12 Wijziging Aanbestedingswet 2012

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU ( 34329 ).

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Mulder, de eerste woordvoerder, merkte op dat de Aanbestedingswet uit 2012 stamt. Daar heeft zij in zoverre gelijk in dat 2012 in de titel van de wet staat, maar deze wet is per 1 april 2013 in werking getreden. We zitten nu nog voor 1 april, dus binnen drie jaar is deze wet al helemaal geëvalueerd en wordt ze aangepast. Ik denk dat we heel snel zijn met deze wet, die we allemaal belangrijk vonden, goed in de gaten te houden, en te kijken hoe een en ander in de praktijk gaat en wat we kunnen doen om de wet nog beter te laten werken. We hebben zowel de aangepaste Europese richtlijnen geïmplementeerd met deze wet als ook de conclusies die we uit de evaluatie hebben getrokken erin verwerkt. 

De oorspronkelijke Aanbestedingswet 2012, die dus op 1 april 2013 van kracht is geworden, behelsde de implementatie van twee Europese richtlijnen. Die richtlijnen gelden voor aanbestedingen boven de Europese drempels. We kunnen wellicht nu alvast met elkaar onder ogen zien dat die drempels niet in Brussel zijn bedacht, bij de Europese Commissie, maar dat zij onderdeel vormen van internationale, mondiale afspraken die gemaakt zijn in het kader van de World Trade Organization (WTO). Daar zijn afspraken over regels gemaakt. Vervolgens zijn die in Europa vertaald, precies conform wat daarover mondiaal was afgesproken. 

We hebben in Europa nog gesproken over de vraag of we misschien een andere drempelhoogte zouden invoeren, maar daar bleek bij de meeste lidstaten geen bereidheid toe te zijn. Nederland heeft het nog wel geprobeerd, maar andere lidstaten waren daar niet toe bereid. Dat betekent dat we op dit moment daar niet verder mee komen. Het heeft ook geen zin om daar een lobby voor te gaan voeren, want er is afgesproken dat eenmaal in de drie jaar de drempels opnieuw bekeken worden. Dat gebeurt dus over een paar jaar. Dat is ook de gelegenheid waarop wij weer naar die drempels kunnen kijken; op dit moment moeten we ze gewoon als een feit accepteren. 

We hebben in Nederland dus de Europese aanbestedingsregels met onze Aanbestedingswet gevolgd. Voor wat betreft aanbestedingen beneden de drempels, heeft Nederland de ambitie om te zorgen voor toegang voor ondernemers, met name het mkb, tot overheidsopdrachten, en om ervoor te zorgen dat de lasten verminderd worden, vooral voor het bedrijfsleven maar ook voor de overheden. Voorts willen wij zorgen voor meer ruimte voor strategische doelstellingen, zoals we die hebben voor innovatie en duurzaamheid, en bijdragen aan het verminderen van de corruptie en aan een efficiënte besteding van overheidsgeld. 

Ik vind dat wij in Nederland met terughoudendheid over corruptie moeten praten. Ik mag dat ook zeggen, denk ik, want ik ben in het verleden beroepsmatig bij dit onderwerp betrokken geweest. Nederland is geen corrupt land en de Nederlandse overheid is niet corrupt. Dat betekent niet dat er geen gevallen van corruptie zijn of dat er geen mensen zijn, ook in overheidsdienst, die corrupt zijn, maar dat zijn gelukkig uitzonderingen. De cultuur in Nederland is anders. Als we signalen krijgen dat er reden is om extra aandacht aan iets te besteden of dat er aanleiding is om individuen aan te pakken, moeten we dat doen. Daar moeten we op gespitst zijn. Gelukkig is de cultuur in Nederland zo dat dit gebeurt. Deze Aanbestedingswet kan dus bijdragen aan het verminderen van de corruptie, maar we moeten onder ogen zien dat de corruptie in Nederland beperkt is. Daar mogen we onszelf gelukkig mee prijzen. Dat moeten we ook zeker zo zien te houden of nog verder verbeteren. Dat was dus die Aanbestedingswet uit 2012, die in werking is getreden in 2013. De twee richtlijnen op grond waarvan wij die wet hebben gemaakt, zijn inmiddels aangepast. Er is bovendien een derde richtlijn bij gekomen, een nieuwe concessierichtlijn. Wij hebben de nieuwe Aanbestedingswet, die er pas sinds een paar jaar is, een-op-een aangepast op grond van die gewijzigde richtlijnen en de nieuwe richtlijn. Dat betekent dat wij gekeken hebben welke keuzes wij in 2012 en 2013 gemaakt hebben voor de Aanbestedingswet en hoe wij de keuzes die in de nieuwe richtlijnen voor ons opengelaten worden, zodanig kunnen maken dat ze in lijn zijn met wat wij destijds in de Aanbestedingswet met elkaar hebben afgesproken. Dat is precies wat ik hier gedaan heb. 

Er zijn twee aanvullende punten geregeld die niet uit die richtlijnen naar voren komen. Het eerste is het punt dat ook door de heer Ziengs is onderschreven, namelijk dat wij de inschrijvingstermijn van zes naar tien dagen hebben gebracht, met name om het mkb wat meer gelegenheid te geven om het benodigde werk te verrichten als men wil inschrijven op een tender. Dat is uit de evaluatie naar voren gekomen en in het wetsvoorstel opgenomen. Het tweede is dat wij de aanbestedende diensten ook onder de Europese drempels laten verklaren dat bij het opstellen van het bestek rekening is gehouden met de verplichtingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden. De heer Monasch heeft dit naar voren gebracht en eerder is dat ook gebeurd via een motie in de Eerste Kamer. Het zou mij niet verrassen als de partij van de heer Monasch daar ook bij betrokken was. In ieder geval hebben wij het in dit wetsvoorstel verwerkt. 

Ik heb nogal wat kritische geluiden gehoord van Kamerleden die zeiden: de wet heeft toch niet helemaal opgeleverd wat wij dachten, met name voor het mkb. Het heeft mij zeer verrast dat enkele woordvoerders dat zo naar voren hebben gebracht, want uit de evaluatie blijkt dat in de periode tussen 2012/2013, toen de wet van kracht is geworden, en het moment van de evaluatie in het jaar 2015, dus anderhalf, twee jaar later, op jaarbasis een kostenbesparing van 184 miljoen euro is gerealiseerd. Dat is een enorme kostenbesparing die voor het overgrote deel bij het bedrijfsleven is terechtgekomen. Wij mogen heel tevreden zijn dat die wet dit heeft bereikt. De wijzigingen die wij nu gaan aanbrengen ter gelegenheid van de aangepaste Europese richtlijnen, de nieuwe Europese richtlijn en onze evaluatie leveren een verdere kostenbesparing van 5,4 miljoen euro op. Ook die komt grotendeels bij het bedrijfsleven terecht. 

Ik ben ook verbaasd dat Kamerleden zich kritisch hebben uitgelaten over de betrokkenheid van het mkb. Wat hier gebeurd is, zou weinig geholpen hebben. Tussen april 2013, toen met de nieuwe wet begonnen is, en eind 2014 is het aantal gunningen dat naar het mkb is gegaan, dus het aantal tenders dat gewonnen is door het mkb, gestegen van 59% naar 63%. Ik vind dat een behoorlijke vooruitgang in die korte periode. Wij moeten daar blij mee zijn en proberen om dit vast te houden, zonder overigens te denken dat "groot bedrijf" een vies woord is. Grote bedrijven hebben namelijk ook grote maatschappelijke betekenis. Ik denk dus dat wij de belangen van die bedrijven moeten behartigen, maar dat wij altijd extra aandacht hebben voor de kleinere bedrijven en het mkb. Dat hebben wij hier ook weer gedaan. Dat heeft belangrijke resultaten opgeleverd voor midden- en kleinbedrijven. Ze profiteren van de kostenbesparing en van de systematiek van de nieuwe wet, die ertoe leidt dat zij een hoger percentage hebben dan zij eerder hadden. Ik ben dus positief over die wet. Ik denk dat het goed is gelopen. 

Ook de evaluatie is bijzonder zorgvuldig uitgevoerd. Wij hebben drie externe, onafhankelijke bureaus de zaak laten doorlichten. We hebben zelf ook heel goed gekeken naar de ontwikkeling van de rechtspraak. Op grond van dat alles is de evaluatie uiteindelijk afgerond en hebben wij het stuk opgesteld dat nu bij de Kamer in behandeling is. Er is sprake van een zeer zorgvuldige evaluatie na een korte tijd, die goede resultaten heeft opgeleverd. 

Mevrouw Gesthuizen memoreerde dat ik eerder een brief over beter aanbesteden heb beloofd, maar dat ik nog niet met die brief gekomen ben. Zij heeft gelijk; ik had die brief beloofd voor het eind van het jaar. De brief is er nog niet, maar ik ben er wel een heel eind mee gekomen. Ik heb vooral gekeken naar de wijze waarop ik met de ondernemers en de aanbestedende diensten goede afspraken kan maken over de beste manier van aanbesteden. Ik ben, ook op aandragen van VNO-NCW, tot de conclusie gekomen dat wij het aanbesteden het beste regionaal kunnen organiseren. De goede bedoelingen die wij met de wet hebben, moeten in de praktijk waargemaakt worden. Dat kun je het beste in de regio doen, want daar zitten de aanbestedende overheden en de ondernemers bij elkaar. Die kunnen met elkaar bespreken welke zaken goed gaan, welke zaken beter kunnen en hoe daarover afspraken kunnen worden gemaakt. Ik ben van plan om daar een aanjager op te zetten, met een aantal personen met wie hij gaat samenwerken. Ik heb die aanjager inmiddels benaderd en ben nu samen met hem bezig om dat verder uit te werken. 

Ik verwacht op korte termijn — laten wij zeggen voor het eind van deze maand — de Kamer te informeren over wat er precies gedaan zal worden om het beter aanbesteden nader in te vullen. Ik ben daarvoor zeer gemotiveerd. Het is heel goed om mooie landelijke regels te hebben, maar het komt altijd aan op de praktijk. In de praktijk kunnen wij slagen als wij een goede samenwerking organiseren. Wij hebben al heel veel winst geïncasseerd — ik heb dat zo-even al gezegd — maar ik denk dat wij nog meer winst kunnen incasseren als wij daar op deze manier mee doorgaan. 

Ik ga nu in op de hoofdpunten die door de diverse woordvoerders naar voren zijn gebracht. Daarna zal duidelijk worden of ik nog een aantal punten heb laten liggen. U hebt mij de tijd gegeven tot kwart voor zeven. Ik zal kijken hoe ver ik kan komen tot dat moment. 

Ik heb al iets gezegd over de betrokkenheid van het mkb. Tegen mevrouw Mulder, maar ook tegen andere woordvoerders die met nadruk over het mkb hebben gesproken, waaronder de heer Monasch, zeg ik dat ik van plan ben om dat heel gedetailleerd te volgen. Wij hebben nu de gunningen die naar het mkb zijn gegaan in beeld. Ik wil ook precies in beeld hebben op welke manier het mkb bij de inschrijvingen betrokken is, zodat wij ook dat kunnen vergelijken. Door de Europese Commissie is geregeld dat alle Europese cijfers bij haar moeten worden aangeleverd. De Europese Commissie kan dus met heel gedetailleerde informatie komen over de praktijk van de aanbestedingen en de betrokkenheid van het mkb daarbij. Ik ben van plan om aan te sluiten bij de driejaarlijkse cyclus van de Europese Commissie, waardoor ik met relevante informatie naar de Kamer te komen. Op die manier kan de Kamer de ontwikkelingen volgen. 

De heer Graus vindt dat wij onze eigen Nederlandse bedrijven moeten beschermen tegen de boze Europese buitenwereld. Ik denk dat dit zeer onverstandig zou zijn. Nederland zet 80% van de export weg in de landen van de Europese Unie. Dit betekent dat onze bedrijven sterk zijn in de export en sterk staan in Europa. Als wij dus in Europa kunnen zorgen voor goede aanbestedingsregels die ook opgevolgd worden, dan biedt dit mogelijkheden voor bedrijven uit andere landen in Nederland, maar ook voor Nederlandse bedrijven in andere landen. De ervaring leert mij dat Nederland altijd meer profiteert van andere landen van die andere landen van Nederland. 

De heer Graus (PVV):

Het is per se niet waar dat de minister zegt. Wij zijn de grootste nettobetaler per hoofd van de bevolking. Wij denken daar anders over en gelukkig heel veel bedrijven ook. 

De minister heeft het over de grote boze buitenwereld Europa. Wij zijn niet tegen Europa. Ik heb daar ook helemaal niets over gezegd in mijn bijdrage. We zijn voor Europa, pro-Europa, en tegen de EU. We willen geen provincie van Brussel worden. Ik wil dat dat goed in de Handelingen komt te staan. Ik heb enkel gevraagd om eens wat meer te doen voor eigen bedrijven. Ik vind het helemaal niet gek hoor, eigen mensen en eigen bedrijven eerst. En eigen Mini's eerst, zoals ik heb gezegd. Dat is helemaal niet zo fout. We mogen best wat meer patriot zijn. 

Minister Kamp:

De heer Graus zegt dat het helemaal onjuist is wat ik zeg en vervolgens zegt hij dat Nederland de grootste nettobetaler in Europa is. Dat heeft nul komma nul met elkaar te maken. Ik heb gezegd dat Nederland een heel sterk exportland is. We zijn geloof ik het vijfde exportland van de wereld. Onze bedrijven staan sterk op de internationale markt. 80% van hun export gaat naar andere landen in Europa. Dat betekent dat als ons bedrijfsleven faire kansen krijgt in Europa via Europese aanbestedingsregels, het daar in het buitenland van profiteert. De Nederlandse ondernemers en de Nederlandse werknemers hebben daar dus belang bij. Ik heb gezegd dat ik op grond van ervaringen in het verleden inschat dat de Europese aanbestedingsregels Nederland meer opleveren dan ze Nederland kosten. De heer Graus zegt dat hij dat niet heeft gezegd. Hij heeft echter gezegd dat hij vindt dat we eigen bedrijven moeten bevoordelen. Als we eigen bedrijven bevoordelen en we maken het mogelijk dat andere landen in Europa dat ook doen, hebben Nederlandse bedrijven dus minder mogelijkheden in andere landen en dat is slecht voor Nederlandse ondernemers en voor Nederlandse werknemers. 

De heer Graus (PVV):

We hebben de Europese Unie helemaal niet nodig voor vrijhandelsverdragen. Helemaal niet, totaal helemaal niet. Zwitserland had eerder een vrijhandelsverdrag met China dan de hele Europese Unie bij elkaar. Laat ik dat even gezegd hebben. Binnen de Europese Unie behoren wij tot de grootste nettobetalers, per hoofd van de bevolking heb ik erbij gezegd. Dat is gewoon een feit. Ik ben ook woordvoerder voor de primaire sector. Die hoor je alleen maar klagen over belemmeringen van de EU. Ze zien er totaal helemaal geen voordelen van, echt niet. Dat handel drijven heeft niets met de Europese Unie te maken. Dat heeft er helemaal niets mee van doen. We kunnen ook zelf vrijhandelsverdragen regelen. Daar hebben we Brussel niet voor nodig, hoor. 

Minister Kamp:

Ik heb al gezegd dat nettobetaler zijn hier echt helemaal nul komma nul mee te maken heeft. Ik heb niet gesproken over vrijhandelsverdragen. De Europese Unie is één interne markt en daar hebben wij belang bij. Ik heb net toegelicht waarom wij daar een groot belang bij hebben. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Waar liggen volgens de minister verder nog kansen om de eisen in de aanbestedingsprocedures voor het mkb verder te verlagen? De minister zegt hier dat, in tegenstelling tot het verhaal dat vandaag in de Kamer naar voren is gebracht, nog best wat uitdagingen liggen. Onze vraag aan hem is hoe hij dat verder voor zich ziet. 

Minister Kamp:

Ik zal ingaan op de verschillende vragen en opmerkingen zijn gemaakt. Mevrouw Mulder vraagt welke mogelijkheden ik voor het mkb zie om nog meer binnen te halen. Ik heb al gezegd dat het mkb voor een heel groot deel heeft geprofiteerd van die lastenverlichting van 184 miljoen die in een paar tijd is gerealiseerd door de Aanbestedingswet. Dat is allemaal pure winst voor het mkb, wat ze daarvan hebben meegepikt. Hun aandeel daarin is groot. Ik heb gezegd dat het percentage gunningen aan het mkb in minder dan twee jaar is toegenomen van 59 naar 63. Ik denk dus dat het mkb er goed in zit. Het kan natuurlijk niet de opdrachten voor de opvolgers van de onderzeeboten, de Walrussen, binnenhalen. Dat kan natuurlijk niet. Het mkb kan echter wel een heleboel binnenhalen. 

We hebben de wet en de Gids Proportionaliteit zo opgesteld dat aanbestedende diensten iedere keer ruime mogelijkheden moeten bieden voor het mkb. Daar moeten we ook vooral mee doorgaan. De Gids Proportionaliteit is vastgesteld en zal nu aangepast worden als gevolg van de wijziging van de wet. Als er uit het hele proces van beter aanbesteden nog nieuwe ontwikkelingen komen die verbeteringen voor de Gids Proportionaliteit kunnen opleveren, zullen we die zeker doorvoeren. De Gids Proportionaliteit is er dus op gericht om ervoor te zorgen dat er steeds gekeken wordt naar het mkb, naar de kleine bedrijven: geen dingen doen die ten koste gaan van het mkb. We zijn met die gids en met die wet begonnen. De eerste resultaten zijn er. We moeten ermee doorgaan zoals ik net heb proberen aan te duiden. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik probeer voor mijzelf helder te krijgen of de minister zegt dat wij alles al helemaal perfect doen en dat het helemaal goed gaat, of dat hij toch nog kansen voor verbeteringen ziet. Een van de zaken waar het misschien in zou kunnen liggen is EMVI (economisch meest voordelige inschrijving). Hoe kijkt hij daartegenaan? 

Minister Kamp:

Ik denk nooit dat het allemaal goed is. Ik denk alleen maar dat wij proberen het zo goed mogelijk te doen, dat wij voortdurend moeten bekijken of het nog beter kan en dat wij dat ook moeten doen. In het geval van deze Aanbestedingswet heb ik binnen twee jaar een zeer uitgebreide evaluatie laten verrichten. Die is erop gericht om te bekijken wat beter kan. Ik heb de nieuwe Europese richtlijnen helemaal vertaald in de geest van de Aanbestedingswet die wij al hadden. Ik heb een aanjager aangetrokken voor beter aanbesteden, die met zijn team in de regio's aan verbeteringen gaat werken. Ik ben voortdurend geïnteresseerd in verbeteringen, met name verbeteringen ten gunste van het mkb. 

Wat EMVI betreft hadden wij in de systematiek van onze oude wet twee mogelijkheden: aanbesteden op basis van de laagste prijs en aanbesteden op basis van EMVI. Ik hoef dat niet meer toe te lichten, want dat hebben de woordvoerders al uitgebreid gedaan. In de nieuwe Europese richtlijnen is er een iets andere opzet. Ze hebben gezegd: alles is EMVI, zowel de laagste prijs als de beste prijs-kwaliteit als de laagste kosten. Maar ik vind de laagste prijs geen EMVI. Ik vind alleen beste prijs-kwaliteit en laagste kosten EMVI, waarbij je niet alleen rekening houdt met de aankoop maar ook met het vervolg op die aankoop. Je koopt bijvoorbeeld een printer maar als je daarna heel dure vullingen moet kopen, dan is de oorspronkelijke prijs misschien wel goed maar wordt het met die vullingen toch nog verkeerd. Bij de aankoop houd je dus ook rekening met alle kosten daarna. Die laatste twee, beste prijs-kwaliteit en laagste kosten, zijn beide EMVI. Dat geven wij de aandacht die de Kamer heeft bepleit. Met het amendement-Ziengs/Leegte (32440, nr. 25) is destijds ingebracht dat de voorkeur uit moet gaan naar EMVI. Dat zal zo blijven in de nieuwe opzet, waarbij EMVI in de systematiek van de Europese Commissie vanaf nu bestaat uit zowel beste prijs-kwaliteit als laagste kosten. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik snap best dat dat Europees gezien wel zo bedoeld kan zijn, maar ik ben het daar niet mee eens. Met die tweede gunningsmogelijkheid, dat tweede criterium stappen wij af van wat de Kamer altijd heeft bedoeld met EMVI, namelijk economisch meest voordelige inschrijving waarbij je prijs en kwaliteit gelijkelijk weegt. Ik snap de uitleg van de minister niet, want dat doe je volgens mij niet meer als je zegt: ik kijk niet alleen naar de kosten bij aanschaf maar ook naar de kosten in de latere jaren. Wat heeft dat met de kwaliteit te maken? Ik snap het wel. Ik heb zelf ook weleens een goedkope printer gekocht met uiteindelijk dure cartridges, maar ik zie niet in wat de discussie over kosten met kwaliteit te maken heeft. 

Minister Kamp:

Het gaat bij EMVI in de nieuwe opzet om de beste prijs-kwaliteitverhouding maar ook om de laagste kosten. Dan kijk je niet naar de laagste prijs maar naar wat het allemaal aan kosten oplevert voor degene die de opdracht uitgeeft. Dat breng je allemaal goed in beeld. Dat is een variant die wij niet bedacht hebben maar die dwingend voorgeschreven is in die richtlijn. Wij vertalen dat. Wij stellen vast dat beste prijs-kwaliteit en laagste kosten allebei in de geest van EMVI zijn zoals wij die oorspronkelijk hebben bedoeld. Daar staat tegenover puur beslissen op de laagste aankoopprijs. Dat onderscheid maken wij: de laagste prijs aan de ene kant en die twee invullingen van EMVI aan de andere kant. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit klinkt al een beetje alsof wij het niet eens gaan worden, want de minister herhaalt wat hij net zei. Wellicht komt hij er straks nog op bij de bespreking van de amendementen, maar hoe kijkt hij ertegen aan om bij een gunning op basis van kosteneffectiviteit ook om een motivering te vragen om te voorkomen dat dat tweede gunningscriterium alleen maar gebruikt gaat worden om op de laagste prijs te sturen? 

Minister Kamp:

Het vragen van een motivering levert natuurlijk extra werk op, zowel voor de aanbestedende dienst als voor de daarbij betrokken ondernemers. Ik denk dat we moeten oppassen met extra eisen. We hebben in de Aanbestedingswet al een heleboel extra eisen vastgelegd. We vinden aan de ene kant dat de administratieve lastendruk en de regeldruk verlaagd moeten worden, maar aan de andere kant komen we met een heleboel regels in de Aanbestedingswet, omdat we dat met elkaar nodig vinden. De Kamer heeft daar op verschillende punten nog wat aan toegevoegd. Als we de laagste kosten — een systematiek die door de Europese richtlijn is aangedragen en bedoeld is om juist niet alleen naar de laagste prijs te kijken, maar naar alle kosten die samenhangen met een inschrijving voor een aanbesteding — op dezelfde manier gaan behandelen als de laagste prijs, leggen we onnodig regeldruk op. Dat heeft geen meerwaarde en om die reden ben ik daar niet voor. Ik kom daar straks nog bij een concreet voorstel op terug. 

Mevrouw Mulder heeft gevraagd of ik bereid ben om verbeteringen die worden aangedragen op te nemen in de Gids Proportionaliteit. Ze noemde ook een tweetal hoogleraren die met, in haar ogen, verbeteringsvoorstellen waren gekomen. De Gids Proportionaliteit leent zich alleen maar voor bepalingen die betrekking hebben op proportionaliteit. Voor zover er suggesties zijn gedaan om dat te verbeteren, zijn die natuurlijk bij de evaluatie in beeld geweest. Ook de schrijfgroep, die de Gids Proportionaliteit nu weer aan de nieuwe wet gaat aanpassen, zal zeker alle voorstellen op dat punt bekijken en afwegen hoe we daar in het kader van die gids ons voordeel mee kunnen doen. Suggesties die buiten de proportionaliteit gaan, worden niet in de Gids Proportionaliteit opgenomen. Alle relevante suggesties zijn bij de evaluatie betrokken. Drie externe onderzoeksbureau hebben evaluaties gedaan, waarbij met het hele veld uitgebreide gesprekken zijn gevoerd. Alles wat relevant was, ook van de kant van hoogleraren, is daarbij in beeld geweest. Daar hebben we de evaluatie voor gehad. 

Mevrouw Mulder heeft gevraagd of de eisen in de aanbestedingsprocedures proportioneel zijn en of er cijfers bekend zijn over disproportionele eisen aan het mkb. Een van de punten uit de Gids Proportionaliteit is dat er geen procedure wordt gekozen die niet bij de omvang van de opdracht past. Je hebt dus ingewikkelde procedures voor ingewikkelde opdrachten, maar als je simpele opdrachten hebt, heb je ook simpele procedures. Het gaat er ook om welke eisen je stelt aan inschrijvers. Je moet geen disproportionele eisen stellen waarmee je bedrijven uitsluit, terwijl daar geen goede grond voor is. Hoe je dat moet doen, staat in de Gids Proportionaliteit. Ook de termijnen staan daarin. Als je een groot bedrijf bent, kun je snel reageren. Een klein bedrijf heeft daar wat meer tijd voor nodig. De Gids Proportionaliteit legt ook een relatie tussen de ingewikkeldheid van opdrachten en de termijn die moet worden gesteld voor antwoorden. Dat wordt in de Gids Proportionaliteit geregeld. 

Uit de evaluatie blijkt dat de proportionaliteit van aanbesteden is toegenomen en dat ook het aantal en de zwaarte van de gestelde geschiktheidseisen zich ontwikkelt zoals bedoeld was. Bij de evaluatie is dat in kaart gebracht, maar het is niet zo dat we nu precies voor de Kamer inzichtelijk kunnen maken wat proportioneel en wat disproportioneel is. Je kunt dat namelijk uiteindelijk pas beoordelen op het moment dat een ondernemer een opdracht krijgt. Wij proberen dat van tevoren zo goed mogelijk in te schatten op grond van ervaringen. Wij kijken ook hoe die eisen het beste geformuleerd kunnen worden. Op grond van die ervaringen en hetgeen door de schrijfgroep, die de Gids Proportionaliteit, heeft opgesteld, is vastgesteld, moet de praktijk zich opnieuw bewijzen. Aan de hand van evaluaties kunnen we dan met enige regelmaat bekijken hoe zich dat ontwikkelt en of nog aanpassingen nodig zijn. 

Mevrouw Mulder is ook ingegaan op de drempels. In het allereerste deel van mijn eerste termijn ben ik daarop al ingegaan. 

Mevrouw Mulder en anderen spraken ook over de mogelijkheid om vergoedingen voor tenderkosten op te nemen. Het viel mij op dat de heer Monasch daarin terughoudend was. Die terughoudendheid deel ik, omdat je met het opzetten van vergoedingen voordat je het weet in een sfeer terechtkomt die je niet wilt. Ik begrijp dat er nogal wat mensen zijn die in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur zo veel mogelijk aanvragen doen in de hoop dat gemeenten bij de afhandeling van die WOB-aanvragen een fout maken, waardoor zij aan die mensen een boete verschuldigd zijn. Daar wordt dan geld mee verdiend. Je zou je kunnen voorstellen dat je dat hierbij ook gaat krijgen. Je doet mee aan zo veel mogelijk inschrijvingen. De kwaliteit van wat je doet, doet er minder toe. Als je de opdracht niet krijgt, krijg je wel een vergoeding. We moeten niet hebben dat je daar ook geld mee kunt verdienen. Het moet allemaal realistisch zijn. 

Als je vroeger als ondernemer een opdracht van de overheid wilde binnenhalen, moest je alle regionale krantjes in het hele land bekijken, waarin de overheden verplicht waren om advertenties te zetten. Je moest al die krantjes gaan bekijken om te weten wat er allemaal speelde. Nu is dat allemaal elektronisch toegankelijk. Je kunt gewoon naar een website gaan, het bij mevrouw Gesthuizen geliefde TenderNed, waarop je inzicht krijgt in wat er allemaal aan inschrijvingen beschikbaar is. Daar kun je als ondernemer dan op inspelen. Voor de ondernemer biedt dat ontzettend veel meer marktmogelijkheden, maar het zorgt er ook voor dat de kosten voor hem of haar veel lager zijn. Op die manier worden de kosten voor de ondernemers gedrukt en de mogelijkheden vergroot. Een ondernemer maakt de afweging of hij een kans maakt bij een aanbesteding. Als hij vindt van wel, doet hij daar zijn best voor. Lukt het niet, dan heeft hij pech gehad en moet hij proberen het de volgende keer beter te doen. Als de aanbestedende dienst echter iets te verwijten valt, moet er op een andere manier worden gereageerd. Als de aanbestedende dienst iets ingewikkelds vraagt waar redelijkerwijs een vergoeding voor moet zijn, dan moet die er ook komen. Dat is in de Gids Proportionaliteit geregeld. Als de aanbestedende dienst eerst om inschrijvingen vraagt en vervolgens toch besluit om de zaak te cancelen, hebben bedrijven werk verricht en kosten gemaakt, maar hebben zij geen kans om dat terug te verdienen. In dat geval zal er ook een vergoeding gegeven moeten worden. De Gids Proportionaliteit biedt handvaten om dat te doen. Ik denk dat we dat op deze manier goed geregeld hebben. Er is geen mogelijkheid om misbruik te maken, maar er is wel de mogelijkheid om bij fouten door aanbestedende diensten met vergoedingen te komen. Verder laten we de reële risico's bij ondernemers, en dat hoort ook zo te zijn in ons land. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Zeker, met dat laatste ben ik het eens. Maar de Gids Proportionaliteit zegt het volgende over tendervergoedingen: wanneer het onvermijdelijk is dat er verhoudingsgewijs aanzienlijke kosten per inschrijving gemaakt moeten worden — denk aan visiepresentaties, maquettes en modellen, schetsen of constructiedoorberekeningen — is het proportioneel aan een inschrijver daarvoor een vergoeding te geven. Dat is dus niet alleen als een aanbestedende dienst een opdracht plotsklaps terugtrekt. Dit punt uit de Gids Proportionaliteit wordt niet of onvoldoende nageleefd. Wat vindt de minister daar nu van? 

Minister Kamp:

Over het naleven zal ik zo wat zeggen. Op het andere punt antwoord ik het volgende. Ik heb gezegd dat het, als een aanbestedende dienst dingen vraagt van ondernemers waardoor die extra kosten moeten maken, redelijk is dat daar ook een vergoeding voor komt. Als een ondernemer om mee te kunnen doen onvermijdelijk nieuwe kosten moet maken, moet daar ook een vergoeding voor komen. Los hiervan geldt dat er, als een aanbestedende dienst op het laatste moment een aanbesteding terugtrekt en ondernemers al kosten gemaakt hebben, ook daarvoor een kostenvergoeding moet komen. En als een aanbestedende dienst ... Ik had daarvan nog een ander voorbeeld genoemd. Dat was wanneer een aanbestedende dienst … Er zijn twee punten die ik nu kan terughalen. Het ene punt is dat het onvermijdelijk is dat je kosten maakt om te kunnen meedoen. Daar moet je volgens de Gids Proportionaliteit een vergoeding voor krijgen. En als, ten tweede, de aanbestedende dienst een zaak terugtrekt waardoor de ondernemer niet de kans krijgt om zijn kosten terug te verdienen, moet daar ook een vergoeding voor komen. Dat is ook in de Gids Proportionaliteit geregeld. Ik denk dat we dat goed gedaan hebben. 

Nu vraagt mevrouw Gesthuizen meteen: als dat niet toegepast wordt, wat gaat er dan vervolgens gebeuren? Daar hebben we een systematiek voor. De Aanbestedingswet en de aanbestedingsprocedures zijn civiele procedures. In Nederland is het zo geregeld dat er, als je in strijd handelt met de wet, een rechter is om dat te corrigeren. Destijds is bij de Aanbestedingswet door de georganiseerde ondernemers ook naar voren gebracht dat zij graag willen dat het via de rechter gaat, omdat de rechter heel snel kan ingrijpen. Die kan lopende een aanbesteding al zeggen: daar gaat iets niet goed; ik kom met een voorlopige voorziening en ik vind dat dat-en-dat moet gebeuren. De rechter kan dus in dit soort gevallen snel optreden als dat nodig is. We hebben dus de rechter om op te treden als dat nodig is. 

Ten tweede hebben we de Commissie van Aanbestedingsexperts. Daar kan een klacht worden ingediend als een ondernemer van mening is dat er iets niet goed is gegaan. De Commissie van Aanbestedingsexperts doet daarover een uitspraak. Als die uitspraak niet wordt gevolgd, is de partij die daardoor wordt benadeeld in de gelegenheid om naar de rechter te gaan. Hij staat dan natuurlijk ook sterk bij de rechter. 

Verder bepalen de zaken die in de Aanbestedingswet staan of een overheidsdienst wel of niet rechtmatig handelt. Als een overheidsdienst niet rechtmatig handelt, dan is de ordedienst in geval van het Rijk de Algemene Rekenkamer. Ook zijn er de accountants die de stukken van waterschappen, provincies en gemeenten controleren, of een auditdienst, die sommige van de decentrale overheden ook hebben. Die zijn er dan om te zeggen dat er iets is gebeurd wat niet rechtmatig is. Daar leggen zij dan de vinger op. 

Ten slotte kan er bij aanbestedingen boven de Europese drempels een klacht bij de Europese Commissie worden ingediend. Als er iets niet goed gaat, zijn er dus ruime mogelijkheden om daartegen op te komen. De eerste mogelijkheid is echter altijd dat je bij de aanbestedende dienst zelf terechtkunt. Wij leven in een net land. Alle overheden worden democratisch gecontroleerd. De overheden doen in de regel hun best en kunnen op klachten reageren. Wordt daar niet goed op gereageerd, dan zijn de andere mogelijkheden die ik net heb genoemd, open. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik dank de minister heel hartelijk voor zijn uitgebreide antwoord op mijn eerste vraag, maar ik heb toch nog een vervolgvraag. Vervolgens mij zit er niet zo veel licht tussen hoe de minister en ik hiertegen aankijken. Wij zijn het hierover eens. De minister corrigeerde zichzelf ook. Hij heeft het niet meer over "extra kosten" die een ondernemer maakt, maar over "kosten". Bovendien zegt hij dat in de Gids Proportionaliteit is opgenomen dat je in een aantal gevallen, als daar gewoon werk voor moet worden geleverd, een vergoeding daarvoor moet krijgen. Ik vind het prima dat ondernemers naar de rechter kunnen stappen, maar het probleem is dat dit veel te vaak zou moeten gebeuren. Het is toch veel beter als wij hier een manier afspreken waarop wij het willen. Dan zouden de aanbestedende diensten dat ook moeten naleven. 

Tot slot wil ik de minister kort voorleggen dat de VNG daarover schrijft dat dergelijke kosten onder het ondernemersrisico vallen. De VNG stelt dat bedrijven deze kosten ook niet bij elkaar in rekening brengen. Dat baart mij zorgen, want het geeft aan dat de aanbestedende diensten er helemaal geen zin in hebben om dat soort dingen te betalen. Wat vindt de minister daarvan? Welke mogelijkheden ziet hij, behalve dan dat ondernemers in laatste instantie ook nog altijd naar de rechter kunnen stappen? 

Minister Kamp:

Ik ben het met de VNG eens. Als je als ondernemer een opdracht binnen wilt halen, denk ik dat je dit alles moet bekijken. Er zijn duizenden opdrachten in dit land en daar maak je een selectie uit. Bij een aantal opdrachten denk je een goede kans te maken en dan probeer je om die opdrachten binnen te halen. Dat is gewoon je ondernemersrisico. Dat zijn je ondernemerskosten. In het geval dat een aanbestedende dienst zegt dat er een maquette bij moet komen en dat er nog van alles moet gebeuren, moeten er extra kosten gemaakt worden. Ik vind het dan redelijk dat daarvoor door toepassing van de Gids Proportionaliteit een vergoeding wordt vastgesteld. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ga in op dit punt en op het punt dat de minister in zijn antwoord op de vraag van mevrouw Gesthuizen aanhaalde. Stel nu dat een aanbestedende dienst er zelf een potje van maakt — ik chargeer het nou eventjes — en heel veel aanbestedingen niet doorgaan, terwijl de bedrijven allemaal heel erg hun best doen. Er is wel een mogelijkheid om daar een soort schadevergoeding voor te krijgen, maar dan moeten die bedrijven die via de rechter gaan achterhalen. Is er volgens de minister een andere vorm mogelijk, dus het regelen van een soort schadecompensatie in zijn algemeenheid via de Tweede Kamer? Is er, als een aanbestedende dienst het zelf echt niet goed doet, een vorm van compensatie mogelijk zonder dat daar direct een rechter aan te pas moet komen? Hiermee kun je ook de kwaliteit bij de overheid zelf verbeteren. 

Minister Kamp:

Wij spreken over overheidsinstanties in dit land. Aanbestedende diensten zijn overheidsdiensten. Die worden allemaal democratisch gecontroleerd. Als er ergens iets op een dergelijke manier verkeerd gaat, kun je naar de Tweede Kamer, de gemeenteraad of Provinciale Staten gaan en die laten ingrijpen. Zo werkt het heel goed in ons land. Ik denk dat het niet goed denkbaar is dat wij daar iets anders voor organiseren dan ik net heb gezegd. Ik heb ook gezegd dat er al veel correctiemogelijkheden zijn. Het instellen van een aparte autoriteit om het geheel van 60 miljard aan opdrachten dat de heer Verhoeven met nadruk — ik geloof wel vier of vijf keer — heeft genoemd te controleren en om als een soort toezichthouder op gemeenten en provincies te gaan fungeren, is niet goed denkbaar in ons bestel. Het is volgens mij ook niet goed op een praktische wijze te doen. Bovendien is het niet nodig, omdat de mogelijkheden die ik net heb genoemd, voldoende zijn. Mevrouw Mulder geeft een extreem voorbeeld, namelijk dat een overheidsdienst er een potje van maakt. Ik denk dat de rechter er in zo'n geval helemaal niet aan te pas zal komen, omdat er dan wel een mevrouw Mulder is die dit in de Tweede Kamer, bij de provincie of gemeente aan de orde stelt. Vervolgens zal de volksvertegenwoordiging dat corrigeren. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Is de minister eventueel bereid om eens inzichtelijk te maken hoe vaak aanbestedingen op die manier misgaan? Op die manier krijgen wij inzichtelijk hoe vaak het, bijvoorbeeld in een jaar, misgaat. Dan kunnen wij misschien met elkaar erover spreken of een algemene schadevergoeding goed is. Vindt de minister dit ook een goed idee? 

Minister Kamp:

Nee, want ik zie het niet als een groot probleem. Ik ben wel bereid om te kijken of dit een aandachtspunt kan zijn bij een volgende evaluatie. 

De heer Verhoeven (D66):

De minister zei op een gegeven moment dat een ondernemer die vindt dat hij op een bepaalde manier in het traject benadeeld is doordat hij extra kosten moest maken, terecht kan bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. Ik herinner me echter nog een relatief actueel geval waarbij deze commissie een zeer dringend advies gaf, dat door het kabinet in de wind werd geslagen. Er werd gezegd dat het slechts een commissie was die adviseert en dat het advies niet altijd gevolgd hoeft te worden. Met een stalen gezicht werd dat toen gemeld. Nu meldt de minister in dezelfde zaal dat deze commissie, waarnaar hij dus niet altijd luistert, de vluchtweg is voor ondernemers. Dat is toch een beetje de ondernemers met een kluitje in het riet sturen, of heb ik het niet goed begrepen? 

Minister Kamp:

Ik heb een scala aan mogelijkheden opgenoemd. Ik zal ze niet allemaal herhalen. Het begint ermee dat je met een klacht terecht kunt bij de aanbestedende diensten. Vervolgens is er een aantal andere mogelijkheden. De Commissie van Aanbestedingsexperts is een van de mogelijkheden. Als je een klacht hebt over een aanbesteding, kun je met die klacht naar de commissie toe. De commissie kan een uitspraak doen. Als die uitspraak vervolgens niet opgevolgd wordt en je bent het daar niet mee eens, kun je je tot de rechter wenden en zal deze een uitspraak doen. Aan de uitspraak van de rechter moet men zich wel houden. Ik denk dus dat we het op een goede manier geregeld hebben. 

Het geval dat de heer Verhoeven noemt, heb ik niet paraat. Ik weet niet of de andere partij de mogelijkheid om naar de rechter te gaan, heeft benut. Dat staat mij niet bij. Ik denk echter dat we onze beoordeling van de totale situatie niet moeten baseren op één incident bij het Rijk. De systematiek om eerst bij de aanbestedende dienst te klagen, vervolgens bij de Commissie van Aanbestedingsexperts en tot slot naar de rechter te gaan als de uitspraak niet wordt nageleefd, lijkt mij een goede. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb het niet over een incident. Ik heb het over kleine bedrijven die ook graag iets uit de pot van 60 miljard willen halen, omdat zij een goed product hebben en de overheid aan een innovatief product of een innovatieve dienst kunnen helpen. Eerst lopen zij tegen de gemeente aan die echt heel vaak geneigd is om alle opdrachten op één grote hoop te gooien en er één superopdracht van te maken, die vooral naar grote bedrijven gaat. Dat hebben we in de evaluatie kunnen lezen. Daarnaast krijgen heel veel ondernemers te maken met de gemeente of de provincie die iets extra's aan hen vraagt; dat leveren ze dan en vervolgens gaat de opdracht niet door. Ze hebben dan wel een maquette, brochure of een ander innovatief ding bedacht. Vervolgens moeten ze naar een commissie toe, waarvan het kabinet heeft gezegd dat het haar advies naast zich neer kan leggen. Dat is in ieder geval bij de scanstraat gezegd, wat een flinke discussie in de Tweede Kamer opleverde. We hebben er uitgebreid met de minister over gedebatteerd en hij heeft keer op keer gezegd dat hij het advies van de commissie naast zich neerlegde en dat hij dat kon doen omdat hij de minister was. Ik heb geen klachten over de deskundigheid van de minister, maar wel over de manier waarop het mkb zijn recht kan halen. 

Minister Kamp:

Met het beeld dat de heer Verhoeven schetst, ben ik het echt volledig oneens. Het is gebleken dat 63% van de gunningen door het mkb wordt binnengehaald. Dat is bijna twee derde deel. Bovendien blijkt dat in een periode van minder dan twee jaar in totaal voor 184 miljoen kosten zijn bespaard, voor het overgrote deel door het bedrijfsleven en daarbinnen door het mkb. Het mkb heeft er dus rechtstreeks van geprofiteerd. We hebben in de wet vastgelegd dat clusteren niet mag. Daar ga ik straks nog op in. Samenvoegen mag niet. We hebben ook een heleboel andere dingen geregeld om ervoor te zorgen dat het mkb goed in beeld komt. Over het voorbeeld van de maquette heb ik al gezegd dat er een redelijke vergoeding moet worden betaald als er bij de aanbesteding iets bijzonders wordt gevraagd bovenop wat redelijk is. Dat gebeurt conform de Gids Proportionaliteit, die ook alweer gemaakt is om het mkb te beschermen. Ik vind echt dat de heer Verhoeven hier een verkeerd beeld schetst van de werkelijkheid. 

Mevrouw Mulder heeft gesproken over een waslijst aan keurmerken, zoals zij het noemt. Ook daarmee zou het mkb het moeilijk hebben. Dat is niet zo. Een keurmerk is vaak juist bedoeld om het mkb mogelijkheden te bieden. Als je een keurmerk hebt, hoef je niet meer individueel aan te tonen dat je over de benodigde kwaliteiten beschikt om te kunnen meedoen. Je hebt het keurmerk en daardoor ben je meteen klaar. Bovendien wordt heel voorzichtig met het keurmerk omgegaan. Een keurmerk wordt namelijk alleen geaccepteerd bij aanbestedingen als datgene wat er in het keurmerk is geregeld, precies overeenkomt met hetgeen bij de aanbesteding wordt gevraagd. Het moet dus een op een mogelijk zijn. Ook is het nog eens zo dat een mkb'er die het keurmerk niet heeft, toch mag meedoen. Die kan dan een vergelijkbaar keurmerk hebben. Hij kan ook zelf aantonen dat hij aan de eisen voldoet. Keurmerken spelen dus geen grote rol. Voor zover ze een rol spelen, wordt het mkb er in ieder geval niet door benadeeld. 

Mevrouw Mulder heeft gewezen op de staatssecretaris van VWS die, zoals zij dat zegt, eigen aanbestedingsregels stelt in het kader van de zorg. Zij bevroeg mij daar kritisch over. De heer Monasch zei dat dit juist veel meer gedaan zou moeten worden. Ik denk dat de waarheid in het midden ligt. Wat de staatssecretaris van VWS heeft gedaan, mag helemaal binnen de aanbestedingsprocedures en aanbestedingskaders. Hij heeft geen procedure, regel of wet overtreden. Ik ben er geen voorstander van om dit voor alles te gaan bepalen. Wij hebben in ons land bijvoorbeeld de minimumlonen en de cao's geregeld. Bij de aanbestedingen moeten we ons binnen dat geheel houden. Daarvoor verdergaande dingen regelen, is volgens mij niet nodig. De problemen die zich voordoen binnen Europa, namelijk dat mensen van buiten Nederland hier via omwegen naartoe worden gehaald om voor te lage lonen te werken, zijn in beeld. Mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bezig om dat van een adequate reactie van het kabinet te voorzien. In het kader van de aanbestedingen is het niet nodig om nog meer te regelen dan we al doen. We regelen al erg veel op het gebied van aanbestedingen. Ik vind ook dat we tot dusver een behoorlijke balans gevonden hebben. Er is te zien dat veel werk naar het mkb gaat, dat er groei in het mkb is en dat er zeer hoge kostenbesparingen zijn gerealiseerd. 

Mevrouw Mulder sprak net als anderen over clusteren en samenvoegen, wat hetzelfde is. We kunnen clusteren niet verbieden, want we hebben het al verboden. In de wet staat dat je niet mag clusteren. Er staat in dat opdrachten niet onnodig samengevoegd mogen worden. Er staat ook een bepaling in dat opdrachten in percelen opgedeeld moeten worden als dat kan. Opdelen moet dus als het kan, en samenvoegen mag alleen als het nodig is. Er is altijd discussie mogelijk over wat wel en niet nodig is. Dat hebben we met de wet en met de Gids Proportionaliteit zo goed mogelijk ingekaderd. Er kan ook nog een toets van de rechter overheen gaan. Ik denk dus dat we op dat punt de zaak goed geregeld hebben. 

Bij een grote klus moeten we ons het volgende goed realiseren. Ik heb de onderzeeërs al genoemd, maar er zijn veel meer van dat soort grote klussen te bedenken waarvoor grote bedrijven logischerwijs als eerste in aanmerking komen. Het is goed denkbaar dat een aantal mkb'ers samenwerken en het samen aanpakken. Bij een grote klus kan een mkb-architect bijvoorbeeld het plan maken, een team van uitvoerders vormen en samen met hen op zo'n project inschrijven. Mkb'ers zijn zo gezamenlijk in staat om een opdracht binnen te halen. Voor heel grote opdrachten komt een mkb'er helemaal niet in aanmerking omdat er dingen gevraagd worden die een klein bedrijf niet kan. Dan is er de mogelijkheid om via het onderaannemerschap in beeld te komen. Het is echt niet zo dat onderaannemers altijd afgeknepen worden. Het is juist heel vaak zo dat onderaannemers dingen bieden die grote bedrijven nodig hebben, waardoor zij heel blij zijn als ze mkb-bedrijven als onderaannemer kunnen krijgen. Op het gebied van clusteren is dus wettelijk geregeld wat geregeld kan worden. Het mag niet. Waar opgesplitst kan worden, moet dat gebeuren. Mkb-bedrijven hebben bovendien nog andere mogelijkheden om voor opdrachten in beeld te komen, zoals ik net heb toegelicht. 

De voorzitter:

Ik zie dat u wilt interrumperen, mevrouw Mulder, maar ik zou eerst willen weten hoe ver de minister is met de beantwoording van de vragen. 

Minister Kamp:

Ik zie dat ik te laat ben; dat spijt mij. Ik ben nog niet op de helft, want ik ben nu bij de bijdrage van mevrouw Gesthuizen. 

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Mulder de gelegenheid om te interrumperen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Gids Proportionaliteit stelt dat clusteren in de regel is toegestaan bij logisch samenhangende, onlosmakelijk met elkaar verbonden onderdelen van opdrachten. Wat is er nu zo logisch aan wat UWV nu bijvoorbeeld doet door acht verschillende diensten zoals schoonmaak, groenvoorziening en beveiliging te clusteren? Dan wordt er toch niet conform deze gids gehandeld? Als het op die manier wordt uitgelegd, wat moet daar dan volgens de minister mee gebeuren? 

Minister Kamp:

Ik ben het helemaal met mevrouw Mulder eens. Als dit clustering is, dan kan dat niet. Wat wel kan, is dat je bij een aanbesteding verschillende aan te besteden onderdelen samenvoegt in één grote aanbesteding. Dan wordt er een procedure opgezet en zet je vervolgens bepaalde onderdelen weg. Dat zou hier het geval kunnen zijn. Dit concrete geval is mij echter niet bekend. Zoals mevrouw Mulder het beschrijft, vind ik het niet aantrekkelijk klinken. Het lijkt me dat ik me even moet verdiepen in dat individuele geval en moet kijken of er iets is op grond waarvan er zou moeten opgetreden. Ik kijk ernaar, maar ik zeg dus: clusteren mag niet. En als er opgesplitst kan worden, dan moet dat ook. Het is wel mogelijk dat je verschillende aanbestedingen gezamenlijk naar buiten brengt, maar dan moeten ondernemers wel een kans krijgen om op ieder van die onderdelen in te schrijven. Zodra je catering, beveiliging en ook het groenonderhoud aan elkaar plakt, dan wordt het een raar plaatje. Ik moet mij daar verder in verdiepen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

In ieder geval dank voor deze toezegging. 

Voorzitter: Knops

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Mulder de gelegenheid om haar interruptie af te maken. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Fijn dat de minister dit in ieder geval oppakt, maar het gaat het CDA natuurlijk om de bredere context. Dit is dan een voorbeeld, maar we horen dit gewoon veel meer. De vraag is of bijvoorbeeld zo'n autoriteit als door mevrouw Gesthuizen is genoemd, daarbij helpt. We moeten deze problematiek wat wegtrekken bij de toevallige voorbeelden die dan wel bij een minister terechtkomen, want het moet in brede zin worden opgepakt. Een dergelijke clustering gaat gewoon echt een paar stappen te ver. 

Minister Kamp:

Clusteren mag niet en opsplitsen moet als dat mogelijk is. Mevrouw Mulder zegt dat zij veel meer van dit soort voorbeelden heeft. Ik heb die niet. Ik denk dat er een heel goede verklaring kan zijn voor het door haar geschetste voorbeeld, maar ik vind het nuttig om er naar aanleiding van haar woorden naar te kijken. Ik wens gewoon dat er vastgehouden wordt aan de wet. In de wet staat dat je niet onnodig mag clusteren. Je mag dus alleen clusteren als dat nodig is. Voorts moet je splitsen in percelen als dat kan. Daar wens ik mij aan te houden. 

Ik ben toe aan de inbreng van mevrouw Gesthuizen. Ik ben al ingegaan op haar opmerkingen over beter aanbesteden. Ik heb over het laagstekostencriterium een aantal dingen gezegd die nog niet tot grote tevredenheid bij mevrouw Gesthuizen hebben geleid. Een aantal woordvoerders is ingegaan op het punt dat er eerst in Nederland een eigen verklaring was en dat er nu een verplicht uniform Europees aanbestedingsdocument komt. Mevrouw Gesthuizen heeft daar kritische kanttekeningen bij geplaatst. Wij liepen met die eigen verklaring voorop in Europa. Wij hadden die al ingevoerd. Vervolgens is dat in Europa ook ingevoerd en hebben ze dat een uniform Europees aanbestedingsdocument genoemd. Daar hadden ze oorspronkelijk een opzet voor die behoorlijk afweek van wat wij in Nederland hadden. Wij hebben dat kunnen corrigeren, zodat er nu een uitkomst is die vergelijkbaar is met wat wij in Nederland hadden en die ook tot zeer weinig extra kosten leidt. Deze wijziging van de Aanbestedingswet leidt per saldo nog steeds tot 5,4 miljoen kostenverlichting bovenop de 184 miljoen die we al gerealiseerd hebben. Ik denk dat we dus met de praktijk van het uniform Europees aanbestedingsdocument nu goed uit de voeten kunnen. Ik denk dat het verwarrend is voor ondernemers als ze voor de ene aanbesteding het ene document moeten gebruiken en voor de andere het andere. Dat maakt het voor hen niet makkelijker. Daarom hebben we de lijn gekozen dat we dat ene verplicht voorgeschreven uniform Europees aanbestedingsdocument, in een vorm die voor ons acceptabel is, nu voor de hele range van aanbestedingen gebruiken. 

Mevrouw Gesthuizen heeft ook gesproken over de Commissie van Aanbestedingsexperts. Zij heeft voorgesteld om die samen te voegen met PIANOo om daar uiteindelijk een autoriteit van te maken. Ik heb al gezegd dat ik die autoriteit niet zie zitten. Ik zie trouwens ook niet zitten dat je de Commissie van Aanbestedingsexperts, die per definitie onafhankelijk moet zijn, samenvoegt met een overheidsdienst, zoals PIANOo. Die combinatie zie ik dus ook niet zo. Ik vind wel dat die Commissie van Aanbestedingsexperts, die belangrijk en goed werk doet, versterkt kan worden. Ze heeft veel werk te doen. Daarom is er een derde expert benoemd in de commissie. Bovendien zal het secretariaat versterkt worden. Ze krijgt ook de gelegenheid om experts in te huren ter ondersteuning in individuele gevallen. Op die manier wil ik dus de effectiviteit en de mogelijkheid voor die Commissie van Aanbestedingsexperts om goed werk te doen verder vergroten. Ik denk dat we een goede voorziening hebben gecreëerd met die commissie en, in aanvulling daarop, ons eigen kenniscentrum bij de overheid. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

We horen inderdaad heel positieve geluiden van werkgeversorganisaties en brancheorganisaties over de Commissie van Aanbestedingsexperts. Het is mooi dat ze van twee naar drie experts is gegaan, maar het is nog altijd subkritisch. Het is een kleine club. Wanneer er iemand op vakantie is, zijn er nog twee over en dan kan er niet meer snel gereageerd worden. We horen veel geluiden van werkgevers, die graag zouden zien dat de commissie nog wat verder uitgebreid wordt. Is de minister in het licht van de begroting van volgend jaar bereid om eens te kijken of een toename van de capaciteit mogelijk is? 

Minister Kamp:

Ik vind dat ik al ver ga. De commissie gaat van twee naar drie en ik bied de mogelijkheid om externe experts aan te trekken en ter versterking in te schakelen in individuele gevallen. Ik zal ook het door EZ ondersteunde secretariaat versterken. Op die manier zal ik een pakket maken waardoor het volgens mij goed mogelijk is voor die commissie om goed te functioneren. Ik zal volgen of dat in werkelijkheid voldoende is. Mocht dat anders zijn, dan zal ik dat aan de Kamer melden. Gelet op wat ik nu gedaan heb, zou het niet goed zijn om nu alweer een stap verder te gaan. Dan gaan we verder dan redelijkerwijs nodig is. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik houd graag die melding in de gaten. Daar ben ik blij mee. 

Minister Kamp:

Mevrouw Gesthuizen heeft ook gesproken over TenderNed. Daar denken we verschillend over. Een heel groot deel van de besparingen voor het bedrijfsleven is trouwens gerealiseerd via TenderNed. Ik geloof, uit mijn hoofd, dat 39 miljoen besparing per jaar voor het bedrijfsleven via TenderNed is gerealiseerd. Alle informatie over aanbestedingen van overheden wordt op één website toegankelijk gemaakt. Iedereen kan dan zien wat er aan aanbestedingen is. Dat hebben we heel goed opgezet. De dienst functioneert goed. Het aantal storingen is significant teruggelopen, zoals ik heb aangekondigd. Het systeem is verbeterd. We leren al werkende steeds beter hoe we het kunnen verbeteren. Ik denk dat we met TenderNed echt iets goeds in handen hebben om het bedrijfsleven te ondersteunen en mogelijkheden te bieden om kosten te besparen. Ik geloof dat we blij moeten zijn met wat we hier opgezet hebben. 

Mevrouw Gesthuizen vroeg of TenderNed de drie nieuwe gunningscriteria tijdig kan gaan toepassen. Daar is TenderNed op tijd klaar voor. Zodra het wetsvoorstel in werking treedt, zullen die aanpassingen aan TenderNed er zijn en zal het bedrijfsleven daarvan gebruik kunnen maken. 

Mevrouw Gesthuizen zei dat klachten over het gebruik van TenderNed te lang blijven liggen, maar dat is mij niet bekend. Als ik dat signaal van mevrouw Gesthuizen krijgt, dan zal ik daar net als bij de signalen van mevrouw Mulder aandacht aan besteden. Mocht het iets zijn dat voor de Kamer interessant is, dan kom ik daarop terug bij de Kamer. 

De heer Bruins vroeg zich af of de opkomst van aankoopcentrales niet leidt tot onnodig samenvoegen. Dat mag absoluut niet. Als dat zou gebeuren, dan zou ik daar tegen zijn. Het doel van aankoopcentrales is absoluut niet het samenvoegen van opdrachten, het doel van aankoopcentrales is dat bekeken wordt of de dingen die individuele diensten allemaal moeten doen, waar ze allemaal apart expertise voor moeten opbouwen, niet gezamenlijk kunnen worden gedaan. Als je een gezamenlijke backoffice hebt, kunnen aanbestedende diensten precies volgens de regels en de bedoelingen van de wet en de Gids Proportionaliteit handelen. Aankoopcentrales nemen dus werk uit handen van de aanbestedende diensten, maar ze moeten zich absoluut aan alle voorwaarden van de Aanbestedingswet en de Gids Proportionaliteit houden en dus ook over het clusteren/samenvoegen, namelijk dat dat alleen mag als het echt nodig is. Als er gesplitst kan worden, moet dat gebeuren. Dat geldt onverkort ook voor aankoopcentrales. 

De heer Bruins heeft gezegd dat gunningscriteria soms de facto als laagste prijs fungeren. Hij vroeg of ik het gewicht van kwaliteit bij aanbestedingen kan handhaven. In het ene geval wordt gebruikgemaakt van cijfers en in het andere geval wordt een andere beoordelingsmethode gekozen. Over de manier waarop je een en ander moet proberen om te zetten in punten en cijfers wordt door het expertisecentrum PIANOo al voorlichting gegeven. Ik ben van plan om hieraan ook expliciet aandacht te geven in het project Beter Aanbesteden en om dit verder onder de aandacht te brengen van de aanbestedende diensten wanneer wij daarover regionaal gaan spreken. Ik zal het ook onder de aandacht brengen van het ministerie van Binnenlandse Zaken, zodat het extra aandacht krijgt specifiek voor de rijksoverheid. Op die manier hoop ik aan de zorgen van de heer Bruins op dit punt voldoende tegemoet te kunnen komen. 

De heer Bruins sprak ook over doelstellingen die hij geformuleerd zou willen zien op het punt van innovatiegericht aanbesteden. Ik ben eigenlijk niet van plan om daarvoor doelstellingen te formuleren. Aanbestedende diensten moeten naar mijn mening vrij zijn in hun keuze wanneer zij gaan aanbesteden. Hebben zij behoefte aan innovatiever werken en innovatievere leveringen of diensten? Dat moeten zij niet voorgeschreven krijgen maar zij moeten het zelf belangrijk vinden. Zij vinden dat ook belangrijk. Sommige aanbestedingen hebben daar niets mee te maken; daarbij hoef je daaraan dus geen aandacht te besteden. Bij andere aanbestedingen moet dat juist weer wel. Het is aan de aanbestedende diensten om daarover de goede beslissingen te nemen. De wet biedt uitdrukkelijk mogelijkheden voor het inkopen van innovaties. Dat zal via het expertisecentrum PIANOo, dat ik net heb genoemd, bij de voorlichting ook extra aandacht krijgen, zodat aanbestedende diensten, als zij daarvoor belangstelling hebben, de informatie kunnen krijgen die zij nodig hebben om de mogelijkheden die de wet biedt, te gebruiken. Naar mijn mening moeten wij geen doelstellingen of percentages formuleren voor innovatiegericht inkopen, anders dan wat men zich op dit moment al bij alle overheden, alle aanbestedende diensten realiseert. Dat is dat innovatie voor ons land belangrijk is, dat de overheid daarin een belangrijke rol kan vervullen, dat inkopen daartoe een middel is en dat men dus aandacht moet geven aan de mogelijkheden die er bij het inkopen zijn. Wij stimuleren dat via voorlichting en via mogelijkheden in de wet. Dat is de manier waarop wij dit moeten doen. 

De heer Bruins heeft ook gevraagd of ik het innovatiepartnerschap als mogelijkheid zie voor pilots gericht op nieuwe vormen van samenwerking. Dat is absoluut zo. Ik denk dat het innovatiepartnerschap aanbestedende diensten extra mogelijkheden biedt. Je kunt namelijk bij een aanbesteding contact leggen met een bedrijf waarmee je samen een innovatieve oplossing gaat ontwikkelen. Als een bedrijf dat goed doet, wordt nu de mogelijkheid geboden dat dit bedrijf dan ook rechtstreeks de opdracht voor het vervolgens te leveren product krijgt. Daarop hoeft dus niet meer een aparte aanbesteding te volgen. Dat biedt dus echt meer mogelijkheden voor innovatie. Ik denk dat het innovatiepartnerschap een goed punt is in de Europese richtlijn, dat wij dan ook terecht overnemen in onze wet. 

Behalve over innovatie sprak de heer Bruins ook over duurzaam inkopen. Over duurzaam inkopen hebben wij eerder in de Kamer gesproken. Met name mijn collega, de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, heeft dat in het najaar van 2015 gedaan. Op basis van die gedachtewisseling met de Kamer is vervolgens een Plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen opgesteld. De staatssecretaris heeft afgelopen maand in een AO met de Kamer toegezegd dat zij nog voor de zomer de Kamer zal informeren over de voortgang van het plan van aanpak. Ik denk dat dat ook de gelegenheid is om met haar te spreken over de vraag hoe het gaat met het duurzaam inkopen, ook in het licht van de Aanbestedingswet waarover wij nu spreken. 

De heer Bruins sprak ook over de Commissie van Aanbestedingsexperts. Daarop ben ik ingegaan. 

De volgende woordvoerder was de heer Monasch. Hij noemde een paar voorbeelden waarbij het voor mkb-ondernemers eigenlijk niet mogelijk is om in te schrijven. Ik ben daar al op ingegaan. Er zijn allerlei mogelijkheden om ervoor te zorgen dat het juist wel zo veel mogelijk het geval is. Het is echter wel degelijk zo dat er opdrachten zijn waarbij je als individuele mkb-ondernemer geen reële kans krijgt. Dat is bijvoorbeeld het geval als Defensie een heel groot project heeft dat ze als risicovol beschouwt en waarbij ze niet afhankelijk wil zijn van een leverancier die iets levert en dan zegt: doe er je best maar mee. Dan kan het zo zijn dat Defensie wil dat de leverancier het product levert maar ook daarna voor een bepaalde periode het onderhoud doet tegen een van tevoren afgesproken prijs en bovendien de bedrijfsvoering doet. In zo'n geval kan het zijn dat Defensie daar één pakket van wil maken, omdat zij denkt dat dat in dit geval het beste is, aangezien Defensie natuurlijk op een verantwoorde manier met overheidsgeld, belastinggeld, moet omgaan. Ik vind dat we een organisatie als Defensie maar ook het ministerie van Infrastructuur en Milieu die kans moeten bieden. 

Het mag absoluut niet zo zijn dat dat gebeurt om mkb'ers buiten de deur te houden. Het moet proportioneel zijn, daar hebben we de Gids Proportionaliteit voor. Maar we moeten de mogelijkheid niet uitsluiten dat het in een aantal gevallen voor de aanbestedende dienst de beste werkwijze is en dat het ook de beste manier is waarop de aanbestedende dienst met belastinggeld kan omgaan. 

De heer Monasch (PvdA):

Ik zit met belangstelling te luisteren. Met alle respect voor de minister heb ik het gevoel dat er een beetje geshopt wordt in de argumenten. Wat de minister zegt, kan niet allebei zo zijn. Je bent natuurlijk altijd op zoek naar manieren om goed om te gaan met belastinggeld. Maar je kunt niet de ene keer zeggen dat je het clusteren tegengaat en de andere keer een argument naar voren brengen waarom Defensie en Infrastructuur en Milieu opeens wel allerlei projecten mogen gaan clusteren of groot mogen aanpakken of vorm mogen geven met allerlei onderhoudscontracten. Het gaat erom dat er een cultuur is waarin iedereen een kans kan krijgen, met name in het geval van de besteding van overheidsmiddelen bij bedrijven in de regio. Volgens mij zijn we daar allebei naar op zoek. Met onderhoudscontracten van 25 jaar weet je dat je het kleine aannemers bijna onmogelijk maakt om mee te doen. De vraag is of de cultuur bij Defensie, bij Infrastructuur en Milieu, bij de Belastingdienst, bij overheidsorganisaties die omgaan met belastinggeld dat is opgebracht door mensen in de regio zodanig is dat men dat voorop heeft staan in plaats van alleen na te denken over wat goed is voor de eigen organisatie en hoe te krijgen wat de eigen cultuur het beste uitkomt. We hebben het voorbeeld van UWV gezien. 

Minister Kamp:

Dat is een belangrijk aandachtspunt van de heer Monasch. Het zijn twee verschillende dingen. Hij spreekt over clusteren en over grotere projecten. Ik heb al gezegd dat in de wet staat dat clusteren alleen maar mag als het echt nodig is en dat je moet splitsen als je kunt splitsen. Dat is dus iets anders dan waar we nu over spreken. Nu hebben we het erover dat je kleine projecten en kleine bestellingen hebt, maar ook grote projecten en grote bestellingen. Voor grote projecten kan het heel logisch zijn om, als je op een verantwoorde manier moet omgaan met belastinggeld, uit te spreken dat je het niet wilt laten bij de aankoop. Het is heel logisch dat je zegt dat je voor een langere periode zekerheid wilt hebben en dat degene die je de aankoop gunt, daarna zekerheid moet geven voor een langere periode. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een aanbestedende dienst dat doet in grote gevallen. 

Maar het algemene punt van de heer Monasch is terecht: het mag alleen maar gebeuren in gevallen waarin dat redelijk is. Het mag niet zo worden opgezet dat je daarmee onnodig kleine ondernemers buitensluit en een regionale binding onmogelijk maakt. 

Ik wil daarom twee dingen doen. In de eerste plaats wil ik dit punt aan de orde stellen in het regionale overleg in het kader van beter aanbesteden. In de tweede plaats vind ik dit een belangrijk punt voor een volgende evaluatie. Dan kunnen we zien hoe het zich in de praktijk ontwikkelt. Tussen nu en die volgende evaluatie zal ik dit punt blijven volgen. 

De heer Monasch (PvdA):

Ik ben in ieder geval blij met die toezegging. Maar ik kom nog even terug op het voorbeeld van het ministerie van Defensie met de opdrachten rond het vastgoed in Middelburg. Daar kun je een kleine opdracht groot maken. Een lokale aannemer zou prima een nieuwe kazerne kunnen bouwen. Als je vervolgens echter verwacht dat hij de komende 25 jaar ook het gras gaat maaien, het onderhoud gaat doen en de ruiten gaat verwisselen, maak je de opdracht zo groot dat de aannemer gaat afhaken of geen kans meer maakt. Ook daarbij gaat het erom dat men overtuigd is van de noodzaak om dit lokaal en regionaal zo goed mogelijk te faciliteren. In dit geval gaat het over defensie, maar er zijn meerdere voorbeelden genoemd. 

Minister Kamp:

Bij het volgen van wat hier gebeurt, zal ik ook kijken naar het concrete voorbeeld dat de heer Monasch noemt. Dat kan heel goed illustratief zijn. Ik zal bekijken wat daar gebeurt. Ik zal ook zien of er aanleiding is om mij met collega's te verstaan over de bedoeling van de wet, de manier waarop in de geest en volgens de cultuur van de wet gehandeld moet worden, waar dat mogelijk schuurt en hoe dat anders zou moeten. Ik zal dit dus volgen en ik zal mij in het concrete voorbeeld van de heer Monasch verdiepen. 

In antwoord op wat de heer Monasch naar voren heeft gebracht, ben ik ook al uitgebreid ingegaan op de betrokkenheid van het mkb en het al dan niet geven van vergoedingen. 

De heer Monasch is ook nader ingegaan op innovatie. Daarover heb ik al het nodige gezegd. Behalve het innovatiepartnerschap, waarover ik al iets gezegd heb, is ook de procedure voor de concurrentiegerichte dialoog die via de Europese richtlijn in onze wet komt een belangrijk punt. Dat betekent dat de aanbestedende diensten met de door hen geselecteerde deelnemers in dialoog kunnen gaan over mogelijke oplossingen. Het staat de deelnemers vrij om gedurende de dialoog tot de conclusie te komen dat wijzigingen nodig zijn. Dan mogen die ook aangebracht worden. Daar is de concurrentiegerichte dialoog voor bedoeld. 

De heer Monasch ging nog een stap verder. Hij zei: als je op een gegeven moment een aanbesteding gewonnen hebt en een opdracht mag uitvoeren, maar een paar jaar later tot de conclusie komt dat het op een andere manier goedkoper en beter kan, zou je daar eigenlijk ook de gelegenheid voor moeten krijgen. Ik weet dat zo niet. Ik zal mij nader in die situatie verdiepen. Ik denk dat je daarbij een zeker risico loopt. Als je namelijk een opdracht binnenhaalt, maar het vervolgens op een andere manier gaat doen, zullen andere bedrijven zeggen: als ik geweten had dat het ook op een andere manier mocht, had ik hier ook nog wel allerlei ideeën over! Ik denk dus dat wij daar voorzichtig mee moeten zijn. Wij hebben de ambitie om het aanbesteden door overheidsdiensten geen vrijheid, blijheid te laten zijn, maar te laten verlopen volgens strikte regels van de Aanbestedingswet. Dat is een heel goede keuze geweest omdat wij daarmee grote besparingen hebben gerealiseerd, zowel bij de aanbestedende diensten als bij het bedrijfsleven. Wij moeten ons aan die wet en aan die afspraken houden, maar waar dingen mogelijk beter kunnen, moeten wij daarnaar kijken. Wij moeten echter wel oppassen dat wij de bedoelingen en de bepalingen van de wet recht blijven doen, ook in het geval dat de heer Monasch naar voren heeft gebracht. 

De heer Monasch (PvdA):

Met die uitleg van de minister ben ik het geheel eens; laat daarover geen misverstand bestaan. Dit is het voorbeeld dat onder andere de gemeente Eindhoven bij ons heeft aangedragen. Je bent op zoek naar het beste product. De omschrijving van de aanbesteding is dus veel meer gericht op innovatie. Je bent op zoek naar de beste oplossing en je wilt weten welk bedrijf daarin het beste kan meedenken en dat product kan ontwikkelen. Op een gegeven moment heeft men dat product ook ontwikkeld. Mogen de aanbesteder en degene die de aanbesteding heeft gewonnen, dan ook samen verder? Of wordt dat onder deze wet geblokkeerd omdat er dan opnieuw aanbesteed moet worden? Dat is het spanningsveld. Je wilt de ruimte bieden om innovatie in de ontwikkelfase toe te staan, maar vervolgens ook met elkaar door te gaan als een soort van launching customer, zoals de heer Bruins dat geloof ik noemde. Die ruimte moet er in de wet zijn. Tot op heden hebben wij daarover geen amendement ingediend. Dat ligt er wel, want tot nu toe hebben wij het signaal gekregen dat dat moet kunnen binnen deze Aanbestedingswet, maar dat wil ik dan wel heel graag van de minister horen. 

Minister Kamp:

Ik zeg dat zoals de heer Monasch dat wil horen, omdat dat het geval is. Als je onder de oude regeling innovatie wilde, daarvoor een tender uitschreef, bedrijven met innovatieve voorstellen liet komen en er één voorstel uitpikte dat je wilde uitvoeren, moest je vervolgens een nieuwe aanbesteding beginnen om dat weg te zetten. Nu is het als volgt geregeld. Je wilt een bepaalde innovatie hebben. De bedrijven komen met hun voorstellen. Je pikt er een bedrijf uit. Het bedrijf werkt dat verder uit en je bent daar tevreden over. In dat geval mag je zonder aanbesteding dat bedrijf de opdracht geven. Dat is hiermee geregeld. Ik vind trouwens dat de heer Monasch een terecht voorbeeld noemde. Eindhoven is een van de gemeenten die heel actief zijn op het punt van innovatiegericht inkopen. Dat is zeer te prijzen. 

De heer Monasch sprak over de uitvoering van een motie van zijn fractiegenoot mevrouw Vermeij over arbeidsmarktbeleid. In die motie wordt gevraagd om verruiming van de uitsluitingsgronden wegens arbeidsdiscriminatie in de Aanbestedingswet. De richtlijn en het wetsvoorstel voorzien daar nu in. Een ondernemer die bepalingen inzake het voorkomen van arbeidsdiscriminatie heeft geschonden, kan worden uitgesloten van een aanbesteding. Bovendien moet de aanbesteder, als hij op iets dergelijks stuit, dat steeds melden bij de Inspectie SZW. Dat hebben wij vastgelegd in artikel 2.81a. Daarmee wordt in dit wetsvoorstel uitvoering gegeven aan de motie van het Kamerlid Vermeij. 

De heer Monasch ging voorts in op de criteria voor het gunnen. Daar hebben we het over gehad. Wij hebben in dat kader gesproken over de laagste kosten, de laagste prijs en de prijs-kwaliteitverhouding. 

De heer Monasch heeft ook gesproken over de aanbevelingen van de commissie-Elias. Zoals de heer Monasch weet, zien die aanbevelingen op de ICT-sector binnen de rijksoverheid. De wet die nu voorligt, is een implementatiewet. In het begin heb ik al geschetst hoe wij die wet hebben opgezet: via een implementatie een-op-een, plus twee wijzigingen die wij op grond van de evaluatie hebben doorgevoerd. Onderdelen uit het rapport van de commissie-Elias, voor zover die betrekking hadden op de zaken waarover wij nu spreken, die in algemene zin voor aanbestedingen gebruikt kunnen worden, zijn opgevolgd. Ik noem in dit verband bijvoorbeeld de wijze waarop moet worden omgegaan met prestaties uit het verleden. Hoe moet je die meewegen? Ik noem ook de mogelijkheid van marktconsultatie, die benadrukt moet worden. Ook dat hebben wij meegenomen. Deze wet ziet op alle werken, leveringen en diensten. Voor zover het mogelijk was, hebben wij de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Elias betrokken bij ons werk. 

De heer Verhoeven — hij is nu koffie aan het drinken — heeft onder andere gesproken over de SBIR-regeling. Hij is nogal enthousiast over die regeling. Ik deel zijn enthousiasme. Via de SBIR-regeling kunnen wij met een soort prijsvraag, een uitdaging aan de markt, bereiken dat er ideeën komen waarmee wij verder kunnen komen. De heer Verhoeven zegt dat de SBIR-regeling in feite op de wetenschapsagenda moet worden gericht. Over de SBIR is een amendement ingediend, het amendement-Van Veen/Vos. Via dit amendement is een extra budget van 3 miljoen beschikbaar gesteld voor de SBIR in 2015 en 2016. Aanbestedende partijen verdubbelen dat budget nog eens, dus wij hebben 6 miljoen beschikbaar in het kader van de SBIR. Met dit geld worden projecten gefinancierd die zien op wat de heer Verhoeven bedoelt, namelijk de routes in de wetenschapsagenda. Die routes gaan over duurzame voedselketens, zorg, bouwen, informatievergaring en geluidsoverlast rond openbare wegen. Ik denk dat daarmee een goede koppeling gelegd wordt. Terecht is dit punt gemaakt door de heer Verhoeven. Ik verwacht dat de SBIR en de SBIR-systematiek in de toekomst eerder meer dan minder toegepast zullen worden. 

De heer Verhoeven vroeg zich af of het mogelijk is om de geraamde waarde van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te bepalen. Dit is aan de orde in een van de procedures die in het wetsvoorstel zijn opgenomen. In de aanbestedingsrichtlijn is vastgelegd hoe de waarde van een opdracht voor de verschillende procedures moet worden bepaald. De richtlijn bepaalt ook hoe de waarde van innovatiepartnerschap berekend moet worden. Wij hebben die berekening vanuit de richtlijn overgenomen in het wetsvoorstel. De richtlijn laat geen keuzeruimte, dus die hebben we niet in het wetsvoorstel ingebracht. De richtlijn erkent echter wel dat de precieze waarde van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten niet kan worden bepaald. Daarom wordt in de richtlijn en het wetsvoorstel gesproken over de geraamde waarde. 

Op een aantal andere dingen die de heer Verhoeven naar voren heeft gebracht, ben ik al ingegaan. Hij heeft gezegd dat naar zijn mening duurzaamheid eigenlijk in 50% van de gevallen het criterium zou moeten zijn en niet, zoals we op dit moment hebben bereikt, 30%. 

De heer Verhoeven (D66):

Het is 13%. 

Minister Kamp:

13%. De Aanbestedingswet moet volgens mij geschikt zijn voor alle aankopen van aanbestedende diensten. Je moet ook vaak dingen inkopen waarbij duurzaamheid niet direct aan de orde is. Ik vind duurzaamheid wel over de hele linie een belangrijk aandachtspunt. Dat is het bij alle subsidieregelingen en dat moet het ook bij aanbestedingen zijn. Daarom is het goed dat mijn collega van Infrastructuur en Milieu met een plan van aanpak daarvoor is gekomen. Zij heeft aan de Kamer toegezegd dat zij voor de zomer de toepassing en de resultaten van dat plan van aanpak zal bekijken en haar conclusies met de Kamer zal delen. 

De heer Verhoeven (D66):

Het eerste punt van mij waar de minister op inging, betrof de SBIR-regeling, de "Small Business Innovation Research"-regeling waar ik zo enthousiast over ben. Hij ging een eind met mij mee. Is hij bereid om concreet toe te zeggen dat hij op de vijf thema's van de Nationale Wetenschapsagenda een SBIR-traject gaat uitschrijven? Ik heb namelijk een motie gemaakt. Als de minister zegt dat hij daartoe bereid is en die kant wel op wil, ga ik die niet indienen. Anders is het me net iets te vrijblijvend. Ook omdat het een punt van als twee jaar geleden is, wil ik nu toch wel een beetje boter bij de vis. 

Minister Kamp:

De heer Verhoeven krijgt boter bij de vis. Ik vind dat hij die link terecht legt. Ik vind echter niet dat die thema's daar het geschiktst voor zijn. De heer Verhoeven kent de systematiek van de Wetenschapsagenda. Je hebt eerst thema's en daarna routes. Ik vind die routes daar geschikter voor. Ik heb vastgesteld dat er echt een link tussen de SBIR en de routes wordt gelegd. Dat vind ik heel verstandig en het is in lijn met wat de heer Verhoeven al een aantal keren heeft bepleit. Ik denk dat hij die Wetenschapsagenda er nu terecht bij haalt. Ik zie erop toe dat dat gebeurt. Ik denk dat het in de toekomst eerder meer zal worden dan minder. 

De heer Ziengs heeft gesproken over de monitoring wat betreft het mkb. Ik heb al gezegd dat er elke drie jaar een rapport met statistische informatie beschikbaar is, ook omdat wij die aan de Europese Commissie moeten aanleveren. Dat rapport is een heleboel werk. Ik denk dat het goed werk is, omdat we daarmee de voortgang wat betreft de inzet van het mkb iedere drie jaar kunnen vergelijken. Ik heb nu al aangegeven wat er in twee jaar tijd is veranderd. We kunnen dat nu elke drie jaar weer bekijken. 

De heer Ziengs heeft gezegd dat hij het eens is met mevrouw Kroes, die als special envoy for StartupDelta heeft gezegd dat het geheel van wat er bij grote gemeenten gebeurt om start-ups meer kansen te geven bij aanbestedingen en de toepassing van overige best practices volgend jaar geëvalueerd zou moeten worden, om te bezien hoe je dat beter en breder kunt gaan toepassen. Dat is een goed punt van de heer Ziengs en ik ben bereid om dat volgend jaar te gaan evalueren. Er zijn voor start-ups heel praktische aanknopingspunten. We hebben drie websites waar zij wat dit betreft terechtkunnen. De Innovatiekoffer geeft een overzicht van alle instrumenten die er bij de overheid zijn en noemt ook inspirerende voorbeelden. We hebben de Innovatiemarkt. Dat is een platform voor het delen van de innovatiebehoeftes bij de overheid, zodat bedrijven, inclusief start-ups, daarop kunnen inspelen. Ook hebben we Inkoop Innovatie Urgent. Dat is een programmawebsite met informatie over inkoop en innovatie. Dat zijn allemaal goede middelen om dit te gaan doen. Ik ben bereid om die volgend jaar, conform het voorstel van mevrouw Kroes en de heer Ziengs, te gaan evalueren. 

De heer Ziengs heeft gesproken over de aanbestedingsexperts. Daar ben ik op ingegaan. Op de eigen verklaring ben ik ingegaan. De heer Ziengs heeft gesproken over de kostenvergoeding. Daar ben ik ook op ingegaan. 

Dan kom ik nu bij de heer Graus. Hij gaf zo zijn eigen weergave van de werkelijkheid. Hij zei: "Ik heb gezegd dat er problemen waren bij de franchise. Niemand geloofde dat en nu wordt het aangepakt. Ik heb ook gezien dat er problemen waren met wanbetalende gemeenten. Dat werd ook al ontkend. Nu krijgt dat de aandacht. De PVV krijgt altijd gelijk." Ik laat hem graag zijn eigen werkelijkheid. Verschillende partijen, onder andere de SP, de Partij van de Arbeid, de VVD, D66 en de PVV, hebben aandacht gevraagd voor de franchiseproblematiek. Ik heb die vanaf het begin heel serieus genomen. Ik ben daar vervolgens in gestapt en heb daar anderhalf jaar hard aan getrokken. Het resultaat daarvan is dat er nu een franchisecode is met een systematiek voor geschillenbeslechting. Ik bekijk nu hoe dat een verankering in de wet kan krijgen. Dat is gewoon het werk dat de Kamer doet. Die legt als volksvertegenwoordiging de vinger op een zere plek. Wij praten daar samen over en bespreken samen hoe er een oplossing kan komen. Dat is ook hierbij gebeurd. 

Datzelfde geldt ook voor wat de heer Graus wanbetalende gemeenten noemt. Wij hadden vastgesteld dat de rijksoverheid facturen voor 90%, 95%, soms nog meer, binnen 30 dagen betaalt. Bij veel gemeenten is dat ook het geval, maar een aantal gemeenten blijft achter. Wij hebben toen met elkaar afgesproken om dat inzichtelijk te maken. Ik heb zelf het initiatief daartoe genomen. Er zouden lijsten komen van gemeenten die niet tijdig betalen, zodat de gemeenteraden daarop in kunnen spelen. Die onderwerpen heeft de Kamer dus serieus genomen. Vervolgens wordt daaraan gewerkt door de regering, die de Kamer daarvoor heeft aangesteld. 

De heer Graus vroeg hoe ik het verschil verklaar tussen de positieve evaluatie en de negatieve geluiden uit het rondetafelgesprek. Die evaluatie is zeer uitgebreid geweest. Er zijn zelfs drie evaluaties geweest. Daar zijn ook uitgebreide enquêtes bij geweest onder aanbestedende diensten en ondernemers. Wij hebben ook apart statistisch onderzoek gedaan. Dat hebben wij allemaal netjes verantwoord in die evaluatie. De positieve uitkomsten daarvan heb ik al gemeld. Zo zijn er enorme kostenbesparingen gerealiseerd, vindt inmiddels bijna twee derde van de gunningen aan het mkb plaats en heeft er in een periode van minder dan twee jaar nog 4% groei in gezeten. Als er vervolgens een rondetafelgesprek komt, dan nodig ik die mensen niet uit maar de Kamer. Ik kan mij ook voorstellen dat degenen die uitgenodigd worden, vooral het punt naar voren brengen waarvan zij vinden dat het nog anders zou moeten. Dat vind ik allemaal heel erg van belang. De Kamer neemt dat nu ook mee bij de behandeling van de wet. Dat is prima. Ik heb het op mijn manier gedaan, heel uitgebreid in de evaluatie. De inbreng uit het veld is daarbij heel goed aan bod gekomen. 

De voorzitter:

Hoever bent u met uw beantwoording? 

Minister Kamp:

Ik ben met vijf, zes minuten klaar. 

De voorzitter:

Inclusief de amendementen? 

Minister Kamp:

Inclusief de amendementen. 

Over corruptie heb ik gesproken. De heer Graus vroeg wat proportionaliteit is en disproportionaliteit. Die vragen kun je wel stellen, maar je vraagt naar een relatief begrip. Proportionaliteit is iets relatiefs. Je moet bekijken of iets wel of niet proportioneel is. Daar moet je dan handvatten voor hebben. Daar hebben wij de Gids Proportionaliteit voor. Op die manier proberen wij dat te doen. Het is wel degelijk uitgelegd bij andere gelegenheden en nu opnieuw door mij. Het is een relatief begrip, dat je zo goed mogelijk moet invullen. Dat hebben wij gedaan met onze Gids Proportionaliteit. 

Hij vroeg wat ik versta onder kansarmen en mensen met een handicap. In dit verband wordt daaronder verstaan mensen die vallen onder de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Bovendien merk ik in dit verband ook personen die een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering aan als kansarmen. 

De heer Graus heeft gesproken over het keurmerk. Daar ben ik op in gegaan. Ik ben ook ingegaan op de aanbestedende diensten in relatie tot het mkb. De heer Graus heeft ook gesproken over het bevoordelen van eigen ondernemers. Daarop heb ik gezegd dat ik het heel goed vind voor de Nederlandse ondernemers als zij in Europa faire kansen krijgen, omdat zij in staat zijn de concurrentieslag in Europa aan te gaan. 

Door u aangespoord, voorzitter, kom ik bij de amendementen. Er is een viertal amendementen ingediend. Het eerste is het amendement op stuk nr. 9 van de leden Bruins en Ziengs. Zij willen dat de Gids Proportionaliteit ook van toepassing wordt verklaard op specialesectorbedrijven, zoals Schiphol, de spoorwegen, ProRail, de drinkwaterbedrijven en de netwerkbedrijven. Voor deze bedrijven is de Gids Proportionaliteit op dit moment niet voorgeschreven, maar ik heb hen wel opgeroepen om die gids toe te passen. In de helft van de gevallen doen ze dat ook. In een aantal gevallen doen ze dat niet. Daar is vaak ook een goede reden voor, omdat de Gids Proportionaliteit niet voor hen geschreven is. Het zijn andere bedrijven dan de overheidsdiensten en de aanbestedende diensten van de overheid. 

Uit de evaluatie is niet gebleken dat de specialesectorbedrijven wat betreft proportioneel handelen achterblijven bij aanbestedende diensten. Wij denken dat de praktijk bij de specialesectorbedrijven gelijk is aan de praktijk bij de aanbestedende diensten, die allemaal volgens de Gids Proportionaliteit moeten handelen. Bij de specialesectorbedrijven is de situatie zoals ik die zojuist beschreven heb. Het is volgens mij dus niet nodig om dit te doen. Ik wil ook niet meer regels hebben dan noodzakelijk is. Daarom heb ik niet voorgesteld wat de leden Bruins en Ziengs in hun amendement nu wel voorstellen. De afweging is of je de extra regels ook wilt laten gelden voor bedrijven waarvan uit de evaluatie niet is gebleken dat het echt noodzakelijk is, omdat je graag wilt dat de Gids Proportionaliteit over de hele linie consequent wordt toegepast. Die afweging laat ik graag aan de Kamer. Ik kan alleen zeggen dat de Gids Proportionaliteit dan wel moet worden aangepast. Ik weet niet zeker of dit gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze wet helemaal klaar is. Als de Kamer steun voor dit amendement zou uitspreken, moet ik deze bepaling misschien iets later van kracht laten worden. Ik heb het bewust niet in de wet opgenomen. Het oordeel over het amendement laat ik in dit geval aan de Kamer. 

Van het amendement op stuk nr. 12 weet ik niet of het ook nog door anderen dan door de heer Verhoeven is ondertekend. 

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 12 is ondertekend door de heer Verhoeven en mevrouw Van Veldhoven. 

Minister Kamp:

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. In het amendement wordt gezegd dat na "gedurende de levenscyclus" in artikel 2.115 a, eerste lid, onder b, moet worden ingevoegd "waaronder in ieder geval vallen de kosten als gevolg van CO2-uitstoot". In dat artikel 2.115a, eerste lid, onder b, wordt bepaald dat levenscycluskosten betrekking kunnen hebben op kosten toegerekend aan externe milieueffecten. In een toelichting bij dat artikel is opgenomen dat hieronder vallen de kosten van broeikasgasemissies, dus ook CO2, want dat is het belangrijkste broeikasgas. Het staat dus al in dat artikel, in combinatie met de toelichting. Het is dus overbodig om dat er nu nog een keer in te zetten; dat is dubbelop. Bovendien kun je je afvragen waarom van al die levenscycluskosten alleen maar dat ene effect apart in de tekst van dat wetsartikel wordt opgenomen en de andere externe milieueffecten van die levenscycluskosten niet worden meegenomen. Dat is niet logisch. Omdat het overbodig is — het staat er namelijk al in — en omdat het niet logisch is om het eraan toe te voegen, ook om een andere reden, moet ik het amendement op stuk nr. 12 van de heer Verhoeven en mevrouw Van Veldhoven ontraden. 

Het amendement op stuk nr. 13 is van de heer Verhoeven en mogelijk nog van een ander lid. 

De voorzitter:

Er is nog een amendement op stuk nr. 11 van mevrouw Gesthuizen. 

Minister Kamp:

Daar kom ik zo op terug, mijnheer de voorzitter. Als u het goed vindt, ga ik eerst in op het amendement op stuk nr. 13 van de heer Verhoeven en, naar ik meen, mevrouw Van Veldhoven. 

De voorzitter:

Verhoeven, Van Veldhoven en Gesthuizen. 

Minister Kamp:

Met zijn drieën hebben ze gezegd dat in artikel I, onderdeel DY, onderdeel b, in het voorgestelde tweede lid na onderdeel c een onderdeel moet worden toegevoegd, dat luidt: duurzaamheidskenmerken. Dat amendement ziet op de toepassing van het criterium "economisch meest voordelige inschrijving", het EMVI-criterium, bij aanbestedingen. Bij artikel 2.115 is al een niet-limitatieve lijst met nadere criteria, die de aanbestedende dienst kan stellen bij de toepassing van EMVI, opgenomen. Die lijst bevat reeds criteria die zien op duurzaamheid. Het gaat daarbij om zowel sociale criteria als milieucriteria en innovatieve criteria. Die zijn daar dus al in opgenomen. Het toevoegen van een onderdeel dat verwijst naar duurzaamheidskenmerken is dus overbodig. Daarom ontraad ik het amendement op stuk nr. 13. Ik heb er geen inhoudelijk probleem mee, maar het is gewoon overbodig. Je maakt een wet niet beter door het opnemen van een overbodige bepaling. 

Het amendement op stuk nr. 11 van mevrouw Gesthuizen heeft betrekking op de laagste kosten. In het wetsvoorstel zijn drie gunningscriteria opgenomen in plaats van de twee gunningscriteria EMVI (economisch meest voordelige inschrijving) en laagste prijs. Dat was in de aangepaste Europese richtlijn voorgeschreven. Het gunnen op de laagste prijs moet worden gemotiveerd door de aanbestedende dienst. Als de aanbestedende dienst alleen de laagste prijs als criterium wil hanteren, dan moet hij dat motiveren. Je moet het uitvoeren of je moet het uitleggen. Het gunnen op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding en ook het gunnen op basis van de laagste kosten — ik ben daar al op ingegaan; het gaat om de laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit — waren samen onder het oude EMVI-begrip begrepen. Dat hoeft niet gemotiveerd te worden. Dat kun je dus doen. Bij de behandeling van de Aanbestedingswet in 2012 is bepaald dat gunnen op basis van EMVI de voorkeur heeft. Ik heb het amendement-Ziengs al genoemd. Daarom is bepaald dat, indien gunning op de laagste prijs plaatsvindt, de aanbestedende dienst dat moet motiveren. In de andere gevallen hoeft dat niet. 

De criteria voor het gunnen op basis van de laagste kosten zien in de regel op kwaliteitsaspecten. Ik heb mevrouw Gesthuizen daarvan al een voorbeeld genoemd. Gunnen op de laagste kosten is een vorm van gunnen op basis van EMVI. PIANOo geeft ook aan dat gunnen op de laagste kosten binnen EMVI valt. Ook de Europese Commissie heeft dat zo geformuleerd. Dan is het logisch dat je die beide dingen, de beste prijs-kwaliteitverhouding en de laagste kosten gelet op de kosteneffectiviteit, op dezelfde manier behandelt. De lijn die we op dit punt hebben ingezet bij de Aanbestedingswet 2012 wordt bij deze wetswijziging vastgehouden. Als we ook een motiveringsplicht gaan opnemen bij gunning op de laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit, dan legt dat een onnodige administratieve last bij de aanbestedende diensten. Daar schieten we niets mee op. Om die reden ontraad ik dit amendement van mevrouw Gesthuizen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik wil er liever niet in tweede termijn op terugkomen, dus ik stel deze vraag nu. Ik heb begrepen dat in de conceptversie van de wetswijziging die we vandaag bespreken, in de versie voor de consultatie, stond dat er bij dit criterium wel gemotiveerd zou moeten worden. Blijkbaar was de minister of het ministerie eerst van mening dat de redenering die ik volg, wel de juiste lijn was. Ik ben benieuwd op wiens voorspraak dit nu uiteindelijk toch is gewijzigd en dit in het definitieve wetsvoorstel terecht is gekomen. 

Minister Kamp:

Ik weet dat niet. Ik weet wel het volgende. Bij de totstandkoming van zo'n wet proberen we om heel consequent te handelen. We hebben een-op-een de relevante Europese richtlijnen, namelijk twee gewijzigde en één nieuwe, geïmplementeerd. Bij de keuzes die daarbij gemaakt konden worden, hebben we de systematiek van de Aanbestedingswet 2012 gevolgd. We hebben twee aanvullende wijzigingen doorgevoerd op grond van de evaluatie. En, zoals we altijd doen, hebben we het ter consultatie op internet gezet. Dan krijg je uit het veld allerlei reacties. Daar luister je naar, daar denk je over na en dan stel je een definitief voorstel vast, dat naar de ministerraad en naar de Raad van State gaat en uiteindelijk bij de Tweede Kamer terechtkomt. Ik kan zo niet terughalen op welk moment er iets is gewijzigd en op aandragen van wie. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben ook even in het papierwerk van mijn twee amendementen gedoken. De minister was er nogal kort en stellig over, ook in negatieve zin. Bij zijn commentaar op mijn amendement op stuk nr. 13 zei de minister dat het al gebeurde. In het lijstje van zaken die nu in het wetsartikel worden genoemd, staat echter alleen het woord "milieu", terwijl ik het heb over "duurzaamheid". Dat zijn wel twee verschillende dingen. We kunnen hierover eindeloos semantische discussies voeren, maar mijn punt is dat duurzaamheid toch echt wel iets anders is dan milieu. Verder staat er niks bij die zaken wat het overbodig zou maken. De minister kan het ermee oneens zijn of het overdreven vinden, maar het is niet overbodig, want milieu en duurzaamheid zijn twee totaal verschillende dingen. Dat is mijn eerste vraag naar aanleiding van mijn amendement op stuk nr. 13. 

Minister Kamp:

Dat moet ik met de heer Verhoeven oneens zijn. Er staat namelijk niet alleen maar "milieu". Ik vind milieu overigens wel belangrijk als het gaat om duurzaamheid, net zoals de heer Verhoeven dat vindt. Ik ben het met hem eens dat dat niet het enige is. In artikel 2.115 staat: "sociale, milieu en innovatieve kenmerken". Dan heb je het wel compleet. Sociale aspecten, milieuaspecten en innovatieve aspecten worden in die wet al genoemd. Dan kun je die nog eens apart beschrijven als zijnde duurzaamheidskenmerken, maar dat levert geen meerwaarde op. Vandaar dat ik het amendement ontraden heb. 

De heer Verhoeven (D66):

Dan zal ik daar nog even naar kijken, want ik snap de minister maar ik ben het niet met hem eens dat het overlapt. 

Ik zal het tweede deel van mijn interruptie — als het nog mag, voorzitter — aan een ander amendement besteden, namelijk dat op stuk nr. 12. Dat is volgens de minister ook overbodig. Hij zei: dat staat er al in; "broeikas" en "CO2" overlappen elkaar. Dat is een volledige overlap, dus ik ben het volledig met de minister eens dat die twee termen elkaar volledig dekken, maar dat staat alleen in de memorie van toelichting genoemd en niet in de wetstekst zelf. En als we het echt willen, moeten we het ook in de wetstekst zelf zetten. Dus als de minister dat wil regelen en "broeikasgassen" niet alleen in de memorie van toelichting maar ook in de wetstekst zelf wil zetten, trek ik het overbodige amendement met alle plezier in. Maar dat doe ik niet als het alleen in de memorie staat, want dat is niet voldoende. 

Minister Kamp:

Ik heb geen enkele terughoudendheid om verbeteringen te omarmen en zeker niet als die van de heer Verhoeven komen. In dit geval gaat het echter in de tekst van de wet over "kosten toegerekend aan externe milieueffecten". Dan kun je je nog afvragen wat externe milieueffecten zijn. Dat wordt in de toelichting nader verduidelijkt. Daarin wordt gesteld dat daaronder ook de kosten van broeikasgasemissies vallen. De heer Verhoeven en ik weten allebei dat je bij broeikasgasemissies vooral praat over CO2. Het staat er dus gewoon voldoende in. In dit geval moet ik toch proberen om mijn neiging te weerstaan om verstandige voorstellen van de heer Verhoeven te omarmen. 

De heer Verhoeven (D66):

Tot slot. Ik vind het argument van de minister over mijn amendement op stuk nr. 12 tamelijk overtuigend, dus ik zal daar nog een keer goed naar kijken. Ik neig zelf naar het intrekken van dat amendement. Maar bij het amendement op stuk nr. 13 vind ik eigenlijk dat ik overtuigender was. Dat amendement ga ik dus overeind houden en zodanig aanscherpen dat de minister niet anders kan dan toegeven dat het een verrijking is van de toekomst op het gebied van aanbesteden. 

Minister Kamp:

Ik stel de constructieve dialoog met de heer Verhoeven weer op prijs. 

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik was hiermee ook aan het eind van mijn eerste termijn gekomen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dit is het einde van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken en verzoek de woordvoerders om zich bij mij te melden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dien een drietal moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Europese aanbestedingsdrempels relatief laag liggen, waardoor overheidsaanbestedingen al snel verplicht Europees moeten worden aanbesteed; 

overwegende dat overheden door de huidige aanbestedingsdrempels weinig ruimte hebben om lokaal aan te besteden, waardoor kleine spelers het onnodig verliezen van de grote spelers over de grens; 

overwegende dat de meeste lidstaten van de Europese Unie nog geen voorstander zijn van het verhogen van aanbestedingsdrempels, terwijl hun steun wel van belang is om tijdens de onderhandeling over de Government Procurement Agreement (GPA) een positief resultaat te behalen; 

verzoekt de regering om in 2016 een verhoging van de Europese aanbestedingsdrempels te agenderen in de Europese Unie en resultaten hiervan met de Kamer te delen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Ziengs, Monasch en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34329). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de gunning van opdrachten aan het mkb nagenoeg gelijk gebleven is sinds inwerkingtreding van de Aanbestedingswet; 

overwegende dat prijs bij aanbestedingen soms zwaarder meetelt dan de bedoeling is; 

overwegende dat de nadruk op prijs de kans kleiner maakt dat opdrachten aan het mkb worden gegund; 

verzoekt de regering om in overleg te treden met de schrijfgroep van de Gids Proportionaliteit teneinde deze uit te breiden met technische aanwijzingen die eraan bijdragen dat de nadruk minder komt te liggen op de prijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Verhoeven, Ziengs, Monasch, Bruins en Gesthuizen. 

Zij krijgt nr. 15 (34329). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat aanbestedingen soms worden ingetrokken omdat er door de aanbestedende dienst fouten zijn gemaakt of omdat nieuwe politieke en/of financiële doelen worden gesteld; 

overwegende dat inschrijvers soms al vele weken aantoonbaar aan een aanbesteding hebben gewerkt voordat deze wordt ingetrokken; 

overwegende dat van belang is dat de professionaliteit van overheidsinkopen wordt verbeterd; 

verzoekt de regering om voor 1 januari 2017 inzichtelijk te maken hoe vaak aanbestedingsprocedures in de afgelopen jaren te laat zijn ingetrokken en in hoeveel van die gevallen hierbij schadevergoedingen zijn uitgekeerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Gesthuizen, Verhoeven, Ziengs, Monasch en Bruins. 

Zij krijgt nr. 16 (34329). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nu nog een laatste kort statement. Ik dank de minister voor de toezegging over de cijfers. Wij zien die met belangstelling tegemoet. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik wil nog een keer heel duidelijk de volgende vraag stellen: wanneer gaat de wet in? Dat heb ik nog niet gehoord van de minister. Zal TenderNed echt op tijd klaar zijn met het doorvoeren van de wijzigingen, zodat de drie gunningscriteria gebruikt kunnen worden? Zou anders de inwerkingtreding van de wet uitgesteld kunnen worden, zodat TenderNed, de aanbestedende diensten en bedrijven hun processen kunnen aanpassen? 

Nu kom ik op het reeds ingediende amendement. Ik vind het heel raar, of eerlijk gezegd zo krom als een kromme banaan, dat de minister hier zegt dat EMVI gewoon hetzelfde is als de laagste kosten. Als dat het geval was, hadden wij toch ook nooit met z'n allen verzonnen dat je het moet motiveren als je gunt op de laagste prijs? Er is een duidelijk verschil tussen EMVI en de laagste prijs, dus ik handhaaf mijn amendement op dit punt zeker. 

Er is een amendement in de maak over de autoriteit. De minister wil dat niet. Ik weet niet of dat amendement het gaat halen. Zou de Commissie van Aanbestedingsexperts anders niet meer naar de doelmatigheid van de aanbestedingen moeten kijken? Dat zou mogelijk zoden aan de dijk zetten. 

Tot slot dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het midden- en kleinbedrijf gelijke kansen moet krijgen bij het meedingen naar een aanbesteding en dat bovenmatig clusteren dit belemmert; 

constaterende dat in de Aanbestedingswet 2012 onnodig clusteren verboden is, dat de Gids Proportionaliteit hier uitleg over geeft, maar dat desondanks toch onnodig wordt geclusterd; 

verzoekt de regering, de schrijfgroep van de Gids Proportionaliteit te vragen, deze aan te passen zodat verhelderd wordt wanneer sprake is van onnodig clusteren van opdrachten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Ziengs, Monasch, Verhoeven, Agnes Mulder en Bruins. 

Zij krijgt nr. 17 (34329). 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zal drie moties indienen, maar dank de minister eerst voor zijn antwoorden en voor de waarderingen die hij heeft gegeven aan de amendementen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Commissie van Aanbestedingsexperts voorziet in een laagdrempelig klachtenmeldpunt voor ondernemers en bemiddelend kan optreden door advies uit te brengen; 

overwegende dat de behoefte bij ondernemers groot is om de rechtmatigheid van aanbestedingsprocedures te toetsen; 

van mening dat een korte doorlooptijd wenselijk is, zodat adviezen beschikbaar zijn voordat de definitieve gunningsbeslissing is genomen; 

verzoekt de regering, de capaciteit en doorlooptijden van de Commissie van Aanbestedingsexperts te monitoren en de Kamer hierover ten minste eens per jaar te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Agnes Mulder, Ziengs, Verhoeven, Gesthuizen en Monasch. 

Zij krijgt nr. 18 (34329). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het innovatiepartnerschap mooie kansen biedt om de innovatiekracht van bedrijven te benutten; 

van mening dat publiek-private samenwerking tussen de overheid en meerdere mkb-bedrijven ook op korte termijn tot innovatieve oplossingen kan leiden op lokaal niveau, bijvoorbeeld via convenanten; 

verzoekt de regering, pilots in gang te zetten waarbij publiek-private samenwerking plaatsvindt tussen de overheid en meerdere mkb-bedrijven gezamenlijk, om tot lokale innovatieve oplossingen te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Agnes Mulder en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 19 (34329). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat aanbestedende diensten en specialesectorbedrijven de regelgeving in de Aanbestedingswet en de wettelijk geborgde Gids Proportionaliteit nog te vaak overtreden; 

overwegende dat het stellen van disproportionele geschiktheidseisen en het onnodig clusteren van opdrachten leiden tot het uitsluiten van een deel van de markt en een ongewenste inperking van concurrentie bij aanbestedingen; 

verzoekt de regering, onafhankelijk toezicht te organiseren bij aanbestedingen, bijvoorbeeld bij PIANOo, inclusief een jaarlijkse rapportage, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 20 (34329). 

De voorzitter:

De heer Graus ziet af van zijn tweede termijn. Het woord is aan de heer Monasch. 

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Ik had in de eerste termijn twee vragen gesteld die nog niet beantwoord zijn, maar dat doet niet af aan mijn dankwoord voor de beantwoording van al die andere vragen. Ik dank ook de ondersteuning van de minister voor de informatie. De eerste vraag ging over de ruimte die gemeenten met deze wet hebben om zelf aanbestedingen te doen in het kader van kleinschalige asielopvang. Gemeenten botsen vaak met het COA hierover. De vraag is of er binnen de Aanbestedingswet ruimte is om zelf de aanbesteding te doen, in samenwerking met het COA, dan wel eigenstandig. De tweede vraag is ook door collega Mulder gesteld. Misschien heb ik het antwoord gemist. De vraag ging over de evaluatie van de uitgangspunten van de wet in het kader van de Europese Commissie. Is de minister er al mee bezig vanuit het departement en op welke manier worden de lidstaten, en dus ook de Kamer, erbij betrokken? We hebben ons nu vooral gericht op aanpassing van de richtlijnen, maar op dat moment staan ook de uitgangspunten ter discussie. Ik krijg graag inzicht in die procedure. 

Tot slot zijn wij zeer tevreden dat een lidstaat een inschrijving kan verbieden als het alleen maar gaat om de prijs of de kosten. Zo'n aanbesteding kan worden verboden of beperkt. Het wordt misschien het beste samengevat in overweging 90 uit de richtlijn. De kwaliteit moet vooropstaan en als dat niet het geval is en het alleen om de prijs of de kosten gaat, heeft de lidstaat de mogelijkheid om dat te doen. Dat is winst. Laten we vooral die kant opgaan, want het gaat om de kwaliteit. Dat hebben we al gezien in de zorg en wat ons betreft zal het op tal van andere punten ook verder die kant op moeten. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er, ondanks de wettelijke bepaling tegen het onnodig samenvoegen van opdrachten, nog te veel opdrachten samengevoegd worden; 

overwegende dat samenvoeging van aanbestedingsopdrachten ongunstig is voor het mkb; 

verzoekt de regering, te komen met voorstellen om het onnodig samenvoegen van opdrachten tegen te gaan, in het kader van beter aanbesteden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven, Gesthuizen, Monasch, Agnes Mulder, Bruins, Ziengs en Graus. 

Zij krijgt nr. 21 (34329). 

De heer Verhoeven (D66):

Mijn tweede motie gaat over het aandeel innovatief inkopen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de overheid als doel heeft gesteld om 2,5% van alle inkopen te besteden aan innovatieve producten, diensten en oplossingen; 

overwegende dat het CPB onlangs in het rapport Kansrijk innovatiebeleid heeft bepleit dat het innovatief aanbestedingsinstrument SBIR zeer succesvol is in het stimuleren van innovatie en dat de overheid meer zou moeten investeren in dit instrument; 

verzoekt de overheid, het doel om 2,5% van alle inkopen te besteden aan innovatieve producten, diensten en oplossingen te verhogen naar 5%, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 22 (34329). 

De heer Verhoeven (D66):

Ik wil nog twee korte opmerkingen maken. Ik dank de minister voor de antwoorden. Hij heeft echter wel een aantal problemen ontkend door een beetje vast te houden aan de papieren werkelijkheid, met name met betrekking tot de positie van het midden- en kleinbedrijf. Vandaar dat ik de motie heb ingediend over het onnodig samenvoegen tot superopdrachten, waardoor kleine bedrijven gewoon geen kans hebben. Ik ben blij dat de hele Kamer dit punt op een aantal verschillende momenten heeft ingebracht. Ik hoop echt dat de minister gemotiveerd is om in de praktijk ervoor te zorgen dat het beter gaat worden. Ik weet dat hij ook niet wil dat opdrachten worden samengevoegd. Hij zegt steeds dat clusteren niet is toegestaan. Onnodig clusteren mag niet, maar het woord "onnodig" geeft misschien te veel ruimte aan gemeenten om het toch te doen. Ik ben wel heel blij met de inzet van de minister op het gebied van de SBIR. Daarom heb ik daarover geen motie ingediend. 

De heer Ziengs (VVD):

Voorzitter. Ik heb slechts een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het van belang is dat aanbestedingsprocedures openstaan voor jonge, innovatieve bedrijven waaronder start-ups, zodat innovatieve oplossingen maximaal in beeld komen; 

constaterende dat er op decentraal niveau wordt gewerkt aan het toegankelijker maken van aanbestedingen voor jonge innovatieve bedrijven via onder andere een testlab van een aantal grote steden, gericht op het uitwisselen van kennis, ervaringen en voorbeelden; 

van mening dat het van belang is dat best practices die worden ontwikkeld snel gemeengoed worden; 

verzoekt de regering om dit testlab en soortgelijke initiatieven alle ruimte te bieden, de voortgang te volgen en waar mogelijk op te treden als launching customer of anderszins van steun te zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs, Agnes Mulder en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 23 (34329). 

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Dank voor uw snelle medewerking. Hierna is er nog een debat. Als de minister in verband daarmee de moties kort en bondig kan becommentariëren, zou mijn dank groot zijn. Nog niet alle moties zijn uitgedeeld, dus daarom schors ik voor enkele ogenblikken. Daarna zal de minister dus ingaan op de moties en eventueel gestelde vragen beantwoorden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Kamp:

Voorzitter. In de motie-Mulder c.s. op stuk nr. 14 wordt de regering gevraagd om nog in 2016 een verhoging van de Europese aanbestedingsregels te agenderen bij de Europese Unie en de resultaten hiervan met de Kamer te delen. Ik ontraad deze motie omdat dit geen zin heeft, zoals ik al gezegd heb. De drempels zijn mondiaal vastgesteld. De Europese Commissie heeft daar een richtlijn voor gemaakt. Daaraan voorafgaand is er overleg geweest met de landen. Daaruit bleek onvoldoende steun van de andere landen voor ons streven om de drempels te verhogen. Op dit moment is het niet kansrijk om dat opnieuw te agenderen. De eerstvolgende gelegenheid om het met een kans op succes te doen, is als er opnieuw een mondiale en Europese ronde gemaakt wordt. Dan wil ik dat zeker doen, maar eerder heeft het geen zin. Ik heb geen zin om dingen te doen die kansloos zijn. Daarom ontraad ik deze motie. 

In de motie-Mulder c.s. op stuk nr. 15 wordt de regering gevraagd om in overleg te treden met de schrijfgroep van de Gids Proportionaliteit teneinde deze gids uit te breiden met technische aanwijzingen die eraan bijdragen dat de nadruk minder komt te liggen op de prijs. Deze motie ontraad ik ook. Ik vind de prijs een belangrijk element bij aanbestedingen. Wij hebben belastinggeld uit te geven voor de overheid. Dat belastinggeld moet zorgvuldig uitgegeven worden. Met de Aanbestedingswet doen we dat op een zeer zorgvuldige manier. Ik denk dat de Gids Proportionaliteit daar ook een uitstekende ondersteuning bij is. Het is een evenwichtig geheel. Ik denk echt dat het niet goed is om nu nog minder nadruk op de prijs te leggen, alsof dat iets is wat nauwelijks relevant is. Dan wordt het evenwicht eruit gehaald. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 15. 

In de motie-Mulder c.s. op stuk nr. 16 wordt de regering gevraagd om voor 1 januari 2017 inzichtelijk te maken hoe vaak aanbestedingsprocedures in de afgelopen jaren te laat zijn ingetrokken en in hoeveel van die gevallen hierbij schadevergoedingen zijn uitgekeerd. Ik weet niet hoeveel werk dat zal kosten om dat allemaal uit te zoeken. Er zijn in de afgelopen jaren zeer veel aanbestedingen geweest. Om dat allemaal terug te halen, lijkt me een heleboel werk dat weinig zin heeft. Ik denk dat het goed is om dit nu te volgen en om dat mee te nemen bij een volgende gelegenheid dat we rapporteren over de gang van zaken. Daar ben ik toe bereid. Het lijkt me echter niet goed om onze ambtelijke man- en vrouwkracht te besteden aan het uitzoeken en optellen van alle aanbestedingsprocedures en eventuele schadevergoedingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 16 ook ontraad. 

In de motie-Gesthuizen c.s. op stuk nr. 17 wordt de regering verzocht, de schrijfgroep van de Gids Proportionaliteit te vragen deze aan te passen, zodat verhelderd wordt wanneer er sprake is van onnodig clusteren van opdrachten. Uit de evaluatie is gebleken dat de problemen die ervaren worden, niet zitten in de regelgeving of in de Gids Proportionaliteit, maar dat die te maken hebben met de toepassing daarvan. Op die toepassing is ons project Beter aanbesteden gericht. De regels zijn dus goed. We gaan ons nu met het regionale project Beter aanbesteden op de toepassing richten. Het heeft geen zin om nu de regels te gaan veranderen. Het heeft geen zin om dat onnodig clusteren anders uit te leggen of het woord "onnodig" weg te halen. De strekking van de wet is volstrekt duidelijk. Clusteren mag niet tenzij het echt nodig is. En als je kunt splitsen, moet je dat doen. Dat wil ik graag zo uitvoeren. Ik wil dat vervolgens ook in de praktijk waargemaakt zien. Vandaar dat project Beter aanbesteden. Ik ontraad de motie op stuk nr. 17. 

In de motie-Bruins c.s. op stuk nr. 18 wordt de regering verzocht, de capaciteit en doorlooptijden van de Commissie van Aanbestedingsexperts te monitoren en de Kamer hierover ten minste eens per jaar te informeren. Als de Kamer dat wenst, zal ik dat doen. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 18 aan de Kamer. 

In de motie-Bruins c.s. op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht, pilots in gang te zetten waarbij publiek-private samenwerking plaatsvindt tussen de overheid en meerdere mkb-bedrijven gezamenlijk, om tot lokale innovatieve oplossingen te komen. Ik vind het niet nuttig, omdat de aanbestedende diensten te gaan opdringen. We hebben hun een scala aan mogelijkheden gegeven om dit soort dingen te gaan doen. We zien ook dat het in de praktijk voor het mkb al goed heeft uitgepakt en dat er ook nog groei in zit. Ik vind het gekunsteld om nu deze pilots in gang te zetten zonder dat het echt een meerwaarde heeft. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 19. 

In de motie op stuk nr. 20 van de heer Bruins en mevrouw Gesthuizen wordt de regering verzocht, onafhankelijk toezicht te organiseren bij aanbestedingen, bijvoorbeeld bij PIANOo, inclusief een jaarlijkse rapportage. Ik heb in eerste termijn al aangegeven hoe de handhaving werkt. Ik zal dat nu niet herhalen. Er is een heel systeem. Je kunt eerst met een klacht naar de dienst gaan. Je kunt ook bij de Commissie van Aanbestedingsexperts terecht met een klacht. Je kunt rechtstreeks naar de rechter gaan. Je kunt na die commissie nog een keer naar de rechter gaan. Ik heb ook gezegd welke rol de rekenkamers, de ordediensten en de accountants spelen. Ik denk dat we een sluitend geheel hebben. Dit is naar mijn overtuiging geen goede aanvulling. Ik ontraad de motie op stuk nr. 20 van de heer Bruins en mevrouw Gesthuizen. 

In de motie-Verhoeven c.s. op stuk nr. 21 wordt de regering verzocht om met voorstellen te komen om het onnodig samenvoegen van opdrachten tegen te gaan in het kader van beter aanbesteden. Inhoudelijk heb ik daar geen verschil van mening over met de Kamer. Ik vind dat het samenvoegen van opdrachten alleen maar mag als het nodig is. Voor zover dat ook voorkomt als het onnodig is, is dat niet goed. Ik ben dus van plan om daar uitdrukkelijk aandacht aan te besteden in het project beter aanbesteden. Dat betekent dat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 21 aan de Kamer laat. 

In de motie op stuk nr. 22 verzoekt de heer Verhoeven de regering om het doel om 2,5% van alle inkopen te besteden aan innovatieve producten, diensten en oplossingen te verhogen naar 5%. Ik denk dat het niet goed is om dat te doen. Met die 2,5% hebben we een redelijke bodem gelegd. Ik denk dat de aanbestedende diensten dat zelf van geval tot geval moeten beoordelen. We weten dat er over een breed front aandacht voor is. Die aandacht zal er ook blijven, maar het lijkt me geen goede zaak om nu kunstmatig voor alle aankopen het percentage op 5 te zetten. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 22 van de heer Verhoeven. 

In de motie-Ziengs c.s. op stuk nr. 23 wordt de regering gevraagd om in een testlab en soortgelijke initiatieven alle ruimte te bieden, de voortgang daarbinnen te volgen en waar mogelijk zelf als regering op te treden als launching customer of anderzijds van steun te zijn waar het gaat om het openstellen van aanbestedingsprocedures voor jonge en innovatieve bedrijven. Met het innovatiepartnerschap wordt al meer ruimte geboden. Ik steun via PIANOo al innovatie. Ik zal in de volgende evaluatie ook het gebruik van het innovatiepartnerschap nader bekijken. Hetgeen in deze motie naar voren wordt gebracht is daarmee in lijn. Daarom laat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 23 van de heer Ziengs c.s. aan de Kamer. 

Ik heb nog iets goed te maken aan de heer Monasch. Op één punt kom ik er met hem nu niet helemaal uit omdat ik zijn punt niet helemaal begrepen heb. Ik zal mij daar met hem apart over verstaan. Hij sprak over de evaluatie van de uitgangspunten. Ik krijg niet helemaal goed mee wat hij daarmee bedoelt. Dat zal aan mij liggen. Ik zal daar apart met hem over spreken en kijken hoe ik recht kan doen aan zijn opvatting op dat punt. 

Het andere punt dat hij naar voren heeft gebracht is dat ik gemeenten de ruimte moet bieden bij het organiseren van kleinschalige asielopvang. De Aanbestedingswet mag dat van hem niet in de weg staan. Die Aanbestedingswet staat dat niet in de weg, kan ik de heer Monasch verzekeren. Als gemeenten onroerend goed willen kopen of huren om dat voor de opvang van asielzoekers geschikt te maken, dan heeft de Aanbestedingswet daar geen betrekking op. Het staat ze helemaal vrij om dat te doen. Als ze vervolgens onroerend goed gekocht hebben en het willen inrichten, dan mogen ze dat verder opzetten en invullen samen met het COA. Dat kan ook gebeuren. Ik ben er dus van overtuigd dat met deze Aanbestedingswet mogelijk is wat de heer Monasch beoogt, namelijk gemeenten en provincies in staat stellen om hun bereidheid om asielzoekers op te vangen ook daadwerkelijk uit te voeren en effectief te kunnen optreden in hun eigen omgeving. Daarom denk ik dat dit punt van de heer Monasch terecht is, maar dat het niet nog apart optreden van mijn kant en een wijziging van de Aanbestedingswet behoeft. 

Mevrouw Gesthuizen zei dat zij zich moeilijk kan voorstellen dat de laagste kosten nu ineens EMVI zijn. Ik heb aangegeven dat de laagste prijs in mijn ogen geen EMVI was en dat het dat nog steeds niet is. De Europese Commissie heeft nu een splitsing gemaakt in wat wel EMVI is. Zij heeft gezegd dat zowel kijken naar de prijs-kwaliteitverhouding als naar de laagste efficiencykosten EMVI is. Ik denk dat die splitsing niets aan het uitgangspunt van EMVI afdoet en dat het dus ook niet nodig is om een deel ervan op een andere manier te behandelen. 

Mevrouw Gesthuizen vroeg wanneer de wet van kracht wordt. Het is mijn streven om de wet op 1 juli van kracht te laten worden. Wij hebben twee vaste momenten, 1 juli en 1 januari, en ik streef dus naar 1 juli. Volgens de termijnen van de Europese Commissie zou ik 18 april klaar moeten zijn. Dat red ik niet, maar 1 juli wel. TenderNed zal dan ook klaar zijn om te doen wat er gedaan moet worden. 

Ik hoop dat ik hiermee voldoende ben ingegaan op de punten die door de woordvoerders naar voren zijn gebracht. 

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de regering. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de leden voor hun inbreng, ik dank de minister van Economische Zaken voor zijn komst naar de Kamer. Over de amendementen, het wetsvoorstel en de moties zullen wij aanstaande dinsdag stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven