Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32450 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32450 nr. A |
27 maart 2012
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het bestuursprocesrecht op enige onderdelen te verbeteren en te vereenvoudigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onder bestuursrechter wordt verstaan: een onafhankelijk, bij de wet ingesteld orgaan dat met bestuursrechtspraak is belast.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Onder hogerberoepsrechter wordt verstaan: een bestuursrechter die in hoger beroep oordeelt.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
B
In artikel 1:5, derde lid, wordt «beroep bij een administratieve rechter» vervangen door: beroep bij een bestuursrechter.
C
In artikel 1:7, eerste lid, en 1:8, eerste lid, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
D
In artikel 3:16, derde lid, wordt «de artikelen 6:9 en 6:10» vervangen door: de artikelen 6:9, 6:10 en 6:15.
E
In de artikelen 3:28, derde lid, 3:29, eerste, tweede en vierde lid, en 4:19, tweede lid, wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
F
In artikel 4:20d, derde lid, wordt «4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20» vervangen door: en 4:18 tot en met 4:20.
G
In artikel 4:23, derde lid, onderdeel b, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: Europese Commissie.
H
In artikel 4:85, derde lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
I
Artikel 4:98 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt genummerd tot derde lid.
J
Het derde lid van artikel 4:113 vervalt.
K
In de artikelen 4:125, derde lid, 5:31c, tweede lid, en 5:39, tweede lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
L
In artikel 6:4, derde lid, wordt «beroep op een administratieve rechter» vervangen door: beroep bij een bestuursrechter.
M
In artikel 6:13 wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
N
In artikel 6:15, eerste lid, wordt «bij een onbevoegde administratieve rechter» vervangen door: bij een onbevoegde bestuursrechter.
O
Artikel 6:18 vervalt.
P
Artikel 6:19 komt te luiden:
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2. Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar is gemaakt of het beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.
3. Het bestuursorgaan doet onverwijld mededeling van het nieuwe besluit aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
4. Indien een ander orgaan een bezwaar- of beroepschrift tegen het nieuwe besluit ontvangt, zendt het dit met toepassing van artikel 6:15, eerste en tweede lid, door.
5. De bestuursrechter kan het beroep tegen het nieuwe besluit echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
Q
Artikel 6:22 komt te luiden:
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
R
In artikel 6:24 wordt «hoger beroep of beroep in cassatie» vervangen door: hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie.
S
In het opschrift van afdeling 7.1 wordt «beroep bij de administratieve rechter» vervangen door: beroep bij de bestuursrechter.
T
Het eerste lid van artikel 7:1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «beroep op een administratieve rechter» wordt vervangen door: beroep bij een bestuursrechter.
2. De onderdelen d en e worden vervangen door vier onderdelen, luidende:
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
U
In artikel 7:1a, eerste lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
V
Artikel 7:3 komt te luiden:
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
W
Artikel 7:12, tweede lid, komt te luiden:
2. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Betreft het een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, dan wordt de beslissing tevens bekendgemaakt op dezelfde wijze als waarop dat besluit bekendgemaakt is, tenzij het bestreden besluit in stand wordt gelaten.
X
Artikel 7:15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien aan de belanghebbende in verband met het bezwaar een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.
Y
Artikel 7:17 komt te luiden:
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het beroep kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Z
Artikel 7:28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien aan de belanghebbende in verband met het beroep een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.
AA
Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden:
BB
Het opschrift van titel 8.1 komt te luiden:
CC
Afdeling 8.1.1 komt te luiden:
1. Met een besluit wordt gelijkgesteld:
a. een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij de volgende personen, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn:
1°. een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig,
2°. een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig,
3°. een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig,
4°. een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig,
b. een andere publiekrechtelijke handeling van een bij of krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld bestuursorgaan.
2. Met een besluit wordt gelijkgesteld de schriftelijke beslissing, inhoudende de weigering van de goedkeuring van:
a. een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
c. inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15,
b. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel,
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid,
d. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
e. als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, onderdeel b.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
b. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding.
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig, een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.
4. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de stemwaarden en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten, van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,
b. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris.
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit waartegen administratief beroep kan worden ingesteld of door de belanghebbende kon worden ingesteld.
1. Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
2. Bij elk van de bestuursrechters, genoemd in hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, kan beroep worden ingesteld tegen een besluit waarover die rechter in hoger beroep oordeelt, indien hij toepassing heeft gegeven aan artikel 8:113, tweede lid.
1. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan van een provincie, een gemeente, een waterschap of een regio als bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993 dan wel tegen een besluit van een gemeenschappelijk orgaan of een bestuursorgaan van een openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
2. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een ander bestuursorgaan, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3. Indien een voortdurend gebrek aan voldoende zittingscapaciteit bij een rechtbank daartoe noodzaakt, kan bij algemene maatregel van bestuur voor de duur van ten hoogste twee jaar een andere dan de overeenkomstig het eerste en tweede lid bevoegde rechtbank worden aangewezen als bevoegde rechtbank voor zaken die behoren tot een bij die maatregel aangewezen categorie. Onder zittingscapaciteit wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder h, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
4. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk 3 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, is in afwijking van het eerste en tweede lid slechts de door dat hoofdstuk aangewezen rechtbank bevoegd.
5. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
1. Indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één bevoegde rechtbank beroep is ingesteld, worden de zaken verder behandeld door de bevoegde rechtbank waarbij als eerste beroep is ingesteld. Indien gelijktijdig bij meer dan één bevoegde rechtbank als eerste beroep is ingesteld, worden de zaken verder behandeld door de bevoegde rechtbank die als eerste wordt genoemd in de Wet op de rechterlijke indeling.
2. De andere rechtbank verwijst, onderscheidenlijk de andere rechtbanken verwijzen de daar aanhangig gemaakte zaak of zaken naar de rechtbank die de zaken verder behandelt. De op de zaak of zaken betrekking hebbende stukken worden toegezonden aan de rechtbank die de zaken verder behandelt.
3. Indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één rechtbank beroep is ingesteld, doet het bestuursorgaan daarvan onverwijld mededeling aan die rechtbanken.
4. Indien het bestuursorgaan ingevolge artikel 7:1a, vijfde of zesde lid, twee of meer bezwaarschriften doorzendt, zendt het bestuursorgaan deze door aan de rechtbank die ingevolge de tweede volzin van het eerste lid de zaak zal behandelen.
5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven, oordelen in hoogste ressort over geschillen tussen de rechtbanken over de toepassing van artikel 8:7 in zaken tot de kennisneming waarvan zij in hoger beroep bevoegd zijn.
CCa
Het opschrift van afdeling 8.1.2 komt te luiden:
DD
Na artikel 8:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De zaken die bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door een meervoudige kamer.
2. Indien een zaak naar het oordeel van de meervoudige kamer geschikt is voor verdere behandeling door één rechter, kan zij deze verwijzen naar een enkelvoudige kamer.
3. Indien een zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer.
4. De meervoudige kamer kan een zaak voorts verwijzen naar een grote kamer, indien haar dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt. De eerste volzin geldt niet, indien de zaak aanhangig is bij een gerechtshof.
5. Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding. Een verwezen zaak wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt.
DDa
Artikel 8:11 komt te luiden:
EE
In artikel 8:12 wordt «De rechtbank» vervangen door: De bestuursrechter.
FF
Na artikel 8:12 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de president van de Centrale Raad van Beroep en de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die in hun college in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, een lid van het desbetreffende college verzoeken een conclusie te nemen.
2. Een dergelijk verzoek kan ook worden gericht aan een lid van een van de andere colleges in overeenstemming met de voorzitter onderscheidenlijk de president van dat college.
3. De conclusie wordt schriftelijk genomen, is met redenen omkleed en vermeldt:
a. de naam van degene die haar heeft genomen en
b. de dag waarop zij is genomen.
4. De conclusie wordt uiterlijk zes weken na sluiting van het onderzoek ter zitting ter kennis van het college gebracht en in afschrift aan partijen toegezonden. Aan artikel 8:64 behoeft daarbij geen toepassing te worden gegeven.
5. Partijen kunnen binnen twee weken na verzending van het afschrift van de conclusie hun schriftelijk commentaar daarop aan het college doen toekomen.
6. Artikel 8:79, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
7 Degene die de conclusie heeft genomen, neemt geen deel aan de beraadslagingen over de zaak.
8. De conclusie bindt het college niet.
GG
Aan artikel 8:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
HH
Artikel 8:13a vervalt.
II
In artikel 8:14, eerste lid, wordt «De rechtbank» vervangen door: De bestuursrechter.
JJ
In de artikelen 8:18, tweede, derde en vierde lid, 8:20, tweede lid, 8:21, derde lid, 8:22, tweede lid, 8:24, tweede lid, en 8:25, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
KK
Artikel 8:26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter», «zij» door «hij» en «haar» door: hem.
LL
In de artikelen 8:27, eerste en tweede lid, en 8:28 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
MM
Artikel 8:28a, tweede lid, komt te luiden:
2. Voor de bestuursrechter deze partij verhoort, deelt hij haar mede dat zij niet verplicht is tot antwoorden.
NN
Artikel 8:29 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij» vervangen door: de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij.
2. In het derde en vierde lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
3. In het vijfde lid wordt «Indien de rechtbank heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan zij» vervangen door: Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij.
OO
In artikel 8:31 wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter», en «haar» door: hem.
PP
In de artikelen 8:32, eerste en tweede lid, 8:33, eerste en vierde lid, 8:35, eerste lid, 8:36, eerste lid, 8:37, eerste en tweede lid, 8:39, eerste lid, en 8:40 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
Het opschrift van titel 8.2 komt te luiden:
RR
Artikel 8:41 komt te luiden:
1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. Het griffierecht bedraagt:
a. € 42 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
b. € 156 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit,
c. € 310 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.
3. Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest.
4. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
5. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
6. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7. Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.
8. In andere gevallen kan het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.
RRa
Na afdeling 8.2.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
SS
In de artikelen 8:42, eerste en tweede lid, 8:43, eerste en tweede lid, en 8:44, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «Zij» door: Hij.
SSa
In artikel 8:44, derde lid, vervalt: van de meervoudige kamer.
TT
Artikel 8:45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. Toegevoegd worden drie leden, luidende:
4. Van het voornemen van de bestuursrechter tot het vragen van inlichtingen of advies aan de Europese Commissie krachtens artikel 15, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) wordt aan partijen mededeling gedaan. De bestuursrechter kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent de te vragen inlichtingen of het te vragen advies binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.
5. Op het verstrekken van inlichtingen of advies door de Europese Commissie is artikel 8:29 van overeenkomstige toepassing.
6. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de inlichtingen of het advies van de Europese Commissie schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de inlichtingen of het advies naar voren brengen. De rechtbank kan deze termijn verlengen.
UU
Na artikel 8:45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Europese Commissie en de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit kunnen, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken krachtens artikel 15, derde lid, eerste alinea, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening indien zij de wens daartoe te kennen hebben gegeven. De bestuursrechter kan daarvoor een termijn vaststellen.
2. Met toestemming van de bestuursrechter kunnen de Europese Commissie en de raad van bestuur ook mondelinge opmerkingen maken. De bestuursrechter kan de Europese Commissie en de raad van bestuur voor het maken van mondelinge opmerkingen uitnodigen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn. Artikel 8:44, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De bestuursrechter doet partijen schriftelijk mededeling van de stukken die hij krachtens artikel 15, derde lid, tweede alinea, van de verordening aan de Europese Commissie of de raad van bestuur verstrekt met het oog op de door hen te maken opmerkingen.
4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de opmerkingen dan wel van het proces-verbaal van de opmerkingen van de Europese Commissie of de raad van bestuur schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de opmerkingen naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.
VV
In de artikelen 8:46, eerste en tweede lid, en 8:47, eerste, derde, vierde en zesde lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «haar» door: hem.
WW
In artikel 8:49 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
XX
Artikel 8:50 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
b. In de tweede volzin wordt «Zij» vervangen door «Hij» en wordt «haar taak» vervangen door: zijn taak.
2. In het vijfde lid vervalt: van de meervoudige kamer.
YY
Artikel 8:51, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «De rechtbank kan aan een door haar aangewezen gerechtsauditeur» vervangen door: De bestuursrechter kan aan een door hem aangewezen gerechtsauditeur.
2. In de derde volzin wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
ZZ
Artikel 8:51a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en «Zij» door: Hij.
AAA
In de artikelen 8:51b en 8:51c wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
BBB
Na artikel 8:51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De artikelen 8:51a, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, 8:51b, tweede en derde lid, en 8:51c, aanhef en onderdelen b tot en met d, zijn van toepassing.
CCC
Artikel 8:52 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. in onderdeel a wordt «artikel 8:41, tweede lid,» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid,;
b. aan het slot van onderdeel d vervalt «en»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de in artikel 8:58, eerste lid, bedoelde termijn verkorten.
3. In het derde lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» telkens vervangen door: hij.
DDD
In artikel 8:53 wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
EEE
In artikel 8:54, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: de bestuursrechter.
FFF
In artikel 8:54a, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
GGG
Artikel 8:55 komt te luiden:
1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
2. De artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Indien bij wet de werking van een uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist, wordt de werking van de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, op overeenkomstige wijze opgeschort.
4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.
5. De bestuursrechter kan ook de andere partijen in de gelegenheid stellen op de zitting, bedoeld in het vierde lid, te worden gehoord.
6. Indien de uitspraak waartegen verzet is gedaan, is gedaan door een meervoudige kamer, wordt uitspraak op het verzet gedaan door een meervoudige kamer. Van de kamer die uitspraak doet op het verzet maakt geen deel uit degene die zitting heeft gehad in de kamer die de uitspraak heeft gedaan waartegen verzet is gedaan.
7. De uitspraak strekt tot:
a. niet-ontvankelijkverklaring van het verzet,
b. ongegrondverklaring van het verzet, of
c. gegrondverklaring van het verzet.
8. Indien de bestuursrechter het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart, blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan in stand.
9. Indien de bestuursrechter het verzet gegrond verklaart, vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
10. Indien de bestuursrechter het verzet gegrond verklaart, kan hij tevens uitspraak doen op het beroep, mits:
a. nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, en
b. de partijen in de gelegenheid zijn gesteld op een zitting te worden gehoord en daarbij zijn gewezen op de bevoegdheid om tevens uitspraak te doen op het beroep.
HHH
In artikel 8:55b wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «zij» door: hij.
III
Artikel 8:55c komt te luiden:
JJJ
Artikel 8:55d wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «haar» vervangen door: zijn.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
KKK
Artikel 8:55e wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
LLL
In de artikelen 8:55f en 8:56 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
MMM
In artikel 8:57 wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
NNN
In de artikelen 8:59 en 8:60 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
OOO
Na artikel 8:60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De schriftelijke opmerkingen van de Europese Commissie of de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 8:45a, eerste lid, kunnen tot tien dagen voor de zitting worden ingediend.
2. Indien de Europese Commissie of de raad van bestuur ter zitting verschijnt voor het maken van mondelinge opmerkingen, wordt dit zoveel mogelijk aan partijen meegedeeld bij de uitnodiging voor de zitting. Artikel 8:45a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
PPP
Artikel 8:61 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en zesde lid vervalt telkens: van de meervoudige kamer.
2. In het derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. De griffier maakt van de zitting een proces-verbaal op:
a. indien de bestuursrechter dit ambtshalve of op verzoek van een partij die daarbij belang heeft, bepaalt, of
b. op verzoek van de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad.
4. In het achtste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De griffier die een proces-verbaal opmaakt, zendt dit aan partijen.
QQQ
In artikel 8:62 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
RRR
Artikel 8:63 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «zij» vervangen door: hij.
SSS
Artikel 8:64 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede, vierde en vijfde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het eerste lid wordt «Zij» vervangen door: Hij.
TTT
In artikel 8:65, eerste lid, wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
UUU
In artikel 8:66 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
VVV
Artikel 8:67 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en vijfde lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het vierde lid vervalt: van de meervoudige kamer.
3. In het vijfde lid wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
WWW
In artikel 8:68, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
XXX
In artikel 8:69 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
YYY
Na artikel 8:69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ZZZ
In artikel 8:70 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
AAAA
Artikel 8:72 komt te luiden:
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan een door hem aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
BBBB
In artikel 8:72a wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter», «zij» door «hij» en «haar» door: zijn.
CCCC
Artikel 8:73 wordt gewijzigd als volgt.
1. In het eerste en tweede lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter», en «zij» door: hij.
2. In het tweede lid wordt «haar» telkens vervangen door: zijn.
DDDD
Artikel 8:73a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «Zij» vervangen door: Hij.
EEEE
In artikel 8:74 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
FFFF
Artikel 8:75 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «7:28, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid» vervangen door: 7:28, tweede, vierde en vijfde lid.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep bij de bestuursrechter, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.
3. Het derde lid vervalt.
GGGG
Artikel 8:77 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het derde lid vervalt: van de meervoudige kamer.
HHHH
In artikel 8:78 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
IIII
Aan artikel 8:79 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt de griffier, indien de uitspraak betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de Europese Commissie. De verstrekking geschiedt door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak, tenzij het een uitspraak van de Hoge Raad of van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft.
JJJJ
In artikel 8:80 wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «haar» vervangen door: zijn.
KKKK
Artikel 8:80a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
2. In het derde lid wordt «8:72, vierde lid, onderdeel b» vervangen door «8:72, vierde lid, tweede volzin, aanhef en onder a» en «en 8:88» door: en 8:119.
LLLL
In artikel 8:80b wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
MMMM
Artikel 8:81 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het vierde lid wordt na «6:17» ingevoegd: , 6:19.
NNNN
Artikel 8:82 komt te luiden:
1. Van de verzoeker wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat de verzoeker ten tijde van de indiening van het verzoek voor de hoofdzaak verschuldigd is of zou zijn.
3. Artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen.
4. De griffier betaalt het griffierecht terug indien het verzoek wordt ingetrokken:
a. omdat het bestuursorgaan aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit tijdens de procedure over de hoofdzaak op te schorten, of
b. omdat de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen.
5. De uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht door het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
6. In andere gevallen kan het bestuursorgaan het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.
OOOO
Het eerste lid van artikel 8:83 komt te luiden:
1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. De artikelen 8:45, vierde tot en met zesde lid, en 8:45a zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter kan bepalen dat de in deze artikelen bedoelde zienswijzen mondeling ter zitting naar voren worden gebracht. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59, 8:60, 8:60a, tweede lid, en 8:61 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.
PPPP
Artikel 8:84 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De voorzieningenrechter kan aan de gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek de voorwaarde verbinden dat de indiener van het verzoekschrift financiële zekerheid stelt ten behoeve van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «8:72, vijfde en zevende lid,» vervangen door «8:72, vierde lid, tweede volzin, aanhef en onder b, en zesde lid,» en «artikel 8:79, tweede lid,» door: artikel 8:79, tweede en derde lid,.
QQQQ
Artikel 8:85, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. «rechtbank» wordt telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In onderdeel c vervalt «, tenzij bij de uitspraak een later tijdstip is bepaald».
RRRR
Artikel 8:86 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid wordt vervangen door twee leden, luidende:
2. Indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, kan het eerste lid slechts worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven.
3. Partijen worden in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, gewezen op de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, en indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, tevens op de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid.
SSSS
Artikel 8:87 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van het eerste lid wordt toegevoegd: , ook als zij is getroffen met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid.
2. In het tweede lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
TTTT
Onder vernummering van titel 8.4 tot titel 8.6 en van artikel 8:88 tot artikel 8:119 wordt na artikel 8:87 een titel ingevoegd, luidende:
1. Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen hoger beroep instellen tegen:
a. een uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de rechtbank, en
b. een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van de rechtbank.
2. Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
a. een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid,
b. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54a, tweede lid,
c. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid,
d. een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid,
e. een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vijfde lid, en
f. een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:87.
3. Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
a. een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a, of
b. een andere beslissing van de rechtbank.
4. Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de voorlopige voorziening, bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid.
Het hoger beroep wordt ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
1. De werking van een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist, indien:
a. de uitspraak betreft een besluit als bedoeld in artikel 9 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of
b. tegen de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
2. Het eerste lid geldt niet indien de uitspraak een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft.
1. De griffier van de hogerberoepsrechter doet van het ingestelde hoger beroep zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan.
2. De griffier van de rechtbank zendt de gedingstukken met de aantekeningen van de zitting, voor zover deze op de zaak betrekking hebben, en een afschrift van de uitspraak binnen een week na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de griffier van de hogerberoepsrechter.
3. Op verzoek van de hogerberoepsrechter zendt de griffier van de rechtbank het proces-verbaal van de zitting aan de griffier van de hogerberoepsrechter binnen een door de hogerberoepsrechter te bepalen termijn.
1. Voor zover in deze titel niet anders is bepaald, zijn op het hoger beroep de titels 8.1 tot en met 8.3 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1 tot en met 8:10, 8:41, tweede lid, en 8:74.
2. Indien hoger beroep kan worden ingesteld bij een gerechtshof, is voorts hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing.
1. Het griffierecht voor het hoger beroep bedraagt:
a. € 115 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
b. € 232 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een ander besluit, of
c. € 466 als anders dan door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld.
2. Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag.
1. Indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald.
2. Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden.
3. Binnen vier weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het incidenteel hoger beroep aan partijen heeft verzonden, kunnen deze partijen schriftelijk hun zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren brengen.
4. De hogerberoepsrechter kan de in het tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen.
5. Voor het incidenteel hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
1. Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep, tenzij die niet-ontvankelijkheid het gevolg is van:
a. overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep,
b. overschrijding van de termijn voor betaling van het griffierecht, of
c. de omstandigheid dat degene die het hoger beroep heeft ingesteld daartoe niet gerechtigd was.
2. Intrekking van het hoger beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep.
1. Incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep gegrond is.
2. Een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep vervalt als het hoger beroep niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan wel wordt ingetrokken. In het laatste geval deelt de griffier de indiener mee dat zijn hoger beroep is vervallen.
1. De hogerberoepsrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen de rechtbank zou behoren te doen.
2. Indien de uitspraak van de hogerberoepsrechter ertoe strekt dat het bestuursorgaan een nieuw besluit neemt, kan de uitspraak tevens inhouden dat beroep tegen dat besluit slechts kan worden ingesteld bij de hogerberoepsrechter.
1. Indien de hogerberoepsrechter de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigt, houdt de uitspraak tevens in dat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht vergoedt, tenzij de hogerberoepsrechter bepaalt dat het griffierecht door de griffier aan de indiener wordt terugbetaald.
2. In andere gevallen kan de uitspraak inhouden dat het bestuursorgaan of de griffier het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
1. De hogerberoepsrechter wijst de zaak terug naar de rechtbank die deze in eerste aanleg heeft behandeld, indien:
a. de rechtbank haar onbevoegdheid of de niet-ontvankelijkheid van het beroep heeft uitgesproken en de hogerberoepsrechter deze uitspraak vernietigt met bevoegdverklaring van de rechtbank, onderscheidenlijk ontvankelijkverklaring van het beroep, of
b. de hogerberoepsrechter om andere redenen van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.
2. De griffier zendt de gedingstukken en een afschrift van de uitspraak zo spoedig mogelijk aan de griffier van de rechtbank.
In de gevallen, bedoeld in artikel 8:115, eerste lid, onderdeel a, kan de hogerberoepsrechter de zaak zonder terugwijzing afdoen, indien deze naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft.
Indien de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan de hogerberoepsrechter de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.
1. In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan, tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, is het verzoek niet-ontvankelijk.
3. Indien het hoger beroep schriftelijk wordt ingetrokken, wordt het verzoek schriftelijk gedaan. In dat geval zijn de artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van overeenkomstige toepassing.
4. Artikel 8:73a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
UUUU
Artikel 8:119 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, titel 8.3 en titel 8.5, met uitzondering van artikel 8:109, zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.
VVVV
In artikel 9:8, eerste lid, onderdeel e, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
WWWW
Artikel 9:10, tweede lid, komt te luiden:
2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien:
a. de klacht kennelijk ongegrond is,
b. de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
c. de klager niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
XXXX
In de artikelen 9:22, onderdelen d en e, 9:23, onderdelen g en k, en 9:24, tweede lid, wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
YYYY
In artikel 10:3, tweede lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.
ZZZZ
Artikel 11:1 vervalt.
AAAAA
De artikelen 11:2 en 11.3 komen te luiden:
1. De bij of krachtens deze wet vastgestelde bedragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij worden de bedragen rekenkundig afgerond op gehele euro’s.
2. Het eerste lid geldt niet voor de grensbedragen, genoemd in de artikelen 4:98, tweede lid, 4:113, tweede lid, en 5:53, eerste lid, en in artikel 1, onderdelen c en d, van de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht. Deze bedragen kunnen bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden aangepast voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
BBBBB
De bijlage vervalt.
CCCCC
Er worden drie bijlagen toegevoegd, luidende:
Tegen een besluit, genomen op grond van een in deze regeling genoemd voorschrift dan wel anderszins in deze regeling omschreven, kan geen bezwaar worden gemaakt.
Belemmeringenwet Privaatrecht: de artikelen 2, vijfde lid, en 3, tweede lid, voor zover de verplichting noodzakelijk is voor de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onderdelen b en c, van de Crisis- en herstelwet of voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in:
a. artikel 3, eerste lid, van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit
b. artikel 21, tweede lid, van de Tracéwet
c. de artikelen 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, en 3.35, eerste lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening
d. artikel 15, tweede lid, van de Spoedwet wegverbreding: de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit
Dienstenwet: de artikelen 59a en 59c
Gemeentewet: de artikelen 85, tweede lid, 87a, eerste lid, 155d en 268, eerste lid, alsmede een beschikking tot ophouding als bedoeld in artikel 154a
Huisvestingswet: artikel 40, eerste lid
Kaderwet dienstplicht: artikel 13
Kieswet:
a. de artikelen D 3, achtste lid, D 6, D 8, G 1 tot en met G 4, I 4, K 8, L 11, M 4, Q 6, S 2, X 4, derde lid, X 5, derde lid, X 7, vierde lid, en X 8, vierde lid
b. artikel Y 2 in samenhang met artikel D 3, achtste lid, D 6, D 8, G 1, G 4, I 4, K 8, L 11 of M 4
c. de artikelen Y 32 en Y 33
Landbouwkwaliteitswet: een besluit van een tuchtgerecht of een centraal tuchtgerecht, ingesteld door een controle-instelling als bedoeld in artikel 13
Mededingingswet: de artikelen 37, eerste lid, 44, eerste lid, en 47, eerste lid
Monumentenwet 1988: artikel 29
Provinciewet: de artikelen 83, tweede lid, 151d en 261, eerste lid
Telecommunicatiewet, voor zover het betreft een besluit van het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, genomen op grond van:
a. hoofdstuk 5
b. hoofdstuk 6, tenzij bezwaar kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
c. de hoofdstukken 6A, 6B en 12
Vreemdelingenwet 2000:
a. de artikelen 54, tweede lid, 56 en 59
b. een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, 57 of 58
c. een kennisgeving als bedoeld in artikel 62a, eerste lid
d. de afdelingen 3 en 5 van hoofdstuk 7
Waterschapswet: artikel 21, eerste lid, en artikel 41, vijfde lid
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften: artikel 32
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
a. een besluit inzake een verklaring als bedoeld in artikel 2.27
b. een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2.34 of 3.13, tweede lid
Wet gemeenschappelijke regelingen:
a. een ontslagbesluit als bedoeld in artikel 16, vijfde lid
b. een besluit van een plusregio als bedoeld in hoofdstuk IX voor zover het bestuur van een gemeente daartegen beroep instelt
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25f, eerste en tweede lid, en 8.25g, eerste lid
Wet milieubeheer: artikel 16.31, tweede lid
Wet op het financieel toezicht:
a. hoofdstuk 5.1 en de artikelen 5:77, eerste lid, en 5:81, derde lid
b. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
c. de artikelen 6:1 en 6:2
Wet politiegegevens: artikelen 25 en 28
Wet ruimtelijke ordening:
a. een besluit op een verzoek om een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 6.8 of 6.9
b. een besluit omtrent herziening van een exploitatieplan, dat niet is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede een besluit omtrent de afrekening en herberekende exploitatiebijdragen van een exploitatieplan
c. een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.26, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid
Wet tijdelijk huisverbod
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift, kan geen beroep worden ingesteld.
Algemene wet gelijke behandeling: hoofdstuk 2, met uitzondering van de artikelen 16 en 17 en de op grond van artikel 21, tweede lid, gestelde regels
Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945: artikel 6
Burgerlijk Wetboek, voor zover de aanvraag is toegewezen:
a. Boek 1:
1. artikel 7, eerste en tweede lid
2. titel 14, afdeling 4
b. Boek 2: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 9b, vierde lid, 9c, derde lid, 9d, tweede en derde lid, 9e, vijfde lid, 9f, zesde lid, 20a, derde lid, 20b, derde lid, en 20c, tweede en derde lid
Faillissementswet: artikel 285
Financiële-verhoudingswet: artikel 9
Gaswet: de artikelen 39b, derde lid, 39c, derde lid, en 39d, tweede en derde lid
Gemeentewet:
a. de artikelen 49, 169, derde lid, 180, derde lid, en 234, tweede lid, onderdeel a
b. artikel 273, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit
Geneesmiddelenwet: artikel 17
Gerechtsdeurwaarderswet: artikel 3a, tweede lid
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: de artikelen 20, 21, 22, 72, eerste lid, 75, en 101, derde lid, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel VIII, eerste lid, van de Wet van 12 november 2009 tot aanpassing van LNV-wetgeving in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Stb. 2009, 550)
Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a
Kostenwet invordering rijksbelastingen, met uitzondering van artikel 7
Leegstandwet:
a. artikel 15, eerste lid, voor zover het betreft een weigering van de vergunning
b. artikel 15, vijfde lid, voor zover het betreft een afwijzing van het verzoek tot verlenging
c. artikel 16, negende lid, eerste volzin
Mededingingswet:
a. artikel 49a, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen
b. artikel 49c, tweede lid, voor zover de intrekking of wijziging geschiedt op de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b of c, van dat artikel
Mijnbouwwet: de artikelen 141a, derde lid, 141b, derde lid, en 141c, tweede en derde lid
Natuurbeschermingswet 1998: de artikelen 17, 19kg en 23
Onteigeningswet
Ontgrondingenwet: mededeling als bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid
Pensioenwet: de artikelen 155 en 157
Politiewet 1993: de artikelen 29, eerste en tweede lid, 32, eerste en tweede lid, 34, derde lid, 35, tweede lid, 37, tweede lid, 38d en 43b
Provinciewet:
a. de artikelen 49, 167, derde lid, en 179, derde lid
b. artikel 261, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit
Reconstructiewet Midden-Delfland: de artikelen 36, eerste lid, 37, 44, eerste lid, 45 en 70, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel VIII, tweede lid, van de Wet van 12 november 2009 tot aanpassing van LNV-wetgeving in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Stb. 2009, 550)
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, met uitzondering van beslissingen ten aanzien van de algemeen secretaris en de medewerkers van het bureau
Telecommunicatiewet: de artikelen 3.4, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een aanwijzing, 3.10 en 18.9, eerste en tweede lid
Tracéwet: de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, onderdeel c, en 23, eerste lid
Uitleveringswet
Waterschapswet: artikel 156, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een vernietiging te bevorderen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
Waterwet: de artikelen 4.1, 4.4 en 6.28
Wegenverkeerswet 1994: de artikelen 132c, vijfde lid, en 132d, tweede lid
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
a. de artikelen 2.27, eerste lid, en 2.34, eerste lid, met uitzondering van beroep dat wordt ingesteld door het gezag dat bevoegd is ten aanzien van de beschikking waarop de verklaring, onderscheidenlijk de aanwijzing betrekking heeft
b. de artikelen 5.7, eerste lid, 5.8, eerste lid, laatste volzin, en 5.9, eerste lid
c. artikel 5.9, zesde lid, voor zover het een aanwijzing betreft ter zake van de uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 5.3
d. artikel 5.24, eerste lid
Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen
Wet bodembescherming: artikel 43, voor zover het betreft de afwijzing van een verzoek
Wet geurhinder en veehouderij: artikel 7
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 108
Wet investeren in jongeren: de artikelen 37, 57 en 91, voor zover het besluiten betreft van de voorzitter van gedeputeerde staten
Wet luchtvaart: de artikelen 8.4 en 8.15
Wet melding collectief ontslag
Wet milieubeheer:
a. de artikelen 4.3, 4.6, 4.9, 4.12, 4.15a, 4.16, 4.19, 5.12, eerste lid, 5.12, dertiende lid, 5.13, eerste lid, 5.23, eerste lid, 10.3, 11.2, derde lid, onderdelen b en c, en 16.23, eerste lid
b. artikel 16.29, eerste lid, met uitzondering van een besluit houdende toewijzing van broeikasgasemissierechten voor een afzonderlijke inrichting
c. artikel 17.5, eerste lid
Wet op de expertisecentra: artikel 134, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd
Wet op de jeugdzorg:
a. artikel 3, vierde lid
b. artikel 6, eerste lid, voor zover het betreft een besluit ter uitvoering van de taak, bedoeld in:
1. artikel 10, eerste lid, onderdeel b
2. artikel 10, eerste lid, onderdeel c, met uitzondering van de daarin bedoelde nazorg en de daarin bedoelde begeleiding als bedoeld in artikel 77hh van het Wetboek van Strafrecht
3. de artikelen 29o tot en met 29r, 29t en 29v
Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 41, achtste lid, 59, achtste lid, en 100
Wet opheffing particuliere banken van leening: artikel 2
Wet op het financieel toezicht:
a. de artikelen 1:30, 1:33, 1:34, 3:159h, eerste lid, en 3:159u
b. de artikelen 6:1 en 6:2, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: artikel 7.61
Wet op het primair onderwijs: artikel 140, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd
Wet op het voortgezet onderwijs: artikel 96g, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd
Wet publieke gezondheid: de artikelen 31 en 35
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren:
a. een besluit tot benoeming, plaatsing of aanwijzing als bedoeld in hoofdstuk 2, tenzij het beroep wordt ingesteld door een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden
b. een besluit van de Hoge Raad als bedoeld in hoofdstuk 6A
c. een vordering als bedoeld in artikel 46o
Wet ruimtelijke ordening:
a. de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 3.7
b. de artikelen 3.30, eerste lid, 3.33, eerste lid, en 3.35, eerste lid, voor zover het betreft een aanwijzing
c. artikel 4.1, vijfde lid
d. artikel 4.2, eerste lid, tenzij de aanwijzing betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is
e. de artikelen 4.2, derde lid, en 4.3, vierde lid
f. artikel 4.4, eerste lid, tenzij de aanwijzing betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is
g. artikel 4.4, derde lid
h. artikel 6.15, eerste lid, voor zover de herziening uitsluitend betrekking heeft op onderdelen als bedoeld in het derde lid
Wet toezicht accountantsorganisaties: de artikelen 32 en 35
Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 9, 12 en 30
Wet van 18 december 2008 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 2008, 561): artikel X
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: artikel 30, tweede lid
Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 150 en 152
Wet werk en bijstand: de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
Wet werk en inkomen kunstenaars: artikel 14
Zorgverzekeringswet:
a. artikel 9a
b. artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, voor zover een besluit wordt genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Algemene wet bestuursrecht: artikel 5:32, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet
Algemene wet bijzondere ziektekosten, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of van het College zorgverzekeringen
Belemmeringenwet Privaatrecht: de artikelen 2, vijfde lid, en 3, tweede lid, voor zover de verplichting noodzakelijk is voor de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onderdelen b en c, van de Crisis- en herstelwet of voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in:
a. artikel 3, eerste lid, van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit
b. artikel 21, tweede lid, van de Tracéwet
c. de artikelen 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, en 3.35, eerste lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening
d. artikel 15, tweede lid, van de Spoedwet wegverbreding: de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit
Crisis- en herstelwet:
a. artikel 2.3, voor zover het betreft een besluit tot vaststelling van een gebiedsontwikkelingsplan
b. artikel 2.10, eerste lid
Dienstenwet: een aanwijzing op grond van artikel 59a of een besluit op grond van artikel 59c
Experimentenwet onderwijs
Flora- en faunawet: artikel 75a, eerste lid, voor zover de ontheffing is verleend
Gemeentewet:
a. artikel 85, tweede lid
b. artikel 87a, eerste lid
c. artikel 125, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet
d. artikel 268, eerste lid
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse veenkoloniën: de artikelen 13, eerste lid, en 74, eerste, tweede, derde en vijfde lid, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel VIII, eerste lid, van de Wet van 12 november 2009 tot aanpassing van LNV-wetgeving in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Stb. 2009, 550)
Huisvestingswet: artikel 40, eerste lid
Interimwet stad-en-milieubenadering:
a. de artikelen 2 en 3
b. een besluit omtrent goedkeuring van een besluit als bedoeld in artikel 9
Kaderwet dienstplicht: de artikelen 10, eerste lid, 11 en 13
Kernenergiewet
Kieswet:
a. de artikelen D 3, achtste lid, D 6, D 8, G 1 tot en met G 4, I 4, K 8, L 11, M 4, Q 6, S 2, X 4, derde lid, X 5, derde lid, X 7, vierde lid, en X 8, vierde lid
b. artikel Y 2 in samenhang met artikel D 3, achtste lid, D 6, D 8, G 1, G 4, I 4, K 8, L 11 of M 4
c. de artikelen Y 32 en Y 33
Mijnbouwwet:
a. een besluit dat van toepassing is op het continentaal plat, met uitzondering van een besluit krachtens de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 of 5.5
b. een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning krachtens artikel 40 en instemming met een winningsplan krachtens artikel 34 dan wel een winningsplan of een opslagplan krachtens de artikelen 34 en 39, eerste lid
Natuurbeschermingswet 1998, met uitzondering van de artikelen 17, 19kg en 23
Ontgrondingenwet: hoofdstuk II en de artikelen 26a, eerste lid, 27 en 29a, eerste lid
Provinciewet:
a. artikel 83, tweede lid
b. artikel 122, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet
c. artikel 261, eerste lid
Reconstructiewet concentratiegebieden, voor zover het betreft een besluit tot vaststelling, wijziging of uitwerking van het reconstructieplan, alsmede een besluit dat is genomen met toepassing van de artikelen 40 tot en met 43
Reconstructiewet Midden-Delfland: artikel 72, eerste tot en met derde lid, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel VIII, tweede lid, van de Wet van 12 november 2009 tot aanpassing van LNV-wetgeving in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Stb. 2009, 550)
Spoedwet wegverbreding
Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen: artikel 2, eerste lid
Tracéwet
Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190)
Vreemdelingenwet 2000: de artikelen 43 en 45, vierde lid
Waterschapswet:
a. een besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu inzake de goedkeuring van een besluit als bedoeld in artikel 5
b. artikel 61, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet
c. artikel 156, eerste lid
Waterwet:
a. de artikelen 5.7, eerste lid, en 5.8, eerste lid
b. een besluit dat met toepassing van artikel 6.27, tweede lid, gecoördineerd is voorbereid met een besluit krachtens de Kernenergiewet
Wet ammoniak en veehouderij:
a. artikel 2, eerste lid
b. een besluit tot wijziging van een besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid
Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting, voor zover het betreft een beschikking
Wet bereikbaarheid en mobiliteit: artikel 3, eerste lid
Wet bescherming Antarctica
Wet bodembescherming, met uitzondering van artikel 43, voor zover het betreft de afwijzing van een verzoek
Wet educatie en beroepsonderwijs:
a. de artikelen 1.4.1, 1.4a.1, 1.6.1, 2.1.1, eerste lid, 2.1.3, tweede en derde lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.2.3, eerste en derde lid, en 2.5.9
b. artikel 2.5.10, voor zover het de overeenkomstige toepassing betreft van artikel 2.5.9
c. de artikelen 6.1.3 tot en met 6.1.6, 6.2.1 tot en met 6.2.3, 6.2.3b, 6.3.1 tot en met 6.3.3, 6.4.2, 6.4.4, 6a.1.2, 6a.1.3 en 11.1
Wet financiering sociale verzekeringen: artikel 91
Wet geluidhinder
Wet gemeenschappelijke regelingen: de artikelen 99, eerste lid, 100, eerste lid, 102, vierde lid, 103, eerste lid, 103b, 103c, eerste lid, 114, 116, eerste lid, en 117, tweede lid
Wet gewetensbezwaren militaire dienst:
a. hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 4, tweede lid
b. de artikelen 15 en 16
Wet inrichting landelijk gebied:
a. de vaststelling of wijziging van een inrichtingsplan, voor zover het betreft de begrenzing van de blokken, bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b
b. de aanduiding van voorzieningen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, inhoudende de toepassing van een korting als bedoeld in artikel 56, eerste lid
c. de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud van voorzieningen van openbaar nut, bedoeld in artikel 28
d. de aanduiding van wegen met de daartoe behorende kunstwerken, bedoeld in artikel 33, eerste lid
e. de opname van wegen met de daartoe behorende kunstwerken als openbare weg, bedoeld in artikel 33, tweede lid
Wet inzake de luchtverontreiniging
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25, tweede lid, 8.25b, 8.25c, 8.43, eerste lid, 8.64, eerste lid, artikel 8.70, eerste en zesde lid, 8.77, eerste lid, 8a.50a, 10.15, eerste lid, en 10.39, ook voor zover het besluit kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Wet milieubeheer, met inbegrip van een besluit dat betrekking heeft op handhaving, doch met uitzondering van:
a. de artikelen 1.3, eerste lid, 8.40a en 8.42
b. een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde krachtens artikel 8.40
c. artikel 15.50
Wet op de expertisecentra:
a. titel IV: de afdelingen 2 en 8, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen
b. de artikelen 120, tweede lid, 129 en 170
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: de artikelen 2.9, derde lid, 5a.9, 5a.11, 5a.12b, 5.13d, 5a.13e, tweede en zesde lid, 5a.13f, 5a.13g, 6.5 en 15.1, eerste lid
Wet op het primair onderwijs:
a. artikel 22, vijfde lid
b. titel IV: de afdelingen 2 en 9, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen
c. de artikelen 123, tweede lid, 135 en 184
d. artikel 185, tweede lid, tweede volzin, voor zover het betreft een besluit op grond van bepalingen die bij de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 185, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, alsmede een besluit op grond van bepalingen van de algemene maatregel van bestuur die daarmee overeenkomen
Wet op het voortgezet onderwijs:
a. titel III: de afdelingen I, met uitzondering van artikel 74, en III
b. de artikelen 85a, 89 en 104
Wet ruimtelijke ordening:
a. een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan, een inpassingsplan of een rijksbestemmingsplan als bedoeld in artikel 10.3, eerste lid
b. artikel 3.1, derde lid
c. een besluit omtrent wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid
d. een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.26, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid
e. de artikelen 3.30, eerste lid, onder a of b, 3.33, eerste lid, onder a of b, en 3.35, eerste lid
f. de artikelen 4.2, eerste lid, en 4.4, eerste lid, voor zover het besluit betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is
g. de artikelen 6.8, eerste lid, en 6.9
h. een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig bekendgemaakt bestemmingsplan, inpassingsplan of wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, alsmede herzieningen van het desbetreffende exploitatieplan en besluiten omtrent de afrekening en herberekende exploitatiebijdragen van het desbetreffende exploitatieplan
Wet toelating zorginstellingen
Woningwet: artikel 70, voor zover het betreft de intrekking van een toelating
Zorgverzekeringswet: voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of van het College zorgverzekeringen, met uitzondering van:
a. een beschikking op grond van artikel 9b, 9c, 18d tot en met 18g, 69 of 70
b. een beschikking op grond van artikel 122a
c. een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het College zorgverzekeringen
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, voor zover het betreft een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Liquidatiewet ongevallenwetten: artikel 24, eerste lid
Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren: een besluit waarbij een rechterlijk ambtenaar als zodanig of een rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, een gewezen rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Een besluit van een bij of krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld bestuursorgaan of van een kamer als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Kamers van koophandel en fabrieken 1997, met uitzondering van:
a. een besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
b. een besluit ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden
Algemene douanewet: een beschikking ter zake van landbouwrestituties
Algemene wet bestuursrecht: artikel 5:32, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet
Boswet: afdeling II
Burgerlijk Wetboek, Boek 2, voor zover het besluit is bekendgemaakt voor 1 juli 2011:
a. artikel 64, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een weigering om de in de eerste volzin bedoelde termijn te verlengen
b. de artikelen 68, tweede lid, en 125, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring
c. artikel 156, voor zover het betreft:
1. een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing
2. een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd
d. artikel 175, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een afwijzing van een verzoek
e. de artikelen 179, tweede lid, en 235, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring
f. artikel 266, voor zover het betreft:
1. een besluit tot weigering, wijziging of intrekking van de ontheffing
2. een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd
Diergeneesmiddelenwet
Elektriciteitswet 1998, met inbegrip van een besluit van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, genomen op grond van de artikelen 36, 37, 41, 41c, 55, 56, tweede lid, en 57, derde en vierde lid, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 9b, vierde lid, 9c, derde lid, 9d, tweede en derde lid, 9e, vijfde lid, 9f, zesde lid, 20a, derde lid, 20b, derde lid, 20c, tweede en derde lid, 77h en 77i
Gaswet, met inbegrip van een besluit van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, genomen op grond van de artikelen 12f, 12g, 23, 24, tweede lid, 25, derde en vierde lid, 81, 81c en 82, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 16, 39b, derde lid, 39c, derde lid, 39d, tweede en derde lid, 60ac en 60ad
Gemeentewet: artikel 125, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, met uitzondering van artikel 120b, eerste lid
Hamsterwet
In- en uitvoerwet, voor zover die wet op grond van artikel XLIX van de Aanpassingswet Algemene douanewet nog van kracht is
Kaderwet EZ-subsidies
Kaderwet diervoeders
Kaderwet LNV-subsidies
Landbouwkwaliteitswet
Landbouwwet: de artikelen 13, 15, 17 tot en met 22 en 26
Loodsenwet: artikel 27f
Marktverordening voor het wegvervoer
Meststoffenwet, met uitzondering van artikel 51
Metrologiewet
Noodwet voedselvoorziening: de artikelen 6 tot en met 10 en 29, behoudens in geval van toepassing van artikel 18
Plantenziektenwet
Prijzennoodwet
Prijzenwet
Sanctiewet 1977: artikel 9, derde lid
Telecommunicatiewet, voor zover het betreft een besluit van het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, genomen op grond van:
a. hoofdstuk 6 , tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
b. de hoofdstukken 6A , 6B en 12
c. hoofdstuk 15 , met uitzondering van de artikelen 15.2 a en 15.4
Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap: het verzet, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 9
Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap: het verzet, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 7
Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEU 2003, L 207): artikel 7, veertiende lid, tweede alinea
Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG 2001, L 294): artikel 8, veertiende lid, tweede alinea
Waarborgwet 1986
Wedervergeldingswet zeescheepvaart:
a. een verlening of weigering van een vergunning of een ontheffing
b. een intrekking van een vergunning of een ontheffing krachtens artikel 7
c. een oplegging van een heffing
Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot
Wet geneesmiddelenprijzen, met uitzondering van artikel 11 en met inbegrip van een besluit tot vaststelling van een maximumprijs
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met uitzondering van de artikelen 90 en 108
Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, met uitzondering van de artikelen 21 en 22
Wet inkomstenbelasting 2001: de artikelen 3.37, eerste lid, en 3.42, eerste lid, voor zover het betreft een verklaring van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Wet luchtvaart: artikel 8.25f, tweede lid
Wet marktordening gezondheidszorg, met uitzondering van beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6
Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding
Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting
Wet op de Accountants-Administratieconsulenten
Wet op de architectentitel, met inbegrip van een besluit inzake een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, onderdeel j, 10, eerste lid , onderdeel f, 11, eerste lid , onderdeel f, en 12, eerste lid , onderdeel f, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij het betreft een besluit als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht
Wet op de registeraccountants
Wet op het financieel toezicht:
a. hoofdstuk 5.1 en de artikelen 5:77, eerste lid, en 5:81, derde lid
b. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid
Wet privatisering FVP
Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma
Wet van 22 juni 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) (Stb. 1994, 507): een verklaring als bedoeld in artikel V, eerste lid
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen
Wet vervoer over zee
Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001:
a. hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 21
b. een besluit dat is genomen op grond van een bilateraal akkoord en betrekking heeft op het niet in Nederland aanhouden van een wettelijke voorraad
c. een besluit op grond van een bilateraal akkoord als bedoeld in artikel 25 inzake het in Nederland aanhouden van een wettelijke voorraad ten behoeve van een andere staat dan Nederland of een onderdaan van die staat
Wet wegvervoer goederen
Wetboek van Koophandel: artikel 311a
Winkeltijdenwet, met inbegrip van een besluit inzake de verlening van een vrijstelling op grond van artikel 3, derde lid, onder a, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Zorgverzekeringswet: artikel 122a
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.
Wet financiering sociale verzekeringen: een uitspraak op bezwaar als bedoeld in de artikelen 95 en 97
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te ’s-Gravenhage.
Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 1984, 364)
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Garantiewet militairen K.N.I.L.
Garantiewet Surinaamse pensioenen
Militaire ambtenarenwet 1931
de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956
Uitkeringswet gewezen militairen
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de artikelen 43 en 45, vierde lid
Wet arbeid vreemdelingen, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, voor zover het betreft een besluit van het bureau, bedoeld in artikel 1, omtrent de inschrijving van een depot op grond van die wet
Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers: de in artikel 5, eerste en tweede lid, bedoelde besluiten en handelingen
Wet financiële voorzieningen privatisering ABP
Wet milieubeheer: artikel 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002: hoofdstuk 4
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders
Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 2001, 377)
Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam.
Bankwet 1998: artikel 6a
Burgerlijk Wetboek:
a. Boek 2: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266
b. Boek 8: titel 6, afdeling 5
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i
Gaswet: de artikelen 16, 60ac en 60ad
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: artikel 120b, eerste lid
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
Loodsenwet, met uitzondering van artikel 27f
Mededingingswet, met uitzondering van artikel 49a, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen, en artikel 49c, tweede lid, voor zover de intrekking of wijziging geschiedt op de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b of c, van dat artikel
Pensioenwet
Postwet 2009
Spoorwegwet, met uitzondering van artikel 19 en 21
Tabakswet
Telecommunicatiewet, met uitzondering van:
a. artikel 3.4, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een aanwijzing
b. de artikelen 3.10 en 18.9, eerste en tweede lid
c. alsmede, voor zover het betreft een besluit van het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit:
1. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
2. de hoofdstukken 6A, 6B en 12
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2a en 15.4
Warenwet
Wet bestrijding ongevallen Noordzee, voor zover het betreft een beschikking van Onze Minister, genomen op een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13, eerste lid
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994
Wet geneesmiddelenprijzen: artikel 11
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90
Wet handhaving consumentenbescherming
Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie: de artikelen 21 en 22
Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden: artikel 14
Wet inzake de geldtransactiekantoren, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel IX van de Wijzigingswet financiële markten 2012
Wet luchtvaart, de artikelen 8.25f, eerste lid, en 8.25g, eerste lid
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6
Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:
a. hoofdstuk 5.1 en de artikelen 5:77, eerste lid, en 5:81, derde lid
b. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
Wet op het notarisambt, voor zover het de toepassing of overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte beroepspensioenregeling betreft op grond van artikel 113c
Wet personenvervoer 2000: de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid
Wet privatisering APB, voor zover het de overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 betreft op grond van artikel 21, vierde lid
Wet schadefonds olietankschepen
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Wet toezicht accountantsorganisaties
Wet toezicht financiële verslaggeving
Wet toezicht trustkantoren
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
1. Tegen een besluit, genomen op grond van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Arnhem.
2. Tegen een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 8:7, tweede lid, en tegen een besluit op grond van de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5 van de Mijnbouwwet kan beroep worden ingesteld bij de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3. Tegen een besluit van de Raad voor rechtsbijstand, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de raad is gevestigd.
4. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 8:2, tweede lid, van de Algemene douanewet, met uitzondering van een beschikking ter zake van landbouwrestituties, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Haarlem.
5. Tegen een besluit van de Dienst, genoemd in artikel 1 van de Kadasterwet, omtrent wijziging van een authentiek gegeven of omtrent wijziging van een ander gegeven dan een authentiek gegeven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan:
a. de onroerende zaak waarmee het betreffende gegeven verband houdt, geheel of grotendeels is gelegen, of
b. de Dienst, genoemd in artikel 1 van de Kadasterwet, is gevestigd indien het betreffende gegeven verband houdt met een te boek staand schip of luchtvaartuig.
6. Tegen een beschikking, gegeven op grond van artikel 5, tweede lid, of 6, vierde lid, van de Wet op de jeugdzorg, kan beroep worden ingesteld bij de kinderrechter binnen het rechtsgebied waarvan de stichting haar zetel heeft.
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Algemene Kinderbijslagwet
Algemene nabestaandenwet
Algemene Ouderdomswet
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, met uitzondering van een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of van het College zorgverzekeringen
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer: hoofdstuk IV
Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een ministeriële regeling op grond van artikel 9
Liquidatiewet Ongevallenwetten, met uitzondering van artikel 24, eerste lid
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
Tijdelijke wet pilot loondispensatie
Toeslagenwet
Werkloosheidswet
Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Wet investeren in jongeren, met uitzondering van de artikelen 37, 57 en artikel 91, voor zover het besluiten betreft van de voorzitter van gedeputeerde staten
Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.3
Wet milieubeheer: artikel 15.50
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Wet overige OCW-subsidies: artikel 19a
Wet sociale werkvoorziening
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en bijstand, met uitzondering van de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wet werk en inkomen kunstenaars, met uitzondering van artikel 14
Ziektewet
Zorgverzekeringswet: de artikelen 9b, 9c, 18f, 18g, 69, 70 en 118a, behalve voor zover op grond van artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, een besluit is genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan eveneens hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Een besluit waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig, een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn
Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 1984, 364)
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Garantiewet militairen K.N.I.L.
Garantiewet Surinaamse pensioenen
Noodwet Arbeidsvoorziening
Noodwet Geneeskundigen
de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956
Uitkeringswet gewezen militairen
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 4.1.2 en 4.3.2, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft
Wet financiële voorzieningen privatisering ABP
Wet inburgering
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wet op de expertisecentra, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 33, tweede lid, en 55, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft
Wet op de jeugdzorg: de artikelen 5, tweede lid, en 6, vierde lid
Wet op de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 14, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.5, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft
Wet op het primair onderwijs, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 33, tweede lid, en 52, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft
Wet op het voortgezet onderwijs, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 38a, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Wet privatisering ABP
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders
Wet studiefinanciering 2000
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten: de artikelen 2 en 10
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)
Wet van 25 mei 1962, houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea (Stb. 1962, 196)
Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 2001, 377)
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Bankwet 1998: artikel 6a
Burgerlijk Wetboek: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266 van Boek 2
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i
Gaswet: de artikelen 16 , 60ac en 60ad
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: artikel 120b, eerste lid
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
Loodsenwet, met uitzondering van artikel 27f
Mededingingswet, met uitzondering van artikel 49a, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen, en artikel 49c, tweede lid , voor zover de intrekking of wijziging geschiedt op de gronden, bedoeld in het eerste lid , onderdeel b of c, van dat artikel
Meststoffenwet: artikel 51
Overgangswet elektriciteitsproductiesector
Pensioenwet
Postwet 2009
Spoorwegwet
Tabakswet
Telecommunicatiewet, met uitzondering van:
a. artikel 3.4, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een aanwijzing
b. de artikelen 3.10 en 18.9, eerste en tweede lid
c. alsmede, voor zover het betreft een besluit van het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit:
1. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
2. de hoofdstukken 6A, 6B, en 12
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 15.2a en 15.4
Warenwet
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994
Wet geneesmiddelenprijzen: artikel 11
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90
Wet handhaving consumentenbescherming
Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie: de artikelen 21 en 22
Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden: artikelen 14 tot en met 16
Wet inzake de geldtransactiekantoren, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel IX van de Wijzigingswet financiële markten 2012
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25f, eerste lid, en 8.25g, eerste lid
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 4
Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:
a. hoofdstuk 5.1 en de artikelen 5:77, eerste lid, en 5:81, derde lid
b. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
Wet op het notarisambt, voor zover het de toepassing of overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte beroepspensioenregeling betreft op grond van artikel 113c
Wet personenvervoer 2000: de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid , en 96, eerste lid
Wet privatisering APB, voor zover het de overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 betreft op grond van artikel 21, vierde lid
Wet schadefonds olietankschepen
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Wet toezicht accountantsorganisaties
Wet toezicht financiële verslaggeving
Wet toezicht trustkantoren
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.
Algemene douanewet: artikel 8:2, tweede lid
Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 26
Mijnbouwwet: de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5
Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft:
a. een besluit inzake een uitkering bij werkloosheid of ziekte, genomen ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden;
b. een besluit inzake een uitkering op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid op grond van een wettelijk voorschrift waarbij de natuurlijke persoon ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid vanwege het Rijk invaliditeitspensioen is verzekerd, of een besluit, genomen op grond van artikel P9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
c. een bestuurlijke boete van ten hoogste € 340;
d. een besluit waarbij de kosten van bestuursdwang op ten hoogste € 340 zijn vastgesteld.
Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt voorts indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven.
Algemene bijstandswet
Algemene Kinderbijslagwet
Algemene nabestaandenwet
Algemene Ouderdomswet
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, met uitzondering van een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of van het College zorgverzekeringen
Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij het beroep of hoger beroep door een natuurlijke persoon is ingesteld tegen een uitspraak inzake een besluit met betrekking tot de toepassing van:
a. de Wet op de dividendbelasting 1965
b. de Wet op de omzetbelasting 1968
c. de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992
d. de Wet op de accijns
e. de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten
f. de Wet belastingen op milieugrondslag
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer: hoofdstuk IV
Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs, voor zover het betreft besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 1984, 364)
Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voor zover het betreft besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs, voor zover het betreft besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met inbegrip van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Garantiewet Militairen K.N.I.L.
Garantiewet Surinaamse pensioenen
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een ministeriële regeling op grond van artikel 9
Liquidatiewet Ongevallenwetten
Mijnbouwwet: de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5
Reglement eenmalige uitkering silicose-vergoeding oud-mijnwerkers, vastgesteld bij besluit van het bestuur van de Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers van 18 april 1994
de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
Tijdelijke wet pilot loondispensatie
Toeslagenwet
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Werkloosheidswet
Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen
Wet inburgering
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Wet investeren in jongeren, met uitzondering van de artikelen 37, 57 en artikel 91, voor zover het besluiten betreft van de voorzitter van gedeputeerde staten
Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.3
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wet op de huurtoeslag
Wet op de rechtsbijstand: een besluit van de Raad voor rechtsbijstand, indien het beroep dan wel hoger beroep wordt ingesteld door een rechtzoekende als bedoeld in artikel 1, eerste lid
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Wet sociale werkvoorziening
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Wet studiefinanciering 2000
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië ( Stb. 1951, 592)
Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 2001, 377)
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wet werk en bijstand, met uitzondering van de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
Wet werk en inkomen kunstenaars, met uitzondering van artikel 14
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Ziektewet
Zorgverzekeringswet: de artikelen 9b, 9c, 18f, 18g, 69, 70 en 118a
De Wet op de Raad van State wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «enkelvoudige en meervoudige kamers» vervangen door: enkelvoudige, meervoudige en grote kamers.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De meervoudige kamers en grote kamers bestaan uit drie onderscheidenlijk vijf leden, van wie een als voorzitter optreedt.
3. In het derde lid, onder b, wordt «de meervoudige kamer» vervangen door: een meervoudige of grote kamer.
B
In artikel 43 wordt «een meervoudige kamer» vervangen door: een meervoudige of grote kamer.
C
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De Afdeling bestuursrechtspraak» vervangen door: De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Klachten kunnen niet een rechterlijke uitspraak betreffen.
D
Afdeling 3 van hoofdstuk III vervalt.
De Beroepswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Titel II, artikel 28a en de bijlage vervallen, onder vernummering van titel III tot titel II.
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Titel III en de bijlage vervallen.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 25a, derde lid, wordt «de administratieve rechter» vervangen door: de bestuursrechter.
C
De aanhef van artikel 26, eerste lid, komt te luiden:
In afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft:.
D
In artikel 26a, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
E
De artikelen 27 en 27b vervallen.
F
Na artikel 27g wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 8:104, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen slechts de belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen en de inspecteur hoger beroep instellen.
2. De artikelen 24a, tweede lid, 26a, derde lid, 26b, eerste lid, en 27c tot en met 27g zijn van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.
3. De werking van de uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep onherroepelijk is beslist. De eerste volzin geldt niet indien de uitspraak een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft.
G
Afdeling 3 van hoofdstuk V vervalt, onder vernummering van de afdeling 4 tot 3.
H
Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 8:55, vijfde lid» vervangen door: artikel 8:55, zevende lid.
2. In het vierde lid, onderdeel d, wordt «8:84, vierde lid» vervangen door: artikel 8:84, vijfde lid.
I
Aan artikel 28a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De griffier maakt zo nodig onverwijld alsnog een proces-verbaal op van de zitting en zendt dit aan de griffier van de Hoge Raad.
J
Artikel 29 komt te luiden:
Op de behandeling van het beroep in cassatie zijn de artikelen 8:14 tot en met 8:25, 8:27 tot en met 8:29, 8:31 tot en met 8:40a, 8:41, met uitzondering van het tweede lid, 8:41a, 8:43 tot en met 8:45, 8:52, 8:53, 8:60, 8:70, 8:71, 8:72a, 8:75 tot en met 8:79, 8:109, 8:110, derde en vijfde lid, 8:111, 8:112, 8:113, tweede lid, 8:114 en titel 8.6 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, voor zover in deze afdeling niet anders is bepaald.
K
De artikelen 29a en 29g vervallen.
L
Artikel 29b komt te luiden:
1. De andere partij dan de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen acht weken na de dag van verzending van het beroepschrift:
a. een verweerschrift indienen;
b. incidenteel beroep in cassatie instellen.
2. De Hoge Raad kan de in het eerste lid en de in artikel 8:110, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijnen verlengen.
Artikel IVA van onderdeel 6 van de Wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Stb. 650) vervalt.
De Crisis- en herstelwet wordt gewijzigd als volgt:
aA
In artikel 1.4 wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
A
Paragraaf 2.3 vervalt.
B
In artikel 1.6 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
Ba
Artikel 1.7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Artikel 1.6, vierde lid, is niet van toepassing, indien artikel 8:51a of 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast.
2. In het tweede lid wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Bb
In artikel 1.8, eerste lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
C
Artikel 1.9 vervalt.
D
In artikel 1.9a wordt «1.5 tot en met 1.9» vervangen door: 1.6 tot en met 1.8.
E
In artikel 1.10 wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
F
Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid vervalt de eerste volzin.
2. Het twaalfde lid komt te luiden:
12. Indien voor de uitvoering van werken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is, geldt in plaats van artikel 4 van die wet dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van die wet opgeschort wordt totdat de beroepstermijn is verstreken.
G
Artikel 2.13 vervalt.
De artikelen 16 en 19 van de Noodwet voedselvoorziening vervallen.
In de artikelen 121 en 162 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers vervallen de aanduiding «1.» en het tweede lid.
Artikel 9c van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië vervalt.
De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 154a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tiende lid vervalt.
2. Het elfde tot en met veertiende lid worden vernummerd tot tiende tot en met dertiende lid.
3. In het dertiende lid (nieuw) wordt «twaalfde lid» vervangen door: elfde lid.
B
Het derde lid van artikel 155d vervalt.
Ba
In artikel 231, vierde lid, vervalt «in de artikelen 27l, 27n, 27p en 29a van de Algemene wet en».
C
Artikel 234 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde tot en met negende lid worden vernummerd tot derde tot en met achtste lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
Ca
In artikel 235, eerste lid, wordt «artikel 234, achtste lid» vervangen door «artikel 234, zevende lid» en wordt «artikel 234, vierde lid» vervangen door: artikel 234, derde lid.
D
Artikel 281a komt te luiden:
In afwijking van artikel 8:4, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een koninklijk besluit als bedoeld in artikel 268, eerste lid , dan wel tegen een vernietigingsbesluit als bedoeld in de artikelen 85, tweede lid , en 87a, eerste lid , beroep instellen.
De Kieswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel D 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beschikkingen als bedoeld in de artikelen D 3, achtste lid, D 6 en D 8.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «de Afdeling» vervangen door «de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State», en «artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht» door: artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «De Afdeling» vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
B
Artikel G 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «Artikel D 9, tweede tot en met vierde lid,» vervangen door: Artikel D 9.
C
Artikel I 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «kan een belanghebbende en iedere kiezer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State» vervangen door: kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer.
2. In het tweede lid wordt «Artikel D 9, tweede tot en met vierde» vervangen door: Artikel D 9.
3. In het derde tot en met het vijfde lid wordt «Afdeling» telkens vervangen door: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
D
Artikel S 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «kan een belanghebbende en iedere kiezer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State» vervangen door: kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer.
2. In het derde lid wordt «de Afdeling» vervangen door: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
E
In de artikelen Ya 43, tweede lid, Ya 46, derde lid, en Ya 49, derde lid, onderdeel d, wordt «G 5, tweede lid» telkens vervangen door: G 5, eerste lid.
De Provinciewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het derde lid van artikel 151d vervalt.
Aa
In artikel 227a, vierde lid, vervalt «in de artikelen 27l, 27n, 27p en 29a van de Algemene wet en».
B
Artikel 274a komt te luiden:
In artikel 68 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gewijzigd als volgt.
A
In het vijfde lid van artikel 16 vervalt de laatste volzin.
B
In artikel 103f vervallen het eerste en tweede lid, alsmede de aanduiding «3.».
C
De artikelen 121 en 122 vervallen.
In artikel 86, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt «artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervangen door: artikel 8:72, derde lid, onderdeel b, of vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Paragraaf 4.6 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 vervalt.
Het tweede lid van artikel 2 van de Wet opheffing particuliere banken van leening vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Hoofdstuk IX van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders vervalt.
Artikel 14 van de Sanctiewet 1977 vervalt.
De Kaderwet dienstplicht wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 10 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
B
Het zevende lid van artikel 11 vervalt.
C
Artikel 15 vervalt.
D
In de INHOUDSOPGAVE vervalt «Artikel 15. Beroep op de administratieve rechter».
Artikel 4 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 vervalt.
In artikel 11 van de Uitkeringswet gewezen militairen vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
De Wet gewetensbezwaren militaire dienst wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 7a wordt «artikel 7:3, onder a tot en met d» vervangen door: artikel 7:3, onder a tot en met e.
B
De artikelen 7b en 18 vervallen.
In artikel 59d van de Dienstenwet vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 41c, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 6:18» vervangen door: artikel 6:19.
B
Artikel 82 komt te luiden:
De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 61 komt te luiden:
B
In artikel 81c, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 6:18» vervangen door: artikel 6:19.
Artikel 6 van de Hamsterwet vervalt.
Artikel 9 van de Kaderwet EZ-subsidies vervalt.
De Mededingingswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het eerste en tweede lid van artikel 93 vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
B
De artikelen 89h, 89i en 89j vervallen.
Artikel 38 van de Metrologiewet vervalt.
Artikel 142 van de Mijnbouwwet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
1a. Aan het eerste lid (nieuw) wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent instemming met een winningsplan of opslagplan als bedoeld in artikel 39, eerste lid.
2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Op het beroep tegen besluiten op grond van de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5 is hoofdstuk V, afdelingen 2 en 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector vervalt.
Hoofdstuk 12 van de Postwet 2009 vervalt.
Artikel 17 van de Prijzennoodwet vervalt.
De Prijzenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
In het eerste lid van artikel 1 vervalt de zinsnede «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven».
B
Artikel 7 vervalt.
[Vervallen]
De artikelen 17.1 en 19.11 van de Telecommunicatiewet vervallen.
Hoofdstuk VID van de Waarborgwet 1986 vervalt.
[Vervallen]
In artikel 7.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
Artikel 34 van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie vervalt.
Artikel 18 van de Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden vervalt.
Artikel 8 van de Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding vervalt.
Hoofdstuk 9 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 vervalt.
[Vervallen]
De Wet uitvoering internationaal Energieprogramma wordt gewijzigd als volgt:
A
In het eerste lid van artikel 1 vervalt de zinsnede «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven».
B
Paragraaf 5 vervalt, onder vernummering van de paragrafen 6 en 7 tot paragrafen 5 en 6.
De Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 wordt gewijzigd als volgt:
A
Titel 4 van hoofdstuk 2 vervalt.
B
In het tweede lid van artikel 26 vervalt de laatste volzin.
Artikel 10 van de Winkeltijdenwet vervalt.
In artikel 3 van hoofdstuk 12 van de Aanpassingswet euro wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
De Algemene douanewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt het eerste lid van artikel 8:1 vervangen door twee leden, luidende:
1. De artikelen 6:2, aanhef en onder b, en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
2. Artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing, tenzij beroep is ingesteld tegen een beschikking die is genomen op grond van een regeling, genoemd in de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3, onder B, van deze wet.
B
Artikel 8:2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «26a, 27, 27a, 27b» vervangen door: 26a, 27a.
2. Het vierde en negende lid vervallen, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.
C
De artikelen 8:3 en 8:4 vervallen.
In artikel 2 van de Goedkeuringswet Overeenkomst ex artikel K.3 Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Trb. 1998, 174) wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Artikel 9 van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 vervalt.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt gewijzigd als volgt:
aA
In artikel 3.14, eerste lid, onder c, wordt «artikel 234, zesde lid» vervangen door: artikel 234, vijfde lid.
A
Artikel 3.37 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, tweede volzin, wordt na «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» ingevoegd: inzake beroep tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring,.
2. In het tweede lid vervalt de eerste volzin.
B
Artikel 3.42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het achtste lid, tweede volzin wordt na «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» ingevoegd: inzake beroep tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring,.
2. In het achtste lid vervalt de eerste volzin.
Titel IVA van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten vervalt.
[Vervallen]
In artikel 31, vierde lid, onder c, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt «artikel 234, zesde lid» vervangen door: artikel 234, vijfde lid.
Titel IIA van de Wet op de registeraccountants vervalt.
De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
1. Artikel 1:3a komt te luiden:
Op het toezicht op de naleving en de handhaving van de artikelen 7, 8, 17, 24, 27, 29, 36 en 37 van de uitvoeringsverordening markten voor financiële instrumenten zijn van overeenkomstige toepassing:
a. dit hoofdstuk en de hoofdstukken 1.3, 1.4 en 1.5;
b. het in de bijlagen 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de Wet op het financieel toezicht bepaalde.
2. Artikel 1:45 en afdeling 1.6.3 vervallen.
Artikel 30 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme vervalt.
Artikel 46 en paragraaf 5.3 van de Wet toezicht accountantsorganisaties vervallen.
Artikel 23 van de Wet toezicht financiële verslaggeving vervalt.
Hoofdstuk 6 van de Wet toezicht trustkantoren vervalt.
In artikel 30 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vervallen afdeling 3 van titel 3, afdeling 8 van titel 4 en afdeling 8 van titel 5.
In Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, titel 6, afdeling 5, vervalt paragraaf 4.
In artikel 4 van de Goedkeuringswet DIS-Overeenkomst wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
In artikel 6 van de Goedkeuringswet Europol-Overeenkomst en Protocol inzake Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
[Vervallen]
Artikel 4 van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits executieverdrag komt te luiden:
De Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap wordt gewijzigd als volgt.
A
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. In het tweede lid wordt «zijn de twee laatste zinnen» vervangen door: is de tweede zin.
B
Artikel 9, tweede volzin, vervalt.
De Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. In het tweede lid wordt «zijn de twee laatste zinnen» vervangen door: is de tweede zin.
B
Artikel 7, tweede volzin, vervalt.
De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 71 komt te luiden:
B
De artikelen 75 en 80 vervallen.
Ba
Artikel 77, eerste lid, tweede volzin, vervalt.
C
In afdeling 4 van hoofdstuk 7 wordt voor artikel 84 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op het hoger beroep zijn de titels 8.1 tot en met 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1 tot en met 8:10 en de artikelen 8:13, 8:41, tweede lid, 8:54, tweede lid, 8:55, 8:74 en 8:82, voor zover in deze wet niet anders is bepaald.
2. Artikel 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
D
In artikel 84 wordt «artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State» vervangen door: artikel 8:104, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
E
Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 51, vierde lid, van de Wet op de Raad van State» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het tweede lid wordt «artikel 51 van de Wet op de Raad van State» vervangen door: artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. In het derde lid wordt «artikel 52 van de Wet op de Raad van State» vervangen door: artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht.
F
In artikel 87 wordt «artikel 48, tweede lid, van de Wet op de Raad van State» vervangen door: artikel 8:107, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
G
Artikel 88 vervalt.
H
Artikel 93 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
I
In artikel 95, derde lid, wordt «de artikelen 51 en 52 van de Wet op de Raad van State» vervangen door: de artikelen 8:41, eerste lid, en 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht.
In het derde lid van artikel 25 van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen vervalt de zinsnede « bij het gerechtshof».
De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 7, eerste lid, wordt «7:26, vierde lid, en 10:3, tweede lid, onder c» vervangen door: en 7:26, vierde lid.
B
Het derde lid van artikel 33 vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot derde tot en met zevende lid.
Artikel 20 van de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten vervalt.
[Vervallen]
Hoofdstuk VII van de Wet op de rechtsbijstand vervalt.
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 77, eerste lid, onderdeel e, wordt «administratieve rechters» vervangen door: bestuursrechters en «administratieve rechter» door: bestuursrechter.
B
In artikel 78 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
In de Wet politiegegevens vervalt de tweede volzin van artikel 29, eerste lid.
Artikel 47 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervalt.
Paragraaf 4 van de Wet schadefonds olietankschepen vervalt.
De Wet tijdelijk huisverbod wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot eerste tot en met derde lid.
B
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
In het eerste lid van artikel 70 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Het derde lid van artikel 311a van het Wetboek van Koophandel vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Het vijfde lid van artikel V van de Wet van 22 juni 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) (Stb. 507) vervalt.
Afdeling III van de Boswet vervalt.
Artikel 47 van de Diergeneesmiddelenwet vervalt.
Artikel 109 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vervalt.
Artikel 41 van de Kaderwet diervoeders vervalt.
De Landbouwkwaliteitswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het vijfde lid van artikel 13 vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.
B
Artikel 14 vervalt.
Hoofdstuk VI van de Landbouwwet vervalt.
Artikel 42 van de Meststoffenwet vervalt.
In artikel 39 van de Natuurbeschermingswet 1998 vervallen het eerste en vierde lid en worden het tweede en derde lid vernummerd tot eerste en tweede lid.
Artikel 16 van de Plantenziektenwet vervalt.
De Reconstructiewet concentratiegebieden wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de mogelijkheid van beroep worden als één besluit aangemerkt een besluit tot vaststelling, wijziging of uitwerking van het reconstructieplan en het besluit tot goedkeuring, bedoeld in artikel 17, eerste of vijfde lid.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
B
Artikel 44 vervalt.
Paragraaf 3 van hoofdstuk 8 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vervalt.
Artikel 19 van de Wet inrichting landelijk gebied vervalt.
Artikel 86 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 vervalt.
In artikel 5 van de Experimentenwet onderwijs vervallen het eerste lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
De laatste volzin van artikel 29 van de Monumentenwet 1988 vervalt.
Artikel 3 van de Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen komt te luiden:
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:
B
Artikel 10.1 vervalt.
C
In artikel 10.2 wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 20.1» vervangen door: «als bedoeld in artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak».
De Wet op de expertisecentra wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 72 vervalt.
B
De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 134 vervalt.
C
Het zesde lid van artikel 170 komt te luiden:
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan beroep worden ingesteld door het bevoegd gezag.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd als volgt:
aA
In artikel 7.66, tweede lid, wordt «de artikelen 8:1, eerste en tweede lid, en 8:13» vervangen door: de artikelen 8:1, 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, en 8:13.
bA
In artikel 7.67, tweede volzin, wordt «Artikel 8:41, vijfde lid» vervangen door: Artikel 11:2, eerste lid.
B
Artikel 14.1 vervalt.
De Wet op het primair onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
Het zesde lid van artikel 22 komt te luiden:
6. De uitspraak van de geschillencommissie wordt gelijkgesteld met een uitspraak in administratief beroep.
B
Artikel 71 vervalt.
C
De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 140 vervalt.
D
Het zevende lid van artikel 184 komt te luiden:
7. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan beroep worden ingesteld door het bevoegd gezag, onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst.
E
De derde volzin van het tweede lid van artikel 185 vervalt.
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 96g vervalt.
B
De artikelen 75, 105 en 111 vervallen.
Artikel 29d van de Algemene Kinderbijslagwet vervalt.
Artikel 64b van de Algemene nabestaandenwet vervalt.
Artikel 51a van de Algemene Ouderdomswet vervalt.
Het derde lid van artikel 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Het vierde lid van artikel 24 van de Liquidatiewet ongevallenwetten vervalt.
Artikel 162 en paragraaf 8.2 van de Pensioenwet vervalt.
Artikel 37a van de Toeslagenwet vervalt.
Artikel 128 van de Werkloosheidswet vervalt.
Artikel 95b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen vervalt.
Artikel 21 van de Wet arbeid vreemdelingen vervalt.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Op het beroep van de werkgever tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur op grond van de artikelen 95 of 97 is hoofdstuk V, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.
2. In het zesde lid vervalt de zinsnede «27j, derde lid, »
B
De artikelen 67a, 78 en 92 vervallen.
Artikel 43 van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen vervalt.
Artikel 2.10a van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt.
Artikel 87a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vervalt.
In artikel 12 van de Wet privatisering FVP vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 83a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervalt.
Artikel 6:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten vervalt.
Artikel 113 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt.
[Vervallen]
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 157 vervalt.
B
In artikel 211 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 26 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 vervalt.
Artikel 72d van de Ziektewet vervalt.
Hoofdstuk XA van de Loodsenwet vervalt.
De Ontgrondingenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 17 vervalt.
B
Artikel 21d vervalt.
C
Artikel 29 vervalt.
D
In artikel 29a wordt «de artikelen 26 tot en met 29» vervangen door: de artikelen 26 tot en met 28.
De Spoedwet wegverbreding wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
2. Het eerste lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
Aa
Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op de beroepen tegen de in artikel 13 bedoelde besluiten binnen twaalf weken na ontvangst van de desbetreffende verweerschriften.
B
Onderdeel c van het tweede lid van artikel 15 komt te luiden:
c. geldt in plaats van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort wordt totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
Paragraaf 5 van hoofdstuk 6 van de Spoorwegwet vervalt.
De Tracéwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Onderdeel c van het tweede lid van artikel 21 komt te luiden:
c. geldt in plaats van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort wordt totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
B
Het eerste lid van artikel 25 vervalt, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
Het eerste lid van artikel 5.13 van de Waterwet vervalt, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
De Waterschapswet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 5 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
B
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht blijft buiten toepassing.
2. In het derde lid wordt «artikel 8:41, tweede lid» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid.
C
In artikel 41, vijfde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «zijn de artikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
Ca
In artikel 123, vijfde lid, vervalt «in de artikelen 27l, 27n, 27p en 29a van de Algemene wet en».
D
Artikel 162 komt te luiden:
Artikel 12 van de Wedervergeldingswet zeescheepvaart vervalt.
De Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 33 vervalt.
B
Onderdeel c van het tweede lid van artikel 36 komt te luiden:
c. in afwijking van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort tot het tijdstip waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift verstrijkt.
Artikel 14 van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee komt te luiden:
Artikel 10 van de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot vervalt.
De Wet luchtvaart wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 8.25i vervalt.
B
Artikel 8a.50a, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
C
Artikel 12.1 vervalt.
Artikel 11 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting vervalt.
Artikel 105 van de Wet personenvervoer 2000 vervalt.
Hoofdstuk XI van de Wet vervoer over zee vervalt, onder vernummering van de hoofdstukken XII en XIII tot hoofdstukken XI en XII.
Artikel 8.1 van de Wet wegvervoer goederen vervalt.
Artikel 63 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vervalt.
In artikel 17 van de Geneesmiddelenwet wordt «Afdeling 4.1.2. en de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing» vervangen door: Afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 6 van de Tabakswet vervalt.
Artikel 23 van de Warenwet vervalt.
In artikel 38 van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 45 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
B
In artikel 54, zesde lid, wordt «een bezwaarschrift dan wel een beroep, bedoeld in artikel 45,» vervangen door: een bezwaarschrift dan wel een beroepschrift.
In artikel 34 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
Artikel 17 van de Wet geneesmiddelenprijzen vervalt.
De Wet marktordening gezondheidszorg wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 105 komt te luiden:
B
Artikel 106 vervalt.
Het vijfde lid van artikel 5 van de Wet op de jeugdzorg vervalt.
Artikel 38 van de Wet toelating zorginstellingen vervalt.
In artikel 56 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
In artikel 44 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
De Zorgverzekeringswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 69, vijfde lid, komt te luiden:
5. Indien tegen een door het College zorgverzekeringen op grond van dit artikel genomen beschikking bezwaar wordt gemaakt, beslist dat college, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
B
De artikelen 116, 117 en 122a, veertiende lid, vervallen.
Artikel 44 van de Huisvestingswet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. Bij een beroep tegen een besluit tot vordering als bedoeld in artikel 40, eerste lid, blijft titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
De Interimwet stad-en-milieubenadering wordt gewijzigd als volgt:
1. Artikel 18 vervalt.
2. Het eerste lid van artikel 19 vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
Artikel 7w van de Kadasterwet vervalt.
Artikel 50 van de Kernenergiewet vervalt.
Artikel 15 van de Leegstandwet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het achtste lid vervalt, onder vernummering van het negende lid tot achtste lid.
2. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:
8. Elk beding dat strijdig is met dit artikel of met artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 1 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, is nietig.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 6.5, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
B
Artikel 6.5a vervalt.
C
In artikel 6.5b, eerste lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Artikel 2a van de Wet ammoniak en veehouderij wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «voor de toepassing van het vijfde lid» vervangen door: voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. In de tweede volzin van het zesde lid (nieuw) vervalt de zinsnede «en het vijfde».
Artikel 14 van de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting vervalt.
Artikel 26 van de Wet bescherming Antarctica vervalt.
Hoofdstuk VIII van de Wet bodembescherming vervalt.
De Wet geluidhinder wordt gewijzigd als volgt:
B
Artikel 146 vervalt.
Hoofdstuk VIII van de Wet inzake de luchtverontreiniging vervalt.
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
A
[Vervallen]
B
Het opschrift van hoofdstuk 20 komt te luiden:
C
Artikel 20.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste, derde en zevende lid vervallen, onder vernummering van het tweede lid tot eerste lid, en van het vierde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. De eerste volzin van het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op een beroep tegen een besluit op grond van deze wet of tegen besluiten als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid, binnen twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn.
D
Artikel 20.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld tegen een beschikking houdende een aanwijzing of een verzoek als bedoeld in artikel 5.23, onderscheidenlijk artikel 17.5, eerste lid, door het gezag dat bevoegd is ten aanzien van de beschikking waarop de aanwijzing of het verzoek betrekking heeft.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «eerste lid» en «de verklaring of het verzoek» door: de aanwijzing of het verzoek.
E
De eerste volzin van artikel 20.3, eerste lid, komt te luiden:
Een besluit op grond van:
deze wet;
de artikelen 34, 39, eerste lid, en 40 van de Mijnbouwwet, met uitzondering van een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning voor een mijnbouwwerk te plaatsen of geplaatst aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn en een besluit omtrent instemming met een winningsplan of opslagplan, voor zover het winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen geschiedt vanuit of in een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn;
de Kernenergiewet;
de Wet geluidhinder;
de Wet inzake de luchtverontreiniging;
de Wet bodembescherming;
de Wet bescherming Antarctica;
de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
de artikelen 125 van de Gemeentewet, 122 van de Provinciewet, 61 van de Waterschapswet en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het besluit betrekking heeft op handhaving van het bepaalde bij of krachtens andere wetten dan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarop hoofdstuk 5 van laatstgenoemde wet van toepassing is,
waartegen ingevolge artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden ingesteld, treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt, dan wel, indien ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift afloopt.
F
In artikel 20.4, onderdeel b, wordt «de wetten waarop hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is» vervangen door: de in artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen.
G
[Vervallen]
H
[Vervallen]
I
In artikel 20.15 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door «bestuursrechter», en «beroepen op grond van artikel 20.1» door: beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid,.
Artikel 21 van de Wet op de architectentitel vervalt.
De Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd als volgt:
A
Het derde lid van artikel 3.36a komt te luiden:
3. Indien voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, of 3.35, eerste lid, onder b, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is, wordt, in afwijking van artikel 4 van die wet, de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van die wet opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
B
Artikel 8.1 vervalt.
C
Artikel 8.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste tot en met derde lid worden vervangen door twee leden, luidende:
1. Bij een beroep tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan, een inpassingsplan of een rijksbestemmingsplan als bedoeld in artikel 10.3, eerste lid, kunnen geen gronden worden aangevoerd die betrekking hebben op een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, of artikel 4.4, eerste lid, waarop dat besluit berust, voor zover deze aanwijzing betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is.
2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist binnen twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn op een beroep tegen:
a. een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan, een inpassingsplan of een rijksbestemmingsplan als bedoeld in artikel 10.3, eerste lid,
b. een besluit als bedoeld in artikel 3.1, derde lid,
c. een besluit omtrent wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid,
d. een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.26, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid,
e. een besluit op een verzoek om een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 6.8 of 6.9, en
f. een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig bekendgemaakt bestemmingsplan, inpassingsplan of wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, alsmede herzieningen van het desbetreffende exploitatieplan en besluiten omtrent de afrekening en herberekende exploitatiebijdragen van het desbetreffende exploitatieplan.
2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het derde lid» vervangen door: het tweede lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «de in het desbetreffende besluit opgenomen gronden» vervangen door: in het desbetreffende besluit opgenomen gronden.
D
In artikel 8.6 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
Het eerste lid van artikel 70b van de Woningwet komt te luiden:
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft bij de behandeling van een beroep tegen een koninklijk besluit dat strekt tot intrekking van de toelating, aanvankelijk overeenkomstige toepassing aan artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht en kan nadien overeenkomstige toepassing geven aan artikel 8:53 van die wet.
Indien artikel I, onderdeel F, van het bij koninklijke boodschap van 20 maart 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart met betrekking tot de gevolgen van buitenlandse luchthavens voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied (Beperkingengebied buitenlandse luchthaven, 31 898) nadat die wet tot wet is of wordt verheven:
a. op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deze wet, wordt in deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 2, in de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart na «8a.50a,» ingevoegd: 8a.54,;
b. later in werking treedt dan deze wet, wordt in die wet na artikel II een artikel IIa toegevoegd, luidende:
In artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart na «8a.50a,» ingevoegd: 8a.54,.
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 maart 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen, 32 588) tot wet is of wordt verheven en:
a. op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, vervalt in bijlage 2, artikel 1, van dat onderdeel in de zinsnede met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 «9e, vijfde lid,»;
b. later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, komt artikel II van die wet te luiden:
In bijlage 2, artikel 1, van de Algemene wet bestuursrecht vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 «9e, vijfde lid,».
Indien artikel I, onderdeel D, van het bij koninklijke boodschap van 26 februari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, 32 667) nadat die wet tot wet is of wordt verheven:
a. op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deze wet, vervalt in deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 1, van deze wet in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «en artikel 16.23, eerste lid» en wordt «artikel 16.29, eerste lid» vervangen door: artikel 16.24, eerste lid;
b. later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:
1°. artikel I, onderdeel D, onder 1, wordt gewijzigd als volgt:
1. in onderdeel a wordt «tweede lid» vervangen door «eerste lid» en «zesde lid» door: vierde lid;
2. in onderdeel b wordt «vijfde lid» vervangen door: derde lid;
2°. artikel I, onderdeel D, onder 2, vervalt;
3°. na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «en artikel 16.23, eerste lid» en wordt «artikel 16.29, eerste lid» vervangen door: artikel 16.24, eerste lid.
Indien artikel 47, eerste lid, van het bij koninklijke boodschap van 23 december 2009 ingediende voorstel van wet houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 20.., 32 271) nadat die wet tot wet is of wordt verheven:
a. op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
1°. in deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 1, en bijlage 2, artikel 2, vervalt de zinsnede met betrekking tot de Huisvestingswet;
2°. in deel B vervalt artikel CXLVIII;
b. later in werking treedt dan deze wet, wordt in die wet na artikel 45 een artikel ingevoegd, luidende:
Indien artikel III, onderdeel F, van het bij koninklijke boodschap van 4 februari 2011 ingediende voorstel van wet houdende vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van ... tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds, 32 625) nadat die wet tot wet is of wordt verheven:
a. op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deze wet, wordt in deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 1, van deze wet in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «11.2, derde lid, onderdelen b en c,» vervangen door: 11A.2, derde lid, onderdelen b en c, 11.5, 11.18;
b. later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:
1°. artikel III, onderdeel F, vervalt;
2°. na artikel IX wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «11.2, derde lid, onderdelen b en c,» vervangen door: 11A.2, derde lid, onderdelen b en c, 11.5, 11.18.
Indien de zinsnede
«a. 8.70, eerste lid, van de Wet luchtvaart in geval op een luchthaven sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol, en
b. artikel 10.15, eerste lid, van de Wet luchtvaart voor zover het betreft de grenswaarden en regels die gelden voor het burgerluchtverkeer vastgesteld op grond van artikel 10.28, eerste lid, van die wet en voor burgerluchthavenluchtverkeer sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol»
in artikel IV van de wet van 18 december 2008 (Stb. 561) tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens):
a. eerder in werking is getreden of treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet of op dezelfde datum in werking treedt als dat onderdeel, wordt bijlage 2 in dat onderdeel als volgt gewijzigd:
1°. in artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart te luiden:
Wet luchtvaart:
a. de artikelen 8.4 en 8.15
b. artikel 8.70, eerste lid, in geval op een luchthaven sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
c. artikel 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de grenswaarden en regels die gelden voor het burgerluchtverkeer vastgesteld op grond van artikel 10.28, eerste lid, en voor burgerluchthavenluchtverkeer sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
2°. in artikel 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart te luiden:
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25, tweede lid, 8.25b, 8.25c, 8.43, eerste lid, 8.64, eerste lid, artikel 8.70, eerste en zesde lid, 8.77, eerste lid, 8a.50a, 10.15, eerste lid, en 10.39, ook voor zover het besluit kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar met uitzondering van een besluit op grond van:
a. artikel 8.70, eerste lid, in geval op een luchthaven sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
b. artikel 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de grenswaarden en regels die gelden voor het burgerluchtverkeer vastgesteld op grond van artikel 10.28, eerste lid, en voor burgerluchthavenluchtverkeer sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
b. later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, komt artikel IV van die wet te luiden:
Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart te luiden:
Wet luchtvaart:
a. de artikelen 8.4 en 8.15
b. artikel 8.70, eerste lid, in geval op een luchthaven sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
c. artikel 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de grenswaarden en regels die gelden voor het burgerluchtverkeer vastgesteld op grond van artikel 10.28, eerste lid, en voor burgerluchthavenluchtverkeer sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
2. In artikel 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart te luiden:
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25, tweede lid, 8.25b, 8.25c, 8.43, eerste lid, 8.64, eerste lid, artikel 8.70, eerste en zesde lid, 8.77, eerste lid, 8a.50a, 10.15, eerste lid, en 10.39, ook voor zover het besluit kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar met uitzondering van een besluit op grond van:
a. artikel 8.70, eerste lid, in geval op een luchthaven sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
b. artikel 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de grenswaarden en regels die gelden voor het burgerluchtverkeer vastgesteld op grond van artikel 10.28, eerste lid, en voor burgerluchthavenluchtverkeer sprake is van een samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (31 412) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden:
a. vervalt artikel II van die wet;
b. komt in artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet te luiden:
Telecommunicatiewet: de artikelen 3.5, 3.22 en 18.9, eerste en tweede lid
Indien het bij geleidende brief van 15 september 2003 ingediende voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet, 29 048) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden:
a. komt artikel 23 van die wet te luiden:
b. wordt in artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Warmtewet, met inbegrip van een op grond van artikel 5, eerste lid, genomen besluit tot vaststelling van een maximumprijs, en met uitzondering van artikel 18
c. wordt in de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Warmtewet: artikel 18
Indien artikel 32 van het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2010 ingediende voorstel van wet houdende de oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens, 32 467), nadat die wet tot wet is of wordt verheven,
a. eerder in werking is getreden of treedt dan, of op dezelfde datum in werking treedt als deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, vervalt in bijlage 2, artikel 1, van dat onderdeel de zinsnede met betrekking tot de Algemene wet gelijke behandeling en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet College voor de rechten van de mens, met uitzondering van de artikelen 14 tot en met 18
b. later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, komt artikel 32 van de Wet College voor de rechten van de mens te luiden:
In artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht:
a. vervalt de zinsnede met betrekking tot de Algemene wet gelijke behandeling;
b. wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet College voor de rechten van de mens, met uitzondering van de artikelen 14 tot en met 18
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 2009 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de naleving van Europese regelgeving door publieke entiteiten (Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten, 32 157), nadat die wet tot wet is of wordt verheven:
a. op dezelfde datum in werking treedt als of eerder in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
1°. deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, wordt gewijzigd als volgt:
1. in bijlage 1 en in artikel 2 van bijlage 2 wordt ingevoegd:
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: de artikelen 2, eerste lid, 3 en 5
2. in artikel 1 van bijlage 2 wordt ingevoegd:
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten:
a. artikel 2, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven
b. artikel 3, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven
c. artikel 5, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen
2°. in deel B wordt na artikel IXa een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6 van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten vervalt.
b. later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:
1°. artikel 6 vervalt;
2°. artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst;
2. er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. In bijlage 1 en in artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt ingevoegd:
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: de artikelen 2, eerste lid, 3 en 5
3. In artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt ingevoegd:
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten:
a. artikel 2, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven
b. artikel 3, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven
c. artikel 5, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2010 ingediende voorstel tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht, 32 389) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.2, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel CCCCC, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
A
Deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, wordt gewijzigd als volgt:
1. In bijlage 1 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet na «87a, eerste lid,» ingevoegd: 124i,.
2. In bijlage 1 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet na «83, tweede lid,» ingevoegd: 121g,.
3. In artikel 1 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet gewijzigd als volgt:
a. onderdeel b wordt geletterd e;
b. onderdeel a wordt vervangen door vier onderdelen, luidende:
a. artikel 49
b. artikel 124, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester
c. artikel 124a, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
d. de artikelen 169, derde lid, 180, derde lid, en 234, tweede lid, onderdeel a
4. In artikel 1 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet gewijzigd als volgt:
a. onderdeel b wordt geletterd d;
b. onderdeel a wordt vervangen door drie onderdelen, luidende:
a. artikel 49
b. artikel 121, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
c. de artikelen 167, derde lid, en 179, derde lid
5. In artikel 1 van bijlage 2 worden in de zinsnede met betrekking tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de onderdelen b, c en d vervangen door één onderdeel, luidende:
b. artikel 5.8, eerste lid, laatste volzin
6. In artikel 2 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet gewijzigd als volgt:
a. de onderdelen c en d worden geletterd e en f;
b. er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
c. artikel 124, voor zover het beroep wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester
d. artikel 124a, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
7. in artikel 2 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet gewijzigd als volgt:
a. de onderdelen b en c worden geletterd c en d;
b. er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. artikel 121, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
B
In deel B wordt artikel V gewijzigd als volgt:
Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
Artikel 124i vervalt.
C
In deel B wordt artikel VII gewijzigd als volgt:
Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
Artikel 121g vervalt.
D
In deel B vervalt artikel IX, onderdeel B.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2010 ingediende voorstel tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht, 32 389) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.2, onderdeel A, van die wet later in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet:
a. vervallen in die wet:
1°. artikel 121g in artikel 1.1, onderdeel B;
2°. artikel 124i in artikel 1.2, onderdeel B;
3°. artikel 1.6;
b. wordt de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd als volgt:
1. In bijlage 1 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet na «87a, eerste lid,» ingevoegd: 124i,.
2. In bijlage 1 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet na «83, tweede lid,» ingevoegd: 121g,.
3. In artikel 1 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet gewijzigd als volgt:
a. onderdeel b wordt geletterd e;
b. onderdeel a wordt vervangen door vier onderdelen, luidende:
a. artikel 49
b. artikel 124, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester
c. artikel 124a, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
d. de artikelen 169, derde lid, 180, derde lid, en 234, tweede lid, onderdeel a
4. In artikel 1 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet gewijzigd als volgt:
a. onderdeel b wordt geletterd d;
b. onderdeel a wordt vervangen door drie onderdelen, luidende:
a. artikel 49
b. artikel 121, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
c. de artikelen 167, derde lid, en 179, derde lid
5. In artikel 1 van bijlage 2 worden in de zinsnede met betrekking tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de onderdelen b, c en d vervangen door één onderdeel, luidende:
b. artikel 5.8, eerste lid, laatste volzin
6. In artikel 2 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet gewijzigd als volgt:
a. de onderdelen c en d worden geletterd e en f;
b. er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
c. artikel 124, voor zover het beroep wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester
d. artikel 124a, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
7. in artikel 2 van bijlage 2 wordt de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet gewijzigd als volgt:
a. de onderdelen b en c worden geletterd c en d;
b. er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. artikel 121, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 februari 2011 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de controle op diensten die betrekking hebben op strategische goederen (Wet strategische diensten, 32 665) tot wet is of wordt verheven en artikel 18 van die wet in werking treedt of is getreden:
a. wordt dat artikel gewijzigd als volgt:
1°. in het tweede lid wordt «27, 27a, 27b» vervangen door: 27a
2°. het vierde en vijfde lid vervallen;
b. wordt de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd als volgt:
1°. in artikel 4 van bijlage 2 vervalt de zinsnede met betrekking tot de In- en uitvoerwet;
2°. in artikel 8 van bijlage 2 wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, een lid toegevoegd, luidende:
5. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet strategische diensten kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Haarlem.
3°. in artikel 12 van bijlage 2 wordt in de alfabetische volgorde toegevoegd:
Wet strategische diensten: artikel 18, derde lid
Indien artikel 10.3 van de Wet dieren:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, vervalt artikel 10.3 van de Wet dieren en wordt bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht als volgt gewijzigd:
1°. in artikel 4 vervallen «Diergeneesmiddelenwet» en «Kaderwet diervoeders» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet dieren, met uitzondering van een besluit op grond van artikel 8.7
2°. in de artikelen 7 en 11 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet dieren: artikel 8.7
b. later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt de Wet dieren gewijzigd als volgt:
1°. artikel 10.3 vervalt;
2°. in hoofdstuk 11, § 2, wordt vóór artikel 11.2 een artikel ingevoegd, luidende:
Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
a. in artikel 4 vervallen «Diergeneesmiddelenwet» en «Kaderwet diervoeders» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet dieren, met uitzondering van een besluit op grond van artikel 8.7
b. in de artikelen 7 en 11 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet dieren: artikel 8.7
3°. artikel 11.13 vervalt.
1. Indien artikel I, onder K, en artikel IA van de Wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet wapens en munitie, houdende een volledig verbod van stiletto’s, valmessen en vlindermessen en verduidelijking van de Wet wapens en munitie (volledig verbod stiletto’s, valmessen en vlindermessen) (Stb. 2011, 447) eerder in werking treden of zijn getreden dan deel A, artikel I, onderdeel YYYY, van deze wet, vervalt de tweede volzin van artikel 34, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van artikel 42, vierde lid, van de Flora- en faunawet.
2. Genoemd artikel I, onder K, en genoemd artikel IA vervallen indien zij op dezelfde datum in werking treden als of later in werking treden dan genoemd onderdeel YYYY.
Indien het bij geleidende brief van 4 oktober 2006 ingediende voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij) (30 826) en het bij geleidende brief van 7 november 2011 ingediende voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem tot nadere wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij (33 076) tot wet zijn of worden verheven:
a. vervalt artikel 8 van de Wet verbod pelsdierhouderij;
b. wordt in artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 september 2011 ingediende voorstel van wet, houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep, 33 025) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel 57 van die wet op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. In deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 4, vervallen de zinsneden met betrekking tot de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de registeraccountants en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
2. Deel B, artikel XLV, komt te luiden:
Paragraaf 8.2 van de Wet op het accountantsberoep vervalt.
3. Deel B, artikel XLVII, vervalt.
b. artikel 57 van die wet later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. Paragraaf 8.2 vervalt.
2. Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 4 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht vervallen de zinsneden met betrekking tot de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de registeraccountants en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 oktober 2011 ingediende voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht, 33 057) tot wet is of wordt verheven en:
a. die wet op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
1. Deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, wordt gewijzigd als volgt:
1°. Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
a. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet bekostiging financieel toezicht: de artikelen 2, 5, 6 en 13, derde lid
b. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht vervalt: 1:30, 1:33, 1:34,.
c. De zinsneden met betrekking tot de Pensioenwet, de Wet toezicht accountantsorganisaties en de Wet verplichte beroepspensioenregeling vervallen.
2°. In de artikelen 7 en 11 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
2. Deel B wordt gewijzigd als volgt:
1°. Na artikel XLII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De artikelen 28 en 29, tweede lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht vervallen.
2°. Artikel XLIX, tweede lid, komt te luiden:
2. Afdeling 1.6.3 vervalt.
b. die wet later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. De artikelen 28 en 29, tweede lid, vervallen.
2. Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
a. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
Wet bekostiging financieel toezicht: de artikelen 2, 5, 6 en 13, derde lid
b. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht, onderdeel a, vervalt: 1:30, 1:33, 1:34,.
c. De zinsneden met betrekking tot de Pensioenwet, de Wet toezicht accountantsorganisaties en de Wet verplichte beroepspensioenregeling vervallen.
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere bevoegdheden in verband met de introductie van aanvullende bevoegdheden tot interventie bij financiële ondernemingen in problemen (Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen, 33 059) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel I, onderdeel AB, van die wet op dezelfde datum in werking treedt als, of eerder in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
1. Deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, wordt gewijzigd als volgt:
1°. In artikel 2 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet op het financieel toezicht: de artikelen 6:1 en 6:2
2°. In de artikelen 7 en 11 wordt aan de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de artikelen 6:1 en 6:2
2. Aan deel B, artikel XLIX, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
3. In artikel 6:1, vierde lid, wordt «onverminderd artikel 6:6» vervangen door: onverminderd het in artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de Wet op het financieel toezicht bepaalde.
4. Artikel 6:6 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tien dagen.
2. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
5. Artikel 6:7 wordt gewijzigd als volgt:
1°. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet blijft buiten toepassing.
2°. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vierde lid.
b. artikel I, onderdeel AB, van die wet later in werking treedt dan deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel I, onderdeel AB, wordt als volgt gewijzigd:
1°. In artikel 6:1, vierde lid, wordt «onverminderd artikel 6:6» vervangen door: onverminderd het in artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de Wet op het financieel toezicht bepaalde.
2°. Artikel 6:6 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tien dagen.
2. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
3°. Artikel 6:7 wordt gewijzigd als volgt:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet blijft buiten toepassing.
b. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 2 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet op het financieel toezicht: de artikelen 6:1 en 6:2
B
In de artikelen 7 en 11 wordt aan de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de artikelen 6:1 en 6:2
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (32 814) tot wet is of wordt verheven en artikel XX van die wet in werking is getreden of treedt, wordt in de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Wet van ... tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. ..., ...): artikel XX
1. Het recht zoals dit gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op:
a. bezwaar of beroep tegen een voor dat tijdstip bekendgemaakt besluit;
b. hoger beroep, verzet of beroep in cassatie tegen een voor dat tijdstip bekendgemaakte uitspraak;
c. een verzoek om herziening van een voor dat tijdstip bekendgemaakte uitspraak;
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.
3. Het oude recht blijft van toepassing op het hoger beroep, indien:
a. dat recht ingevolge het eerste lid van toepassing is op het beroep,
b. ingevolge dat recht hoger beroep kon worden ingesteld, en
c. toepassing van het nieuwe recht zou leiden tot het vervallen van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.
4. Indien artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht ingevolge het eerste lid niet van toepassing is op het beroep, is het artikel evenmin van toepassing op het hoger beroep.
Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deel A, artikel I, onderdeel YYY, aan de Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht is toegepast.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32450-A-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.