomoverzicht, heeft de CAS, de investeringen 2010 grotendeels (66%) gefinancierd door een beroep te doen op de leenfaciliteit.

Baten-lastendienst CAS
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010
(Bedragen x € 1 000)
  

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

  

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening-courant RHB 1 januari 2010

– 410

516

926

2

Totale operationele kasstroom

410

62

– 348

     
 

Totaal investeringen (–/–)

– 700

– 1 242

– 542

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3

Totaal investeringkasstroom

– 700

– 1 242

– 542

     
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement(+)

   
 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 214

– 85

129

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

700

819

119

4

Totaal financieringskasstroom

486

734

248

     

5

Rekening-courant RHB 31 december 2010 (=1+2+3+4) 1

– 214

70

284

X Noot
1

Maximale roodstand is € 0,5 mln.

De realisatie investeringen is hoger dan begroot o.a. als gevolg van het doorschuiven van investeringen 2009.

De mutatie tussen het begin- en eindsaldo rekening-courant voor 2010 bedraagt € 0,446 mln. en is grotendeels te verklaren door het oplopen van het debiteurensaldo.

Doelmatigheid
  

2007

2008

2009

2010

Uurtarieven

         
          

Specialisten

 

85,00

85,00

85,00

85,00

Archiefbewerking

 

52,00

52,00

52,00

52,00

Selecteurs

 

Opslag & Beheer

 

45,50

45,50

45,50

45,50

          

Productie

         
  

Uren

%

Uren

%

Uren

%

Uren

%

          

Totaal

 

127 434

100,0

154 739

100,0

143 004

100,0

158 577

100

Formatief

 

109 852

86,2

105 831

68,4

99 125

69,3

98 662

62,2

Inhuur

 

17 582

13,8

48 908

31,6

43 879

30,7

59 915

37,8

          

Bezetting formatief

         
  

Uren

fte

Uren

fte

Uren

fte

Uren

fte

          

Specialisten

 

5 694

5,1

4 195

4,1

5 441

5,1

4 765

5,1

Archiefbewerking/selecteurs

 

92 994

68,9

91 477

66,6

84 143

59,4

84 102

59,2

Opslag & Beheer

 

11 164

7,0

10 159

6,8

9 541

6,0

9 730

6,0

          

Productie per fte

         
 

Norm

Uren

%

Uren

%

Uren

%

Uren

%

          

Specialisten

49,2%

1 423,6

70,1

1 048,7

51,6

1 076,2

53,1

941,8

46,2

Archiefbewerking/selecteurs

71,1%

1 415,4

69,7

1 452,9

71,5

1 416,6

69,7

1 420,6

70,0

Opslag & Beheer

73,8%

1 594,9

78,5

1 505,5

74,1

1 590,2

78,3

1 621,7

79,0

Kwaliteitsindicatoren

         

Klanttevredenheid:

         

– aantal ingediende klachten

 

niet gemeten

1

0

0

Tijdige oplevering:

         

– % tijdige oplevering

 

100%

100%

100%

100%

Goede oplevering Nat. Archief:

        

– % goede staat

 

95%

97%

97%

97%

– % goede toegang

 

100%

100%

100%

100%

De gemiddelde productieve norm p/fte voor de groep archiefbewerking, 71,1% (1450 uur), is niet gerealiseerd, namelijk 70% (1420 uur).

Het ziektepercentage in het primair proces bedroeg 4,6%. CAS totaal geeft een ziektepercentage van 5,1%.

Ruim 37% van het gerealiseerde productievolume is gerealiseerd door inhuurkrachten, mede als gevolg van tijdelijk uitbreiding van het volume.

BATEN-LASTENDIENST P-DIREKT

Algemeen

P-Direkt is dé innovatieve HR-dienstverlener van en voor de ministeries. De verwerking van de personeels- en salarisadministratie voor twaalf ministeries, de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin is samengebracht in één organisatie. De dienstverlening bestaat uit HRM-informatie, de personeelsadministratie en salarisverwerking, het contactcenter, digitale zelfbediening via het P-Direktportaal en personeelsdossiers en managementrapportages.

Bedrijfsvoering

2010 was voor P-Direkt een opbouwjaar met twee gezichten.

Aan de ene kant heeft P-Direkt door een strakke planning en veel focus in 2010 zoals gepland volledig operationeel te zijn. Zij biedt nu het totale dienstverleningspakket van P-Direkt aan: het portaal, contactcenter, salarisadministratie en -betaling en informatievoorziening. In 2010 zijn 7 ministeries aangesloten en daarmee is P-Direkt een dienstverleningsorganisatie geworden met 70 000 eindgebruikers voor de complete dienstverlening.

In de loop van 2011 sluiten de laatste vier ministeries aan, namelijk VWS, EL&I, IenM en Financiën. Vanaf eind 2011 verzorgt P-Direkt de totale personeels- en salarisadministratie voor alle rijksambtenaren, in totaal zo'n 125 000 medewerkers.

Kostenbatenanalyse (KBA)

Aan de andere kant heeft P-Direkt in 2010 te maken gekregen met een aantal factoren die grotendeels niet zijn voorzien in de P-Direkt business case. Het betreft incidentele kosten (totaal € 18,3 mln.) die betrekking hebben op de volgende kostencategorieën personele sfeer, optimalisatie SAP HR en transitieondersteuning, hierna toegelicht.

  • Personele sfeer: de van de departementen overgekomen contactcentermedewerkers zijn minder dan verwacht toegerust op hun taken bij P-Direkt waardoor meer moet worden opgeleid en meer externe ondersteuning nodig is om de dienstverlening op peil te krijgen en aan de gang te houden;

  • Optimalisatie SAP HR: het SAP-HR-dienstverleningssysteem dat P-Direkt in 2009 van het ministerie van Justitie overgedragen heeft gekregen was nog niet voldoende afgestemd op een goede en efficiente beheersing van het productiewerk en het beheer en onderhoud. Om dit alsnog mogelijk te maken zijn extra SAP consultants ingehuurd en was ook extra externe ondersteuning nodig voor de (niet efficiënte) productie;

  • Transitieondersteuning: door de specifieke uitdagingen en maatwerk van elke nieuwe aansluiting is het veronderstelde leereffect kleiner dan voorzien, is er voor een aantal departementen een technisch complexer gegevensintegratiescenario gehanteerd en zijn de aansluitingen iets in de tijd naar achteren verschoven.

Om de businesscase zuiver te houden is een lumpsum financiering op iar-basis afgesproken om het dienstverleningstarief ongemoeid te laten. Tevens is afgesproken dat de RAD een toets zal uitvoeren op de validiteit van de kba en dat een werkgroep Financiële Spelregels P-Direkt voorstellen zal doen om de financiële spelregels toekomstvast te maken, zodanig dat de departementen niet nogmaals met een dergelijke «naheffing» worden geconfronteerd.

P-direkt legt tweemaal per jaar in een Beheerverslag verantwoording af over de betrouwbaarheid en controleerbaarheid van haar primaire dienstverlening, aan de auditdiensten van de opdrachtgevers van P-Direkt. Op 14 februari 2011 is het Beheerverslag van P-Direkt gepubliceerd over het 2e halfjaar van 2010.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen
Baten-lastendienst P-Direkt
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

nvt

0

7,4

5,6

5,2

Percentage vaste activa gefinancierd met leningen (%)

99,0

92,4

95,9

103,7

102,7

Verloop voorzieningen

(bedragen x € 1 000)

nvt

54

149

149

– 149

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde VA] * 100

Liquiditeit

Tabel liquiditeit
Baten-lastendienst P-Direkt
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

0,76

0,73

0,96

1,02

0,82

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen / crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst P-Direkt
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010 (x € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgest.begr.

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspr. begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

1 911

4 585

2 674

2 278

Opbrengst overige departementen

67 967

70 155

2 188

48 399

Opbrengst derden

Rentebaten

16

Vrijval voorzieningen

149

149

Bijzondere baten

Bijdrage moederdepartement

1 948

1 948

3 586

Totaal baten

69 878

76 837

6 959

54 279

     

Lasten

    

Apparaatskosten

55 650

63 785

8 135

46 210

– personele kosten

28 983

41 065

12 082

12 054

– materiële kosten

26 667

22 720

– 3 947

34 156

Rentelasten

4 780

4 249

– 531

3 174

Afschrijvingskosten

8 621

8 754

133

4 863

– materieel

80

80

72

– immaterieel

8 621

8 674

53

4 791

Overige lasten

– dotatie voorzieningen

– bijzondere lasten

Totaal lasten

69 051

76 788

7 737

54 247

     

Saldo van baten en lasten

827

49

– 778

32

Baten en Lasten

De doorberekening van de reguliere dienstverlening is conform de vastgestelde Jaarplantarieven en het aantal individuele arbeidsrelaties per ministerie. Toch is de baten en lastenrealisatie groter dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de doorbelasting van de kosten in het kader van de Meerkosten optimalisatie P-Direkt. P-Direkt is namelijk in 2010 geconfronteerd met extra kosten van externe inhuur ten behoeve van het beheer en de optimalisatie van het SAP HR-systeem, de opbouw van het contactcenter en de transitie van de departementen.

De realisatie van de kosten van ambtelijk personeel is hoger dan in de begroting voorzien, dit wordt veroorzaakt door een vervroegde instroom van ambtelijk P&S-personeel van het ministerie van Financiën. De inhuur van extern personeel, onderdeel van de materiële kosten, is hoger dan in de begroting was voorzien. Dit betreft «de meerkosten» extern personeel ten behoeve van de optimalisatie P-Direkt. Over de financiering van deze meerkosten door de ministeries zijn in de ICBR medio 2010 duidelijke afspraken gemaakt waarmee een solide dekking verkregen is. Ook de eigenaar, de dg Organisatie Bedrijfsvoering Rijk, heeft deze kosten deels meegefinancierd.

Baten-lastendienst P-Direkt
Balans per 31 december 2010 (in € 1 000)
 

Balans 31-12-10

Balans 31-12-09

Activa

  

Immateriële vaste activa

99 522

79 025

Immateriële activa in aanbouw/ontwikkeling

14 476

Materiële vaste activa

131

156

– Grond en gebouwen

  

– Installaties, inventarissen, hard-software

131

156

Voorraden

  

Debiteuren

355

5 634

Nog te ontvangen

1 153

875

Liquide middelen

24 253

22 174

Totaal activa

125 414

122 340

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

135

86

– Exploitatiereserve

86

54

– Onverdeeld Resultaat

49

32

Langlopende leningen bij het MvF

93 947

93 897

Voorzieningen

149

Crediteuren

1 280

2 573

Nog te betalen

30 052

25 635

Totaal passiva

125 414

122 340

Activa

Onder de immateriële activa worden geactiveerd de in beheer genomen investeringen in de nieuwe dienstverlening. Hieronder zijn opgenomen de eigen uren, de kosten van derden, de opslag voor algemene ontwikkelondersteuning zoals de kosten van het het bouw-, test- en implementatieteam evenals de rentekosten in relatie tot de opgenomen leningen, tijdens de bouwperiode. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingprijs of vervaardigingprijs, verminderd met afschrijvingen of bijzondere waardeveranderingen. De afschrijvingen op immateriële vaste activa zijn gebaseerd op een economische levensduur van 10 jaar. Mocht de economische levensduur korter zijn dan geldt onderstaande verrekeningsclausule. Vanwege deze redenen is de afschrijvingstermijn langer dan als richtlijn (2–5 jaar) is gegeven in de Regeling baten-lastendienst 2011. In het pSG-beraad van 31 augustus 2006 is een convenant opgesteld waarin de deelnemende twaalf ministeries verklaren de diensten van P-Direkt te zullen afnemen en de kosten van de afschrijvingen en het onderhoud en beheer te zullen dragen totdat de activa volledig zijn afgeschreven. Bij voortijdige opzegging van het convenant is er een verrekeningsclausule van de restschuld en eventuele afwikkelingskosten met de deelnemers.

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatie-systeem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal en Fase ll (Contactcenter). Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht.

De post Nog te betalen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op 2010 en vooruitbetaalde kosten.

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding.

Eigen Vermogen

De Regeling Baten-lastendiensten 2011 stelt dat het een baten-lastendienst is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden. Het positief exploitatiesaldo 2010 van € 0,049 mln wordt per 1-1-2011 toegevoegd aan het exploitatiereserve.

Voorzieningen

In overeenstemming met de Regeling baten-lastendiensten 2011 is in 2010 de voorziening voor toekomstig te betalen jubilea-uitkeringen vrijgevallen. Het opnemen van deze voorziening is niet doelmatig.

Leningen, Crediteuren en Nog te betalen

Op 1 januari 2010 bestond de post leningen uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de software-ontwikkeling van het contactcenter. In 2010 is een lening bij het ministerie van Financiën opgevraagd voor Fase ll. Dit betreft de opbouw van het contactcenter, de optimalisatie van dienstverleningssystemen, de migratie van SAP-HR en CRMA naar de housing en hostingpartner MATCH en de transitie van de departementen.

De aflossingsverplichtingen van leningen voor het jaar 2011 zijn op de balans onder Nog te betalen opgenomen.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren zijn in de eerste weken van 2011 grotendeels betaald. Onder de post Nog te betalen zijn opgenomen de vooruitontvangen bedragen 2011, de nog te betalen kosten 2010 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld personeel.

Investeringen

Baten-lastendienst P-Direkt
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010 (in € 1 000)
 

Omschrijving

Oorspr.vastgest begr.(1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspr begr (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010

2 581

22 174

19 593

2.

Totaal operationele kasstroom

6 827

13 580

6 753

 

Totaal investeringen (–/–)

 

– 14 751

– 14 751

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

   

3.

Totaal investeringskasstroom

 

– 14 751

– 14 751

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

   
 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   
 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 8 621

– 8 750

– 129

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

 

12 000

12 000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 8 621

3 250

11 871

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010 (=1+2+3+4) 1

787

24 253

23 466

X Noot
1

Maximale roodstand is € 0,5 miljoen ultimo boekjaar.

De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn hoger dan in de begroting begroot. Dit komt omdat de leenplafonds 2010 pas bij 1e suppletoire begroting 2010 zijn vastgesteld. De leningen zijn volledig opgenomen ter financiering van de investeringsactiviteiten.

De aflossing op leningen is nagenoeg conform begroting. Voor de opgenomen leningen is bepaald dat deze aflossingen pas starten op het moment dat de dienstverleningssystemen geactiveerd worden.

De afwijking van de rekening courant RHB realisatie tov begroting per 31 december wordt veroorzaakt door a) facturering 1e kwartaal 2011 van de dienstverlening en b) facturering van de meerkosten opbouw-P-Direkt die begin 2011 betaald worden. Deze facturering is afgestemd op de liquiditeitsbehoefte die P-Direkt in de eerste maanden van 2011 heeft.

Doelmatigheid

P-Direkt is opgericht om de doelmatigheid in de HR-kolom van de Rijksoverheid te verbeteren waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het slagvaardiger maken van de rijksdienst. Naast deze «macro«- doelmatigheid streeft P-Direkt naar doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering. Door bundeling van taken van de bestaande dienstverlening uit de verschillende departementen binnen P-Direkt wordt een efficiencyslag gemaakt door verdere automatisering van taken. P-Direkt stelt zich tot doel in deze groeiperiode het huidige overheadpercentage te verlagen naar 17,5% waardoor de dienstverleningstarieven jaarlijks reëel kunnen worden verlaagd. Mede als gevolg daarvan realiseert P-Direkt al twee jaar de doelstelling om het dienstverleningstarief aan de afnemers jaarlijks met 2% te verlagen. De meerkosten P-Direkt 2010–2011 zijn niet in het dienstverleningstarief verdisconteerd en worden apart verrekend met de departementen. Natuurlijk hebben deze kosten wel invloed op de uitkomst van de KBA P-Direkt.

Dienstverlening

Ten aanzien van de volgende onderwerpen zijn prestatieafspraken dan wel KPI’s vastgesteld en vervolgens in de planning en control-producten opgenomen:

Klantgerichtheid

De dienstverlening van P-Direkt is er op gericht de medewerkers van de departementen te ondersteunen bij het uitvoeren van de personeelsprocessen. Vanuit deze externe focus worden afspraken gemaakt met de departementen over de kwaliteit van de diensten.

Kwaliteit en kostenefficiency

Naast de klantgerichte sturing is sturing op kwaliteit en kostenefficiency het middel om doelmatiger werken te bevorderen. Door afspraken te maken over de hoeveelheid en de kwaliteit van de te leveren diensten worden doelmatigheidsprikkels geïntroduceerd: als P-Direkt de afgesproken levels niet haalt hebben de betreffende afnemers recht op een schade vergoeding.

Naast de planning en control zijn er nog andere instrumenten die P-Direkt benut om haar doelmatigheid te vergroten. De belangrijkste zijn: Benchmarking, Audits, Gebruikerstevredenheids-onderzoek en Periodiek evaluatieonderzoek.

Eind 2008 is de HR Shared Service Center benchmark community 2009 gestart waarin P-Direkt participeert. Doel is om best practices van elkaar over te nemen. Gebleken is dat P-Direkt als enige het totale kostenpallet (inclusief afschrijvingen en rente op ontwikkelde systemen) in haar tarieven verdisconteerd.

Periodiek evaluatieonderzoek en audit

Ondermeer naar aanleiding van de doorbelasting van de zogenaamde meerkosten 2010–2011 aan de departementen wordt met betrekking tot de bijdrage van P-Direkt aan de doelmatigheid op rijksniveau in 2011 een onafhankelijk evaluatieonderzoek uitgevoerd. De eigenaar, dgOBR, is opdrachtgever voor het evaluatieonderzoek. Onderdeel van deze evaluatie is het uitvoeren van een kosten-batenanalyse. Zijn de besparingen die vooraf voor reëel werden gehouden ook daadwerkelijk gerealiseerd? De uitkomsten van de evaluatie moeten er toe leiden dat op zowel het niveau van P-Direkt als het niveau van de individuele contracthouder voorstellen voor de ontwikkeling van de doelmatigheid en kwaliteit worden vastgesteld. Vooruitlopend hierop is in 2010 in opdracht van de ICBR door de RAD een audit gestart waarin wordt getoetst of de werkelijke kosten en baten overeenkomen met de in de KBA voorgestelde kosten en baten. Tevens worden de risico’s en onzekerheden voor P-Direkt voor de toekomst in kaart gebracht. De uitkomsten hiervan worden voorjaar 2011 verwacht.

Optimaal beheer bedrijfsvoering

P-Direkt geeft uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

  • te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers. Onder andere door bij leveranciers afspraken te maken om de dienstverlening jaarlijks goedkoper af te nemen;

  • binnen een in opbouw zijnde organisatie een efficiënte inzet van personeel te realiseren om hiermee de overhead op een laag niveau te houden. Onder andere door functies die nog geen volledige capaciteit vergen te bundelen en door de inzet van externen in de bedrijfsvoeringfuncties te beperken;

  • te sturen op het niveau van kostprijzen om inzichtelijkheid te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

Daarnaast heeft P-Direkt geparticipeerd in een benchmarkonderzoek voor baten-lastendiensten die de overheadcijfers van de baten-lastendiensten binnen het rijk in kaart moest brengen en vergelijken: Rijksbreed bedroeg dit percentage voor baten-lastendiensten 17,5%.

P-Direkt heeft in 2010 gestuurd op een percentage van 17,5% overhead en gerealiseerd 17% (2007: 24,5%, 2008: 20%, 2009: 18%). In 2011 zal P-Direkt dit percentage trachten te handhaven welke onder het Rijksbrede percentage voor baten-lastendiensten ligt van 17,5%.

Kengetallen

P-Direkt heeft de transitie van projectenorganisatie naar een beheer- en dienstverleningsorganisatie uitgevoerd. De beheerorganisatie heeft in 2008 en 2009 de nieuwe HRM-oplossingen vanuit de 1e fase in beheer genomen (onder andere de Payroll, het HRM-informatie en P-Direktportaal en de Personeelsdossierservice). In 2010 is de organisatiestructuur die dat beheer op een efficiënte wijze uitvoert verder opgezet. Onderdeel daarvan is het op eenduidige wijze vastleggen en administreren van afspraken met de leveranciers en de klanten. Dat laatste vindt plaats in de Service Charter waarin ook performance-indicatoren worden opgenomen. In 2011 wordt een nulmeting uitgevoerd die de basis zal vormen voor de doelmatigheidsmeting in de jaren 2011 en verder.

Bij P-Direkt wordt de basisdienstverlening doorberekend middels een IAR-tarief per maand. Momenteel is er nog sprake van een mix van productafname door verschillende aansluitmomenten van ministeries waardoor de financiële impact per ministerie verschillend is.

In 2011 zal er echter sprake zijn van een integrale afname van de basisdienstverlening door alle ministeries: het gaat dan om het zelfbedieningsportaal, het personeelsinformatiesysteem, de salarisverwerking, het elektronisch personeelsdossier en de personeels- en salarisadministratie (contactcenter).

Om de doelmatigheid van P-Direkt aan te tonen zal sprake moeten zijn van een dalende kostprijs bij een (minstens) gelijk blijvende kwaliteit. Naast beschikbaarheid en betrouwbaarheid wordt ook gerapporteerd over de reactiesnelheid (calls, incidenten en serviceverzoeken opgelost binnen streeftijd voor alle klanten samen, per product).

Tabel Doelmatigheid

Omschrijving Generiek Deel

2008

2009

2010

2011

Kostprijzen per product per IAR per jaar 1

580

580

576

565

Omzet (pxq)

25 716

50 677

63 913

70 625

     

FTE-totaal eind

70

93

377

410

     

Saldo van baten en lasten (%) als percentage van de baten

0,00%

0,06%

0,06%

0,36%

     

Klanttevredenheid algemeen

nvt

nvt

7

Betrouwbaarheid Informatievoorziening

nvt

nvt

99%

98%

     

Omschrijving Specifiek Deel

    
     

ICT Diensten

    
     

Gewogen KP Beheer (zie bovenin tabel)

nvt

nvt

nvt

nvt

Gewogen KP Ontwikkeling (P-direkt levert geen ontwikkeldiensten)

nvt

nvt

nvt

nvt

     

Kwaliteitsindicatoren specifiek

    
     

Tijdige afhandeling verwerkingsopdrachten:

    

automatisch (SAP HR)

nvt

nvt

98%

nabewerking (CRM)

nvt

nvt

97%

90%

centraal proces (CRM)

nvt

nvt

95%

90%

     

Contactcenter responstijden

nvt

nvt

85%

90%

Portal beschikbaarheid

99%

99%

99%

98%

Rijksweb tijdige plaatsing wet- en regelgeving

nvt

nvt

98%

Gebruikerstevredenheid

nvt

nvt

7

X Noot
1

P-Direkt heeft de jaarlijks prijsstijgingen op haar inkoop van resources van per saldo 2% niet in de tarieven verdisconteerd waarmee impliciet is voldaan aan de toezegging aan de afnemers om jaarlijks een efficiencywinst te realiseren van minimaal 2%. De bezuiniging wordt zowel intern (taakstelling personeel) als extern (efficiencykorting leveranciers) gerealiseerd.

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.

Tijdige afhandeling: opdrachten zijn verwerkt bij de afgesproken salarisbetaling. Dit is onder te verdelen in automatisch (directe invoer via SAP-HR), nabewerking (invoer via SAP-HR maar bewerking van P-Direktmedewerker nodig), centraal proces (binnenkomst via telefoon, mail of post; invoer door P-Direkt medewerker).

Contactcenter responstijden: afgehandelde vragen ingediend per telefoon, mail, post < 5 dagen.

Portal beschikbaarheid: beschikbaarheid portal gedurende de afgesproken tijden (service window).

Rijksweb wet- en regelgeving up-to-date: publicatie op rijksweb binnen 2 weken na plaatsing in Staatscourant.

Gebruikerstevredenheid

In 2010 heeft er geen overall gebruikerstevredenheidonderzoek plaatsgevonden.

Vanaf oktober 2010 houdt het Contactcenter maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om zes vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over de afhandelingsnelheid van vragen, de inhoudelijke kwaliteit van de beantwoording en de klantvriendelijkheid. Uit de eerste enquêtes komt het volgende (zeer voorlopige) beeld naar voren:

  • De respondenten geven het Contactcenter van P-Direkt een kleine voldoende voor de afhandelingssnelheid en kwaliteit van de antwoorden.

  • De respondenten geven de medewerkers van het Contactcenter een voldoende voor de klantvriendelijkheid.

BATEN-LASTENDIENST LANDELIJKE FACILITEIT RAMPENBESTRIJDING (LFR)

Algemeen

Per 1 januari 2007 heeft de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding de status van baten-lastendienst verkregen. De LFR is beleidsmatig ondergebracht bij het directoraat generaal Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De LFR is een landelijke faciliteit voor de partners in de veiligheid met als centrale rol de multidisciplinaire ondersteuning, waaronder bijstand en operationele logistiek.

LFR verleent diensten op het gebied van verwerven en beheren van materieel en bijstandteams ten behoeve van de brandweer, politie, geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR) en andere hulpverleningsorganisaties. De LFR is per 1 oktober 2010 ondergebracht bij het Nederlandse Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV), vooruitlopend op de vorming van de Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid (OFV).

Bedrijfsvoering

Naar aanleiding van de accountantsrapportage 2009 is veel inspanning gestoken in de verdere uitwerking van het projectmatig werken en de projectrapportages. De projectvoortgang en -beheersing zijn door vaste templates en uitgebreidere informatie inzichtelijker gemaakt.

Verder is energie gestoken in een zo vlekkeloos mogelijk lopende overgang naar het NIFV. Op de diverse terreinen zijn voorbereidingen getroffen om de feitelijke overgang mogelijk te maken. De Wet op de Veiligheidsregio’s en de aanpassingswet zijn per 1 juli 2010 van kracht geworden en zijn per 1 oktober 2010 in werking getreden.

De LFR heeft operationele uitrustingen in haar beheer, zoals politiemiddelen en NCC- middelen, C2000 noodstroomaggregaten en de USAR uitrusting.

Dit jaar was het USAR project nog steeds een punt van zorg: daar het al vele jaren een omvangrijke verliespost was. De LFR heeft begin 2010 een overleg in gang gezet met de opdrachtgever over een structurele toereikende financiering.

Het gemiddelde ziekteverzuim percentage over de periode tot en met september 2010 bedraagt 8,89%. Dit is een forse verhoging ten opzichte van 2009 (4,6%) als gevolg van 2 langdurig zieken.

Voor de kosten verbonden aan het inhuren van externen is een financieel plafond vastgesteld van € 1,3 mln. In afwachting van de overgang naar het NIFV zijn vacatures langere tijd met extern personeel ingevuld. Toestemming voor het aantrekken van vast personeel is door BZK verleend na het bekend worden van de overgangsdatum naar het NIFV. Daarna is direct – in samenspraak met het NIFV – met de werving van vast personeel bij het NIFV begonnen. De realisatie van de kosten in verband met de inhuur komt per 30 september uit op € 1,510 mln. Tevens is er sprake van detacheringskosten van € 0,458 mln.

Inzake het onderbrengen van de baten- lastendienst LFR bij het NIFV is een convenant opgesteld tussen het ministerie en het NIFV. Het convenant is door beide partijen ondertekend. Afgesproken is dat het agentschap LFR met «lusten en lasten» wordt ingebracht in het NIFV.

Het resultaat wordt na vaststelling van de jaarrekening ten laste van het eigen vermogen gebracht. Het eigen vermogen is na het verwerken van het verlies per 30 september 2010 negatief en wordt door het moederdepartement aangezuiverd conform de regeling baten- en lastendiensten 2007 en zoals is verwoord in het convenant met het NIFV tot een eigen vermogen van € 0.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen
Baten-lastendienst LFR
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

29,9

80,9

38,5

0

Aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)

0

0

0

0

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

49

50

141

77

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

In verband met de oprichting van de LFR per 1 januari 2007 zijn er geen gegevens beschikbaar over de jaren tot en met 2006.

Het Eigen Vermogen is van € 0,384 mln eind 2009 gedaald naar € 0,0 mln. eind 2010 door een bijdrage van het moederdepartement conform de regelgeving baten – lastendiensten 2011 als mede het convenant met het NIFV.

Liquiditeit

Tabel Liquiditeit
Baten-lastendienst LFR
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

0,94

1,15

1,17

1,07

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst LFR
Gespecificeerde verantwoordingsstaat per 30 september 2010 (in € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie per 30-9-2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

20 000

14 979

– 5 021

24 143

Opbrengst overige departementen

0

0

0

4

Opbrengst derden

670

1 224

554

1 599

Rentebaten

0

0

0

2

Vrijval voorzieningen

0

96

96

0

Incidentele baten

0

85

85

0

Totaal baten

20 670

16 384

– 4 286

25 748

     

Lasten

    

Apparaatskosten

20 550

16 922

– 3 628

26 687

– personele kosten

4 600

3 800

– 800

4 813

– materiële kosten

15 950

13 122

– 2 828

21 874

Rentelasten

30

0

– 30

24

Afschrijvingskosten

93

75

– 18

121

– materieel

93

75

– 18

121

– immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

152

152

– 680

– dotaties voorzieningen

0

143

143

– 680

– bijzondere lasten

0

9

9

0

Totaal lasten

20 673

17 149

– 3 524

26 152

     

Saldo van baten en lasten

– 3

– 765

– 762

– 404

Balans

Baten-lastendienst LFR
Balans per 30 september 2010 (in € 1 000)
  

30-9-2010

31-12-2009

Activa

   
 

Immateriële activa

0

0

 

Materiële activa

282

346

 

– grond en gebouwen

72

89

 

– installaties en inventarissen

33

40

 

– overige materiële vaste activa

177

217

 

Onderhanden projecten

117

0

 

Debiteuren

851

2 227

 

Nog te ontvangen

1 389

538

 

Liquide middelen

2 737

269

 

Totaal activa

5 376

3 380

    

Passiva

Eigen Vermogen

0

384

 

– exploitatiereserve

765

788

 

– onverdeeld resultaat

– 765

– 404

 

Leningen bij het MvF

0

0

 

Voorzieningen

77

141

 

Crediteuren

2 819

1 012

 

Vooruitontvangen bedragen

368

0

 

Vooruitgefactureerde termijnen

0

655

 

Nog te betalen

2 112

1 188

 

Totaal passiva

5 376

3 380

Presentatiewijziging

Met ingang van 2010 wordt de verplichting uit hoofde van de ultimo verslagleggingperiode resterende verlofuren in de balans gepresenteerd als voorziening in plaats van nog te betalen kosten. Dit doet meer recht aan de onzekerheid over de eventuele daadwerkelijke betaling. Tevens zijn de vooruit ontvangen gelden met betrekking tot de verplaatsing van WAS palen geherrubriceerd. In plaats van te verantwoorden onder «nog te betalen» zijn deze bedragen opgenomen onder «vooruitontvangen bedragen». De vergelijkende cijfers zijn eveneens aangepast.

Balans per 31 december 2009 (x € 1 000)
 

Na correctie

Vóór correctie

Voorzieningen

141

51

Nog te betalen

1 188

1 589

Vooruitgefactureerde termijnen

655

344

Zie voor de toename van liquide middelen het kasstroomoverzicht.

Investeringen

Baten-lastendienst LFR
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010 (in € 1 000)
  

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand depositorekeningen

1 471

269

– 1 202

2.

Totaal operationele kasstroom

– 450

2 100

2 550

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 93

– 17

76

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

4

4

3.

Totaal investeringskasstroom

– 93

– 13

80

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

381

381

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

0

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

381

381

5.

Rekening-courant RHB 30 september 2010 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 1

928

2 737

1 809

X Noot
1

maximale roodstand 0,5 miljoen €.

Doelmatigheid

De LFR heeft veel tijd en inspanning gestoken in de uitvoering en rapportage van projectmatig werken en de aanpassing van het tijdregistratiesysteem. Hiermee worden alle projecten binnen de LFR op een gelijkvormige wijze aangestuurd en is de rapportage aangaande de projectvoortgang en -beheersing verbeterd.

Iedere maand wordt de productiviteit qua uren aan het management gerapporteerd en besproken.

De LFR gebruikt het internet materieelbeheersysteem (IMS) voor onder meer onderhoudschema's, inkoop en rapportage. Ook de voorraad posities materieel voor de Veiligheidsregio’s kunnen hieruit worden afgeleid. Het preventief onderhoud is nu volledig in IMS ondergebracht.

Kengetallen

Kengetallen

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie

30-09-2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Directe uren – intern

0

23 442

23 442

Directe uren per directe medewerker intern

1 387

857

530

Directe uren per indirecte medewerker intern

1 595

2 428

833

Productiviteitspercentage Directe medewerker intern

75%

54%

– 21%

Productiviteitspercentage medewerker intern

86%

46%

– 40%

De in de RBV 2011 voorgeschreven doelmatigheidsindicatoren zijn in deze verantwoording niet opgenomen, aangezien 2010 het laatste jaar is dat LFR haar activiteiten uitvoert als baten-lastendienst van BZK. Per 30 september 2010 zijn de activiteiten overgedragen aan het NIFV.

BATEN-LASTENDIENST WERKMAATSCHAPPIJ (DWM)

Algemeen

De Werkmaatschappij (DWM) is een concernbreed platform en thuisbasis voor interdepartementale samenwerking op het terrein van de bedrijfsvoering in brede zin binnen de gehele Rijksoverheid. DWM is per 1 januari 2008 als baten lastendienst gestart en bestond bij de start uit een Houdster en 12 bedrijfseenheden. Een bedrijfseenheid is het resultaat van een interdepartementale samenwerking die tot volle wasdom is gekomen, en aldus in staat concrete producten en diensten te leveren en de daarmee samenhangende kosten in rekening te brengen bij de opdrachtgevers. Op 1 januari 2009 zijn 6 bedrijfseenheden toegetreden en vanaf 1 november 2010 maakt het Administratiekantoor van BZK deel uit van de Houdster.

De in totaal 18 bedrijfseenheden van DWM leveren een breed scala aan producten en diensten op het terrein van de bedrijfsvoering aan onderdelen van de Rijksoverheid. Bijvoorbeeld HRM diensten zoals arbeidsmarktcommunicatie, arbeidsjuridische ondersteuning of bedrijfsmaatschappelijk werk, maar ook post- en koeriersdiensten, grafische en ICT-dienstverlening, het bieden van coaching, en financiële dienstverlening.

Naast de producten en diensten die door de bedrijfseenheden van DWM voor de onderdelen van de Rijksoverheid worden geleverd heeft DWM een aanvullende taak. DWM helpt aangesloten organisaties bij het implementeren en optimaal benutten van bedrijfsprocessen en systemen. Daarbij wordt zoveel mogelijk ingezet op standaardisatie, ketenintegratie en efficiencywinst. Naast de centrale inkoop van diensten biedt DWM ondersteuning op het gebied van strategie, management, onderzoek, ontwikkeling en begeleiding naar een baten-lastenorganisatie.

DWM biedt tevens onderdak aan interdepartementale samenwerkingsverbanden (in 2010 het bureau Inspectieraad, het Expertisecentrum Leren en Ontwikkelen en I-Interim Rijk). Die laatsten kunnen bij DWM terecht voor de afname van PIOFACH-ondersteuning, zij maken echter geen deel uit van DWM.

Bedrijfsvoering

Financieel Beheer

Het financiële beheer en de financiële verantwoording van DWM moeten voldoen aan de voorschriften voor baten-lastendiensten. Daarnaast wordt er een aantal algemene bedrijfseconomische beginselen als uitgangspunt genomen. Algemeen uitgangspunt is dat getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht wordt gegeven in de grootte en samenstelling van het vermogen van de baten-lastendienst en de omvang van de baten en lasten, het saldo van baten en lasten, kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten.

In 2010 zijn vanuit het verbeterprogramma Beweging in balans belangrijke verbeteringen doorgevoerd in het financieel beheer. Zo is het gebruik van Exact uitgebreid met de tijdverantwoordingsmodule, een projectenadministratie en de digitale verwerking van inkoopfacturen en is de verouderde management-rapportagetool vervangen.

De Regiegroep Informatievoorziening van De Werkmaatschappij ziet toe op de gewenste uniformering en standaardisering van de ICT binnen DWM.

Vanuit de wens naar een zo efficiënt mogelijke administratievoering is onderzocht hoe te komen tot één financiële administratie in plaats van 19. De kwaliteit van de vier-maandsafsluitingen is verbeterd door meer op basis van een interne risicoanalyse invulling te geven aan de control-functie en door het management per vier maanden een bijgestelde resultaatsverwachting te vragen. Hierdoor zijn tijdig risicogebieden gesignaleerd en gerichte verbeteracties uitgevoerd.

De meest ingrijpende verbetering behelst het besluit om de 7 HRM expertisecentra inclusief Flexchange te bundelingen tot één EC O&P per 1 januari 2012. Het Programmabureau EC O&P bereidt dit voor.

De overkomst van het Administratiekantoor van BZK heeft het mogelijk gemaakt dat de afstemming binnen de financiële kolom tijdens de afsluitingstrajecten informeler en efficiënter verlopen. Aansluitend hierop is gestart met de voorbereidingen op een verregaande samenwerking tussen het Administratiekantoor en het Bedrijfsbureau per 1 januari 2012.

Ontwikkelingen

De ontwikkelingen als het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst en de komende taakstellingen nopen een uitvoeringsorganisatie als DWM tot een effectieve, efficiënte en flexibele inrichting van de organisatie.

Vanuit deze gedachte zal 2011 dan ook in het teken staan van concrete verbeteracties op het gebied van optimalisering en uniforming van processen en werkwijze [met name vanuit het programma EC O&P], de planning en control cyclus [wens tot afsluiting per maand] en de huidige inrichting van de financiële functie [implementatie bevindingen onderzoek naar één financiële administratie en de bundeling F-kolom]. Ook op het terrein van ICT en het effectief en efficiënt ontsluiten van gegevens in de bedrijfsvoeringondersteunende en primaire basisregistratiesystemen tot betrouwbare managementinformatie zijn verbeteringen gestart. Eind februari 2011 is een zgn. spoorboekje gereed, waarin vooral de onderlinge afhankelijkheden van de lopende en nog te starten verbeteracties de implementatie bepalen.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandvermogen
Baten-lastendienst Werkmaatschappij
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

nvt

nvt

0%

114%

102%

Aandeel materiële vaste activa gefinancierd

met leningen (%)

nvt

nvt

49%

41%

20%

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Om eventuele risico's uit de normale bedrijfsuitoefening op te kunnen vangen wordt weerstandsvermogen opgebouwd. Het jaar 2008 is het eerste jaar van DWM. Eind 2010 overschrijdt het Eigen Vermogen van DWM de toegestane 5% met circa € 0,1 mln. Op 1 januari 2011 verlaat de bedrijfseenheid Fasam DWM en wordt onderdeel van FM Holding, eveneens een baten-lastendienst van BZK. Na deze uittreding daalt het eigen vermogen van DWM met € 0,5 mln tot onder de toegestane 5%.

Liquiditeit

Tabel Liquiditeit
Baten-lastendienst Werkmaatschappij
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

nvt

nvt

0,99

1,09

1,04

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen / crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst De Werkmaatschappij
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010 (x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil Realisatie en begroting 2010

Realisatie 2009

 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Baten

    

Opbrengst

132 010

129 593

– 2 417

126 392

Opbrengst moederdepartement

54 140

53 616

– 524

68 494

Opbrengst overige ministeries

72 391

74 294

1 903

55 790

Opbrengst derden

5 479

1 683

– 3 756

2 108

Rentebaten

10

3

– 7

43

Vrijval uit voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

1 694

716

– 978

2 475

Totaal baten

133 714

130 312

– 3 402

128 910

     

Lasten

    

Apparaatskosten

131 705

129 680

– 2 025

124 418

* personele kosten

69 834

71 573

1 739

67 601

* materiele kosten

61 871

58 107

– 3 764

56 817

Rentelasten

203

146

– 57

154

Afschrijvingskosten

129

658

529

326

* immaterieel

0

101

101

0

* materieel

129

557

428

326

Overige lasten

0

544

572

550

* dotaties voorzieningen

0

307

307

126

* bijzondere lasten

0

237

237

424

Totaal lasten

132 037

131 028

– 1 009

125 448

Saldo van de baten en lasten

1 677

– 716

– 2 393

3 462

Het saldo van baten en lasten 2010 is ruim € 2,4 mln lager dan begroot als gevolg van het besluit geen beroep te doen op de opdrachtgevende besturen van de expertisecentra voor een bijdrage in de initiële ontwikkelkosten van ca € 0,9 mln, de programmakosten voor EC O&P van ca € 0,6 mln en extra huisvestingskosten € 0,3 mln.

De activiteiten, begroot in de begroting 2010, zijn in de kern niet veranderd. Enkele aannames in de begroting 2010 zijn niet gerealiseerd wat resulteert in lager omzet en lager materiele kosten.

De dotatie voorzieningen betreft het verhogen van de in de balanspost debiteuren begrepen voorziening dubieuze debiteuren.

De gerealiseerde bijzondere baten van € 0,7 mln bestaan onder andere uit een bijdrage in de programmakosten EC O&P (ca € 0,5 mln), de opbouwkosten voor vijfkeerblauw (ca € 0,1 mln) en de vrijval verplichte reserve (€ 0,1 mln) als gevolg van de afschrijving op de materiële vaste activa. De gerealiseerde bijzondere lasten betreft met name een schadepost na faillissement van een leverancier van € 0,2 mln bij een van de bedrijfseenheden.

Baten-lastendienst De Werkmaatschappij
Balans per 31 december 2010 (x € 1 000)
 

31/12/2010

31/12/2009

Activa

  

Immateriële activa

1 557

976

Materiële activa

2 244

1 510

– Verbouwingen

437

533

– Installaties, inventarissen, hard-software

1 493

944

– Overige materiële vaste activa

314

33

Voorraden

183

329

Debiteuren

7 516

10 182

Nog te ontvangen

10 079

8 837

Liquide middelen

16 921

20 533

Totaal activa

38 501

42 367

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

5 132

5 966

– Exploitatiereserve

5 848

2 504

– Onverdeeld resultaat

– 716

3 462

Leningen bij het MvF

293

452

Voorzieningen

0

0

Crediteuren

7 441

13 837

Nog te betalen

25 635

22 112

Totaal passiva

38 501

42 367

Nog te ontvangen en nog te betalen bedragen

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit € 0,8 mln voor vooruitbetaalde bedragen en nog te factureren omzet bij de bedrijfseenheden DWR (€ 3,3 mln), Flexchange (€ 1,6 mln) en EC MO (€ 1,4 mln).

De nog te betalen bedragen bestaan uit € 4,1 mln vooruitgefactureerde bedragen, € 2,8 mln voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 1,7 mln nog te besteden gelden, de per saldo door Flexchange met de ministeries en uitzendbureaus te verrekenen bedragen (€ 4,6 mln), de nog met het moederdepartement te verrekenen bedragen (€ 1,1 mln) en de nog te betalen kosten bij de bedrijfseenheden DWR (€ 4,3 mln), FaSam (€ 2,1 mln) en EC AMC (€ 0,7 mln) en de houdster (€ 2,3 mln).

Investeringen

Baten-lastendienst De Werkmaatschappij
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010 (x € 1 000)
  

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil Realisatie en begroting 2010

  

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB per 1 januari 2010

2 808

20 530

17 722

     

2.

Totaal operationele kasstroom

1 806

– 1 473

– 3 279

     

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 350

– 1 974

– 1 624

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 350

– 1 974

– 1 624

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 250

– 164

86

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

250

0

– 250

4.

Totaal financieringskasstroom

0

– 164

– 164

     

5.

Rekening-courant RHB per 31 december 2010 + stand depositorekeningen (= 1+2+3+4) 1

4 264

16 919

12 655

X Noot
1

Maximale roodstand € 0,5 mln.)

De investeringen in 2010 bestaan voornamelijk uit aanvullingen op en verbeteringen van bestaande geautomatiseerde primaire systemen.

Doelmatigheid

De Werkmaatschappij brede indicatoren

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

Realisatie 2009

Jaarplan 2010

Realisatie 2010

Klanttevredenheid departementen

7,1

6,9

7,1

7,5

Medewerkerstevredenheid

7,5

Onderzoek is begin 2010 gestart

7,5

7,5

% fte overhead 1 (o.b.v. benchmark)

n.b

n.b.

n.b.

n.b.%

% fte primaire proces (o.b.v. benchmark)

n.b

n.b.

n.b.

n.b.%

Omzet (in € x 1 000)

132 010

128 910

125 141

129 592

Gemiddeld aantal fte 2

641

516

632

639

Omzet per fte in €

205 944

249 825

198 008

202 804

X Noot
1

overhead inclusief verkoop

X Noot
2

fte inclusief tijdelijk IF/detachering

Tevredenheid opdrachtgevers

De uitkomst van het tweede tevredenheidsonderzoek onder departementen toont een toegenomen tevredenheid bij de opdrachtgevers van DWM (7,5 in 2010 ten opzichte van 6,9 in 2009).

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt bijna € 206 000 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van bijna € 203 000 (een daling van bijna 1,5%).Ten opzichte van het jaarplan 2010 is sprake van een stijging van bijna 2,5%. Deze omzetgroei gaat niet altijd gepaard met een overkomst van ambtelijk personeel en bij een aantal bedrijfseenheden leidt dit tot inhuur van extern personeel om aan de (soms ook tijdelijke) vraag vanuit departementen te kunnen voldoen. Dit leidt wel tot een toename van de omzet, maar niet tot een toename van het aantal fte’s ambtelijk personeel, waarop het kengetal is gebaseerd.

Indicatoren per bedrijfseenheid

Gezien de veelheid aan producten/diensten bij DWM is ter bevordering van het inzicht gekozen voor de onderstaande samenvattende overzichten van indicatoren. In onderstaande tabel is de realisatie 2010 vergeleken met het jaarplan 2010. De onder het kopje jaarplan 2010 opgenomen cijfers betreffen de ten opzichte van de begroting 2010 voor het jaar 2010 bijgestelde streefwaarden. De bijgestelde streefwaarden zijn opgenomen in de begroting 2011. De bijstelling hangt samen met de jaarlijkse vaststelling van de tarieven bij de start van het uitvoeringsjaar op basis van de meeste actuele raminginzichten.

Toelichting realisatie

Zoals uit de hierna volgende tabel blijkt ligt de realisatie over het algemeen in lijn met het jaarplan 2010. Bij Flexchange is het afzet volume zoals begroot niet gehaald. De oorzaak hiervoor ligt voornamelijk in de terugloop van nieuwe aanvragen voor tijdelijk personeel.

Bij EC FA is de gemiddelde declarabiliteit lager uitgekomen dan begroot. Echter EC FA is in 2010 geconfronteerd met langdurig verzuim. Gecorrigeerd hiervoor, ligt de declarabiliteit in lijn met het jaarplan 2010. Dit geldt ook bij EC RA.

Bij het Buitenhuis is zichtbaar dat door de taakstellingen bij departementen minder diensten zijn afgenomen. Hierdoor is het gemiddelde aantal declarabele uren lager uitgekomen dan begroot.

Bij SBO is door effectievere inzet van mens en middelen een hogere declarabiliteit en een lagere kostprijs per uur gerealiseerd. De lager dan begrootte declarabele uren bij EC MO zijn veroorzaakt door een andere werkwijze. Deze investeringen moeten zich in 2011 volledig terugverdienen.

 

Indicatoren per BE

Realisatie 2009

Jaarplan 2010

Realisatie 2010

Houdster

Inkooptarief Piofach dienstverlening (in €)

17 970

19 155

18 255

 

tarief houdster uitgedrukt in opslag % op directe inkooptarief

107,4%

109,7%

110,2%

 

klanttevredenheid eenheden

7,1

7,1

7,1

Vijfkeerblauw

opslag printen zwart/wit (in €)

0,0258

0,0264

0,0265

 

volume zwart/wit

35,3 mln

45 mln

29,2 mln

 

opslag printen kleur (in €)

0,1087

0,1114

0,1114

 

volume kleur

28,1 mln

27 mln

13,5 mln

Intercoach

ontwikkeling kostprijs coachtrajecten (in €)

708

704

775

 

deelnemers coachtrajecten

118

120

134

Flexchange

Tarief uitgedrukt in opslag % op directe inkoopkosten

3%

3%

3%

 

directe inkoopkosten uitzendkrachten (in €)

124 mln.

155 mln.

137 mln.

AJ

ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

102,31

100,04

103,82

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

68,46%

68,34%

65,31%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 252

1 250

1 194

FA

ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

109,00

111,00

111,00

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

34,34%

52,00%

40,29%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 007

1 275

1 046

RA

ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

192,00

128,71

130,07

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

55,00%

66,83%

47,0%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

915

1 109

1 009

AMC

gemiddeld uurtarief maatwerkvacatureplaatsingen (in €)

107,50

112,50

112,50

 

gemiddeld tarief per standaardvacatureplaatsing in media (in €)

189,13

217,50

217,50

A&G

ontwikkeling gemiddelde kostprijs/decl.uur (in €)

113,84

118,27

116,64

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

50,00%

75,55%

72,41%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

728

1 254

1 190

BMW

ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)

81,50

84,80

84,80

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

58,00%

58,00%

57,00%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 245

1 250

1 236

Bhuro

ontwikkeling gemiddelde kostprijs per decl.uur (in €)

93,05

102,03

106,22

 

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

68,85%

62,50%

55,92%

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 232

1 225

1 278

Buitenhuis

ontwikkeling gemiddelde tarief per declarabel uur GDR (in €)

131,0

125,0

125,00

 

ontwikkeling gem. kostprijs per decl. uur sessie algemeen (in €)

131,0

125,0

125,00

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

n.b.

1 120

949

IPKD

tarief basis/plusronde per adres (in €)

676

655

655

Fasam

% fte primaire processen

78,36%

75,36%

80,91%

 

omzet per fte

269 157

246 656

272 550

DWR

aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren

84,80%

74,60%

74,60%

 

SWF tarief

nvt

143,82

143,82

 

DWR Client tarief

nvt

371,83

n.v.t.

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 549

1 364

1 562

 

verhouding managementkosten vs. totale personeelskosten

14,20%

8,90%

8,11%

SBO

Ontwikkeling gemiddeld tarief per declarabel uur (in €)

n.b.

129,31

118,12

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 431

1 354

1 373

BBR

Ontwikkeling gemiddelde tarief per declarabel uur ( in € )

137

134,68

134,68

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

1 131

1 152

1 252,4

RBO

Ontwikkeling gemiddeld tarief per decl. uur rijksbeveiligers ( in € )

52,45

53,28

52,18

MO

gemiddeld tarief per declarabel uur dienstverlening (in €)

129

102,29

108

 

gemiddeld tarief per declarabel uur regio’s

92

102,29

108

 

gemiddeld tarief per declarabel uur P&P

115

102,29

108

 

gem. aantal declarabele uren per declarabele fte

832

1 250

924

TIJDELIJKE BATEN-LASTENDIENST LOGIUS

Algemeen

Het jaar 2010 is een keerpunt geweest voor Logius, zowel voor de productenportfolio als voor de organisatie zelf. Enerzijds hebben er zich steeds meer beleidmakers van diverse ministeries gemeld die producten en diensten door Logius willen laten beheren en bij klanten implementeren. De portfolio is daardoor sterk uitgebreid. Anderzijds zijn er serieuze stappen gemaakt in het professionaliseren van de eigen organisatie. Door de sterke groei (ook in 2011) is de noodzaak ontstaan de organisatie zo in te richten dat Logius in staat blijft kwaliteit en efficiëntie te bieden bij de uitvoering van haar taken. Daarom is gestart met het ontwerpen van een nieuwe organisatiestructuur.

Taken

Logius heeft vier taken:

  • beheer en de exploitatie van bestaande producten;

  • inbeheername van nieuwe producten;

  • doorontwikkeling van reeds in beheer genomen producten;

  • stimulering van gebruik.

Bedrijfsvoering

Instellingsvoorwaarden

Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 is aan Logius officieel de status van tijdelijke baten-lastendienst in oprichting verleend. Naar verwachting voert het ministerie van Financiën in 2011 een groen-lichtmeting uit op basis waarvan zij bepaalt of Logius de definitieve status van baten-lastendienst krijgt. Om te voldoen aan de instellingsvoorwaarden en specifieke toetspunten voor de groenlicht-meting heeft Logius in 2010 een aantal acties opgestart. Het ministerie van Financiën toetst op het voldoen aan drie instellingsvoorwaarden, te weten: doelmatigheidsverbetering, resultaatgericht besturingsmodel en kostprijsmodel.

Doelmatigheidsverbetering

Het gaat hierbij met name om het ontwikkelen van een aantal indicatoren waarmee inzicht wordt verkregen in de doelmatigheids- en kwaliteitsverbetering zoals de ontwikkeling van de productiviteit, kostenefficiëntie als gevolg van professioneler inkoop-, contract-, en leveranciersmanagement en de ontwikkeling van de klanttevredenheid.

Productiviteitsverbetering: Logius heeft een nulmeting en een tussenmeting laten uitvoeren op kosten en tarieven, productiviteit, bezetting en kwaliteit. Op basis daarvan zijn reeds maatregelen genomen zoals de benchmark DigiD. In 2010 is eveneens een start gemaakt met het formuleren van prestatie-indicatoren die in 2011 in de rapportages worden opgenomen.

Kostenefficiëntie: In 2010 is de kostenefficiëntie op het gebied van contract- en leveranciersmanagement in kaart gebracht. Er wordt een rationalisatie van alle hostingcontracten doorgevoerd en opnieuw aanbesteed. Logius is inmiddels gestart met een (benchmark)onderzoek naar de mogelijke besparingen op de inkoop. Door het verbeteren van de efficiëntie in de organisatie op contractueel- en inkoopgebied en het vervangen van inhuurkrachten door ambtenaren, heeft Logius de kosten reeds kunnen verlagen.

Klanttevredenheid: Evenals in 2009 is er eind 2010 een klanttevredenheidsonderzoek gestart onder de beleidsopdrachtgevers. De uitkomsten worden meegenomen in de verdere verbetering van de organisatie.

Resultaatgericht besturingsmodel en kostprijsmodel

Op het ontwikkelen van een resultaatgericht besturingsmodel heeft Logius slechts beperkt invloed. In de loop van 2011 zal aan de hand van een kwalitatief onderzoek, gesprekken en interviews onderzoek worden gedaan naar de invulling regierol beleidsopdrachtgever, scheiding eigenaarschap en beleidsopdrachtgeverschap en de financiering en sourcing van in beheer te nemen producten. Afspraken met de beleidsopdrachtgever inzake contract- en leveranciersmanagement worden voortaan opgenomen in de opdrachtbrieven. In 2010 is voorts de inkoop- en contractadministratie op orde gebracht.

Voor 2010 is als eerste proeve een kostprijs berekend voor DigiD burger en Digipoort (zie overzicht doelmatigheidsindicatoren). Deze kostprijzen worden echter nog niet in de praktijk toegepast.

Europese aanbesteding

Logius heeft op basis van het door vier ministers op 9 juni 2006 ondertekende convenant («Convenant van samenwerking tussen overheid en markt over gebruik van de Nederlandse XBRL-taxonomie»), eind 2009 een product in beheer genomen. De daarbij behorende onrechtmatige contracten, de niet gevolgde Europese aanbestedingsregels, zijn door Logius overgenomen van het ministerie van Financiën (vastgelegd bij de overdracht).

Wegens grote operationele en politieke druk op de voortgang van het project kon niet per omgaande een aanbesteding gevolgd worden. De aanbesteding staat gepland voor 2011.

Daarnaast zijn binnen deze contracten door Logius eind december 2010 fouten geconstateerd bij de inkoop. Logius heeft daarvoor in januari 2011 de RAD gevraagd om onderzoek in te stellen. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en de beheersmaatregelen worden aangescherpt en ingericht.

De totale omvang van de onrechtmatigheid bedraagt € 5,9 mln., waarvan € 2,5 mln. in 2010 en ten hoogste € 3,4 mln. doorwerking naar 2011.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen

Baten-lastendienst Logius

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

n.v.t.

0%.

Aandeel materiele vaste activa gefinancierd met leningen (%)

n.v.t.

82%

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

n.v.t.

0

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Liquiditeit

Tabel Liquiditeit

Baten-lastendienst Logius

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

n.v.t.

0,97%

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen.

Exploitatie

Baten-lastendienst Logius
Balans per 31 december 2010
Bedragen in € 1 000
 

31-12-2010

1-1-2010

Activa

  

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

990

1 248

– grond en gebouwen

162

206

– installaties en inventarissen

248

243

– overige materiële vaste activa

580

799

Voorraden

0

0

Debiteuren

2 672

843

Nog te ontvangen

2 527

834

Liquide middelen

12 421

0

Totaal activa

18 610

2 925

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

0

0

– exploitatiereserve

0

0

– onverdeeld resultaat

0

0

Leningen bij het MvF

467

1 248

Voorzieningen

0

167

Crediteuren

6 120

30

Nog te betalen

12 023

1 480

Totaal passiva

18 610

2 925

Liquide middelen

De stijging van de liquide middelen ten opzichte van de openingsbalans is een gevolg van de start van Logius als baten-lastendienst, waarbij het startsaldo € 0 bedraagt.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

De daling ten opzichte van de openingsbalans is te verklaren uit de aflossingen in 2010 en het niet aangaan van een nieuwe lening omdat de investeringen onder de minimumgrens van € 0,5 mln. zijn gebleven.

Nog te betalen

De stijging van deze post ten opzichte van de openingsbalans is het grote aantal facturen over het vierde kwartaal 2010 dat per 31 december 2010 nog betaald moest worden.

Niet in de balans blijkende activa en verplichtingen

Het totaal van de niet uit balans blijkende activa en verplichtingen bedraagt € 29,3 mln.

Baten-lastendienst Logius
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010
Bedragen in € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting/1e suppletoire begroting 2010 1

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie t-1

Baten

   

n.v.t.

Opbrengst moederdepartement

46 775

45 860

– 915

 

Opbrengst overige departementen

15 031

10 801

– 4 230

 

Opbrengst derden

3 949

2 192

– 1 757

 

Rentebaten

0

0

0

 

Vrijval voorzieningen

0

0

0

 

Bijzondere baten

    

Totaal baten

65 755

58 853

– 6 902

 
     

Lasten

   

n.v.t.

Apparaatskosten

65 255

58 532

– 6 723

 

– personele kosten

18 918

22 071

3 153

 

– materiële kosten

46 337

36 461

– 9 876

 

Rentelasten

24

63

39

 

Afschrijvingskosten

476

493

17

 

– materieel

476

493

17

 

– immaterieel

    

Overige lasten

0

44

44

 

– dotaties voorzieningen

    

– bijzondere lasten

0

44

44

 

Totaal lasten

65 755

59 132

– 6 623

 
     

Saldo van baten en lasten

0

– 279

– 279

 
X Noot
1

De ramingscijfers voor Logius zijn voor de eerste keer bij suppletoire begroting 2010 aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

Kosten: betreffen de werkelijk gemaakte kosten.

Omzet:

  • Voor de producten Beheer, exploitatie en onderhoud (incl. Govcert) geldt dat de omzet, conform de opdrachtbrief, de dekking van de geplande kosten voor 2010 bevat.

  • Voor de projectmatige werkzaamheden zoals de nieuwe ontwikkelingen, in beheer names, werk in opdracht en de overige producten, geldt dat de omzet de in rekening gebrachte (project)kosten zijn. Echter met dien verstande dat waar het gaat om de langlopende en – over de jaargrens van 2010 lopende- projecten (SBR, Dgid_X etc.) de omzet vastgesteld is op de werkelijk gemaakte kosten. Dit betekent dat het resultaat aan het einde van het project vastgesteld wordt.

Opbrengst moederdepartement

De opbrengsten van het moederdepartement hebben betrekking op de omzet van de producten waarvan BZK beleidsopdrachtgever is. Het betreft de omzet voor:

  • Beheer en exploitatie van de producten zoals DigiD (voor burgers), Digipoort, Digikoppeling, Digimelding en Govcert. (Een toelichting op de producten is te vinden op de website van Logius).

  • Inbeheername van nieuwe producten zoals DigiD Machtigen, MijnOverheid.nl, Digimelding, Digilevering, Stelselcatalogus en Zoekdienst.

  • Doorontwikkeling van met name DigiD, Digikoppeling grote berichten, Digilevering en Diginetwerk.

  • Stimulering van gebruik en de kosten van NL_Alert.

Opbrengsten overige departementen

De opbrengsten van de overige departementen bestaan uit de omzet voor:

  • Beheer, exploitatie en ontwikkeling van DigiD voor het Elektronisch Patiëntendossier (VWS) en beheer en exploitatie van DigiD voor bedrijven (ELI). Forum Standaardisatie (ELI).

  • Ondersteuning van het programma Legis (V&J), Electronisch Bestellen en Factureren (ELI & BZK/DGOBR).

  • Ontwikkeling en implementatie van het Standard Business Reporting (SBR)-programma (ELI).

Ten opzichte van de begroting is de opbrengst ruim € 4 mln. lager. Dit wordt verklaard uit een lagere opbrengst dan voorzien voor Legis (koerswijziging), SBR (temporisering) en Elektronisch Patiëntendossier (pas op de plaats).

Opbrengst derden

De opbrengst derden bestaat de omzet van de Haagse Ring (€ 1,7 mln.) en de omzet in het kader van diverse inbeheernames van nieuwe producten voor de Inspectieraad.

Het verschil met de begroting betreft met name de Haagse Ring, waar de omzet € 1,1 mln. te hoog was ingeschat. Voorts zijn de kosten voor e-inspecties nu gerangschikt onder overige departementen.

Toelichting resultaat

Het saldo van baten lasten voor Logius over 2010 is negatief voor een bedrag van € 279 000, hetgeen verklaard wordt uit:

Nieuwe ontwikkelingen (€ 160 000 winst)

De kosten van nieuwe ontwikkelingen worden in 2010 in zijn totaliteit gedekt door opdrachtbrieven. In totaal is er een positief verschil tussen omzet en kosten van € 160 000 hetgeen met name veroorzaakt is doordat de kosten van DigiD EPD in zijn geheel gefactureerd zijn in 2010, terwijl een deel van de kosten gemaakt zijn in 2009.

Inbeheernames en werk in opdracht (€ 400 000 verlies)

De kosten hiervan in 2010 zijn € 2,7 mln.; terwijl € 2,3 mln. gedekt is door opdrachtbrieven en aldus aan opdrachtgevers in rekening gebracht. Oorzaken voor het verschil zijn tweeledig en moeten geplaatst worden in de context van inregeling Logius als baten-lastendienst:

  • In 2009 zijn er verkooptarieven afgesproken die ook zouden moeten gelden voor 2010. Achteraf gezien, hetgeen bleek uit de latere allocatiemodellen voor baten-lastendienst vorming, zijn de afgesproken tarieven te laag terwijl commitment voor deze tarieven in 2009 was aangegaan.

  • Daarnaast zijn er in 2010 uren gemaakt in het voortraject van de in beheer name die niet gefactureerd konden worden. In de planning en de desbetreffende opdrachtbrieven van 2011 is hiermee uiteraard wel rekening gehouden.

BFS (€ 176 000 winst)

In 2010 zijn door BFS de afgesproken werkzaamheden verricht, waarvoor uiteindelijk € 176 000 minder nodig bleek dan gepland.

Haagse Ring (€ 131 000 verlies)

De post Haagse Ring bedraagt € 1,8 mln., waardoor er een verlies ontstaat van ruim € 131 000. De oorzaak hiervan is dat er door Logius meer kosten voor beheer en administratievoering worden gemaakt dan waarin het abonnementstarief mee rekening is gehouden.

Veiligheid (€ 40 000 verlies)

De kosten van alle onderdelen van Veiligheid ( NL-Alert, NCV, Informatieknooppunt & Nieuwe Taakvelden) worden per saldo (nog) niet gedekt voor per saldo € 40 000. Dit is veroorzaakt doordat er werkzaamheden in het kader van nieuwe taakvelden zijn verricht, waarvoor onvoldoende financiële dekking is.

Oninbare debiteur (€ 44 000 verlies)

Tenslotte is er nog een bijzondere last in de zin van het afboeken van een oninbare debiteur ter hoogte van € 44 000.

Gezien het bovenstaande is het niet de verwachting dat dit verlies structureel is.

Kosten

Apparaatskosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van inhuur voor de capaciteit die vereist is voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan grotendeels uit contractkosten van de exploitatie en beheer van de producten van Logius (DigiD, Haagse Ring, Digipoort, etc.) en de inkoopkosten voor het kunnen doorontwikkelen van nieuwe producten van Logius. Daarnaast zijn de kosten van huur en facilitaire ondersteuning door stichting ICTU (ICT-Uitvoeringsorganisatie) en BZK tot de materiële kosten gerekend. Het verschil van de totale materiële kosten met de begroting is een rechtstreeks gevolg van het deels niet doorgaan of temporiseren van projecten waardoor de inkoopkosten eveneens lager zijn geworden (inbeheernames en overige programma’s zoals SBR, Legis en EPD).

Rentelasten

Dit betreft de rente die betaald is over de rekening-courant en de leningen Financiën. Het verschil met de begroting betreft met name de rekening-courantrente. Hier was geen rekening mee gehouden.

Afschrijvingen

De afschrijving heeft betrekking op investeringen voor verbouwingen, installaties en inventaris en hard- en software.

Baten-lastendienst Logius
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010 (x € 1 000)
  

(1)

vastgestelde begroting

(2)

Realisatie

(3)=(2)–(1)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand depositorekeningen

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

0

13 089

13 089

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 1 248

– 1 483

– 235

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1 248

– 1 483

– 235

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

0

– 436

– 436

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

1 248

1 251

3

4.

Totaal financieringskasstroom

1 248

815

– 433

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 1

0

12 421

12 421

X Noot
1

maximale roodstand 0,5 miljoen €

Doelmatigheid

Generiek deel

2010

Tarieven/uur

153

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

82

% FTE primair proces

84%

% FTE Overhead

16%

Saldo van baten en lasten (%)

– 0,5%

Klanttevredenheid

6,9

Betrouwbaarheid/TPM

Ja

Periodieke Benchmark producten Logius

2009 en 2011

Specifiek deel

2010

Omzet per productgroep (in %)

 

• Beheer & exploitatie

54%

• In beheer name trajecten

7%

• Doorontwikkeling

4%

• Stimulering gebruik

2%

• Projecten

33%

DigiD

 

• Aantal nieuw aangesloten overheidsorganisaties

17

• Aantal burgers met DigiD

8,1 mln.

• Aantal DigiD authenticaties

37,2 mln.

PKI-Overheid

 

• Aantal nieuwe certificaatverstrekkers

0

Digipoort (OTP)

 

• Aantal aangesloten bedrijven

480

• Aantal berichten via Digipoort

38,6 mln.

Govcert

 

• Aantal afnemers Govcert.nl

64

• Aantal uitgebrachte beveiligingsadviezen

1 144

• Aantal leden e-mail alerts Waarschuwingsdienst.nl

83 075

Overige indicatoren 1

 

Vragen/klachten

 

• Aantal vragen/klachten

14

• Snelheid van eerste reactie

3 dagen

• Snelheid van afhandeling

39 dagen

Tijd tussen verzoek klant en realisatie

• Doorlooptijd1

 

Contract- en leveranciersmanagement

 

• Prijsbenchmark

nog niet uitgevoerd

Aantal inhuurkrachten vs. eigen medewerkers

178 %

Proces inbeheername nieuwe producten

 

• Tijdigheid van overdracht/conform planning

1

• Operationeel conform klantverwachting

 

DigiD:

 

• Kostprijs per abonnement (naar authenticaties)

 

Klein gebruiker

€ 1 028

Middel gebruiker

€ 11 307

Groot gebruiker

€ 61 676

Zeer groot gebruiker (individuele abonn. prijs)

tussen € 0,1 en € 2,8 mln.

• Kostprijs per aansluiting (eenmalig)

€ 670

• Kostprijs per authenticatie

€ 0,17

Digipoort:

 

• Kostprijs per abonnement (jaarlijks)

 

Klein

€ 53 600

Middel

€ 402 000

Groot

€ 3 216 000

X Noot
1

Normen en definities zijn in ontwikkeling. Dit is conform de afspraken zoals gemaakt met het ministerie van Financiën bij het opstellen van het startdocument voor de instelling van de tijdelijke baten-lastendienst Logius. De kostprijzen worden nog niet daadwerkelijk toegepast.

BATEN-LASTENDIENST 4FM

Algemeen

Op 1 april 2010 startte 4FM als tijdelijke baten-lastendienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (verder DGOBR) is eigenaar van 4FM.

In de nieuwe facilitaire organisatie zijn de krachten gebundeld van de voormalige facilitaire organisaties van BZ, SZW, IenM en VROM. Daarmee is 4FM de facilitaire dienstverlener voor deze departementen. 4FM verzorgt circa 12 000 werkplekken. 4FM biedt diensten aan op het gebied van: gebouwbeheer (dagelijks beheer en onderhoud en dergelijke) consumptieve diensten (bedrijfsrestaurant en dergelijke), post en reprografie (post, spoedstukken en dergelijke) en verstrekken van inrichting (werkplekinrichting).

In negen maanden is de belangrijkste uitdaging voor 2010 gerealiseerd: de dienstverlening is zonder grote problemen overgenomen en uit de reacties van de departementen valt te merken dat de gebruikers weinig hinder hebben ondervonden van de overgang

4FM werkt vanaf de start met een structureel lager aantal medewerkers (27%) dan de vier departementale facilitaire diensten voor 1 april 2010.

In 2010 zijn de organisatie, producten en diensten en werkprocessen op alle departementen nog beter op elkaar afgestemd. Dit noemen we het harmoniseren van de dienstverlening. Deze fase heeft als eindresultaat in 2010 een nieuwe Producten- en Dienstencatalogus voor 2011 opgeleverd. Door de harmonisering is het aantal maatwerkafspraken per departementin 2011 verder gereduceerd.

Ook zijn we in 2010, samen met de departementen, diepgaand gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor standaardiseren, verbeteren en vernieuwen van de producten en diensten. Standaardiseren houdt in dat veranderingen breed worden doorgevoerd. De beslissing over het wat (welke producten en diensten) ligt primair bij de departementen. Eind december 2010 zijn 26 van de ruim 60 voorstellen, die uit deze onderzoeken voortkwamen, op hoofdlijnen opgesteld. Deze 26 voorstellen bevinden zich thans in het besluitvormingsproces. Met voornoemde acties beoogt 4FM maximale flexibiliteit en efficiency. Het is uitgangspunt is: de klant krijgt dezelfde dienstverlening, ongeacht in welk gebouw hij werkt. 4FM draagt op deze manier bij aan het verder ontwikkelen van het concept «rijkswerkplek».

Professionaliteit en kwaliteitsbevordering zijn in 2010 vorm gegeven door te investeren in klant- en resultaatgerichtheid en omgevingsbewustzijn. Met vrijwel alle medewerkers is een startgesprek gevoerd en in november/december een functioneringsgesprek (totaal score 97%). De nieuwe 4FM-cultuur is gebaseerd op de missie: «We gaan ervoor dat klanten en medewerkers ons aanbevelen bij anderen.»

Bedrijfsvoering

Voor 4FM is het essentieel om haar bedrijfsvoering op orde te hebben en in control te zijn. In 2010 was er een flink aantal uitdagingen op dit gebied. Om de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen is ervoor gekozen om de facilitaire managementinformatiesystemen van de vier departementen gefaseerd te converteren naar een centraal gestandaardiseerde inrichting van een facilitair managementinformatiesysteem. Op 9 oktober vond de laatste conversie plaats. Zodoende kon nog niet iedereen vanaf 1 april werken conform de nieuwe processen en daardoor werd de bedrijfsvoering nog niet digitaal optimaal ondersteund.

De interim-controle van de RijksAuditDienst heeft geholpen om scherper zicht te krijgen op de plekken waar de bedrijfsvoering nog niet op orde was en op welke punten dit verbeterd moest worden. In de laatste drie maanden van 2010 is dit organisatiebreed opgepakt. Begin 2011 zullen wij dit tot in de haarvaten van de organisatie verankeren.

Vermogensontwikkeling

Tabel weerstandsvermogen

Baten-lastendienst 4FM

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

81%

Aandeel materiele vaste activa gefinancierd met leningen (%)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

103%

Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

– 15

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Liquiditeit

Tabel Liquiditeit

Baten-lastendienst 4FM

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Quick ratio 1

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

0,95

X Noot
1

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst 4FM
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010 1 (x € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting/2e suppletoire begroting

Realisatie 2010

Verschil realisatie en 2e suppletoire begroting

Realisatie 2009

Baten

   

N.V.T.

Opbrengst moederdepartement

 

Opbrengst overige departementen

51 557

44 884

6 673

 

Opbrengst derden

 

Rentebaten

 

Vrijval voorzieningen

15

15

 

Bijzondere baten

600

1 330

730

 

Totaal baten

52 157

46 229

5 929

 
     

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

11 213

9 363

1 850

 

– materiële kosten

38 238

30 253

7 985

 

Rentelasten

361

266

95

 

Afschrijvingskosten

 

– materieel

2 027

2 697

670

 

– immaterieel

0

 

Overige lasten

0

 

– dotaties voorzieningen

0

 

– bijzondere lasten

0

1 839

1 839

 

Totaal lasten

51 839

44 418

7 422

 
   

 

Saldo van baten en lasten

318

1 811

1 493

 
X Noot
1

Het boekjaar loopt van 1 april 2010 tot en met 31 december 2010.

Baten

Opbrengst overige departementen

4FM kent vier soorten producten: Basis, Basis plus, Maatwerk en Werkelijke kosten. Bij de eerste is de prijs en het aantal vooraf vastgesteld. Bij Basis plus is de afname variabel. Bij de overige producten zijn zowel de prijs als de afname variabel.

Specificatie Opbrengst overige departementen (x € 1 000)

2e suppletoire begroting 2010

Realisatie 2010

Verschil

– Basis

34 938

34 918

20

– Basis +

3 764

2 255

1 509

– Maatwerk

2 108

1 086

1 022

– Werkelijk

8 771

6 392

2 379

– opstartkosten

1 976

 

1 976

– overige opbrengsten

 

233

– 233

Totaal

51 557

44 884

6 673

De Basis Plus, maatwerk en werkelijke kosten omzet zijn lager doordat er door de departementen minder producten zijn afgenomen dan begroot. Eén van de oorzaken van de geringere afname is gelegen in de bezuinigingen die departementen hebben doorgevoerd.

De opstartkosten zijn niet in rekening gebracht, vanwege het voortijdige inzicht dat 4FM 2010 ook zonder deze vergoeding 2010 met een positief saldo zou gaan afsluiten.

Bijzondere baten

Met de oprichting van 4FM wordt een besparing gerealiseerd op personeels- en inkoopkosten (respectievelijk 27% en 5%). Door het programmabureau Vernieuwing Rijksdienst is geoordeeld dat 4FM bijdraagt aan een efficiëntere bedrijfsvoering van het Rijk. Hierbij is besloten € 4,35 mln als claim te honoreren.

De bedragen zijn als volgt toegewezen:

2010 € 3,35 mln (ontvangen in 2010); 2011 € 1,00 mln (nog te ontvangen in 2011).

De verwerking in het resultaat is als volgt:

Omschrijving

In € 1 000

Ontvangen in 2010

3 350

Aangewende middelen door het toenmalige ministerie van Verkeer & Waterstaat betreffende de programmaperiode 2008 tot en met 31 maart 2010

– 2 026

Vrijval VRD

1 324

Diversen

6

Saldo bijzondere baten

1 330

Ten behoeve van de op- en inrichting van 4FM zijn ook na 1 april kosten gemaakt die verband houden met de verantwoorde VRD-baten. Deze kosten ad € 1,839 mln zijn opgenomen onder de bijzondere lasten.

Lasten

Materiële kosten

Negentig procent van de materiele kosten bestaat uit de inkoopkosten van derden. Deze kosten blijven achter doordat de vraag van de departementen naar producten van 4FM is achtergebleven bij de oorspronkelijke raming. In totaal zijn de inkoopkosten ten behoeve van de dienstverleningsproducten € 27 mln.

Rentelasten en afschrijvingskosten materieel

Omdat de waarde van de activa is gewijzigd (lees: gestegen) ten opzichte van de begroting zijn de afschrijvingskosten gestegen. De hiermee samenhangende rentekosten stijgen hierdoor ook. Echter, omdat het begrote rentepercentage hoger is dan het werkelijke percentage, zijn deze kosten toch lager dan begroot.

Baten-lastendienst 4FM
Balans per 31 december 2010 (x € 1 000)
 

Balans 31-12-2010

Balans 1-4-2010 1

Activa

  

Immateriële activa

Materiële activa

13 571

15 687

– Grond en gebouwen

– Installaties en inventarissen

13 298

15 285

– Overige materiele vaste activa

273

402

Voorraden

9

Debiteuren

397

Nog te ontvangen

2 331

5 022

Liquide middelen

14 747

Totaal activa

31 046

20 718

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

– Exploitatiereserve

– Onverdeeld resultaat

1 811

Leningen bij het MvF

10 781

15 687

Voorzieningen

59

74

Crediteuren

8 640

Nog te betalen

9 755

4 957

Totaal passiva

31 046

20 718

X Noot
1

Definitieve openingsbalans per 1-4-2010

Activa

Materiële activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingprijs, vermindert met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen. Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats. De afschrijvingstermijnen zijn als volgt:

Installaties en Inventaris

 

– meubilair

10

– overig inventaris

5

Overige materiele vaste activa

 

– vervoermiddelen

4

– computerhardware en software

3

– overige materiele vaste activa

5

De gehanteerde activeringsdrempel (inclusief kortingen en btw) is € 500 per individuele aanschaf. Voor meubilair is dit een collectieve grens. Hiermee wordt bedoeld: als de totale waarde van de aanschaffingen meer bedraagt dan € 500, worden de aanschaffingen geactiveerd en vanaf het moment van aanschaf afgeschreven. In 2010 is er na 1 april weinig activa aangeschaft.

Debiteuren

Het saldo debiteuren betreft vorderingen op departementen en eigen personeel.

Nog te ontvangen

De specificatie van deze post is als volgt:

 

31-12-2010

(x € 1 000)

1-4-2010

(x € 1 000)

Vooruitbetaalde en vooruitvangen facturen

1 460

0

Nog te factureren bedragen

466

0

Overige te vorderen bedragen

405

5 022

 

2 331

5 022

Onder de post vooruitontvangen facturen zijn de VRD gelden 2011 ad € 1 mln opgenomen.

Liquide middelen

De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31-12-2010 is ruim 14 mln.

Passiva

Eigen Vermogen

De Regeling Baten-lastendiensten 2011 stelt dat het een baten-lastendienst is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen drie jaren aan te houden.

Leningen bij het MvF

Voor de van de deelnemende departementen overgenomen activa is conform de Regeling Baten-lastendiensten 2011 een lening aangegaan bij het Ministerie van Financiën. De aflossing 2011 is onder de kortlopende schuld opgenomen.

Voorzieningen

Voor de werknemers die over zijn gegaan naar 4FM is aan de hand van de diensttijd berekend wie er binnen vijf jaar in aanmerking komen voor een gratificatie. In overeenstemming met de in 2010 gewijzigde Regeling Baten-lastendiensten 2011 heeft 4FM besloten geen bedragen meer aan de voorziening toe te voegen, maar in vijf jaar vrij te laten vallen, omdat de voorziening niet doelmatig is. Een vijfde van de voorziening voor 2010, ad € 0,015 mln is derhalve in 2010 vrijgevallen.

Crediteuren

De openstaande crediteuren en negatieve debiteuren saldi zijn gesaldeerd opgenomen onder de post crediteuren.

Nog te betalen

De specificatie van deze post is als volgt:

 

31-12-2010

(x € 1 000)

01-04-2010

(x € 1 000)

Nog te ontvangen inkoopfacturen

4 142

0

Aflossing 2011 Lening Ministerie van Financiën

3 246

0

Nog te besteden VRD-gelden

1 000

4 350

Overige nog te betalen bedragen

1 367

607

 

9 755

4 957

Investeringen

Baten-lastendienst 4FM
Kasstroomoverzicht per 31 december 2010 (x € 1 000) 1
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting/2e suppletoire begroting

Realisatie 2010

Verschil realisatie en 2e suppletoire begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 + stand depositorekeningen

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

2 345

16 988

14 643

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 20 687

– 16 268

4 419

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

3.

Totaal investeringskasstroom

– 20 687

– 16 268

4 419

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 2 410

– 1 660

750

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

20 687

15 687

5 000

4.

Totaal financieringskasstroom

18 277

14 027

4 250

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 2

65

14 747

14 812

X Noot
1

Het boekjaar loopt van 1 april 2010 tot en met 31 december 2010.

X Noot
2

maximale roodstand € 0,5 mln.

Doelmatigheid

Baten-lastendienst 4FM
 

Doelmatigheidsindicatoren

Raming (kostprijsmodel 2010)

Realisatie

 

Omschrijving Generiek Deel

  
    

1.

Kostprijzen werkplek

5 743

4 924

    

2

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

211,2

206,0

    

3.

Saldo van baten en lasten (%)

1%

4%

    

4a.

Fysieke en telefonische bereikbaarheid van het Facilitair Servicepunt 7 000

100%

Zie toelichting

    

4b.

Digitale bereikbaarheid

98%

Zie toelichting

    

4c.

Verhelpen urgente storingen binnen afgesproken doorlooptijd

100%

Zie toelichting

    

4d.

Verhelpen niet-urgente storingen binnen afgesproken doorlooptijd

90%

Zie toelichting

    

5.

Klanttevredenheid maatwerk min. -Tevreden met uitvoering en resultaat -

95%

Zie toelichting

    

6.

Kostenbesparing aanbestedingen (%)

5%

Zie toelichting

    

7.

Duurzaamheid (100%)

100%

Zie toelichting

Ad 1. De kostprijzen per werkplek zijn achtergebleven ten opzichte van de ramingen.

Dit komt omdat de totale facilitaire kosten van de vier departementen lager zijn uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.

Dit heeft enerzijds te maken met een lager bestedingenniveau (een aantal departementen heeft concrete bezuinigingen doorgevoerd op bijvoorbeeld het gebruik van externe vergaderlocaties). Meer transparantie in de kostprijzen van facilitaire dienstverlening en nieuwe aanbestedingen hebben tot schaalvoordelen op de inkoop geleid.

Ad 2. Het aantal fte’s blijft binnen de toegestane formatie (211,2 fte).

Ad 3. 4FM kreeg in 2010 een claim gehonoreerd door het Programma Vernieuwing Rijksdienst (VRD). Dankzij deze toekenning was het niet nodig om opstartkosten bij de opdrachtgevende departementen in rekening te brengen. We hebben 2010 afgesloten met een positief saldo van 4%. Dit saldo zal worden toegevoegd aan het eigen vermogen.

Ad 4. De prestatie-indicatoren zijn in 2010 niet continu bijgehouden met het facilitair management systeem van 4FM. De reden hiervoor is dat met het verzamelen van data voor prestatie-indicatoren pas kon worden gestart vanaf het moment dat een departement was overgegaan naar de systemen van 4FM. Vanaf dat moment kon op alle gebieden op de 4FM-manier gewerkt worden. De laatste conversie vond plaats op 9 oktober.

In de afgelopen 9 maanden heeft 4FM zelf handmatig informatie bijgehouden. Uit deze gegevens blijkt dat de telefonische en digitale bereikbaarheid 100% waren, uitgezonderd «kleine» netwerkstoringen. Wat betreft de telefooncentrale hebben zich in de periode april tot en met december 2010 een 3-tal «kleine» netwerkstoringen voorgedaan.

Ad 5. De meting van de klanttevredenheid hebben wij voor het eerste kwartaal van 2011 ingepland. Over 2010 zijn er daarom geen harde gegevens over klanttevredenheid.

Ad 6. 4FM heeft als één van haar doelstellingen geformuleerd om binnen twee jaar 5% besparingen te realiseren op de inkoopkosten. Inmiddels is een aantal aanbestedingen afgerond. Momenteel kunnen we nog niet hard kwantificeren hoeveel ten opzichte van de 0-situatie (1 april 2010) is bespaard. In 2011 maken we heldere afspraken met de eigenaar over definities om dit wel te kunnen doen.

Ad 7. 4FM zorgt er bij alle nieuwe aanbestedingen voor dat deze voldoen aan de duurzaamheidscriteria die door Agentschap.nl zijn geformuleerd. Dit is in 2010 voor alle nieuwe aanbestedingen gehaald.

D. BIJLAGEN

D1. BURGEMEESTERSBENOEMINGEN

Periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

Overzicht burgemeestersbenoemingen

Totaal aantal benoemingen in de periode 1 januari 2010 t/m 31 december 2010

31

Aantal benoemingen waarbij de minister in zijn voordracht de aanbeveling van de raad volgde

31

Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters

Aantal vrouwelijke burgemeesters op 1 januari 2010

77

Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op

3

Vrouwelijke burgemeester volgt een man op

2

Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling

0

Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man

7

Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester

3

Aantal vrouwelijke burgemeesters op 31 december 2010:

73

Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2010

Partij

Posten

%

Inwoners

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

127

33,7

3 900 528

25,1

107

20

127

VVD

101

26,8

4 229 838

27,2

77

24

101

PvdA

100

26,5

5 829 020

37,5

79

21

100

D66

21

5,6

830 348

5,3

17

4

21

GL

9

2,4

233 308

1,5

5

4

9

CU

8

2,1

269 491

1,7

8

0

8

SGP

5

1,3

148 375

1,0

5

0

5

OVG

5

1,3

82 991

0,5

5

0

5

Geen

1

0,3

9 870

0,1

1

0

1

Totaal

377

 

15 533 769

 

304

73

377

D2. TOEZICHTSRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft verschillende zelfstandige organisaties. Het verschil tussen deze organisaties zit in de omvang, de taken, de bevoegdheden en de werkzaamheden. De overeenkomst is dat ze allen taken uitvoeren die gebaseerd zijn op beleid dat (mede) is ontwikkeld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en waar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor is. Om te waarborgen dat deze organisaties het beleid naar behoren uitvoeren, wordt toezicht gehouden. De uitgangspunten voor het toezicht op de zelfstandige organisaties zijn vastgelegd in «toezicht bij BZK: de manier waarop het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toezicht houdt op zelfstandige organisaties (2005)». De uitgangspunten en criteria sluiten aan op de «kaderstellende visie op toezicht» (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 831, nr 15). Er is aansluiting bij de Kaderwet ZBO’s (Staatsblad 2006, nr 587).

Jaarlijks voeren de toezichthouders een risicoanalyse voor iedere ZBO/RWT uit. De risicoanalyse bestaat uit een groslijst van risico’s. Uit de groslijst worden de belangrijkste risico’s geselecteerd. De aandachtsgebieden voor de risicoanalyse bestaan uit: kwaliteit taakuitvoering, kwaliteit planning & controlcyclus, vermogensbeheer, personeel, bedrijfsresultaat, integriteit en bestuurskosten. De door de toezichthouders geselecteerde risico’s bepalen in belangrijke mate de inhoud van het toezicht. Daarnaast vinden reguliere activiteiten plaats, zoals het beoordelen van de begroting en jaarverslagen.

Na het uitvoeringsjaar verantwoorden de toezichthouders zich over het uitgevoerde toezicht. Voor de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en het Programma Krachtig Bestuur geldt dat zij zich rechtstreeks verantwoorden aan de Tweede Kamer. De overige toezichthouders rapporteren de bevindingen aan de Bestuursraad van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hiervoor worden de bevindingen gebundeld in het jaarlijkse toezichtverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op de Kiesraad vindt, gegeven het takenpakket, geen inhoudelijk toezicht plaats. In voorkomende gevallen worden bijzonderheden over de goedkeuring van tarieven, begroting en jaarrekening of de vermogensopbouw van de zelfstandige organisaties in de bedrijfsvoeringparagraaf van dit jaarverslag opgenomen.

Hieronder volgt het overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vallen. De jaarverslagen van de zelfstandige organisaties worden onder meer via het internet gepubliceerd

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel(en)

Realisatie (x 1 mln.)

Nederlands Bureau Brandweerexamens (Nbbe)

www.nbbe.nl

X

X

Afnemen van examens voor brandweer-functionarissen

23. Veiligheidsregio’s en Politie

3,7

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV)

www.nifv.nl

X

X

Verzorgen van opleidingen brandweer-functionarissen

23. Veiligheidsregio’s en Politie

16,9

Onderzoeksraad voor Veiligheid (Ovv)

www.onderzoeksraad.nl

X

X

Uitvoeren van onafhankelijk onderzoek van rampen

21. Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

11,2

Politieacademie (PA)

www.politieacademie.nl

X

X

Verzorgen van opleidingen en het afnemen van examens voor politiefunctionarissen

23. Veiligheidsregio’s en Politie

208,8

Politieregio’s

www.politie.nl

X

 

Handhaven veiligheid

23. Veiligheidsregio’s en Politie

4 000

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

www.saip.nl

X

X

Uitvoeren van pensioenregelingen

35. Arbeidszaken overheid

25.9

D3. OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Inleiding

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform definitie Rijksbegrotingsvoorschriften 2011.

Ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Verslagjaar: 2010

Uitgaven in 2010 (in € x 1 000)

Programma- en apparaatskosten

1. Interim-management

4 205

2. Organisatie- en Formatieadvies

1 087

3. Beleidsadvies

1 341

4. Communicatieadvisering

799

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

7 432

5. Juridisch Advies

2 781

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

9 816

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

4 658

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

17 255

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

50 435

Ondersteuning bedrijfsvoering

50 435

  

Totaal uitgaven inhuur externen

75 122

Inhuur Vernieuwing Rijksdienst projecten

22 760

  

Totaal

97 882

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV2011). De baten-lastendiensten zijn ook opgenomen in dit overzicht. Dit betreffen het KLPD, CAS, BPR, LFR, P-Direkt, 4FM, Logius en de Werkmaatschappij.

Onder post 8 zijn behalve de uitzendkrachten ook de inzet van externe deskundigen ten behoeve van de opbouw en uitrol van Fase II van P-Direkt (€ 8 426), de inzet van externe deskundigen ten behoeve van het beheer en productie van de P-Direkt-systemen (€ 6 001) en de inzet van externe deskundigen bij P-Direkt in het kader van het meerwerk 2010 (€ 14 480) verantwoord.

Toelichting op het uitgavenniveau en de belangrijkste mutaties

P-Direkt en de Werkmaatschappij

De baten-lastendiensten P-Direkt en de Werkmaatschappij bevinden zich in een opbouwfase en hadden daardoor net als in 2009 ook in 2010 extra inhuur nodig om de taken te kunnen vervullen.

Projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst

BZK continueerde in 2010 een aantal innovatieve projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst. Het tijdelijke karakter van de werkzaamheden en de specifieke gevraagde kennis hebben hun weerslag op de omvang van de externe inhuur bij BZK. Vanwege het incidentele karakter van de inhuur die met de projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst is gemoeid, is deze net als in 2009 in de tabel apart inzichtelijk gemaakt. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV2011) worden deze uitgaven niet meegeteld bij de berekening van de externe inhuur voor BZK en valt daardoor ook buiten de berekening van het sturingspercentage.

Sturingsinstrument externe inhuur

In 2009 heeft het kabinet een nieuw sturingsmodel afgesproken voor externe inhuur. Hierbij mogen de uitgaven externe inhuur maximaal 13% bedragen van de totale personele uitgaven. De beheersmaatregelen die BZK genomen heeft om de uitgaven aan externe inhuur te beteugelen hebben hun vruchten afgeworpen. Het sturingspercentage over 2010 van 11,4% is ten opzichte van 2009 (12,1%) lager. BZK blijft met dit percentage van 11,4 % ruim onder de rijksbrede norm van 13%.

Sturingspercentage 2010 (in € x 1 000)

 

Uitgaven ambtelijk personeel

581 547

Uitgaven externe inhuur

75 122

Totaal personele uitgaven

656 669

Percentage inhuur 2010

11,4%

D4. AFKORTINGENLIJST

ABD

Algemene Bestuurs Dienst

AD

Auditdienst

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Appa

Algemene pensioenwet Politieke Ambtsdragers

BBE

Binnenlands bestuur en Europa

BDUR

Brede Doel Uitkering Rampenbestrijding

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bfrp

Besluit financiën regionale politiekorpsen

BIBOB

Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur

BPR

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

BSN

Burger Service Nummer

BVS

Budgetverdeelsysteem

BZK

Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties

CAO

Collectieve Arbeidsovereenkomst

CAOP

Centrum Arbeidsverhoudingen OverheidsPersoneel

CAS

Centrale Archief Selectiedienst

CCV

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid

CIO

Chief Information Officer

COR

Crisisstructuur op rijksniveau

DGV

Directoraat generaal Veiligheid

DigiD

Digitale identificatie

DKDB

Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging

EC

Expertisecentra

EGEM

Elektronische gemeenten

EID

Electronic Immobilization Device

e-NIK

Elektronische Nederlandse Identiteitskaart

EPCIP

Europees programma voor de bescherming van vitale infrastructuur

EU

Europese Unie

FEZ

Financieel-Economische Zaken

Fte

Fulltime-equivalent

GBA

Gemeentelijke Basisadministratie

GBO

Gemeenschappelijke Beheerorganisatie voor de overheid

GHOR

Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen

GMS

Geïntegreerd Meldkamersysteem

G-BIV

Geneeskundige Bestuurlijke Informatievoorziening

GHOR

Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen

GS

Gedeputeerde Staten

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HKZ

Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector

HRM

Human Resources Management

IASV

Informatie Architectuur Sector Veiligheid

IBV

Informatie Basisvoorziening Veiligheid

ICCB

Interdepartementale commissie crisisbeheersing

ICMS

Intensivering civiel militaire samenwerking

ICT

Informatie- en communicatietechnologie

ICTU

ICT-uitvoeringorganisatie

IND

Immigratie en Naturalisatie Dienst

INK

Instituut Nederlandse Kwaliteit

IOOV

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

IPO

Interprovinciaal Overleg

JBZ

Justitie en Binnenlandse Zaken

KLPD

Korps Landelijke Politie Diensten

KMAR

Koninklijke Marechaussee

LEO

Landelijk Executie Overleg

LFR

Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding

LOCC

Landelijk Operationeel Crisis Centrum

LOS

Landelijke Operationele Staf

MBO

Middelbaar Beroepsonderwijs

MCCB

Ministeriële commissie crisisbeheersing

MCS

Management control systeem

MD

Management Development

MIVD

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

NAVI

Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur

Nbbe

Nederlands bureau voor brandweerexamens

NBV

Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging

NCC

Nationaal Crisis Centrum

Nibra

Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding

Nifv

Nederlands instituut fysieke veiligheid

NIK

Nederlandse identiteitskaart

NORA

Nederlandse Overheids Referentie Architectuur

NPNP

Nieuw Pistool Nederlandse Politie

NRB

De Nationale Risicobeoordeling

NUP

Nationaal Uitvoerings Programma

NVBR

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding

NVC

Nationaal Voorlichtingscentrum

OC

Ontwikkelcentrum

OM

Openbaar Ministerie

OOV

Openbare Orde en Veiligheid

OSV

Ondersteunende Software Verkiezingen

OTO

Opleiden, Trainen en Oefenen

OTP

OverheidsTransactiePoort

Ovv

Onderzoeksraad voor Veiligheid

PeRCC

personeelsinformatie systeem

PIOFACH

Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën, Administratie, Communicatie en Huisvesting

PIP

Persoonlijke internetpagina

PKI

Public Key Infrastructure

P&O

Personeel & Organisatie

PS

Provinciale Staten

PVM

proces verbaal Minderjarigen

RAAS

Infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten

RAD

Rijksauditdienst

RNI

Register Niet-ingezetenen

RWT

Rechtspersoon wettelijke taak

SAIP

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

SBG-J

Strategische Beleidsgroep Jeugd

SISA

Single Information Single Audit

SOVI

Strategisch Overleg Vitale Infrastructuren

TMG

Topmanagementgroep

TMO

Taskforce Management Overstromingen

VbbV

Veiligheid begint bij voorkomen

VIR

Voorschrift informatiebeveiliging Rijk

VNG

Vereniging van Nederlandse gemeenten

VPL

Vut/Prepensioen/Levensloop

VSO

Verbond Sectorwerkgevers Overheid

VtS PN

Voorziening tot samenwerking Politie Nederland

WFPP

Wet Financiering Politieke Partijen

WO

Wetenschappelijk Onderwijs

WTS

Wet tegemoetkoming Schade

WVO

Wet Veiligheidsonderzoeken

WVR

Wet Veiligheidsregio’s

ZBO

Zelfstandig bestuursorgaan

ZPW

Zelfstandige Publieke Werkgevers

Zvw

Zorgverzekeringswet

D5. TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lasten 11, 12, 18, 68, 69, 70, 71, 92, 99

AIVD 11, 14, 15, 24, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 101, 105, 106, 113, 179

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 11, 14, 102, 105, 179

Algemene Rekenkamer 5, 6, 99, 100

Arbeidsmarkt 76, 77, 78, 151

Arbeidsvoorwaarden 32, 51, 76, 77, 78, 84, 90, 91, 115

Basisregistratie 59, 64, 68, 70, 72, 73, 93, 152

Basisvoorzieningen 46

Beleidsprioriteit 4, 9, 17

Bestuursakkoord 13, 18, 39, 58, 59

Bovenregionaal 30, 32

BPR 4, 58, 59, 64, 69, 109, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 177, 179

Brandweer 17, 20, 28, 29, 31, 32, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 43, 45, 46, 55, 56, 57, 146, 176, 180

BSN 74, 125, 127, 130, 179

Burger Service Nummer 74, 179

C2000 31, 38, 39, 42, 57, 119, 120, 146

CAS 4, 88, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 177, 179

Commissie Dijkstal 85

Constitutioneel bestel 64, 65

Convenanten 20, 21, 22, 23, 29, 131, 133

Crisisbeheersing 17, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 29, 40, 55, 56, 179, 180

Crisiscommunicatie 57

Cybercrime 24, 30, 35

Decentralisatie 16, 18, 42, 43, 44

DNA 47

Dualisering 67

GBA 13, 14, 59, 63, 68, 70, 73, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 179

Gemeenten 13, 14, 15, 16, 18, 28, 31, 36, 41, 42, 43, 44, 45, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 68, 70, 71, 73, 78, 81, 83, 84, 96, 107, 126, 179, 180

GMS 38, 179

Grondrechten 64, 65

Grondwet 13, 18, 65

Informatiebeveiliging 51, 74, 93, 100, 131, 180

Informatiehuishouding 52, 93, 94, 124

Informatievoorziening 20, 25, 46, 57, 71, 89, 92, 95, 99, 137, 144, 151, 179

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 17, 55, 175, 179

Integriteit 16, 37, 53, 76, 77, 80, 84, 86, 175, 179

Interbestuurlijk toezicht 13, 60

IOOV 55, 102, 108, 175, 179

Jeugdcriminaliteit 31, 33, 34, 42

Justitie 5, 6, 9, 10, 11, 13, 15, 17, 24, 25, 26, 29, 32, 33, 35, 36, 44, 55, 56, 72, 82, 91, 110, 117, 137, 179

Kiesraad 58, 61, 66, 67, 175

KLPD 4, 10, 24, 30, 31, 34, 48, 96, 97, 109, 117, 118, 119, 120, 122, 123, 124, 177, 179

Kwaliteit 11, 13, 14, 30, 34, 55, 56, 57, 59, 63, 64, 70, 73, 84, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 94, 95, 99, 101, 102, 107, 108, 110, 123, 125, 132, 136, 142, 143, 144, 145, 152, 158, 166, 175, 179

Leenfaciliteit 103, 104, 111, 118, 123, 129, 134, 135, 140, 141, 149, 155, 164, 172

LFR 4, 10, 30, 31, 100, 146, 147, 148, 149, 150, 177, 179

Management control systeem 100, 180

Meldkamer 38, 179

Modernisering GBA 14, 63, 109, 126, 127, 128

OM 28, 29, 31, 43, 65, 113, 166, 180

Overhedenoverleg 67

Overlast 11, 15, 16, 17, 19, 41, 42, 43, 44, 48, 109

OVV 26

Paspoort 64, 125, 126, 129

Paspoortwet 63

P-direkt 99, 138, 144

Pensioen 77, 81, 84, 85, 86, 98, 106, 109, 113, 114, 115, 120, 131, 176, 179, 180

Personeelsbeleid 91, 123

Polarisatie 16, 18, 41, 42, 43, 44, 45, 48, 49

Politie 4, 12, 14, 15, 17, 20, 22, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 44, 46, 48, 49, 50, 52, 53, 55, 56, 57, 61, 64, 65, 70, 71, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 88, 90, 91, 97, 102, 103, 107, 108, 109, 111, 117, 118, 120, 121, 146, 159, 174, 176, 179, 180

Politiebestel 11, 17, 117

Politieke ambtsdragers 76, 77, 83, 84, 85, 86

Politieke partijen 61, 62, 66, 109

Politieonderwijs 56, 57

Politiesterkte 39

Politiewet 17, 29, 35

Prestatievermogen 34, 35, 37, 38

Preventie 32, 33, 41, 42, 43, 61, 149, 179

Provincies 13, 18, 59, 60, 61, 71, 78, 83, 84

RAAS 127, 128, 180

Radicalisering 16, 18, 41, 42, 43, 44, 45, 48, 49

Rampenbestrijding 4, 10, 17, 18, 20, 29, 31, 36, 39, 40, 55, 56, 100, 103, 146, 179, 180

Reisdocumenten 4, 58, 59, 64, 72, 103, 125, 126, 128, 129, 179, 180

Reisdocumentenketen 63, 125

Samenwerkingsafspraken 28, 31, 35, 36, 46, 56, 60

Specifieke uitkeringen 61

Statuut 117

Terrorisme 52, 123, 124

Terrorismebestrijding 47, 49

Topinkomens 4, 10, 76, 80, 84, 113, 116

Transparantie 77, 80, 86, 172

Trendnota 77, 79, 84

Veilige wijken 33, 35

Veiligheid 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 70, 72, 82, 83, 91, 96, 97, 100, 102, 107, 108, 109, 110, 117, 124, 146, 163, 176, 179, 180

Veiligheidsmonitor 15, 41, 43

Veiligheidsonderzoeken 50, 51, 52, 53, 180

Veiligheidsregio 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 29, 30, 31, 37, 38, 39, 45, 56, 102, 107, 108, 109, 146, 149, 176, 180

Verkiezing 11, 58, 59, 61, 66, 67, 180

Verloedering 15, 16, 17, 19, 41, 43, 44, 48

Vitale infrastructuur 20, 23, 24

VUT 98, 107, 108, 111

Werkafspraken 100, 166

Werkmaatschappij 4, 93, 96, 103, 106, 108, 110, 151, 152, 153, 154, 155, 177

WFPP 61, 180

Wijkagenten 16, 17, 35, 39, 109


X Noot
1

De nieuwe regeling is VIR-GI (Gerubriceerde Informatie) genaamd

Naar boven