18 Gewasbeschermingsmiddelen

Aan de orde is het VAO Gewasbeschermingsmiddelen (AO d.d. 31/10).

De voorzitter:

We gaan door met het laatste debat voor deze minister vanmiddag: het verslag algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen. We wachten even want er moet nog een tweede bewindspersoon bij zijn. Ze is uitgenodigd. En ze was bij het AO. We kijken even of ze al in huis is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het verslag van het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen. Naast de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de minister voor Milieu en Wonen aangeschoven. Welkom. Van de zijde van de Kamer is als eerste het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Het Europees Parlement is niet akkoord gegaan met de gefaseerde invoering van de Bee Guidance, het bijenrichtsnoer. Deze Kamer heeft de motie-Ouwehand aangenomen waarin de regering wordt verzocht om te pleiten voor inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer als geheel en niet later dan 2019. 2019 is bijna voorbij, dus ik vraag de minister om hier in de weken die nog resten een dringend pleidooi te houden in de richting van Europa voor de invoering van het bijenrichtsnoer als geheel, in uitvoering van de motie-Ouwehand, en om de Kamer daarover te informeren.

Dan heb ik nog twee moties. De eerste motie gaat over de voorbereidingen voor een wetgevingstraject voor als afspraken met de sector niet werken. Die motie zal beoordeeld worden door de minister van LNV, maar haar collega van IenW, die naast haar zit, heeft al ervaring met zo'n parallel traject. Als ik "plastic flesjes" zeg, weet zij wat ik bedoel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de tussenevaluatie van het PBL blijkt dat cruciale tussendoelen voor de geïntegreerde gewasbescherming, de waterkwaliteit, de biodiversiteit en de arbeidsveiligheid niet zijn gehaald;

constaterende dat het PBL in deze tussenevaluatie adviseert om dwingende maatregelen als stok achter de deur beschikbaar te hebben om te voorkomen dat vrijwilligheid overgaat in vrijblijvendheid;

verzoekt de regering, indien bij de eindevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, in 2023, blijkt dat de gestelde doelen niet bereikt zijn, via een wetgevingstraject verplichte maatregelen op te leggen aan de sector;

verzoekt de regering om deze regeerperiode te beginnen met de voorbereidingen voor een dergelijk wetgevingstraject,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 494 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland ooit het doel had om 10% biologisch landbouwareaal te hebben in 2010;

constaterende dat Nederland in 2018 3,3% biologisch areaal had, tegen 20% in Denemarken;

overwegende dat biologische landbouw minder schadelijk is voor natuur, milieu en dierenwelzijn;

verzoekt de regering een doel te stellen voor het percentage biologisch landbouwareaal in 2030,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 495 (27858).

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zomer, en al langer, was er sprake van ernstige jongekoolmeessterfte. Er werd vaak gezegd dat het kwam door de bestrijdingsmiddelen die gebruikt werden tegen de buxusmot, maar onlangs was er een bericht waaruit bleek dat het kan komen door de vlooien- en tekenmiddelen die voor huisdieren gebruikt worden. Die huisdieren worden namelijk gekamd. Die middelen zitten op hun haren en meesjes gebruiken die haren om nestjes mee te maken. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de giftige stoffen in vlooien- en tekenmiddelen voor katten en honden een aanzienlijke bijdrage leveren aan de massale sterfte van jonge koolmezen;

verzoekt de regering voor 1 maart 2020 met een actieplan te komen om te voorkomen dat jonge koolmezen sterven aan vlooien- en tekenmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 496 (27858).

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb naar aanleiding van het debat één motie, die ik nu zal indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoek naar een verhoogd risico op Parkinson en andere neurologische aandoeningen bij het regelmatig in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen geen onderdeel vormt van de Europese toelatings- en herbeoordelingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen;

constaterende dat in Frankrijk significant meer Parkinson voorkomt in gebieden waar veel met gewasbeschermingsmiddelen wordt gewerkt en dit een serieuze indicatie is voor een verband tussen het in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen en het risico op Parkinson;

constaterende dat er op dit moment in Nederland geen aparte monitoring is van de plekken waar Parkinson voorkomt en de eventuele link met de toepassing van specifieke gewasbeschermingsmiddelen;

overwegende dat het van groot belang is dat onomstotelijk vaststaat dat de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;

verzoekt de regering te onderzoeken of Parkinson en andere neurologische aandoeningen vaker voorkomen bij boeren en anderen die vanwege woonlocatie of beroep veel in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen;

verzoekt de regering tevens in de Europese Unie erop aan te dringen dat het onderzoek naar een verhoogd risico op Parkinson en andere neurologische aandoeningen bij het regelmatig in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen standaard onderdeel wordt van de toelatings- en herbeoordelingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 497 (27858).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Moorlag namens de Partij van de Arbeid.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de nabijheid van woonhuizen, zeker bij de lelieteelt, geeft op veel plekken spanningen. Deze week nog hebben mensen uit Havelte daarover ingesproken bij de Provinciale Staten van Drenthe. Zij meldden het volgende concrete voorbeeld: "We zitten in de tuin te barbecueën en de spuittrekker komt voorbij. We lopen het huis in en kunnen de ingrediënten vervolgens weggooien." Het sleept daar al heel lang. Ik heb er vragen over gesteld en op basis van de antwoorden kreeg ik een duidelijke indicatie dat het via het ruimtelijkeordeningsspoor mogelijk is om spuitvrije zones in te stellen. Een motie die daartoe opriep, kreeg een meerderheid in deze Kamer. In het overleg heeft de minister gezegd dat het niet kan, maar naar mijn smaak heb ik gegronde redenen om aan te nemen dat het wel kan.

Ik vind dat we onze controlerende taak serieus moeten nemen, niet alleen voor onszelf maar ook voor al die mensen voor wie wij in deze Kamer zitten. Ik vind ook dat wij gebruik moeten maken van onze set aan instrumenten. Een van die instrumenten is vragen of onze parlementair advocaat ernaar kan kijken. Ik heb dat voorgelegd in de procedurevergadering, met slechts een heel beperkte bezetting. Dat voorstel is daar weggestemd, maar het hoogste orgaan is de plenaire vergadering.

Vandaar dat ik de volgende motie wil indienen, die een oproep doet aan de Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer in meerderheid heeft uitgesproken dat het gewenst is spuitvrije zones in te stellen bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen;

spreekt uit dat juridische expertise wordt ingewonnen om de mogelijkheden hiertoe voor de Kamer in beeld te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 498 (27858).

De heer Moorlag (PvdA):

Ik roep de collega's op om deze motie te steunen.

De voorzitter:

Dat is helder. Dank u. Het woord is aan de heer Futselaar namens de Socialistische Partij. U bent na hem, meneer Von Martels.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Ik roep ook alvast de collega's op om mijn motie te steunen.

Voorzitter. Gewasbeschermingsmiddelen vormen een potentiële bedreiging voor ons drinkwater. Dat is de reden waarom we voor gewasbeschermingsmiddelen normen hebben voor hoeveel er van bepaalde stoffen in kan zitten. Maar die normen voorkomen niet dat je verschillende middelen naast elkaar kunt gebruiken en er daardoor toch een stapeling van een bepaalde stof in het water ontstaat. Dat is gewoon een praktisch probleem. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de normwaarden voor gewasbeschermingsmiddelen bij drinkwaterbronnen veelvuldig worden overschreden en gestelde tussendoelen ten aanzien van waterkwaliteit niet worden behaald;

constaterende dat gebruiksvoorschriften per gewasbeschermingsmiddel niet kunnen voorkomen dat andere bestrijdingsmiddelen met dezelfde werkzame stoffen worden ingezet;

constaterende dat hierdoor ongewenste stapeleffecten ontstaan;

verzoekt de regering om in het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen een maximumwaarde op te nemen per teelt of per werkzame stof teneinde stapeleffecten te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 499 (27858).

Dank u wel. Dan is nu wel het woord aan de heer Von Martels, namens het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ten aanzien van dit onderwerp weten we allemaal precies welke richting we willen inslaan. Dat is de weg van langzaam maar zeker naar nagenoeg emissieloos en nagenoeg residuvrij. Op weg naar die toekomst moet er natuurlijk wel handelingsperspectief worden geboden voor de teler. Dat betekent dat er meer alternatieve middelen op de markt moeten komen. Daarvoor moeten wel de kaders worden gecreëerd. Daarnaast zijn er ook technische mogelijkheden. Daar gaat deze motie over, namelijk over driftreductie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Activiteitenbesluit Milieubeheer eisen stelt aan de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in de open teelt ten aanzien van onder meer de spuittechniek en het hebben van een drukregistratievoorziening;

overwegende dat de zogenaamde "driftarme" spuittechniek kan leiden tot emissiereductie en daarom gestimuleerd moet worden;

overwegende dat momenteel ook onderzocht wordt of zogenaamde "90˚-doppen op een verlaagde spuitboom" eveneens tot emissiereductie kunnen leiden;

verzoekt de regering zorg te dragen voor spoedige publicatie (voorjaar 2020) van onderzoeken die kunnen bijdragen aan verlaging van emissies, zodat dergelijke werkwijzen toegepast kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 500 (27858).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer De Groot, namens D66.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Het is al lang geleden dat we dit algemeen overleg hadden. Ik zou bijna zeggen: ik heb er geen actieve herinnering aan.

We hebben een discussie gevoerd over het beperken van het gebruik van glyfosaathoudende middelen in de landbouw. Daarvoor heeft de Kamer een jaar geleden een motie aangenomen, die de minister oproept om toepassingen buiten de geïntegreerde gewasbescherming te verbieden. Daarop is de minister met dé oplossing gekomen, namelijk dat het platspuiten van grasvelden — daar gaat het namelijk over: de gelige grasvelden in het voorjaar — binnen de IPM, geïntegreerde gewasbescherming, blijft. Natuurlijk zit er altijd wel een beetje onkruid tussen. Het kan dus. Maar het is de vraag, zeker gezien het vrijwillige karakter, of de minister haar mooie model van geïntegreerde gewasbescherming hiermee niet om zeep helpt, omdat de toepassing zo breed is. Dat was de discussie in het algemeen overleg.

Ik heb de minister gevraagd of zij dan niet de bevoegdheden heeft om het op de manier te doen waarop we ook op verhardingen het gebruik van glyfosaathoudende middelen en andere zaken hebben teruggedrongen. De minister zei nee. Dan is het heel erg lastig om als parlement te oordelen. We willen met elkaar natuurlijk voorkomen dat die grasvelden weer geel kleuren in het voorjaar. Ik wil de minister toch vragen om voor ons op papier te zetten wat haar bevoegdheden al dan niet zijn in het terugdringen van glyfosaathoudende middelen, zodat we daar goed naar kunnen kijken. Dan kan ik eventueel de parlementair advocaat vragen om er ook eens naar te kijken. De heer Moorlag reikte die mogelijkheid zojuist aan. Het is toch behoorlijk lastig en als er één ding vaststaat, dan is het dat we dit voorjaar geen gele grasvelden meer willen.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Tot slot is het woord van de zijde van de Kamer aan mevrouw Lodders, namens de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Bij het algemeen overleg heb ik een toezegging gekregen van de bewindspersonen dat er nog dit jaar een brief komt over de aanpak van de ratten. Gezien alle berichten in de media lijkt me dat ook heel verstandig, dus ik kijk daarnaar uit.

Tijdens het VAO van de LNV-raad had ik al aangegeven dat ik terug zou komen op de brief van de SCoPAFF. Dat is een technische vraag, dus het leek me goed om hem hier te stellen. De vraag is enerzijds ingegeven door een bericht in de media. Daarin zegt een Belgische expert dat we blijkbaar graag bedrogen worden. Dat is een artikel waarin geduid wordt dat men beslissingen neemt op basis van emotie en dus niet op basis van de wetenschap. Ik zal komen met schriftelijke vragen, want er zitten wel een aantal belangrijke elementen in. Vorig jaar bijvoorbeeld is er maar één middel toegestaan. In 2017 is er geen enkel nieuw middel toegestaan in het kader van de gewasbescherming. Daar ga ik dus vragen over stellen.

Dat bracht mij tot een vraag over de brief van de SCoPAFF, waarin we weer lezen dat een aantal middelen verboden worden. Dat betekent dat de gereedschapskist van de boer leger en leger raakt. Mijn vraag gaat heel specifiek over de werkzame stof metalaxyl-M. De Europese Commissie stelt voor om de goedkeuring voor de stof wel te hernieuwen, maar met een beperking tot zaadcoating voor in kassen geteelde gewassen. Leuk, rijm op deze dag. Mijn vraag gaat over de respijtperiode. Dit voorstel gaat gesteund worden, dus daar gaat de sector mee te maken krijgen. Nu hoor ik dat de respijtperiode gezet wordt op 1 januari 2021. Alle zaden voor 2020 zijn nu al behandeld. Meestal blijft ongeveer 10% van de zaden over. Wanneer die resterende 10% — dat kan ook 8%, 9% of misschien 11% zijn — het volgende seizoen niet meer gebruikt kan worden, dan betekent dat een economische schade voor de sector. Mijn vraag is dus of die respijtperiode gezet kan worden op bijvoorbeeld 1 juni in plaats van 1 januari.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het verslag van het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen. Het woord is aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Minister Schouten:

Dank u wel. Voorzitter. Ik begin met het pleidooi van de heer Wassenberg over de snelle invoering van de gehele Bee Guidance. Het is al bekend. Nederland is helder geweest over de invoering van het geheel. Maar hij ligt nu niet meer op tafel. Het is nu echt aan de Europese Commissie om met een nieuw voorstel te komen. Dat ligt daar. Ik kan nu niet gaan afdwingen dat dat helemaal ingevoerd moet gaan worden, maar u kent ons standpunt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik had het niet over afdwingen. Ik had het over een vurig pleidooi. Dat zou herhaald kunnen worden. Dat is toch wel even iets anders, een nuancering.

Minister Schouten:

Een vurig pleidooi. Het is bekend wat het standpunt van Nederland is. Het is ook bekend dat het Europees Parlement heeft gezegd dit niet te willen. De bal ligt nu bij de Europese Commissie. Ik kan wel zeggen: doe het toch wel. Maar dan zegt de Europese Commissie weer: wij moeten ons opnieuw beraden. Die wisselwerking vindt al de hele tijd plaats en ik geloof niet dat mijn vurig pleidooi daar nu enige verandering in brengt. Het ligt nu echt bij de Europese Commissie.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 494, om al verplichte maatregelen te treffen in deze regeerperiode en daar de voorbereidingen voor te treffen. We zijn nu bezig met het opstellen van het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie 2030. Hierin worden de uitkomsten van de tussenevaluatie Gezonde Groei, Duurzame Oogst meegenomen. De ambities in die toekomstvisie gaan verder dan die in de nota GGDO, dus ik ontraad deze motie.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan heeft de minister de motie toch verkeerd gelezen. Ik pleit er niet voor om verplichte maatregelen te treffen, ik zeg: start een voorbereidingstraject op voor het geval het niet werkt. Zo is het ook met plastic flesjes gegaan. De collega die naast u zit, heeft daarvoor een parallel traject opgestart, zeg maar, voor het geval er niets of onvoldoende uit de onderhandelingen zou komen. Dat wordt nu ook in gang gezet. Ik zeg dus niet dat die maatregelen nu meteen moeten worden getroffen, maar wel dat er voorbereidingen moeten worden getroffen. Dadelijk is 2023 en dan is het te laat om dat hele traject op te starten.

Minister Schouten:

We zijn al bezig met het zetten van de volgende stap naar 2030. Dat is wat ik zeg. In de toekomstvisie worden ambitieuzere doelen geformuleerd. Daarover ben ik voor de komende jaren afspraken aan het maken, ook met de sectoren. Het is een vrij breed gezelschap, waar ook natuurorganisaties bij zitten. Dat is hoe wij de borging regelen voor de komende jaren.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Afrondend. Ja, dan is het 2030. We blijven het elke keer uitstellen. In 2023 kunnen we kijken of de doelen gehaald worden of niet. Mocht dat niet gebeuren, dan gaat het ook in 2030 niet gebeuren. Je zou dus maatregelen kunnen treffen om ervoor te zorgen dat het in 2030 wel voor elkaar komt. Dat is waar ik voor pleit via deze motie.

Minister Schouten:

Ik ga in herhaling vervallen. We zijn die volgende stappen al aan het borgen in het uitvoeringsprogramma, dus ik ontraad de motie.

Dan de motie op stuk nr. 495, over het biologischelandbouwareaal. Het is aan de ondernemers zelf om te kiezen voor biologische landbouw of niet. Wij gaan dat niet afdwingen. Dit VAO gaat over gewasbescherming. Als de vraag is hoe dit punt zich tot gewasbescherming verhoudt, antwoord ik dat de toekomstvisie over de gehele land- en tuinbouw gaat. Ook gaat het erover dat er op alle plekken weerbare planten en teelten zijn en nagenoeg geen emissies. Dat staat even los van de vraag of dat biologische landbouw is of gangbare.

De heer Wassenberg (PvdD):

De minister maakt ook hier een karikatuur van de motie. Er staat nergens in de motie "afdwingen". Er staat dat Nederland een doel had: 10% in 2010. Nu is het een derde daarvan, negen jaar later. Ik vraag de minister om een nieuw doel te stellen voor het percentage van het landbouwareaal dat is bestemd voor biologische landbouw. Daar kun je mensen ook met beloningen naartoe lokken. Het gaat niet om afdwingen, het kan ook lokken zijn. Ik vraag gewoon om een doel te stellen.

Minister Schouten:

En ik zeg dat het ook afhangt van de keuze die een individuele ondernemer maakt voor de manier waarop hij of zij landbouw wil bedrijven. Wij zeggen niet welk percentage biologisch nodig is. Ik meen dat er ook nog een wachtlijst is bij al diegenen die biologische producten in het assortiment opnemen. Er zijn dus beperkingen voor die afzet. Heel erg sturen op een percentage houdt in dat je bij de bodem of de grond voor landbouw ondernemers gaat zoeken. Ik denk dat dat een verkeerde gang van zaken is.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Wassenberg (PvdD):

Iedereen wil biologische landbouw. Nederland loopt erg achter in Europa. Ik vraag de minister alleen om de boeren die willen overstappen te faciliteren, te helpen. Het is een ondernemer, maar de minister kan wel een doel stellen en ervoor zorgen dat dat doel bereikt wordt, bijvoorbeeld door ondernemers die die kant op willen, te belonen. Dat is alles wat ik vraag.

Minister Schouten:

Maar dat staat niet in de motie. Dat is een andere vraag. De heer Bisschop van de SGP heeft met zijn motie gevraagd om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor mensen die willen overstappen op biologische landbouw, zo veel mogelijk worden weggenomen. Daar ben ik mee bezig. Dat vraagt deze motie alleen niet. Deze motie richt zich echt op het landbouwareaal. Dat is volgens mij de verkeerde gang van zaken.

De voorzitter:

Nee, meneer Wassenberg, de minister vervolgt haar betoog.

We hebben twee interrupties en hier hebben we voldoende over gesproken.

Minister Schouten:

Dan de motie op stuk nr. 497 van mevrouw Dik-Faber. De Gezondheidsraad komt medio volgend jaar met een advies in verband met de problematiek van omwonenden. Daar wordt de ziekte van Parkinson in meegenomen. Op basis van die uitkomsten zal gekeken worden of vervolgonderzoek naar de ziekte van Parkinson en andere neurologische aandoeningen nodig is. Zoals ik eerder heb toegezegd, zal ik er ook bij de EU op aandringen dat de goedkeuringsprocedure verbeterd wordt in relatie tot mogelijke motorische en neurologische aandoeningen, waarvan de ziekte van Parkinson er een is. Deze motie kan ik dus oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Minister, u heeft de motie op stuk nr. 496 van mevrouw Bromet per ongeluk overgeslagen.

Minister Schouten:

Maar die is voor mevrouw Van Veldhoven, vandaar. Excuus.

De motie op stuk nr. 498 is een spreekt-uit-motie, dus daar mag uw Kamer zelf over beslissen.

Wat de motie op stuk nr. 499 van de heer Futselaar betreft, we hebben een adviesaanvrage gedaan bij het Ctgb, exact over dit onderdeel. Dat advies willen we ook betrekken bij het uitvoeringsprogramma voor de Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Ik zal bij de uitwerking daarvan kijken naar de suggesties die in deze motie worden gedaan, maar ook juist naar het advies van het Ctgb hoe hiermee precies om te gaan. Ik moet wel zeggen dat het een ingewikkelde materie is en dat wij ook echt goed moeten bekijken hoe dit gaat werken in het licht van het toelatingsbeleid. Ik zou willen vragen of de heer Futselaar deze motie zou willen aanhouden tot wij het uitvoeringsprogramma naar de Kamer sturen. Ik ben ook bereid, als dat helpt, om de adviesaanvraag die ik daarvoor aan het Ctgb heb gevraagd separaat naar de Kamer te sturen, zodat deze motie dan ook in het licht van wat daar ligt, kan worden bekeken.

De heer Futselaar (SP):

Ik houd de motie op stuk nr. 499 aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Futselaar stel ik voor zijn motie (27858, nr. 499) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Even een korte vraag, want de minister gaat iets aan de Kamer sturen, de adviesaanvrage aan het Ctgb. Wij hebben eerder wel eens schriftelijke vragen gewisseld met de minister over andere effecten op die drinkwaterbronnen. Ik hecht er wel aan, om uiteindelijk ook straks een gedegen oordeel te kunnen geven in de hele voortgang, dat wij ook die andere bronnen daarbij hebben. Dus ik vraag de minister om ook de andere onderzoeksrapporten die uitgezet zijn dan met de Kamer te delen, of die alsnog uit te zetten zodat ze hier ook bij betrokken kunnen worden, want dit kan natuurlijk niet alleen over landbouw gaan. Dit moet ook over álle bronnen gaan als we het hebben over drinkwaterbronnen.

Minister Schouten:

Zeker. Ik zit even te zoeken naar welke onderzoeken wij dan niet gestuurd zouden hebben.

Mevrouw Lodders (VVD):

Het gaat hier nadrukkelijk over de gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot de landbouw. Er zijn ook andere bronnen, zeker als we kijken naar alle rapporten van bijvoorbeeld de waterschappen. Dan verwijs ik graag naar schriftelijke vragen die ik met de collega uit mijn fractie eerder heb gesteld. Ik noem bijvoorbeeld particulier gebruik van gewasbeschermings- of andere middelen. Er zijn meerdere oorzaken te vinden, dus ik vind wel dat er een breed pakket moet komen omdat het hier nu gecombineerd wordt met de drinkwaterbronnen.

Minister Schouten:

Dit gaat ook over een onderdeel dat zit bij de minister van IenW. Dus ik zal dan navraag moeten doen over welke onderzoeken het gaat. Ik heb er geen bezwaren tegen om dit soort onderzoeken te sturen, maar het gaat niet exact over mijn beleidsterrein. Dus ik zal dat even moeten afstemmen met de collega van IenW. Ik wil juist maximaal transparant zijn, zodat de Kamer als er een discussie speelt in het uitvoeringsprogramma, er ook kennis van kan nemen op basis van welke gegevens dat speelt.

De heer Futselaar (SP):

Nog even ter aanvulling. Ik vertrouw erop dat de minister gaat sturen wat ze stuurt. Maar mijn motie specifieerde niet dat het gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw waren, maar gewasbeschermingsmiddelen in het algemeen. Dit ter aanvulling van mevrouw Lodders, die dit volgens mij een beetje suggereerde.

De voorzitter:

Goed. Maar de motie is aangehouden.

Dan de motie op stuk nr. 500, van het CDA.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 500 is voor collega Van Veldhoven.

Ik had nog wel twee vragen gekregen. De eerste kwam van de heer De Groot, of ik op papier wil zetten wat mijn bevoegdheden zijn bij het terugdringen van glyfosaathoudende middelen. Volgens mij heb ik al heel vaak verteld wat die bevoegdheden zijn, dus om daar nu nog een keer een brief over te gaan sturen ... Waarom kon het verbod bij de verharde delen wel? Omdat dat voor álle middelen geldt, niet alleen exclusief voor glyfosaat. Glyfosaat is een goedgekeurde stof in de landbouwtoepassing. Daarom kan ik het niet verbieden. Waarvoor het gebruikt wordt, wordt getoetst aan de verordening en de criteria van de verordening. Dat doet het Ctgb. Op dit moment loopt er ook een herbeoordeling van het middel glyfosaat. Dat zijn de kaders waarbinnen ik iets wel of niet kan.

De heer De Groot (D66):

Nogmaals, we hebben dit al een paar keer gewisseld. De toelating van de werkzame stof vindt plaats op Europees niveau, maar dit gaat over de toepassing van middelen met glyfosaat op nationaal niveau. Daarover gaat de minister, geadviseerd door het Ctgb. In uw uitleg verwijst u inderdaad naar iets wat nu in Europa speelt. Dat is prima. Dat wachten we af. Maar u gaat over de toepassing in Nederland. Omdat er hier opnieuw een misverstand blijkt te zijn, wil ik de minister echt vragen om heel kort uiteen te zetten wat dan die bevoegdheden zijn bij de toepassing van glyfosaathoudende middelen binnen de landbouw in Nederland. Ik heb niet de juridische ondersteuning om dat te toetsen. Ik wil het dan ook graag precies op schrift hebben van de minister.

Minister Schouten:

De heer De Groot suggereert dat ik nationaal meer bevoegdheden heb dan ik ze gebruik. Ik zeg dat dit niet zo is. De stof is goedgekeurd voor de landbouwtoepassing en waar die toegepast wordt toetst het Ctgb aan de criteria in de verordening. Dat is het kader dat wij toepassen. Daarom kan ik bijvoorbeeld de "pre harvest"-toepassing van glyfosaat verbieden omdat dat niet past bij de criteria in de verordening, maar het toepassen van het middel glyfosaat bijvoorbeeld op de manier waarover de heer De Groot sprak, hoort bij de toepassing naar aanleiding van de toelating van het middel, zoals dat is gebeurd in Europa. We kunnen hierover heen en weer blijven schrijven maar dat ik ga ik niet doen, want ik heb het volgens mij al omstandig uitgelegd.

De voorzitter:

We hebben hierna nog drie debatten en het is vandaag 5 december. Dus ik stel voor dat u dat op een ander moment nog eens bespreekt met de minister, meneer De Groot.

Minister Schouten:

Dan de vraag van mevrouw Lodders over de SCoPAFF-brief en over metalaxyl en de respijtperiode daarvoor. Ik hoorde net dat de stemming vandaag niet is doorgegaan hierover. Verwacht wordt dat die stemming in januari gaat plaatsvinden. Dan gaat het erover of het wel of niet hernieuwd zou moeten worden. Dan zou het verbod op het zaaizaad buiten, dus niet in de kassen maar echt buiten, per 1 november 2020 ingaan. Dat is dan de respijtperiode die geldt en die wordt vanuit Europa bepaald.

De voorzitter:

Kort nog, mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, voorzitter, want dit is niet in het AO aan de orde geweest en dat kon namelijk ook niet. Dan is het wel een economische schade voor de sector. Ik zou er dan eigenlijk wel aan hechten dat het zaaizaad dat al behandeld is en dat eventueel overblijft, een volgend seizoen wel gebruikt kan worden. Dat gaat nooit over grote hoeveelheden. Het gaat er dan om dat de restanten in ieder geval wel opgemaakt mogen worden, want het zou toch gek zijn om die te moeten vernietigen.

Minister Schouten:

De respijtperiode wordt echt in Europa vastgesteld. Dat doe ik niet zelf. Dus als er een verbod is, dan moet ik mij daar ook aan houden. Ik weet niet exact wanneer de stemmingen gaan plaatsvinden. Ik denk dat het in januari zal zijn. Dat verwacht ik, maar dan is dit de periode die ervoor staat. Dus het volgend jaar kan het dan gebruikt worden maar in 2021 niet meer.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan hecht ik eraan om in ieder geval de minister bij dezen te verzoeken om daarvoor te pleiten bij de behandeling, want ik vind het echt een grote maatregel op het moment dat er zo veel economische gevolgen aan zitten.

Minister Schouten:

Ook hier geldt dat niet alleen de Kamer maar ook de sector mij vraagt om het Ctgb te volgen. Dat doe ik hier ook netjes. Dit is ook het advies van het Ctgb. Daar zit een respijtperiode op. Nogmaals, dat is wat het is.

Dan de brief over de stand van zaken betreffende ratten. We streven er nog steeds naar om die voor de kerst in uw Kamer te krijgen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee is de minister van LNV gereed met haar beantwoording. Dan is nu het woord aan de minister van Milieu en Wonen om met name in te gaan op de moties op de stukken nrs. 496 en 500.

Minister Schouten:

Er is wat onduidelijkheid of de motie op stuk nr. 496 op het terrein van LNV ligt of op dat van IenW. Het kabinet spreekt natuurlijk altijd met één mond, dus laat ik maar de reactie geven. Ik zal bij het Ctgb navraag doen of de effecten voor vogels ook meegenomen worden bij de toelating van vlooien- en tekenmiddelen. Ik zal u daar ook per brief over informeren. In dat kader vraag ik of de motie nog aangehouden kan worden, want ik moet dit echt even nagaan.

De voorzitter:

Wil mevrouw Bromet de motie aanhouden?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Wat gaat minister precies navragen, want in die middelen zitten neonicotinoïden en fipronil?

Minister Schouten:

Ik wil bij het Ctgb eerst navragen of de effecten voor vogels worden meegewogen bij de toelating van die vlooien- en tekenmiddelen. Als daarmee rekening wordt gehouden, moeten wij kijken of het daaraan ligt. Om nu al te zeggen dat het daaraan ligt, vind ik net een beetje te snel. Ik moet dit echt nagaan bij het Ctgb.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat lijkt mij een goed idee. Wanneer denkt de minister dit nagevraagd te hebben?

Minister Schouten:

Er wordt geroepen "maart", dat staat in de motie. Laat ik zeggen dat ik begin volgend jaar kijk of het meegenomen wordt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoor "januari".

De voorzitter:

Daarmee houdt u de motie aan?

Minister Schouten:

O, begin volgend jaar. Dat is een ruim begrip.

De voorzitter:

Daarmee houdt u de motie aan? Ja.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bromet stel ik voor haar motie (27858, nr. 496) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan nu toch het woord aan de minister voor Milieu en Wonen, met name over de motie op stuk nr. 500.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter. De verwarring ontstond door de vraag of het een middel is ter bescherming van de huisdieren of ter doding van de teken. Daar hangt het van af bij welke bewindspersoon het hoort. Maar het kabinet spreekt met één mond, we zijn eruit.

Dan de motie-Von Martels over de resultaten van het onderzoek ten behoeve van de toekenning van 90°-doppen op de verlaagde spuitbomen. Volgens georganiseerde landbouwbedrijven is er veel belangstelling voor die verlaagde spuitboom. Dat is natuurlijk mooi. Wij willen allemaal zorgen dat er minder van die drift is. Voor de verlaagde spuitboom is momenteel slechts één driftarme dop beschikbaar. Wageningen Universiteit onderzoekt in opdracht van IenW of er ook andere doppen driftarm zijn onder deze spuitboom. Dat onderzoek is nog vertraagd, maar wij ronden het zo snel mogelijk af. Als dat is afgerond, zullen wij dat ook zo snel mogelijk publiceren. Als ik de motie mag lezen als een oproep tot urgentie kan ik haar zeker oordeel Kamer laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de behandeling van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen dinsdag 10 december stemmen over de ingediende moties. Ik dank de minister van LNV en haar ondersteuning voor haar bijdragen in de afgelopen debatten.

Naar boven