39 Associatieovereenkomst met Oekraïne

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315) ( 34669 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom, alsmede de mensen op de publieke tribune en de Kamerleden. 

Ik begin met de heer Van Bommel namens de SP als eerste spreker. Zijn spreektijd is vijf minuten. Het kan wel, een goed voorbeeld. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Bommel (SP):

In de beperking toont zich de meester, luidt het spreekwoord. 

Mevrouw de voorzitter. Voorlopig voor de laatste keer spreken wij in de Tweede Kamer over de ratificatie van het associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne. Vandaag zullen alle partijen kleur moeten bekennen en een definitief oordeel moeten vellen over of zij wel of niet akkoord kunnen gaan met de wijze waarop het kabinet de uitslag van het referendum dat over dit onderwerp werd gehouden, heeft afgehandeld. 

Voor de SP is het glashelder: wij keuren de juridische verklaring, een papieren tijger, af. Zij doet geen recht aan de uitslag van het referendum. Krap een jaar geleden stemde 61% van de opgekomen kiezers tegen het Oekraïneakkoord. In plaats van meteen een intrekkingswet naar de Kamer te sturen, koos het kabinet ervoor om koehandel te drijven in Brussel, over enkele zogenaamde zorgen die bij de kiezer zouden leven. Dat mag sympathiek klinken, maar het is allerminst zuiver. De vraag draaide immers om het aangaan van een diepe politieke en economische associatie tussen de EU en Oekraïne. Kiezers hebben geen enquête ingevuld over hun eventuele zorgen. "Bent u voor of tegen het associatieakkoord met Oekraïne?", daar kwam de referendumvraag op neer. 

Het fundamentele "nee" dat op deze vraag volgde, reduceren tot een paar zorgen die wel even weggepoetst konden worden met een slinkse truc, is geen teken van betrouwbaarheid, het handelsmerk van de minister-president. Sterker nog, het ondermijnt het vertrouwen van de kiezer, zowel in de landelijke als Europese politiek. Stoppen met ratificatie of het "nee" meteen terzijde schuiven en doorgaan, waren tenminste heldere reacties geweest. Nu zitten Kamer en kiezer opgescheept met een juridische verklaring, die niet ondertekend zal worden door Oekraïne. Want, zo schrijft de regering, het gaat over "onderwerpen waarover de besluitvorming aan de zijde van de Europese Unie en haar lidstaten ligt". 

Ik blijf me daarover verbazen. Een van de zorgpunten die in de juridische verklaring wordt genoemd, is het belang dat wordt gehecht aan corruptiebestrijding. Laat corruptie nou juist een van de belangrijkste redenen zijn geweest voor mensen om tegen dit verdrag te stemmen. Kan de premier nog eens reageren op het feit dat Oekraïne op geen enkele wijze formeel gebonden wordt aan het prioriteren van corruptiebestrijding, anders dan reeds was vastgelegd in het verdrag? Hoe geloofwaardig is het dat Oekraïne eigenaarschap voelt ten aanzien van de corruptiebestrijding die Nederland verlangt, als het land deze intentieverklaring niet hoeft te tekenen? De Raad van State merkte hierover terecht op dat "de juridische verbindendheid van het besluit zich strikt genomen niet uitstrekt tot Oekraïne". Oftewel, voor Oekraïne verandert er helemaal niets. De kiezer die zich zorgen maakte over corruptie, heeft het nakijken. 

Voor de overige punten geldt eveneens, zoals ik in eerdere debatten ook heb gemeld, dat de verklaring niets verandert aan de inhoud van het verdrag. Oekraïne blijft de mogelijkheid behouden om EU-lidmaatschap aan te vragen. Dat was nooit formeel geregeld in het associatieakkoord. De juridische verklaring legt Oekraïne geen strobreed in de weg. Zo zijn de Europese spelregels. Mijn partij ging het erom dat met een dergelijk ambitieus associatieakkoord Oekraïne wel degelijk op allerlei manieren aansluiting zoekt met de Europese Unie via Europese wet- en regelgeving. Dat is een onomkeerbaar proces. Als het gaat om de andere zorgpunten — geen collectieve veiligheidsgarantie, geen arbeidsmigratie en geen extra financiële steun — voegt de verklaring niets toe aan wat reeds in het verdrag stond. 

Ondertussen komt Oekraïne wel gewoon in aanmerking voor financiële steun via bestaande EU-mechanismen. Er wordt krachtens het akkoord ingezet op een versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties van de Europese Unie voor crisisbeheer, ook binnen het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid. Erkent de premier dat deze juridische verklaring, eenzijdig ondertekend door de EU-lidstaten, niets verandert aan de inhoud van het verdrag en dat de Raad van State ditzelfde oordeel velt als het gaat om de juridische reikwijdte ervan? 

Er heerst nog onduidelijkheid over de gevolgen van de brexit voor het akkoord. De regering schrijft dat dit nog geen onderwerp van bespreking is geweest, maar allicht kan de premier mogelijke scenario's schetsen wat betreft de gevolgen voor het Oekraïneakkoord als een lidstaat de Unie en daarmee het verdragennetwerk verlaat. Graag een reactie. 

Ik had de uitkomst van het maandenlange overleg tussen Nederland en de andere lidstaten teleurstellend genoemd als ik niet van tevoren lage verwachtingen had gehad. Wat de SP betreft was de enige zuivere optie geweest om direct een intrekkingswet naar de Kamer te sturen. Nu worden mensen bevestigd in hun gevoel dat in Brussel alles wel te regelen valt, met een glimlach en achterkamertjesdeals. De trein dendert gewoon voort, net als na het grondwetreferendum. Het kabinet heeft, kortom, een belangrijke kans gemist om te laten zien dat Nederlandse burgers wel degelijk zeggenschap hebben over de kant die het opgaat met Europa. Dát zal de premier nog wel gaan voelen tijdens de verkiezingen van 15 maart. 

De heer Monasch (Monasch):

Voorzitter. Vanavond bespreken we wellicht de grootste democratische farce van dit kabinet en die van premier Rutte in het bijzonder. Het Nederlandse volk was duidelijk bij het referendum, de spelregels waren duidelijk, een van de regeringsfracties was duidelijk: we accepteren de uitslag bij een rechtsgeldige uitkomst. Eerst krabbelde de Partij van de Arbeid terug, de partij zette haar afspraak met de kiezer bij het oud vuil. En daarna krabbelden partijen als D66 en GroenLinks terug. Partijen die voor referenda waren. Ze schrikken nu van de mening van de bevolking. Opeens schrappen ze referenda uit hun verkiezingsprogramma. Het verraad van elitair links is zelden zo geëtaleerd als in de afgelopen maanden op dit dossier. Opeens behoeft de zeggenschap van de burger niet meer: jullie mening bevalt ons niet, we sluiten ons van jullie af. Een gênante vertoning bij GroenLinks, D66 en Partij van de Arbeid. 

Even gênant is het optreden van de zijde van het kabinet. Waar zijn we met elkaar beland als een kabinet de rechtsgeldige uitslag naar eigen willekeur gaat interpreteren? Nee, erger, waar blijven we als de verliezers gaan bepalen wat de winnaars hebben gestemd? 

De heer Verhoeven (D66):

Even ter correctie het volgende. De heer Monasch mag van alles beweren maar hij kan niet staande houden dat D66 referenda uit haar verkiezingsprogramma heeft geschrapt. Dat is niet het geval. Het is onjuist wat hij suggereert. Dat geldt alleen voor GroenLinks en de Partij van de Arbeid en dus niet voor D66. 

De heer Monasch (Monasch):

U wilt referenda niet meer op bijvoorbeeld verdragen van toepassing verklaren, mijnheer Verhoeven. Dus u bent op dit onderwerp zo geschrokken dat u ze niet meer als onderwerp van een referendum wilt hebben. Dus weest u gewoon eerlijk naar de kiezer. U hebt ze ook op dit punt in de steek gelaten. 

Wat voor democratie is dit als je hier achteraf de spelregels gaat veranderen om alsnog je gelijk te halen? Graag verneem ik hierop de reactie van de minister-president. 

Maar daar blijft het niet bij. Het verdrag met Oekraïne wordt ook nog eens even eenzijdig en vrijblijvend veranderd. Je sluit dus een verdrag met een ander en vervolgens pas je dat verdrag aan zonder dat de andere verdragspartner, in dit geval Oekraïne, ermee instemt. Dat wordt ook zwart-op-wit erkend door het kabinet in de beantwoording op een van de aan hem gestelde vragen. Mijn vraag aan het kabinet is: wat is dit voor verdragsrecht? Is de minister van Buitenlandse Zaken werkelijk van mening dat je op deze wijze een verdrag kunt aanpassen zonder de andere verdragspartner om een expliciete instemming te vragen? Graag verneem ik hierop zijn reactie. 

Is de wijze waarop met dit verdrag door het kabinet is omgegaan een voorbeeld van landen als Oekraïne waar nogal eens een loopje wordt genomen met de wet en vele andere landen in die gebieden? Is dit nou een voorbeeld van hoe je met internationaal recht omgaat? Is dit, als je ambtenaren uit die landen hier uitnodigt voor een klasje op Buitenlandse Zaken, nou de manier waarop je uitlegt hoe je met verdragen met landen omgaat? Graag krijg ik hierop de reactie van de minister. 

Dat brengt ons ook op de vraag naar de houdbaarheid en de inhoud van de aanpassing zelf. Ook de Raad van State is hier zeer kritisch over. De Raad van State stelt "dat het onvoldoende duidelijk is wat de status van het besluit is". Terwijl het kabinet ronkend vermeldt dat het een gezaghebbend instrument van internationaal gewicht is, geeft de Raad van State het kabinet vervolgens een draai om de oren. Het is onduidelijk wat de status van dit besluit is, aldus de Raad van State. Vandaar mijn vraag: is er een officiële schriftelijke verklaring van de Oekraïense regering waaruit blijkt dat dit besluit voor haar duidelijk is en dat zij er alsnog expliciet mee instemt? Ik hoor graag een reactie van het kabinet. Is het besluit in de visie van het kabinet, nadat het het oordeel van de Raad van State heeft gehoord, nog steeds dat het een gezaghebbend instrument van internationaal gewicht is? Ik hoor hierop graag een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken. 

De Raad van State stelt terecht dat er op basis van de Referendumwet na een rechtsgeldige uitslag maar twee smaken zijn: het verdrag intrekken of alsnog in werking laten treden. Aanpassingen komen in de Referendumwet niet voor. Kan het kabinet een poging doen, waar het die juridische basis in de Referendumwet ziet, om deze aanpassingen alsnog te plegen? Of is het puur politiek opportunisme? Ik hoor hierop graag een reactie van de premier. 

De Referendumwet wordt terzijde geschoven. Een verdragspartner wordt terzijde geschoven. En het allerergste: een democratische uitspraak van de meerderheid wordt terzijde geschoven. Had een nieuw besluit aan de Nederlandse bevolking voorgelegd! Was een echt debat aangegaan! Maar nee, het kabinet en de partijen die het nu steunen durven dat niet meer aan. Onze democratie en de geloofwaardigheid van de politiek worden met dit voorstel te grabbel gegooid. Dat mogen het kabinet en de partijen die dit besluit nu steunen, zich aanrekenen. 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel wordt de inwerkingtreding van de Wet houdende goedkeuring van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne geregeld. En het zal aangenomen worden in de Tweede en ook in de Eerste Kamer. Dit voorstel is niet de apotheose van een heldhaftige politieke strijd. De minister-president wilde ons dat wel laten geloven toen hij zei dat er iets groots en belangrijks moest gebeuren in Brussel. Hij zou de bezwaren van de tegenstemmers recht doen. Recht doen! De bezwaren van 2,5 miljoen kiezers die de associatie met Oekraïne volmondig en eenduidig afwezen. Hij heeft die bezwaren geen recht gedaan. Het was geen heroïsche strijd. De minister-president heeft mist gecreëerd. Hij heeft het proces gefrustreerd, hij heeft het wettelijke begrip "zo spoedig mogelijk" opgerekt tot een politieke lijdensweg van 321 dagen. Ik denk dat vandaag niemand het gevoel van triomf deelt waar een grote nationale VVD-vriendelijke krant over sprak toen de minister-president met zijn idee van inlegvel kwam aanzetten. 

Vandaag komt er een eind aan dit traject. Er past geen ander gevoel bij dan dat van gedeprimeerdheid, van vermoeidheid en teleurstelling. De minister-president en de VVD hebben hun zin gekregen. In de Tweede Kamer zijn D66, de Partij van de Arbeid en GroenLinks gedraaid. Zij huldigden eerst het standpunt dat de uitslag van het referendum gerespecteerd moest worden. Het CDA houdt hier in dit huis, de Tweede Kamer, het principiële masker nog even op, maar in de Eerste Kamer is de zaak met de CDA-senatoren allang beklonken. 

Zo zei ik het in het laatste Oekraïnedebat. Waarom gingen die 2,5 miljoen kiezers op 6 april zo gemotiveerd naar de stembus? Omdat ze ongerust zijn over de ondemocratische EU, over het Europarlement dat geen parlement is maar een stemmachine en dat wordt bevolkt door eurofielen die op haast religieuze wijze maar één kant op willen: meer EU, meer federalisering op weg naar die ene verenigde staten van Europa, op weg naar een unie waarin Nederland is gemarginaliseerd tot een onbeduidende provincie aan de rand van het continent. Die provincie is wel de grootste nettobetaler en wordt gedwongen tot massieve afdrachten van geld, van welvaart, van de eigen banen en zelfs van welzijn, zonder dat daar echte democratische controle op is. Die provincie mag haar eigen grenzen niet bewaken en mag niet bepalen welke gasten wel en welke gasten niet worden opgenomen in het huis waarvan de voordeur is opengezet. Dat is wat de burger verontrust. 

Dit dossier heeft de geloofwaardigheid van de minister-president en van de regering ernstig ondergraven. Erger nog, dit dossier heeft het vertrouwen in de politiek ernstig ondergraven. Met het indienen van het wetsvoorstel inzake de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt de uitslag van een geldig raadgevend referendum volledig genegeerd. Dat had niet mogen gebeuren. Het is een farce dat een juridisch bindende oplossing wordt toegevoegd — ik heb het over het inlegvel — die recht zou doen aan de nee-stemmer. Met dit inlegvel leidt het kabinet de Nederlandse bevolking om de tuin. Deze bijlage heeft immers geen consequenties. Zelfs de Raad van State heeft twijfels over de juridische status daarvan. Het verdrag wordt gewoon ondertekend en uitgevoerd. Intussen neemt de president van Oekraïne alvast een voorschot op de toekomst. Dat is opmerkelijk. Hij spreekt uit dat hij nu voluit op weg gaat naar een lidmaatschap van de NAVO én een lidmaatschap van de Europese Unie. Daar staan we dan. 

Ik heb een paar concrete vragen aan de minister-president. Ik vraag hem om een keer eenvoudig "ja" of "nee" te antwoorden. Deze vragen zijn legitieme vragen van de burger. Deze vragen leven heel sterk. Er wordt enorm uitgekeken naar eerlijke antwoorden. Is de minister-president klaar voor de vragen? Hij is even met zijn gedachten ergens anders; ik denk in Brussel. Maar goed, ik stel deze vragen toch maar. De ambtenaren zitten achterin en zij schrijven misschien mee. Belooft de minister-president dat hij alles in het werk zal stellen om te voorkomen dat Oekraïne in de toekomst lid wordt van de Europese Unie? De minister-president heeft gezegd: "Als je van Europa houdt, houd dan op met dromen van meer Europa." Belooft hij dat hij die uitspraak gestand zal doen en, waar dan ook, zal uitdragen dat de VVD niet zal strijden voor een federale Europese Unie? Zal de premier zich daarom ook verzetten tegen plannen om EU-belastingen te gaan heffen? Zal hij zich dus ook keren tegen een fors hogere EU-begroting? Zal de minister-president zich verzetten tegen meer mogelijkheden voor de Europese Unie om zelf schulden aan te gaan? Zal hij zich ook verzetten tegen de vorming van een Europees leger? 

Met het aannemen van deze wet hebben 2,5 miljoen tegenstemmers een slag verloren. Ik heb het hier vaker gezegd: we hebben een slag verloren, maar de oorlog is nog lang niet voorbij. Die oorlog zullen wij uiteindelijk winnen, want wij staan aan de goede kant van de geschiedenis. De EU en haar "broodprofeten" — zo noem ik ze maar — staan aan de verkeerde kant, want overal komt het patriottische verzet tegen de Europese Unie op gang. Dat is het schrijven op de muur. De premier ziet het niet of wil het niet zien. Dat is buitengewoon onverstandig. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Op 6 april 2016 stemde 61% van de Nederlandse kiezers tegen het associatieverdrag met Oekraïne. Dat is een heldere uitkomst. De bevolking had haar stem duidelijk laten horen, maar dit kabinet bleek er uiteindelijk lak aan te hebben. De goedkeuringswet werd na maanden getreuzel gewoon ingediend. De Nederlandse kiezer wordt daarmee compleet voor de gek gehouden. De aanvullende verklaring waarmee premier Rutte thuiskwam, is een aanfluiting, een nietszeggend stuk papier. Volgens de juridisch adviseur van de Europese Raad verandert het helemaal niets aan de inhoud van het verdrag en vormt het evenmin een voorbehoud. Ook de Raad van State vindt de verklaring veel te vaag. In juridische zin betekent zij helemaal niets. Oekraïne tekent de verklaring zelf niet eens. Het heeft geen enkele intentie om zich daaraan te houden. Dat zagen wij al aan de uitspraak van president Porosjenko eerder deze maand. Hij gaf aan dat het niet lang meer duurt voordat zijn land aan de criteria voldoet om lid te worden van de Europese Unie. Oekraïne neemt ons dus gewoon in de maling. Ziet het kabinet in dat dit land zich helemaal niet gebonden voelt aan de passage dat het verdrag geen opstap is voor EU-lidmaatschap? Graag een reactie. 

Oekraïne mag natuurlijk nooit de status krijgen van EU-kandidaat. De Europese Rekenkamer stelde eerder al dat het land ondanks miljardensteun van de EU nog altijd het meest corrupte land van Europa is. Die corruptie neemt ook niet af, die neemt steeds verder toe. De Nederlandse kiezer zag het dus goed bij het referendum. Die enorme corruptie was namelijk de belangrijkste reden dat de kiezers nee stemden. Ook levert het vrijhandelsverdrag met Oekraïne geen tot weinig economische groei op voor Nederland. We hebben er als Nederland niets aan. Daarom zal mijn fractie tegen deze goedkeuringswet stemmen. Wij vragen alle andere Kamerleden ook om de uitslag van het Oekraïnereferendum te respecteren. Handel niet in het partijbelang of naar de fractiediscipline, maar in het belang van de Nederlandse kiezer. VVD-Kamerleden van wie ik weet dat ze twijfelen, hebben nu nog de kans om het enige juiste te doen. Tegen de Kamerleden van PvdA, D66 en GroenLinks zeg ik: jullie partijen maakten de nieuwe referendumwet mogelijk. Verwerpen jullie straks de uitslag van het eerste referendum dat op basis hiervan is gehouden? Dat zou in- en intriest zijn. Het cynisme onder de bevolking zal alleen maar verder groeien. 

Ik rond af. De democratische stem van Nederland moet uiteindelijk zwaarder wegen dan de belangen van Oekraïne of van de PvdA en de VVD. Deze goedkeuringswet moet worden verworpen. Mijn fractie zal er een hoofdelijke stemming over aanvragen. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Dit is het zoveelste debat over het Oekraïnereferendum. Het is goed dat wij overal uitgebreid bij stil hebben gestaan afgelopen jaar, maar nu is het tijd om duidelijkheid te bieden. De inzet van mijn fractie is helder. We hebben voor dit Oekraïnereferendum volop campagne gevoerd. We hebben voor en na de uitslag gezegd de uitslag serieus te nemen. We hebben het kabinet opgeroepen zo snel mogelijkheid duidelijkheid te geven. Het kabinet koos echter voor een andere procedure, richting een inhoudelijke oplossing. D66 heeft ook altijd een inhoudelijke oplossing gewild die recht deed aan de nee-stem. 

Hoe dan ook, de geschiedenis kennen wij allemaal. De kiezer is te lang in onzekerheid gelaten over wat er zou gebeuren met de uitkomst van het referendum, al weer bijna een jaar geleden. De heer Beertema zei het precies: 320 dagen. Nu ligt er dan een goedkeuringswet met daarbij een besluit van alle Europese leiders, dat ingaat op de zorgen van de nee-stemmers. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Verhoeven doet het nu voorkomen alsof hij alleen maar heeft gevraagd om snelle duidelijkheid van het kabinet, maar hij heeft de motie meeondertekend en daar voor gestemd, waarin het kabinet werd gevraagd te komen met een intrekkingswetsvoorstel. Wat is daarmee gebeurd? D66 heeft zich volkomen belachelijk gemaakt door eerst die motie te steunen, daar voor te stemmen en nu akkoord te gaan met een goedkeuringswetsvoorstel in plaats van met een intrekkingswetsvoorstel. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik denk dat ik deze vraag al een keer of tien heb beantwoord, maar ik doe dat graag nog een elfde keer. Daar staan wij hier immers voor. D66 heeft deze referendumwet ooit zelf gemaakt. In die wet staat dat je een intrekkingswet moet sturen op het moment dat de uitslag daar aanleiding toe geeft. Daar hebben wij het kabinet om gevraagd. Het doel was om op die manier ruimte te creëren voor een inhoudelijke oplossing, want wij hebben altijd een inhoudelijke oplossing gewild. Toen zei het kabinet: dat doen wij niet. Het kabinet is aan de slag gegaan en negen maanden later kwam het kabinet, terwijl er nog steeds geen intrekkingswet was gestuurd, met een inhoudelijke oplossing. Vervolgens heeft het kabinet ons gevraagd om daar serieus naar te kijken. D66 heeft toen gezegd: ja, daar willen wij serieus naar kijken. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

D66 heeft direct na de uitslag van het referendum, waarin duidelijk werd dat de meerderheid van de bevolking vindt dat er een intrekkingswetsvoorstel moet komen, gezegd dat D66 de uitslag niet alleen serieus neemt, maar deze ook zal respecteren. Vervolgens stemt D66 in met een motie waarin het kabinet wordt verzocht om onmiddellijk, of zo snel mogelijk, te komen met een intrekkingswetsvoorstel, en ondertekent ook mede die motie. Ik begrijp niet hoe D66 zo kan draaien. Waarom draait D66? Wat heeft het kabinet beloofd? Waarom zou je niet vasthouden aan je idealen als het gaat om het serieus nemen van referenda en de uitslag daarvan? Waarom laat je je oren hangen naar het kabinet? Wat heeft D66 daar eigenlijk mee gewonnen? 

De heer Verhoeven (D66):

Deze vraag van mevrouw Thieme wordt natuurlijk voortdurend gesteld. Vaak begint men ermee ons verkeerd te citeren en ons woorden in de mond te leggen die we nooit gezegd hebben. Dat is de eerste truc die altijd wordt gebruikt door de tegenstanders van dit verdrag en deze oplossing. Dat mag, maar D66 heeft gezegd dat we de uitslag serieus zullen nemen. Vervolgens ga je dan bekijken hoe je de uitslag serieus gaat nemen. Ik heb mevrouw Thieme nooit gezien in de zaaltjes waar de debatten plaatsvonden over dit verdrag. Ik was daar wel, samen met de heer Ten Broeke en de heer Van Bommel en allerlei andere mensen. Excuus, en ook met mevrouw Maij. Elke keer kwamen dezelfde punten naar voren. Mevrouw Thieme was ergens anders, denk ik, maar wij stonden in die zaaltjes en elke keer kwamen dezelfde vijf punten naar voren. Mevrouw Thieme lacht erom, maar het is zo. Alle mensen in die zaaltjes zeiden: we willen niet dat Oekraïne lid wordt van de Europese Unie. Er werd elke keer gezegd: we willen niet dat er door dit verdrag miljarden vanuit de Europese Unie naar Oekraïne gaan. Een grote zorg van de mensen was: we willen niet dat werknemers uit Oekraïne onze arbeidsmarkt overspoelen. En er werd gezegd: we mogen door dit verdrag niet verplicht worden tot militaire samenwerking. Ik heb net geteld en ik denk dat ik zo'n 40 keer over dit onderwerp heb gedebatteerd. Elke keer waren dit de zorgen die er waren. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Verhoeven (D66):

Nog even kort. Ik zal het daarna echt korter doen, maar ik wil het één keer duidelijk gezegd hebben, want ik krijg elke keer opnieuw de vraag. Ik wil het nu één keer duidelijk zeggen, en dan is het wat mij betreft ook klaar. Iedereen mag het dan nog een keer vragen; dan zal ik het korter doen en hiernaar verwijzen. Wat doen we dus? We luisteren naar de bevolking door de zorgen van de bevolking, die voortdurend in al die zaaltjes geuit zijn, serieus te nemen. Dat doet het kabinet met deze oplossing. Wij vinden dus dat die recht doet aan de uitslag. Daarmee luister je naar de zorgen van de Nederlandse bevolking, en dat is ons ideaal. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het feit dat het een hard gelag is dat de Partij voor de Dieren gewonnen heeft met haar campagne tegen het associatieverdrag begrijp ik. Maar het feit dat D66 hier probeert weg te komen met een woordspelletje in de trant van "we hebben niet gezegd dat we de uitslag van het referendum zullen respecteren, maar dat we die uitslag serieus gaan nemen", is precies de reden waarom mensen zo ontzettend hun bekomst hebben van de traditionele politieke partijen. Dat er hier in het debat wordt gespeeld met woorden veroorzaakt zo'n grote vertrouwensbreuk. "We hebben gezegd: serieus nemen in plaats van respecteren. We hebben een motie ingediend voor een intrekkingswetsvoorstel, maar ja, we gaan nu instemmen met een goedkeuringswetsvoorstel." D66 brengt de kiezer, met name de referendumkiezer, in verwarring. Dat is een partij die democratie vooropstelt echt onwaardig. 

De heer Verhoeven (D66):

Nee, dat doet de Partij voor de Dieren, en alle partijen die proberen te doen alsof er maar één manier is om met een raadgevend referendum om te gaan. Wij hebben gezegd: wij luisteren naar de zorgen van de Nederlandse bevolking. De inhoudelijke zorgen van de Nederlandse bevolking zijn keer op keer naar voren gekomen. De vijf grote zorgen van de Nederlandse bevolking zullen niet uitkomen, terwijl dat wel voortdurend is beweerd door de mensen van het neekamp. Als iemand de Nederlandse bevolking voor de gek gehouden heeft en als iemand gelogen heeft — dat heb ik ook al eerder gezegd — over allerlei zaken die niet gaan gebeuren, dan zijn het de vertegenwoordigers van het neekamp geweest. Zij hebben dat voortdurend gedaan. Zij hebben voortdurend allemaal dingen gezegd die niet hebben plaatsgevonden en ook niet zullen plaatsvinden. Dat is volgens mij wat leidend zou moeten zijn: de inhoud. Dat vervolgens door andere partijen wordt gezegd "u had het anders moeten doen", is hun goed recht en dat respecteer ik. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Heel kort nog, voorzitter, en dan zal ik gaan zitten. D66 denkt dat wij de kiezer voor de gek kunnen houden, maar daar zouden wij nu eens mee moeten ophouden. De kiezer weet heel goed wat er gebeurt. Wij zouden wat meer respect moeten hebben voor de informatie die de kiezer heeft over het associatieverdrag. Wij zouden met name respect moeten hebben — dat zou de referendumpartij D66 zich moeten aantrekken — voor de wil van de bevolking, namelijk dat er een intrekkingswetsvoorstel komt. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb heel veel respect voor de kiezer, zoals alle 150 vertegenwoordigers in dit huis. Mijn respect voor de kiezer uit ik door geen leugens te vertellen over wat het gevolg kan zijn van een associatieakkoord tussen de Europese Unie en Oekraïne. Dat hebben de vertegenwoordigers van het neekamp allemaal stuk voor stuk herhaaldelijk wel gedaan. Wij zijn nu bezig om de leugens van het neekamp weg te nemen via deze oplossing. Vervolgens zorgen wij ervoor dat de Nederlandse bevolking weet dat Oekraïne geen lid wordt, dat Oekraïense werknemers niet zomaar naar Nederland kunnen komen, dat er geen miljarden vanuit de Europese naar Oekraïne gaan enzovoort. Dat is wat hier nu gebeurt. 

De heer Beertema (PVV):

De heer Verhoeven spreekt heel gepassioneerd over al die leugens. Maar de grootste leugen is natuurlijk in dit verband zijn uitspraak tijdens het debat over de uitslag van het referendum op 13 april 2016. Daarin zei hij: "het verdrag kan niet doorgaan" en "de intrekkingswet moet ingediend worden en het kabinet moet zo spoedig mogelijk in overleg" enzovoorts. "De intrekkingswet moet ingediend worden." Daar is het nooit meer van gekomen, mijnheer Verhoeven. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat klopt. 

De heer Beertema (PVV):

Daarover gaat de leugen die u hier staat te verdedigen, met veel omhaal van woorden over het recht doen aan de referendumuitslag met het inlegvelletje zonder juridische consequenties enzovoorts. U bent gewoon gedraaid! Zeg dat nou gewoon eerlijk tegen al die D66-kiezers. Die vinden dat overigens niet erg, hoor. 

De heer Verhoeven (D66):

Mijn fractie had inderdaad liever gezien dat er een intrekkingswet was ingediend, ... 

De heer Beertema (PVV):

Nou dan. 

De heer Verhoeven (D66):

Nee, mijnheer Beertema, er volgt een komma. Ik ben er dus altijd heel duidelijk over geweest dat wij liever een intrekkingswet hadden gezien. De procedure via zo'n intrekkingswet was de zuiverste procedure geweest. Daarvoor heeft het kabinet niet gekozen. Het kabinet heeft voor een andere procedure gekozen, die uiteindelijk leidt naar een inhoudelijke oplossing die recht doet aan de zorgen van de mensen die tegen het verdrag hebben gestemd. Mijn fractie heeft daarover nagedacht. Wij vinden dat die zorgen daarmee zeer serieus worden genomen, omdat de vijf dingen die voortdurend beweerd zijn, allemaal niet gaan plaatsvinden. Daarom kunnen we alsnog in ieder geval instemmen met de inzet van het kabinet. We hebben daar nog wel een of twee vragen over. Daarna zullen wij hier duidelijkheid over geven. 

Ik heb dit steeds gezegd. De heer Beertema wil heel graag het woord "draaien" in de mond nemen. Dat wil mevrouw Thieme ook. Dat mogen zij allemaal doen. Wij hebben steeds gezegd: creëer een inhoudelijke oplossing en doe dat volgens de procedure van de Referendumwet. Het kabinet heeft ervoor gekozen om het anders te doen, maar uiteindelijk heeft dat wel geleid tot een inhoudelijke oplossing. Het zou raar zijn als mijn fractie die ineens niet meer zou steunen, terwijl de oplossing wel tegemoetkomt aan de zorgen van de Nederlandse bevolking. 

De heer Beertema (PVV):

Als mijnheer Verhoeven van D66 nu mijnheer Porosjenko hoort, die full-blown vooruit wil gaan naar een lidmaatschap van de NAVO en van de EU, ligt de heer Verhoeven dan niet 's nachts zwetend in zijn bedje? Denkt hij dan niet: wat moet er gaan gebeuren, want dit moeten wij tegenhouden? Hoe gaat de heer Verhoeven dat tegenhouden, samen met onze minister-president, die daar ook uitspraken over heeft gedaan op basis van het inlegvel? Gaat de heer Verhoeven daar keihard voor strijden? 

De heer Verhoeven (D66):

Daar hoef ik helemaal niet voor te strijden, want van alles wat de heer Porosjenko zegt, kan de Europese Unie niets zomaar doen. Ik weet best dat de heer Porosjenko graag doet alsof Oekraïne lid kan worden van de Europese Unie, maar dat gaat niet gebeuren. Er is volgens mij op dit moment geen lidstaat van de Europese Unie die wil dat Oekraïne lid wordt van de Europese Unie. Het gaat dus gewoon niet gebeuren. We kunnen wel honderd keer zeggen dat iemand dat heeft gezegd die graag wil dat Oekraïne lid wordt van de Europese Unie, maar het gaat niet gebeuren! 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

De heer Verhoeven (D66):

Ja, laten we dat doen voorzitter. Ik zei al dat er nu een goedkeuringswet voorligt, met daarbij een besluit van alle Europese leiders waarin wordt ingegaan op de zorgen van de nee-stemmers. In alle debatten die ik hierover heb gevoerd, met de heer Van Bommel, de heer Ten Broeke, mevrouw Maij, en anderen, kwamen ook juist deze zorgen naar boven. Die zorgen werden grotendeels veroorzaakt door de campagne van het neekamp. Want dat neekamp heeft vele mythen en fabels gecreëerd om mensen bang te maken voor dit akkoord. Oekraïne zou EU-lid worden. Oekraïne zou miljarden krijgen. Oekraïense werknemers zouden onze banen inpikken. We zouden met Oekraïne een militaire samenwerking moeten aangaan, enzovoorts. Nu worden deze zorgen geadresseerd en ontkracht. Maar nadat dit is geadresseerd en ontkracht, en terwijl van een en ander als uitvloeisel van het associatieakkoord al helemaal geen sprake was, zegt het neekamp dat dat allemaal niets voorstelt. Dat is afbraakpolitiek en daar wordt niemand beter van. 

Dit is ook wel een verwijt aan het kabinet, dat natuurlijk niet voldoende campagne heeft gevoerd om de mythen en fabels te ontkrachten die steeds werden verspreid. Het kabinet benadrukt zelf dat het enorm hard heeft gewerkt om dit resultaat te bereiken. Het is een besluit van alle Europese leiders waarin tegemoet wordt gekomen aan de zorgen van de nee-stemmers. Dat heeft ongetwijfeld veel voeten in de aarde gehad. Ik wil minister-president Rutte en de heer Koenders, de minister van Buitenlandse Zaken, een compliment geven voor het werk dat zij na hun mislukte campagne hebben verricht. Ik zeg er dus wel gewoon bij dat dit na hun mislukte campagne is gebeurd, en dat weten ze ook. Ze hadden zich dat werk natuurlijk kunnen besparen door gewoon campagne te voeren, maar goed. Ik vraag de premier nog één keer welke lessen hij heeft getrokken uit deze gang van zaken in het afgelopen jaar. Dit proces verdient namelijk geen schoonheidsprijs: dat ben ik met iedereen eens. Ik hoor graag een reactie op deze vraag. 

Ongeacht de vraag wat ik van het proces vind, ligt er vandaag echter een goedkeuringswet voor, inclusief een besluit van regeringsleiders in het kader van de Europese Raad bijeen. Dit besluit gaat over de uitvoering en toepassing van het associatieakkoord. Het is op het hoogst mogelijke niveau genomen. Het komt tegemoet aan de belangrijkste zorgen van de kiezer bij het referendum. Geen lidmaatschap, mijnheer Beertema. Geen veiligheidsgaranties, mijnheer Van Bommel. Geen extra geld, mevrouw Thieme. Geen vrij verkeer, mijnheer Monasch. En een volle inzet op corruptiebestrijding, mijnheer Voordewind. Kan de minister-president bevestigen dat verdere interpretaties van het associatieakkoord door dit besluit niet meer mogelijk zijn? Kan hij dat bevestigen? Ik krijg daarop graag een reactie. 

De ontwikkelingen van de afgelopen maanden hebben alleen maar laten zien hoe belangrijk het is om als een eensgezind en daadkrachtig Europa te opereren. Poetin heeft gezelschap gekregen van Trump. Juist nu is een sterk Europa dus cruciaal, een sterk Europa dat vooruit wil en de hand uitsteekt naar degenen die dat ook willen. Ruim drie jaar geleden gingen honderdduizenden gewone Oekraïners de straat op. Zij protesteerden tegen rechteloosheid en corruptie. Europa was voor hen symbool van rechtvaardigheid, transparantie en hoop. Drie jaar later is er veel bereikt, maar er moet ook nog veel gebeuren wil een nieuwe generatie het land kunnen hervormen. Een Europa dat over de schouder van Oekraïne meekijkt en waar nodig steun geeft of druk uitoefent, is daarbij onmisbaar. 

Ik dacht dat het de heer Van Klaveren was die net aan mij vroeg of ik zou willen stemmen in het landsbelang. De heer Van Klaveren is ook even weg, maar ik kan hem geruststellen: dat zal ik zeker doen. 

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. We staan hier weer, voor de zoveelste keer gaat het over het associatieakkoord met Oekraïne, over het referendum dat we hierover in Nederland hebben gehad en over alle discussie die is opgekomen over de inhoud van het associatieakkoord. Vanaf het begin was het duidelijk: de Partij van de Arbeid was en is voorstander van een associatieakkoord met Oekraïne. In een tijd waarin instabiliteit en onveiligheid rondom ons, rondom Europa toenemen, vinden wij het belangrijk om een kwetsbare buur bij de hand te nemen en te ondersteunen. Dat is niet alleen in het belang van Oekraïne en de Oekraïners, maar ook in het belang van ons. Juist nu internationale spanningen toenemen, hebben wij een groot belang bij stabiliteit, bij meer stabiliteit aan de oostgrens en bij een land aan de oostgrens van de Europese Unie dat welvarender kan worden. Juist nu is het voor Europa, Nederland en Oekraïne belangrijk om internationaal samen te werken, om samen tot oplossingen te komen voor grensoverschrijdende problemen en om een sterke lijn te trekken tegen de grote buur, in de richting van Poetin. 

Het was tegelijkertijd duidelijk dat het referendum niet zonder gevolgen kon blijven. Daarom hebben wij het kabinet de ruimte gegeven om de belangrijkste bezwaren van de nee-stemmers een plek te geven. Deze bezwaren zijn al een paar keer voorbijgekomen vandaag. Een aantal punten stonden voorop. Ik herhaal ze nog maar eens kort. Het verdrag is geen opmaat voor lidmaatschap. Het verdrag houdt niet in dat Oekraïense werknemers zomaar de Europese Unie in kunnen komen om hier te werken. Het verdrag geeft geen verplichting tot militaire samenwerking en bijstand. Het bevorderen van de rechtsstaat is een centraal element om ervoor te zorgen dat corruptie wordt bestreden in Oekraïne. We moeten een juridisch bindende oplossing zien te vinden voor deze bezwaren. 

De afdeling advisering van de Raad van de State heeft een positief advies gegeven. De regering heeft de memorie van toelichting op een paar punten daartoe gewijzigd. Dat hebben we kunnen lezen in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken. Met de juridisch bindende verklaring die er nu ligt, is duidelijk en staat zwart-op-wit dat er is tegemoetgekomen aan de bezwaren die door het neekamp duidelijk geventileerd werden. Ik ben blij dat het gelukt is om tot een juridische oplossing te komen. Het boeken van een resultaat is soms moeilijker dan langs de zijlijn maar te blijven roepen dat het anders moet. Het was een lang proces en de oplossing leek ver weg, maar er ligt nu een verklaring die niet alleen Nederland aangaat maar alle EU-partners bindt. 

Ik dank de regering, de premier, de minister van Buitenlandse Zaken maar toch vooral de mensen die in het bankje hiertegenover zitten voor hun inspanningen om te komen tot wat er nu ligt. Voor de PvdA is de weg vrij om die goedkeuringswet nu te ondersteunen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Laten we aannemen dat dit de laatste keer is dat we het hebben over de totstandkoming van het associatieakkoord. Wat ons betreft hoeft het echter niet de laatste keer te zijn dat we het hebben over wat er met het associatieakkoord gebeurt. Maar daar kom ik in het verloop van mijn betoog op terug. 

Het is een logische vervolgstap om nu de wet inzake de inwerkingtreding in gang te zetten. Het is een logisch vervolg na een heel lange geschiedenis die al op 27 juni 2014 begon, toen het akkoord werd gesloten. GroenLinks was van meet af aan een warm voorstander van de totstandkoming van het associatieakkoord met Oekraïne. Op internationaal vlak zijn de argumenten voor zo'n associatieakkoord alleen maar sterker geworden: de instabiliteit is toegenomen, het intimiderende gedrag van Poetin is verder toegenomen en sinds de wisseling van de wacht in de Verenigde Staten is de onzekerheid rond Europa toegenomen. Dat alles zijn redenen om in elk geval dit associatieakkoord zeker niet te makkelijk bij het grofvuil te zetten. Oekraïne mag niet imploderen, niet ten onder gaan aan die intimidatie en dat geweld. Het is buitengewoon belangrijk, in eerste instantie voor Oekraïne zelf maar ook voor Europa, dat dat land zich in positieve zin kan ontwikkelen met steun vanuit de EU. We moeten die kans grijpen. Dat is een groot belang: het is een Nederlands belang en een internationaal belang. Voor ons geeft dat uiteindelijk de doorslag, ondanks het op 6 april gehouden raadgevend referendum, waarin een meerderheid van de stemmers in elk geval heeft tegengestemd. Dat leidde wel degelijk tot een dilemma bij mijn fractie. Daar heb ik ook al eerder over gesproken. 

De uiteindelijke afweging van GroenLinks is dat we gaan voor de inhoudelijke kant, de inhoudelijke voordelen en argumentatie ten gunste van dit associatieakkoord. Daarbij heeft de annex, de aanvullende verklaring, in zekere zin een rol gespeeld, hoewel wij beseffen dat die aanvullende verklaring voor veel stemmers uit het neekamp niet voldoende zal zijn om hen te overtuigen. Maar in objectieve zin gaat zij wel in op de belangrijkste argumenten die in het debat rond het referendum genoemd zijn. Inhoudelijke argumenten zijn in deze aanvullende verklaring op een behoorlijke wijze weerlegd. Hoewel we daarmee niet ieders zorgen kunnen wegnemen, heeft het wel waarde. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ook GroenLinks heeft de kiezer beloofd om de uitslag van het referendum te respecteren, maar geeft er nu toch een andere invulling aan, mede dankzij de leden van GroenLinks. Ik heb een vraag over de waarde van het referendum als instrument. Is de heer Grashoff met mij van mening dat de gang van zaken rondom het Oekraïnereferendum en de wijze waarop de politiek, ook GroenLinks blijkens het congres, daarmee is omgegaan, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van referenda en ook de participatiegraad zal verlagen bij eventuele volgende referenda? GroenLinks was toch met de Partij voor de Dieren van mening dat referenda veel vaker zouden moeten worden ingezet? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Over het instrument referendum wordt flink gediscussieerd, ook binnen mijn partij. Dat geef ik direct toe. Als je een referendum houdt, moet het ook in één keer goed zijn. We hadden wellicht te maken met een wonderlijke opkomstdrempel, die de suggestie heeft gewekt dat een raadgevend referendum een bindend referendum is. Dat hadden we misschien niet op die manier moeten organiseren. Er valt dus veel lering uit te trekken. Ook leert het ons hoe je zo'n referendum voorbereidt en hoe je ervoor zorgt dat men goed geïnformeerd is. Dat zijn allemaal leerpunten. Ik denk dat daarover het laatste woord lang nog niet is gezegd, niet binnen mijn partij maar zeker ook niet in de nationale politiek. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Begrijp ik het goed dat GroenLinks er eigenlijk spijt van heeft dat zij de kiezer heeft beloofd dat het de uitkomst van het referendum zou respecteren? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil benadrukken dat onze kiezers, de GroenLinks-kiezers, in hoge mate zijn opgekomen bij dit referendum en in een zeer overtuigende mate hebben gestemd voor het associatieverdrag. De vraag mag in dezen gesteld worden voor welke kiezers je precies staat: voor je eigen kiezers of voor de kiezers in het algemeen. In dit geval was dat een vreemd dilemma. De opkomst was niet meer dan net 30% en er was een meerderheid van ongeveer 60%, terwijl er vanuit onze eigen kiezersachterban en onze leden massieve steun was voor dit associatieverdrag. Uiteindelijk is ook heel belangrijk geweest dat onze leden met enkele duizenden op een congres zeer overtuigend hebben aangegeven dat die inhoudelijke kant uiteindelijk de doorslag zou moeten geven. Ook dat is een aspect van democratie waaraan je je niet kunt onttrekken en waaraan wij ons overigens ook niet willen onttrekken. 

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, tot slot. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan moet ik concluderen dat de partijdemocratie van GroenLinks prevaleert boven de democratie van een referendum. Dat geeft duidelijk aan dat GroenLinks binnen de partij misschien erg democratisch is, maar in feite lak heeft aan de democratie die wij tot stand hebben gebracht met de Referendumwet, waarbij de bevolking bij meerderheid het kabinet en het parlement mag adviseren door aan te geven hoe zij over bepaalde zaken denkt. Ik ben blij dat dat helder is: GroenLinks kiest dus voor partijdemocratie en niet voor de democratie van Nederland. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben ook blij dat mevrouw Thieme helder is, maar ik vraag mij af of het haar echt helder is. Wat het democratische principe betreft, is en blijft een raadgevend referendum een raadgevend referendum. In die zin is er ten aanzien van de verantwoordelijkheid van het parlement dus geen woord Spaans bij en heeft het parlement gewoon het recht om daarover te stemmen. Daarnaast mag ik hopen dat de partijdemocratie bij de Partij voor de Dieren van dien aard is dat mevrouw Thieme, als zij een duidelijke boodschap van haar leden meekrijgt, zich daar ook aan houdt, want anders zou ik ernstig gaan twijfelen aan de Partij voor de Dieren. Ik heb al gezegd dat mijn fractie in dit dilemma uiteindelijk heel duidelijk heeft gekozen ten gunste van de inhoud en ten gunste van het belang dat daarmee gediend is. 

Wij hechten eraan dat het nu de goede kant opgaat. Wij hechten eraan dat het associatieakkoord met Oekraïne daadwerkelijk gaat bijdragen aan de ontwikkeling van een democratische rechtsstaat en aan het vasthouden aan en het stimuleren en verder doorzetten van de corruptiebestrijding, want die is buitengewoon belangrijk. Dat zal in ultimo zijn waarop wij met elkaar — Oekraïne maar ook de Europese Unie — zullen worden afgerekend: gaat dit in het echt bijdragen aan een gunstige ontwikkeling, zowel in Oekraïne als ten behoeve van de Europese Unie? Daar zou het nu om moeten gaan. Ik vraag het kabinet of het een mogelijkheid ziet voor een vorm van verslaglegging en rapportage aan dit parlement. Ik snap dat dit in eerste instantie een EU-aangelegenheid is, maar dit is ook een multilaterale overeenkomst. Ik vraag deze regering dus of zij bereid is om ons jaarlijks op de hoogte te houden van de voortgang en de uitvoering van het associatieakkoord en al die zaken die zo springend waren in die hele discussie. Daarbij staat het aspect van corruptiebestrijding en ontwikkeling van de democratische rechtsstaat in Oekraïne voor ons bovenaan. Dat moet een succes worden. Kunnen we er met elkaar aan werken dat dit ook echt een succes wordt? 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De precieze vraag die kiezers op 6 april 2016 moesten beantwoorden, luidde: bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne? De Nederlandse bevolking beantwoordde die vraag in ruime meerderheid met "tegen". De voorstanders van het vrijhandelsverdrag — PvdA, CDA, GroenLinks en D66 — beloofden de uitslag te respecteren. In de motie van 13 april, een week na de nee-stem, verzochten niet alleen de Partij voor de Dieren en de SP maar ook D66, GroenLinks, het CDA, de ChristenUnie en de SGP de regering om zo spoedig mogelijk te komen met een intrekkingswet inzake de goedkeuring van het vrijhandelsakkoord. De steun voor deze motie bleek echter slechts voor de bühne, want nu laten ze het kabinet wegkomen met het besluit om geen intrekkingswet in te dienen. Er werd een enorme Europese lobby op touw gezet en de minister-president ging op zoek naar wat hij noemde "geitenpaadjes" en "muizengaatjes" om het verdrag alsnog te redden. In plaats van dat we vandaag spreken over een intrekkingswetsvoorstel, waar de kiezers om hebben gevraagd en die een meerderheid in dit huis ook beloofde, hebben we het nu over het omgekeerde: een goedkeuringswet, tegen de nadrukkelijke wens van de bevolking in. 

Wie erover klaagt dat het populisme in aanhang groeit en dat het vertrouwen in Europa afneemt, zal zich in gemoede moeten afvragen of de oorzaak daarvan niet simpelweg ligt in het verraad van de middenpartijen. We zien zich een politiek spel voltrekken, met wisselende meerderheden in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Het is politieke matchfixing met individuele leden van de Eerste Kamer die zijn schaduwen vooruitwerpt. Maar het resultaat is het enige wat telt voor het kabinet: de Europese partners niet dwarszitten en de Europese expansiedrift richting het oosten verder helpen. De fractie van GroenLinks voelt zich niet langer gebonden aan eerdere beloften over het Oekraïnereferendum, omdat haar congres anders besloten heeft, en individuele senatoren van het CDA hebben al laten doorschemeren dat de Europese belangen zwaarder wegen. 

De kiezers wilden dit vrijhandelsverdrag niet, maar de minister-president zegt aan hun bezwaren tegemoet te komen via een juridisch bindende verklaring bij het verdrag. Hij meent daarbij de vrijheid te kunnen nemen om uit de diverse mogelijke redenen achter het nee te kunnen shoppen, om het vervolgens te verkopen alsof hij daarmee recht doet aan de uitslag van het referendum. Het is niet meer dan een politieke houdini-act om de kiezers in verwarring te brengen. Dat zal overigens niet lukken. Die voorspelling kan ik doen zonder kristallen bol. 

Dit verdrag gaat niet over geopolitiek maar over handel, zo liet Eurocommissaris Frans Timmermans al duidelijk weten. En de minister-president zei vorig jaar januari in Buitenhof: "Het is gewoon een vrijhandelsverdrag. Dat is in ons belang." Er zou dus geld te verdienen zijn. Het gaat echter maar om kruimels. We hebben het hier over een economie, van Oekraïne, die kleiner is dan die van de provincie Noord-Holland. Maar het betreft wel handel met het corruptste land van het Europese continent, een land dat produceert met kinderarbeid en dierenleed van kolossale proporties. Kennelijk vormt dat geen beletsel in Nederland handelsland, ook niet na een duidelijke uitspraak van de kiezers. Problematisch is dat Oekraïne structureel mensenrechten, dierenwelzijn en milieuregels aan zijn laars lapt. Door Oekraïense producten toe te laten op de Europese markt maakt Europa zich dus medeschuldig aan schending van mensen- en dierenrechten. Ongeveer één op de twintig kinderen tussen de 5 en 14 jaar is betrokken bij kinderarbeid in Oekraïne. Kinderen zijn vooral actief in de landbouw en in de mijnbouw. Het minimumloon in dat land bedraagt omgerekend slechts €50 per maand. Daarnaast biedt het associatieverdrag alle ruimte voor het importeren van een bord vol dierenleed. Oekraïense eieren komen uit immense legbatterijfabrieken, die in Europa al jaren verboden zijn. Europese agrariërs, onze boeren, worden daar de dupe van. Zij werken namelijk wel met wettelijke basisregels en krijgen te maken met oneerlijke concurrentie van goedkope Oekraïense producten. Zo doende wordt het nog moeilijker om onze welzijnseisen en onze milieueisen verder aan te scherpen. 

Met het voorstel voor ratificatie vraagt het kabinet om problemen. Het is goed dat de kiezer op 15 maart zal kunnen oordelen over een kabinet dat wensen van de burgers niet serieus wenst te nemen en verblind is door geopolitiek en handelsbelangen. 

Voorts ben ik van mening dat er niet alleen in Oekraïne maar ook in Nederland een einde moet komen aan de bio-industrie. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Iedereen doet zo vermoeid de hele avond. Ik vind het een eer om met acht andere collega's in het voorprogramma te staan van de heer Omtzigt, mijn streekgenoot. Daarna mag de heer Voordewind er dan zijn zegen aan geven. De premier heeft zijn geitenpaadje en zijn muizengaatje gevonden. Je zou toch hopen dat de Partij voor de Dieren daar enige waardering voor kan opbrengen, maar dat is niet het geval. We praten hier al heel lang over en de verschillen waren groot, maar we hebben met zijn allen één ding gemeen: ons geduld is behoorlijk op de proef gesteld. 

Het resultaat is toch het wachten waard. Zowel tijdens de campagne als daarna heb ik geprobeerd mijn oor te luisteren te leggen. Ik ben het debat met velen aangegaan, met voor- en tegenstanders van het verdrag. Vanavond nog sprak ik met een aantal tegenstanders, die wij hadden uitgenodigd. Zij zitten nu gelukkig op de publieke tribune. Met het onderhandelingsresultaat van premier Rutte is dan nu een juridisch bindend besluit genomen door de Europese Unie. Daarmee doen we naar de overtuiging van de VVD recht aan de belangrijkste zorgen van de tegenstanders, maar wel op een manier waarmee we de veiligheid en de geopolitieke belangen van ons land en de EU beschermen. 

Het besluit maakt klip-en-klaar dat dit verdrag niet leidt tot toetreding van Oekraïne tot de EU. Oekraïne krijgt als gevolg van dit verdrag ook niet een grote zak met geld. Het verdrag leidt niet tot militaire bijstand aan Oekraïne, ook niet in het conflict met Rusland. Het leidt niet tot de instroom van goedkope Oekraïense arbeidskrachten en met de bestrijding van corruptie is het ons menens. Als die niet opschiet, krijgt het ook consequenties. Die eerste drie punten — geen lidmaatschap, geen zak met geld en geen militaire bijstand — waren ook de drie eisen die wij, als enige partij, de dag na het referendum in deze Kamer hebben gesteld en in een motie hebben verwoord. 

De heer Van Bommel (SP):

De heer Ten Broeke herhaalt nu wat door sommigen eerder gezegd is en wat ook door de minister-president gezegd is: dit verdrag leidt niet tot toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie. Verhindert dit verdrag toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie? Het is namelijk de uitgesproken wens van Oekraïne om lid te worden van de Europese Unie. Verhindert dit verdrag in de toekomst toetreding tot de Europese Unie? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat wordt een interessante vorm, als we verdragen moeten gaan beoordelen op wat ze gaan verhinderen in plaats van wat ze proberen mogelijk te maken. Die juridische vorm laat ik maar even aan de internationaalrechtspecialist. Ik vind het een heel interessante invalshoek. Eén ding is zeker. In het verdrag stond al niets wat een lidmaatschap kon rechtvaardigen. Maar voor zover er wantrouwen was — tot op zekere hoogte begreep ik dat wel — dat er misschien ooit een lidmaatschap zou komen, bijvoorbeeld omdat de president niet alleen recentelijk maar ook tijdens de campagne en niet lang na het sluiten van het verdrag heeft aangegeven een lidmaatschap van de Europese Unie te ambiëren, dan nog gaf dit verdrag daar geen aanleiding toe en geen haakje voor. De deur is nu ook dichtgeslagen, want nu zijn 28 landen, inclusief een land als Polen, dat aanvankelijk iets anders wilde zeggen, door het Nederlandse "nee" gedwongen om deze interpretatie te omarmen. Met deze interpretatie is die deur dichtgeslagen die wellicht nog op een kier stond, niet zozeer vanwege het verdrag maar vanwege het wantrouwen dat er nou eenmaal bestaat rond dit soort verdragen. 

De heer Van Bommel (SP):

Welke deur is dichtgeslagen? Is de deur van het lidmaatschap voor Oekraïne dichtgeslagen? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee, wacht even. Nou zegt u iets anders, mijnheer Van Bommel. Even precies zijn. 

De heer Van Bommel (SP):

Maar dat was mijn vraag! Dit ging over ... 

De heer Ten Broeke (VVD):

Net zat u nog op het verdrag ... 

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter, kunt u even voorzitten, want het is wat lastig als de heer Ten Broeke ... Ik snap wel dat dit ... 

De voorzitter:

Hij probeert even iets toe te lichten. Gaat u verder. 

De heer Van Bommel (SP):

De heer Ten Broeke gebruikt nu de woorden "de deur is dichtgeslagen" in de discussie over een mogelijk lidmaatschap. Feit één: Oekraïne wil lid worden. De president geeft het aan en zo is de campagne gevoerd in Oekraïne. We zijn er samen geweest. Twee: in dit verdrag staat enorm veel om Oekraïne nu al gelijk te schakelen met de Europese Unie. Dat geldt voor tal van terreinen. Ook dat feit maakt dus dat je dit verdrag kunt zien als een opstapje naar het lidmaatschap. Drie: Oekraïne ligt in een gebied waarin landen gewoon het lidmaatschap kunnen aanvragen. Als je die drie feiten bij elkaar optelt, dan is er geen enkele deur dichtgeslagen. Mijnheer Ten Broeke, welke deur is dichtgeslagen? Niet die van het lidmaatschap. Die van de VVD wellicht, maar niet die van Oekraïne. 

De heer Ten Broeke (VVD):

De deur met dit verdrag is dichtgeslagen. Kijk even hoe de heer Van Bommel dit doet. We krijgen het vanavond nog één keer te zien en het is mooi om dat hier mee te maken. Het is de dialectiek van de hogere kaderschool van de SP. Aanvankelijk vraagt hij mij om aan te geven wat niet in het verdrag staat, maar dat moet dan wel worden uitgesloten in het verdrag. Nu geeft hij aan dat het verdrag er niet meer toedoet, omdat Oekraïne immers altijd wel een lidmaatschap kan aanvragen. De heer Van Bommel weet heel goed dat alle landen die grenzen aan de Europese Unie een lidmaatschap kunnen aanvragen. De heer Van Bommel zou misschien nog wel een lidmaatschap kunnen aanvragen. Eén ding is echter zeker. Niet alleen gaf het verdrag al geen mogelijkheden om een lidmaatschap aan te vragen, maar nu is de interpretatie weggenomen waar men zo bang voor was. Die interpretatie heb ik in zo veel zaaltjes met de heer Van Bommel ontmoet. Er bestaat daar wantrouwen. De Europese Unie heeft in het verleden ook wel aanleiding tot dat wantrouwen gegeven, dat durf ik hier best te zeggen. Dat wantrouwen is nu weggenomen. Er ligt nu namelijk een juridisch bindende tekst voor 28 landen, waarmee zij alleen deze interpretatie kunnen geven en geen enkele andere. Landen als Polen mogen er iets anders van vinden. Deze tekst geeft hun echter niet meer de mogelijkheid om er iets anders uit te halen. 

De heer Van Bommel (SP):

Het is tekenend. Oekraïne is niet aan deze juridische verklaring gebonden. Oekraïne houdt gewoon alle rechten van landen in de periferie van de Europese Unie. De heer Ten Broeke spreekt hier over een deur die is dichtgeslagen, maar ik zie alleen maar open deuren. Ik zie alleen maar open deuren, ook die van de VVD. Ook de heer Ten Broeke zegt hier vanavond niet: Oekraïne kan nooit lid worden van de Europese Unie. Dat staat niet in de verklaring, het staat niet in het verdrag. Er worden woorden gesproken die geruststellend moeten zijn, maar het is allerminst geruststellend. 

De heer Ten Broeke (VVD):

We hebben het vanavond over het verdrag. Voor slechte luisteraars als de heer Van Bommel noem ik dat er ook nog telkens bij. Het is opvallend dat hij in zijn interruptie een groot verschil maakt tussen de eerste termijn van zijn interruptie en zijn tweede termijn. Het juridisch bindend besluit heeft weliswaar tot vragen geleid, maar het is heel helder. De regering geeft het zelf ook aan in de memorie van toelichting: een formele erkenning is niet nodig, omdat de EU-28 gaat over de besluiten, die ze eenzijdig kunnen nemen. Ondertekening door Oekraïne is dan ook niet relevant, omdat Oekraïne er niet over gaat. Ze kunnen van alles willen! Ze vonden trouwens ook van alles. Ze vonden dat daarvoor ook. Toen wij stonden te debatteren, hebben we Porosjenko hetzelfde horen zeggen. Oekraïne heeft het ermee te doen. Over de interpretatie gaan we zelf. De interpretatie is dichtgeslagen. 

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp dus van de heer Ten Broeke van de VVD dat we nu zitten met een inlegvel dat juridisch bindend is voor zaken die sowieso al niet in het verdrag stonden. Dat is dan al iets heel moois. Die ene opmerking die de heer Verhoeven hier achter mij net even tussendoor maakte, was heel veelbetekenend. Hij zei: met dít verdrag. Dít verdrag! Met dít verdrag zal het met dit juridische inlegvel niet zover komen. Maar is de heer Ten Broeke dan niet bang dat er andere geitenpaadjes en muizengaatjes gevonden worden of misschien allang gevonden zijn om Oekraïne wel te verwelkomen in de EU? Dat gaat natuurlijk gebeuren. Daarom stelde ik ook de vraag aan de minister-president of hij er in de toekomst alles aan zal doen om zich daartegen te verzetten, binnen of buiten dit verdrag. Gaat de heer Ten Broeke daar ook in mee? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat dat laatste betreft denk ik dat u op uw wenken wordt bediend. Om die reden zou u alleen al op dat punt deze juridisch bindende verklaring moeten omarmen. Wat betreft het eerste punt dat u noemde, zou ik wensen dat u de eerlijkheid die u vanavond aan de dag legt om te weten wat er wel en niet in het verdrag staat, ook tijdens de campagne had kunnen opbrengen. Maar toen heb ik u niet gezien. En voor zover ik uw voorman hoorde, waren dat alleen maar leugens. 

De heer Beertema (PVV):

Ik concludeer voor het gemak dat de heer Ten Broeke hier vanavond uitspreekt dat hij in alle gevallen, ook buiten deze associatieovereenkomst om, in de toekomst ervoor zal gaan liggen dat Oekraïne lid wordt van de NAVO en de EU, dat er militaire bijstand en extra geld komt enzovoorts. Heb ik dat zo goed begrepen? 

De heer Ten Broeke (VVD):

Het is nog sterker. In deze Kamer is er maar één partij die deed wat je volgens mij hier moet doen, namelijk de uitspraak van een referendum — een referendum waar wij op zichzelf niet voor waren — direct ter harte nemen, in een motie leggen en de regering op pad sturen met precies die opdrachten. Ik ben hier vandaag om een conclusie te trekken over het werk dat de afgelopen negen maanden door de regering is verricht. U komt nu pas kijken. 

De heer Beertema (PVV):

De enige passende oplossing was geweest: een intrekkingswet op dag één na de uitslag van het referendum. U weet dat heel goed, wat u hier ook staat te praten en ondanks het feit dat u ons van van alles staat te beschuldigen. Dat was de enige democratische weg geweest, mijnheer Ten Broeke, en niets anders dan dat. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Van de partij van de heer Beertema laat ik mij helemaal geen lesjes over democratie aanleunen en al zeker niet over een wet die hier is aangenomen, zijnde de referendumwet, waarop met koeienletters stond: adviserend. Die term moet u maar eens op u laten inwerken. 

Een ander punt dat naar voren werd gebracht, is dat van de raadsadvocaat van de Europese Raad. Die stelde dat het besluit niets wijzigt aan de inhoud van de overeenkomst. Dat klopt natuurlijk. Dat zeg ik ook tegen de heer Beertema. Het besluit verandert niets aan de tekst als zodanig, maar het maakt wel duidelijk hoe deze geïnterpreteerd dient te worden. Het maakt duidelijk wat de tekst wel en niet betekent en daarmee neemt het de vrees weg dat dit verdrag tot ongewenste gevolgen leidt op die punten waar veel tegenstemmers zich zorgen over maakten. De EU wordt gewantrouwd, Brussel wordt gewantrouwd en wij worden af en toe gewantrouwd. Maar nu binden wij ons aan een interpretatie van een verdragstekst waar zelfs veel tegenstanders al van zeiden: daar zit het probleem helemaal niet, wij vertrouwen alleen niet wat er later mee gebeurt. Het belang hiervan hebben wij ook nog eens kunnen zien toen president Porosjenko inderdaad zijn wens tot toetreding opnieuw uitsprak. De deur komt op een kier te staan. Maar als ook maar één van de Europese leiders aangeeft dat hij de associatieovereenkomst ziet als een opmaat naar de EU — de Polen hebben dat bijvoorbeeld gedaan — dan zitten ze nu met deze juridisch bindende verklaring. 

Dan kom ik op de corruptiebestrijding in een functionerende rechtsstaat. Ik heb al aangegeven dat dat van groot belang is voor ondernemers die handel willen drijven. Buiten het handelsgedeelte is dat eigenlijk "de verzekeringspolis", zoals wij dat hebben genoemd. Het verdrag bevat al een stok. Het Raadsbesluit bevestigt dat wij ook bereid zijn om daarmee te slaan. Die duidelijkheid is er dus ook voor iedereen die meent of vreest dat dit verdrag ons verplicht om Oekraïne militair te hulp te schieten. Het besluit neemt iedere vorm van twijfel weg. Het verdrag bevat geen verplichting voor de EU of voor lidstaten om Oekraïne militaire steun of zelfs maar een veiligheidsgarantie te verstrekken. Dat zijn allemaal zaken die door tegenstanders, ook in deze Kamer, wel naar voren werden gebracht. Kennelijk hebben ze het verdrag ondertussen gelezen. 

Dit geldt ook voor de zorgen die zijn geuit over extra financiële steun, de zak met geld. Het besluit bevestigt duidelijk dat de overeenkomst geen verplichting inhoudt om extra financiële steun te bieden of een bail-outclausule, zoals sommigen dit ook wel hebben genoemd. De overeenkomst gaat dus niet over extra hulp aan Oekraïne. Ten slotte is ook nog eens duidelijk benadrukt dat de overeenkomst niet gaat over het openen van de arbeidsmarkt voor goedkope Oekraïense arbeiders. Het verdrag leidt er niet toe dat Oekraïners vrij naar de EU kunnen reizen om er te wonen of te werken. 

Naast al deze inhoudelijke overwegingen die wij al eens hebben behandeld, speelt er iets anders. En dat is de vraag of deze wijze van omgang met een uitslag van een referendum wel deugt. De manier waarop het kabinet met dit referendum is omgegaan, past in de Nederlandse politieke traditie. In die traditie wordt van oudsher rekening gehouden met minderheden. Hier geldt de traditie van samenwerking, van het steeds weer opnieuw proberen om verschillen te overbruggen en het zoeken naar overeenkomsten tussen ieders belang. Sinds de vroege waterschappen is het in de Nederlandse politiek normaal dat wij altijd proberen om met zo veel mogelijk mensen rekening te houden. Want als je wint, krijg je niet alles. Compromissen zijn geen landsverraad, zoals je tegenwoordig weleens hoort. Nee, ze zijn landsbehoud. De politiek van de gedeelde belangen is soms doodvermoeiend, maar door de eeuwen heen heeft die wel geleid tot een land dat bestuurbaar is. Als een premier leiderschap toont, geldt dat hij binnen- en buitenlandse belangen moet zien te verdedigen. Bovendien moet de uitspraak van Tweede Kamer en de senaat worden verzoend met de uitspraak van het referendum op een manier die vertrouwen geeft aan exporterende ondernemers die de basis onder onze welvaart vormen, al eeuwenlang. Dat vertrouwen zal gecombineerd moeten worden met het terugwinnen van het vertrouwen van afhakende kiezers. Ik realiseer mij heel goed dat dat vandaag nog niet is gebeurd. Maar ik en mijn fractie vatten onze taak als volgt op: je moet altijd je oor te luister leggen. Maar dat is niet hetzelfde als je oren laten hangen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik hoorde mijn collega's tegen mij zeggen dat een associatieovereenkomst van 2.135 pagina's in minder dan twintig minuten besproken kan worden. Dat klopt. 

Voorzitter. Vandaag ligt een wetsvoorstel voor waarmee de regering, drie kwart jaar na een rechtsgeldig referendum, ervoor kiest om het associatieverdrag alsnog in werking te laten treden. Het CDA heeft destijds, voor het referendum over het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne, voor het verdrag gestemd. Nogmaals wil ik daarom benadrukken dat wij voor het verdrag waren en dat wij tegen referenda zijn. 

Natuurlijk kun je de uitslag van een raadgevend referendum, dat niet juridisch bindend is, naast je neerleggen, maar democratisch gezien kan dat niet. Op basis van deze overwegingen blijven wij van mening dat we tegen het associatieverdrag moeten stemmen en dat er dus niet geratificeerd kan worden. 

Er heeft zich iets heel merkwaardigs voorgedaan. Alle voorgaande sprekers hebben het niet gehad over ook maar één wijziging in het verdrag. Vlak na de uitslag van het referendum zei de premier: zo kunnen we het verdrag niet ratificeren. De Partij van de Arbeid zei voor het referendum dat ze de uitslag zou volgen, D66 en GroenLinks idem. 

Nu is er een oplossing voor de zorgen gevonden, die bestaat uit een inlegvelletje van twee pagina's. Ik ga dat inlegvelletje even langs. Wat mij buitengewoon verwondert, is niet dat partijen voor of tegen zijn, maar dat deze partijen en de regering gedraaid zijn op basis van het inlegvelletje. Het inlegvelletje als zodanig is namelijk volstrekt, maar dan ook volstrekt leeg. 

Ik lees even voor uit het advies van de advocaat van de Europese Raad. "Maar, zoals hieronder aangegeven, wijzigt het ontwerpbesluit niets aan de inhoud van de overeenkomst en vormt het evenmin een voorbehoud ten aanzien van de overeenkomst". Hoe helder wil je een juridische tekst hebben? 

Dan het advies van de Raad van State: "Het huidige besluit verschilt evenwel van de genoemde eerdere besluiten" — er zijn weleens eerder besluiten geweest, zoals over Denemarken en Ierland — "in de zin dat het niet is genomen door alle betrokken partijen; het besluit is genomen door de 28 staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, in het kader van de Europese Raad bijeen, en niet door Oekraïne. De toelichting vermeldt met het oog daarop dat de juridische verbindendheid van het besluit zich strikt genomen niet uitstrekt tot Oekraïne". Hoe helder wilt u het hebben? Oekraïne is niet gebonden. 

We kunnen de punten gewoon even langslopen: "Hoewel de Overeenkomst strekt tot de totstandbrenging van nauwe en langdurige betrekkingen tussen de partijen bij de overeenkomst op basis van gemeenschappelijke waarden, verleent zij Oekraïne niet de status van kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de Unie en houdt zij geen toezegging tot de toekomstige verlening van die status aan Oekraïne in". Het verdrag besloeg 2.135 pagina's. Hoe vaak denkt u dat daarin de term "kandidaat-lidstaat van de EU" in stond? Nul keer, voorzitter! Uit dat hele verdrag kan niemand afleiden dat kandidaat-lidmaatschap zou volgen. De premier heeft ook nog heel helder geantwoord bij Nieuwsuur, ongeveer een week voor het referendum, dat het niet gaat om een kandidaat-lidmaatschap. Nu bevestigt iedereen dat. Ja, zo ken ik er nog een paar. 

Ten tweede staat erin: "De Overeenkomst bevestigt de samenwerking met Oekraïne op het gebied van veiligheid, met name inzake conflictpreventie, crisisbeheersing en niet-verspreiding van massavernietigingswapens. De tekst behelst geen verplichting voor de Unie of de lidstaten om collectieve veiligheidsgaranties of andere militaire steun of bijstand aan Oekraïne te verstrekken". Maar de EU geeft geen collectieve veiligheidsgaranties aan derde landen. Ik vroeg in de schriftelijke ronde om één voorbeeld te geven waarin die garantie gegeven is door de EU. Nul antwoord, natuurlijk, want die geeft zij nooit. "Andere militaire steun of bijstand" — de regering had al een verklaring gemaakt — is ook niet aan de orde. Dus vroegen we in de schriftelijke vragenronde: regering, vertelt u nou eens op basis van welk artikel iemand iets anders had kunnen denken? En wederom geen antwoord. Ze zeiden: nee, dat is op basis van het debat en niet op basis van wat er in het verdrag stond. Zo kan ik doorgaan met de punten. Er staat nergens in het verdrag dat alle werknemers uit Oekraïne de vrijheid hebben om in de EU te komen werken. Dat staat er niet in, dus hoeft het er ook niet in geconcludeerd te worden. Dus dit inlegvelletje op een verdrag van 2.135 pagina's is volstrekt leeg. 

Dan weigerde Oekraïne zijn handtekening er onder te zetten. Het was potsierlijk dat de regering eerst zei dat de verklaring op de Facebook-pagina van president Porosjenko eventueel zou kunnen inhouden dat hij deze oplossing aanvaard had. Nou is er geen regeringsleider, geen staatshoofd in Europa of buiten de Europese Unie dat minister-president Rutte vaker spreekt dan de heer Porosjenko. Als hij dit had willen erkennen, had hij echt een briefje van drie regels geschreven, maar hij doet het gewoon niet. Hij denkt: laat maar. Daarmee verwijst hij dit feitelijk naar de prullenbak. 

Behalve dat Porosjenko het niets vindt, dat de Raad van State zegt dat het leeg is, dat de juridische dienst van de Raad vindt dat het leeg is, vinden de andere lidstaten en regeringen dat ook. Want wat heb ik gedaan? Ik ben eens gegaan naar de andere parlementen. Zouden die regeringsleiders dit nu zo belangrijk vinden dat zij nog even aan hun parlement zouden vertellen dat ze dit getekend zouden hebben, want dan zou het wel enige betekenis hebben? België, niet geïnformeerd. Spanje, geen brief aan het parlement. Portugal, nee. Zweden, twee regels, heeft iets met Nederland te maken. Hongarije, niks gezegd. Roemenië, nee hoor, we sturen echt geen brief. Denemarken, drie regels, dit is om een Nederlands probleem op te lossen. Tsjechië, niet. Litouwen, niet. Ik heb het overzicht voor wie het wil hebben. Echt iedereen in Europa vindt dat dit stukje papier zo onbelangrijk is, dat ze het niet eens nodig vinden om hun parlement erover in te lichten. Dus waar hebben we het over met dit inlegvelletje? Hoe kan dit inlegvelletje aanleiding zijn om echt alles te veranderen? 

Die aap kwam ook uit de mouw toen we er de eerste keer naar vroegen en we geen antwoord kregen en we de tweede keer ernaar vroegen: wat zijn de belangrijkste zaken die in het inlegvel geregeld zijn en die zonder dit inlegvel niet geregeld zouden zijn? Het besluit bindt de Europese lidstaten juridisch aan een interpretatie van het verdrag en legt vast hoe het wordt toegepast. Er is sprake van een maatschappelijk debat en de punten zijn verduidelijkt. Maar het verandert helemaal niets. Niet een voorbeeld kan deze regering noemen van wat het inlegvelletje verandert. Dit is echt zo leeg dat ik er geen duiding aan kan geven. Ook de collega's zeggen dat het onterechte zorgen heeft weggenomen. Dus heb ik de volgende vraag aan de premier. Als er onterechte zorgen in een verkiezingsdebat naar voren komen, mag je dan de uitslag negeren? De zorgen waren toch onterecht? Oh ja, voorzitter, de collega's keken het nog even aan. Ze hebben onderzoek gedaan. Dat onderzoek is overigens door iemand anders gedaan en kwam pas op 17 november uit, nadat de oplossing er had moeten zijn. Het liet ook zien dat 16% bang was voor het lidmaatschap. Dat was volgens de regering van doorslaggevend belang, staat in de stukken. Maar als die gehele 16% van de nee-stemmers ja gestemd had, was de uitslag nog steeds nee geweest. Dus ik bedoel: kom op! 

Dan de tweede vraag. Hoe is de samenwerking met Oekraïne op alle andere terreinen? We hebben nog één heel moeilijke samenwerking: we willen namelijk allemaal hier in deze Kamer dat de verdachten van het neerhalen van de MH17 zo spoedig mogelijk voor een rechtbank gebracht worden. Kan de regering aangeven of de samenwerking met Oekraïne op dit punt vruchtbaar verloopt en of dat land optimaal samenwerkt? Ik behoef daar gewoon een ja of nee op te horen. We kunnen niet alle details weten op dit moment maar kan de premier aangeven of het op dit moment wel of niet goed gaat met die samenwerking? Voor ons is dat wel een zeer belangrijk punt, omdat er nog steeds recht gedaan moet worden aan de bijna 200 Nederlanders die daar omgekomen zijn. Daar is de premier het ook mee eens. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik interrumpeer nu gewoon even om de positie goed te bepalen. Heb ik nog steeds van doen met de heer Omtzigt als vertegenwoordiger van de christendemocraten in deze Kamer die een voorstander zijn van representatieve democratie en een tegenstander van referenda? Klopt dat? Zijn de heer Omtzigt en de rest van zijn fractie die mening toegedaan? 

De heer Omtzigt (CDA):

Wij zijn geen voorstander van referenda, maar als je die houdt, kun je de uitslag niet zomaar negeren. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is waar, maar als je tegelijkertijd voorstander bent van de representatieve democratie, dan word je geacht om dat te wegen. Dan moet je dus gaan interpreteren waarop het "nee" gebaseerd is. Wat de heer Omtzigt nu doet, is zeggen: dat inlegvelletje, die verklaring die is opgesteld, verandert niets aan het verdrag. Hij was al voor het verdrag. Dan kom je dus voor de keuze te staan om het verdrag waar je voor bent, te verwerpen. Dat gaat het CDA straks doen. De heer Omtzigt is een voorstander van de representatieve democratie. Wat heeft de heer Omtzigt dan gedaan om te wegen? Hij moet immers de afweging maken tussen een nee-stem en zijn eigen voorstem. 

De heer Omtzigt (CDA):

De afweging is gemaakt door de meer dan 4 miljoen Nederlanders die zijn gaan stemmen bij dat referendum. Wij hebben net als een aantal andere partijen gezegd dat we die uitslag zouden volgen. Sterker nog, we hebben voor het referendum tot drie keer toe — twee keer schriftelijk en een keer mondeling — aan de premier gevraagd wat er zou gebeuren bij een "nee", zodat mensen ook zouden weten wat er in dat geval gebeurt. Daar is toen geen antwoord op gekomen. Wij hebben gezegd: wij volgen de uitslag. Daarop heb ik iets heel vreemds gezien: namelijk dat een aantal mensen hier in de Kamer in een keer denkt dat dit inlegvelletje, zoals de heer Ten Broeke het nu ook terecht noemt, ook maar iets aan welke werkelijkheid dan ook zou veranderen. Quod non! Daarmee is de oplossing fundamenteel anders dan de oplossingen die gevonden zijn na het referendum in Denemarken en na het referendum in Ierland waar er nog dingen wijzigden. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat was omdat er bij die referenda bezwaren waren die zich richtten op de inhoud van het verdrag. Als de heer Omtzigt met ons mee campagne zou hebben gevoerd, zou hij ook hebben gemerkt dat heel veel mensen zeggen: het gaat ons niet om het verdrag, het gaat ons erom dat we niet vertrouwen dat er niet straks toch nog iets achter weg komt. Dat wordt hier weggenomen, maar dat wuift de heer Omtzigt weg. Ik constateer dat de heer Omtzigt, die zegt nog steeds een voorstander te zijn van de representatieve democratie, niet alleen zijn wegende taak hier terzijde legt, maar ook van een adviserend referendum de facto een bindend referendum maakt. Dat is toch wel een heel interessante figuur in de geschiedenis van de christendemocratie. 

De heer Omtzigt (CDA):

Wij maken hier een weging. Als de heer Ten Broeke het onderzoek dat hij zelf aanhaalde, gelezen had, dan had hij bijvoorbeeld gelezen dat de belangrijkste zorg te maken had met het probleem van corruptie in Oekraïne. Dat was veruit de belangrijkste zorg. Dat veranderen we niet even. Daarom hebben mensen "nee" gezegd. Als die nee-stem daar is, dan is die nee-stem daar. Dan kun je die ook volgen. De heer Ten Broeke draait op dit moment de redenering precies om. Ik moet in de ogen van de heer Ten Broeke altijd een manier vinden om de uitslag van het referendum niet te respecteren. Dat is een omdraaiing van de werkelijkheid. Hij zegt: jullie gaan niet akkoord, dat kan niet. De premier heeft dat eerder ook al gezegd. Hij zei: CDA onwaardig. Het is dus onwaardig om de uitslag van een referendum als iets belangrijks te zien, om die uitslag te zien als input voor je politiek handelen. 

De voorzitter:

Mijnheer Ten Broeke, een korte reactie. 

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Omtzigt gaat zelf over wat hij vindt dat hij moet doen en hoe hij denkt het "nee" te respecteren. Het wordt interessant om straks te vernemen hoe hij denkt dat het in de toekomst in zijn partij met dit wetsvoorstel gaat. Het is alleen opvallend dat anders dan in de hele geschiedenis van zijn partij, hij hier zegt: ik verwerp de interpretatie, ik verwerp de poging van dit kabinet om tegemoet te komen aan de zorgen die zich niet richten op inhoudelijke bepalingen in het verdrag maar op wat daar achter weg zou kunnen komen. De heer Omtzigt maakt de facto van een adviserend referendum — het gaat daarbij om een wet die we hier met zijn allen hebben besproken en waar het CDA tegen heeft gestemd — een bindend referendum, maar hij is eigenlijk tegen een referendum. Dat is niet te rijmen. Dat weet de heer Omtzigt heel goed. 

De heer Omtzigt (CDA):

Och! We hebben hier te maken met een democraat. Als de meerderheid in deze Kamer besluit dat er een referendum is, dan is er een referendum. Dan hoort u mij de legitimiteit van het referendum niet, ik herhaal, niet in twijfel trekken. Ook als 76 leden ervoor zijn — we hebben het vandaag bij de wietwet gezien — wordt de wet aangenomen. Het is zo simpel als het is. Ik zou wel de laatste zijn die dat niet zou respecteren. Anders zou ik niet eens meedoen in het parlement. 

De heer Ten Broeke wil het over de christendemocratie hebben, maar de partij van de heer Ten Broeke is de partij die voor de verkiezingen deed alsof je €1.000 zou krijgen en die voor de verkiezingen deed alsof de hypotheekrente veilig zou zijn. Voor de verkiezingen zei de VVD dat je geen steun aan Griekenland zou geven als je op de VVD zou stemmen. Na de verkiezingen gebeurde precies het tegenovergestelde. Daarom heb ik premier ook gevraagd: als er politici zijn die voor de verkiezingen iets riepen wat zij helemaal niet waar konden maken en wat niet eens op papier stond, betekent dat dan dat de uitslag ongeldig is? Gaat de VVD mij de maat nemen ten aanzien van de vraag of ik de uitslag van een referendum mag respecteren? Lachwekkender dan dat moet het eigenlijk niet worden. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik herhaal dat ik net heel helder heb gezegd dat de heer Omtzigt zelf gaat over de vraag hoe hij de uitslag wil respecteren. Ik neem hem dus helemaal niet de maat, maar ik haal wel de geschiedenis van zijn partij erbij. Ik moet constateren dat, terwijl de heer Omtzigt zo hecht aan het naleven van de wet, we hier een wet hebben waarbij met koeienletters is geschreven "het is een adviserend referendum" en dat er dan ook de mogelijkheid is om een en ander te wegen en tot een andere conclusie te komen. De heer Omtzigt valt in zijn antwoord terug op een aantal verkiezingsleuzen, maar ik kan alleen maar zeggen: ik kan niet wachten totdat ik de heer Omtzigt tegenkom om alle gebroken beloften van deze vakantievierende oppositiepartij van de afgelopen vier jaar in elk zaaltje aan de orde te stellen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind het wel leuk dat ik een vakantievierende oppositiepartij ben. Óf ik heb vakantie gevierd, óf ik heb oppositie gevoerd, maar ik kan toch nauwelijks beide tegelijk hebben gedaan? Dat is precies de interne tegenstrijdigheid waar de VVD elke dag tegenaan loopt. 

De heer Verhoeven (D66):

De heer Omtzigt is een heel slimme en heel precieze man. Hij denkt: ik ga nu een tekstexegese houden om aan te tonen dat het inlegvelletje niets aan het verdrag verandert. Dat klopt: het verandert ook niets aan het verdrag. Het verandert iets aan de interpretatie van het verdrag. De interpretatie van het verdrag is zo belangrijk geworden doordat de campagne ging over dingen die niet in het verdrag stonden. 

De heer Omtzigt kan hier een uur uitleggen wat er allemaal aan de hand is, maar ik ben benieuwd naar iets anders waar hij dan ook maar eens duidelijkheid over moet geven. Hij haalde net hard uit naar de VVD. Dat kan ik op zich waarderen. Maar over duidelijkheid voor en na de verkiezingen gesproken ... Het CDA is hier toch ook ontzettend dubbelhartig bezig door in de Tweede Kamer stoer te doen, terwijl iedereen weet dat na de verkiezingen op 15 maart, als dit behandeld wordt in de Eerste Kamer, juist het CDA deze wet aan een meerderheid zal helpen? Dat weet toch iedereen? Kan de heer Omtzigt daar eens op ingaan? Kan hij daar eens duidelijkheid over geven? 

De heer Omtzigt (CDA):

Bij het eerste punt gaat het om de vraag: verandert er iets aan de interpretatie van het verdrag? Dit is gewoon een misleidende zin. Voor Oekraïne verandert het niets aan de interpretatie van het verdrag. Ik weet ook niet waar de collega's dit iedere keer vandaan halen. Oekraïne heeft het niet geaccepteerd volgens het Weense verdragenrecht. Toch wordt er gezegd: het verandert wel de interpretatie van het verdrag. 

Ik kom op het punt van het lidmaatschap. Ik heb wel mensen gehoord die zeggen dat Oekraïne streeft naar een lidmaatschap. Ik wil graag weten wie gezegd heeft dat op basis van dit verdrag de status van kandidaat-lidmaatschap gegeven wordt. Dat heeft namelijk niemand gezegd. Dat is precies datgene wat in deze verklaring op een heel slimme manier wordt ontkend. Er zijn mensen geweest die zeiden: dit is een stapje op weg naar het lidmaatschap. In Oekraïne hebben ze die aspiraties ook. Maar ik heb geen enkele politicus en ik heb ook geen van de collega's tot nu toe horen zeggen — ik ben bewust een van de laatste sprekers — dat met het verdrag een kandidaat-lidmaatschap wordt verleend. Dat is precies wat in het inlegvel wordt ontkend. Die slimmigheden staan in het inlegvel. 

Dan het tweede punt. De Tweede en de Eerste Kamer worden allebei zonder last gekozen. Zij maken hun eigen afweging. De reden dat dit verdrag nu wordt behandeld, komt niet door vertraging van de kant van de CDA-fractie. Wij hebben niet voor deze timing gekozen. Dit kabinet heeft die timing gekozen, want het kabinet heeft er negen maanden over gedaan om een wetsvoorstel in te dienen. 

De heer Verhoeven (D66):

Wat betreft die interpretatie doet de heer Omtzigt het voorkomen alsof ik het had over de interpretatie door Oekraïne. Daar had ik het helemaal niet over. Ik had het over de interpretatie door de Nederlandse kiezer. Daar heeft het inlegvel natuurlijk wel invloed op, want dat maakt duidelijk dat de vijf grote zorgen van de kiezer worden weggenomen. Dat is heel belangrijk. 

De heer Omtzigt doet met zijn inhoudelijke verhaal net alsof hij de enige is die weet hoe het in elkaar zit. Hij houdt een verhaal in de trant van: we moeten de kiezer niet voor de gek houden, we moeten niet doen alsof. Als je het echter bestaat om in de Tweede Kamer te zeggen dat je fractie tegen iets gaat stemmen, maar dat je even op de verkiezingen wacht omdat je dat goed uitkomt, en dat je fractie in de Eerste Kamer vervolgens de fractie is die het kabinet aan een meerderheid helpt, dan houd je de kiezer op een verschrikkelijke manier voor de gek. Je zegt dan voor de verkiezingen namelijk iets anders dan na de verkiezingen. Dan pleeg je het grootste kiezersbedrog dat zo ongeveer te bedenken is. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had dit verwacht, maar het is al wat laat. Wees eerlijk over wat er gebeurt. Wij hebben niets te maken met de planning van een wetsvoorstel. Daar gaat de regering over. Ik weet ook niet wat de CDA-fractie in de Eerste Kamer gaat doen. Die fractie is onafhankelijk. Ik zeg er in alle eerlijkheid wel bij dat ik hoop dat die fractie onze lijn zal volgen. Misschien gebeurt dat wel, maar ook daar vindt een inhoudelijke weging plaats. 

Dan iets over de vijf grote zorgen die worden weggenomen. Ik heb maar één van die vijf kwesties uitgewerkt, voorzitter, mede omdat u mij verzocht om geen 20 minuten te spreken. Maar we hebben het over het lidmaatschap. Het enige wat in het inlegvel wordt ontkend, is dat het verdrag de status van kandidaat-lidmaatschap verstrekt. Morgen mag Oekraïne onder artikel 49 van het werkingsverdrag — dat gaat vooraf aan artikel 50, dat Groot-Brittannië gebruikt — een verzoek tot lidmaatschap indienen, maar dat kan elk land op dat moment van een veto voorzien. Ik vraag me dus af welke zorg wat dat betreft wordt weggenomen. Daarom vroeg ik de heer Verhoeven of er iemand is het land is die een quote kan vinden dat dit verdrag de status van kandidaat-lidmaatschap verleent. Ik heb die nergens gehoord. 

De heer Verhoeven (D66):

De CDA-fractie hier in de Tweede Kamer doet nu stoer en stemt tegen, maar de CDA-fractie in de Eerste Kamer zal het voorstel aan een meerderheid helpen. Dat is heel duidelijk. Ik hoop dat alle kiezers dit op 15 maart goed in hun hoofd hebben, als zij dit zo belangrijk vinden. 

Dan het lidmaatschap. De heer Omtzigt heeft gelijk. Voordat er van dit associatieakkoord sprake was, voordat dit verdrag bestond, kon Oekraïne zich melden als kandidaat-lid van de Europese Unie. Vervolgens kwam het verdrag. Toen hebben heel veel mensen gezegd: door dit verdrag gaat Oekraïne lid worden. Dat is niet waar, want dat stond niet in het verdrag. Dat heeft de heer Omtzigt ook gezegd. Nu komt er een inlegvel, zoals de heer Omtzigt het noemt, waarin staat dat Oekraïne op basis van het verdrag geen grotere lidmaatschapskans heeft. De heer Omtzigt zegt nu, net als de heren Beertema en Van Bommel: ja, maar ze hebben nog steeds de mogelijkheid om lid te worden. Dat klopt, maar dan wel op basis van andere wegen dan via het verdrag. Dan is het toch heel duidelijk dat er geen lidmaatschap voortkomt uit het verdrag? Dan kunnen we daar toch helder over zijn als dat de zorg is van de Nederlandse kiezer? 

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Verhoeven wijzigt nu al de tekst van het inlegvel. Daarin staat letterlijk: deze overeenkomst verleent Oekraïne niet de status van kandidaat-lidstaat. Daar staat niet in: "... verhoogt niet de kans dat ...". Als in het verdrag de term "EU-lidmaatschap" niet voorkomt, wordt die status niet verleend. Het zegt echter niets over toekomstige kansen. Dat is ook precies de reden waarom Polen hiermee akkoord is gegaan. Dat weet de heer Verhoeven heel goed. Hij weet ook heel goed dat hij tegen zijn kiezers heeft gezegd dat hij de uitkomst van het referendum zou volgen. Dat heeft hij tot na de totstandkoming van het verdrag gezegd, ook voor de camera's. Nu zegt hij echter iets anders en dan roept hij heel stoer iets over andere partijen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Aan mij de eer en het verzoek om de zegen uit te spreken, zo heb ik begrepen van de heer Ten Broeke. Dat zal ik niet doen. Ik zal me houden aan mijn eigen tekst en niet de tekst van de heer Omtzigt nazeggen. Ik mag wel spreken mede namens de SGP; misschien helpt dat. 

Tien maanden geleden klonk een duidelijk "nee" op de vraag: bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne? De uitslag van het referendum was helder. Vandaag ligt precies dezelfde associatieovereenkomst voor aan de Kamer en tekent zich een meerderheid af voor het wetsvoorstel om de overeenkomst goed te keuren. De premier zei op de avond van de referendumuitslag: de ratificatie kan niet zonder meer doorgaan. Hij vermeldde dat men dagen, zo niet weken, nodig zou hebben om tot een oplossing te komen. Het werden acht maanden. De grote vraag is: wat hebben die acht maanden precies opgeleverd? Is er iets veranderd? Mijn fractie waardeerde de inspanning van de premier, maar onze conclusie is dat het resultaat niet tot een wezenlijke verandering heeft geleid. Daar ging het uiteindelijk toch om. Volgens de raadsadvocaat — dit punt is al een aantal keren aangehaald — wijzigt de bijlage niets aan de inhoud van de associatieovereenkomst en vormt deze evenmin een voorbehoud ten aanzien van de associatieovereenkomst. Sterker nog: het besluit mag geen elementen bevatten die de inhoud van de rechten en de plichten in deze overeenkomst wijzigen. Kortom: er verandert niets. Er is alleen op een rij gezet waar de overeenkomst niet over gaat. 

Kan de premier, als hij het hier niet mee eens is, een overzicht geven van zaken die door de onderdelen A tot en met F van het besluit materieel wijzigen met betrekking tot de associatieovereenkomst? Ik vraag het kabinet: wat is de meerwaarde van een verklaring die niets toevoegt of wijzigt aan het verdrag? Erkent de premier dat er feitelijk niets meer of minder voorligt dan wat vorig jaar in het referendum aan de burgers is voorgelegd? Het is bovendien duidelijk dat de aanvullende verklaring niet bindend is voor Oekraïne. Het land heeft niets ondertekend. Dat gaf het kabinet in de laatste nadere schriftelijke beantwoording ook toe. Ook in de praktijk blijkt dat Oekraïne zich niet gebonden voelt aan de verklaring. President Porosjenko sprak onlangs nog de wens uit om lid te worden van de Europese Unie. Hij vermeldde dat het niet lang meer zou duren voordat Oekraïne voldoet aan de criteria om lid te worden van de Europese Unie. Dat verbaast mij, omdat de Europese Rekenkamer onlangs nog zeer negatief oordeelde over de corruptie in het land zelf. Het gaat bovendien rechtstreeks in tegen onderdeel A van de aanvullende verklaring over de toetreding tot de Europese Unie. Dit alles toont twee dingen aan: Oekraïne trekt zich niets aan van de aanvullende verklaring en er is eigenlijk niets veranderd als gevolg van de aanvullende verklaring. Want, zo zegt het kabinet ook, Oekraïne kan altijd nog op basis van het Unieverdrag een verzoek om lidmaatschap indienen. Dat was vorig jaar zo en het is nog steeds zo. 

De ChristenUnie is voor Europese samenwerking, maar we moeten erkennen dat een sterker Europa niet altijd gebaat is bij "meer Europa" en een verdere politieke integratie. Er is groeiend ongemak bij de bevolking. Beslissingen over de Europese samenwerking zijn grotendeels over de hoofden van gewone mensen genomen. Mensen hebben het gevoel "wat wij zeggen doet er niet toe; Europa gaat door zonder ons, maar wel over ons." Wij zien grote breuklijnen in het Europa van vandaag. Tussen de bestuurders in Brussel aan de ene kant en de bevolking aan de andere kant. Tussen Noord en Zuid. Tussen de Britten en de Europese Unie. Tussen anti- en pro-Europa. Ergens onderweg is de Europese Unie de burgers vergeten, terwijl de trein van de Europese integratie doordendert. Juist die vervreemding is de grootste bedreiging voor de toekomst van Europa. Mensen die zeggen "er wordt niet naar mij geluisterd" worden wederom bevestigd in hun vermoeden, en dat is uiterst schadelijk 

Afsluitend: wij hebben eerder ingestemd met het associatieverdrag, maar nu staan wij voor een nieuwe keuze. Burgers hebben zich mogen uitspreken. 4 miljoen mensen hebben zich tegen het associatieverdrag uitgesproken. De opkomstdrempel is gehaald en de uitslag is rechtsgeldig. We moeten het heldere "nee" daarom serieus meewegen. Het is een afweging tussen het negeren van de nee-stem en de bijbehorende democratische schade en de grote geopolitieke belangen. De regering wil recht doen aan zowel de uitkomst van het raadgevend referendum als aan het belang van de associatieovereenkomst. Mijn fractie concludeert dat er na acht maanden niets is veranderd aan de overeenkomst. Er is alleen op een rij gezet waar de overeenkomst niet over gaat. Daarmee wordt de nee-stem feitelijk genegeerd. Ik kan geen andere conclusie trekken. Hoe zal ik het zeggen? Je moet recht doen aan de nee-stem tegen de overeenkomst. Anders voed je het wantrouwen tegen de politiek. Dat zal de kloof tussen de burger en de politiek verder verdiepen en het draagvlak voor de Europese samenwerking verder doen afbrokkelen. Alles afwegend kan de ChristenUnie niet instemmen met de goedkeuringswet. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.55 uur geschorst. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Dit is zeker niet de eerste keer dat we hier in de Kamer over dit onderwerp spreken. Ik merkte bij een paar Kamerleden enige vermoeidheid en bij andere juist een hernieuwd enthousiasme. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weten we echter dat dit een van de laatste, of misschien wel het laatste debat is dat de heer Van Bommel in deze Kamer voert. Mag ik ook van mijn kant nog een keer het volgende zeggen? Alhoewel de heer Van Bommel en de regering het een plezier vonden om het vaak, of eigenlijk over alles oneens te blijven, vond de regering het tegelijkertijd een groot plezier om met de heer Van Bommel te discussiëren, omdat de debatten met hem altijd fair zijn, op de inhoud gericht zijn, nooit op de man gespeeld zijn, en altijd stijlvol zijn. De heer Van Bommel is ook altijd zeer wel geïnformeerd. Dat wilde ik toch even gezegd hebben op dit toch bijzondere moment. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Bommel! 

De heer Van Bommel (SP):

Het genoegen was volkomen wederzijds. Het is altijd aangenaam om met de minister-president op een beschaafde wijze van mening te mogen verschillen. We hebben dat vaak gedaan. Namens mijzelf wil ik de hele regering — die spreekt met één mond — daar graag voor bedanken. Ik weet dat ik altijd op u kon rekenen. Maar u bent nog niet van mij af. 

Minister Rutte:

Nee, we hebben nog 48 uur. 

De heer Van Bommel (SP):

Ik weet dat ik ook in de komende dagen nog op u kan rekenen. 

Minister Rutte:

Zeker. Ik wens u alle goeds voor de toekomst. 

Voorzitter. Ik wil toch beginnen met heel kort nog een keer de context te schetsen waarin dit debat plaatsvindt. Ik vraag u om na mij ook de minister van Buitenlandse Zaken de gelegenheid te geven om iets te zeggen over die internationale context. Die context wil ik samenvatten in een paar woorden. 

Er is wel iets aan de hand in de wereld. Er is grote instabiliteit. We zien de situatie in Amerika met de nieuwe Amerikaanse regering. We nemen kennis van de blijvende spanningen tussen Rusland en Oekraïne, van de bezetting van de Krim en de bemoeienis met de situatie in Oost-Oekraïne. We zien de situatie in Noord-Afrika, in het bijzonder in Libië en Egypte. Er is grote bezorgdheid over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces. En we hebben natuurlijk ook de aanhoudende strijd tegen ISIS, maar ook de buitengewoon zorgelijke situatie in Syrië. Tegen die achtergrond acht de Nederlandse regering het haar taak om ervoor te zorgen dat Nederland stabiel en veilig blijft. Daar hoort bij dat Nederland lid is van internationale organisaties en verenigingen, zoals de Europese Unie en de NAVO, die de regering en ons land helpen om stabiel en veilig te blijven. Daar hoort dan ook wel bij dat wij in Nederland altijd ons best doen om te investeren in dat lidmaatschap en in die verenigingen. Tegen die achtergrond was en is de regering van mening dat het zomaar met slanke hand verwerpen van het associatieverdrag met Oekraïne, niet bijdraagt aan de noodzakelijke Europese eenheid richting Moskou en Rusland. 

Daarom hebben wij gezocht naar een oplossing waarbij wij enerzijds kunnen voorkomen dat wij die Europese eenheid doorbreken, en wij er anderzijds voor kunnen zorgen dat wij zo goed mogelijk een antwoord formuleren op de zorgen die tijdens de discussie in de aanloop naar het referendum in de Nederlandse samenleving naar voren kwamen en die, zo bleek uit de uitslag, uiteindelijk ook de doorslag hebben gegeven. Wij menen dat wij zo'n antwoord hebben geformuleerd met dit besluit van de staatshoofden en regeringsleiders in het kader van de Europese Raad bijeen. 

Er zijn enkele vragen over gesteld. Voor een deel waren dat natuurlijk vragen die we hier eerder aan snee hebben gehad. Er is gevraagd: is dit het gezaghebbend instrument van internationaal recht? Het antwoord is: ja. Zoals de leden weten, is het associatieakkoord een multilaterale, juridisch bindende afspraak die over en weer rechten en verplichtingen schept. Met dit besluit verbinden de 28 lidstaten van de Europese Unie zich juridisch op het hoogste niveau aan een interpretatie van dat associatieakkoord. 

De heer Verhoeven vroeg of dit betekent dat andere interpretaties kunnen worden uitgesloten. Het antwoord op die vraag is: ja. 

Er zijn vragen gesteld over de kwestie of Oekraïne dit besluit ook zou moeten ondertekenen. Het antwoord is: nee. Het gaat hier om het interpreteren van al die verplichtingen die voortvloeien uit alles wat is aangegaan aan de kant van de 28 lidstaten van de Europese Unie. In die zin maakt het dus niet uit of de president van Oekraïne het besluit aanvaard heeft. Dat maakt niet uit voor de juridische waarde van het besluit, omdat het immers gaat om zaken die bij de EU en haar lidstaten liggen, om de manier waarop wij als 28 lidstaten omgaan met onze kant van de verplichtingen. Dat betreft ook het hele vraagstuk van de corruptiebestrijding. In artikel 478 staat immers dat het mogelijk is dat er gepaste maatregelen genomen worden als een partij zich niet houdt aan de essentiële elementen van het akkoord. In het uiterste geval is dat opschorting. Nu is nog een keer vastgelegd in dit interpretatieve en juridisch bindende besluit van de Europese regeringsleiders dat de Unie en dus de lidstaten daadwerkelijk in staat zijn om deze gepaste maatregelen te nemen. 

Zoals ik eerder gezegd heb: het is wel van belang dat Oekraïne niet wegloopt van het associatieakkoord om reden van dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders. Dat is ook de reden geweest waarom ikzelf en anderen intensief contact hebben gehouden met onder anderen de president en de regering van Oekraïne. Wij zijn blij dat zij hebben gezegd dat zij begrijpen wat de Europese lidstaten hier hebben gedaan en dat zij daarmee kunnen leven. Maar nogmaals: zij hoeven zich hier niet juridisch aan te verbinden. 

De heer Van Bommel (SP):

De minister-president zegt het volgens mij helemaal correct: zij hoeven zich hier niet aan te binden en het gaat in de eerste plaats de EU-lidstaten aan. Maar deelt de minister-president mijn opvatting dat het van toegevoegde waarde zou zijn en dat het een belangrijk signaal zou zijn als Oekraïne zich daar wel aan zou binden? 

Minister Rutte:

Nee, omdat dit gaat over verplichtingen die de 28 lidstaten hebben en over de manier waarop wij omgaan met onze kant van de verplichtingen in het kader van het associatieakkoord. Het gaat hier niet om de vraag op welke manier Oekraïne uiteindelijk omgaat met de verplichtingen die voor Oekraïne voortkomen uit het associatieakkoord. Uiteraard heeft de interpretatie van de kant van de Europese Unie wel degelijk betekenis voor Oekraïne, maar die is indirect. De interpretatie die wij geven aan onze kant van de verplichtingen heeft natuurlijk een effect op Oekraïne, maar niet zodanig dat Oekraïne zich juridisch bindend moet verklaren tot deze afspraken. 

De heer Van Bommel (SP):

Oekraïne doet wel uitspraken en zegt met de verklaring te kunnen leven. Dat is ook een intentieverklaring, die niet juridisch bindend is maar toch wel politieke betekenis zou moeten hebben. Wat belet ons als Europese Unie of als Nederland dan om te zeggen: laten we die intentie dan ook gewoon even juridisch vastleggen? Dat is dan toch alleen maar zekerder? Je kunt goede bedoelingen hebben, maar als je ze op schrift zet en er een handtekening onder zet, hebben ze toch net even iets meer betekenis. 

Minister Rutte:

Het is niet nodig, omdat het gaat over de wijze waarop de 28 lidstaten omgaan met hun verplichtingen die voortvloeien uit het associatieakkoord. Het gaat niet over iets wat Oekraïne moet doen. Daar staat tegenover dat je wilt voorkomen dat Oekraïne wegloopt van het associatieakkoord om reden van het feit dat de 28 Europese lidstaten een interpretatieve verklaring geven van de manier waarop ze zullen omgaan met het associatieakkoord. Oekraïne heeft verklaard niet weg te lopen. Sterker nog: Oekraïne heeft verklaard begrip te hebben voor dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

In de verklaring staat bij punt A dat het associatieverdrag geen toezegging tot toekomstige verlening van het lidmaatschap van de Europese Unie voor Oekraïne inhoudt. Als je dat zo expliciet afspreekt met de 28 lidstaten, helpt het dan dat Oekraïne bij monde van de president enkele weken later beweert dat het zo snel mogelijk lid wil worden van de Europese Unie? 

Minister Rutte:

Dat heeft niets te maken met het associatieakkoord. Het associatieakkoord geeft geen enkele garantie of toezegging nu of in de toekomst voor EU-lidmaatschap. Dat "ook in de toekomst" was overigens nog een buitengewoon gevoelige kwestie. Ik kan wel verklappen dat een aantal van mijn Europese collega's hier grote moeite mee had. Ik hechtte er zeer aan dat dat erin bleef staan. Dat is uiteindelijk ook gelukt. Maar goed, dit associatieakkoord biedt dus geen enkel uitzicht op lidmaatschap. 

Dat neemt niet weg dat — ik dacht dat de heer Ten Broeke dat in zijn bijdrage na een interruptie zei — ieder land dat grenst aan Europa uiteraard kan zeggen lid van de EU te willen worden. Het standpunt van Nederland is dan duidelijk: wij zitten niet te wachten op uitbreiding van de Unie. Tegen lidmaatschap van Oekraïne zal ik mij persoonlijk sowieso altijd verzetten, omdat ik vind, en dat is ook de opvatting van de regering, dat Oekraïne juist een land moet zijn dat, als de relatie met Rusland ooit weer zou normaliseren, zowel met Europa als met Rusland een goede relatie opbouwt, gezien de historische banden met zowel Europa als Rusland en ook gezien de ligging. Ik ben dus sowieso tegen een EU-lidmaatschap, nu of in de toekomst, van Oekraïne. Het associatieakkoord geeft ook geen zicht op lidmaatschap. Daar gaat dat punt uit de verklaring over. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Toch waren er volgens dat onderzoek zorgen bij de nee-stemmers dat dit een opmaat zou zijn tot een EU-lidmaatschap. 

Minister Rutte:

Precies. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Die zorgen wilde de premier juist wegnemen met de verklaring. Helpt het dan dat Oekraïne vervolgens zelf zegt: bedankt voor de verklaring, maar dat weerhoudt ons er niet van om er alles aan te doen om zo snel mogelijk lid te worden? Dat heb je toch twee signalen? 

Minister Rutte:

Nee, ieder land dat grenst aan Europa heeft het recht om te zeggen dat het lid van de Europese Unie wil worden. Het is vervolgens aan de Europese Unie om te bepalen hoe zij daarmee omgaat. In het maatschappelijke debat in de aanloop naar het referendum was in Nederland, maar ook internationaal, een considerable body of opinion het volgende van mening: hoewel dat niet letterlijk in het associatieakkoord staat, is het akkoord wel degelijk een eerste stap op weg naar lidmaatschap van de Europese Unie nu of in de toekomst. Nu is vastgelegd dat daar geen sprake van is. Dit associatieakkoord geeft op geen enkele manier Oekraïne het recht om te denken dat het nu of in de toekomst vanwege het associatieakkoord lid kan worden van de Europese Unie. Het kan echter die ambitie hebben, zoals andere landen die ook hebben. Dat mag. Daar zullen we vervolgens mee omgaan. De heer Voordewind kent het standpunt van de Nederlandse regering: wij zijn daar geen voorstander van om de redenen die ik net heb uiteengezet. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat bevestigt eigenlijk wat collega Van Bommel net zei, namelijk dat het misschien had geholpen als Oekraïne de verklaring wél had getekend, want dan hadden de 28 en Oekraïne op één lijn gezeten over de toekomstverwachtingen. Dan was er ook duidelijkheid geweest voor Nederland en de stemmers bij het referendum. Nu krijg je twee totaal tegenovergestelde geluiden en is er weer ruis met betrekking tot de mensen die hierover hun mening hebben gegeven. Dat is toch een gemiste kans, nu Oekraïne die verklaring niet heeft ondertekend? 

Minister Rutte:

Er is geen ruis op de lijn. Die ruis zou ontstaan als na dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders nog steeds beweerd zou worden dat Oekraïne op grond van het associatieakkoord nu of in de toekomst zicht zou hebben op lidmaatschap van de Europese Unie. Daar is geen sprake van. Dat is nu ook zwart-op-wit vastgelegd. Dat is juridisch bindend. Daarnaast kan een land dat grenst aan Europa, helemaal los hiervan, besluiten tot het aanvragen van het lidmaatschap. Daartoe hebben wij ons dan te verhouden. De Nederlandse regering heeft daarover een scherpe opvatting. Wij achten het van groot belang dat Oekraïne ook een sterke relatie met Rusland opbouwt. Nu is dat onmogelijk, maar hopelijk normaliseert de situatie. Hopelijk trekt Rusland zich terug van de Krim en bemoeit het zich op enig moment niet meer met Oost-Oekraïne, waardoor er een normalisering van de relatie met Rusland kan optreden. Wat wij op de langere termijn voor ons zien, is een Oekraïne dat zowel een relatie met Rusland, waarmee het historische banden heeft, opbouwt, alsook met de Europese Unie, want ook daarmee heeft Oekraïne historische banden. Zoals we allemaal weten, heeft een deel van Oekraïne ooit deel uitgemaakt van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Oekraïne is een tijdlang ook onderdeel geweest van de Sovjetunie en er zijn historische banden met in het bijzonder de stad Kiev. Vanuit dat postulaat is het van grote waarde dat Oekraïne in een wat verdere toekomst — ik hoop dat dat zo snel mogelijk is — zowel met Rusland als Europa een sterke relatie kan opbouwen. Nu is dat onmogelijk met Rusland; dat snap ik volledig. 

De heer Beertema (PVV):

Ik bespeur dat we bijna toe zijn aan het antwoord op de eerste vraag die ik heb gesteld. Maar, ik hoor nog steeds een zekere aarzeling bij de minister-president. Hij zegt: ik en de regering zijn geen voorstander van een verdere uitbreiding van de EU naar Oekraïne. Maar als het erop aankomt, is de minister-president dan ook een actief tegenstander? Gaat hij er echt voor liggen als het ooit zover komt? 

Minister Rutte:

Dat is totaal niet aan de orde. In Europa is op dit moment helemaal niemand voor het EU-lidmaatschap. Misschien Polen of een enkele andere Oost-Europese lidmaat, maar het overgrote deel van de EU-lidstaten is absoluut tegenstander van een EU-lidmaatschap van Oekraïne. Om politiek kapitaal in te zetten op iets wat toch niet gaat gebeuren, vind ik niet zinvol. Ik zal het de heer Beertema uitleggen: in internationale vergaderingen moet je je vooral druk maken over zaken die dreigen mis te gaan en niet over zaken die al goed gaan; daar moet je niet enorm op gaan tamboereren. Dat kost je muntjes die je wilt inzetten op dossiers die wel relevant zijn. 

De heer Beertema (PVV):

We bedrijven hier politiek en in de politiek kan alles gebeuren. Daar kan alles gebeuren, vaak tot ons grote verdriet. Stelt u zich eens voor dát het gaat gebeuren. 

Minister Rutte:

Dan zal Nederland daartegen zijn; dat heb ik u verteld. 

De heer Beertema (PVV):

Gaat u dan ook actief politiek bedrijven om dat te voorkomen? 

Minister Rutte:

Ja, maar dit is helemaal niet aan de orde. Het antwoord is natuurlijk ja, maar dit gaat niet gebeuren. Ik maak mij daar echt geen zorgen over. Er is helemaal niemand die dit wil, behalve misschien een enkele Oost-Europese lidstaat. 

Wat de ratificatie door andere parlementen betreft: het is aan landen zelf hoe zij uiteindelijk omgaan met het besluit dat hiermee is genomen. De betekenis noch de juridische binding van het besluit hangt daarvan af. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb van ongeveer de helft van het aantal parlementen een antwoord gekregen, namelijk van twintig parlementen. Van ongeveer vijftien parlementen heb ik totaal geen informatie ontvangen. Alleen Finland heeft een redelijk volledige informatie gegeven; tenminste, gelet op het aantal kantjes, want ik heb het nog niet helemaal tot mij kunnen nemen. 

Minister Rutte:

Uw Fins is wat sloppy, begrijp ik. 

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn Fins is wat sloppy. Van de andere talen snap ik wel iets of — in alle eerlijkheid — die landen waren zo vriendelijk om het in het Engels mee te delen. Hoe beoordeelt u het feit dat bijna al uw collega's in de Europese Raad hebben gedacht: wij doen dit om een Nederlands probleem op te lossen — dat zeggen de Duitsers ook letterlijk — en wij hoeven dit niet eens mee te delen? Hebben uw collega's een heel belangrijke verklaring gemist of overschatten wij het belang van deze verklaring? 

Minister Rutte:

Het is aan de regeringen van de Europese lidstaten om te bepalen of en in welke mate zij hun parlementen informeren over het genomen besluit. De betekenis noch de juridische binding van het besluit hangt daarvan af. 

De heer Omtzigt (CDA):

Welk cruciaal element zit er in dit besluit dat de regeringsleiders in de ogen van de Nederlandse regering toch aan hun parlementen hadden moeten vermelden omdat dat van doorslaggevend belang zou kunnen zijn voor wat in de verklaring staat? 

Minister Rutte:

Dit is wel geestig, want ik heb hier heel veel discussies met de heer Omtzigt over hoe wij als regering het Nederlandse parlement moeten informeren. Blijkbaar gaat dat nu naar tevredenheid en heeft dat de heer Omtzigt ertoe doen besluiten om zich nu ook druk te maken over de vraag hoe andere regeringen hun parlementen informeren. Het is de standaardgewoonte om bij dat type vragen te verwijzen naar de minister van Buitenlandse Zaken, maar in dit specifieke geval zal ik dat niet doen. Ik ben blij dat ik hieruit mag afleiden dat de heer Omtzigt inmiddels tevreden is over de informatiepositie van het Nederlandse parlement inzake de dossiers van de Europese Unie. 

De voorzitter:

Tot slot, de heer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Over dat laatste ben ik totaal niet tevreden. 

Minister Rutte:

Daar was ik al bang voor. 

De heer Omtzigt (CDA):

Zozeer dat op dit moment de parlementaire advocaat een advies schrijft over het totale gebrek aan informatie van deze regering. Ik moet echter toegeven dat wij op het punt van het inlegvelletje goed zijn geïnformeerd. We hebben van de raadsadvocaat stukken gekregen die "limité" waren en we hebben ook de verklaringen gekregen. Op dat punt zijn er dus geen misverstanden, maar ik blijf met dit punt zitten: óf deze verklaring is belangrijk en er worden belangrijke dingen in geregeld — dan wordt het gemeld aan de andere parlementen — óf het is totaal onbelangrijk. Welke van de twee is het? 

Minister Rutte:

Nogmaals: het is aan de andere lidstaten hoe zij omgaan met hun parlement. Ik had laatst mijn Duitse collega aan de lijn, die zei: Ach, Mark, du hast einen ganzen Tag in het Nederlandse parlement de Europese Raad staan voor te bereiden. Ik zei toen: ja, zo doen wij dat in Nederland. Zij legt een verklaring af van een halfuur en gaat weg. Zo gaat dit per parlement verschillend. Wij hebben hier de gewoonte om dit zeer uitvoerig te bediscussiëren. Dat vind ik zeer plezierig. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Rutte:

Er zijn nog een paar vragen; we zijn er bijna doorheen. De eerste vraag betreft het aspect van het handelsverdrag. Uit een onderzoek van SEO blijkt dat het handelsakkoord op de langere termijn een positief effect heeft op de bilaterale handel tussen Nederland en Oekraïne. De omvang van de Nederlandse export naar Oekraïne zal bijna verdrievoudigen, in de richting van 4,2 miljard. De import van de Nederlandse import uit Oekraïne zal bijna verdubbelen naar 1,3 miljard. Ook het totale effect op de Nederlandse economie is positief. 

Mevrouw Thieme stelde vragen over eieren, legbatterijen en ook kinderarbeid. Juist op deze punten draagt de associatieovereenkomst bij aan verbetering van de situatie. Er is nu vastgelegd dat Oekraïne zijn wetgeving op één lijn moet brengen met die van de Europese Unie, ook op het punt van het dierenwelzijn. 

Er is gevraagd hoe de samenwerking met Oekraïne op het terrein van MH17 verloopt. Het antwoord op de vraag of die samenwerking vruchtbaar is en goed verloopt, is ja. We hebben een goede samenwerking met Oekraïne. Wij zijn dankbaar voor de hulp die Oekraïne heeft geboden in de periode na de ramp en ook sindsdien. Mede dankzij de ondersteuning van Oekraïne konden de slachtoffers van de MH17 worden geborgen en naar Nederland worden gehaald, ook met het nodige eerbetoon aan Oekraïense zijde. Oekraïne was bereid om de leiding van het technische onderzoek over te dragen aan de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de coördinatie van het strafrechtelijke onderzoek aan het Nederlandse OM. We werken nu nauw samen met de Oekraïense collega's, met de nodige resultaten, zoals we zagen bij de presentatie van het Joint Investigation Team op 28 september vorig jaar, die indrukwekkende presentatie die wereldwijd op de networks is uitgezonden. Het is mijn verwachting en hoop dat vanuit het gedeelde belang Nederland en Oekraïne samen verder zullen werken om de waarheid aan het licht te brengen en de daders effectief te vervolgen. 

De voorzitter:

Overigens heeft mevrouw Thieme de vergadering verlaten vanwege verplichtingen elders. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat laatste is fijn om te horen. Dus de goede samenwerking met Oekraïne strekt zich ook uit tot het zo spoedig mogelijk, natuurlijk na grondig onderzoek, voor een rechtbank brengen van verdachten van het neerhalen van de MH17? 

Minister Rutte:

Dat is niet alleen met Oekraïne. We doen dit in het Joint Investigation Team met Australië, België, Maleisië, Oekraïne en Nederland. We werken daarin zeer goed met elkaar samen. Vandaag hebben we er ook weer met de meest betrokken ministers over vergaderd. Dat doen we zeer regelmatig, over alle aspecten van de gevolgen van deze verschrikkelijke ramp met de MH17. Er gaat voor de meest betrokken ministers eigenlijk geen week voorbij dat ze dit niet in enigerlei vorm met elkaar bespreken en daarin stappen zetten. Maar nu wordt het werk in grote onafhankelijkheid gedaan door het Openbaar Ministerie. Dat gebeurt in het kader van het Joint Investigation Team. Oekraïne levert daar een goede bijdrage aan. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het is fijn om dat te weten. Dank voor dit heldere antwoord. Ik stond al wat langer bij de microfoon en had eigenlijk een totaal andere vraag. Die ging over de bewering van de minister-president dat het leidt tot extra economische groei. Heeft SEO ook een schatting gemaakt van de economische groei? Het is inderdaad al vijf antwoorden terug, dus ik snap dat de minister-president even bladert. Is er enige schatting van hoeveel economische groei het verdrag zou kunnen opleveren? 

Minister Rutte:

Ik had die vraag net voor mij liggen. Ah, hier is hij. Het totale effect op de Nederlandse economie is positief, maar wel klein van omvang. Als we alle directe en indirecte handelseffecten van het vrijhandelsverdrag meenemen, stijgt het Nederlandse bbp volgens het model met 177 miljoen ten gevolge van het handelsakkoord. Hoewel dat effect dus beperkt is, kan het voor bepaalde sectoren wel degelijk een veel groter verschil uitmaken. Zo ziet het ernaar uit dat het voor Nederlandse exporteurs van machines, goed voor een derde van de Nederlandse export naar Oekraïne, wel een significante betekenis heeft. Een ander voorbeeld is dat van de Nederlandse kaasmakers. Zij exporteren 1 miljoen kilo kaas per jaar naar Oekraïne. Tot nu toe betaalden zij 10% om de Oekraïense markt op te komen. Nu is dat nog 6% en over drie jaar wordt dat 0%. Dat zijn een aantal zichtbare effecten. Natuurlijk, ze zijn beperkt doordat de handel met Oekraïne niet zo heel groot is, maar het heeft een positieve impact. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dus het levert 0,03% extra economie op. 

Minister Rutte:

Alleen de heer Omtzigt kan het zo snel berekenen. 

Er was nog een vraag over de brexit. Op dit moment is nog onbekend wat voor dit type associatieakkoorden, dus ook voor het associatieakkoord met Oekraïne, de gevolgen zullen zijn van uittreding van een lidstaat uit de Europese Unie. Het hangt onder andere af van de voorwaarden van de brexit en van de wensen van de partijen bij het associatieakkoord. Het is in ieder geval niet automatisch van de baan. 

Tegen de heer Grashoff kan ik zeggen: ja. Jaarlijks vindt onder het associatieakkoord een zogeheten associatieraad plaats. Die heeft tot taak om, naast de jaarlijkse toppen, op hoog politiek niveau toe te zien op de implementatie van het akkoord en om de voortgang bij het doorvoeren van de afspraken te monitoren. Het kabinet zal, mede naar aanleiding van de vraag van de heer Grashoff, de implementatierapporten uit deze bijeenkomsten van de associatieraad met de Kamer delen. Daarin wordt van alle relevante aspecten verslag gedaan. 

Ik meen dat ik daarmee namens de regering alle vragen heb beantwoord. Als de Kamer dat ook vindt, dan wil ik voorstellen dat de heer Koenders nog iets kan zeggen over de geopolitieke context waarin een en ander zich afspeelt. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken. 

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik kan zeer kort zijn, want de minister-president heeft er in het begin ook al iets over gezegd. Misschien is het nu op zijn plaats om de Kamer te danken voor de inbreng in de debatten. We hebben herhaaldelijk over het associatieakkoord gesproken. Nog voor het referendum was er een uitgebreid debat. Na het referendum heeft de regering, zo zeg ik als minister van Buitenlandse Zaken, maximaal haar politieke kapitaal gezet op een goede balans tussen recht doen aan de zorgen van de Nederlandse bevolking zoals tot uiting gekomen via het referendum, het multilaterale karakter van het akkoord en uiteraard ook de geopolitieke context. In dat kader dank ik de leden ook voor de goede opmerkingen die zijn gemaakt over de mensen van ons ministerie, die inderdaad in dat heel ingewikkelde spectrum hebben moeten functioneren om te zorgen voor een bevredigende oplossing. 

Over de geopolitieke aspecten kan ik nu kort zijn. In de afgelopen periode is heel duidelijk geworden dat er forse Nederlandse belangen liggen. De eenheid van de Europese Unie is belangrijker dan ooit, vanwege het risico dat de Russische Federatie een wig drijft binnen de Europese Unie. Ook de situatie in Oekraïne zelf wijst op het belang dat de bevolking daar in grote meerderheid hecht aan het associatieakkoord. Door die kaders, die ook in de afgelopen periode hét onderwerp zijn geworden van de internationale politiek, misschien nog wel pregnanter dan anderhalf jaar geleden, zien wij ons genoodzaakt om die oplossing zodanig vorm te geven dat ook dat belang aan de orde is. Het is echt belangrijk om dat hier te zeggen. Het is niet eenvoudig om bij een eerste raadgevend referendum, met inderdaad een duidelijke uitslag, tegelijkertijd de zorgen van de Nederlandse bevolking zeer serieus te nemen en te onderhandelen met al onze collega's — dat deed in het bijzonder de minister-president — en daarbij in nauw contact te blijven met Oekraïne om ervoor te zorgen dat dit gebeurt op een wijze waarbij de Nederlandse belangen en de belangen van de Nederlandse burgers gediend zijn. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik kijk naar de woordvoerders. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. 

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Er is zowel door de minister van Buitenlandse Zaken als door de minister-president veel gezegd over de geopolitieke situatie rond Oekraïne, maar we zouden ook kunnen zeggen: rond de Europese Unie en Rusland. We moeten vaststellen dat de situatie in Oekraïne de laatste weken en maanden verder is verslechterd en dat er nieuwe geopolitieke stappen gezet zijn. Dat betekent dat we ons moeten afvragen wat nu dienstbaar is aan het bereiken van een geopolitieke stabielere situatie in Oekraïne zelf maar ook in de regio en in de relatie tussen de Europese Unie en Rusland. Ik denk dat dit verdrag, dat nu eenmaal is gesloten, niet dienstbaar is aan het bereiken van die stabiliteit en dat het de tegenstellingen in Oekraïne zelf verder aanwakkert. Mijn fractie blijft het dan ook betreuren dat dit verdrag tot stand is gekomen en uiteindelijk geratificeerd zal worden. 

Nu is het van belang om te bekijken hoe we verdere schade kunnen beperken. Vandaar dat ik heb benadrukt dat het wel degelijk van betekenis zou zijn als Oekraïne zich juridisch zou binden aan de intentie die is uitgesproken. We weten immers dat Oekraïne eigenlijk een andere agenda heeft. Men komt er daar ook gewoon open voor uit. Toetreding tot de Europese Unie is het doel en het associatieverdrag is het middel om dichter bij de Europese Unie te komen. Hoe wij er ook over denken en wat voor verklaringen wij ook aan onszelf opleggen, zolang Oekraïne zich daar verder juridisch niet aan gebonden voelt en mooie intenties uitspreekt, denk ik dat we onszelf tekortdoen. We bevorderen daarmee ook niet het proces, dat zou moeten leiden tot die stabiliteit die iedereen in deze regio wil. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Raad van State concludeert dat de juridische verbindendheid van de "bindende verklaring" die moet dienen als antwoord op de uitslag van het Oekraïnereferendum, waarbij 61% van de kiezers tegen het associatieakkoord stemde, "zich strikt genomen niet uitstrekt tot Oekraïne"; 

overwegende dat deze verklaring aldus een papieren tijger is die de zorgen van de kiezer geenszins wegneemt; 

verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat Oekraïne de juridische verklaring ondertekent, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34669). 

De heer Monasch ziet af van zijn inbreng in tweede termijn. Dan is het woord aan de heer Beertema. 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik heb een paar eenvoudige vragen gesteld aan de minister-president. Die vragen beperkten zich niet tot het associatieakkoord, maar strekten zich uit tot het "post-associatieakkoordtijdperk". Ik heb geen antwoorden gehoord. Ik kan wel zeggen dat de antwoorden teleurstellend waren, maar ik heb ze niet gehoord. Alleen de eerste vraag is luid en duidelijk beantwoord. De minister-president zal ook in de toekomst, ook buiten dit verdrag om, alles in het werk stellen om te voorkomen dat Oekraïne lid wordt van de EU. Ik zit echter nog steeds met de volgende vraag. Belooft de premier dat hij zijn uitspraak "als je van Europa houdt, houd dan op met dromen van meer Europa" gestand zal doen? Gaat hij nou uitdragen dat hij, met zijn VVD, zal strijden tegen de verdere federalisering van de EU? Zal de premier zich ook verzetten tegen de plannen om EU-belastingen te gaan heffen? Zal de premier zich ook keren tegen een fors hogere EU-begroting? Zal de minister-president zich ook verzetten tegen meer mogelijkheden voor de EU om zelfstandig schulden aan te gaan? En ten slotte, zal de premier zich verzetten tegen een vorming van een EU-leger? 

Dat zijn de zorgen die ook leven bij onze kiezers. Ik heb daar geen antwoord op gehad. Ik wil niet concluderen dat de premier er niet op wil antwoorden omdat hij zich niet schuldig wil maken aan nieuwe verbroken beloftes. We hadden de €1.000 voor iedere werkende, geen geld meer naar de Grieken, de steeds terugkerende vraag of de minister-president de waarheid sprak over zijn rol bij de afhandeling van de Teevendeal. Ik kan me voorstellen dat hij de antwoorden ontwijkt, omdat hij ook in de toekomst niet van verdere verbroken beloftes beschuldigd wil worden. Maar ik wil ook niet dat de minister-president nou weer een illusie aan de kiezer voortovert, als hij zegt dat hij wel Europa wil redden en daarom wil stoppen met dromen over meer Europa. Daar schuilt namelijk een belofte in. Als ik het goed beluister, dan kan die belofte ook nog eens verbroken gaan worden. Ik denk namelijk dat de minister-president, met Verhofstadt, met ALDE, in Brussel voor verdere federalisering gaat. Ik denk dat hij op weg gaat naar een Europese superstaat, de verenigde staten van Europa. Hier horen we een ander verhaal. Ik zou niet willen dat de minister-president dat stukje geloofwaardigheid dat er nog is, verder ondergraaft. Ik krijg dus graag nog een antwoord op die vragen. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik zal het in deze tweede termijn kort houden. Zoals ik eerder al stelde, toont dit goedkeuringsvoorstel de minachting van dit kabinet voor de Nederlandse kiezer. Het ondermijnt het vertrouwen in de politiek in brede zin en het voedt het wantrouwen. De enige juiste beslissing die de Kamer nu nog kan nemen om dit kabinet te stoppen, is tegen dit voorstel te stemmen. Ik roep daarom nogmaals alle leden in deze Kamer op om niet te kiezen voor het partijbelang, maar voor het belang van de Nederlandse kiezer. Doe recht aan de uitkomst van het referendum en stem tegen het voorstel om te gaan ratificeren. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording. Ik had maar één vraag gesteld. Wat het afgelopen jaar gebeurd is verdient geen schoonheidsprijs. Daar ben ik het mee eens. Iedereen die dat zegt, heeft gelijk. Maar de afbraakpolitiek die we het afgelopen jaar hebben gezien, is nog veel erger. Eerst zijn er leugens verspreid. Er zijn voortdurend dingen beweerd over dingen die niet uit het verdrag voortkwamen. Vervolgens is gezegd dat de oplossing die het kabinet aandraagt om die leugens en interpretaties weg te nemen, inhoudelijk niets verandert aan het associatieakkoord. Dat klopt, want het is bedoeld om de leugens die zijn verspreid, te ontkrachten, zodat de bevolking niet meer de zorgen heeft die er wel zijn gekomen door wat er allemaal gezegd is. Vervolgens gaan de partijen die tegen deze oplossing zijn — en die verdient geen schoonheidsprijs; dat geef ik toe — op een andere manier kritiek uitoefenen. 

De Partij voor de Dieren gaat partijen verkeerd citeren. De heer Monasch gaat verkiezingsprogramma's verkeerd samenvatten. De SP heeft het de hele tijd over een opstapje, zonder duidelijk te maken wat dat is. Ze doet alsof het lidmaatschap er komt omdat mijnheer Porosjenko dat roept. Dat is helemaal niet waar. Er komt geen lidmaatschap en dat weet de heer Van Bommel ook best. De PVV heeft inmiddels gewoon toegegeven dat er door het associatieakkoord in ieder geval niets gaat veranderen. Dat heeft de PVV net toegegeven, maar zij is alweer zover dat ze over de periode ná het associatieakkoord een aantal conspiracyvragen stelt. Er moet immers een nieuwe conspiracy komen, want de oude conspiracy bestaat niet meer. Het CDA geeft nog een soort tekstexegese, alleen maar om te verhullen dat het in de Eerste Kamer alsnog voor dit verdrag gaat stemmen. Die afbraakpolitiek verdient dus geen schoonheidsprijs. Daar doet D66 in ieder geval niet aan mee. 

Ik heb aangegeven dat wij onderweg liever hadden gezien dat het kabinet een aantal dingen anders had gedaan. Dat heeft het niet gedaan. Dat vind ik teleurstellend, maar de uitkomst die het kabinet bereikt heeft, is duidelijk en neemt de vijf grote zorgen die ik voortdurend in de zaaltjes gehoord heb, wel degelijk weg. Dat heeft de premier net duidelijk bevestigd. Daarom zal D66 voor de goedkeuringswet stemmen, althans als de fractie van D66 mijn advies daarover zal volgen. Ik moet dat advies namelijk nog wel verdedigen in mijn fractie. 

De heer Van Bommel (SP):

De heer Verhoeven neemt de rol van collega Ten Broeke over. Die vat altijd aan het eind van het debat de bijdragen van de anderen samen, maar dan wel naar zijn eigen indruk. Ik begrijp dat de heer Verhoeven dat nu, omdat hij eerder op de sprekerslijst staat, kan doen. Waarschijnlijk doet hij het ook met instemming van Ten Broeke, want dat scheelt hem ook weer spreektijd. Verhoeven zegt hier stellig: Oekraïne wordt geen lid van de Europese Unie. Ik wil hem vragen: waar staat dat? 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is de omkering die de heer Van Bommel nu al een jaar probeert te gebruiken om het debat naar zijn hand te zetten. Dat zei ik net ook tijdens mijn interruptie. Voordat er sprake was van dit associatieakkoord waren er mogelijkheden voor Oekraïne om het lidmaatschap aan te vragen. Tijdens en na de periode van het associatieakkoord zijn diezelfde mogelijkheden er nog steeds. De heer Van Bommel heeft in alle zaaltjes waar wij stonden, voortdurend gesuggereerd dat dit associatieakkoord een opstapje was naar het lidmaatschap. Dat staat nergens en dat moet de heer Van Bommel toegeven. 

De heer Van Bommel (SP):

Mijn vraag is niet beantwoord of eigenlijk wel een beetje. 

De heer Verhoeven (D66):

Ja, zeker wel. 

De heer Van Bommel (SP):

Wel een beetje, want het staat dus nergens. De heer Verhoeven erkent dat Oekraïne gewoon het lidmaatschap kan aanvragen. Dat kon het. Dat kan het. En dat kan het straks ook. Dit verdrag schakelt Oekraïne op een aantal politieke terreinen meer gelijk met de Europese Unie. Dat staat gewoon in het verdrag en daarom noem ik het een opstapje. Dus de eerdere bewering van de heer Verhoeven dat Oekraïne geen lid wordt van de Europese Unie, is nergens op gebaseerd. 

De heer Verhoeven (D66):

Jawel. 

De heer Van Bommel (SP):

Waarop dan? 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is een politieke uitspraak. Die is bijvoorbeeld gebaseerd op het feit dat hier in de Tweede Kamer 150 leden zijn die allemaal zeggen dat Oekraïne geen lid kan worden van de Europese Unie. Dat is een politieke uitspraak, mijnheer Van Bommel. Dat is een belangrijke uitspraak. 

Vervolgens wil ik nog het volgende zeggen. De heer Van Bommel staat hier vandaag misschien wel bij zijn laatste debat. Ik heb veel debatten met hem gevoerd en hem tijdens al die debatten zeer gewaardeerd. Dat zal ik van mijn kant ook zeggen. Wij hebben in al die zaaltjes, die rokerige zaaltjes, samen mooie debatten gevoerd. Dat was leuk. Maar één ding was steeds heel gek. Ik zei elke keer: van dit associatieakkoord kun je niet zeggen dat het een aanleiding, een aanzet, een opstap of een weg naar het lidmaatschap is. De heer Van Bommel heeft altijd gezegd dat dat waar is, maar vervolgens heeft hij gevraagd: ja, maar waar staat dan dat ze geen lid kunnen worden? Dat is echt een omkering van de werkelijkheid. Dan zeg je eigenlijk: omdat iets er niet in staat, wordt niet uitgesloten dat het niet gebeurt. Als je op die manier debatten voert, kun je nooit duidelijkheid scheppen over wat er in een tekst staat, want dat zeg je: ik lees de tekst op basis van wat er niet staat. Als we op die manier teksten lezen, komen we met z'n allen geen stap verder. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Van Bommel (SP):

Woorden hebben hun betekenis. 

De heer Verhoeven (D66):

Ja, absoluut. 

De heer Van Bommel (SP):

Als de heer Verhoeven hier zegt "Oekraïne kan geen lid worden van de Europese Unie" is dat feitelijk onjuist. Dat is niet waar te maken. Oekraïne kan gewoon een aanvraag doen en er kan een politieke meerderheid ontstaan; wij gaan naar de verkiezingen. Oekraïne kan dat lidmaatschap aanvragen en zelfs verkrijgen. Mijnheer Verhoeven, u kunt dus niet waarmaken dat Oekraïne geen lid kan worden of dat het een onmogelijkheid is dat dat gebeurt. Dat kunt u niet waarmaken. 

De heer Verhoeven (D66):

Daar heeft de heer Van Bommel gelijk in. Niemand kan dat uitsluiten. Maar als de heer Van Bommel eerlijk zou zijn tegen de Nederlandse kiezer over het reële risico dat Oekraïne binnen de komende 20, 25, 30, 40 of 50 jaar lid zou worden, zou hij zeggen dat die kans bijzonder, bijzonder, bijzonder, bijzonder klein is. De heer Van Bommel heeft elke keer precies het tegenovergestelde beweerd. En dat vind ik kiezersbedrog. Dan maak je mensen bang voor iets wat gewoon niet gaat gebeuren. 

De heer Beertema (PVV):

Het huidige inlegvel is de resultante van een duidingsproces van 320 dagen. Dat wil ik even ter verduidelijking meegeven aan de heer Verhoeven. Van ons had dat duidingsproces er nooit hoeven zijn. Het had er nooit moeten zijn. De vraag die aan de kiezer werd voorgelegd, was heel duidelijk. Het enige gepaste antwoord was een intrekkingswet. Buiten alle tekstexegese om blijft dat het standpunt van de PVV. Die intrekkingswet had er moeten komen. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat ben ik met de heer Beertema eens. Die intrekkingswet had er moeten komen. Die is er niet gekomen. Toen is bij de PVV het denken gestopt. En bij D66 is het denken doorgegaan, kijkend naar de inhoud. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maij. Zij schudt van nee. Dan ga ik naar de heer Grashoff; ook niet. Dan is het woord aan de heer Ten Broeke. Hij spreekt namens de VVD. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik kan het heel kort houden, want de samenvatting is al gegeven. Door velen is de juridisch bindende verklaring, die ons vandaag noopt nog een keer ja of nee te zeggen tegen het associatieverdrag, een "inlegvel" genoemd. Eigenlijk zou je het een "uitlegvel" moeten noemen, want het geeft een bindende uitleg voor 28 EU-lidstaten, voor 28 regeringen die verantwoordelijk zijn voor 510 miljoen burgers, omdat 2,5 miljoen Nederlandse burgers hebben gezegd dat ze het verdrag op deze manier niet wensen. 

Ik kan het de heer Verhoeven alleen maar nazeggen: in de campagne hebben we te maken gehad met een ongelooflijke hoeveelheid fabels. Er is een fantastische fabeltjeskrant verspreid, door verschillende partijen, die ik hier niet nog een keer zal aanhalen. Dat betreft exact de onderwerpen die in de juridisch bindende verklaring staan, maar vandaag moeten degenen die in de campagne vergeefs probeerden om het verdrag uit te leggen ineens aanhoren dat het niet gaat om de angsten, maar om wat precies in het verdrag staat. 

Had ik dat maar tijdens de campagne gehoord. Had ik maar tijdens de campagne eens een keer van PVV, SP of Partij voor de Dieren gehoord dat er geen lidmaatschap kan voortvloeien uit dit verdrag. Nu moeten ook 27 andere lidstaten dat zeggen. Dat is het fundamentele verschil. Om die reden zeggen wij ja tegen het associatieverdrag, zoals we al deden, maar we vinden de aanvulling wel degelijk een verrijking. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ten eerste geef ik u het overzicht met de reacties van de andere parlementen, zodat ook de collega's het hebben. Het kan toegevoegd worden aan de Handelingen, waardoor het een openbaar document wordt en men kan zien welk overzicht ik heb gekregen. Een aantal mensen vroeg daarom. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zie een aantal mensen heel hard lachen, maar het is heel serieus als je eerst een referendum houdt en dan zegt: we doen het niet. Vergeet niet waar we in april mee begonnen. Wij vroegen voor het referendum wat we zouden gaan doen als het een nee wordt en kregen drie keer geen antwoord. 

De dag na het referendum zei de premier in een debat hier: alles gaat door, ook als Nederland niet meedoet. Dat bleek even later niet te kloppen. Daarna belde hij president Porosjenko van Oekraïne. President Porosjenko heeft niet meegewerkt aan deze oplossing. Hij trok zich terug uit de besprekingen. Er bleven 28 EU-lidstaten over. Zij konden niets anders doen dan een leeg inlegvel produceren, zodat dit hier als excuus zou kunnen worden gebruikt om van "tegen" naar "voor" te gaan, zoals een aantal partijen deed. Zo is er omgegaan met het referendum. 

Als je dan maar lang genoeg wacht, lijkt het alsof zo'n inlegvel de bedoeling was, maar het inlegvel was niemands bedoeling op de dag na het referendum. De collega's in de Kamer weten dat dondersgoed. Het zou hen sieren als ze vertellen dat het niet de optimale oplossing was, en dat het feitelijk geen oplossing is. 

Ook in de tweede termijn komt een aantal collega's met woorden waardoor ik denk: er is geen enkel uitzicht op lidmaatschap, maar dat staat niet in de verklaring. Daarin staat alleen dat het verdrag zelf geen toezegging is. Een aantal andere landen, zoals Polen, legt het wel degelijk uit als uitzicht op lidmaatschap. Dat betekent dat we allemaal verschillende beelden in de lucht houden. Dat is geen manier om met een referendum om te gaan. 

Ik heb nog één vraag openstaan. Is het in zijn algemeenheid nodig om een indruk die politici wekken tijdens een verkiezingscampagne, bijvoorbeeld door bepaalde beloftes te doen en bepaalde dingen te zeggen, te corrigeren met een verklaring? Ik zou die vraag graag beantwoord zien door de minister-president. 

Verder zou ik hem hartelijk willen danken voor de antwoorden op de MH17-vragen. Het is van het grootste belang dat de samenwerking met Oekraïne en de andere leden van het JIT goed blijft gaan. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister-president. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Wat betreft de laatste vraag van het CDA, van de heer Omtzigt zoek ik even naar wat hij nou wil. Het kabinet heeft namelijk nooit gezegd dat het zomaar de uitslag zou overnemen. Dat is nooit het standpunt van het kabinet geweest. We hebben altijd gezegd dat we de uitslag zullen wegen. De letterlijke tekst die ik gebruikte op 6 april 's avonds in een eerste reactie was: we kunnen nu niet zonder meer ratificeren. Ik weet niet waar de heer Omtzigt naar zoekt, maar dat zou mijn reactie zijn op zijn vraag. 

De heer Beertema heeft een heleboel vragen gesteld die niet te maken hebben met het associatieakkoord maar die we wel uitvoerig aan snee hebben gehad bij het debat over de Staat van de Unie en over de laatste Europese Raad. Ik vind dus ook niet dat ik daar nu verder op moet ingaan. Ik vind dat ook niet passend. Ik kan wel zeggen dat ik een grote betrokkenheid merk van de heer Beertema bij de Europese Unie. Blijkbaar is hij het dus oneens met zijn eigen leider die nog steeds uit de Europese Unie wil, die een nexit wil. Ik kan hier wel zeggen dat dat standpunt van de PVV met betrekking tot een nexit van zodanig grote schade voor Nederland is, zowel economisch als vooral ook voor onze veiligheid en stabiliteit, dat hij mij daarover op ieder gekozen moment tegenover zich zal treffen, strijdend tegen zo'n nexit. 

Dan kom ik op de motie van de heer Van Bommel. Die moet ik echt ontraden omdat hetgeen daarin gevraagd wordt niet nodig is. Oekraïne hoeft zich niet juridisch te verbinden met het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders, om alle redenen die ik in de eerste termijn genoemd heb. Met enige nadruk wil ik deze motie ontraden. Ze voegt niets toe, hoe jammer ik het ook vind dat ik de laatste door de heer Van Bommel in een debat met mij ingediende motie niet kan omarmen, maar het gaat echt niet. 

De heer Beertema (PVV):

Even voor de duidelijkheid: hoor ik de minister-president nu zeggen dat mijn partijleider wel een nexit zou willen en ik niet? 

Minister Rutte:

Ja, ik krijg die indruk omdat u zo enthousiast over Europa spreekt. 

De heer Beertema (PVV):

Kom op, u hebt het over de Staat van de Unie, ik zeg niets anders dan dat. Daar hebben we steeds ruzie over. U begint dingen te vergeten, lijkt het wel. Dat is niet de bedoeling, lijkt me. Die nexit komt er, vroeg of laat. De frexit komt er. Het gaat gebeuren. Ik heb het gehad over het schrijven op de wand dat u niet wilt zien, over het feit dat u aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat. En dan gaat u mij hier nu staan te vertellen dat ik geen nexit zou willen? Ik begrijp er helemaal niets van. 

Minister Rutte:

Ja, ik beluister dat toch tussen de regels door. Ik hoor de heer Beertema toch met steeds meer belangstelling spreken over dit onderwerp. Ik zie daarin toch een accentverschil met zijn leider. Het is overigens goed dat hij het nog even toelicht. 

De heer Beertema (PVV):

Dat accentverschil is er niet en die nexit komt er. Weest er gerust op! 

Minister Rutte:

Ik zal ertegen strijden. Het is slecht voor onze economie en heel slecht voor onze veiligheid. Nederland gaat dat niet doen. 

Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had gehoopt van een van de collega's of van de premier te horen welke uitspraken van welke politici er nou precies rechtgezet zijn met het inlegvel. Verder is mijn vraag aan de premier of, wanneer er een verkeerde indruk gewekt is, dat achteraf rechtgezet moet worden. Deze premier heeft voor de verkiezingen indrukken gewekt over steun aan Griekenland, over hypotheekrenteaftrek, over €1.000 terug ... De lijst is te lang, dus u zult mij waarschijnlijk afkappen, voorzitter. Kennelijk moet dat alles met verklaringen rechtgezet worden. Dus welke politicus heeft iets gezegd wat rechtgezet moet worden? Is er één politicus hier geweest die gezegd heeft dat dit verdrag het kandidaat-lidmaatschap geeft? Dat doet dat verdrag namelijk niet en dus is die uitleg onnodig. Dan mijn tweede vraag: is het nodig om wanneer er verkeerde indrukken worden gewekt door politici, die later recht te zetten? Als dat zo is, ben ik wel benieuwd wanneer dat gaat gebeuren. 

Minister Rutte:

We hebben dat uitgebreid besproken in eerdere debatten. Ik heb toen gewezen op uitspraken van de thans president van de Europese Commissie maar ook zijn er andere senior-politici in Europa die wel degelijk hebben gesproken over het wenkend perspectief dat het associatieakkoord betekent in de context van mogelijke toekomstige lidmaatschapsambities. Ik heb wat betreft het Nederlandse toneel gewezen op heel veel uitspraken die zijn gedaan door politici die te maken hebben met de vier, vijf grieven die geadresseerd zijn in het besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders. Als ik dat dan even terugbreng naar één moment dan is dat de uitzending geweest van Nieuwsuur, eind maart 2016, het debat tussen de heer Samsom, toen voorzitter van de fractie van de PvdA, en de heer Roemer, nog steeds voorzitter van de fractie van de Socialistische Partij. Daarin kwamen al deze elementen, in ieder geval vier van de vijf maar ik meen zelfs alle vijf, uitvoerig aan de orde en bleek hoezeer sommigen in dat debat probeerden om de context van dit associatieakkoord op te rekken naar lidmaatschap, collectieve verdediging, vrij verkeer van werknemers en toekomstige financiële verplichtingen. Ik zal hier verder niet wijzen, maar het zou de Socialistische Partij geweest kunnen zijn. Er waren veel meer voorbeelden, maar ik had niet eerder gezien dat ze zo in een twintig minuten durend debat in een nieuwsprogramma aan de orde waren. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb nog geen voorbeeld gehoord van een gelegenheid waarbij iemand gezegd heeft dat dit verdrag een kandidaat-lidmaatschap inhoudt. Dat het uitzicht biedt daarop, wordt nog steeds door een aantal Europese politici beweerd. Dat wordt ook niet ontkracht in het inlegvel. De premier verwart zijn uitspraak constant met "het biedt uitzicht op" terwijl dat er niet is. Daar wordt in Europa best wel verschillend over gedacht. Dat heeft dit inlegvel niet weggenomen. De enige die niet getekend heeft, is overigens de Europese Commissie, die ook nog partij is bij het verdrag. Maar dat zullen we even terzijde laten. 

Ik heb een hele lijst voorbeelden genoemd van indrukken die tijdens de verkiezingscampagne zijn gewekt door de premier. Ik heb daar geen reactie op gehad. Krijgen we nog een keer een inlegvelletje waarop wordt uitgelegd waarom al die verwachtingen: die €1.000, die hypotheekrenteaftrek, Griekenland ... 

De voorzitter:

Ja. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, u kent het hele lijstje nu al. Krijgen we een inlegvel — of een uitlegvel zoals de VVD dat noemt — waarop wordt aangegeven waarom dat allemaal niet is uitgekomen? 

Minister Rutte:

Ik kan alleen maar herhalen wat ik net zei. Zeker op het punt van het lidmaatschap is het volstrekt helder dat in het debat op allerlei momenten zowel door mensen buiten Nederland als door mensen in Nederland de nadrukkelijke suggestie is gewekt dat dit associatieakkoord een opstap is naar het lidmaatschap. Men suggereert niet dat het lidmaatschap als zodanig mogelijk zou zijn, maar dat het associatieakkoord als het ware een automatische stap zou zijn op weg naar het lidmaatschap. Ik denk dat het goed is dat, waar zovelen ten onrechte die indruk hebben proberen te wekken, het met dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders volstrekt helder is. Het is niet voor niks dat ik daarvoor de blaren op de tong heb moeten praten, zowel in de Europese Raad als in mijn contacten met de Oekraïense president. Het gaat om het belang van juist die formulering. Als die zo betekenisloos zou zijn, dan was het niet zo ingewikkeld geweest. Het is zo ingewikkeld geweest, omdat het wel degelijk substance heeft. En dat weet ook de heer Omtzigt dondersgoed. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wacht nog op het antwoord op de vraag of wij nog een in- of uitlegvelletje krijgen van de premier. 

Minister Rutte:

Dat ga ik doen zodra ik van de heer Omtzigt een verklaring krijg waarom hij en zijn partij in de afgelopen vijf jaar afwezig waren om dit land uit de crisis te halen. Dank u wel. 

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, u mag kort reageren. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik doe mijn werk als parlementariër in het controleren van deze regering. Ik had verwacht dat u als voorzitter deze opmerking niet serieus zou nemen. De premier is geen enkele belofte van zichzelf nagekomen. Het enige verweer dat hij dan heeft richting de oppositie is dat wij afwezig zouden zijn. Dat is een affront voor het werk. De minister-president hoeft het niet met mij eens te zijn. Dat is hij ook niet met de heer Van Bommel. Maar ik vraag of er een uitleg komt. En dat weglachen is echt een belediging voor heel Nederland. 

Minister Rutte:

Het belangrijkste doel voor dit kabinet, voor mijn partij in dit kabinet en voor deze coalitie was om Nederland dat in een zeer ernstige crisis verkeerde, sterker uit de crisis te laten komen. Me dunkt, we zijn op dit moment een van de snelst groeiende economieën van Europa. We zijn de meest competitieve economie van de Europese Unie. Onze staatsschuld daalt snel, die is gedaald richting de 60% en lager. Ik noem de werkgelegenheid in 2016. De daling van de werkloosheid is de grootste in de afgelopen tien jaar. Het consumenten- en het producentenvertrouwen staan op het hoogste punt van de afgelopen vijf tot tien jaar. Wij komen sterker uit de crisis. Mijn enige vraag aan de heer Omtzigt zou zijn: waar was het CDA in de afgelopen vijf jaar om daarbij te helpen? 

De voorzitter:

Ik krijg de indruk dat het debat een andere wending begint te krijgen. 

Minister Rutte:

Die indruk krijg ik ook. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vroeg om een uitleg op een aantal punten. 

De voorzitter:

Ja, maar jullie verschillen van mening. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kan al deze punten ontkrachten door te zeggen dat Spanje en Polen sneller groeien dan Nederland, maar ik vind het allemaal prima. Ik vecht die statistiek niet aan. Ik doe het anders graag, maar ik vroeg om een uitleg. Als het gaat over het verdrag met Oekraïne zegt de premier heel helder: als politici in een campagne a zeggen terwijl het b is, dan ben ik als politicus verplicht om dat recht te zetten. Nu is er één persoon die een abonnement heeft op het a zeggen en b doen. Als hij dan met een grap zegt dat hij daar geen uitleg over hoeft te geven, vraag ik hem toch wanneer die uitleg wel wordt gegeven. 

Minister Rutte:

Om de belangrijkste doelstelling van het kabinet te realiseren, moet je wel verantwoordelijkheid nemen en niet een verantwoordelijkheidsvakantie houden, zoals het CDA de afgelopen vijf jaar heeft gedaan. 

De voorzitter:

Nee. 

Minister Rutte:

Ik meen dat het debat hiermee toch meer richting de verkiezingscampagne gaat. Dat is leuk. Daar kunnen we nog even over doorgaan ... 

De voorzitter:

Nee. 

Minister Rutte:

... maar volgens mij moeten we dat op een andere plek doen. 

De voorzitter:

Ook de premier hoort zich aan het onderwerp te houden. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende motie zullen we aanstaande donderdag stemmen. Ik dank de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken, de Kamerleden, de mensen die dit debat hebben gevolgd vanaf de publieke tribune of via internet en de medewerkers. 

Naar boven