11 Begroting Koninkrijksrelaties 2018

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2018 ( 34775 ).

(Zie vergadering van 7 november 2017.) 

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties. 

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op vragen, gesteld in eerste termijn. 

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering. 

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

De voorzitter:

Vandaag geeft de staatssecretaris antwoord op de vragen die door de Kamer in de eerste termijn aan de orde zijn gesteld. Trouwens, van harte welkom. Voordat ik de staatssecretaris het woord geef wil ik ook de mensen in de Voorzittersloge van harte welkom heten. Dat zijn de gevolmachtigde ministers van Aruba en Sint-Maarten, de heer Yrausquin en mevrouw Doran-York. Zij worden vergezeld door hun medewerkers de heren Kock en Van Rooij. Van harte welkom. 

Het woord is nu aan de staatssecretaris. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Bijzonder om hier zo op deze plek te staan. Ik moet zeggen, ik ben gisteren door de Kamer bijzonder hartelijk welkom geheten en uitgebreid gefeliciteerd. Daar wil ik de Kamer hartelijk voor danken. Sommige leden wensten mij zelfs wijsheid en sterkte toe. Ik verwacht dat ik die goed kan gebruiken, evenals het "warm hart" en het "koel hoofd" die de heer Bosman mij toewenste. 

Twee weken na mijn aantreden mag ik met u de begroting Koninkrijksrelaties bespreken. Dat komt na een bewogen jaar. Een jaar waarin Sint-Maarten, Saba en Eustatius werden getroffen door zware orkanen, waarvan de gevolgen nog lang zullen nadreunen. En het was een jaar, we zijn het niet vergeten, dat zowel Curaçao als Aruba een nieuwe regering kreeg, al is de formatie op Aruba nog niet helemaal rond. Een jaar ook waarin de relatie met Nederland soms op scherp kwam te staan, maar waarin we ook het belang van stabiliteit, samenwerking en solidariteit opnieuw hebben ontdekt. 

Voorzitter, ik heb gisteren in eerste termijn de betrokkenheid van de hele Kamer met ons Koninkrijk gevoeld. Ik kijk ook uit naar de samenwerking de komende tijd. Staat u mij toe dat ik aan de hand van drie blokjes — het gaat zo in deze Kamer, met blokjes; dan weet de voorzitter waar we zijn — de vragen wil beantwoorden en een aantal statements wil maken. Allereerst de noodhulp en de wederopbouw, inclusief de actuele politieke situatie in Sint-Maarten, dan het thema goed bestuur en hoe ik daar invulling aan wil geven, en tot slot de gecoördineerde en praktische aanpak van vooral sociaal-economische problemen in Caribisch Nederland. 

Voorzitter. Begin september heb ik, zoals wij allen, met ontzetting de berichten gevolgd over de verwoesting die de orkanen Irma en Maria hebben aangericht op Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius. Orkaan Irma had met name op Sint-Maarten een ontwrichtende werking op het dagelijkse leven van de bewoners. Niet alleen zijn de gebouwen en de vitale infrastructuur beschadigd, ook was en is er sprake van veel persoonlijk leed. Hoewel Saba en Sint-Eustatius iets buiten het verwoestende pad van Irma lagen, heeft orkaan Irma hier veel schade aangericht. Naast de woningen zijn onder meer de haven van Saba en de landingsplaats op Sint-Eustatius beschadigd. Direct na het passeren van de orkanen is gestart met het leveren van noodhulp aan de drie eilanden. Het doet mij deugd om te zien dat alle landen van het Koninkrijk zich hiervoor gezamenlijk hard hebben gemaakt. Het geeft aan dat de slagkracht van het Koninkrijk groot is op de momenten die er echt toe doen. 

De hulpactie van het Rode Kruis laat zien dat ook de Europese Nederlanders zich betrokken voelen bij de Caribische delen van ons Koninkrijk. De afgelopen weken heeft de Nederlandse regering dan ook stevig geïnvesteerd in hulp aan Sint-Maarten, Saba en Eustatius. De grote inzet van veel personen is enorm belangrijk geweest, waaronder die van honderden militairen, politieagenten, ambulancemedewerkers en ambtenaren. Er is een luchtbrug opgezet voor onder meer het vervoer van mensen die medische hulp nodig hadden en onder meer Zijner Majesteits Karel Doorman heeft goederen geleverd, zoals dekzeilen, bouwmateriaal en vuilniswagens. Ook is er heel veel werk verzet om alle scholen weer te openen. Ik ben trots op deze snelle en effectieve inzet en wil mijn grote waardering uitspreken voor iedereen die een bijdrage geleverd heeft. De noodhulpfase is, volgens afspraak, op 1 december ten einde, maar nog steeds komen er hulpgoederen aan en zijn hulpverleners actief op de eilanden. 

Met het aanvaarden van dit ambt heb ik mij gecommitteerd aan het vormgeven van een stevige Nederlandse bijdrage aan wederopbouw van de drie eilanden. Ik heb me vanaf dag één vol overgave en met enthousiasme op dit dossier gestort. Ik heb direct een aantal stappen gezet om te kunnen starten met een spoedige wederopbouw. Veelvuldig heb ik contact gehad met de gouverneur van Sint-Maarten. In al deze gesprekken heb ik aangedrongen op snelle aanvaarding van de duidelijke voorwaarden van Nederland, zodat de bevolking van Sint-Maarten ook snel verbetering ziet in haar situatie. En zoals u weet, gaat het dan om het inrichten van de integriteitskamer en het versterken van de grensbewaking. Daarnaast heb ik de gouverneur verzocht om nadere informatie en een appreciatie te geven rond de praktische en juridische haalbaarheid van het houden van verkiezingen tijdens de crisissituatie die er nu nog steeds is. Ook heb ik hem verzocht om een appreciatie van het centraal stembureau van Sint-Maarten, waarover enkelen van u gisteren al hebben gesproken. 

Ik zal nu een aantal concrete vragen beantwoorden over noodhulp en wederopbouw die de leden gisteren in de eerste termijn hebben gesteld. Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe we ervoor zorgen dat de mensen op Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius een goed toekomstperspectief krijgen. Dat begint natuurlijk bij het orkaanbestendig bouwen van de huizen die verwoest zijn en bij het land voor te bereiden op een mogelijke nieuwe orkaan. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor de sociaal-economische gevolgen. De Nederlandse overheid heeft zich vanaf het moment dat de orkanen de eilanden hebben getroffen, ingezet voor directe verbetering van de situatie aldaar. Zo zijn er herstelwerkzaamheden verricht aan de vitale infrastructuur. Wegen zijn weer begaanbaar, de haven, het vliegveld en het ziekenhuis zijn weer operationeel, de elektrische opwekcapaciteit is weer 100% en er is ook voldoende voedsel, water en medicijnen beschikbaar. Wel zijn er in het kader van de wederopbouw in een aantal sectoren nog aanvullende werkzaamheden nodig, zoals het volledig herstellen van het vliegveld, de afvalverwerking en de gevangenis. Op dit moment heeft de Nederlandse overheid aanzienlijke noodhulp verstrekt aan de drie eilanden. In deze fase van noodhulp heeft het leveren van hulp aan de mensen die in de grootste nood verkeren, de hoogste prioriteit. Dat heeft dan ook centraal gestaan. Ook in de fase van planvorming over de Nederlandse bijdrage aan de wederopbouw zullen de mensen die het meest kwetsbaar zijn, de aandacht hebben. Ik kom daar zo nog over te spreken. 

Voor Sint-Maarten is de Nederlandse regering bereid tot een substantiële bijdrage aan de wederopbouw van het land. Ik voel met u de urgentie om spoedig te starten met deze wederopbouw, gezien de situatie op het eiland. De heer Van Raak merkte gisteren terecht op dat die wederopbouw niet kan wachten en geen onderdeel mag zijn van politieke spelletjes. Dat ben ik volledig met hem eens. Hij vroeg daarom inzicht in de plannen en wilde weten wie de uitvoerders zijn. Dat is een terechte vraag. Ik begrijp die vraag ook. Hij gaf aan dat we zo veel mogelijk mensen op het eiland zelf aan het werk willen helpen en geen consultancybureaus. Ik zal de namen die hij noemde, niet herhalen, want dit is per slot van rekening geen reclamespotje. Ook ik hecht zeer aan het benutten van het potentieel van de lokale arbeidsmarkt. Het is echter op dit moment voor mij nog te vroeg om u exact te informeren over de omvang van de wederopbouw, simpelweg omdat de besluitvorming daarover nog niet is afgerond. Maar het zal een fors bedrag zijn; dat kan ik u zeggen. Ik zal u op zeer korte termijn informeren als daar meer informatie over is. Dat kunt u spoedig verwachten. 

De voorzitter:

Was u klaar met dit punt? 

Staatssecretaris Knops:

Dat niet, maar ik zag dat dit een natuurlijk moment was voor de heer Van Raak om te interrumperen. 

De voorzitter:

Ja, ik heb de heer Van Raak ook gezien, maar ik wil toch voorstellen dat de staatssecretaris dit punt afrondt. Dan krijgt u de gelegenheid om vragen te stellen, mijnheer Van Raak. Gaat u verder. 

Staatssecretaris Knops:

Ik ben als was in uw handen, voorzitter. 

De heer Van Raak (SP):

Ik ook. 

Staatssecretaris Knops:

En de heer Van Raak ook. Dat is heel bijzonder. 

De voorzitter:

Daar houd ik u aan. Ik heb het goed onthouden. 

Staatssecretaris Knops:

De heer Bosman vroeg mij om, wanneer de plannen voor de wederopbouw van Sint-Maarten concreet worden, glashelder te maken dat dit projectmatig is en dat het geld dat we erin steken verantwoord en transparant wordt besteed. Ook dat ben ik met hem eens. Ik hecht eraan dat de Nederlandse financiële bijdrage aan de wederopbouw van Sint-Maarten ten goede komt aan de inwoners van Sint-Maarten, want daar doen we het allemaal voor. Dat heb ik gisteren ook goed verstaan. Het Nederlandse geld moet op een integere en transparante wijze worden besteed. 

De heer Bisschop vroeg mij te reflecteren op deze voorwaarden, gegeven het feit dat Sint-Maarten een autonoom land is binnen ons Koninkrijk. We willen snel aan de slag om de bevolking te helpen op een manier die de bevolking direct ten goede komt en waarbij de ingezette middelen doelmatig en rechtmatig worden besteed. Dat betekent onder meer dat projecten op een integere manier moeten worden uitgevoerd. Die integriteitskamer, waar wij altijd om gevraagd hebben, is een absolute voorwaarde om überhaupt geld te kunnen geven. Ik kan dat niet vaak genoeg zeggen. Wij willen de mensen op Sint-Maarten graag helpen, maar dat betekent wel dat we ons ervan moeten vergewissen dat het geld op een goede manier terechtkomt. Ik wil daarover geen enkel misverstand laten bestaan. 

Aangekomen bij die integriteitskamer vroegen enkele leden naar de rol van deze kamer bij de wederopbouw. In de brief van 13 oktober jongstleden van mijn ambtsvoorganger aan de minister-president van Sint-Maarten is onder andere die integriteitskamer als voorwaarde gesteld voor de financiële steun voor wederopbouw. Die integriteitskamer moet dus ook kunnen functioneren. Het moet een onafhankelijke instantie zijn die adviezen geeft en voorstellen doet over integriteitsbeleid aan de regering van Sint-Maarten en die, daar waar vermoedens van integriteitsschendingen bestaan, ook onderzoek verricht. Verder kan ik u, zoals eerder opgemerkt, op dit moment nog niet informeren over specifieke onderdelen van de wederopbouw, omdat de regering van Sint-Maarten op dit moment die voorwaarden nog niet geaccepteerd heeft. We hebben wel een meerderheid in de Staten — ik heb al eerder aangegeven dat dat positief is — maar de regering heeft dat nog niet gedaan. 

Wanneer Sint-Maarten instemt met die voorwaarden, zal ik bezien op welke manier derde partijen en internationale organisaties een rol kunnen krijgen. Mevrouw Kuiken sprak daar gisteren over toen zij het had over de Wereldbank. Daar zijn we mee in contact. De Wereldbank is ook een prima partner om dit mee te kunnen doen. Dat moet nog verder uitgewerkt worden. Ik heb aanstaande vrijdag een eerste gesprek daarover. Zodra ik daar meer over weet, zult u in het kader ook van de toezegging aan de heer Van Raak daarover geïnformeerd worden. 

Enkele leden stelden wat meer praktische vragen over de Nederlandse inzet bij de wederopbouw. Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe ik aankijk tegen de mogelijkheden van het verduurzamen van huizen op Sint-Maarten en mevrouw Diertens verwees in haar vraag naar een artikel in Trouw, waarin experts relatief eenvoudige en goedkope oplossingen aandroegen om huizen orkaanbestendig te maken. Ik kan u zeggen — het is in het belang van de mensen daar maar ook in het belang van de Nederlandse regering — dat we het geld daar op een zodanige manier willen besteden dat het sowieso duurzaam is in de tijd — we moeten niets iets bouwen wat over een jaar mogelijk weer beschadigd wordt — maar ook, waar mogelijk, energieduurzaam is. Daar geldt natuurlijk wel dat vaak investeringen hoger zijn op het moment dat je dat soort maatregelen neemt, maar als het uiteindelijk rendabel kan, zou je dat juist op dit moment moeten doen, juist in deze situatie waarin huizen letterlijk vanuit niks weer moeten worden opgebouwd. Dat is dus een goed moment om daarnaar te kijken. Het is niet dat ik, in de positie waarin ik hier sta, bouwheer op Sint-Maarten word. De mensen zullen het daar zelf doen, onder toezicht natuurlijk, zodat het geld goed besteed wordt. Maar ik zal in ieder geval aangeven dat, wat ons betreft, die duurzame oplossingen zo veel mogelijk worden toegepast. 

Voor de inwoners van Saba en Sint-Eustatius heeft de Nederlandse overheid een andere verantwoordelijkheid dan voor de inwoners van Sint-Maarten. Dat heeft met de structuur en het Statuut te maken. Het kabinet heeft afgesproken dat waar de departementen hun verantwoordelijkheden hebben, zij deze ook moeten nemen. Dat gebeurt ook. Zo gaat de Belastingdienst coulant om met de mensen die niet aan hun belastingverplichting kunnen voldoen en heeft het ministerie van Economische Zaken een veerdienst opgezet tussen Saba, Sint-Eustatius, Sint-Maarten en Saint Kitts. Een groot deel van de reparatie van de schade, bijvoorbeeld aan havens, luchthavens en woningen, valt onder de eilandelijke verantwoordelijkheid van Saba en Sint-Eustatius. Echter, ik heb ook geconstateerd dat de eilanden onvoldoende financiële middelen hebben om deze taak op te pakken, en daarom wordt er momenteel geïnventariseerd wat de totale schade voor beide eilanden is en welke oplossing er kan worden geboden. Ik zal uw Kamer ook op dit punt op korte termijn informeren. 

Meerdere leden vroegen mij om in te gaan op de politieke situatie op Sint-Maarten. Zoals uw Kamer bekend is, heeft de regering van Sint-Maarten haar ontslag aangeboden nadat er in de Staten een motie van wantrouwen was aanvaard. Tevens zijn er twee moties ingediend, waarvan een in het bijzonder de regering opriep om onverkort en volledig in te stemmen met de voorwaarden zoals die door mijn ambtsvoorganger indertijd per brief aan de minister-president zijn gestuurd. Dat is een positief signaal, en, ook naar aanleiding van het debat van gisteren, hecht ik eraan te zeggen dat, welke regering er ook zit in Sint-Maarten, deze regering gesprekspartner is voor Nederland. Natuurlijk zou je kunnen zeggen dat we het liefst een missionaire regering hebben. Dat hebben we in Nederland ook. Maar elke missionaire regering kan morgen demissionair zijn in theorie, dus is het een schijnzekerheid om daarnaar te streven. Het gaat er dus om dat de regering die er zit, die afspraken en voorwaarden onderschrijft, alleen al vanwege het feit dat we het ons niet kunnen permitteren om daar een politiek spel van te maken, om daarop te gaan wachten tot er een zogenaamde stabiele regering zit. Want de enigen die daarvan de dupe worden, zijn de inwoners van Sint-Maarten. Er zijn verkiezingen uitgeschreven voor 8 januari 2018 en de gouverneur, met wie ik dus op gezette tijden in contact sta, houdt momenteel consultaties over de benoeming van een interim-kabinet in plaats van het huidige demissionaire kabinet-Marlin. De gouverneur heeft gisteren Franklyn Meyers tot formateur benoemd. 

Er zijn meerdere vragen gesteld, bijvoorbeeld door de heren Bosman en Van Raak, omtrent het ontbindingsbesluit van 3 november 2017, het besluit om de Staten van Sint-Maarten te ontbinden, en over de eventuele mogelijkheid voor uitstel of afblazen van de verkiezingen van Sint-Maarten. Ontbinding van het parlement behoort tot de autonomie van het land Sint-Maarten. Het vaststellen van een landsbesluit is daarna de taak van de gouverneur, als hoofd van de regering van Sint-Maarten, dus als landsorgaan. Hij handelt dan onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister-president van Sint-Maarten. De bevoegdheid om het parlement te ontbinden, is een belangrijke bevoegdheid van de regering, die staatsrechtelijk het tegenwicht vormt tegen de bevoegdheid van de Staten om het kabinet naar huis te sturen. De Staatsregeling van Sint Maarten schrijft voor dat binnen drie maanden na het ontbindingsbesluit, in dit geval dus uiterlijk 2 februari 2018, de Staten in nieuwe samenstelling bijeenkomen. Een aantal leden heeft zorgen uitgesproken over het organiseren van nieuwe verkiezingen op Sint-Maarten, gezien de staat waarin het eiland nu verkeert. Laat ik heel kort zijn: ik deel die zorgen volledig. Ik heb de gouverneur afgelopen maandag dan ook schriftelijk gevraagd om nadere informatie van hemzelf en van de voorzitter van het centraal stembureau van Sint-Maarten over de praktische mogelijkheden en onmogelijkheden van verkiezingen op 8 januari 2018. Het belang van eerlijke en vrije verkiezingen, die niet worden betwist doordat ze niet goed georganiseerd zijn, is immers heel groot. Inmiddels heb ik via andere weg — de heer Bosman had daar gisteren ook al een papier van — kennisgenomen van de praktische en juridische bezwaren van de voorzitter van het centraal stembureau. 

Daarop heeft een aantal van u gevraagd: is de Nederlandse regering, de Koninkrijksregering, dan voornemens om op basis van de waarborgfunctie in te grijpen om zo eerlijke verkiezingen te garanderen en, volgens de optie die de heer Bosman gisteren noemde, de zaak een tijd uit te stellen? Ik wil benadrukken dat ingrijpen in de autonomie een buitengewoon zware maatregel is, zeker als het gaat om de uitoefening van de bevoegdheid van de regering van Sint-Maarten om de Staten te ontbinden. Daaraan moet dus een zeer zware motivering ten grondslag liggen. Ik wacht nu eerst de nadere informatie van de gouverneur af. Ik heb vandaag nog contact met hem gehad. Hij heeft mij toegezegd om mij voor of in het weekend een brief te sturen naar aanleiding van zijn gesprekken met de voorzitter van het centraal stembureau en met de minister-president. Op basis van die brief wil ik mij een oordeel vormen over de ontstane situatie. Uiteraard zal ik alsdan de Kamer daarover berichten. 

Samengevat: de Nederlandse regering werkt samen met elk kabinet dat bereid is tot samenwerking en onze voorwaarden heeft aanvaard. De gouverneur is consultaties gestart om de mogelijkheid van een interim-kabinet te onderzoeken. Deze situatie mag er voor de bevolking van Sint-Maarten niet toe leiden dat wordt gewacht met de aanvang van de wederopbouw. Randvoorwaarde is en blijft echter wel dat de voorstellen voor grensbewaking en de integriteitskamer worden onderschreven. 

Mevrouw Van Tongeren vroeg of wij hulp kunnen aanbieden bij de organisatie van de verkiezingen op Sint-Maarten, als daarom gevraagd wordt. Dat is op grond van artikel 36 van het Statuut van het Koninkrijk mogelijk, maar het is natuurlijk pas aan de orde als we duidelijkheid krijgen over de vraag of verkiezingen in deze omstandigheden überhaupt kunnen plaatsvinden. En er moet uiteraard een verzoek voor komen. 

Voorzitter, dit was het einde van het eerste blokje. 

De voorzitter:

U hebt het over een "blokje", maar het zijn wel gigantische blokken. De heer Van Raak wilde al interrumperen. Het woord is aan hem. 

De heer Van Raak (SP):

Ik dank de staatssecretaris voor de helderheid die hij heeft geboden. Hij zegt in de eerste plaats: wat de Nederlandse regering betreft moet er zo snel mogelijk worden begonnen met de wederopbouw. Dat is goed nieuws voor alle mensen op Sint-Maarten. Maar de mensen op Sint-Maarten beginnen ook ongerust te worden en boos op Nederland te worden omdat het allemaal zolang duurt. Heb ik de minister goed begrepen dat het geld klaarstaat, de plannen klaarstaan en de uitvoering klaarstaat, maar dat we wachten op een handtekening vanuit Sint-Maarten? En wie moet die handtekening gaan zetten? Er is nu een formateur aan de gang. Als we bij wijze van spreken morgen aan de gang willen, wie zou dan vandaag op Sint-Maarten die handtekening moeten zetten zodat we met de wederopbouw kunnen gaan beginnen? 

Staatssecretaris Knops:

Dat is een terechte vraag. Wij willen graag met de wederopbouw beginnen. De Staten hebben zich in meerderheid uitgesproken. Dat zijn de Staten die er nu zitten, en wellicht zullen het andere Staten zijn als er in januari verkiezingen zouden zijn. Maar goed, het gaat om de Staten van nu. En er is een minister-president. Hij is weliswaar demissionair, maar hij is degene die de voorwaarden zou moeten accepteren, wat mij betreft. Dan heb je zowel aan de kant van de Staten als aan de kant van de regering commitment. Laat ik heel helder zijn: de formele besluitvorming in Nederland is precies de reden waarom ik u nog niet kan informeren over de details. Die besluitvorming is ook nog niet afgerond. Dat zal binnenkort gebeuren. Dan zijn wij dus in principe klaar. Maar wat wij ook gaan doen — wij willen graag gaan helpen met de wederopbouw, wij willen de noodhulpfase afsluiten en doorgaan — het zal altijd voorwaardelijk zijn. Met andere woorden: als de nieuwe Staten of de nieuwe regering terugkomt op de gemaakte afspraken, dan zal de consequentie daarvan niet anders kunnen zijn dan dat Nederland de hulp opschort, temporiseert of stopzet. Ik wil daarop niet vooruitlopen, maar ik wil u wel de scenario's, de opties schetsen. Er is dus altijd de mogelijkheid — dat recht behouden wij ons uiteraard voor — om de hulp stop te zetten als de politiek, om het maar even groot te nemen, op Sint-Maarten in de komende maanden van gedachten zou veranderen. 

De heer Van Raak (SP):

In het meest ideale geval krijgen we dus heel snel op Sint-Maarten een regering van nationale eenheid, een zakenkabinet waarmee we zaken kunnen doen en dus heel snel de wederopbouw kunnen beginnen. Maar we kennen ook de politiek op Sint-Maarten en de kans dat dat gebeurt is heel klein. De kans is heel groot dat er politiek geharrewar, politieke ruzie ontstaat zeker in aanloop naar verkiezingen. Dus de kans is eigenlijk heel groot dat de politiek op Sint-Maarten niet die stabiele partner zal zijn met wie we de wederopbouw kunnen plegen. Is de staatssecretaris in dat geval dan nog steeds van mening dat de wederopbouw moet plaatsvinden omdat de bevolking van Sint-Maarten dat nodig heeft? Zo ja, welke mogelijkheden ziet hij dan binnen het Statuut om die projecten binnen het Koninkrijk te beginnen, eigenlijk ongeacht de regering en het gekrakeel van de politiek op Sint-Maarten? 

Staatssecretaris Knops:

Ik denk dat ik die vraag al beantwoord heb. Ik heb de Kamer gisteren goed verstaan dat hulp aan Sint-Maarten van het grootste belang is. Maar die hulp kan niet onvoorwaardelijk zijn en ook niet vrijblijvend. Dus ik hoop oprecht dat de bevolking het signaal van de Nederlandse regering, gesteund door het Nederlandse parlement, om de wederopbouw te starten — ook in de aanloop naar eventuele verkiezingen; er zijn meerdere scenario's mogelijk — goed begrijpt, namelijk dat wij die voorwaarden stellen, dat wij bereid zijn om te helpen en dat de keuze van de bevolking bij verkiezingen bepalend is voor hoe het verdergaat. Dus feitelijk kun je zeggen dat de inwoners van Sint-Maarten door hun keuze bij verkiezingen dadelijk het lot in eigen handen hebben en dat ze het land Nederland als partner tegenover zich hebben dat ook politiek bereid is om bij te springen, want ze zitten daar gigantisch in de problemen. Maar dan mogen wij ook een aantal dingen vragen. Dat lijkt me niet meer dan redelijk. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Van Raak (SP):

Dat klopt, maar dan gaat de staatssecretaris uit van verkiezingen in januari en dat we dan misschien in februari een stabiele regering hebben. En tot die tijd? Tot die tijd hebben de gezinnen geen dak, geen werk, geen inkomen. Dat is een drama. Dus wat gaan we dan doen tot die tijd? Leggen we ons neer bij eventueel politiek gekrakeel op Sint-Maarten, wat zeker met het oog op de verkiezingen bepaald niet theoretisch is? Dat betekent dus dat we in dat geval niks gaan doen. Of gaan we wel wat doen en gaan we kijken hoe we in het kader van het Koninkrijk onze verantwoordelijkheid kunnen nemen om toch voor een dak te zorgen, toch voor een baan te zorgen en toch voor een inkomen te zorgen? 

Staatssecretaris Knops:

Dat laatste is het geval. Dus ik zou zeggen: wat daar politiek gebeurt, daar heb ik geen oordeel over. U heeft dat hier uitgebreid geëtaleerd gisteren. Ik kan me daar van alles bij voorstellen, ook gezien de afgelopen jaren. Het is natuurlijk verre van stabiel. Maar goed, ook in Nederland hebben we wel eens discussies over kabinetten met één zetel meerderheid. Dus we moeten het een beetje in perspectief plaatsen. Maar goed, het is van iets andere orde. Ik vind het van belang dat wij starten met die wederopbouw. Elke politicus op Sint-Maarten die het daar niet mee eens is, moet dat gewoon zeggen. Dan hebben de mensen ook wat te kiezen. En iemand die zegt "wij steunen dat", die houden wij daar ook aan. Wij zijn betrouwbaar in onze afspraken. Dan verwachten wij dat ook van de andere kant. Ik heb geen behoefte om een politiek spelletje te gaan spelen over de rug van mensen die vreselijke rampen hebben meegemaakt, die zonder huis of haard zitten. Die moeten wij gewoon helpen. Dat was het signaal dat ik gisteren goed verstaan heb. U heeft ook verwezen naar het Statuut. Natuurlijk, er zijn allemaal opties, maar daar wil ik pas op vooruitlopen nadat ik de brief van de gouverneur waarin hij zijn werk gedaan heeft ontvangen heb. Dat kan best al volgende week zijn, maar vooropstaat dat we die hulp gaan opstarten. Ik zal er alles aan doen om de besluitvorming die daar nog over genomen moet worden in Nederland zo snel mogelijk te voltooien. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Even een opmerking vooraf. Doordat dit zo'n groot blok is, heb ik eigenlijk meer vragen dan ik nu in één keer kan stellen. Maar laat ik me nu even beperken tot de politieke situatie en nog even heel scherp doorvragen. 

Ik heb de staatssecretaris goed gehoord. Hij wil zo snel mogelijk starten met afspraken en als er een interim-regering is kan dat ook als het wederzijds vertrouwen er is dat we aan elkaars randvoorwaarden voldoen. Maar wat als men toch doorgaat met de verkiezingen? Is dat wederzijdse vertrouwen er dan ook? 

Staatssecretaris Knops:

Voor mij staat het los van elkaar. Het is niet zo van belang of er nu verkiezingen zijn of over een jaar, behalve dan dat ik mij op dit moment met name afvraag of die verkiezingen überhaupt goed uitgevoerd kunnen worden. Het is van belang om met de regering die er zit, of die nu demissionair is zoals deze regering of dat het dadelijk om een interim-kabinet gaat of wat dan ook, afspraken te maken. Het is net zoals in Nederland: een demissionair kabinet kan afspraken maken met derden. Dat kan hier ook. Ik zeg er meteen bij dat dit een gebaar is vanuit Nederland. Dat gebaar moet beantwoord worden. Du moment dat dit niet gebeurt, behoud ik me het recht voor om de toezeggingen die van onze kant gedaan zijn, op te schorten of in te trekken. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat laatste begrijp ik. Gelijktijdig hebben we ook de Nederlandse politieke situatie. Uw coalitiegenoot VVD heeft gezegd: we kunnen alleen afspraken maken als er niet straks in januari verkiezingen zijn. Ik hoor de CDA-staatssecretaris net wat anders zeggen. Als er straks een motie wordt ingediend die een afhankelijkheid maakt tot het momentum van verkiezingen, hoe gaat u daar dan mee om? En wat moeten wij daar dan mee in ons eigen oordeel? 

Staatssecretaris Knops:

Dat is "wat als". Ik zou zeggen: laat die motie maar komen, want dan kan ik die alsdan beoordelen. Op dit moment is het voor mij heel helder. Ik wil mij niet afhankelijk maken van verkiezingen, maar ik deel de zorgen van de Kamer over de vraag of die verkiezingen gehouden kunnen worden. Dat proces loopt nog. Ik heb er acties voor uitgezet, ook in de richting van de gouverneur. In het telefoongesprek dat ik vandaag met hem heb gevoerd, heb ik aangegeven dat ik er zorgen over heb. Ik heb dat ook in het ambtsbericht in de richting van de gouverneur uitgesproken. Hij is nu bezig om die zaak te inventariseren, samen met de minister-president. Hij gaat ook in overleg met het hoofd van het stembureau. We hebben die brief gezien waaraan de heer Bosman al refereerde. Het is niet mals wat daarin staat. Er zijn zowel praktische als juridische bezwaren. Ik wil nu niet, als u het mij toestaat, en public vooruitlopen op allerlei scenario's, want er zijn inderdaad allerlei scenario's, die we ook kennen. Ik wil me vooral concentreren op het antwoord dat er komt. Als bijvoorbeeld het antwoord komt dat verkiezingen te organiseren zouden zijn, dan kunnen die wat mij betreft gewoon plaatsvinden. Dat is een bevoegdheid van het land zelf. Ik wil wel dat de zorgen die wij hebben over de praktische uitvoerbaarheid ten aanzien van adressenbestanden, mensen die niet meer op hun adres wonen of dossiers die vernietigd zijn, ordentelijk worden opgelost. Als uitstel nodig is om goede verkiezingen te kunnen waarborgen, dan moet dat maar gebeuren. Maar nogmaals, dat is niet ons besluit. Het is een besluit van het land. Wij gaan starten met de wederopbouw. Als de politiek daar anders beschikt en meerderheden in de Staten anders zouden komen te liggen dan de meerderheid die er nu is, en als die nieuwe meerderheid zegt dat de Nederlandse voorwaarden onverkort en volledig moeten worden overgenomen, dan zien we dat dan wel weer. Maar daar heb ik al het een en ander over gezegd. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Inhoudelijk zit ik met de staatssecretaris op dezelfde lijn en spreekt hij ongeveer dezelfde woorden als die ik gisteren heb geuit, zowel over de zorgen als de autonome positie. Ik heb het "bijna een paradox" genoemd. Gelijktijdig hebben we te maken met de Nederlandse politieke situatie, waarin ik onder andere coalitiegenoot en kabinetsgenoot VVD heel hard hoor zeggen: nee, ik hang er wel een voorwaarde aan. Als er een motie komt, wil ik weten hoe we daar straks mee omgaan. Volgens mij is dat een heel legitieme vraag, die ik aan u moet stellen omdat wij straks onze afweging moeten maken. 

Staatssecretaris Knops:

Mevrouw Kuiken mag die vraag stellen. Er komt alleen nog een tweede termijn, waarin moties worden ingediend. We kunnen daar dan het debat over hebben. Ik heb de heer Bosman gisteren vooral zo verstaan dat hij zei: ik maak me grote zorgen over of nu verkiezingen houden verstandig is. Ik heb eerder gezegd dat ik dat deel. Daarom heb ik acties uitgezet. Het lijkt me goed om de antwoorden daarop eerst af te wachten. Ik heb de heer Bosman niet heel hard horen zeggen dat het per se een jaar moet duren. Hij heeft het volgens mij vooral als een suggestie aangereikt om aan te geven dat het hem niet verstandig leek op dit moment. Nogmaals, ik kan me er van alles bij voorstellen, maar ik wijs erop dat het de bevoegdheid is van het land en dat het niet aan de Nederlandse regering is om zich daarin te mengen. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, ik weet dat u aan de beurt bent, maar ik denk dat de heer Bosman iets wil toelichten. Tenminste, die indruk heb ik. 

De heer Bosman (VVD):

Ja, voorzitter, want het stoort me dat mevrouw Kuiken iedere keer probeert mij woorden in de mond te leggen die ik niet gezegd heb. Ik heb gezegd dat ik me grote zorgen maak over de verkiezingen in januari. Ze zijn nu al op heel korte termijn bezig. Over twee dagen moeten er al cv's ingediend worden voor nieuwe kabinetsleden. Die moeten daar dan in december op het bordes staan. In januari zijn de verkiezingen. Dat maakt het heel instabiel. Dat is het enige wat ik heb gezegd. Je moet je dan afvragen of het zinnig is om met zo'n kabinet zaken te doen, omdat je weet dat je er in januari weer een ander kabinet hebt zitten. Al die zaken horen in hetzelfde rijtje, net als de verkiezingen. Ik heb nooit gezegd dat je geen zaken moet doen, maar wel dat er grote zorgen zijn over de stabiliteit. Dat ter correctie van mevrouw Kuiken, voorzitter. 

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter, het spijt mij zeer, maar er wordt nu toch via de interruptiemicrofoon een debat gevoerd, terwijl vooral in de krant vooraf hele harde woorden zijn geuit. Het gaat over een heel ingewikkeld iets. Ik deel de zorgen. Ik vind januari ook een ongelukkige timing en ik wil dus precies van de staatssecretaris weten hoe hij erin zit, hoe hij dit weegt en wat dat betekent voor ónze weging. Wij willen juist opkomen voor de mensen die in Sint-Maarten het slachtoffer zijn. 

De voorzitter:

Dan ga ik nu toch naar mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik heb de heer Bosman op de radio gehoord en in de krant gelezen. Ik ben blij dat er nu een wat werkbaarder houding is door nu te zeggen wat ook de staatssecretaris zegt: het land gaat er in principe zelf over, en als er om hulp gevraagd wordt, doen we dat. Zij zijn daar ook niet helemaal gek, ze hebben een eigen kiescollege dat precies de dingen die de heer Bosman noemde, ook kan overzien. Het is aan hen om te besluiten of en op welke termijn ze het willen uitstellen. 

De voorzitter:

En nu de vraag. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mijn vraag zou de volgende zijn. Er wordt nu noodhulp gegeven. De staatssecretaris zegt: onder voorwaarden kan ik de wederopbouwhulp opschorten of stopzetten. Het politieke krakeel en het machtsspel, dat zal allemaal wel, maar ik zou willen dat de staatssecretaris kon zeggen dat die gewone vrouw en dat gewone gezin op dat eiland, hulp krijgen als ze dat nodig hebben: een dak boven het hoofd, stromend water, medische verzorging. Dat moet ondanks datgene wat politieke leiders wel en niet doen. 

Staatssecretaris Knops:

Ik denk dat het goed is om onderscheid te maken tussen de noodhulp waarmee de eerste noden geledigd kunnen worden, en het feit dat het land totaal niet gereed is voor een volgend orkaanseizoen. Die wederopbouwfase is de fase die je dadelijk zou moeten ingaan. Ik kan en wil hier geen blanco cheques afgeven. Du moment dat na verkiezingen — dat kan in januari zijn, maar dat kan ook in juli zijn — de meerderheid van de staten zou zeggen dat zij het niet zo eens is met die integriteitskamer of dat zij het grenstoezicht toch even anders wil, behoud ik mij het recht voor om die investering die Nederland wil doen, niet te laten doorgaan. Het is echt aan de kiezer in Sint-Maarten bij die verkiezingen om te bepalen welke richting hij uit wil. Dat lijkt mij zeer legitiem en ook heel duidelijk vooraf. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. Ik hoop oprecht dat dit gebaar van onze zijde — nogmaals, ik weet mij gesteund door velen in het parlement — beantwoord wordt door een positief signaal bij zo'n verkiezing. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Is de staatssecretaris ook bereid om te kijken naar andere wegen om de gewone mensen te helpen, mocht er ergens tussen de noodsteun en de behoefte aan wederopbouw een gat zitten? Er zijn daar kerken, er zijn ngo's, er zijn allerlei organisaties waardoor je wel zicht houdt op dat geld; ik vind het terecht dat de staatssecretaris dat zegt. Mensen die het heel hard nodig hebben, moet je niet de hulp voor de neus wegtrekken, alleen omdat je een aantal dingen van een regering geregeld wilt krijgen waar die gewone mensen maar heel beperkte invloed op hebben. 

Staatssecretaris Knops:

Dat laatste erken ik, maar ik kan dat op dit moment niet toezeggen. Zou ik dat wel doen, dan zou ik een toezegging doen die ik misschien daarna moet herroepen. Dat doe ik niet. Uiteraard zullen we het in de gaten blijven houden. Laat ik het positief zeggen: ik reken erop, ondanks de geschiedenis en ondanks de verhalen die ook hier in het parlement verteld zijn, dat de politiek in Sint-Maarten zich zeer wel bewust is van het feit dat zij op een kruispunt staat waar wat te kiezen valt. Willen ze het land met hulp van anderen er weer bovenop helpen of vallen ze terug in intern politiek krakeel, waar de gewone Sint-Maartenaar dan de dupe van wordt? Dat laatste wil natuurlijk niemand, althans hier niet. En ik hoop dat ook in Sint-Maarten die boodschap goed verstaan wordt. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ja, dat begrijpen ze in Sint-Maarten natuurlijk ook. Beweeg mee met de voorwaarden die wij als Nederland opleggen of krijg geen wederopbouwgeld. Wellicht wordt er zonder dat de staatssecretaris dat hard kan toezeggen, toch ook aan een plan B gedacht. Dat hoop ik dan maar. Ik wil de staatssecretaris daartoe oproepen, zodat de gewone mensen die echt betrekkelijk weinig invloed hebben, in elk geval niet van eerst noodhulp en straks het begin van wederopbouw verstoken zijn, kan het niet via de regering dan via andere kanalen. 

Staatssecretaris Knops:

Ik realiseer me heel goed dat juist de mensen die al in een kwetsbare situatie zaten, door zo'n orkaan nog meer in die positie gekomen zijn. Dat zal ook onderdeel uitmaken van de plannen bij de wederopbouw. Ik denk dan aan onderwijs, maar ook gewoon aan het stimuleren van de economie. Daardoor krijgen de mensen met weinig opleiding misschien ook een baan en dat is de beste bestaanszekerheid die je kunt krijgen. Ik heb mevrouw Van Tongeren goed verstaan, voorzitter. 

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, u bent net geweest. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dit gaat over de integriteitskamer. 

De voorzitter:

Volgens mij komt de staatssecretaris daar nog op terug. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, dat zit in dit blokje. 

Staatssecretaris Knops:

Dat was in dit blok. 

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik snap dat het laat is, maar dat komt doordat het een groot blok is en ik het toch wel even belangrijk vind. 

Ik wil de staatssecretaris a bedanken voor het feit dat het departement al bezig is met de Wereldbank om te kijken hoe ze het toezicht op dat geld goed kunnen regelen. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Twee, ik heb nog een vraag over de integriteitskamer. In de brief stond inderdaad: advies. De staatssecretaris voegt daaraan toe: ook de opsporing. Mijn zorg is dan of er wel voldoende capaciteit en expertise aanwezig zijn om dat goed te doen. Ik betwijfel dat namelijk zeer. Volgens mij is er behoefte aan onder andere rijksrecherche om dat echt goed te kunnen vervullen. 

Staatssecretaris Knops:

Een terecht punt. Dat zal ook bij de verdere uitwerking worden meegenomen. Daar zal Sint-Maarten zelf ook een belangrijke rol in spelen. Maar uiteraard zullen wij erop toezien dat zo'n belangrijke voorwaarde, die we zelf gesteld hebben, ook goed geoperationaliseerd wordt. Inderdaad, er is een bevoegdheid om onderzoek te doen naar vermeende misstanden. En uiteraard, als het echt een strafbaar feit zou worden, dan wordt dat verder opgespeeld, maar in eerste instantie is het vooral toezien op de goede besteding van gelden. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan rond ik af, voorzitter. 

Dank voor deze toezegging. Ik zie graag in de rapportage die we krijgen over hoe dat dan exact wordt ingevuld, hoe dat wordt geoperationaliseerd. Dank u wel. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Knops:

Dat kan ik toezeggen, voorzitter. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Fijn. Dank u. 

Staatssecretaris Knops:

Voorzitter. Goed bestuur op de eilanden is onze tweede prioriteit en het belang van goed bestuur is moeilijk te overschatten. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor het oplossen van politiek-maatschappelijke problemen en voor het vertrouwen van burgers in de overheid. Net zoals in Nederland, zou ik bijna zeggen. Bovendien blijkt uit onderzoek van de OESO dat er een direct verband is tussen goed bestuur en welvaart. Het kabinet is bereid extra te investeren in de eilanden onder de voorwaarde dat goed bestuur en financiële verantwoording op een afdoende niveau zijn geborgd. Het spreekt voor zich dat de Caribische delen van het Koninkrijk en Caribisch Nederland hier een grote eigen verantwoordelijkheid hebben. Wij rekenen er ook op dat ze die verantwoordelijkheid voelen en nemen. 

Nederland kan en zal de eilanden waar nodig ondersteunen, bijvoorbeeld door operationele criteria voor goed bestuur te ontwikkelen, die werken in de Caribische context en waaraan ook kan worden getoetst. Ik ga hier samen met de departementen en Caribisch Nederland invulling aan geven. 

De heer Bisschop vroeg mij wat het streven naar goed bestuur betekent. Daar zouden we een hele boom over kunnen opzetten, maar in de context van de Caribische delen van het Koninkrijk zou ik zeggen: met name ten aanzien van de rechtshandhaving. En daar kan ik het volgende over melden. Vanwege de bestaande problematiek is besloten om de financiering van het Team Bestrijding Ondermijning te continueren tot en met 2021. Dit onderdeel van het recherchesamenwerkingsteam richt zich specifiek op de ondermijnende eiland overstijgende criminaliteit. Bij ondermijning is sprake van verwevenheid tussen de georganiseerde misdaad en het bestuur. 

De aanpak die sinds vorig jaar loopt, begint inmiddels zijn vruchten af te werpen. Er is een substantieel aantal personen en rechtspersonen in beeld bij het team. Verder krijgt het team zicht op omvangrijke wederrechtelijke verkregen vermogens. De eerste resultaten bevestigen, helaas, de noodzaak van deze aanpak. Voor een blijvend resultaat is het van belang dat de ondermijnende activiteiten stuiten op breed en duurzaam maatschappelijk verzet. 

De heer Bosman vroeg mij of dit een goed moment is om de klokken gelijk te zetten met Sint-Eustatius en er samen voor te zorgen dat ook zij de financiën op orde gaan krijgen en een deugdelijk bestuur kunnen gaan vormen. Gelet op de bestuurlijke en financiële situatie op Sint-Eustatius heeft mijn ambtsvoorganger besloten om een commissie van wijzen in te stellen, bestaande uit de heer Refunjol en de heer Franssen. Deze commissie van wijzen doet onderzoek naar het functioneren van het openbaar lichaam Sint-Eustatius en daarbij worden alle aspecten van zowel de besturing van het openbaar lichaam, het bestuurscollege, de eilandsraad en het management, als de uitvoering betrokken. De commissie rapporteert aan mij haar bevindingen en doet aanbevelingen tot een kwalitatief voldoende functionerend lichaam. 

Volgens het instellingsbesluit zou de commissie eind september haar rapport — dat is dus al geweest — aanleveren met conclusies en aanbevelingen. De commissie heeft mij alleen geïnformeerd dat de uitwerking van het rapport meer tijd in beslag neemt dan was voorzien. Ze verwacht haar rapport nu begin december af te kunnen ronden. Als dat rapport er is, zal ik de Kamer daar uiteraard over informeren. 

Ik heb nog één punt in dit blokje, voorzitter. De heer Bisschop vroeg mij of ik iets zie in het maken van een nieuw deltaplan voor de Koninkrijksrelaties, met daarbij aandacht voor onder andere de integrale versterking van de rechtsstaat en het op orde brengen van de financiën. De Nederlandse inzet ten behoeve van de rechtshandhavingsketen in de Caribische landen is recent doorgelicht. Deze beleidsdoorlichting van artikel 1, de waarborgfunctie, van de begroting van Koninkrijksrelaties, zal ik zeer binnenkort aan uw Kamer sturen. De kabinetsreactie op deze doorlichting zal aan het begin van het nieuwe jaar volgen. Daarin zal ik toelichten hoe het kabinet de komende periode invulling gaat geven aan de Nederlandse bijdrage aan de rechtshandhaving in de Caribische landen van het Koninkrijk. Dit uiteraard in afstemming met de landen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Erg blij met de antwoorden in dit blokje. Mijn vraag is hoeveel geld er nu beschikbaar is voor dat Team Bestrijding Ondermijning. We zijn volgens mij Kamerbreed blij dat dit team dat doet. Het kan mogelijk aan mij liggen dat ik het begrotingstechnisch niet helemaal volg. Er is een kasschuif gebeurd. Vervolgens hebben we ook nog wisselkoersreserves. Ook zou er een bijdrage moeten zijn aan een negatieve eindejaarsmarge. Daardoor lijkt het mogelijkerwijs dat er heel weinig geld beschikbaar is. Maar misschien lees ik het verkeerd, en is er gewoon ruim voldoende geld beschikbaar. Dat laatste hoop ik maar. 

Staatssecretaris Knops:

Hier kom ik in tweede termijn graag op terug, voorzitter. 

De heer Kuzu (DENK):

De staatssecretaris begint zijn bijdrage met een stukje tekst uit het regeerakkoord, waarin het gaat over extra investeringen en de voorwaarden om dat te kunnen doen: goed bestuur en adequate financiële verantwoording. Vervolgens gaat het over rechtshandhaving en over de inzet van dit kabinet op een aantal punten. Heeft de staatssecretaris de behoefte gevoeld om aan de eilanden te vragen wat de behoeften aldaar zijn, om daar vervolgens de investeringen op te kunnen afstemmen? 

Staatssecretaris Knops:

Een terechte vraag. Ik heb me geconcentreerd op de beantwoording van de vragen die in eerste termijn gesteld zijn, maar ik ga graag in op de vraag van de heer Kuzu. Ik ga over twee weken die kant op. Ik ga dan kennismaken met veel bestuurders. Mijn echte overtuiging en inzet is om in samenspraak met hen een aantal dingen voor elkaar te krijgen die misschien de afgelopen jaren niet gelukt zijn. Laten we eerlijk zijn: de relatie is op een aantal vlakken gespannen. Daar begon ik mee in mijn inleiding. Maar ik zie ook heel veel kansen. Die kansen zitten erin dat er geld beschikbaar is, maar ook dat wij, als het gaat om goed bestuur, samen projecten kunnen opzetten die ertoe bijdragen dat er daadwerkelijk zaken verbeteren. Als we bijvoorbeeld kijken naar de financiële situatie, zien we dat er echt nog wel een aantal problemen zijn. Dat raakt natuurlijk ook aan de legitimiteit van bestuur. Je wilt dat het geld goed besteed wordt, ook hun eigen geld. We hebben gewoon kennis en expertise. We kunnen elkaar helpen. Ik zie het wat dat betreft als een gelijkwaardige relatie, waarin de kennis die wij hebben ter beschikking gesteld kan worden — het gebeurt natuurlijk al, maar nog meer — aan de landen en eilanden om hen verder te helpen. Het verschilt een beetje per land of eiland hoe ver men is. Ik had het zonet over Sint-Eustatius. Daar is nog wel het een en ander te doen, kan ik u zeggen. 

De heer Kuzu (DENK):

In eerste instantie ben ik tevreden over deze grondhouding. Die toont de betrokkenheid van de staatssecretaris aan. Ik zou hem graag een aantal punten willen meegeven. Kinderarmoede is bijvoorbeeld een van de punten. De Kinderombudsvrouw, de Kinderombudsman, heeft daar in het verleden een rapport over geschreven. De middelen daarvoor vallen vervolgens weg in de begroting voor 2018. Hoe denkt de staatssecretaris daarover? Er is het punt van de onderwijsachterstanden op de eilanden. Uiteraard zijn er verschillen tussen de eilanden. Dan zijn er de stijgende voedselprijzen. Dat zijn drie concrete punten die ik de staatssecretaris graag zou willen meegeven. Ik heb dan nog wel specifiek behoefte om omtrent dat stukje over kinderarmoede meer duidelijkheid te krijgen, omdat in de begroting voor 2018 nul staat gereserveerd. 

Staatssecretaris Knops:

Het allerbelangrijkste, kan ik in de richting van de heer Kuzu zeggen, is dat er perspectief komt. Ook dat verschilt weer; je kunt niet alle zes op een rijtje zetten. Maar het belangrijkste is dat er perspectief komt, niet alleen vanwege de orkaan, maar ook gezien de economie, die verder moet groeien. Op Curaçao is meer nodig dan er nu gebeurt. Saba is goed bezig. Ik denk dat je moet aansluiten bij de kansen die er zijn, en daarmee tegelijkertijd een goede voedingsbodem creëert voor werkgelegenheid. De heer Kuzu zal het met mij eens zijn dat als we dat proberen, als we de economische ontwikkeling vlot proberen te trekken, dat de beste manier is om mensen uit de armoede te helpen. 

Ik ontken niet dat er op sommige plekken gewoon armoede is. Daar is oog voor. Ik heb in de schriftelijke antwoorden op de vragen aangegeven waar middelen voor bestemd zijn. Kinderrechten en onderwijs zijn allemaal elementen; als je echt wilt bouwen aan een land of een eiland, zul je daar moeten beginnen. Ik zal bij mijn werkbezoeken daar dan ook aandacht aan besteden. Ik ben natuurlijk nog redelijk nieuw, na anderhalve week. Het is een lange tijd geleden dat ik er geweest ben, maar ik kijk uit naar de kennismaking en met name ook naar de plannen die men daar zelf heeft en waar wij kunnen helpen. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Kuzu (DENK):

Opnieuw ben ik tevreden over de grondhouding. Ik ben ook tevreden dat de staatssecretaris aangeeft dat perspectief op de lange termijn belangrijk is. We hebben het hier over de begroting van 2018. Wanneer we het hebben over kinderrechten, hebben we het toch over €0 voor 2018. Dat getuigt van weinig perspectief. In het verleden, in ieder geval in de vorige periode, hebben we in de Kamer een amendement aangenomen van PvdA en ChristenUnie, warm ondersteund door DENK. Ik zou willen vragen of de staatssecretaris bereid is om dat te continueren. 

Staatssecretaris Knops:

Het is zo dat over 2018 vooralsnog geen middelen zijn ingeruimd, dat is correct. Tegelijkertijd wijs ik de heer Kuzu erop dat de programma's die financieel gezien in 2017 afliepen, nog een doorwerking hebben naar 2018. Oftewel: de projecten lopen nog door met geld uit 2017. Dat klopt. Wij vragen van de eilanden en landen om goed te evalueren en goed te kijken wat effectief is. Ik zeg u toe dat er een evaluatie komt. Die zal in het eerste kwartaal van 2018 plaatsvinden. Op basis van die evaluatie zou ik graag willen kijken of additionele middelen voor 2018 nodig zijn, of we meer kunnen doen, of die programma's op deze wijze gecontinueerd moeten worden. Maar vooralsnog, daar heeft Kuzu gelijk in, zijn er geen middelen geraamd. Maar ik wil er wel naar kijken, want ik vind het een belangrijk onderwerp. Maar ik wil ook op basis van een evaluatie tot een conclusie kunnen komen. 

De voorzitter:

De heer Van Raak. 

De heer Kuzu (DENK):

Als u mij toestaat, voorzitter, nog even over die evaluatie, eerste kwartaal 2018. 

De voorzitter:

Ja. 

De heer Kuzu (DENK):

Ik zou er bij de staatssecretaris op willen aandringen om dat niet aan het einde van het kwartaal te doen, maar zo vroeg mogelijk in dat kwartaal. 

Staatssecretaris Knops:

Ik had u het liefst toegezegd dat we dat nog eind dit jaar zouden doen, maar dat is niet realistisch. En ik heb mij voorgenomen om toezeggingen te doen die ik ook kan waarmaken. Ik heb ook aan uw kant gezeten, dus ik weet hoe het werkt. Eerste kwartaal dus, en ik heb u goed gehoord. 

De heer Van Raak (SP):

Complimenten dat het onderzoek naar de verbondenheid tussen onder- en bovenwereld wordt voortgezet. Vier jaar lang 48 miljoen; het is ooit begonnen als een motie hier van de SP en de VVD. Het klopt dat dit onderzoek veel heeft opgebracht. Gerrit Schotte is veroordeeld, Corallo staat in Italië voor de rechtbank, de Centrale Bank wordt opgeschoond en oneindig veel meer zaken. Als we de mensen op de eilanden een toekomst willen bieden, zal eerst de maffia moeten worden aangepakt. Maar als we Sint-Maarten gaan opbouwen en er veel geld en middelen beschikbaar komen, denk ik dat er op dit moment heel veel mensen op Sint-Maarten zijn waar ik dat graag aan overlaat, maar dat er ook heel veel mensen op Sint-Maarten zijn die ik daar helemaal niet bij betrokken wil hebben. Wordt in het kader van die wederopbouw ook heel goed gekeken naar de uitvoerders en wordt er ook gekeken of we niet te maken hebben met de onderwereld? 

Staatssecretaris Knops:

"Schot in de roos", zou ik zeggen; dat is nu precies het dilemma. Ik heb de heer Van Raak gisteren horen zeggen dat hij zo veel mogelijk betrokkenheid wil van bedrijven en mensen die daar werken. Ik denk ook dat dat de ambitie moet zijn. Tegelijkertijd kunnen we niet ontkennen — we zouden naïef zijn als we dat wel deden — dat er ten aanzien van integriteit serieuze problemen zijn. Zonder hier nu namen te noemen, want dat ga ik niet doen, zoals u zult begrijpen voorzitter, houden we er natuurlijk wel rekening mee. We houden een oogje in het zeil. Ik zeg ook meteen: ga er maar van uit dat het ooit een keer fout gaat. Er zit een keer iemand tussen waarvan je denkt "het had goed moeten gaan" maar waarbij je erachter komt dat het fout is gegaan. Dat moeten we accepteren. Overal waar geld omgaat, of het nu in Nederland is — we hebben onze eigen schandalen gehad de afgelopen jaren — of in het buitenland, gebeuren die dingen. Het gaat ook op Sint-Maarten misschien gebeuren. Het is geen winstwaarschuwing die ik hier afgeef, maar ook hier zullen fouten gemaakt worden. Daar moeten we van leren. Het belangrijkste is dat dat geen reden moet zijn om te zeggen: dan doen we het maar niet. Maar het zal niet gemakkelijk zijn. 

De heer Van Raak (SP):

Maar de les die we wel geleerd hebben, is dat we daar niet voorbij moeten gaan aan gevestigde namen. Grote organisaties en grote bedrijven, multinationals, spelen op deze eilanden een heel andere rol dan ze misschien in andere landen spelen. Ik wil de staatssecretaris dus meegeven: ga niet te snel in zee met de onderwereld, maar ook niet met de semicriminele bovenwereld, zullen we maar zeggen. 

Staatssecretaris Knops:

Ik kan zeggen: ik heb veel ambities. Daar heb ik er ook een aantal van uitgesproken. Maar dit was niet mijn ambitie. 

De heer Van Raak (SP):

Ten slotte hebben we het heel veel over Sint-Maarten, maar we hebben natuurlijk ook te maken met de wederopbouw van Saba en Sint-Eustatius. We krijgen daarover ook veel berichten. Soms voelen de eilanden zich een beetje achtergesteld, omdat er heel erg naar Sint-Maarten wordt gekeken en hun wederopbouw verbonden wordt met de ontwikkelingen op Sint-Maarten, waar ze helemaal niks aan kunnen doen. Kan de staatssecretaris dus aangeven dat die wederopbouw snel gaat beginnen? Daar hebben we geen regering van Sint-Maarten voor nodig. En kan hij hier ook toezeggen dat er extra aandacht en extra investeringen komen voor de mensen die het meest slachtoffer zijn van de orkaan, namelijk de mensen met de laagste inkomens, om de schade die die mensen hebben geleden op een goede manier te herstellen? 

Staatssecretaris Knops:

Ik ga een antwoord geven dat de heer Van Raak misschien lichtelijk teleurstelt. Dat is in de categorie "ik kan het u nu nog niet melden". Hopelijk kan ik wel zeer spoedig zeggen hoeveel geld wij daarvoor uit gaan trekken. We hebben het veel over Sint-Maarten, en volledig terecht. Maar de andere eilanden, Saba en Sint-Eustatius, worden uiteraard niet vergeten. Ik ga daar over twee weken ook op bezoek, tegelijk met mijn bezoek aan Sint-Maarten. Ik zal daar met eigen ogen zien wat er gebeurd is. Ze zijn iets minder geraakt, maar ook nog heel fors, en er zijn echt wel een aantal serieuze problemen. Daar is de Nederlandse regering zich ook buitengewoon van bewust. Maar ik kan dat op dit moment niet toezeggen. Dat heeft simpelweg te maken met het feit dat we onze eigen besluitvorming nog niet hebben afgerond. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Knops:

Ik kom dan op mijn laatste blok. Dan weet u hoe laat het is. 

De voorzitter:

Ja. 

Staatssecretaris Knops:

Dat gaat over het versterken van de coördinerende rol van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om problemen beter te kunnen aanpakken. Dat gaat dan ook over de sociaal-economische problemen waar een aantal van u over sprak, zoals armoede en de vraag hoe je die economie aan de gang kunt helpen. Ik wil mijn coördinerende rol vooral gebruiken om de situatie van kwetsbare groepen op Caribisch Nederland substantieel te verbeteren. De gezondheidszorg en het onderwijs zijn sinds 10 oktober 2010 gelukkig sterk verbeterd. Dat is ook positief. Het is nu tijd dat de enorme hoeveelheid energie en middelen die er de afgelopen jaren ter beschikking is gesteld ook resulteert in economische verbetering voor iedereen. 

De evaluatiecommissie-Spies wijst in haar rapport van oktober 2015 op een "versnipperde en soms tegenstrijdige aanpak aan Nederlandse zijde". De huidige verkokerde aanpak van het Rijk is niet alleen inefficiënt; we exporteren onze eigen nationale problemen ook naar de kleine eilanden, waar ze dan ook nog uitvergroot landen in hun lokale kleinschaligheid. Dat realiseren we ons niet altijd als we hier in de Kamer bakken met wetgeving aannemen, maar dat maakt het natuurlijk best wel ingewikkeld. Dat helpt niet bij het bereiken van de doelen die we hebben geformuleerd, namelijk effectiever beleid, wetgeving en uitvoering, die beter aansluiten bij de behoefte van de eilanden om praktische en opgavegerichte oplossingen te vinden voor lokale problemen. 

Nederland wil dus stevig investeren in de relatie met de Caribische delen van het Koninkrijk en Caribisch Nederland, met extra geld, maar ook door te kijken hoe we het zelf beter kunnen doen. Ik wil het beleid dat we de afgelopen jaren hebben gevoerd nog eens goed tegen het licht houden en waar mogelijk voorstellen voor verbetering doen. Dat geldt dus zowel voor de Caribische delen van het Koninkrijk als voor Caribisch Nederland. De departementen kunnen beter samenwerken en zo zorgen voor effectiever beleid, meer focus en betere prioriteitsstelling, een prioriteitsstelling die we meer met en minder voor de eilanden moeten maken, rekening houdend met de noodzaak, uitvoerbaarheid en borging van maatregelen. Daardoor krijgen deze maatregelen ook meer betekenis in het dagelijks leven van de mensen daar. Daarom zijn er in het regeerakkoord afspraken gemaakt over een sterkere coördinerende taak, inclusief bijbehorend budget. Met steun uit het regeerakkoord en hopelijk ook uit uw Kamer ga ik hiermee aan de slag en wil ik de komende periode benutten om gesprekken te voeren en met voorstellen te komen ten aanzien van deze coördinatie. Uitgangspunt daarbij is om in een vroegtijdig stadium de regie op planvoering en budgettering mogelijk te maken. Met een integraal beleids- en investeringsprogramma valt naar mijn vaste overtuiging dus veel winst te behalen. In deze kabinetsperiode wordt in totaal voor 900 miljoen gereserveerd voor de aanpak van regionale knelpunten; u heeft dat allemaal gelezen. Mevrouw Van den Berg vroeg op welke wijze en onder welke voorwaarden Caribisch Nederland aanspraak kan maken op deze middelen. Ook vroeg zij of de verschillende departementen ook Caribisch Nederland voor ogen hebben bij de aanpak van die regionale knelpunten, bijvoorbeeld op het terrein van natuur en cultuur. Daarop kan ik zeggen dat het kabinet op dit moment nog geen besluiten heeft genomen over de toedeling van die middelen voor de voorbeelden van regionale knelpunten die in het regeerakkoord worden genoemd. Iedereen is daar nu over na aan het denken. Ik denk dat dit op zeer korte termijn zijn beslag zal krijgen. De minister van LNV en de minister van BZK zijn penvoerder. Zij zullen samen op korte termijn een plan uitwerken. 

De prioriteit voor Caribisch Nederland zal liggen bij het verbeteren van het economisch perspectief, onder meer door versterking van de infrastructuur en het terugdringen van armoede. Ook zal worden getoetst op de borging van goed bestuur, financiële verantwoording en een reëel instandhoudingsbudget. We zouden de burgers van Caribisch Nederland tekortdoen als we die voorwaarden niet zouden stellen. Maar differentiatie per eiland zal noodzakelijk zijn. Immers, niet elk eiland is hetzelfde. Sterker nog, ze zijn behoorlijk verschillend. Ze hebben niet dezelfde opgave en dezelfde investeringsbehoefte. Daarom wordt momenteel met andere departementen bekeken op welke wijze een adequate toedeling van middelen kan worden gemaakt zonder daarbij de lokale context uit het oog te verliezen. In ieder geval wordt het budget van het Infrastructuurfonds structureel met 100 miljoen verhoogd. Daarvan is 5 miljoen structureel bestemd voor exploitatie van de infrastructuur van Caribisch Nederland. Bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal worden gekeken naar een adequate inzet van dit geld. 

We gaan daarbij in ieder geval breder kijken dan alleen naar de aanleg en het onderhoud van wegen; dit mede als antwoord op de vraag van mevrouw Diertens naar concrete maatregelen op het gebied van economische ontwikkelingen en infrastructuur in Caribisch Nederland. Zowel de infrastructuur als economische zaken zijn eilandelijke taken en dus een verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam. Het kabinet staat de openbare lichamen hierin met middelen en expertise terzijde. Ik wijs hierbij naar de met de openbare lichamen in 2015 afgesproken meerjarenprogramma's en de reactie van het kabinet op het rapport van de commissie-Spies. Voorbeelden van investeringen op dit terrein zijn, naast de investeringen in de kwaliteit van bestuur, de middelen vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor wegen en luchthavens, investeringen in landbouw en natuur en investeringen in duurzame energie. Verschillende departementen ondersteunen ook de openbare lichamen met expertise. De uitdaging ligt vooral in de prioritering en de uitvoering van plannen, gegeven ook de kleine schaal van de eilanden. 

Ook hier geldt dat samenwerking cruciaal is om te komen tot verdere positieve ontwikkeling van de koninkrijksrelaties. Een aantal van u heeft dat in eerste termijn ook aangegeven. Dat gaat over de samenwerking tussen Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk en Caribisch Nederland, maar ook onderling kan er veel meer samengewerkt worden. Het benutten van elkaars capaciteiten komt de ontwikkeling van de eilanden en de burgers ten goede, zeker wanneer op veel terreinen de opgaven deels hetzelfde zijn. Vanzelfsprekend ga ik op mijn komende bezoeken dit thema aansnijden om te kijken hoe we slim dingen samen kunnen doen, niet alleen maar met geld, maar ook met het belang van de eilanden zelf in gedachten. Want ik denk dat iedereen ermee gediend is als je echt investeert in die relatie. 

Voorzitter, ik wil geen nieuwe discussie over structuren of nieuwe staatkundige hervormingen. Dat zal voor sommigen misschien een teleurstelling zijn, maar ik wil praktisch aan de slag. Ik wil samen met de bewoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk en Caribisch Nederland ervoor zorgen dat we daadwerkelijk vooruitgang kunnen boeken. Ik denk dat dat ook van belang is voor dat goede bestuur. Als er een bestuur is dat kan leveren, dat zijn inwoners kan laten zien dat er vooruitgang is, dan zorgt dat automatisch voor stabiliteit. 

Een mooi voorbeeld van deze aanpak is het Talent Ontwikkel Programma (TOP) op Bonaire. Dat is opgezet door het ministerie van BZK in samenwerking met het lokale bestuur. Per jaar krijgen twaalf lokale deelnemers diverse praktische trainingen en coaching gericht op persoonlijke groei en hiermee ook groei van hun organisatie. Naast verdieping, kennis en vaardigheden wordt via het TOP gebouwd aan een lokaal netwerk van professionals. De tweede editie is in september 2017 gestart. Dit programma is inmiddels uitgebreid met traineeships. Zes jonge professionals met Caribische roots die in Nederland gestudeerd hebben zijn voor minimaal twee jaar gaan werken op Bonaire. Naast een werkplek krijgen ze ook trainingen en coaching via het TOP. Hiermee bestaat de TOP-gemeenschap uit in totaal 30 jonge professionals. Ik noem dit voorbeeld ook in antwoord op de vraag van mevrouw Van den Berg of een stage in Nederland in de toekomst een vast onderdeel van het traineeprogramma moet worden. Een stage kan daaraan bijdragen, kan echt een bijdrage leveren. Ik zou niet zover willen gaan dat dat een vereiste is, want dan vallen er misschien weer mensen af. Het is heel goed om de ervaringen van hier mee te nemen en over en weer kennis en ervaring uit te wisselen. Hoe we dit uitvoeren, blijft dus maatwerk. Ik sta daarvoor open. Ik vind niet dat we een soort blauwdruk moeten neerleggen: zo moet het. We moeten ook kijken naar de behoeftes op de verschillende plekken. Zo is sinds september 2017 een lokale ambtenaar van Saba voor een periode van drie maanden hier werkzaam bij de directie Koninkrijksrelaties. 

Mevrouw Van Tongeren vroeg naar het opzetten van een opleiding voor vrouwelijk talent in het openbaar bestuur. Momenteel worden er trainingen aangeboden aan bestuurders, eilandraadsleden en toezichthouders. Door mijn ministerie wordt breed ingezet op deze bestuurlijke ontwikkeling. Er is geen specifiek beleid gericht op vrouwen. Wel kan ik mevrouw Van Tongeren melden dat de eerste editie van het TOP bestond uit tien vrouwen en twee mannen. Zonder beleid gaat het ook soms goed. Dat is heel mooi. U kijkt een beetje serieus, maar het is wel een mooi bericht. Maar blijkbaar ziet mevrouw Van Tongeren dat anders, voorzitter. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, het was een mooi bericht, heb ik begrepen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het is zeker een mooi bericht. Maar ik heb van de vrouwelijke bestuurders daar op het eiland gehoord dat het een eenmalige actie was, waarbij in elk geval de vrouwen de overweldigende meerderheid hadden, en dat het een heel positief effect had. Ik ben er natuurlijk helemaal voor om ook mannen op te leiden: hoe beter de mannen opgeleid zijn, hoe beter. Maar als je een bepaalde groep nog wat beter vertegenwoordigd wilt hebben in het bestuur, werkt het soms helaas toch beter om daar specifiek aandacht aan te besteden. Zij ervoeren het als het vrouwenklasje. Ik weet niet welke mannen in het vrouwenklasje gezeten hebben, maar die zijn er vast ook een heel stuk wijzer van geworden. Vandaar dat ik een beetje moeilijk keek. Hoor ik nu "we gaan dit niet doen", maar op een chique manier? 

Staatssecretaris Knops:

Ik zou hieruit kunnen afleiden dat mevrouw Van Tongeren nu pleit voor meer mannen, maar dat heeft zij niet gezegd. Het is een gemengde vorm. Je bent altijd een beetje afhankelijk van de aanmeldingen, maar uw signaal is helder en zo kijken we er ook naar. Je moet proberen een goede afspiegeling te vinden. Ik ben al heel blij dat we nu zoveel vrouwen bij dat programma betrokken hebben. We zijn ook altijd een beetje afhankelijk van wie zich daarvoor aanmeldt. Ik kan mevrouw Van Tongeren in ieder geval toezeggen dat we daarop zullen letten, ook bij toekomstige programma's. Het is juist de goede mix die zorgt voor goede ervaringen. Ik vind het heel mooi dat er veel vrouwen bij zitten. Als er een keer wat minder mannen bij zitten, is dat geen probleem want over het algemeen zijn de mannen oververtegenwoordigd. 

De heer Van Raak (SP):

Ik heb een punt van orde. Wat doen we nou? Ik zit netjes te wachten tot het blokje voorbij is, maar nu komen er toch interrupties. Ik vind alles goed, maar dan moeten we even afspreken wat we vanavond precies gaan doen. 

De voorzitter:

Nee hoor. Dat was ook niet de bedoeling, maar de staatssecretaris maakte een opmerking richting mevrouw Tongeren. Daarom kreeg zij het woord. Maar u heeft gelijk. De staatssecretaris was nog bezig. Ik stel voor dat hij dit onderdeel in elk geval afrondt, want de heer Van Raak heeft hier al een paar keer heen en weer gelopen. Dan krijgt hij het woord. Gaat u verder. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan maak ik een punt van orde. De staatssecretaris beantwoordt wat. Ik begin half aan een interruptie, dan krijgen we een ordepunt en dan stoppen we ermee. Dat kan ook, maar dan ga ik straks nog een keer datzelfde punt maken. 

De voorzitter:

Ja, dat lijkt mij prima. Dan stel ik voor dat de staatssecretaris eerst zijn verhaal afmaakt. 

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. 

Mevrouw Van den Berg vroeg mij of natuur en cultuur een plaats hebben in mijn beleid. Zoals al eerder genoemd, zal ik hier vanuit mijn coördinerende rol ook aandacht voor hebben en aandacht voor vragen, bijvoorbeeld via mijn collega van LNV. Wel zeg ik heel eerlijk dat de prioriteit — je moet focussen — ligt bij het verbeteren van de sociaal-economische ontwikkeling. Het delen van expertise is een belangrijke voorwaarde voor verdere capaciteitsontwikkeling op de eilanden. Ik zie dat dit vanuit meerdere partijen wordt aangeboden en ondersteun dat van harte. Zo is bijvoorbeeld technische ondersteuning vanuit BZK aan de eilanden aangeboden ten behoeve van hun wetgevings- en juridische capaciteit. Ook zien we dat kennisinstellingen zoals de Wageningen Universiteit expertise inzet voor een duurzame ontwikkeling van de eilanden, zoals het landbouwproject samen met Bonaire. Ook met koninkrijksbrede handelsmissies wordt reeds expertise gedeeld op economisch terrein en ik wil daarmee doorgaan, want het is gewoon heel belangrijk om die contacten te hebben om ervaringen uit te wisselen. 

Ten aanzien van de eerste levensbehoeften vroeg mevrouw Van den Berg nog of ik van plan ben om Caribisch Nederland en Wageningen University & Research bij elkaar te brengen om de eigen voedselvoorziening te realiseren en mevrouw Diertens vroeg naar de mogelijkheden om lokaal te produceren. Ik zie het belang daarvan in, juist van dat lokaal produceren en van het delen van kennis die er in Nederland is — we zijn natuurlijk toch nummer één in de wereld als het gaat om expertise op het gebied van landbouw, agribusiness en ook innovatieve landbouw — met onze vrienden. Er lopen vanuit het Plattelandsontwikkelingsplan Bonaire verschillende landbouwinitiatieven, gesubsidieerd door het ministerie van LNV. Daarnaast werkt het kabinet op verschillende terreinen samen met de openbare lichamen om landbouw te stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn het schoolkassenproject en schoolfruit. 

Vanuit de WUR, Wageningen, zijn vooral de toegepaste onderzoeksinstituten actief op de eilanden. Dat is voor een belangrijk deel vanwege internationale monitoringstaken voor de verplichtingen uit natuur- en visserijverdragen. De WUR gaat op Bonaire op korte termijn aan de slag met een algenproject en ik ga samen met de openbare lichamen, mijn collega van LNV en de WUR in gesprek om te onderzoeken hoe de eilanden zo veel mogelijk in hun eigen voedsel kunnen voorzien. Ik dank de Kamer voor dit punt. Dat is buitengewoon belangrijk. Ik denk ook dat de eilanden daar heel blij mee zijn. Ik wil er wel op wijzen — dat is natuurlijk het gevaar als je universiteiten binnenhaalt — dat het er bij landbouw vooral om gaat om plannen in uitvoering te brengen. Onderzoeken is heel belangrijk, maar laten we vooral de onderzoeksresultaten gaan toepassen. Daarop zou ik dan ook de focus willen leggen. Ik denk dat de WUR daar gezien haar expertise ook toepassingsgericht een belangrijke rol in zou kunnen spelen. 

Voorzitter. Een aantal leden vroeg in verschillende bewoordingen naar mijn visie op de onderlinge verhoudingen in het Koninkrijk en ik begrijp deze vraag volkomen. Over de vraag hoe de toekomst van het Koninkrijk eruit ziet, kan verschillend worden gedacht. De heer De Graaf noemde de huidige situatie oneerlijk en ondemocratisch, omdat Nederland niet uit het Koninkrijk kan stappen. Tevens vroeg hij of ik bereid ben om Nederland te verlossen — dat waren zijn woorden — van de zorgplicht van artikel 73 van het VN-Handvest. Mijn antwoord aan de heer De Graaf is — ik denk dat hij al weet wat dat antwoord zal zijn — dat eenzijdig uit het Koninkrijk stappen Nederland niet past en dat het ook niet kan. Het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren is vastgelegd in het VN-Handvest, maar ook in andere verdragen waarbij Nederland partij is. Het is onderdeel van dwingend internationaal gewoonterecht. Dat recht geldt ook voor de bevolking van de Caribische delen van het Koninkrijk en dat kan en wil ik niet wegnemen. 

Dit kabinet wil graag inzetten op constructieve samenwerking om te komen tot een verdere positieve ontwikkeling van de koninkrijksrelaties. Vanzelfsprekend zet ik hierover de gesprekken met de eilanden voort en dat vraagt inzet van beide kanten. Mij passen op dit moment geen meeslepende vergezichten op de onderlinge verhoudingen binnen ons Koninkrijk. Ik wil mij vooral inzetten voor het verbeteren van de leefomstandigheden van de mensen daar en voor het verbeteren van de samenwerking. De geschiedenis heeft ons in het Koninkrijk met elkaar verbonden en aan die verbondenheid moeten we voortdurend vorm en inhoud geven, zeker na de ingrijpende gebeurtenissen van dit jaar. Het kabinet neemt de wederopbouw voortvarend ter hand, versterkt de coördinerende rol om de armoede en andere problemen beter aan te pakken en zet zich in voor het bevorderen van goed bestuur. Vanzelfsprekend doen we dat in constructieve samenwerking met Caribisch Nederland en de autonome landen binnen ons Koninkrijk. 

We zijn er nog niet, maar samen hebben we grote tegenslag overwonnen en samen kunnen we ook meer welvaart en stabiliteit tot stand brengen. U kunt ervan op aan dat ik mij daar de komende tijd stevig voor ga inzetten. Zoals ik gisteren al gemerkt heb, gaat u dat ook doen. Er was veel enthousiasme aan de zijde van de Kamer. Niet iedereen is het overal over eens, maar er is wel heel veel betrokkenheid en dat doet mij deugd. Ik kijk dan ook uit naar onze samenwerking en naar het bezoek dat ik de komende weken ga brengen aan de Caribische delen van ons Koninkrijk en Caribisch Nederland. 

Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee in eerste termijn alle vragen beantwoord heb en, zo niet, dan sta ik tot uw beschikking. 

De voorzitter:

Ja. Ik dacht er ook nog een tweede termijn was, maar goed. De heer Van Raak. 

De heer Van Raak (SP):

Toen ik hoorde dat de heer Knops staatssecretaris zou worden, dacht ik: dat worden weinig grote visies, maar wel veel praktische oplossingen. En daar ben ik ook wel blij mee in de huidige omstandigheden. We hebben alleen wel het volgende probleem. Kijk bijvoorbeeld naar Saba, een eiland dat trots is, zelf veel problemen oplost en, voor zover ik weet, ook veel lokale problemen beter oplost dan de tien ministeries hier in Den Haag. Nu hebben wij als Kamer een aantal gesprekken gehad met parlementariërs van de andere landen en met de eilandsraadsleden van Saba, en de belofte gedaan dat Saba, omdat het de zaak op orde heeft, meer zelf kan gaan doen. Maar de bestuurders en de eilandsraadsleden van Saba zeggen telkens toch tegen dichte deuren aan te lopen bij ministeries. 

De voorzitter:

En de vraag is? 

De heer Van Raak (SP):

Kan deze staatssecretaris beloven dat hij met Saba afspraken gaat maken om ervoor te zorgen dat het meer autonomie krijgt? 

Staatssecretaris Knops:

Dit punt was mij ook al geworden in de anderhalve week, twee weken dat ik nu in functie ben. Ik wil ook hier, vanaf deze plek, zeggen dat Saba echt een voorbeeld is op vele fronten, van bestuur, goede dingen doen, stabiliteit. Dat is iets wat wij koesteren. Ik vind in zijn algemeenheid dat bij dit soort zaken altijd geldt: less for less, more for more. Als je presteert, levert, is er ook meer ruimte om dingen te doen. Dat zou kunnen zitten in financiële ruimte, dat je de vrije ruimte groter maakt. Dat is een mogelijkheid. Ik wil dat nog eens goed bekijken. Ik snap de vraag van de heer Van Raak wel, maar hij zal waarschijnlijk ook begrijpen dat ik die nu nog niet beantwoord. Ik ga Saba wel bezoeken over twee weken. Dit punt zal ongetwijfeld aan de orde komen. Als ik het al niet zou opbrengen, zouden zij het zeker doen. Ik hoop dat de heer Van Raak mij toestaat om eerst mijn eigen beeld daarover te vormen en dan eventueel met voorstellen te komen. 

De heer Van Raak (SP):

Wat ik nog kort wil meegeven, zijn de afspraken die wij hebben gemaakt als parlementariërs, Tweede Kamerleden. Ook de vorige minister heeft die afspraken gemaakt met Saba. De politiek is het dus eens. Alleen, op het moment dat de bestuurders van Saba aankloppen bij een ministerie, blijkt er toch een heel andere werkelijkheid te zijn. Wij kunnen hier als politiek van alles met elkaar beslissen, maar als het op de ministeries niet gebeurt, hebben de mensen op Saba daar niets aan. Zou de staatssecretaris dat willen meenemen en willen kijken hoe hij daar in zijn nieuwe coördinerende rol iets aan zou kunnen doen? 

Staatssecretaris Knops:

Ik ben met de heer Van Raak eens dat de Haagse werkelijkheid, de Nederlandse werkelijkheid vaak een heel andere is dan die op bijvoorbeeld Saba. Daar zijn wij ons niet altijd van bewust als we hier over wetgeving praten die dan doorwerking heeft. De commissie-Spies heeft ook aangegeven dat we rustig aan moeten doen met het implementeren van allerlei wetgeving, want je overvraagt zo'n klein openbaar lichaam met veel dingen. Ik realiseer me dat heel goed. Het zijn bijzondere eilanden en daar moeten we ook op een bijzondere manier mee omgaan. Wat ik al zei, ik wil niet gaan praten over staatsrechtelijke hervormingen. Daar kun je hele bomen over opzetten, maar de vraag is of de mensen daarmee geholpen zijn. Ik wil naar praktische oplossingen. Ik sta ervoor open. Als de bestuurders daar leveren, dan vind ik dat het mijn taak is, en dat is ook mijn nieuwe rol, om ook hier in Den Haag deuren te openen waar die in het verleden dicht bleven. Daar zal ik mijn best voor doen. Die rol moet ik ook nog verder vorm en inhoud geven, maar daar mag u mij op blijven aanspreken, omdat ik echt van mening ben dat als je het op die manier doet, je ook draagvlak krijgt. Dan komt er een gelijkwaardige samenwerking en is er ook een signaal naar degenen die het niet op orde hebben, dat ze moeten gaan leveren. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik had drie zaken aan de orde gesteld in mijn eerste termijn. Op een van die zaken heeft de staatssecretaris geantwoord. Ik had ook niet echt verwacht dat we daarop dicht bij elkaar zouden komen, maar oké. Dat kan in de tweede termijn nog besproken worden. Ik heb ook nog een vraag gesteld over het stellen van vestigingseisen aan mensen die uit de andere landen naar Nederland komen. Onder het vorige kabinet is dat blijven liggen. Daar is nog geen antwoord op gekomen, dus daar zou ik graag antwoord op willen. Mijn derde vraag betrof Bonaire. Ik heb een idee aan de orde gesteld van de gezaghebber aldaar waarvan Bonaire heel veel profijt kan hebben, zonder Nederland te belasten. Het is een goed plan, een kleine verhoging van de wegenbelasting aldaar, waar de bevolking amper last van zal hebben, en zonder dat er Nederlands geld ter beschikking gesteld hoeft te worden, om het wegennet daar op te knappen en daarmee het toerisme en andere vitale infrastructuur een boost te geven. Kan de staatssecretaris op die twee kwesties graag nog in eerste termijn antwoorden? 

Staatssecretaris Knops:

Voorzitter. Ik ben vergeten te melden bij de aanvang van mijn eerste termijn ook een deel van de vragen schriftelijk is beantwoord. Die twee vragen van de heer De Graaf zijn inderdaad schriftelijk beantwoord. U kijkt een beetje ... Ik stel voor dat als u naar aanleiding van die beantwoording nog vragen heeft, u daar in de tweede termijn op terugkomt. 

De voorzitter:

Dat is prima. De heer Bisschop. 

De heer Bisschop (SGP):

Het zou kunnen dat dit ook voor mijn vraag geldt. Dank voor de beantwoording. Maar om het straks in de tweede ronde helemaal compleet en afdoende te kunnen doen, wil ik toch nog even inzoomen op de coördinerende bevoegdheid van de staatssecretaris, die in de vorige kabinetsperiode nog bij de minister berustte. Het was zwemmen in stroop om af en toe dingen voor elkaar te krijgen, om het zo maar even samen te vatten. Wat is er nu anders georganiseerd waardoor deze staatssecretaris met de coördinerende bevoegdheden verder gaat komen dan de minister in de vorige regeringsperiode? Ik weet niet of die vraag beantwoord is in de schriftelijke beantwoording. Die heb ik niet gezien, want ik heb vandaag geen tijd gehad om dat allemaal bij te houden. 

De voorzitter:

Nee en u heeft ook geen spreektijd in de tweede termijn. 

De heer Bisschop (SGP):

Nee, maar toch wel om de staatssecretaris nog eventjes te bedanken voor zijn voortreffelijke beantwoording? 

De voorzitter:

Nou ... 

Staatssecretaris Knops:

Ik kan de heer Bisschop geruststellen. Hij kwam niet voor in de schriftelijke beantwoording, dus al zijn vragen zijn plenair beantwoord. Maar dan ben ik waarschijnlijk niet helemaal duidelijk geweest. Ik kan het me voorstellen, want dit is een taai dossier. Als je het hebt over coördineren in Den Haag, dan gaat het ook vaak over de vraag wie waarover gaat. Even voor alle duidelijkheid: de vakdepartementen gaan nog steeds over de budgetten. Maar als we het bijvoorbeeld hebben over de wederopbouw, waar toch fors geld in omgaat, dan is er een heel sterke coördinerende taak. Waar nieuw geld komt, is sprake van een sterke coördinerende taak. Het feit dat het zo is opgenomen in het regeerakkoord, is een heel duidelijk signaal. Het zal aan mij zijn om dat in de praktijk met de collega-bewindslieden te bespreken, om waar nodig aan de bel te trekken en om ervoor te zorgen dat zaken gestroomlijnd gaan richting de landen en eilanden. Hoe zal ik het eens vriendelijk zeggen? In het verleden was er weleens sprake van initiatieven die niet altijd congruent waren. Juist als je praat over goed bestuur en more for more en less for less, dan moet je dat gecoördineerd doen. Dat is niet in soort functieomschrijving te omvatten; dat is af en toe een beetje verkennen. Maar ik hoop niet op de beeldspraak die u net aanhaalde, want dan wordt het niet zo fraai. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik twijfel geen moment aan de intentie en de ambitie, maar de praktijk bleek keer op keer zeer weerbarstig te zijn. Laat ik het als volgt formuleren. Ik vraag de staatssecretaris met nadruk dat als die ervaring zich opnieuw voordoet, waardoor er opnieuw allerlei stagnatie optreedt, de commissie daarover adequaat wordt geïnformeerd om te bekijken of we richting de staatssecretaris een ondersteunende rol kunnen vervullen. Dat is een beetje een rare figuur, maar misschien helpt het. 

De voorzitter:

Een korte reactie. 

Staatssecretaris Knops:

Ik zou zeggen: dat lijkt me heel goed, kritisch, maar ondersteunend. Als die dingen zich voordoen, dan meld ik dat uiteraard. Het is ook aan deze woordvoerders om dat mede te bewaken, want het gaat er uiteindelijk niet om wie de baas is over het geld. Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom dat we de middelen die beschikbaar zijn, op een goede en gecoördineerde manier inzetten. Dat vraagt niet alleen van mij maar ook van de ambtenaren die er dwars door de ministeries heen bij betrokken zijn, een bepaalde mindset. Dat zullen we af en toe nog weleens moeten benoemen. Het zal niet allemaal vanzelf gaan; daar ben ik mij goed van bewust. Maar ik ben buitengewoon gemotiveerd om dat op te pakken. 

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb nog wat vragen aan de hand van de schriftelijke beantwoording. Het gaat over het koraalrif. Er was toegezegd dat er een taskforce opgericht zou worden. Die taskforce wordt nu mede met de eilanden tot stand gebracht en dat is heel goed. Ik heb alleen niet helemaal antwoord gekregen op de vraag of de staatssecretaris dit graag ondersteunt. Mijn vraag is of hij een rol wil spelen bij de totstandkoming van die taskforce. 

Staatssecretaris Knops:

Ik denk dat mevrouw Diertens hier een heel mooi punt maakt, waarbij meteen duidelijk wordt dat we samen met de landen en eilanden dingen moeten doen. Het kan weleens zo zijn dat de prioriteiten hier in Den Haag anders zijn dan daar. Ik zeg u toe dat ik dit punt ga opbrengen in de gesprekken die ik zal hebben, want ik vind dat ik de signalen van de Kamer moet overbrengen. Maar we moeten ons realiseren dat wij geen dictaten opleggen. Wij vinden dat heel belangrijk. Ik ben met u van mening dat dit heel belangrijk is, maar ik wil ook de autonomie van de landen heel nadrukkelijk respecteren. Het is heel verleidelijk om te zeggen: dat gaan we regelen, dat gaan we doen. Maar dit vind ik nu juist zo'n voorbeeld waarbij je er samen van overtuigd moet zijn dat het nut heeft. Ik ben ervan overtuigd, en ik wil anderen ook helpen om die beweging te maken, maar we gaan dat wat mij betreft niet vanuit Den Haag opleggen. En als daar hulp bij nodig is, als wij daar iets in kunnen betekenen — dat is een beetje de rol die wij hebben — dan sta ik altijd open om te kijken of wij kennis, ervaring en kunde kunnen inzetten om hierbij te assisteren. 

Mevrouw Diertens (D66):

Dan heb ik nog een vraag over de hbo- en wo-studenten die naar Nederland komen. Ik ben erg blij met de opmerking dat de begeleiding al wordt opgelijnd en dat er op dat vlak al activiteiten zijn, maar mijn vraag ging ook over het bsn-nummer en de zorgverzekering. Ook zijn er nog wel wat andere knelpunten die ons ter ore komen, dus ik zou heel graag nog meer antwoord hebben hoe we dat goed gaan organiseren en regelen. 

Staatssecretaris Knops:

Daar kan ik over zeggen dat ik daar in tweede termijn even op terugkom. Want u heeft die vraag in eerste termijn gesteld? 

De voorzitter:

Ja. Dan komt u daarop terug. 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

In lijn met wat de heer Bisschop vroeg, het volgende. Ik had onder andere gevraagd of de staatssecretaris vindt dat hij voldoende bevoegdheden heeft om adequaat te kunnen vervullen wat in het regeerakkoord staat, namelijk dat hij een coördinerende rol en ook het bijbehorende budget heeft. Ik kan begrijpen als de staatssecretaris daar nu misschien nog geen antwoord op kan geven, maar ik vind het wel heel belangrijk om de staatssecretaris alle support te geven voor zijn functie. 

Staatssecretaris Knops:

Voor een deel is dat nog onderdeel van besluitvorming. Dus met collega's zal ik nog met goede voorstellen voor die 900 miljoen moeten komen. Dat is echt nog geen gelopen race. Als u dus vraagt of ik voldoende geëquipeerd ben om de taken die tot mijn portefeuille behoren, uit te voeren, dan zeg ik: het kan altijd meer. Maar goed, we zullen keuzes moeten maken in het kabinet, en ik zal daar beargumenteren waarom er geld nodig is. Maar op voorhand heb ik geen indicatie dat ik daarmee onvoldoende zou kunnen. Het zal vooral belangrijk zijn hoe we het in de uitvoering — als vakdepartementen dingen willen gaan doen — kunnen bundelen. Bijvoorbeeld bij Sint-Maarten, waar dadelijk in één keer heel veel beschikbaar komt, is het een zaak van politiek management om ervoor te zorgen dat dat goed gaat. Dat wordt dus een heel belangrijk aspect van mijn werk. 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Bij de financiën snap ik dat het altijd gaat om het zoeken naar een balans en het maken van keuzes, maar het gaat mij met name om de doorzettingsmacht die de staatssecretaris wel of niet voldoende kan hebben om zijn rol te vervullen. 

Staatssecretaris Knops:

We hebben een kabinet met een aantal bewindslieden die verantwoordelijk zijn voor hun eigen taakgebied, zo ook ik. Ik heb niet de absolute macht. Wij leven in een parlementaire democratie. Dat is maar goed ook, zou ik zeggen. Ik begrijp de opmerking heel goed, alleen kan ik de vraag niet als zodanig beantwoorden. Ik denk dat ik daarvoor voldoende middelen heb. Dat zal dadelijk op basis van de argumentatie moeten gaan gelden. En ik hoop ook dat de Kamer, en zeker de leden van deze commissie en de woordvoerders op dit onderwerp, in voorkomend geval zullen snappen dat je juist bij een onderwerp dat in heel veel facetten de Caribische landen en eilanden raakt, op een goede manier met de krachten omgaat en deze coördineert. Dat is toch hetgeen ik vooral moet gaan doen. 

De heer Kuzu (DENK):

Mijn vraag gaat ook over de nieuwe stevige coördinerende rol van deze staatssecretaris. In het regeerakkoord staat ook dat de andere departementen over de brug moeten komen met financiering. In de schriftelijke beantwoording geeft de staatssecretaris aan dat de donateurs, of de organisaties die een bijdrage leveren, op dit moment met 2,3 miljoen euro de Sociale Verzekeringsbank en met 2,7 miljoen euro de Belastingdienst zijn. De staatssecretaris gaf aan dat de overige departementen nog moeten komen. Ik heb daar heel concrete vragen over. Wanneer verwacht hij dat? En wat verwacht hij precies? 

Staatssecretaris Knops:

Het regeerakkoord is door middel van een nota van wijziging feitelijk omgezet in een nieuwe begroting, op alle departementen. Wat de komende tijd zal moeten gebeuren, is dat ik, als zich knelpunten voordoen bij de landen, de eilanden, dat natuurlijk ook meld bij de collega's. Ook hier op de vakdepartementen moeten wij aandacht voor hen hebben. Want dat is het vooral: het besef dat zij onderdeel uitmaken van het Koninkrijk. Met name voor de BES-eilanden geldt dat zij weliswaar op grote afstand staan maar wel onderdeel uitmaken van ons Nederlands staatsbestel, en dat wij daar aandacht voor hebben. Dat zie ik ook als een belangrijke taak. Het is dus vaak niet eens opzet dat het fout gaat, maar dat komt ook doordat er op een andere manier gekeken wordt. Dus dat zal ook bij de begroting voor de komende jaren een belangrijke rol spelen. Als ik in de komende tijd die dingen daar zie en als ik dan zie dat er dingen fout lopen of dat er maatwerk geleverd moet worden, dan kan ik dat ook bij de collega's melden. Dat resulteert, gelet op de in zekere zin korte tijdspanne, vooralsnog niet bij alle departementen nu al in allerlei concrete budgetten. Maar waar nodig, bijvoorbeeld bij dat verhaal van UNICEF waarover we het hadden, zou dat in de komende jaren wel kunnen gebeuren. Ik ben dus een soort oliemannetje, die dan de noden onder de aandacht brengt en die belangen van het Koninkrijk in de ministerraad vertegenwoordigt. 

De heer Kuzu (DENK):

Dat is, opnieuw, een prima instelling. Ik geef de staatssecretaris vandaag heel veel complimenten. 

De voorzitter:

Dan moet de staatssecretaris oppassen. 

De heer Kuzu (DENK):

Nee, hoor. De staatssecretaris niet, u wel. 

De voorzitter:

Wat bedoelt u precies? 

De heer Kuzu (DENK):

We hadden het er de vorige keer over, weet u nog, toen ik u een compliment maakte tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Maar goed, ... 

De voorzitter:

Oh, gaat u verder. 

De heer Kuzu (DENK):

... dat is niet nodig, voorzitter. Wat mij betreft niet. 

De voorzitter:

Oh, ik kan geen grapjes maken bij DENK. 

De heer Kuzu (DENK):

Nee. Ik ook niet met u, voorzitter. 

De voorzitter:

Humor. 

De heer Kuzu (DENK):

Die is ver te zoeken. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Kuzu (DENK):

Dat wil ik best doen, voorzitter, als u het mij toestaat. Mijn punt is dat, wanneer de staatssecretaris het onder de aandacht brengt van de verschillende departementen, dat niet per se hoeft te leiden tot resultaat. Ik verwacht van de staatssecretaris dat hij in ieder geval een ambitie aangeeft. Wat is zijn doel in de komende periode? Hij moet niet alleen kwalitatief het oliemannetje zijn en aandacht voor zijn punten proberen te krijgen. Wat moet dat dan concreet gaan opleveren bij de verschillende departementen? 

De voorzitter:

De staatssecretaris. 

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb er alle begrip voor, voorzitter, dat er nog maar een aantal ministerraden zijn geweest in de afgelopen periode en dat de staatssecretaris misschien wat langer de tijd nodig heeft om het inzichtelijk te maken. De vraag is: op welke termijn? 

De voorzitter:

De staatssecretaris. 

Staatssecretaris Knops:

Het heeft voor- en nadelen dat je snel je begrotingsbehandeling hebt. Inderdaad ben ik krap twee weken in functie. Ik heb al veel met het Koninkrijk te maken gehad. Dat is buitengewoon interessant. Ik ga echt in de komende tijd op pad om op te halen wat de behoeften zijn en hoe wordt aangekeken tegen de ambities die wij hebben. Ik heb die ambities zojuist neergezet. Ik wil ook investeren in de relatie. We willen ook aangeven waar het niet goed gaat en belonen waar het wel goed gaat. Dat hele palet zal uiteindelijk in de loop van 2018 moeten leiden tot signalen die hopelijk ook op andere departementen worden omgezet. Maar ik kan op dit moment natuurlijk op geen enkele manier aangeven wat de omvang daarvan is, omdat ik simpelweg nog niet met de vertegenwoordigers en de bestuurders van de landen en eilanden heb gesproken. 

De voorzitter:

Laatste vraag, maar het hoeft niet. 

De heer Kuzu (DENK):

Het hoeft niet, voorzitter, maar ik wil toch een punt van orde maken. Ik merk bij u een bepaalde irritatie. 

De voorzitter:

Ach, hou toch op met dit soort opmerkingen! 

De heer Kuzu (DENK):

Ik ga een punt van orde maken, voorzitter. 

De voorzitter:

Ja. Het is prima. 

De heer Kuzu (DENK):

U bent de hele dag een debat aan het voorzitten. Ik snap dat u vermoeid bent, maar ik vraag u toch wel om normaal een debat te kunnen voeren met de staatssecretaris. 

De voorzitter:

En ik vraag u om met respect tegen mij te spreken. Nee, u krijgt niet het woord. En als iemand hier vermoeid is, dan bent u het wel. Ik zou zeggen: ga lekker naar huis om uit te rusten. Mevrouw Van Tongeren. 

Nee, u krijgt niet het woord. 

Nee, u krijgt niet het woord. 

U krijgt niet het woord. Ik bepaal wie hier het woord krijgt. 

Mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. In de schriftelijke beantwoording van de staatssecretaris kreeg ik het antwoord dat er in de Nederlandse steden geen problemen zijn met mensen van de eilanden die vanwege de orkaan deze kant opkwamen en dat deze mensen zich overal kunnen inschrijven. Ik krijg graag nog even een bevestiging hiervan van de staatssecretaris. Wat betreft de eindexamenkandidaten kreeg ik de verzekering dat er geen probleem is, maar dat gaat dan over het op school aanwezig zijn. Geldt dat ook voor de thuissituatie? Als je thuis geen stromend water hebt, niet kunt koken of geen dak boven je hoofd hebt, dan is het fijn dat je school open is, maar kun je dan goed je eindexamen doen? Dus mocht daar door deze of gene op welk departement dan ook nog even naar gekeken kunnen worden, dan zou mij dat een lief ding waard zijn. Dan kom ik op mijn laatste vraag uit het rijtje vragen van mijn eerste termijn. Ik heb gezegd dat op de eilanden de kosten op allerlei vlakken zijn gestegen. We hebben nog een discussie over wat een aanvaardbaar sociaal minimum is. Bij ons is de economie aangetrokken. Vertaalt zich dat ook erin ... 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren! 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

... dat de zogenaamde vrije uitkering omhooggaat? Dit is precies wat in mijn eerste termijn stond. Deze vraag is niet schriftelijk beantwoord, dus daarom vraag ik dit nu aan de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Ja, maar het moet echt kort zijn, mevrouw Van Tongeren. 

Staatssecretaris Knops:

Op dat laatste punt, van de vrije uitkering, heb ik aangegeven dat het meer in algemene zin bekeken gaat worden. Als het bestuur de zaken dus goed op orde heeft, dan is er ook ruimte om daarover te praten. Dat is wat ik hierover wil zeggen. Ten aanzien van de huisvesting heeft u een schriftelijk antwoord ontvangen en wijs ik erop — dat is even wennen voor mij — dat ik als bewindspersoon een bepaalde portefeuille heb en dat ik niet geacht word om buiten die portefeuille allerlei uitspraken te doen. Dat is als Kamerlid anders. Dat betekent dat u dit punt naar voren kunt brengen bij de begroting Binnenlandse Zaken waarbij de minister ook aanwezig is. 

U had ook nog een vraag over het onderwijs. Ook hier ben ik heel praktisch. Als u concrete voorbeelden heeft van knelpunten, lijkt het mij goed om die te melden. Het kan behoorlijke impact hebben als mensen zich niet goed kunnen voorbereiden. Ik vind dat we echt moeten proberen om waar mogelijk praktische oplossingen te bedenken, die niet eens heel moeilijk hoeven te zijn, om dit soort problemen op te lossen en dan op basis van concrete voorbeelden. De open houding is er absoluut. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan kom ik op het punt van de huisvesting. Of de staatssecretaris geleidt mijn vragen door naar de desbetreffende bewindspersoon of ik zal het schriftelijk moeten doen, want ik ben geen woordvoerder bij die andere begroting. Ik heb die signalen wel gekregen. Dus dan wordt het een setje schriftelijke vragen. Dat kan ook. 

Staatssecretaris Knops:

Ja, prima. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Een resterende vraag uit mijn eerste termijn over een toezegging van uw voorganger mevrouw Klijnsma over het sociaal minimum van bestaan. Zij heeft een onderzoek toegezegd aan de Eerste Kamer. Ik heb gevraagd wat de stand van zaken is en wanneer we dat kunnen verwachten. Kan ik wellicht een reactie krijgen in tweede termijn en als dat niet zo snel lukt wellicht een schriftelijke reactie? 

Staatssecretaris Knops:

Ik stel voor dat we hier een schriftelijke reactie op geven. 

De voorzitter:

Ja, prima. Mevrouw Diertens. 

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel voor de beantwoording over de vve, de voor- en vroegschoolse educatie, en de technische beroepsbegeleiding. Kunt u misschien coördineren dat wij die vragen krijgen voor de behandeling van de Onderwijsbegroting? 

Staatssecretaris Knops:

Dat wij de vragen krijgen? 

Mevrouw Diertens (D66):

De antwoorden. 

Staatssecretaris Knops:

Oké, dat zou ik graag willen toezeggen, maar ook dit gaat weer over de portefeuille van de collega van Onderwijs. Dus ik zal uw verzoek doorgeleiden. 

Mevrouw Diertens (D66):

Dan heb ik nog één vraag naar aanleiding van het antwoord op schriftelijke vragen. Die gaat over de data die wij gevraagd hebben over de kindregistratie en de gewone registratie. U zegt dat er al onderzoek is toegezegd door UNICEF. Dat is kwantitatief onderzoek. Maar zij kunnen pas kwalitatief onderzoek doen als de datagegevens op orde zijn en die zijn niet op orde. Dus dan is het heel erg lastig om kwalitatief onderzoek te doen. Daarover wil ik graag ook nog een wat concreter antwoord. 

Staatssecretaris Knops:

Ik zal kijken of ik dat in tweede termijn kan doen. Mocht dat niet lukken, dan zal ik dat nog separaat doen. 

De heer Bosman (VVD):

Ik hoor de staatssecretaris spreken over de structuurdiscussie. Zijn terminologie gaf mij een flashback naar een ambtsvoorganger van hem, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de heer Donner. Die had namelijk ook geen behoefte aan grote vergezichten ten aanzien van het Koninkrijk. En wat hoor ik? Exact dezelfde term. Dat was ook de periode dat collega Van Raak en ik dachten: dan komen we zelf met een vergezicht. De staatssecretaris is het toch met mij eens dat het knelt en schuurt in het Koninkrijk? Hij is het toch met mij eens dat we ons bekneld voelen maar dat ook de landen zich bekneld voelen en dat daar iedere keer discussie en irritatie over is? 

De voorzitter:

De staatssecretaris. 

De heer Bosman (VVD):

Moeten we daar niet het gesprek over aangaan? 

De voorzitter:

De staatssecretaris. 

Staatssecretaris Knops:

Ik begrijp heel goed wat de heer Bosman zegt. Het is ook echt een fundamenteel punt dat je niet in een paar minuten uitdiscussieert. Ik vrees dat wij niet helemaal op hetzelfde standpunt uitkomen, maar ik ben wel van de praktische oplossingen. Dat klopt. Als je die discussie gaat voeren op dit moment, gegeven de situatie die misschien wel moeilijker is dan toen u die discussie startte indertijd, is het de vraag waar dat toe gaat leiden. Of dat niet tot een soort van cirkel naar beneden gaat leiden die voor niemand wat oplevert behalve een hoop frustratie. Mijn echte ambitie is om de komende jaren degenen die goed besturen, die het goede voorbeeld geven te belonen en degenen die achterblijven te helpen om de situatie uiteindelijk op een hoger plan te krijgen. We hebben wat middelen en er is op bepaalde plekken vooruitgang geboekt. Het is niet allemaal kommer en kwel, maar je ziet best grote verschillen. De heer Bosman weet ook dat structuurdiscussies wel en niet relevant zijn en dat je ze op allerlei beleidsterreinen kunt hebben, maar dat ze nooit dé oplossing zijn. Het gaat om veel meer dan dat, en zeker hier. Het gaat over cultuur, over houding, over of je er iets van wil maken. Ik vrees dat een discussie over structuur, waarvan ik de aanleiding nog wel kan begrijpen, niet leidt tot verbetering maar eerder tot een soort verwarring en stilstand. Gegeven de grote opgaven die er liggen, zou het niet mijn ambitie zijn om dat pad op te gaan. 

De heer Bosman (VVD):

We zijn het inderdaad niet eens, maar ik steun de staatssecretaris in zijn ambitie om het pragmatisch aan te pakken en te helpen waar dat nodig is. Maar soms staat het Statuut pragmatische oplossingen in de weg, want dan heb je ergens geen recht op, verantwoordelijkheid voor of verplichting toe. Dat is het probleem. Ik wil helemaal niet zeggen dat de structuur anders moet, maar misschien moeten we toch benoemen, of er in ieder geval het gesprek over aangaan, dat de structuur is zoals die is, dat die knelt waar die knelt en schuurt waar die schuurt. We moeten benoemen dat het is zoals het is. Als we het anders willen, als landen het anders willen en Nederland het anders wil, dan moeten we er wel een verhaal bij hebben. Dat is mijn oproep aan de staatssecretaris. Nogmaals, ik steun absoluut zijn ambitie om pragmatisch en met de hand aan de ploeg dingen beter te maken voor het Koninkrijk, maar er zijn ook nog wel wat dingetjes die niet helemaal werken. 

Staatssecretaris Knops:

Dit is een beetje een ongelijk speelveld. De heer Bosman heeft al jarenlang ervaring op dit terrein. Ik ben op dit terrein nieuw, dus ik zal die ervaring voor een deel moeten opbouwen. De heer Bosman kan ervan uitgaan dat ik alles zal benoemen. Ik ga niets uit de weg, geen discussie, met niemand. Als het niet goed is, dan zal ik het benoemen. Hier, maar ook bij de mensen die ik spreek. Ik hoop wel dat door die houding anderen gaan zien dat we praktische oplossingen moeten bedenken en dat daardoor de noodzaak om over die structuurdiscussie te praten, minder wordt. Ik sluit niet uit dat je op termijn dingen gaat aanpassen. Alleen, in mijn prioriteitsstelling wil ik daar niet mee beginnen, omdat ik denk dat het op dit moment niet gepast is. Maar als meerdere partijen dezelfde opvatting hebben over dat dingen anders en beter kunnen, dan moet je het zeker doen. 

De voorzitter:

Dank. Tot slot. 

De heer Bosman (VVD):

Mijn dank voor dit prachtige antwoord. Het was in ieder geval een beter antwoord dan minister Donner gaf. 

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef de heer De Graaf namens de PVV-fractie het woord. 

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden, zowel schriftelijk als mondeling, al werd ik door de schriftelijke antwoorden een beetje overvallen, omdat ze vrij kort voor het debat kwamen. Als je bezig bent met andere zaken en hier de hele dag in de Kamer een programma draait, dan is dat toch nog vrij verrassend. Begrotingen hoeven geen marathondebatten te zijn, ook de komende weken niet, maar ik wil alleen waarschuwen dat we er ook geen Usain Boltachtige toestanden van moeten maken. We moeten niet, omdat de kabinetsformatie zo lang heeft geduurd, al die begrotingswetten maar even door de Kamer jassen. 

Maar oké, dat gezegd hebbende, voorzitter, snap ik dat we vandaag niet tot elkaar zijn gekomen op standpuntengebied, ook gezien de situatie op Sint-Maarten, waar ik me gisteren vanuit de PVV, vind ik, zeer genuanceerd over heb uitgelaten. Toch ga ik een aantal uitspraken aan de Kamer vragen. 

Ik heb drie moties, maar voordat ik die indien nog een antwoord en vraag aan de staatssecretaris van mijn kant over Bonaire. De Wet openbare lichamen voor de BES-eilanden, de WolBES, hoeft niet aangepast te worden om de vraag die ik heb gesteld op te kunnen lossen. Het gaat namelijk om de verwaarlozing die ik in ieder geval geconstateerd heb in het bestuur van de infrastructuur en andere vitale infrastructuur. Het is dan dus zeker mogelijk om meer bevoegdheden naar de gedeputeerde en de gezaghebber toe te schuiven. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er op Bonaire fors geïnvesteerd moet worden in de vitale infrastructuur, met in het bijzonder het wegennet; 

constaterende dat de besluitvorming aangaande die investeringen al veel te lang duurt en snelheid is geboden; 

verzoekt de regering om tijdelijk een aantal bevoegdheden van de eilandsraad over te dragen aan de gezaghebber van Bonaire, opdat zijn plan om te investeren in het wegennet snel kan worden uitgevoerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34775-IV). 

De heer De Graaf (PVV):

En dan nog twee moties die onder andere met het handvest en de zorgplicht te maken hebben. Het zijn bekende moties, maar ik wil ze toch weer indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de burgers van Nederland over hun eigen toekomst moeten kunnen beslissen; 

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat ook de burgers van Nederland zelfstandig mogen bepalen of zij de banden met de voormalige Antillen in stand willen houden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (34775-IV). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de drie overzeese landen van het Koninkrijk gekenmerkt worden door diepgaande en fundamentele corruptie en misdaad; 

overwegende dat ondanks dat de Nederlandse belastingbetaler decennialang heeft bijgedragen de corruptie en misdaad niet of nauwelijks zijn teruggedrongen; 

verzoekt de regering de belangen van de Nederlandse bevolking te plaatsen voor die van de inwoners van de andere zelfstandige landen in het Koninkrijk en zo snel als mogelijk de banden te verbreken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34775-IV). 

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bosman namens de VVD. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter, dank. Dank voor de antwoorden van de staatssecretaris. Het is indrukwekkend om na twee weken gelijk een begrotingsbehandeling te doen en dan hier te gaan staan en zo serieus antwoorden te geven. Respect daarvoor. 

Een groot deel van mijn inbreng ging over Sint-Maarten. Waarom? Omdat wij als VVD ons daar grote zorgen over maken. En wij niet alleen. Heel veel mensen met mij, ook op Sint-Maarten, maken zich zorgen over wat er gaat gebeuren, ook bestuurlijk op korte termijn en voor de toekomst. Ik heb een groot punt gemaakt van de verkiezingen en dat blijf ik doen. Het is niet alleen het hoofd van het stembureau dat zich zorgen maakt. Ik begrijp dat er nu ook een meerderheid in de Staten ontstaat om te zeggen: laten we stoppen met die verkiezingen, want we moeten aan de slag; de hand moet aan de ploeg en die verkiezingen gaan afleiden van datgene wat we moeten doen. Die zorgen zijn dus groot. Mevrouw Kuiken had het over een motie, maar we weten allemaal dat we de Rijksministerraad geen opdracht kunnen geven. Dat is namelijk een autonoom instituut binnen het Koninkrijk. Ik kan dus alleen mijn zorgen meegeven aan deze staatssecretaris. En dan moet hij maar kijken wat hij doet in die Rijksministerraad. De zorgen zijn groot en worden door velen gedeeld, niet alleen hier, maar ook op Sint-Maarten. 

Ik heb toch nog wat vragen. Wij hebben een discussie gehad over de kustwacht. Er zou geld vanuit Binnenlandse Zaken naar Defensie gaan. Heeft de staatssecretaris er zicht op dat het geld dat geoormerkt is voor de kustwacht, ook daadwerkelijk naar Defensie is gegaan? 

Een ander puntje voor Sint-Maarten betreft de algemene maatregel van rijksbestuur ten aanzien van de gevangenis, die volgend jaar afloopt. Wij moeten daar op tijd bij zijn om de discussie over de verlenging op tijd te starten. Ik snap dat ze deze periode geen tijd hebben om iets aan die gevangenis te doen. Sterker nog, we constateren dat die gevangenis bijna leeg is, doordat de gevangenen naar Curaçao en Nederland zijn gegaan. Het is daardoor des te belangrijker dat de algemene maatregel van rijksbestuur ten aanzien van de gevangenis in stand blijft en misschien nog wel verlengd wordt. Daarom mijn zorgen en mijn vraag aan de staatssecretaris. 

Dan het geld van het Rode Kruis. In Nederland is door het Rode Kruis geld opgebracht voor Sint-Maarten. De vraag is: hoe wordt dat geld besteed? Gaat dat ook via Nederland of is die 13 miljoen via het Rode Kruis Nederland naar het Rode Kruis Sint-Maarten gegaan en wordt het daar besteed? Is daar toezicht op? Wordt daar controle op gehouden? Zijn daar de goede dingen van gedaan? Nogmaals, 13 miljoen is zeker op Sint-Maarten heel veel geld. 

Ik ben ontzettend blij met de structuurdiscussie die de staatssecretaris net gevoerd heeft. Hij heeft mijn steun voor de pragmatische oplossing. Het voeren van een gesprek is altijd het uitgangspunt. Ik kan niks dwingend opleggen. Dat is net ook al duidelijk gemaakt. We zitten samen in één Koninkrijk en we hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid. We kunnen er niet zomaar eenzijdig uitstappen. Dat betekent dat we er met respect over moeten spreken. Daar waar er kansen zijn, moeten wij de zaken verbeteren of veranderen. 

De voorzitter:

Korte vraag, mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het Rode Kruis is volgens mij gewoon een particuliere organisatie die voldoet aan anbi-regelingen. Daar gaat deze staatssecretaris niet over. Wil de VVD een soort staatstoezicht op de uitgaven van ngo's? 

De heer Bosman (VVD):

Ik heb gewoon gevraagd of het geld dat besteed gaat worden op Sint-Maarten, op de goede plek terechtkomt. Ik denk dat het heel verstandig is dat we met z'n allen afspreken dat het geld op de goede plek terechtkomt. Volgens mij is dat een legitieme vraag. Als de staatssecretaris zo meteen zegt dat hij niet wil of dat het niet kan, dan heb ik daar alle begrip voor. Maar ik denk dat het verstandig is dat wij daar ook een serieuze kanttekening bij zetten. Volgens mij heb ik daartoe het volste recht. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Volgens mij is het aan de donateurs van het Rode Kruis om te vragen hoe dat geld uitgegeven wordt. En nogmaals mijn vraag: vindt de VVD-fractie dat er toezicht moet zijn vanuit de Nederlandse regering op de exacte uitgaven van goede doelen in Nederland? 

De heer Bosman (VVD):

Nee, voorzitter. Het gaat om het Rode Kruis op Sint-Maarten. Ik kan me voorstellen dat we in een omgeving waarvan we zeggen dat er van alles mis is, kijken hoe we dat kunnen doen. Volgens mij wordt hier gesproken over een gecoördineerde wederopbouworganisatie en dan zou het jammer zijn als allerlei verschillende initiatieven door elkaar heen gaan lopen. Ik denk dat het verstandig is dat we onze coördinatie op elkaar laten aansluiten en dat heeft niks te maken met controle en toetsing. Ik wil gewoon dat het geld op de goede plek terechtkomt en volgens mij is dat een hele legitieme vraag. Er worden hier in de Kamer allerlei vragen gesteld en u wilt niet weten wat er allemaal voor vragen worden gesteld, waarvan ik zeg: gaan we daarover? 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Bosman. U was klaar? 

De heer Bosman (VVD):

Nee, ik was nog niet klaar. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Nee, mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dit is een begrotingsdebat, voorzitter. 

De voorzitter:

Ja, het is een begrotingsdebat maar dat betekent niet eindeloos debatteren. U heeft uw vraag gesteld en ik denk dat de heer Bosman daar een antwoord op heeft gegeven. Ik stel voor dat hij verdergaat. Het spijt me. 

De heer Bosman (VVD):

Oké. 

De eilanden Bonaire, Saba en Sint-Eustatius moeten we zeker niet vergeten, zeker niet na de ramp die heeft plaatsgevonden op Saba en Sint-Eustatius. Ook dank voor de inzet van de staatssecretaris en zijn team om daar zo veel mogelijk aan te doen, want de havens, zeker die op Saba maar ook op Statia, zijn lifelines voor de mensen daar. Daar komen de spullen binnen en daarom moeten we het goed oppakken. Met alle mogelijke snelheid moeten daar de zaken verbeterd worden, want hoe eerder dat soort infrastructuur op orde is, hoe eerder het gewone leven weer kan beginnen en hoe eerder de mensen daar weer zaken kunnen doen en hun eigen inkomen kunnen genereren. 

We hebben gesproken over de sociale woningbouw op Bonaire. Dank voor de schriftelijke antwoorden. Maar ik herhaal het nogmaals: het is echt een punt van zorg. Dus ik hoop dat de staatssecretaris daar ook met eigen ogen gaat bekijken wat de situatie op Bonaire is. Ik heb het nu zeven jaar gezien en ieder jaar is het weer een teleurstelling dat het niet verbeterd is. En nogmaals, de ambitie op het eiland is er. De intentie van de bestuurders is goed, want ze willen er allemaal ontzettend hard aan trekken. Maar er zijn toch altijd weer allerlei financiële moeilijkheden die het dan weer belemmeren en dan moet je je afvragen of we dat niet wat handiger kunnen regelen. 

Voor zover mijn inbreng. Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik nu naar mevrouw Van Tongeren namens GroenLinks. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mijn moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het voor de Caribische regio van belang is om orkaanbestendig en om duurzaam te bouwen; 

verzoekt de regering om samen met de Landen en de BES-eilanden initiatieven te nemen om het duurzaam bouwen te stimuleren en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (34775-IV). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederlandse subsidieregelingen voor energiebesparing in de eigen woning of bij sociale huurwoningen niet beschikbaar zijn voor de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba; 

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe regelingen met hetzelfde doel gerealiseerd kunnen worden voor de BES-eilanden en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 13 (34775-IV). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de rol van vrouwen van belang is voor het openbaar bestuur van de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk en Caribisch Nederland; 

verzoekt de regering om in goed overleg met de betrokken autoriteiten de maatschappelijke en bestuurlijke participatie van vrouwen te stimuleren; 

verzoekt de regering tevens om in goed overleg met de betrokken autoriteiten trainingen voor vrouwelijk toptalent te ontwikkelen en te ondersteunen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34775-IV). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel. En dan wil ik nogmaals de staatssecretaris bedanken, ook voor het begrip rond duurzaamheid. Maar ik heb nog wel een kleine aanvulling: duurzaamheid gaat natuurlijk veel verder dan waar de energie vandaan komt. Vooral voor een heel warm land geldt: hoe geïsoleerder de huizen zijn, hoe minder energie er verbruikt wordt voor bijvoorbeeld airconditioning. Dat kost iets meer aan het begin, maar over de hele levensduur van de huizen scheelt dat bakken met geld, heel veel energie en daardoor ook CO2-uitstoot. 

Dank u wel, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA. 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Op de eerste plaats zou ik de staatssecretaris willen danken voor de zeer duidelijke woorden. Ik dank hem er ook voor dat hij aan alle kanten uitstraalt dat hij voor de eilanden een betere toekomst wil realiseren. Daarvoor veel dank. Ik dank hem ook voor de duidelijkheid omtrent de voorwaarden die hij wil stellen, ook als de afspraken met een demissionair kabinet van Sint-Maarten gemaakt zouden worden. 

Vervolgens heb ik twee moties. De eerste motie wordt mede ondersteund door mevrouw Diertens, meneer Bosman, mevrouw Van der Graaf en mevrouw Kuiken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de BES-eilanden niet in eigen voedselproductie kunnen voorzien; 

overwegende dat de BES-eilanden met een adequaat land- en tuinbouwbeleid minder afhankelijk zijn van kostbare import van voedingsmiddelen; 

verzoekt de regering in overleg met de BES-eilanden en Wageningen Universiteit de mogelijkheden te onderzoeken voor een innovatief land- en tuinbouwbeleid en dat te ondersteunen, zodat de eilanden zo veel mogelijk in eigen voedselproductie kunnen voorzien, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Diertens, Bosman, Van der Graaf, Kuiken en Van Raak. 

Zij krijgt nr. 15 (34775-IV). 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik moet trouwens nog melden dat ik meneer Van Raak nog vergeten ben te noemen. Hij ondersteunt deze motie ook. 

De tweede motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het gezien de kleine schaal en de geringe aanwezige capaciteit moeilijk is de kwaliteit van het bestuur op de BES-eilanden en de daarmee samenhangende ambtelijke organisatie duurzaam te waarborgen; 

overwegende dat kennisuitwisseling daarvoor essentieel is; 

overwegende dat traineeprogramma's voor jonge ambtenaren een belangrijke investering in de kwaliteit van de ambtelijke organisatie zijn; 

verzoekt de regering in overleg met de BES-eilanden voorstellen te doen om traineeprogramma's voor ambtenaren te realiseren, met de mogelijkheid van een uitwisseling met Nederland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Diertens, Bosman, Van der Graaf, Van Tongeren, Kuiken en Van Raak. 

Zij krijgt nr. 16 (34775-IV). 

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP. 

De heer Van Raak (SP):

Bij zo'n eerste debat met een nieuwe staatssecretaris vraag je je af: heb ik er een beetje vertrouwen in? En ja, voorzitter, ik heb er een beetje vertrouwen in. 

Een hels karwei gaat deze staatssecretaris tegemoet met de wederopbouw van Sint-Maarten. Er zijn nu ontwikkelingen op het eiland. Veel Statenleden zeggen: moeten we wel verkiezingen houden? Veel Statenleden vragen zich af: kunnen we een regering van nationale eenheid maken? Kunnen we een regering van deskundigen maken die met Nederland gaat samenwerken? Ik hoop dat het gaat gebeuren. Maar we moeten bij de wederopbouw goed toezicht houden, bij de boeven van de onderwereld maar ook de boeven van de bovenwereld, de boeven van daar en de boeven van hier. 

Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt bij de wederopbouw van Sint-Maarten geen opdrachten te gunnen aan KPMG, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 17 (34775-IV). 

De heer Van Raak (SP):

Laten we Saba en Statia niet vergeten. De mensen die daar zijn getroffen, vooral mensen met een laag inkomen, hebben het op dit moment heel erg moeilijk. Wat er ook op Sint-Maarten gebeurt, Saba en Statia zijn van ons, horen bij ons. Daar kunnen we gewoon nu beginnen. Ik hoor nu van de staatssecretaris dat die plannen ook nog niet helemaal klaar zijn. Dat is niet goed. Die moeten wel klaar zijn, en dat moet gewoon nu beginnen. Dat moet niet gebeuren met schepen die eerst nog langs Sint-Maarten moeten, het moet gewoon naar het eiland zelf. 

Ik heb de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering bij de wederopbouw van Saba en Statia extra aandacht te besteden aan mensen die leven van een laag inkomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 18 (34775-IV). 

De heer Bosman (VVD):

Toch even over de vorige motie. In de context van de tekst die ervoor is uitgesproken, wordt in deze motie een waardeoordeel gegeven over één bedrijf. Ik vind dat heel moeilijk. Ik denk dat we dat in deze Kamer niet moeten doen. Ik snap de heer Van Raak en zijn zorgen absoluut, maar ik denk dat het onverstandig is dat wij op deze manier, parlementair, dit soort bedrijven zo behandelen. Of we moeten dan ook daadwerkelijk mensen aan kunnen klagen en ze voor de rechter kunnen krijgen. 

De heer Van Raak (SP):

Dat onderzoek loopt. Dat onderzoek hebben wij samen mogelijk gemaakt. Als het gaat om de maffia, Corallo, zie je dat KPMG de boeken doet. Als in Italië door Corallo politici rondom Berlusconi worden omgekocht, gaat dat via Nederlandse banken. Als je ziet dat er van alles misgaat in bedrijven, overheidsbedrijven, op Curaçao en Sint-Maarten zie je dat KPMG die bedrijven runt. Als je ziet dat de illegale gokindustrie over de hele wereld mogelijk wordt gemaakt door het telefoniebedrijf van Curaçao, dan gebeurde dat via KPMG. De heer Bosman heeft misschien een andere mening, maar ik noem dat "boevengedrag". En boevengedrag moeten we bestrijden. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was niet helemaal de insteek van de heer Bosman, maar dat geeft niet. Dan ga ik nu naar mevrouw Diertens, namens D66. 

Mevrouw Diertens (D66):

Voorzitter. Ik ben blij om te horen dat deze staatssecretaris zich wil inspannen om de relaties binnen het Koninkrijk te verbeteren. De uitspraak van de staatssecretaris "meer met en minder voor eilanden", sprak mij enorm aan. Alle vertrouwen. 

Wat betreft het wederopbouwfonds hoop ik dat het zo snel mogelijk effectief wordt, zodat mensen een dak boven hun hoofd krijgen en weer aan de slag kunnen om hun leven op te bouwen. Dat lijkt mij op dit moment het allerbelangrijkste. Daar is onze hulp voor nodig. De voorwaarden zijn duidelijk. Ik ben benieuwd naar de update die de staatssecretaris ons binnenkort zal sturen met betrekking tot de mogelijkheid om er verkiezingen te houden en de vraag met welke regeringen er afspraken gemaakt kunnen worden. 

Tijdens mijn eerste termijn heb ik een aantal thema's genoemd: verbeteren van de samenwerking — alle vertrouwen — economie, duurzaamheid, kinderrechten en onderwijs. Ik ben blij dat de staatssecretaris zich op deze thema's wil inzetten. 

Ten slotte rest mij om de staatssecretaris veel succes te wensen bij het uitvoeren van zijn functie. Ik hoop dat hij het beleid goed zal coördineren, zodat het niet versnipperd raakt. Daarvoor dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vanuit de departementale verantwoordelijkheden meerdere bewindspersonen verantwoordelijk zijn voor Caribisch Nederland; 

constaterende dat het rapport van de commissie-Spies concludeert dat de aanpak richting Caribisch Nederland te versnipperd is en er van een integrale aanpak onvoldoende sprake is; 

overwegende dat de bewindspersoon die belast is met Koninkrijksrelaties inzicht heeft in behoeftes en wensen vanuit Caribisch Nederland omtrent regelgeving en tegelijkertijd inzicht heeft in welke wet- en regelgeving er nodig is; 

overwegende dat een sterkere coördinerende rol voor de bewindspersoon belast met Koninkrijksrelaties zorgt voor een betere afstemming op het gebied van wet- en regelgeving; 

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de departementen bij planvorming en budgettering met betrekking tot Caribisch Nederland het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betrekken, zodat dit ministerie zijn regierol kan vervullen, er een meer integrale aanpak komt en versnippering kan worden tegengaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Bosman, Van Tongeren, Van den Berg, Bisschop, Kuiken, Van Raak, Van der Graaf en Kuzu. 

Zij krijgt nr. 19 (34775-IV). 

De voorzitter:

Dan ga ik nu naar mevrouw Kuiken, namens de PvdA. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezeggingen. Er zijn een aantal moties mede namens onze partij ingediend. Ik deel de zorgen zoals geuit door de staatssecretaris, maar ook door andere partijen, over de verkiezingen op Sint-Maarten. Ik hoop dat ze verstandig zullen handelen. Wij worden daar heel spoedig over geïnformeerd. 

Voorzitter. De staatssecretaris is wervelend gestart. Ik hoop dat dat op de eilanden ook zo wordt ervaren. Daarom wil ik in dit geval eindigen met een stukje van het volkslied van Bonaire: "Geen kracht kan ons deze liefde afnemen, zoals wij die voelen voor ons eiland, ondanks dat het klein is en niet volmaakt, we houden ervan boven alles." Volgens mij is dat de juiste insteek: houden van familie, maar ook kritisch op elkaar zijn. Dat wordt ook weer mijn start in dit Koninkrijk. Ik zie uit naar de samenwerking. 

Dank u wel, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan ga ik naar de heer Kuzu namens DENK. 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ik ging nog niet naar huis, omdat ik eerst de staatssecretaris wilde bedanken voor zijn beantwoording en omdat ik twee moties wil indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het regeerakkoord vermeldt: "Het kabinet is bereid extra te investeren in de eilanden, onder de voorwaarde dat goed bestuur en financiële verantwoording op een afdoende niveau is geborgd"; 

constaterende de problemen in Caribisch Nederland, waaronder onder andere kinderarmoede, onderwijsachterstanden en stijgende voedselprijzen; 

verzoekt de regering: 

  • -de extra investeringen in Caribisch Nederland inhoudelijk uit te werken op grond van op zijn minst een behoefteanalyse van de eilanden; 

  • -de investeringen te koppelen aan een concreet tijdspad; 

  • -de voorwaarden voor de investeringen uit te werken; 

  • -te bezien hoe de rijksoverheid kan assisteren bij het verwezenlijken van deze voorwaarden, 

verzoekt de regering tevens om de Kamer hier zo snel mogelijk, doch uiterlijk vóór de Voorjaarsnota 2018, over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 20 (34775-IV). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat departementen gaandeweg het uitvoeringsjaar budgetten overmaken naar de begroting van Koninkrijksrelaties en dat de bijdragen van de departementen voor 2018 daardoor nog niet zichtbaar zijn op de begroting voor 2018; 

constaterende dat deze onzekerheid over het te ontvangen geld goed en planmatig bestuur in Caribisch Nederland zou kunnen bemoeilijken; 

verzoekt de regering om te bezien op welke wijze bijdragen van departementen aan de begroting van Koninkrijksrelaties eerder inzichtelijk kunnen worden gemaakt, bij voorkeur reeds in de begrotingen, 

verzoekt de regering tevens om de Kamer te informeren over de resultaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 21 (34775-IV). 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Deze staatssecretaris is inmiddels twee weken bezig. Ik wens hem veel succes en veel wijsheid toe de komende periode. 

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot mevrouw Van der Graaf. Zij heeft niet meegedaan aan de eerste termijn vanwege persoonlijke omstandigheden, maar ze wil in de tweede termijn graag één motie indienen. Ik kijk of de Kamer daar bezwaar tegen heeft. 

Ik begrijp dat het geen probleem is. Mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie. 

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter en collega's, dat u mij de gelegenheid biedt om hier vanavond alsnog een motie in te dienen. Ook dank aan de staatssecretaris, die ik hierbij ook van harte feliciteer. Ik zie uit naar de samenwerking. Dank voor uw antwoorden op de vragen over kinderrechten die gisteren via collega Van den Berg zijn ingediend. Het lijkt me goed dit punt ook in een motie te vervatten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de positie van kinderen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba blijvend aandacht nodig heeft; 

overwegende dat de gelden waarin voor dit doel voorzien werd door het amendement-Van Laar/Segers van 1 oktober 2014 (34000-IV, nr. 9) dit jaar voor het laatst beschikbaar zijn; 

overwegende dat het beleid om de positie van kinderen en de rechten van kinderen te verbeteren blijvend verankerd dient te worden in de openbare lichamen en bij lokale organisaties door technische assistentie beschikbaar te stellen en aan capaciteitsopbouw te doen; 

verzoekt de regering deze c.q. soortgelijke inspanningen om de positie van kinderen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te verbeteren voort te zetten en de Kamer voor het voorjaar van 2018 op basis van de evaluatie te informeren over de manier waarop zij dit gaat doen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Bosman, Van den Berg, Diertens, Bisschop, Kuiken, Van Raak, Van Tongeren en Kuzu. 

Zij krijgt nr. 22 (34775-IV). 

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf, de heer Kuzu heeft nog een vraag voor u. 

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb één korte vraag. Ik heb de motie van harte medeondertekend. Wij hebben ook een amendement ingediend. Kunnen wij ook rekenen op de steun van de ChristenUnie voor dit amendement? 

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel voor die vraag. Ik zal het amendement meenemen in de fractie en we zullen het bespreken bij de overweging. Volgens mij zijn de stemmingen over de amendementen wat later in het jaar. Dan komen we daarop terug. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind van de tweede termijn van de kant van de Kamer gekomen. Ik schors voor tien minuten. 

De vergadering wordt van 21.22 uur tot 21.37 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord. 

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng, maar ook vooral voor het vertrouwen dat ik gevoeld heb. Dat schept verplichtingen, zo realiseer ik mij terdege, maar ik ga ze graag aan. Zoals ik eerder heb aangegeven, wil ik de komende tijd samen met u optrekken. 

Mij zijn in tweede termijn een aantal vragen gesteld. De heer Bosman heeft gevraagd of ik al een uitspraak kon doen over het verlengen van de algemene maatregel van rijksbestuur voor Sint-Maarten in verband met de gevangenissen. Een terecht punt, maar de heer Bosman zal zich kunnen voorstellen dat we op dit moment vooral ook met andere dingen bezig zijn. Ik neem dit punt mee. We komen hier nog over te spreken. Ik zal dit uiteraard verder oppakken. U hoort daar nog van. 

Dan de vraag van de heer Bosman over het geld van het Rode Kruis. Hoe wordt dat uitgegeven? Daarover was al een kort interruptiedebatje. De publieksactie na orkaan Irma heeft inmiddels al bijna 18 miljoen euro opgeleverd. Dat is meer dan de eerder genoemde 13 miljoen. Het Rode Kruis is inderdaad een eigenstandige organisatie die daar zelf over beschikt. Daar zit ook geen overheidsgeld in. Uiteraard coördineren wij op de grond met het Rode Kruis, maar dat is allemaal op basis van vrijwilligheid. Ze maken ook gebruik van onze logistiek en van defensiecapaciteit. Op die manier vindt afstemming plaats, maar zij zijn zelf verantwoordelijk voor de besteding van die gelden. 

Dan de vraag over overheveling van budgetten voor de kustwacht van Binnenlandse Zaken naar Defensie. De heer Bosman weet heel goed dat ik in een vorig leven hartgrondig voorstander was van het overhevelen van deze taken, dus dat ga ik nu ook helemaal uitvoeren — loyaal, zoals u mij kent. Dat gaat via een nota van wijziging. In principe loopt dat per 1 januari 2018. Daar moeten nu nog wat afspraken over gemaakt worden. Het gebouw van de kustwacht is zwaar beschadigd. Er moet nog wat overdracht geregeld worden. In combinatie met de 10 miljoen extra die in het regeerakkoord is vrijgemaakt voor de kustwacht, zou dat voldoende moeten zijn voor een kustwacht die weer volledig operationeel en inzetbaar is. 

Dan de vraag van mevrouw Diertens van D66 over het feit dat kwalitatief onderzoek lastig is zonder kwantitatieve gegevens. In zijn algemeenheid zou je dat wel zo kunnen stellen, maar UNICEF kan ook zonder die kwantitatieve gegevens onderzoek doen. Dat is omdat ze dat gewoon zijn. Ze zijn gewend om in deze regio, waar vaak kwantitatieve gegevens ontbreken, kwalitatief onderzoek te doen. Deze zogenaamde situational analysis wil ik nu ook in Caribisch Nederland laten uitvoeren. Ik zal u hier in het eerste kwartaal van 2018 verder over informeren. 

Dan de vraag van mevrouw Van Tongeren van GroenLinks hoeveel geld er nu beschikbaar is voor het Team Bestrijding Ondermijning. Het was buiten de microfoon, maar de heer Van Raak had het goede antwoord: vier keer 12 miljoen tot en met 2021. In de begroting is dit toegevoegd aan de reeks voor de reguliere inzet voor de recherchecapaciteit. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Daar ben ik ongelofelijk blij mee. Ik stelde mijn vraag omdat ik ergens in de begroting van alles aan kasschuiven en aan reserves voor valutadaling aantrof. Maar als dit het bedrag is dat ook daadwerkelijk beschikbaar is en als daar geen negatieve kasschuif in zit vanwege een tekort aan het einde van jaar dan wel iets met valutabedragen waardoor het naar beneden gaat, dan ben ik net zo tevreden als de heer Van Raak. 

Staatssecretaris Knops:

Nou, dan kan ik u blij maken. 

Ik kom bij de moties, te beginnen met de motie op stuk nr. 9 van de leden De Graaf en Wilders, waarin zij de regering verzoeken om tijdelijk een aantal bevoegdheden over te dragen aan de gezaghebber van Bonaire zodat hij investeringen kan doen in het wegennet. Ik begrijp die morele steun voor de gezaghebber om precies de dingen te doen in de lijn, zoals ik eerder heb aangegeven, dat dingen gedaan moeten worden die noodzakelijk zijn. Toch ben ik van mening dat deze motie pleit voor het schuiven van bevoegdheden en daarmee alles in beweging zet qua structuur. Ieder heeft zijn eigen rol. Ik zou daar nu niet zomaar aan willen tornen. Ik kan de heer De Graaf wel toezeggen dat ik dit graag bespreek bij mijn bezoek aan Bonaire. Dan kan ik ook horen hoe dit in de praktijk gaat. Mochten wij daar iets kunnen betekenen, dan wil ik daar ook wel op acteren. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik dank de staatssecretaris in ieder geval voor die toezegging. 

De voorzitter:

En de motie? 

De heer De Graaf (PVV):

Excuus, dat zou ik bijna vergeten te vertellen. Dan kan ik de motie even aanhouden. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Graaf stel ik voor zijn motie (34775-IV, nr. 9) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Knops:

Dan de motie die als ik het goed begrepen heb regelmatig terugkomt. In de motie op stuk nr. 10 van de heer De Graaf wordt de regering verzocht te bewerkstelligen dat ook de burgers van Nederland zelfstandig mogen bepalen of zij de banden met de voormalige Antillen in stand willen houden. Het zal niet verrassen dat ik ook die motie zou willen ontraden. Ik heb al eerder in mijn termijn aangegeven dat het internationaal recht eenzijdig uitstappen door Nederland als oude kolonisator niet toelaat. 

Dan de motie op stuk nr. 11 van het lid De Graaf, waarin hij de regering verzoekt om de belangen van de Nederlandse bevolking te plaatsen voor die van de inwoners van de andere zelfstandige landen in het Koninkrijk en zo snel als mogelijk de banden te verbreken. Als u goed geluisterd heeft naar mijn betoog, dan heeft u gehoord dat ik er juist voor ben om die banden aan te halen en op basis van gelijkwaardigheid te opereren. Wat mij betreft, zijn de bewoners van de Caribische landen allemaal Nederlanders. Ik ga dat niet doen, dus ik zou de motie willen ontraden. 

Dan de motie op stuk nr. 12, waarin mevrouw Van Tongeren de regering verzoekt om samen met de landen en de BES-eilanden initiatieven te nemen om het duurzaam bouwen te stimuleren en de Kamer hierover te informeren. Als ik de motie zo mag interpreteren dat orkaanbestendig bouwen bij wederopbouw zo veel als mogelijk het uitgangspunt is — dat kun je niet als regel hanteren en dat willen we ook niet — en dat we ook zo veel als mogelijk gebruikmaken van duurzame oplossingen, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten. 

Dan de motie op stuk nr. 13 van mevrouw Van Tongeren, waarin de regering wordt verzocht om te onderzoeken hoe regelingen met hetzelfde doel gerealiseerd kunnen worden voor de BES-eilanden en de Kamer hierover te informeren. Als deze motie budgettaire consequenties zal hebben, dan moet ik haar helaas ontraden. Als het gaat om een verkenning naar de mogelijkheden, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Ik hoor graag van mevrouw Van Tongeren of ik de motie zo mag lezen dat het gaat om een verkenning. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het zijn natuurlijk wel gewoon gemeenten met Nederlanders, maar in de motie staat al "onderzoeken". Er hoeft niet onmiddellijk geld uitgegeven te worden, maar er moet wel worden gekeken hoe dat zou kunnen zodat je uiteindelijk uitkomt op iets wat gelijkwaardig is aan wat Nederlanders in Nederland ook hebben. Dat is natuurlijk mijn wens. 

Staatssecretaris Knops:

Dat begrijp ik, maar mevrouw Van Tongeren dient de motie natuurlijk niet zomaar in. Die heeft ook een bepaald doel. Ik ben heel praktisch ingesteld, zoals ik zojuist zei. Als het doel onderzoek is, dan wil ik dat graag toezeggen zonder daarover al verwachtingen te wekken. 

Dan motie op stuk nr. 14, ook van mevrouw Van Tongeren, waarin wordt verzocht om in goed overleg met de betrokken autoriteiten trainingen voor vrouwelijk toptalent te ontwikkelen en te ondersteunen. Ik was toch wel een beetje verbaasd over die motie gezien het debat dat we zojuist hierover hadden waarin ik heb aangegeven dat ik het heel mooi vond dat er veel vrouwen bij die laatste trainingen waren, maar waarin zij zelf aangaf dat het juist gaat om een goede mix. Dat zou mijn idee ook zijn. Ik heb dus wat moeite met deze motie, want volgens mij doen we al exact wat hier staat. We stimuleren vrouwen om mee te doen, maar vinden het ook belangrijk dat mannen én vrouwen met die trainingen meedoen. Ik vind haar dus eigenlijk overbodig en daardoor moet ik haar ontraden. 

Dan de motie van mevrouw Van den Berg op stuk nr. 15 over de landbouwinitiatieven, waarin de regering wordt verzocht in overleg met de BES-eilanden en de Wageningen Universiteit de mogelijkheden te onderzoeken voor een land- en tuinbouwbeleid zodat de eilanden zo veel mogelijk in hun eigen voedselproductie kunnen voorzien. Dat is een interessante motie. Dat heb ik ook al aangegeven in het debat. Ik wil er nogmaals wel de nadruk op leggen dat het niet alleen gaat om onderzoeken. Er moet ook gewoon wat gebeuren, want volgens mij is daar behoefte aan. Het moet ook niet beperkt zijn de WUR, zodat ook anderen daar een rol in kunnen spelen. Ik heb nog geen namen, maar ik zou het niet willen limiteren tot de WUR. Als mevrouw Van den Berg als eerste indiener dat accepteert, zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten. 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter, dat is prima. We zullen de tekst conform aanpassen. 

Staatssecretaris Knops:

Oké. Dank u wel. 

Dan de motie op stuk nr. 16 van mevrouw Van den Berg over het traineeprogramma, waarin de regering wordt verzocht om in overleg met de BES-eilanden voorstellen te doen om traineeprogramma's voor ambtenaren te realiseren, met als onderdeel de mogelijkheid van een stage in Nederland. Ik onderschrijf de strekking van die motie, omdat ik echt denk dat het belangrijk is wat daar gebeurt. Ik zeg er wel bij dat ik van mening ben dat het maatwerk moet zijn, dus dat we geen blauwdruk moeten neerleggen voor hoe het moet. Ik ga op mijn reis ook met bestuurders praten over wat goede middelen zijn. Dat kan op de ene plek anders zijn dan op de andere. Als ik haar dus zo kan lezen dat het een handreiking is, een richting, maar dat er niet altijd een stage moet zijn in Nederland als onderdeel van dat programma, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. 

Dan de motie op stuk nr. 17 van de heer Van Raak van de SP, die geen opdracht wil gunnen aan een bepaald bedrijf. Ik vind de motie in die zin sympathiek dat ik de achterliggende gedachte van de heer Van Raak — dat heeft hij al begrepen — volledig onderschrijf, daar waar het erom gaat dat iedereen zich aan de regels moet houden en dat bedrijven die zich daar aantoonbaar niet aan houden en daarvoor veroordeeld worden niet mogen worden beloond. Tegelijkertijd heb ik er moeite mee — ik sluit me een beetje aan bij de heer Bosman — om hier namen van bedrijven te noemen, zeker als er nog onderzoeken gaande zijn. Dus om die reden moet ik de motie ontraden. Nogmaals, de gedachte die eraan ten grondslag ligt, kan ik goed volgen. 

Dan de motie op stuk nr. 18 van de heer Van Raak samen met mevrouw Kuiken waarin wordt verzocht om extra aandacht te besteden aan mensen die leven met een laag inkomen. Dat klinkt heel sympathiek. Ik heb net in het debat ook aangegeven dat we natuurlijk kijken naar de meest kwetsbaren. Dat zijn overigens niet altijd mensen met een laag inkomen, maar die hebben wel vaak een probleem als zo'n ramp zich voltrekt. Ik vind de motie eigenlijk wat te eenzijdig. Dus als het niet alleen om inkomen gaat, maar om de meest kwetsbaren, als de heer Van Raak dat zou willen aanpassen in het dictum, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Anders moet ik haar ontraden. 

De voorzitter:

De heer Van Raak heeft tot dinsdag de tijd, maar hij mag er ook nu op reageren. 

De heer Van Raak (SP):

Natuurlijk, de meest kwetsbaren. Maar dat zijn bijna per definitie mensen met een laag inkomen. Ik ken heel weinig mensen die heel kwetsbaar zijn en die multimiljonair zijn. Ik wil dat wel aanpassen. Maar het gaat er dus om dat de mensen die met heel weinig geld moeten rondkomen heel zwaar getroffen zijn en gewoon extra aandacht verdienen op de eilanden, omdat ze het daar al moeilijk hebben. 

Staatssecretaris Knops:

Ik heb in mijn inbreng gewoon aangegeven dat dit voor mij van belang is. Ik ben alleen wat terughoudend, omdat voordat je het weet iedereen zijn eigen stokpaardjes gaat berijden. Dan is alles belangrijk en daarmee is iedereen weer even belangrijk en is er geen prioriteit. Ik heb mij in mijn inbreng vooral gericht op die sociaaleconomische elementen. Daar is dit een onderdeel van. Om deze er alleen uit te lichten, daar zit mijn terughoudendheid. Dus moet ik haar helaas toch ontraden. Dan de motie op stuk nr. 19 van mevrouw Diertens en zowat de hele Kamer. Nou ja, ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik zou zeggen, er ligt een aardige opdracht voor mij om dat te gaan invullen. Ik zie het als een steun in de rug. 

Dan de motie op stuk nr. 20 van de heer Kuzu, waarbij de regering wordt verzocht om een aantal dingen uit te werken. Ik zal die niet allemaal opnieuw noemen. Het punt is dat dit jaar een bijzonder jaar is, waardoor de situatie ontstaan is dat zaken niet meer op de vakbegrotingen te vinden zijn, met het regeerakkoord, met nota's van wijziging. Mijn ambitie is om de komende jaren ook op de respectievelijke begrotingen van de vakdepartementen het inzicht te hebben. Die bedragen blijven daar ook staan. Als het goed is, lost het zich volgend jaar vanzelf op. Daarom moet ik de motie ontraden. 

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 21, die ook daarover gaat: "te bezien op welke wijze bijdragen van departementen aan de begroting van Koninkrijksrelaties eerder inzichtelijk kunnen worden gemaakt". Juist dit jaar was het niet inzichtelijk. Ik ga ervan uit dat dit de komende jaren wel het geval is. Het zal niet zo zijn dat bijdragen die bedoeld zijn voor de mensen daar, op de begroting van Koninkrijksrelaties komen te staan. Die blijven, voor een deel althans, op de vakbegrotingen staan. Die motie moet ik dus ook ontraden. 

De heer Kuzu (DENK):

In onze begrotingscyclus hebben we nog een moment waarop aanpassingen gedaan kunnen worden en dat is bij de Voorjaarsnota. In de motie op stuk nr. 20 vragen we de regering ook om de Kamer te informeren vóór de Voorjaarsnota. Ik snap dat deze staatssecretaris pas twee weken bezig is, maar we geven juist de ruimte tot aan de Voorjaarsnota. 

Staatssecretaris Knops:

Ik heb de boodschap van de heer Kuzu goed begrepen, dus dat wil ik hier ook wel toezeggen. Natuurlijk zou het bij de Voorjaarsnota kunnen, maar het kan ook bij de begroting 2019. Ik blijf toch moeite met het dictum houden. Dat laat onverlet dat ik de boodschap, die hij ook in het debat heeft ingebracht, goed ter harte heb genomen. 

Dan kom ik motie op stuk nr. 22 van mevrouw Van der Graaf over de kinderrechten. Ik heb al aangegeven dat ik de evaluatie wil afwachten. Wat dat betreft kan ik mij helemaal vinden in de motie. Het is heel belangrijk, vooral bij de jonge kinderen, om daar aandacht voor te blijven houden. Dat is ook zo'n kwetsbare groep. Ik wil de Kamer in het eerste kwartaal van 2018 informeren. Dat heb ik ook al toegezegd in antwoord op de heer Kuzu. 

Helemaal tot slot lag er nog een amendement van de heer Kuzu. Dat heb ik eigenlijk in het debat al becommentarieerd. Het ligt eigenlijk in dezelfde lijn als de laatste motie. Dat is de reden dat ik de motie van mevrouw Van der Graaf oordeel Kamer laat en het amendement van de heer Kuzu, vanwege het feit dat hij het nu al wil toevoegen, terwijl ik eerst de evaluatie wil afwachten, moet ontraden. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit debat. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris, de gevolmachtigde ministers van Aruba en Sint-Maarten en hun medewerkers, de Kamerleden, de medewerkers en de mensen die dit debat via internet of een ander medium hebben gevolgd. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. 

Naar boven