14 Keuzedelen beroepsopleidingen

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd ( 34160 ).

De voorzitter:

Wij hebben zeven sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is mevrouw Siderius en zij heeft twintig minuten spreektijd aangevraagd. Dat zou voldoende moeten zijn. Het woord is aan haar. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

Mevrouw Siderius (SP):

De voorzitter zegt dat het ook korter mag. Dat gaat waarschijnlijk ook gebeuren, maar je moet altijd even een waarborg inbouwen. 

Voorzitter. Afgelopen zaterdag had de SP haar personeelsdag. Een van de onderdelen van deze dag was een rondleiding over het industrieel erfgoed in Hengelo. Wij mochten de juwelen van het oude Stork-gebouw bezichtigen. Stork bouwde vroeger de machines voor de textielindustrie, stoommachines en spin- en weefmachines. Het bedrijf Stork stond bekend als sociaal en innovatief. Bijzonder aan Stork was dat het de werknemers die daar kwamen werken een interne opleiding gaf, bijvoorbeeld bij de ijzergieterij. Anderen met een wat fijnere motoriek gingen bijvoorbeeld op de ontwerpafdeling aan de slag. Stork had min of meer eigen bedrijfsopleidingen. Het roc van Twente heeft tegenwoordig een nieuw gebouw om die oude ijzergieterij gebouwd, een project waar mijn broer stage liep toen hij mbo bouwkunde volgde. Zo zijn de toekomst van het beroepsonderwijs en het ontstaan van ambachtsopleidingen nog steeds met elkaar verbonden. Dat is prachtig. Juist de combinatie met werken in de praktijk maakt veel studenten enthousiast. 

Het doel van de minister om het beroepsonderwijs flexibeler en aantrekkelijker te maken, is dan ook zeer lovenswaardig. De kwalificatiedossiers zijn ondertussen groot en log geworden. Wat snoeiwerk in de kwalificatiedossiers kan daarom geen kwaad. Door apart keuzedelen te organiseren, kan snel op de actualiteit worden ingespeeld. Studenten kunnen hun horizon verbreden of juist dieper op de stof ingaan. De SP is hier voorstander van. Bovendien kunnen wij afrekenen met het gemopper dat het onderwijs vaak achter de feiten aanloopt en niet snel genoeg inhaakt op actuele ontwikkelingen. 

Mijn fractie heeft een aantal kanttekeningen bij de invoering van de keuzedelen. Het gaat onder andere om de beperkte keuze voor leerlingen, om leerlingen die geen voldoende hoeven te halen voor de keuzedelen, om de rekentoets en de taaltoets, die zwaarder meetellen dan beroepsgerichte onderdelen, om de problematiek rondom niveau 2 en om de werkdruk van docenten. 

De minister heeft de keuze gemaakt om de keuzedelen te koppelen aan de kwalificatiedossiers. Hierdoor wordt de keuze van de student beperkt. Studenten krijgen nu, in de nota naar aanleiding van het verslag, de mogelijkheid om in uitzonderlijke situaties met motivatie hiervan af te wijken. Een verstandig besluit en een stap in de goede richting, maar de SP vindt die nog net niet ver genoeg gaan. Het woord "keuzedeel" zegt het eigenlijk al: studenten moeten iets te kiezen hebben. Studenten kunnen de beperkte keuze nu wel omzeilen, maar er is nog een soort ingebouwde blokkade. Mijn vraag aan de minister is of het niet beter is om deze blokkade ook te elimineren. 

Is de minister bereid om de koppeling met het kwalificatiedossier los te laten? Scholen kunnen dan studenten adviseren bij het kiezen van een keuzedeel. Studenten hebben namelijk genoeg redenen om een keuzedeel te kiezen dat niet aansluit bij de opleiding die zij volgen. Misschien willen zij zich oriënteren op een ander beroep of is de drempel te hoog om nu al te wisselen van opleiding en kunnen zij via een keuzedeel eens proeven aan een andere kwalificatie. Misschien zit de opleiding van hun voorkeur wel heel ver weg en kunnen zij via een keuzedeel alvast proeven. Het kan ook zijn dat de keuzedelen bij een andere kwalificatie gewoonweg wat interessanter zijn. Studenten kunnen op deze manier een veel persoonlijker keuze maken en zich meer onderscheiden van anderen. De SP vindt dit allemaal legitieme redenen. 

Ook geeft dit de instellingen veel meer ruimte om die keuzedelen aan te bieden die zij het beste vinden aansluiten op hun opleidingsaanbod, de regionale arbeidsmarkt en de identiteit van de school. Daarnaast geeft dit voor kleinere instellingen ook wat meer lucht. Als zij slechts een beperkt aantal kwalificaties in hun opleidingsaanbod hebben zitten, hebben zij per definitie een beperkter aanbod keuzedelen. Als de koppeling wordt losgelaten of wordt omgezet naar een advies, hebben zij ook wat meer vrijheid in het aanbod. Uiteraard blijven de criteria verder hetzelfde. Een leerling mag geen keuzedeel kiezen dat een overlap heeft met de kwalificatie die bij zijn opleiding hoort. Het doel van het keuzedeel blijft verdieping of verbreding. Graag horen wij van de minister of zij bereid is deze koppeling om te zetten naar adviezen. 

Een veel gestelde vraag van studenten aan docenten is of een toets meetelt. Vrijwel elke student of leerling zal dat erkennen. Zodra het vak minder belangrijk is, doen zij er minder moeite voor. Uitzonderingen bestaan altijd, maar in de praktijk zie je dat dit veel gebeurt. Zij zijn daar heel pragmatisch in. Wat maakt een vak belangrijk? Of, om het wat kleiner te maken, wat maakt een toets belangrijk? Dit geldt net zo goed voor gehele vakken. Vakken die minder of helemaal niet meetellen zullen altijd het onderspit delven tegen vakken waar wel een voldoende voor moet worden gehaald. Daarnaast is verdieping of verbreding een waardevolle toevoeging aan de opleiding van een leerling. Dat mag beloond worden met een eervolle vermelding op het diploma zelf. Waarom zou deze verrijking geen onderdeel van de kwalificatie mogen zijn? Is dat omdat het niet direct iets met het beroep zelf te maken heeft of omdat het te zwaar zou zijn? Dat lijkt ons niet. Verrijking kan alleen maar profijt opleveren en bedrijven profiteren van de brede inzetbaarheid door de grotere schat aan kennis en vaardigheden van de leerling. De SP is er daarom voorstander van om het halen van de keuzedelen voorwaardelijk te maken voor het diploma, en niet slechts het maken van het examen. Zelfs de minister sluit niet uit, zo blijkt uit de nota naar aanleiding van het verslag, dat dit moet gaan gebeuren. Waarom niet meteen, en daardoor voorkomen dat we daadwerkelijk achter de feiten aanlopen? Dit staat volgens mij ook in het amendement van de heer Van Meenen. Ik hoor graag wat de reactie van de minister daarop is. 

Dan moeten we het toch nog even hebben over de rekentoets of de rekenramp; het is maar hoe je het wilt noemen. Cognitieve vakken als taal, rekenen en Engels op niveau 4 krijgen een zwaardere weging dan de verdieping of de verbreding van de kennis van een leerling op het gebied waar het ertoe doet, namelijk het beroep zelf. Het is toch te bizar voor woorden dat een leerling-kapper het diploma niet kan halen omdat hij of zij de taal- of de rekentoets niet haalt, terwijl hij of zij het diploma wel kan halen met onvoldoendes op onderdelen die het werk als kapper beter zouden kunnen maken. Ik krijg hierover graag een uitspraak van de minister. 

Juist voor studenten op niveau 2 blijkt vooral de rekentoets geen haalbare kaart te zijn. Dat, terwijl ze er vakinhoudelijk verder goed voor kunnen staan. Helaas blijkt uit de cijfers dat veel leerlingen op niveau 2 te maken hebben met beperkingen, een lastige thuissituatie of te kampen hebben met een andere vorm van problematiek, veel meer dan de leerlingen op de hoger niveaus. Dit maakt hen een kwetsbare groep, die moeite heeft met de cognitieve onderdelen van de opleiding. Door de taal- en rekentoets wordt op deze onderdelen juist de nadruk gelegd. Hierdoor dreigen vele leerlingen de school voortijdig te verlaten. Is dat wat de minister wil bereiken? Dat lijkt ons niet. De rekentoets is wat ons betreft een rekenramp aan het worden en vaak lijkt de rekentoets toch ook wel weer op een taaltoets. 

De SP stelt daarom het volgende voor. Wij onderschrijven het belang van goed rekenonderwijs. Dat kan dienen als ondersteuning van de andere vakken. Zo hoort het ook te zijn bij een beroepsopleiding. De toets wordt niet meer voorwaardelijk gemaakt aan het behalen van het diploma. Wel moet het mogelijk blijven om het halen van de rekentoets op te nemen in het profieldeel van de kwalificatie wanneer dit nodig is voor het toekomstige beroep. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat het, als je boekhouder wilt worden, handig is als je een beetje kunt rekenen. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit voorstel. 

De meeste instellingen zijn al bezig met de invoering van de keuzedelen. De SP begrijpt van docenten dat de invulling van de keuzedelen tijd en geld kost. Wordt met name de factor tijd ook gefaciliteerd door de minister? Docenten zouden hiermee enorm geholpen zijn. Dat scheelt in de toch al niet geringe werkdruk van veel docenten en resulteert in kwalitatief beter materiaal, wat uiteindelijk weer invloed heeft op de tevredenheid en het kennisniveau van de student. De werkdruk in het mbo is sowieso een punt van aandacht. De vele administratieve handelingen zijn veel docenten een doorn in het oog. Ziet de minister mogelijkheden om ook de overbodige administratieve rompslomp op te ruimen in het mbo? De minister heeft dat namelijk al aangekondigd voor het hbo. 

Docenten werken zich een slag in de rondte om het beste uit leerlingen te halen, maar met name op niveau 1 en 2 komt daar nogal wat bij kijken. Een deel van de studenten heeft te maken met jeugdzorg, reclassering of psychische hulp. De begeleiding van deze studenten is gewoon zwaar. Het ziekteverzuim onder docenten in het mbo is in 2014 dan ook helaas weer gestegen. Ook is het nulverzuim gedaald tot minder dan de helft van de docenten. De SP vindt dat toch wel een zorgelijke ontwikkeling, zeker nu blijkt dat we in het mbo 126 miljoen per jaar uitgeven aan verzuimkosten. Met dat geld hadden we natuurlijk ook meer docenten kunnen inhuren en de werkdruk wat kunnen verlichten. Is de minister bereid om in te zetten op het verminderen van het ziekteverzuim van het onderwijspersoneel in het mbo? 

Tot slot wil ik aandacht vragen voor de zogenoemde BAPO-regeling, bedoeld ter bevordering van de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs. Tegenwoordig heet die regeling de seniorenregeling, want de oude regeling is geschrapt. De bedoeling van deze regeling is de langere arbeidsinzet van ouderen door urenvermindering. Het vak van leerkracht is zwaar. Omdat politieke partijen gemeend hebben om de AOW-leeftijd te moeten verhogen, is deze regeling misschien nu wel harder nodig dan ooit. De regeling is inmiddels dermate uitgekleed dat die nog maar weinig voorstelt. Wat gaat de minister doen om de leerkrachten op dit punt tegemoet te komen? 

Keuzedelen bieden veel kansen. Daar zijn wij blij mee. Op punten moet het echter nog beter. Samenvattend willen wij de volgende vier zaken voorstellen: de ontkoppeling van de keuzedelen van de kwalificaties, het voorwaardelijk maken van het behalen van de keuzedelen, het ontzien van studenten in de rekentoets en het faciliteren van docenten bij het invoeren, uitvoeren en bijhouden van de keuzedelen. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Voorzitter. Bij de behandeling van de begroting in november vorig jaar sprak ik over Ahmed, student aan het ROC Zadkine, die in of naast zijn studie human technology graag wilde leren programmeren. Hij wilde immers niet alleen de technische oplossingen kunnen aanleggen in woningen voor senioren, maar ook de apps kunnen bouwen om die apparaten aan te sturen. Programmeren zat echter niet in zijn zwaarbevochten kwalificatiedossier human technology. De opleidingscoördinator trok wit weg toen ik suggereerde dat het kwalificatiedossier dan misschien aangepast moest worden aan de ontwikkelingen rondom "the internet of things", waarbij wij niet alleen met apparaten kunnen communiceren, maar apparaten ook onderling informatie uitwisselen. Deze revolutie zien wij allemaal aankomen en zal ons leven flink zal veranderen. 

Waarom trok de opleidingscoördinator wit weg? Het had zeven jaar geduurd voordat het kwalificatiedossier tot stand was gekomen en bij aanpassing ervan voorzag hij een nieuw vergadercircus van zeven jaar. Zeven jaar is lang. Zeven jaar geleden was er nog geen iPad, was er nog geen Airbnb en was Afrika nog niet aan de mobiele telefoon. Over zeven jaar leren wij hopelijk programmeren op de basisschool, dus dan is aanpassing van het kwalificatiedossier niet meer nodig. Too little, too late! 

Achmed zou geholpen zijn met keuzedelen. Die komen er nu, en dat is goed nieuws, want ieder stapje dat ons onderwijs klaarmaakt voor de toekomst, een toekomst waarin het onderwijs zich steeds sneller moet aanpassen aan de wensen van de arbeidsmarkt, is er één. De keuzedelen kunnen sneller worden veranderd en vastgesteld, zeker ten opzichte van de dichtgetimmerde kwalificatiedossiers, en zij bieden de leerling de kans om breder en verder te kijken dan alleen de voorgeschreven vakinhoud van de opleiding. Dat is hard nodig, want het is een illusie dat leerlingen straks precies de baan vinden die een-op-een aansluit op hun opleiding en die zij de rest van hun leven houden. Die tijden zijn voorbij. 

De heer Van Meenen (D66):

Zou Achmed er ook mee zijn geholpen als programmeren een vak in het middelbaar onderwijs zou zijn, bijvoorbeeld een keuzevak en een examenvak? Dat brengt mij op de vraag waarom de VVD daartegen stemde toen ik dat voorstelde. Of is de VVD inmiddels tot het inzicht gekomen dat dit eigenlijk een heel goed idee is? 

Mevrouw Lucas (VVD):

Wij vinden nog steeds — dat heb ik al meermalen met de heer Van Meenen gedeeld — dat het goed zou zijn als er in het hele onderwijs aandacht is voor coderen. Wij vinden het echter niet goed om dit alleen als één apart examenvak in het voortgezet onderwijs in te voeren. Wij willen een integrale aanpak. Mijn collega mevrouw Straus hamert daar keer op keer op. 

De heer Van Meenen (D66):

Dat was ook exact mijn voorstel. Wij komen er nog wel op terug. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Wij moeten binnen de mbo-opleidingen een evenwicht vinden tussen vakinhoud, een brede basis voor een leven lang leren, en de kans voor een leerling om een uniek cv op te bouwen, waarmee hij of zij breed inzetbaar is op de arbeidsmarkt. Wij moeten van "allemaal hetzelfde leren" naar maatwerk en onderscheidenheid. 

De VVD was enigszins teleurgesteld toen het wetsvoorstel inzake het regelen van keuzedelen naar de Kamer kwam. In plaats van keuzevrijheid lijken de keuzedelen vooral veel nieuw gepolder en nieuwe bureaucratie op te leveren. Doordat precies wordt voorgeschreven welke keuzedelen bij welke kwalificatiedossiers gevolgd kunnen worden, waarover op landelijk niveau met elkaar vergaderd dient te worden, ontnemen wij de leerlingen de kans om zich echt te verbreden en een uniek cv op te bouwen. Ik snap best dat het handiger is als iedereen hetzelfde keuzedeel gaat doen, maar dat kan niet de bedoeling zijn. In dat geval krijgt de Raad van State gelijk en is dit wetsvoorstel eerder een inperking van de vrije ruimte dan een versteviging ervan. We zijn dan ook blij met de nota van wijziging naar aanleiding van onze kritische inbreng op het wetsvoorstel. Die wijziging maakt het voor scholen mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de door de polder vastgestelde koppeling tussen keuzedelen en kwalificaties. Natuurlijk moet het keuzedeel aanvullend zijn aan de opleiding, maar ik ga ervan uit dat de scholen dat ook kunnen volgen. Geef leerlingen zo de kans om naast de algemeen vormende vakken en hun kwalificatiedeel ook hun hart te volgen. Ik denk echt dat we onze leerlingen te weinig vertrouwen als we ervan uitgaan dat ze niet zelf kunnen overzien welk keuzedeel hen verder gaat helpen. Veel jongeren hebben een beter idee van wat de toekomst ons gaat brengen dan de mensen die al 30 jaar in het vak zitten. Gun die jongeren dan ook de vrijheid om een deel van hun opleiding zelf in te vullen. Ik denk dat daaruit heel veel mooie nieuwe producten en diensten gaan komen. Dat is innovatie. Door over de schutting heen te kijken bij een ander vakgebied kom je op nieuwe ideeën. 

Dat innovatieve vermogen is het goud van onze toekomstige arbeidsmarkt. Neem die leerling-kapster die ik laatst sprak. Ze wilde na haar opleiding een eigen kapsalon beginnen, maar niet zomaar een kapsalon. Je haar laten knippen moest een beleving worden, een avondje uit. Ze wilde daarom in haar kapsalon ook bubbles en hapjes gaan serveren. Ik zag het helemaal voor me en kan eigenlijk niet wachten tot die salon er is! Maar om bubbles te schenken, moet je ervaring hebben in de horeca en heb je een alcoholvergunning nodig. Verder heb je papieren voor sociale hygiëne nodig. In het wetsvoorstel staat de kappersopleiding als voorbeeld genoemd. De door de polder toegelaten bedachte keuzedelen zijn: nagelstylist en afrokapper. Hoe moet het dan met de droom van mijn leerling-kapster en mijn kansen op bubbles bij mijn knipbeurt? Met de nota van wijziging maakt de minister het voor haar mogelijk om haar droom te realiseren. Dank voor die aanpassing. Ik reken op de flexibiliteit van de onderwijsinstellingen om deze specifieke wensen van studenten ook roostertechnisch mogelijk te maken. Eigen initiatief en passie moeten worden beloond. 

Mevrouw Siderius (SP):

Inderdaad was dit een beperking. Met de nota van wijziging is het iets makkelijker geworden. Maar eigenlijk is er nog steeds een blokkade. Een student moet dan namelijk gemotiveerd een beroep doen op de uitzonderingsmogelijkheid. Zou het niet beter zijn als we ook die blokkade nog met elkaar weghalen en dus het amendement van de SP steunen om de keuzedelen te ontkoppelen van de kwalificatiedossiers? Dan wordt het voor studenten veel makkelijker om keuzedelen bij andere kwalificaties te volgen. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Dat was in eerste instantie ook ons idee. Ik heb alleen wel begrepen dat dat tot heel ingewikkelde constructies zal leiden, waarbij in opleidingen een enorm aantal keuzedelen moet worden gecombineerd. De huidige nota van wijziging biedt al de ruimte aan studenten die gemotiveerd willen afwijken en biedt wel die koppeling voor het gros van de studenten, dat misschien een minder specifiek beeld heeft. Wij denken dat het met de nota van wijziging voldoende is opgelost, maar wachten ook graag de reactie van de minister af op het amendement van mevrouw Siderius. 

Ik heb nog enkele vragen over hoe het allemaal precies gaat werken en wie wat beslist. Moeten aanvragen voor keuzedelen door het onderwijs, het bedrijfsleven en brancheorganisaties gezamenlijk worden ingediend? Of kan ook één van de drie partijen een verzoek indienen bij SBB? Kunnen scholen ook zelf een keuzedeel ontwikkelen en dat daarna laten toetsen door SBB? Of moet SBB de inhoud bepalen? De brochure van SBB wekt die laatste indruk. Dat zou volgens mij ietwat omslachtig zijn en bovendien de scholen beperken in hun mogelijkheid om zich van elkaar te onderscheiden. Hoelang gaat er zitten tussen de aanvraag en de uiteindelijke goedkeuring van de minister? Hoe borgt de minister dat regionale verschillen voldoende serieus worden genomen door SBB? De arbeidsmarkt kan regionaal flink verschillen, terwijl SBB toch vooral nog sectoraal is georganiseerd. Ik noem weer het voorbeeld van De Vries Makkum in Friesland, waar in de jachtbouw een keuzedeel "lassen" heel goed gecombineerd zou kunnen worden met een keuzedeel "meubel maken", omdat die beide voorkomen in de jachtbouw. Dat lijkt me echter niet iets wat SBB misschien kan verzinnen. 

Wat de VVD betreft rust er een fikse last op de schouders van de georganiseerde polder om te laten zien dat hij geen bureaucratische moloch is, maar snel en wendbaar kan reageren op de veranderingen op de arbeidsmarkt, die leiden tot de wens tot nieuwe of andere keuzedelen. Ik maak me daar, eerlijk gezegd, wel een beetje zorgen over. Ik krijg dus graag een reactie van de minister op de vraag hoe we voorkomen dat we een bureaucratisch circus optuigen. De responsiviteit van de opleidingen is essentieel voor de toekomst van onze leerlingen, maar die opleidingen geven aan dat ze juist tegen de polder aanlopen, dat die hen juist beperkt in die responsiviteit. 

Een andere zorg die wij hebben, betreft de vrijblijvendheid. De keuzedelen tellen namelijk niet mee voor het al dan niet behalen van een mbo-diploma. Mevrouw Siderius had het daar ook al over. Wat ons betreft is dat een gemiste kans, want welke boodschap geven we eigenlijk af als we zeggen: je moet het wél volgen en je moet ook examen doen, maar het telt niet mee. Zowel richting de student als richting de onderwijsinstelling is dit wat ons betreft niet het juiste signaal. Ik wil dat keuzedelen serieus worden genomen vanaf dag één. Het is namelijk de manier om opleidingen wendbaar en afgestemd op de arbeidsmarkt te houden in een systeem dat verder nog niet erg uitblinkt in responsiviteit. Als we leerlingen verplichten om zich te verdiepen en te verbreden, laten we hen dan ook voor hun inspanningen belonen en de keuzedelen laten meetellen voor hun diploma. Ik weet zeker dat dat ook zorgt voor een serieus en goed aanbod door de scholen. Daarom heeft de VVD een amendement ingediend om de keuzedelen vanaf het schooljaar dat start in 2017 niet alleen te vermelden op het diploma, maar ook mee te laten tellen voor de slaag/zakregeling. We wijken iets af van het amendement-Van Meenen, waarin staat dat er een voldoende gehaald moet worden. Wat ons betreft gaan ze gewoon meetellen in de complete slaag/zakregeling. 

De wet keuzedelen is een stap in de goede richting als het gaat om het sneller kunnen aanpassen van mbo-opleidingen aan de snel veranderende arbeidsmarkt. Maar de VVD is niet tevreden met 15% van de onderwijsinhoud die responsief wordt. De hele opleiding moet responsief zijn. Daarom zijn wij voorstander van een accreditatiesysteem, zodat ook het beroepsgerichte deel van de opleidingen sneller kan worden aangepast en regionaal gedifferentieerd kan worden. We hebben die wens bij de begrotingsbehandeling in november 2014 bij de minister neergelegd. Die wens om, net als in het hbo, te gaan accrediteren, is inmiddels ook door de MBO Raad overgenomen in zijn toekomstvisie. Ik zie in dit wetsvoorstel een kans om daarin een stap in de goede richting te maken. Bij de beoordeling van de keuzedelen gaat de SBB immers eigenlijk al als een soort accreditatiecommissie fungeren. Het lijkt mij daarom goed om het beoordelen van de keuzedelen door de SBB goed te volgen, zodat we straks kunnen bekijken in hoeverre de SBB ook een rol kan spelen in de accreditatie van nieuwe opleidingen waarvoor bijvoorbeeld nog geen kwalificatiedossier bestaat, maar wel een vraag op de arbeidsmarkt. Graag krijg ik een reactie van de minister op dit punt. 

Ik zie uit naar de brief van de minister over het verder toekomstproof maken van het mbo naar aanleiding van ons pamflet en de motie-Lucas/Jadnanansing. Want hoewel we vandaag een stap in de goede richting maken, zijn we er nog lang niet. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik zou nog graag één vraag stellen over het amendement. Begrijp ik goed dat er een overgangstermijn is van een jaar, en dat de resultaten van de keuzedelen in het eerste jaar niet meetellen en daarna wel? Zo ja, waarom is dat? 

Mevrouw Lucas (VVD):

Ja, wij hebben gekozen voor een gefaseerde invoer. Vanaf dit jaar kan er geëxperimenteerd worden met de keuzedelen. Vanaf het jaar daarop zijn ze verplicht. Wat ons betreft gaan ze het jaar daarna meetellen, zodat we opleidingen de kans geven om een beetje ervaring op te doen, maar wel de druk op de ketel houden, omdat ze heel snel gaan meetellen. Daarom heb ik ook voorgesteld om niet te gaan wachten tot aan een evaluatie in 2025 of zo, maar dit snel te doen, zodat opleidingen weten dat ze heel snel mee gaan tellen en zij dus na de zomer serieus moeten beginnen met het aanbieden van de keuzedelen. 

De heer Van Meenen (D66):

Maar volgens mij werd het amendement onder andere beargumenteerd met het feit dat het voor leerlingen juist belangrijk is dat ze meetellen. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Ja. 

De heer Van Meenen (D66):

Geldt dat dan niet in de eerste twee jaar? 

Mevrouw Lucas (VVD):

In het eerste jaar is het sowieso nog niet verplicht, dus is het lastig om ze mee te laten tellen. Wij willen één jaar geven om er in ieder geval ervaring mee op te doen, en ze daarna mee laten tellen, zodat leerlingen niet de dupe worden maar er juist profijt van hebben dat opleidingen dit snel en serieus gaan oppakken. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. In het beroepsonderwijs gaat het erom dat je een vak leert, een vak dat je leuk vindt en dat je kansen biedt op de arbeidsmarkt. Die arbeidsmarkt verandert snel. Nieuwe tijden vragen om nieuwe beroepen, maar bieden ook weer nieuwe kansen. Dat vraagt om vernieuwing van opleidingen, vandaar de herziening van de kwalificatiestructuur. Dat is een flinke slag, maar het is dan ook voor het mbo van groot belang dat dit gebeurt. Het gaat namelijk om de vraag wat studenten op het mbo moeten leren en hoe wij dat zo kunnen inrichten dat het aansluit bij de veranderingen op de arbeidsmarkt. 

De nieuwe structuur kent drie pijlers: het voor iedereen verplichte deel, het basisdeel, het deel dat specifiek voor het beroep is, het profieldeel, en ten slotte het keuzedeel, waarin studenten zelf accenten kunnen leggen en kunnen kiezen wat hen interesseert. Vandaag staan die keuzedelen centraal. 

Laat ik vooropstellen dat D66 daar positief over is. Het betekent meer kansen voor studenten om zich te verdiepen en te verbreden. Dat maakt maatwerk mogelijk. Het betekent dat mbo en hbo in onderling overleg keuzedelen kunnen aanbieden die de doorstroom verbeteren. Het betekent ook dat er kan worden ingespeeld op de vraag van het regionale bedrijfsleven, en dat er sneller kan worden ingespeeld op de veranderende arbeidsmarkt. Dat is wat D66 betreft allemaal winst. 

Toch heb ik een aantal vragen. Ik ga in op het wel of niet laten meetellen van de keuzedelen voor het diploma, op de mogelijkheid en snelheid om nieuwe keuzedelen aan te bieden en op de vraag of de minister met deze keuzedelen ook de Leven Lang Leren-agenda een impuls gaat geven. 

Over de keuzedelen en de examinering heb ik een amendement ingediend, waardoor de keuzedelen wél meetellen voor de zak/slaagregeling, en dus voor het behalen van het diploma. Mijn fractie volgt namelijk de redenering van de minister niet. Zij wil studenten prikkelen om zich te verdiepen en te verbreden, maar ze wil hen niet prikkelen om zich daarvoor in te zetten, want ze laat de resultaten niet meetellen voor het diploma. Dat klinkt inconsistent. Er moet wel examen worden gedaan in de keuzedelen, maar de resultaten tellen niet mee. Die logica volgt mijn fractie niet. Bovendien vervangt het keuzedeel in een aantal gevallen een oud kwalificatiedossier, bijvoorbeeld voor de al eerder genoemde kappers. Het lijkt dan redelijk studenten te vragen om daar gewoon het examen voor te behalen. Ik ben dan ook benieuwd naar de uitleg van de minister. 

Dan het aanbieden van nieuwe keuzedelen. Wat is de rol van studenten hierin? Kunnen zijzelf ook nieuwe voorstellen indienen voor hun keuzedeel, bijvoorbeeld via de deelnemersraad, zodat het onderwijs aansluit bij hun wensen? Graag ontvang ik een reactie van de minister. 

En hoelang moet het duren voordat een keuzedeel wordt ingevoerd? Hoe soepel is die procedure, bijvoorbeeld voor het regionale bedrijfsleven? Het lijkt namelijk een nogal omslachtig proces, met de indiening van een voorstel op een website, de goedkeuring door sectorkamers en de vaststelling door de minister; daarna moet het nog worden ingepast in het onderwijsaanbod. Hoelang moet dat allemaal duren en wat is de noodzaak van deze procedure? Graag ontvang ik een toelichting daarop. 

Dan mijn laatste punt: de relatie tussen de keuzedelen en Leven Lang Leren. Het is goed voor te stellen dat mensen die al aan het werk zijn of die willen herintreden, ambitieus zijn en zich dus willen bijscholen, of dat zij misschien zelfs hogerop willen. D66 wil zulke ambities aanmoedigen. Het zou dan ook goed zijn als deze mensen keuzedelen kunnen volgen, zij daarin examen kunnen afleggen en zij, als zij daarvoor slagen, een certificaat behalen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om een ondernemer die veel handelt met bedrijven in een bepaald land en daarom een taal wil leren, of om iemand die zich de nieuwste technieken en ontwikkelingen in zijn vakgebied eigen wil maken om zo te blijven voldoen aan de eisen die worden gesteld op een snel veranderende markt. Kan de minister toelichten wat de mogelijkheden zijn van de nieuwe keuzedelen voor deze mensen? Is zij, mede gezien de Leven Lang Leren-agenda, bereid instellingen aan te moedigen om deze keuzedelen aan te bieden aan mensen met ambitie die al werken of herintreden en die zich willen bij- of omscholen? 

Deze wetswijziging maakt maatwerk mogelijk en kan zorgen voor meer aansluiting op de arbeidsmarkt. Dat is allemaal winst, maar we moeten blijven proberen om ambitieuze studenten, bijscholers en herintreders te prikkelen om de beste resultaten te halen. 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel is onderdeel van de herziening van de kwalificatiestructuur en de implementatie hiervan in het mbo. Een van de elementen van die herzieningsoperatie is de invoering van de keuzedelen. Het gaat nu alleen om de verplichte invoering van de keuzedelen; de overige elementen vereisen geen wetswijziging. 

De kwalificatiestructuur wordt herzien voor een betere inhoudelijke aansluiting op de arbeidsmarkt en het vervolgdossier door reductie van het aantal kwalificatiedossiers. Dat is mooi. Voor het wegnemen van de overlap tussen kwalificaties, want die was er nogal. Dat is ook mooi. Voor een betere beschrijving van de kwalificatie-eisen en een betere uitvoerbaarheid van het onderwijs. En voor de versterking van de regionale component en maatwerkmogelijkheden. Dat is allemaal erg mooi. 

In de herziene kwalificatiestructuur is elke kwalificatie opgebouwd uit één basisdeel en een profieldeel en daar komen die keuzedelen bij. Als gevolg daarvan zal elke nieuwe opleiding gebaseerd zijn op een kwalificatie en één of meer keuzedelen. Onderwijsinstellingen zijn verplicht om bij elke opleiding één of meer keuzedelen aan te bieden. Die behaalde keuzedelen worden dan wel vermeld op het diploma, maar het behalen van die keuzedelen is geen voorwaarde voor het behalen van een diploma. Mijn vraag aan de minister: waarom is daarvoor gekozen? Bestaat hier niet het gevaar van vrijblijvendheid? Dat moeten wij zien te voorkomen. 

Omdat de arbeidsmarkt per regio verschillend is, wordt het door deze wetswijziging voor mbo-scholen mogelijk om eigen keuzedelen aan een opleiding toe te voegen. De PVV ondersteunt dat. Met die keuzedelen kunnen scholen bijvoorbeeld snel inspelen op allerlei actuele ontwikkelingen in het bedrijfsleven. 3D-printing is al genoemd. Wij kunnen ook denken aan robotisering en aan technologie in de zorg. Ten tijde van Rutte I heeft de PVV het wetsvoorstel rond de herziening al volop gesteund. Deze wetswijziging is een onderdeel van die herziening van de kwalificatiestructuur en daarom voor ons van meerwaarde. 

Het amendement van mevrouw Lucas om het keuzedeel toch te laten meetellen voor de complete slaag/zakregeling spreekt ons aan. Zo doen wij recht aan het keuzedeel én aan die hardwerkende leerlingen die de ambitie hebben om een opleiding met het gekozen keuzedeel te verdiepen of te verbreden. Dat spreekt ons aan. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Wie vaklui tijdens een renovatie bezig ziet, kan jaloers worden op hun vaardigheden en technieken. Dat is inspirerend. Mogelijk heeft dit de minister mede geïnspireerd tot de voorstellen die het beroepsonderwijs over de volle breedte verbouwen. De Kamer heeft inmiddels een tweeluik ontvangen, waarin aan de linkerzijde het vmbo te vinden is en ter rechterzijde het mbo. Vandaag bespreken wij de rechterzijde van het tweeluik: de invoering van de verplichte keuzedelen in het mbo. 

Eigenlijk zouden wij beide onderdelen van het tweeluik tegelijk moeten bespreken om een goed beeld te hebben. De SGP zou allereerst graag zien dat de minister een vergelijking maakt tussen beide voorstellen voor het voorbereidend beroepsonderwijs en het beroepsonderwijs zelf. Voor de SGP zitten er een aantal onverklaarbare verschillen in. Zowel het vmbo als het mbo kent de opbouw van een algemeen deel, een profieldeel en een vrij keuzedeel. Waarom is die drietrapsraket, die op zich heel inzichtelijk is, voor het mbo niet zo helder in de wet opgenomen? 

Verder kiest de regering ervoor om de vrije ruimte in het vmbo gewoon onderdeel te laten zijn van het totale pakket, terwijl het keuzedeel in het mbo buiten de kwalificatie geplaatst wordt. Waarom dit onderscheid? Ik sluit hierbij aan bij opmerkingen van een aantal collega's. 

Er is momenteel geen helder beeld van de invulling van de vrije ruimte in het mbo. Ook zijn er geen cijfers om problemen die er zouden zijn, te kunnen onderbouwen. De regering erkent dat ook ruiterlijk. Ter onderbouwing van het voorstel leunt de regering op een rapport uit 2010. Als je dat rapport doorneemt, ontbreekt daarin de onderbouwing van het probleem. Het wordt geduid, maar een harde onderbouwing van de omvang van het probleem van de invulling van de vrije ruimte, wordt ook uit dat rapport niet helder. Wel wordt daarin een denkrichting verwoord en die biedt dan weer meer ruimte dan in het voorliggende voorstel wordt geboden. Wil de minister eens op deze achtergronden reageren? Is een voorzichtiger aanpak niet wenselijk als het bewijs voor problemen zo flinterdun is? Ook de SGP ziet keuzedelen als een mooi middel om instellingen te ondersteunen bij het invullen van de vrije ruimte, maar voordat wij de huidige vrije ruimte volledig afschaffen, zouden wij graag meer tijd nemen om de plannen in de praktijk te testen. 

Keuzedelen leveren volgens de regering een verrijking op en kunnen ook algemeen vormend zijn. Dat vindt de SGP ook belangrijk. Tegelijkertijd meldt de regering dat burgerschap in ieder geval geen keuzedeel kan zijn. De SGP hoort graag waarom de regering in dit opzicht meteen afwijzend reageert. Waarom kan burgerschap niet breder zijn dan de onderwerpen die in het reguliere programma aan bod komen, een burgerschapsprogramma-plus als het ware? Hoe zit het met verrijkende thema's als ethiek, morele vorming en godsdienstige vorming? De SGP ziet graag meer ruimte voor keuzedelen in deze sfeer. Graag krijg ik hierop een reactie. 

Momenteel kunnen instellingen de vrije ruimte gebruiken om bijvoorbeeld een levensbeschouwelijk vak aan te bieden. Door de verplichte keuzedelen verdwijnt de ruimte voor zulke vakken. Dat is naar het oordeel van de SGP een ongewenste ontwikkeling. Doorgaans leidt dit niet tot knelpunten, maar van één instelling is mij in elk geval wel bekend dat zij daardoor problemen ondervindt. Concreet gaat het om het Hoornbeeck College, reformatorisch mbo, met verschillende vestigingen in ons land. In de beantwoording door de regering wordt dit ook benoemd. Als het de bedoeling is om keuzeruimte te verbeteren, kan het toch niet zo zijn dat de mogelijkheden voor profilering van instellingen afnemen? Ik neem aan dat hierbij sprake is van een onbedoeld neveneffect. Kan de regering dat bevestigen? Graag verneem ik ook een reactie op mijn amendement waarmee dit probleem kan worden voorkomen. 

De regering ziet keuzedelen als slagroom op de taart: ze zijn verrijkend maar niet noodzakelijk. De keuzeruimte wordt daarom buiten de kwalificatie geplaatst. De SGP begrijpt dat deze keuze positief bedoeld is, maar het gevoel blijft hangen dat hiervan juist een negatief signaal uitgaat. Is een keuzedeel niet meer dan slagroom, en juist onderdeel van de taart? Er zitten in de keuzedelen namelijk elementen die onlosmakelijk met de kwalificatie verbonden zijn. Het klinkt verder niet heel geslaagd dat je een diploma kunt halen terwijl je maar liefst voor een blok van 15% gezakt bent. Dat is niet inspirerend, niet aanmoedigend voor studenten. Het is ook geen reclame voor het mbo. 

Leerlingen in het beroepsonderwijs die bewust een keuze hebben gemaakt, vinden het meestal niet erg als er ook resultaten van hun keuze worden verwacht. Dat geldt overigens voor meer leerlingen dan alleen mbo-studenten. Net als de regering vindt de SGP het niet wenselijk om leerlingen af te rekenen op eisen die niet noodzakelijk zijn. De regering noemt het voorbeeld van een goede timmerman uit Nijmegen, die zakt vanwege gebrekkige beheersing van de Duitse taal. Het gaat in dit voorbeeld echter om een timmerman die zelf in het keuzedeel voor Duits kiest. De basis is op orde, maar waarom mogen wij daarbij dan zelfs geen minimale resultaten verwachten? Wij zouden zeggen: de basis op orde, de lat omhoog, in navolging van een motto van het ministerie van Onderwijs nog niet zo lang geleden. 

De regering verruimt de mogelijkheden om keuzedelen te kiezen die niet direct aan de kwalificatie verbonden zijn. Dat is een mooie beweging voor de leerling. Daar staat voor de instelling wel weer een verantwoordingsplicht tegenover. Toen ik die alinea las, rezen mij, ik zeg het in alle bescheidenheid en heel decent, de haren te berge. Tot op het niveau van de keuze die elke leerling maakt, moet een school dan verantwoorden waarom de keuze die die leerling heeft gemaakt, wel of niet gehonoreerd is. Dit kan niet waar zijn. Dit is een verantwoordingslast waarvan je echt ... nu slik ik wat woorden in die ik van mijn moeder niet mag gebruiken. 

In het voortgezet onderwijs is ook vrije ruimte. Leerlingen maken er soms een keuze gerelateerd aan hun profielvakken en soms een keuze die helemaal niet aan profielvakken is gerelateerd. Oké! De leerlingen voldoen aan de studielasturen en het wordt geaccepteerd. Waarom zou dit bij het mbo onder zo'n zwaar regime gebracht moeten worden? 

Bij de ontwikkeling van keuzedelen is de betrokkenheid van het bedrijfsleven vaak van wezenlijk belang. Tegelijk is duidelijk dat die inbreng niet bij ieder keuzedeel even sterk zal zijn. Kan de regering bevestigen dat het niet de bedoeling is om de eis van betrokkenheid rigide toe te passen? Kan het zelfs zo zijn dat het bedrijfsleven bij sommige keuzedelen eigenlijk niet aan bod hoeft te komen? 

Over ruim een jaar wil de regering beginnen met de keuzedelen. De regering geeft echter aan dat er over dat onderdeel nog veel onduidelijkheid is. Er is nauwelijks ervaring met de ontwikkeling, laat staan met de toepassing ervan. Waarom wordt niet meer tijd genomen om eerst ervaring op te doen met voortrekkers voordat we de huidige regels overboord zetten? Dat was toch een van de basislessen die we uit het rapport van de commissie-Dijsselbloem hebben getrokken? Bestaat het risico dat verplichte invoering met een vrijblijvend resultaat ook averechts kan werken voor het imago van de keuzedelen en voor het imago van het mbo als zodanig? Daarmee zouden we als een boemerang terugkrijgen wat we juist verre van ons willen werpen. Het gaat namelijk om een herwaardering van het mbo, het goed neerzetten van een krachtige opleiding. Dan moeten we dat niet met allerlei halfdoordachte of ontoereikende maatregelen op voorhand in een nadelige positie plaatsen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Het CDA is positief over de herziening van de kwalificatiestructuur en de gedachte om naast het basisdeel en het profieldeel ook keuzedelen te introduceren en studenten daar zelf voor te laten kiezen. Het CDA wil de minister een compliment maken en zijn waardering uitspreken voor haar aandacht voor de vormende taak van het mbo. Het woord "Bildung" valt inmiddels in vrijwel ieder interview dat de minister geeft. Dat belooft wat voor de aangekondigde plannen ter versterking hiervan. 

Het CDA deelt met de minister dat mbo-opleidingen moeten aansluiten op de arbeidsmarkt, maar dat zij ook een belangrijke vormende functie hebben. Er is in de afgelopen tijd veel veranderd in het mbo, zoals de kwalificatiestructuur en de verhoging van het aantal lesuren, maar helaas is ook sprake van meer staatsinmenging met het curriculum. De vermaledijde rekentoets — collega Siderius repte daar al van — is daar een voorbeeld van. Ook met deze wetswijziging zullen scholen minder ruimte krijgen om op basis van eigen visie of didactische overwegingen keuzedelen aan te bieden. De ruimte voor scholen om keuzedelen aan te bieden die losstaan van de kwalificatie wordt vrijwel geheel beperkt. De minister noemt deze inperking eufemistisch "inkadering", maar het komt erop neer dat wat nu vrije ruimte is straks keuzedelen zijn die per definitie gericht moeten zijn op de arbeidsmarkt, op het economische nut van de opleiding, waardoor scholen zich minder van elkaar zullen gaan onderscheiden. 

In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister dat met de keuzedelen scholen de ruimte krijgen om snel en doelmatig in te spelen op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt of op wensen van het bedrijfsleven. Maar wat let scholen om dat nu al te doen? Kan zij aangeven welke ruimte deze wetswijziging levert die scholen nu niet hebben? 

Ik wil nog een positief punt benadrukken. Het CDA is er verheugd over dat de langgekoesterde wens tot het volgen van onderdelen op een hoger niveau mogelijk wordt. Dan zijn wij nog benieuwd hoe dit straks wordt geregistreerd. Kan de minister daar een toelichting op geven? Is dat op het diploma als aantekening of als een apart certificaat? 

Tot slot. Het CDA ziet niet in waarom mbo-scholen niet gemotiveerd zouden mogen afwijken van de verplichte keuzedelen, zoals ook de Raad van State al adviseerde. Kan de minister dit nog een keer toelichten? Is zij bereid om in de keuzedelen ook expliciet ruimte te bieden voor bijvoorbeeld persoonlijke vorming, religieuze vorming of remediërende keuzedelen? Een amendement met die strekking wordt nu rondgedeeld. Als die ruimte geboden wordt, slaan we af van het pad van verdere uniformering van het onderwijs en behouden we een pluriform en breed vormend beroepsonderwijs. Dat zouden we volgens mij met zijn allen moeten willen. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Al ruim vijf jaar organiseer ik bijna elke woensdagavond een pizzasessie met jongeren, om te praten over zaken die hen bezighouden en waarvoor wij, de politiek, volgens hen meer oog zouden moeten hebben. Niet altijd spreken we over onderwijs en ook niet altijd spreken we over het mbo, maar drie weken geleden had ik een groep over de vloer die het graag wilde hebben over de aansluiting van hun onderwijs op de arbeidsmarkt. Ze waren namelijk bezorgd over hun kansen en mogelijkheden, ook al omdat er vaak in de krant staat dat er een mismatch dreigt tussen wat ze leren op de onderwijsinstelling en wat het bedrijfsleven straks van hen zal vragen op de arbeidsmarkt. Het is daarom goed dat we vandaag spreken over een belangrijk onderdeel van de herziening van de kwalificatiestructuur, namelijk de keuzedelen. 

De nieuwe keuzedelen bieden onderwijsinstellingen de mogelijkheid om jongeren beter en breder toe te rusten en wendbaarder te maken voor de arbeidsmarkt. De verwachtte effecten zijn een grotere kans op werk, meer inhoudelijke uitdaging en beter onderscheidend voor het bedrijfsleven. Het is goed dat bijbrengen van extra opleidingen aan mbo'ers nu minder vrijblijvend wordt gemaakt, zodat men in de buitenwereld van het diploma kan aflezen welke bijzondere, extra vaardigheden een mbo'er op welk niveau beheerst. 

De PvdA-fractie hecht zeer aan het feit dat instellingen met de keuzedelen kunnen inspelen op wijzigingen op de arbeidsmarkt. Wat dat betreft is het een goede zaak dat de vaststelling van keuzedelen vier maal per jaar kan plaatsvinden en dat het toetsingsproces maximaal drie maanden duurt. Ik denk dat elke jongere, al dan niet onder het genot van een pizzapunt, hiermee kan instemmen. Tegelijkertijd is het nogal wat. Immers, keuze brengt met zich mee dat je ook bewust moet kunnen kiezen, in zoverre er voor de jongere wat te kiezen valt. Veel jongeren kunnen dat prima, al dan niet geholpen door ouders, vrienden of anderen. Maar in gesprekken op scholen en in buurthuizen hoor ik vaak van een heel aantal jongeren dat al die keuzes nog niet zo gemakkelijk zijn. In hoeverre is er bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden met een gedegen keuzebegeleiding? In hoeverre hebben bijvoorbeeld studieloopbaanbegeleiders zicht op deze nieuwe ontwikkelingen? Zijn zij hierin meegenomen? Het is nogal wat om jongeren te begeleiden naar een weloverwogen keuze. Naast de begeleiding, die ik erg belangrijk vind, wil ik ook weten hoe jongeren worden voorgelicht over de keuzedelen en over de kansen op werk en stage juist door het maken van die weloverwogen keuze voor een keuzedeel. 

Het uitgangspunt om jongeren meer uitdaging en meer mogelijkheden te bieden, onderschrijf ik volledig. Over de uitvoering heb ik nog een aantal vragen. Wat is het aanbod waaruit de student kan kiezen? Is dat het aanbod van de school, de opleiding of het hele register keuzedelen? Hoe breder het aanbod van keuzedelen van een instelling, hoe kostbaarder het zal worden. Betekent dit dat vermoedelijk de meeste instellingen ervoor zullen kiezen om slechts minimaal te voldoen aan het verplichte aanbod van keuzedelen? In hoeverre hebben studentenraden en decentrale studentenraden zeggenschap over het aanbod van keuzedelen? Op welke manier worden ze hierbij betrokken? In hoeverre kunnen ze meedenken in een vroege fase van de besluitvorming? 

Een keuze maken uit een aantrekkelijk aanbod waarbij is ingespeeld op actuele ontwikkelingen, innovaties en regionale behoeften is het begin, maar hoe zorg je ervoor dat jongeren gemotiveerd blijven om zo'n keuzedeel tot een goed einde te brengen als dat niet meetelt voor het diploma? Op zich begrijp ik dat de ontwikkeling van keuzedelen pionierswerk is waarop je mbo'ers niet meteen kunt afrekenen. Maar hoe serieus zullen jongeren dit keuzedeel nemen in de huidige constructie? De minister wijst in de nota naar aanleiding van het verslag naar de vermelding van de keuzedelen op het diploma. Dit betreft zowel de behaalde keuzedelen als de gevolgde maar niet behaalde keuzedelen. Is het denkbaar dat sommige mbo'ers al na enkele weken concluderen dat het keuzedeel waaraan zij zijn begonnen, helemaal niets voor hen is? Hoe groot is dan het risico dat ze gewoon voor spek en bonen tot het einde met het keuzedeel moeten voortmodderen? De minister sluit niet uit dat in de toekomst op basis van het feitelijk functioneren van de keuzedelen, het behalen van de keuzedelen voorwaardelijk wordt gemaakt voor het behalen van een mbo-diploma. Heeft de minister een idee op welke termijn hierover uitspraken kunnen worden gedaan? 

De voorzitter:

Dank u wel. Over vijf minuten geeft de minister antwoord op de diverse vragen. 

De vergadering wordt van 20.56 uur tot 21.03 uur geschorst. 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik ben blij met de woorden die de leden hebben gesproken over het belang van goed opgeleide vakmensen, want die bepalen wel de toekomst van ons land. Wil Nederland het verschil kunnen blijven maken, dan is het noodzakelijk dat alle talenten en mogelijkheden van mensen worden benut. Het middelbaar beroepsonderwijs, het mbo, moet een gedegen voorbereiding geven op die arbeidsmarkt, die heel erg snel verandert, maar het mbo moet meer dan alleen opleiden voor de arbeidsmarkt. Het heeft ook een belangrijke emancipatoire taak om kansen te bieden aan alle jongeren. Het mbo moet vooral aansluiten bij snelle veranderingen die er zijn. Die betreffen de arbeidsmarkt, maar ook veranderende ideeën over bildung, zeg ik nog maar een keer tegen de heer Rog. 

Die snelle veranderingen, waar veel leden naar verwezen hebben, vragen veel van docenten, scholen en leerlingen. Ik heb mevrouw Siderius erover gehoord en ook mevrouw Lucas zei het scherp: "the internet of things" vraagt dat wij ons weten te verhouden tot die snelle dynamiek. Ik hoorde het de heer Van Meenen ook zeggen: wij moeten inspelen op die dynamische arbeidsmarkt. Dat vraagt wat van iedereen, van docent tot bestuurder. Het vraagt om een permanente inspanning en scherpte om kwaliteit en relevantie van het onderwijs te behouden en waar mogelijk te verbeteren. De uitdaging daarvan is groot. Wij bespreken daar nu een onderdeel van, keuzedelen, maar die uitdaging is eigenlijk veel breder. Het hele traject Ruim baan voor vakmanschap is gericht op de aansluiting met die veranderende samenleving. Ik wijs ook op mijn brief van vorig jaar over dit onderwerp, in aansluiting op Focus op vakmanschap. Wij bekijken daarin hoe wij kunnen aansluiten bij de dynamiek op de arbeidsmarkt en de veranderende eisen die wij verder aan burgers stellen en hoe wij de variëteit en de differentiatie kunnen vergroten. 

Met dit wetsvoorstel bespreken wij de herziene kwalificatiestructuur, waarbij keuzedelen worden geïntroduceerd. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het verhogen van de responsiviteit van het mbo op ontwikkelingen en innovaties op de arbeidsmarkt. Daarmee kunnen studenten zich beter profileren en worden de ambitie van de student en het onderwijsaanbod beter op elkaar afgestemd. Mevrouw Lucas vertelde daar bevlogen over met de voorbeelden die zij aangaf: wij willen het innovatieve vermogen, vanuit de student zelf maar bij voorkeur ook vanuit de school, verder stimuleren. Een student met de ambitie om een vakman of vakvrouw te worden, kiest voor een keuzedeel dat gericht is op verdere specialisatie of bredere inzetbaarheid. Dat kan iets zijn dat aansluit bij de eigen opleiding, een verdieping. Het kan ook zijn zoals in het voorbeeld dat mevrouw Lucas en ook anderen noemden, het voorbeeld van de kapper die ook bubbels wil schenken. Je zou dat een verbreding kunnen noemen. Een keuzedeel kan ook een vervolgopleiding betreffen, want laten wij niet vergeten — er is hier niet zo veel over gezegd — dat het keuzedeel ook heel goed gebruikt kan worden om door te stromen naar het hbo. Dan bereidt het keuzedeel iemand voor op de vervolgopleiding. 

Met de herziening van de kwalificatiestructuur beoog ik een goede balans te creëren tussen enerzijds de herkenbaarheid en waarde van een mbo-diploma op landelijk niveau en anderzijds de ruimte voor maatwerk op regionaal en individueel niveau. De herziening draagt bij aan meer maatwerk voor de student door differentiatie van het onderwijsaanbod met keuzedelen. Ik heb goed gehoord wat verschillende leden daarover hebben gezegd en gevraagd; daar kom ik zo op terug. en kom daar zo op terug. Ook draagt deze herziening bij aan het sneller en beter kunnen inspelen op de veranderingen en innovaties op de arbeidsmarkt en de wensen van het bedrijfsleven en het vervolgonderwijs. De herziene structuur biedt bovendien een beter vertrekpunt voor het verbeteren van de doelmatigheid van het onderwijs. De structuur van basis- en profieldelen in de kwalificatiedossiers geeft de mogelijkheid om het onderwijs effectiever en efficiënter te programmeren. Wij hebben het aantal kwalificatiedossiers inderdaad vergaand teruggebracht; ik ben blij dat verschillende leden, onder wie de heer Beertema, daar ook nog eens op hebben gewezen. Het aantal kwalificatiedossiers is met 25% verminderd naar 176. Ze zijn ook globaler opgesteld. Mevrouw Lucas had het over een uitdaging voor de polder. Het is ook een compliment voor de polder in het mbo dat men erin geslaagd is om de kwalificatiedossiers veel bijdetijdser te maken en om meer ruimte aan scholen en leerlingen te geven. Dat gezegd hebbende, zijn er vier thema's die ik wil behandelen. Allereerst ga ik in op de koppeling van keuzedelen en kwalificaties. Verschillende leden hebben daarover vragen gesteld en amendementen ingediend. Dan vervolg ik met keuzedelen en het diploma, de herziening van de kwalificatiestructuur — ik neem daarin vooral de levensbeschouwingsvragen mee — en de uitvoering in de praktijk. 

Ik begin met de koppeling. Er is gevraagd waarom er alleen een afwijkingsmogelijkheid wordt toegestaan van de verplichte koppeling van keuzedelen aan kwalificaties en waarom de koppeling niet volledig wordt losgelaten. Ik constateer dat mevrouw Siderius daarover een amendement op stuk nr. 10 heeft ingediend. Zij zegt dat studenten iets moeten kunnen kiezen. Ik ben het ermee eens dat studenten iets moeten kunnen kiezen, maar de vraag is hoeveel je wilt dat ze kunnen kiezen en hoe je dat op een goede manier organiseert. Wij constateerden juist — dat was een van de redenen om tot een andere vormgeving over te gaan — dat het huidige systeem te weinig structuur biedt en niet voldoende keuzedelen laat aansluiten bij de beroepsopleiding. 

Ik heb bij de verstrekte nota van wijziging al meer vrijheid gecreëerd voor het bestuur van de school om op verzoek van de deelnemer, bij het aanbod van keuzedelen bij een beroepsopleiding, af te wijken van de bij ministeriële regeling vastgestelde koppeling aan kwalificaties. Mevrouw Lucas en anderen hebben hier al op gewezen. Dit betekent dat een deelnemer ook kan kiezen voor keuzedelen die niet zijn gekoppeld aan een kwalificatie waarop zijn beroepsopleiding is gebaseerd. De koppeling wordt echter niet volledig losgelaten. Dit is gedaan precies vanwege de functie van de koppeling. De koppeling maakt zichtbaar en waarborgt dat de relevantie van een keuzedeel voor de betreffende kwalificatie helder is en je dus duidelijk maakt wat het keuzedeel toevoegt aan de kwalificatie. Dit kan de schoolaanbieder doen, maar met de nota van wijziging kan dit ook op voorstel van een student worden gedaan, die daar dan wel een goed verhaal bij moet hebben. 

Wat ik ook wil voorkomen, is dat er geen sprake is van overlap van het keuzedeel met de kwalificatie. Een student zou dan bijvoorbeeld voor Engels kunnen kiezen, volgens het amendement van mevrouw Siderius. Als je mbo-4 doet, zit Engels echter al bij het algemene deel en dan voegt een keuzedeel niets toe. Ik wil dat het keuzedeel tot doel heeft en ertoe zal leiden dat studenten iets kiezen wat een verrijking betekent bovenop de kwalificatie. Het moet een meerwaarde hebben voor de beroepsuitoefening of voor de doorstroming naar vervolgonderwijs. Die koppeling voorkomt juist de wildgroei aan keuzedelen. 

Ik zei al dat wij gelukkig het aantal kwalificaties met 25% naar beneden hebben gebracht. Ik zou niet willen dat zich een hele nieuwe wildgroei aan keuzedelen zou voordoen. Daarbij is het ook nog van belang om te wijzen op het civiele effect van de koppeling. Wij willen die niet loslaten, want sociale partners onderstrepen ook het belang van die koppeling zodat studenten en werkgevers weten waar je na een opleiding op kunt rekenen. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik begrijp de zorgen van de minister niet zo, want in die overlap — dit staat in de toelichting van het amendement — moet het erom gaan dat iemand een keuzedeel kiest waarbij er geen overlap is met de betreffende kwalificatie. Als je bijvoorbeeld een opleiding doet in de richting van economie en ondernemerschap, kan ik mij voorstellen dat je denkt: voor mij zouden keuzedelen in het kader van media, communicatie en marketing heel relevant kunnen zijn. De student moet nu eerst gemotiveerd aanspraak doen op de uitzonderingsmogelijkheid. Wij zouden echter ook de professionals, de docenten in het mbo, het vertrouwen kunnen geven. Zij hebben een adviserende functie ten opzichte van de studenten; elke student heeft ook een mentor. Laten we daar het vertrouwen neerleggen, zodat wij de ontkoppeling volledig kunnen maken. Dan hoeven wij ook niet allerlei bureaucratische aanvraagprocedures in werking te zetten. Dus laten wij dat vertrouwen alsjeblieft bij de docent neerleggen en de docent de taak geven de student te adviseren. 

Minister Bussemaker:

Door de nota van wijziging kan dat al in vergaande mate, want een student kan zo'n voorstel indienen. Laat ik dan gelijk antwoord geven op de vraag van mevrouw Lucas, de heer Van Meenen en de heer Bisschop of zo'n aanvraag voor keuzedelen altijd door iedereen gezamenlijk ingediend moet worden — onderwijs, bedrijfsleven en brancheorganisaties — of dat die ook door een van de drie ingediend kan worden. Partijen kunnen dat samen doen, maar ook een van die partijen kan dat doen. Studenten kunnen kiezen uit het actuele keuzedelenaanbod dat de school bij de opleiding verzorgt. Op verzoek van de student kan de school hem in de gelegenheid stellen ook een keuzedeel te kiezen van een andere opleiding. Dat is bijvoorbeeld een keuzedeel dat niet gekoppeld is aan de kwalificatie van zijn opleiding. In dat geval kan de student kiezen uit het totale keuzedelenaanbod van de school voor zijn persoonlijke ontwikkeling en zijn loopbaanontwikkeling. Dat geeft dus vrijheid maar met enige begrenzing om te voorkomen dat de relatie met de kwalificatie te los wordt, het civiele effect verdwijnt en er een wildgroei aan keuzedelen ontstaat. Naar mijn idee hebben wij daarmee het redelijke midden gevonden tussen meer vrijheid, responsiviteit en differentiatie enerzijds, en het voorkomen van wildgroei anderzijds. 

Mevrouw Siderius (SP):

Die begrenzing zorgt ook voor een hele bureaucratische aanvraagprocedure. Studenten moeten dan een verzoek gaan indienen en een beroep gaan doen op die uitzonderingsmogelijkheid. Dat gaat weer allerlei papierwerk opleveren. Dat is net wat wij niet willen. Wij moeten het vertrouwen geven aan de docent. Het idee dat er dan opeens overal keuzedelen ontstaan is onzinnig, want die keuzedelen moeten worden samengesteld door de instelling, het bedrijfsleven en andere samenwerkende partners. Die moeten worden goedgekeurd door de toetsingskamer. Uiteindelijk moet de minister daar haar stempel op zetten. Dus die wildgroei is helemaal niet aan de orde. Wij moeten proberen om de bureaucratie van de aanvraagprocedures zo veel mogelijk te beperken en het vertrouwen aan de docent te geven om daarover te adviseren. 

Minister Bussemaker:

Ik ben het ermee eens dat wij die bureaucratie zo veel mogelijk moeten beperken. Daarom zijn wij deze hele onderneming begonnen, hebben wij de kwalificatiedossiers vergaand beperkt en de hele procedure aangepast, zodat een doorloop, anders dan in het verhaal van mevrouw Lucas, niet meer zeven jaar duurt maar vier keer per jaar ingediend kan worden en drie maanden duurt. Daarom kan een school ook zelf wat indienen. Als wij dat helemaal vrijlaten, zou dat ertoe leiden dat de meerwaarde van keuzedelen ten opzichte van de kwalificatie teniet kan worden gedaan. Ik kom zo terug op het betoog dat ik van mevrouw Siderius en van anderen heb gehoord om keuzedelen sterker mee te laten wegen bij de zak/slaagregeling. Als dat helemaal vrij wordt, wordt dat helemaal een moeilijke opdracht. Als je dat ook nog scherper mee gaat tellen, dan wordt de kans dat de student op grond van een individuele keuze, die verder niet voorbereid is via de SBB, wel heel erg groot. En dat lijkt mij onwenselijk. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb een beetje de indruk dat hier te veel sprake is van koudwatervrees. Als wij dit goed regelen, dan hebben wij al deze krampachtige, gedetailleerde voorschriften echt niet nodig. In het voorgezet onderwijs heb je inderdaad een verplicht deel, je hebt een profieldeel, je hebt binnen het profieldeel nog een keuzedeel, en je hebt een vrije ruimte. Al die vakken tellen in principe gelijkwaardig mee, ieder met een eigen status. Sommige vakken tellen in de zak/slaagregeling wat zwaarder mee, omdat ze tot het profieldeel behoren. Er is geen enkele reden om vakken al te krampachtig uit te sluiten en te zeggen: je mag niet die en die vakken kiezen. Ik wil de minister vragen om daar nog eens goed naar te kijken, omdat dit zichzelf gaat reguleren. Als je duidelijke eisen stelt waaraan zo'n vak in de vrije ruimte moet voldoen, reguleert dat zichzelf. Dat zullen vaak vakken zijn die tot andere sectoren behoren, maar aangeboden kunnen worden. Graag het verzoek aan de minister om daar met enige afstand nog eens naar te kijken en het dan van een andere route aan te vliegen. Is de minister daartoe bereid? 

Minister Bussemaker:

Dat heb ik heel uitgebreid gedaan. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het niet wenselijk is om het vrijer te laten, omdat je dan keuzedelen krijgt die geen meerwaarde hoeven te hebben voor de kwalificatie en die misschien geen meerwaarde hebben voor de vervolgopleiding. En dat is nu juist wat wij willen. Iemand moet keuzedelen kiezen die meerwaarde hebben ten opzichte van de kwalificatie. Dat kan zijn een verdieping, een verbreding of de stap naar een vervolgopleiding, maar dat kan niet zomaar iets zijn waarvan iedereen denkt: dan kies ik de makkelijkste keuzedelen. Het moet echt een gerichte keuze zijn, juist omdat ik het zo belangrijk vind dat het keuzedeel niet iets los erbij is maar echt onderdeel is van de hele opleiding. Het verschil met het vo waar u naar vraagt, is dat in de wetsvoorstellen inzake profielen in het vmbo het bevoegd gezag van een mbo-instelling zelf geen programmaonderdelen kan vaststellen en verplicht kan stellen, omdat het mbo geen vakken kent. Daarom is het een andere regeling dan bij het vmbo, hoewel wij met de profielen die nu bij het vmbo ontstaan, proberen om de aansluiting tussen vmbo en mbo te verbeteren. 

De heer Bisschop (SGP):

Dat neemt niet weg dat de keuzedelen op vergelijkbare wijze als de vakken in het vo kunnen worden ingericht. Er dreigt wat mij betreft nog steeds onduidelijkheid. Mogen mbo-leerlingen straks ten behoeve van hun persoonlijke vorming een keuzedeel kiezen of niet? Of moet het echt een link hebben met de beroepsopleiding of verbreding van het profiel? Ik meen in de nota van beantwoording gelezen te hebben dat die ruimte voor persoonlijke vorming er wel is, maar ik hoor de minister zeggen dat de link er moet zijn. 

Minister Bussemaker:

Persoonlijke vorming kan ook een link hebben met de kwalificatie. Ik zie dat breed. Een student kan kiezen uit het actuele keuzeaanbod dat de school bij de opleiding verzorgt. Dat zijn keuzedelen die gekoppeld zijn aan de opleiding. Met de nota van wijziging kan een student beargumenteerd voor iets anders kiezen. Mevrouw Lucas heeft een mooi voorbeeld gegeven van een kappersopleiding. Daar zitten niet het keuzeonderdeel hospitality of onderdelen van horeca bij, maar als iemand daar een goed idee bij heeft, kan dat beargumenteerd gebeuren. Het moet echter wel beargumenteerd gebeuren. Naar mijn idee maken wij het daarmee voor de leerling, de student en de school gemakkelijker. Men kan immers kiezen uit het totale aanbod van keuzedelen. Het betekent ook dat scholen het organiseerbaar kunnen maken en dat er een evenwicht is tussen het verrijking bieden bovenop de kwalificatie. Er is dus een meerwaarde en men houdt vast aan het civiel effect. Mocht het nog niet duidelijk zijn, dan zeg ik het nog een keer formeel. Ik ontraad het amendement van mevrouw Siderius. 

De heer Van Meenen heeft gezegd dat het omslachtig is. Ik snap dat de hele structuur van het mbo, met de nieuwe rol van de SPB, waar wij misschien nog wat aan moeten wennen, soms omslachtig lijkt. Wij hebben echt grote stappen gezet om ervoor te zorgen dat wij snelheid en responsiviteit creëren en tegelijkertijd de vrijblijvendheid die wij nu hebben en het gebrek aan transparantie dat er nu is, tegengaan. Het was de commissie-Hermans/Van Zijl die eerder heeft geadviseerd om een duidelijke doelbestemming te geven aan de vrije ruimte, bijvoorbeeld nadere specialisatie, een aan regionale arbeidsmarktbehoefte gerelateerde verdieping of extra hbo-voorbereiding. Dit is ook in antwoord op de heer Bisschop, die mij vroeg om nog eens de achtergrond van deze voorstellen aan te geven. Onder andere de civiele waarde en transparantie zijn van belang bij de Toetsingskamer, maar het hele proces is nu zo georganiseerd dat het totale toetsingsproces maximaal drie maanden duurt. Dat kan dus ook nog veel sneller, afhankelijk van het voorstel dat wordt ingediend. Het kan vier keer per jaar. Daarmee denk ik dat wij een evenwicht hebben gevonden. Hiermee meen ik ook de vraag van de heer Rog over het civiele effect te hebben beantwoord. Tot dusverre de koppeling. 

Veel woordvoerders hebben vragen gesteld over de relatie met het diploma, meer in het bijzonder de zak/slaagregeling. De VVD noemde dat een gemiste kans, de PVV hoorde ik spreken over vrijblijvendheid, mevrouw Siderius heeft gevraagd of het niet een onderdeel zou moeten worden van de zak/slaagregeling en de heer Van Meenen heeft, net als mevrouw Lucas, een amendement ingediend. Daar kom ik zo op. Een student moet dus op een dusdanige manier kiezen tussen keuzedelen dat het aansluit bij de verrijking of verbreding of het vervolg van de opleiding. De introductie van keuzedelen is echt een fikse uitdaging voor scholen, studenten, docenten en ook voor de betrokken leerbedrijven. Ik wil hun de tijd gunnen om ervaring op te doen met deze verandering. Daarom heb ik ervoor gekozen om het behalen van keuzedelen op dit moment nog niet voorwaardelijk te stellen voor het behalen van een diploma. 

Daarnaast heeft de introductie van keuzedelen ook gevolgen die we nog niet kunnen overzien. Die hangen samen met andere maatregelen die we nemen, zoals Focus op vakmanschap en Ruim baan voor vakmanschap, en de effecten van keuzedelen zelf. De lat voor studenten komt met de introductie van keuzedelen echt een stuk hoger te liggen. "De basis op orde" is dus precies wat we willen, zo zeg ik tegen de heer Bisschop. Door de lat hoger te leggen met keuzedelen gaat dat allemaal gebeuren. Als de lat voor studenten hoger wordt gelegd, zou het direct mee laten tellen voor het behalen van het diploma, ertoe kunnen leiden dat het aantal voortijdige schoolverlaters omhooggaat. Je wilt immers dat studenten hun diploma halen en dat zij niet de dupe worden van een te snelle invoering van een bepaalde systematiek. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar wij voeren deze discussie hier ook in het kader van een ander onderwerp, namelijk de rekentoets en goed rekenonderwijs. Ik vind het dus heel belangrijk dat we de keuzedelen, als we die al zouden willen meetellen bij de zak/slaagregeling, niet overheerst invoeren, omdat we scholen, leerbedrijven en alle anderen eerst de tijd moeten gunnen om met keuzedelen te leren werken. Gezien de dynamiek die er achter zit, de korte doorlooptijd en ook de eigen keuzemogelijkheden voor studenten, telt dat extra zwaar. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Ik begrijp dat de minister de scholen die kans wil geven. Wel is het opvallend dat de MBO Raad zelf, op basis van het bericht dat wij het amendement hebben ingediend om dit sneller te laten meetellen, aangeeft dit idee zeer de moeite waard te vinden. Dat zetten zij op Twitter. Ik neem dus aan dat de scholen zelf ook willen dat dit gewoon gaat meetellen. Wie beschermen we dan voor wie? Volgens mij willen de scholen het ook. De JOB heeft ook aangegeven het belangrijk te vinden dat het gewoon gaat meetellen, dus ik snap niet waarom we hier zo moeilijk over doen. 

Minister Bussemaker:

Dat bericht van de MBO Raad ken ik nog niet. Ik ken wel een brief van de JOB. Anders dan mevrouw Lucas nu aangeeft, hebben zij aangegeven dat zij het van belang vinden dat keuzedelen wel gevolgd moeten worden. Dat ben ik van harte met ze eens. Keuzedelen zijn dus niet vrijblijvend. Het is niet iets wat je er maar een beetje bij kunt doen voor de leuk, en dat je dan maar ziet of het nog ergens vermeld staat. Je moet het doen. Het enige wat we zeggen is dat het behalen van het diploma niet afhangt van het resultaat van de keuzedelen. Dat wil de JOB ook. Daarmee wordt namelijk onderkend dat de student ook zonder deze extra inhoud een volwaardig beginnend beoefenaar wordt. Ik geef nog een keer het voorbeeld van mevrouw Lucas, van de leerling-kapster die bubbels wil schenken. Dat is haar keuzedeel. Stel dat zij dit niet redt, dan zou zij, als het keuzedeel zou meetellen bij de zak/slaagregeling, ook niet aan de slag kunnen als kapster. Met het keuzedeel kan zij laten zien dat zij iets extra's in huis heeft. Ik geef een ander voorbeeld. Iemand in de grensregio doet een timmeropleiding en behaalt de kwalificatie timmerman. Hij vindt het echter ook interessant om over de grens te werken in Duitsland en hij doet daarom het keuzedeel Duits. Dat vindt hij echter moeilijk en hij zakt daarvoor. Als wij het keuzedeel zouden meetellen, zou deze persoon ook na het behalen van het diploma niet als timmerman aan de slag kunnen; hij zou dan eerst dat keuzedeel Duits moeten overdoen. 

Ik wil erover praten om het op termijn mogelijk te maken om het keuzedeel te laten meetellen, want veel fracties vinden het wenselijk om het mee te laten tellen, maar het gaat ook om temporisering. Als wij dat nu direct zouden doen, dan zouden de twee mensen uit de door mij gegeven voorbeelden niet aan de slag kunnen. Als wij het keuzedeel direct laten meetellen, dan vrees ik dat scholen zullen kiezen voor heel eenduidige en gemakkelijke keuzedelen en minder ruimte zullen laten voor de eigen keuzemogelijkheid van de studenten. Het effect daarvan zou kunnen zijn wij de grotere vrijheid die wij voor de studenten willen creëren — een wens die ik ook hier hoor en die ik verwoord heb in de nota van wijzigingen — onbedoeld juist verkleinen, zeker als wij het heel snel zullen doen. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Het grote verschil is dat de minister ervan uitgaat dat de genoemde studenten het keuzedeel niet zullen halen. Ik ga ervan uit dat zij, als zij een gemotiveerde keuze maken, juist ook door de extra ruimte die in de nota van wijzigingen geboden wordt, en zij iets kunnen kiezen waarnaar hun hart uitgaat, gewoon slagen voor dat keuzedeel. Alleen zal het voor de scholen veel belangrijker worden om de zaak serieus op te pakken als het keuzedeel gaat meetellen voor het diploma. Ik denk dat dit garandeert dat scholen er werk van zullen maken om goede keuzedelen aan te bieden en ook de beste docenten voor de klas te zetten, en niet degene die roostertechnisch toevallig over is gebleven. Ik ga ervan uit dat de scholen dit dan serieus zullen oppakken. Om die reden moet het keuzedeel wel meetellen. Dezelfde redenering geldt voor de rekentoets. Die wordt pas serieus genomen als die meetelt. In mijn amendement staat dat wij best een jaar de tijd kunnen nemen om te wennen aan het keuzedeel, maar dat het daarna wel ingevoerd moet worden. Als wij tot 2020 wachten, dan vrees ik dat er tot die tijd veel te weinig gebeurt. 

Minister Bussemaker:

Ik deel die angst niet. Juist als wij willen dat het keuzedeel tot echte innovatie leidt, zullen wij moeten stimuleren dat er nieuwe keuzedelen kunnen ontstaan, die aansluiten bij de veranderende arbeidsmarkt. Als wij nu zeggen dat het keuzedeel gaat meetellen, terwijl scholen willen dat al hun studenten hun diploma halen, dan zullen zij strategisch gedrag vertonen en heel snel kiezen voor gemakkelijke keuzedelen. Dat vind ik onwenselijk. Ik kan mij wel voorstellen dat wij bekijken of wij het keuzedeel op termijn onder de zak/slaagregeling kunnen brengen. Wij verschillen wel van mening over het moment waarop wij dit verantwoord kunnen doen. Ik zou dat niet al in 2017-2018 doen, zoals in het amendement wordt voorgesteld, want dan zijn wij nog slechts één jaar bezig. Wel zouden wij kunnen bekijken of wij het in 2018-2019 kunnen doen. Wij gaan monitoren, dus wij kunnen na afloop van het studiejaar 2016-2017 zien hoe het gaat, of de invoering van het keuzedeel innovatief en responsief genoeg is en of scholen er goed mee omgaan. Op dat moment zouden wij het keuzedeel voorwaardelijk kunnen verplichten. 

Ik ken de tweet van de MBO Raad niet, maar mij is inmiddels ingefluisterd dat die tweet gaat over de nota van wijzigingen en niet over de zak/slaagregeling. Zowel de JOB als de MBO Raad is dus tegen het direct opnemen van het keuzedeel in de zak/slaagregeling. Als men andere informatie heeft, dan hoor ik dat wel. 

De heer Rog (CDA):

Ik snap niet zo goed dat de minister stelt dat, als mensen nu voor een keuzedeel kiezen, ze voor de makkelijke route gaan als dat meetelt, maar dat dat in 2019 niet meer zo zal zijn. Ik begrijp dat gewoon niet. Waarom denkt de minister dat het in 2019 wel kan meetellen en mensen dan niet meer een makkelijk keuzedeel kiezen? 

Minister Bussemaker:

Scholen moeten wennen aan keuzedelen. Zij weten ook dat wij het programma verzwaren met keuzedelen voor studenten. Scholen willen graag dat hun studenten een diploma halen. Alles bij elkaar zou, juist omdat het nieuw is, strategisch gedrag kunnen uitlokken. Daarom zeg ik het volgende. Laten we even bekijken hoe het werkt, of scholen inderdaad zo goed voorbereid zijn op keuzedelen als wij allemaal hopen en of zij ook echt innovatieve keuzedelen stimuleert in plaats van de veilige route te kiezen van alleen maar doen wat makkelijk is en voor de hand ligt. Laten we bekijken hoe het gaat met het monitoren en evalueren. Laten we dat allemaal doen voordat we studenten de dupe laten zijn van een te snelle doorvoering van het onderbrengen bij de zak/slaagregeling. Ik zie daarin toch wel een parallel met de discussie over de rekentoets, hoe verschillend we daar ook over denken. Ook daar speelt dit. Ik vind het geen verantwoorde weg om het direct te doen. In het kader van het amendement van mevrouw Lucas zeg ik echter wel: als de datum iets verschoven zou worden en er na de officiële invoering volgend jaar iets meer ruimte, namelijk twee jaar, zou zijn om te bekijken wat er gebeurt en om te monitoren, dan zou ik in principe willen opnemen dat ik het, als het verantwoord is, onderbreng bij de zak/slaagregeling. 

De heer Rog (CDA):

Volgens mij is dat in ieder geval de winst van deze discussie. Mijn laatste vraag is als volgt. Kan de minister zich voorstellen dat, als de rekentoets straks meetelt in het onderwijs — dat gaan we allemaal proberen te voorkomen, hoor — bijvoorbeeld een student die thuis opgevoed is met Duitse televisie en een kei is in de Duitse taal, juist met zo'n keuzedeel in ieder geval nog een vak heeft waarmee hij kan compenseren? Het heeft dus niet alleen maar negatieve kanten. Zo'n keuzedeel kan juist ook heel positief uitpakken. Ik hoop dat de minister dat in ieder geval óók bedenkt. 

Minister Bussemaker:

Ja, dat zou kunnen. Ik ben er ook niet op tegen om het ooit te doen. Ik wil dat vliegwiel. Ik wil echt dat we met keuzedelen gaan innoveren. Ik wil ook dat keuzedelen zo responsief en innovatief worden ingevoerd dat die ook weer onderdeel kunnen worden van de kwalificatie zelf. Daar hebben we het nog niet over gehad. Dat is echt een vorm van vernieuwing. En soms zal een keuzedeel dat eerst alleen voor een kleine groep, een niche, interessant is, op een gegeven moment onderdeel worden van de reguliere kwalificatie. Zorg ervoor dat die dynamiek ontstaat voordat we studenten opzadelen met een te grote last boven op de aanscherping van het programma die ze toch al krijgen. Dan heb ik het nog niet eens over alles wat we verder al doen, zoals het inkorten van de hele mbo-opleiding naar drie jaar en het invoeren van de rekentoets. Er zijn dus al een heleboel elementen die in het mbo een rol spelen, die leiden tot een verzwaring. Ik vind dat we daar zorgvuldig mee moeten omgaan. 

De heer Van Meenen (D66):

Mijn huisarts had me vanwege mijn toch al wat labiele bloeddruk geadviseerd om het vandaag niet over de rekentoets te hebben, maar nu is het echt niet meer te vermijden. De minister redeneert eigenlijk als volgt: we moeten die keuzedelen niet verplicht gaan stellen, want er is al een rekentoets. Dan komen we vervolgens op het voorbeeld van de leerling-kapster. Als die een bepaalde specialisatie in het kappersvak niet haalt, kan ze niet als kapper aan de slag. Dat beschouwt de minister als zeer ernstig. Maar als die leerling-kapster de rekentoets niet haalt, dan is het in de ogen van de minister blijkbaar volkomen terecht dat ze dan niet als kapper aan de slag kan. Dat vind ik merkwaardig. Ik heb daar een vraag bij. Zou het niet een idee zijn om van de rekenmodule een keuzedeel te maken? Dan kiest een student, als hij verwacht dat rekenen onderdeel zal worden van het beroep dat hij voor ogen heeft, ook echt gericht voor die module en wordt niet elke student, ongeacht zijn toekomstige beroep, er op dezelfde manier mee belast. 

Minister Bussemaker:

Nee, want het mbo bestaat uit algemene vakken, kwalificatievakken en keuzedelen. Vele sprekers hebben dat gememoreerd. Wij hebben vastgesteld dat rekenen zo belangrijk is voor elke student, voor elke burger, om in het algemene leven te kunnen gebruiken, ook als je het niet direct voor je vak nodig hebt, dat het wenselijk is dat we dat invoeren. Daar hebben we heel lang over gedaan. De discussie over rekenen en rekenonderwijs speelt al jaren. Dat is dus heel anders dan bij deze discussie over keuzedelen. Ik zal de heer Van Meenen niet provoceren en het verder niet meer over de rekentoets hebben. Het gaat mij ook niet over de rekentoets als zodanig. Het gaat mij over een zorgvuldige invoering. Ik ontraad dus het amendement van de heer Van Meenen dat hierover gaat. 

Dan het amendement van mevrouw Lucas. Ik zou, mits het amendement iets meer ruimte zou laten om in ieder geval twee jaar vanaf het moment dat het officieel ingaat, in 2016, te kunnen bekijken hoe het gaat en een en ander goed te kunnen monitoren, de bepaling willen opnemen om het in principe enkele jaren later in te voeren als een en ander goed verloopt, dus de keuzedelen in relatie tot de hele "Focus op Vakmanschap"-operatie. Dan ben ik in 2018-2019. 

De heer Van Meenen (D66):

Het is heel teleurstellend en verrassend dat de minister niet ingaat op mijn uitnodiging. Blijkbaar vindt de minister het inderdaad beter dat een toekomstig kapster zakt op de rekentoets dan op een specialisatie voor bijvoorbeeld afrokapper, die toch verder ook niets met het toekomstige beroep te maken heeft. Maar goed, dat laat ik even voor haar rekening. Ik werp ook verre van mij dat wij hier met elkaar hebben bepaald dat het goed is dat alle studenten in het mbo op precies dezelfde manier, ongeacht hun beroep, hetzelfde rekenonderwijs en dezelfde rekentoets moeten ondergaan. Dat heeft een meerderheid in deze Kamer beslist, waar ik beslist niet toe gerekend wil worden. Ik probeer het toch nog een keer. Deze studenten zitten op een beroepsopleiding. Die beroepen verschillen enorm van elkaar. Wat dit wetsvoorstel poogt te doen, is daarin meer specifieke keuzes aanbrengen. Ik vraag mij werkelijk af waarom de minister niet ingaat op mijn uitnodiging om die studenten die inschatten dat rekenen voor hen in hun beroep belangrijk wordt en die dat vak niet al in hun opleiding hebben, een keuzedeel rekenen te laten doen. Ga daar niet alle studenten mee belasten. 

Minister Bussemaker:

Dit wordt een herhaling van de discussie die wij eerder met elkaar hebben gehad. Ik herhaal dat het mbo bestaat uit drie onderdelen: algemene vakken, kwalificatievakken en keuzedelen. Rekenen valt onder het eerste en moet in het mbo — wat mij betreft: mag — zo veel mogelijk gekoppeld worden aan de praktijk waarin men dat rekenen nodig zal hebben. Dat verandert echter niet mijn opvatting over het moment waarop het eventueel verantwoord zou kunnen zijn om keuzedelen onderdeel van de zak/slaagregeling te laten zijn. 

Mevrouw Siderius (SP):

Het spijt me voor de bloeddruk van de heer Van Meenen, maar ik moet het toch nog even over de rekentoets hebben. D66 stelt voor om rekenen als keuzedeel aan te bieden voor die beroepsrichtingen waarvoor dat relevant kan zijn. Ik heb gezegd dat je ook zou kunnen zorgen voor goed rekenonderwijs dat elke student volgt, waarbij je de rekentoets niet voorwaardelijk maakt voor het diploma, tenzij het past in het profieldeel. Denk bijvoorbeeld aan beroepen waarvoor dat hard nodig is, zoals boekhouder. Denk ook aan een economische opleiding, waarin rekenen een zwaar onderdeel is en ook van belang voor een eventuele vervolgopleiding. Voor de rest van de beroepen, zoals kapper of misschien automonteur of een beroep in media en communicatie, kun je besluiten dat de studenten wel rekenonderwijs moeten volgen, maar dat vak niet voorwaardelijk is voor het diploma. Want het argument dat er geen voldoende hoeft te worden gehaald voor keuzedelen omdat er anders misschien wel heel veel studenten voortijdig uitvallen, is wel een heel bizarre redenering. 

Minister Bussemaker:

Dit was precies dezelfde vraag als die de heer Van Meenen stelde. Ik hoor dus geen nieuwe vragen en stel vast dat we met de keuzedelen met iets nieuws beginnen dat nog in moet gaan, in 2016, en dat we ten aanzien van rekenen al een jarenlange discussie achter de rug hebben. 

De voorzitter:

Heel kort, afrondend. 

Mevrouw Siderius (SP):

Het voorstel van de heer Van Meenen was toch anders dan ik heb gedaan in mijn betoog. Ik begrijp wel dat de minister het er niet graag over wil hebben omdat het een heel rare, bizarre argumentatie is. Maar het lijkt me wenselijk dat de minister reageert op voorstellen die in de Kamer gedaan worden, bijvoorbeeld om de rekentoets niet voorwaardelijk te laten zijn aan het diploma, zoals de minister ook bepleit voor de keuzedelen. 

Minister Bussemaker:

Ik heb net omstandig uitgelegd dat we rekenen onderdeel maken van het algemene deel, omdat we het te belangrijk vinden in het leven. Als je kapster bent, begin je misschien je eigen zaak. Dan zal je een brief aan de Belastingdienst moeten kunnen sturen en moeten kunnen berekenen wat je wel of niet terugkrijgt. Of je zou een eigen bedrijfje kunnen beginnen. Ook als je een mobiele telefoon wilt kopen, moet je goed weten wat verstandig is. Dat zijn algemene vaardigheden. Dat is een ander onderdeel van de beroepsopleiding dan waarover we het nu hebben. 

Ik geef nog één argument waarom ik het niet verstandig vind om de keuzedelen direct in te voeren. Dat heeft te maken met de examens. Ik zei net al dat het mbo met heel veel veranderingen te maken krijgt. De verkorting van opleidingen behoort daar ook toe. Per 1 augustus 2016 moeten mbo-scholen hun examens ofwel verplicht inkopen ofwel extern valideren, om het aantal opleidingen met onvoldoende examenkwaliteit tegen te gaan. Ook daar treffen we een verzwaring van de opleiding. Ik denk dat het voor scholen al een flinke klus zal zijn om dit voor de kwalificatie van elke opleiding tot stand te brengen. Het lijkt mij een heel ingewikkelde opgave voor scholen om gevalideerde examens voor alle keuzedelen rond te krijgen met ingang van hetzelfde jaar of een jaar later. We vragen echt veel van scholen, en ik zou graag willen dat de woordvoerders dat in hun afweging over mogelijke amendementen betrekken. Nogmaals, in het jaar van de definitieve invoering van de herziene kwalificatiestructuur, dus het studiejaar 2016-2017, zal ik monitoren, bijvoorbeeld via de regisseur van de herzieningen, of studenten en mbo-scholen voldoende ervaring hebben kunnen opdoen met de vormgeving en de examinering van de keuzedelen. Op grond van deze monitoring, die beschikbaar komt na afloop van het studiejaar 2016-2017, kan ik een besluit nemen over het voor het studiejaar daarop voorwaardelijk stellen van keuzedelen voor het behalen van een diploma. Sorry, het klopt niet wat ik net zei ... Op grond van die monitoring zouden we kunnen bekijken of het wenselijk is om het in de zak/slaagregeling op te nemen. Nogmaals, dan kom ik uit bij een mogelijke invoering in het jaar 2018-2019. 

Mevrouw Lucas (VVD):

De minister gaf in eerste instantie aan dat het gewoon opgenomen zou kunnen worden in de zak/slaagregeling als het een jaar later zou worden. Daar wil ik best over nadenken. Maar nu gaat ze nog weer aanvullende voorwaarden stellen, namelijk dat er eerst een evaluatie plaatsgevonden moet hebben. Dan wordt het wel erg voorwaardelijk. Ik wil gewoon dat het ingaat in 2018-2019. Als er heel ernstige bezwaren zijn, zullen we daar dan opnieuw het debat over voeren, maar de voorwaardelijkheid die de minister er nu aan verbindt zou er niet moeten zijn. 

Minister Bussemaker:

Goed, dan komen we alweer een heel stap dichter bij elkaar. Het luistert dan nauw hoe het amendement eventueel aangepast wordt. Als het zou luiden "in principe 2018-2019, tenzij ...", dan kan ik daar in principe mee leven en zou ik het oordeel over het amendement aan de Kamer laten, ook gezien de breed gehoorde wens. Dat betreft dus het amendement-Lucas op stuk nummer 9. Het amendement-Van Meenen op stuk nr. 8 gaat nog verder. Het zal geen verrassing zijn dat ik dat ontraad. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik zal het gewijzigde amendement van mevrouw Lucas medeondertekenen en ik trek mijn amendement op stuk nr. 8 in. 

De voorzitter:

Het amendement-Van Meenen (stuk nr. 8) is ingetrokken. 

Wij zien een gewijzigd amendement van mevrouw Lucas, medeondertekend door de heer Van Meenen, met belangstelling tegemoet. 

Minister Bussemaker:

Ik hoop dat ik hiermee ook de vragen van de heer Bisschop over de keuzevakken die voldoende goed moeten zijn om te examineren, voldoende heb beantwoord. Ook daar beginnen wij dus nog met het hele proces van examineren. Dat is niet simpel, dat vraagt echt veel van de scholen en overigens ook van de SBB. 

Ik kom op de vragen over de vrije ruimte, in het bijzonder ten aanzien van morele vorming, bildung en levensbeschouwing. Het waren vooral de leden Bisschop en Rog die het daarover hadden. Waarom niet meer vrijheid geven in de keuzedelen om bijvoorbeeld godsdienst, morele vorming etc. een plek te geven? De heer Bisschop heeft een amendement ingediend dat het meer vernauwt. De heer Rog laat het iets breder, maar beiden willen voor deze specifieke vormende activiteit meer vrijheid creëren. 

Ik stel voorop dat burgerschap een verplicht onderdeel is. In het kader van een VAO over radicalisering hebben wij het daar uitgebreid met elkaar over gehad. Alle scholen moeten burgerschap en loopbaanontwikkeling aanbieden. Hoe zij dat vormgeven, mogen ze zelf bepalen. Daarmee kunnen zij dus rekening houden met de grondslag van de school en met de maatschappelijke of levensbeschouwelijke aspecten waar ze de nadruk op willen leggen. 

Daarnaast hebben alle scholen de mogelijkheid om dat vormende aspect in het hele programma mee te nemen. Ik kan mij zomaar voorstellen dat een reformatorische school een opleiding tot onderwijsassistent of verzorgende of boekhouder op een andere manier vormgeeft en andere accenten legt dan een algemene mbo-instelling. Dat vormende of levensbeschouwelijke aspect kunnen scholen verwerken in de reguliere onderdelen van de opleiding, meer expliciet in het onderdeel loopbaan en burgerschap. 

Dit wetsvoorstel geeft scholen voldoende vrijheid om die eigen ruimte op te zoeken. Ik heb goede nota genomen van het advies van de Raad van State over de beleidsruimte voor mbo-instellingen en ik meen dat deze, ook met de invoering van keuzedelen in beroepsopleidingen dermate groot is, dat nadere wetgeving niet nodig is om bijvoorbeeld profilering op levensbeschouwelijke basis mogelijk te maken. Evenmin is het nodig om een afwijkingsmogelijkheid van de keuzedeelverplichting te maken voor bijvoorbeeld het vak godsdienst. Hoe kan het dan wel werken? Men kan het opnemen in het reguliere deel. Zo kan een instelling bijvoorbeeld bij het generieke kwalificatie-onderdeel loopbaan en burgerschap zelf nadere invulling geven aan het leerdoel, aan de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen levensstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer. Zoiets zou kunnen. 

Het kan ook bij beroepsspecifieke onderdelen. Bij elk beroep worden deelnemers bijvoorbeeld geconfronteerd met ethische vraagstukken. Een instelling kan bij het onderwijs hierbij de eigen identiteit en levensbeschouwing tot uitdrukking brengen. Bij de opleiding verpleegkunde kun je het meenemen bij de inkleuring op het vlak van stervensbegeleiding. De school kan ook een levensbeschouwelijke grondhouding willen bevorderen in de gehele opleiding, waarbij de levensbeschouwing als bron voor leven, leren en werken functioneert. De instelling kan dat bijvoorbeeld samen met een leerbedrijf inkleuren. Zij kan inkleuring geven aan de stageopdrachten, aan sociale vaardigheden en aan het omgaan met collega's en met teleurstellingen. Ook dat is een belangrijke vormende kant, waaraan men afhankelijk van de instelling en het karakter van de school verder invulling kan geven. 

Vervolgens kan de invulling ook nog gegeven worden bij de werkwijze, zeg maar het hoe, van de eigen identiteit, al dan niet op levensbeschouwelijke grondslag. Daarbij kan het gaan om de leefregels in de school of speciale activiteiten rond feestdagen; bijvoorbeeld bij de opleidingen voor verkopers in december niet alleen werk maken van kerstacties en kerstfeest maar ook van het kerstverhaal en de kerstgedachte, en bij opleidingen in de horeca bijvoorbeeld werk maken van de aanpassingen vanwege de ramadan. Dat kan allemaal. Het hoort allemaal tot de vrijheid van onderwijs. Scholen hebben dus de vrijheid om zelf het opleidingsprogramma in te richten. Dat kan met extra vormende aspecten evenals met extra nadruk op religieuze aspecten, zoals het vak godsdienst. 

Waar nodig kan men, tot slot, ook meer uren uittrekken voor een onderwijsprogramma met extra vakken. Ik zeg het nadrukkelijk: de wettelijke urennormen zijn minimumnormen. De meeste scholen geven meer dan de minimumnormen onderwijs. Wij hebben bovendien recentelijk de minimumnormen nog versoepeld, en gezegd: mits er een duidelijk profiel van de opleiding is, mits er overleg is gepleegd met docenten en mits studenten tevreden zijn, mag ook nog weer worden afgeweken van de minimumnorm. Eerlijk gezegd kan ik me voorstellen dat scholen met een heel helder profiel zeggen daaraan behoefte te hebben. De heer Bisschop noemde heel eerlijk het Hoornbeeck College, een school die ik ook gesproken heb. Laat dat nu bij uitstek een school zijn met een heel helder profiel, die misschien gemakkelijker dan een groot roc ook nog gebruik zou kunnen maken van de flexibiliteit in de regelingen die wij hebben. 

Dat gezegd hebbende, ben ik niet erg gecharmeerd van het amendement op stuk nr. 11 over het opnemen van de levensbeschouwelijke grondslag in het reguliere onderwijsprogramma. Dat geldt ook voor het amendement-Rog, hoewel ik dat algemener vind. Mijn probleem met het amendement-Bisschop is dat dit alleen een uitzondering maakt voor scholen op levensbeschouwelijke grondslag. Het amendement-Rog verbreedt dat. Daarin wordt aangegeven dat het wenselijk is om gemotiveerd af te wijken van de verplichte keuzeonderdelen en deze ruimte naar eigen inzicht in te vullen. Ik ontraad ook dit amendement, in ieder geval zoals het er nu ligt. Alles wat ik zojuist zei in relatie tot godsdienst, geldt eigenlijk ook hiervoor. Wij hebben al heel veel mogelijkheden om dit te doen. Het middelbaar onderwijs heeft de drievoudige kwalificatieopdracht, kwalificeren voor de arbeidsmarkt, voor vervolgonderwijs en voor de samenleving. Wij hebben juist geconstateerd dat er bij keuzedelen te veel vrijblijvendheid en te veel wildgroei was, en dat het nodig is om ze iets meer te koppelen. Ik vind dit dus ongewenst. 

Wat betreft de persoonlijkheidsvorming en bildung: ik wil niet dat bildung een apart vakje wordt op een school, welke schoolsoort het ook betreft, maar ik wil dat bildung meegenomen wordt in het hele onderwijs. Ik zou het dus ook onwenselijk vinden als er een vak vorming, bildung of wat dan ook in het keuzedeel zou zitten, en men daarmee dus gemakkelijk zou kunnen denken dat het verder niet meer hoeft te worden meegenomen. 

De heer Bisschop (SGP):

Als ik de opsomming door de minister hoor van wat er allemaal mogelijk is, vraag ik me af waarom wij daarvan niet gewoon een keuzedeel maken. Dan kunnen de scholen die daaraan wel behoefte hebben en die er wel prijs op stellen, inderdaad die keuze maken. Natuurlijk gaat het er niet om dat de identiteit alleen in zo'n vak zit. Dat zou wel heel slecht zijn. Natuurlijk gaat het erom dat allerlei noties die te maken hebben met de identiteit van zo'n school in het curriculum verweven zijn. Juist daarin gaat het echter vaak over de praktische doorvertaling, de toepassing. Om het evenwichtig te kunnen uitdragen, inhoud te kunnen geven, heb je niet alleen momenten nodig die even de focus erop richten, maar heb je ook de continue bezinning erop nodig. Vandaar mijn vraag aan de minister om toch eens nadrukkelijker te kijken of dit aspect op enigerlei wijze als belijnd keuzedeel mogelijk kan worden gemaakt. We kunnen eisen stellen aan het aantal uren en de inhoud. 

Minister Bussemaker:

Deze argumenten geven mij juist aanleiding om duidelijker aan te geven dat die bezinning een continue bezinning is en dat die niet ergens in een vakje opgesloten moet worden. Die moet door het hele programma lopen. Die mag levensbeschouwelijk zijn, afhankelijk van de schoolsoort. Inderdaad zal die bij het Hoornbeeck College een heel andere vorm krijgen dan bij het Albeda College. Dat zijn heel andere scholen in een andere setting. Maar laat men vooral niet denken dat je er verder geen aandacht aan hoeft te besteden als je met één keuzedeel klaar bent. Er zijn naar mijn idee heel veel mogelijkheden om het te doen. Ik vind er ook niets mis mee als een school daar een extra vak voor zou ontwikkelen. Dan kan het voor alle leerlingen gelden en kan men daar nog meer aan doen als men dat wil. 

De heer Bisschop (SGP):

Op één been kun je niet lopen. Die metafoor wil ik hier toepassen. Je kunt niet alleen maar kiezen voor toepassing in vakken als je je morele bezinning, je ethische vorming serieus neemt. Dan heb je ook theoretische bezinning nodig. Dat zijn de beide benen waarop zo'n programma loopt. Om het te beperken tot of alleen maar het een of alleen maar het ander is niet aan de orde; het is en-en. Als het gaat over de mogelijkheden die de scholen wel hebben, gaat het over een extracurriculair programma en dat is mij toch wat te kort door de bocht. 

De voorzitter:

Prima. 

De heer Bisschop (SGP):

ik zou de minister willen vragen om daar serieus naar te kijken. 

Minister Bussemaker:

Ik begrijp oprecht niet goed waarom de heer Bisschop de vergelijking maakt met de metafoor dat je op één been niet kunt lopen. Het mbo maakt een drieslag, dat wil zeggen dat het algemeen vormend is, kwalificerend en met keuzedelen. Bij al die onderdelen zijn er mogelijkheden om die theoretische bezinning een heel herkenbare plek te geven. Dat is wellicht bij het ene onderdeel beter mogelijk dan bij het andere, maar bij bijvoorbeeld burgerschap ligt het wel erg voor de hand om de theoretische bezinning levensbeschouwelijk in te vullen. 

De heer Rog (CDA):

Het is goed dat de minister nog een keer heeft aangegeven wat scholen allemaal kunnen doen met burgerschap, vorming en bildung, maar we hebben het nu over de keuzedelen en het amendement-Rog. Ik heb de minister horen zeggen dat zij het in deze vorm niet kan ondersteunen. Wat moet erin gewijzigd worden, zodat zij deze mogelijkheid kan omarmen? 

Minister Bussemaker:

Ik kan de Kamer tegemoetkomen als dit een breed gedeelde wens is. Voor het aantal uren keuzedelen moeten mijn medewerkers mij even helpen. Volgens mij gaat het om 900 of 960 uur. 

De voorzitter:

Zij worden aan de praat gehouden door de heer Van Meenen. Slimme truc! 

Minister Bussemaker:

Het aantal uren keuzedelen is 900 uur of 960 uur? 

De voorzitter:

Maximaal, hoor ik. 

Minister Bussemaker:

Maximaal 960 uur. Omdat het uit verschillende onderdelen bestaat, kunnen bijvoorbeeld 240 uur — dat is de eerste eenheid — vrij besteed worden. Ik zou dan in ieder geval willen dat het niet alleen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag kan. Dat zegt de heer Rog echter ook niet. Ik kan me ook voorstellen dat het Albeda College iets aan mensenrechten zou willen doen of aan leven in een grote stad. Ik heb zojuist het Hoornbeeck College tegenover het Albeda College geplaatst, maar laat ik nog een voorbeeld noemen van het Friese Poort College dat ook iets levensbeschouwelijks kan doen, maar misschien ook wel Friese geschiedenis en identiteit. Ik hecht er wel aan dat het vormend is, maar het kan dan ook op een andere manier vorm krijgen. 

Ik zeg er wel bij dat als wij dit zouden doen, het extra administratieve lasten met zich meebrengt om dit alles te verwerken. Ik ben er op voorhand niet enorm enthousiast over en wil het dus echt laten afhangen van een breed gedeelde wens van de Kamer of ik dit regel. 

De heer Rog (CDA):

Het is hartverwarmend om dit te horen en dat bedoel ik oprecht. Als de minister het aan de Kamer laat om hier een afweging in te maken, heb ik er het volste vertrouwen in dat we er een breed draagvlak voor zullen krijgen. Ik zal bekijken wat ik kan doen. Ik geef de minister echter nadrukkelijk mee dat het inderdaad mijn bedoeling is dat dit amendement zich niet richt op een select aantal scholen en in een bredere vorm rond alles wat te maken kan hebben met vorming en identiteit. Ik knoop goed in mijn oren wat de minister gezegd heeft om dat "oordeel Kamer" te krijgen. 

Minister Bussemaker:

Misschien is het goed als ik in tweede termijn nog even terugkom op de consequenties wat betreft de administratieve verwerking en de consequenties voor de verschillende mbo-niveaus. Ik wil de heer Rog graag nog meegeven dat de entreeopleidingen en de specialistenopleiding een keuzedeel van alleen 240 uur hebben. Ook dat zou dan mee moeten worden gewogen. De entreeopleiding betreft vaak een kwetsbare groep leerlingen. Ik vraag mij af of het wenselijk zou zijn als hun keuzedeel op deze manier wordt ingevuld. Wellicht is het juist voor deze groep van heel groot belang om een keuzedeel te volgen dat wat meer perspectief biedt op de aansluiting met de arbeidsmarkt, c.q. de doorstroming naar mbo-2-niveau. Laat ik het maar duidelijk zeggen: ik zou het voor die groep echt onwenselijk vinden als het keuzedeel wordt ingevoerd op de manier die de heer Rog voorstelt. 

Ik kom bij mijn laatste blokje. Dat betreft een aantal vragen die allemaal betrekking hebben op de praktijk. Op onderdelen heb ik daar al iets van meegenomen. Ik probeer er even snel doorheen te gaan. 

Mevrouw Lucas sprak over accreditaties. Dit wetsvoorstel wil aan de ene kant flexibiliteit creëren en aan de andere kant de onderwijskwaliteit waarborgen en verhogen. Dat betekent een aanpak waarin regionaal initiatief en landelijke borging gecombineerd worden. Juist om de kwaliteit te waarborgen en wildgroei te voorkomen is landelijke toetsing noodzakelijk. Middels de Toetsingskamer heeft SBB het zo geregeld dat de toetsing door regionale accreditatiecommissies plaatsvindt. We gaan het goed volgen. De Kamer heeft net een brief ontvangen over accreditaties bij het hoger onderwijs, waar we hetzelfde doen, omdat we daar ook de bureaucratie willen bestrijden. Ik geloof dat de heer Rog het hier al over had. Het kan interessant zijn om dit goed te volgen, om te bezien welke lessen we hieruit kunnen trekken en of er op termijn reden is om de twee systemen dichter naar elkaar toe te laten groeien. Ik kan daar nu nog geen uitspraken over doen, maar ik ga het zeker volgen. 

De Kamer zal voor de zomer de brief ontvangen naar aanleiding van de motie-Lucas/Jadnanansing over voorstellen betreffende de flexibilisering van het beroepsonderwijs. 

Mevrouw Lucas en de heer Beertema hadden een vraag over het borgen van regionale verschillen. Worden die wel voldoende serieus genomen? Ja, want bij het indienen en koppelen van een keuzedeel geldt dat het voorstel wordt gedragen door onderwijs en het regionale bedrijfsleven, tenzij — nota van wijziging — een individuele student daar een goed voorstel voor heeft. Partijen moeten het dus in principe gezamenlijk onderschrijven. Dat geeft ook een goede afstemming met het regionaal bedrijfsleven. Ik zie overigens dat het goed loopt. Ik ben zelf heel enthousiast over het Regionaal investeringsfonds mbo, waar heel veel aanvragen van scholen, gemeentes en provincies binnenkomen. Het fonds probeert die af te stemmen met het regionale bedrijfsleven. De Toetsingskamer kijkt dus ook naar de betrokkenheid van het regionale bedrijfsleven. 

Mevrouw Siderius vroeg ook of de factor tijd wordt gefaciliteerd. De invoering van keuzedelen heeft geen gevolgen voor de omvang van de rijksbekostiging die een school ontvangt; die blijft hetzelfde. De scholen worden ondersteund bij de voorbereiding van de nieuwe opleidingen, gebaseerd op herziene kwalificaties en keuzedelen. Wij gaan wel eerst proefdraaien. Per augustus aanstaande kunnen mbo-scholen de herziene kwalificatiedossiers in gebruik nemen en per augustus worden de nieuwe dossiers verplicht. 

De heer Van Meenen vroeg naar de koppeling met Leven Lang Leren. Dat was een goede vraag en ik ben ook blij dat die gesteld is, want dat geeft mij de gelegenheid om nog eens te bevestigen hoe belangrijk Leven Lang Leren is en hoe goed de introductie van keuzedelen daarbij aan kan sluiten. Ik heb dat al eerder genoemd in de brief over Leven Lang Leren. Het feit dat keuzedelen onderdeel zijn van de herziene kwalificatiestructuur betekent dat ze een belangrijke bijdrage aan de borging van het civiele effect leveren. Ik kan mij juist goed voorstellen dat ook volwassenen op basis van hun individuele behoeften een keuzedeel selecteren en daarmee een gerichte en doelmatige bijdrage krijgen aan hun professionele ontwikkeling. Denk bijvoorbeeld aan het geval waarin iemand een specialisatie in de techniek wil volgen of een keuzedeel Duits of Spaans wil volgen om zijn of haar diploma beter te laten aansluiten bij de snel veranderende arbeidsmarkt. Ik verwacht dus dat keuzedelen een belangrijke impuls zullen geven aan de Leven Lang Leren-agenda. 

Mevrouw Jadnanansing en mevrouw Siderius vroegen naar de betrokkenheid van centrale en decentrale studentenraden. Die betrokkenheid is van belang. Zowel de studentenraad als de ondernemingsraad kunnen door het bestuur worden betrokken bij een aanbod van keuzedelen. Het bestuur stelt de studentenraad minimaal tweemaal per jaar in de gelegenheid om algemene zaken van de instelling te bespreken, waaronder mogelijkerwijs ook de keuzedelen. In dat geval kan de deelnemersraad, evenals nu het geval is voor het aanbod van beroepsopleidingen, het aanbod van keuzedelen bespreken. De studentenraad heeft ook nog een initiatiefrecht. Los daarvan worden de vertegenwoordigers van de studentenraden via JOB in september in de gelegenheid gesteld om een werksessie bij te wonen waarbij zij door de regieorganisatie in detail op de hoogte gesteld worden van de herziening van de kwalificatiestructuur. 

Mevrouw Jadnanansing vroeg ook nog naar de studieloopbaanbegeleiding bij keuzedelen. Die is heel belangrijk, want scholen moeten studenten meenemen en samen met hen nadenken over wat voor hen een goed onderdeel zou kunnen zijn. Bij de informatieoverdracht en de ondersteuning van de implementatie wordt ook nadrukkelijk rekening gehouden met de keuzebegeleiding van de student. Direct betrokkenen uit de scholen werken nu al samen met de regieorganisatie aan de ontwikkeling van casuïstiek rondom het onderwerp bedrijfsvoering. Daarin is het keuzeproces een belangrijk onderdeel. Die casuïstiek leidt tot interessante inzichten die wij weer willen delen. Die staan onder andere op de website herzieningmbo.nl. Er worden tweedaagse werksessies gehouden, zoals ik al zei, ook na de zomer, waarbij naast studenten ook studiebegeleiders betrokken worden. De website van de SBB bevat daarover ook veel informatie. Vanzelfsprekend wordt daarover veel overleg gevoerd met de JOB om inzichtelijk te maken welk keuzedeel past bij de opleiding. Wat wil je verder? Wil je jezelf specialiseren naar de arbeidsmarkt? Wil je een vervolgopleiding in het hbo gaan doen? Wat heb je dan nodig? Kortom, een school heeft een verantwoordelijkheid om dat allemaal inzichtelijk te maken. 

Mevrouw Jadnanansing vroeg: stel dat iemand is begonnen aan een keuzedeel, maar als dat niks voor hem is, moet diegene dan tot het eind voortmodderen? Liever niet, want het zou zonde zijn als een student er kort na de start achter komt dat een keuzedeel toch niks voor hem of haar is. Daarom roep ik studenten op om goed na te denken over de keuzedelen die zij willen volgen. De instellingen roep ik op om goed na te denken over de keuzedelen zij aanbieden en om studenten goed voor te lichten in het kader van loopbaanbegeleiding. Als een student na de start toch tot de conclusie komt dat hij verkeerd heeft gekozen, moet hij met de school onderling naar een oplossing zoeken. In het ene geval ligt het meer voor de hand om een ander keuzedeel te gaan volgen dan in het andere. Dat vraagt echt om maatwerk. 

Mevrouw Jadnanansing vroeg naar de breedheid van het aanbod van opleidingen. Betekent dit dat de meeste instellingen ervoor zullen kiezen om slechts minimaal te voldoen aan het verplichte aanbod van keuzedelen? Nee. Beroepsopleidingen zullen straks niet alleen gebaseerd zijn op de kwalificaties, maar ook op de keuzedelen. De rijksbegroting kan en mag daarvoor worden ingezet. Die is niet een-op-een gekoppeld aan de keuzedeelverplichting, noch aan de wettelijke onderwijstijd. Ik heb dat al gezegd: wij hebben een minimum. Keuzedelen hebben dus geen invloed op de te ontvangen rijksbijdrage. Ik wil wel de prikkel zo leggen — ik heb dat net in het kader van het onderbrengen van de keuzedelen bij de zak/slaagregeling al gezegd — dat wij ervoor moeten oppassen dat scholen niet voor de veilige risicoloze weg gaan kiezen. 

Mevrouw Jadnanansing vroeg ook hoe je ervoor kunt zorgen dat jongeren gemotiveerd blijven om een keuzedeel tot een goed einde te brengen. Dat is eigenlijk een herhaling: dit kan door ervoor te zorgen dat het allemaal goed georganiseerd is. Dit kan door ervoor te zorgen dat het keuzedeel goed voorbereid is, dat het meetelt en dat het betrokken wordt bij loopbaanbegeleiding. Dit kan door ervoor te zorgen dat voor het behalen van het diploma er een examenresultaat moet zijn voor één of meerdere keuzedelen. Ook al telt dat niet mee in de zak/slaagregeling, het staat wel op je diploma. Ik ga er daarom van uit dat studenten gemotiveerd voor iets zullen gaan kiezen, wat een meerwaarde heeft bij hun verdere loopbaan, of deze nu een vervolgonderwijsloopbaan is of een loopbaan in de richting van de arbeidsmarkt. Dit alles zal studenten voldoende stimuleren. 

Mevrouw Siderius heeft mij gevraagd of docenten het allemaal wel kunnen bolwerken. De werkbelasting in uren wijzigt niet als gevolg van de herziening. Juist het feit dat de inhoud van de dossiers sinds de zomer bekend is, in combinatie met de mogelijkheid om deel te nemen aan het vrijwillige jaar, geeft instellingen naar mijn idee de ruimte om ook hun docenten goed voor te bereiden. Wij creëren daarmee ook flexibilisering in het onderwijs, dat moet worden opgevangen door de huidige docenten. Het is daarmee juist de bedoeling dat er ook bijdragen van docenten uit het bedrijfsleven komen. De nota van wijziging kan, met goede redenen, wat verzwaring betekenen, want docenten moeten meedenken over de voorkeur van studenten. Hoe sneller het onderbrengen van de zak/slaagregeling zal plaatsvinden, hoe meer lasten dat ook voor docenten met zich mee zal brengen. 

De heer Rog vroeg hoe het volgen van andere, op een hoger niveau geregistreerde, onderdelen wordt geregistreerd. Een keuzedeel dat een student behaalt, wordt op het diploma vermeld. Als een student niet een diploma kan krijgen, maar wel onderdelen van kwalificaties of keuzedelen heeft behaald waaraan een certificaat is verbonden, dan kan hij een certificaat krijgen. 

Ik heb hier nog het amendement op stuk nr. 12 van de heer Bisschop, waarin wordt aangegeven dat het niet nodig is om in het jaarverslag verantwoording te vragen ten aanzien van de keuzedelen die niet zijn gekoppeld. Dit amendement moet ik helaas echt ontraden. Ik wil niet dat instellingen al te lichtvaardig afwijken. Ik wil ook voorkomen dat er strategisch gedrag wordt getoond. Er komt wel meer vrijheid, maar daar hoort ook transparantieverantwoording bij. Dit hoort in het jaarverslag. Ik heb geen klachten van scholen gehad dat deze verantwoording te veel gevraagd zou zijn. 

Ik geloof dat ik toch nog een paar vragen heb. 

De voorzitter:

Zullen wij eerst even luisteren naar de korte en puntige interruptie van de heer Bisschop? 

De heer Bisschop (SGP):

Zeker. Dat maakt straks mijn tweede termijn nog korter en nog puntiger. 

De voorzitter:

Kijk. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil even wijzen op een citaat. "Het bevoegd gezag legt in het jaarverslag verantwoording af over het gebruik van de bevoegdheid om op verzoek van de deelnemer af te wijken van de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties". Dan volgt de opsomming van wat ze moeten verantwoorden: "wijze van informatievoorziening aan deelnemers, hoeveel verzoeken zijn toegewezen en op welke keuzedelen hebben zij betrekking, hoeveel verzoeken zijn afgewezen, welke keuzedelen betreft dit en wat was de reden van de afwijzing". Zes thema's per verzoek moeten zij als het ware verantwoorden. Het kan toch niet waar zijn dat op deze wijze verantwoording moet worden afgelegd? Dit is zo'n gestold wantrouwen. Ik kan mij nog voorstellen dat de cijfers op hoofdlijnen, de percentages gevraagd worden. Maar een school moet zich op zes onderdelen verantwoorden voor een afwijking. Ik denk dat dit niet de bedoeling is en dat dit een slip of the pen is. Ik wil dat graag bevestigd hebben. 

Minister Bussemaker:

Het is een beetje de vraag hoe uitgebreid je dat doet. Die punten moeten in het jaarverslag genoemd worden, maar dat hoeven geen pagina's verslaggeving te zijn. Ik vind dat in het begin wel belangrijk om transparantie te krijgen. Bij vrijheid hoort ook verantwoording afleggen en transparant zijn. Als wij hier het lerend vermogen versterkt hebben, valt er altijd te praten over de vraag of het minder kan. Ik spreek hier uit — dat is dan onderdeel van de wetsgeschiedenis — dat dat geen uitgebreide verantwoording hoeft te zijn en dat dat ook heel kort kan. Maar daar kunnen wij wel van leren, ook bij de monitoring en de evaluatie. Misschien geldt hier dan hetzelfde voor en kan het, als wij geleerd hebben van die eerste stappen, t.z.t. misschien nog beknopter. Maar ik wil wel weten hoe vaak dat gebeurt en wat de reden daarvan is. Als scholen een student afwijzen, willen wij ook dat ze dat uitleggen, dat dat transparant is. Van de minimumurennorm mag je ook afwijken, zij het beredeneerd. Ik zou niet weten waarom wij dat bij de afwijkingsmogelijkheid niet zouden doen. 

De heer Bisschop (SGP):

Mischien omdat het hier over één vak gaat en niet over een hele leerling, maar ik beluister de minister goed. In eerste instantie is het de bedoeling dat er een aantal kengetallen in het jaarverslag wordt opgenomen. Op basis daarvan kan de inspectie of welke instantie dan ook volgen hoe dat gaat. Zo nodig kan dat leiden tot een vervolgstap. Is dat een goede interpretatie? Het is dus niet op detailniveau maar op kengetallen? 

Minister Bussemaker:

Ja, dat is wat mij betreft een goede interpretatie. 

De heer Bisschop (SGP):

Oké, helder. Dank. 

Minister Bussemaker:

De heer Bisschop vroeg: wordt de eis van betrokkenheid van het bedrijfsleven bij keuzedelen niet te rigide toegepast? Naar mijn idee is er geen sprake van een rigide toepassing van de betrokkenheid van het bedrijfsleven, want die betrokkenheid is juist een pre. Dat geldt met name voor het regionale bedrijfsleven. 

Over levensbeschouwing hebben wij het gehad. Ik hoop dat ik hiermee niet alleen alle vragen maar ook alle amendementen gehad heb. 

De voorzitter:

Dat laatste is zeker het geval. U hebt ze allemaal beoordeeld. 

Minister Bussemaker:

Voor zover ik weet, heb ik alles gehad. Dan ben ik aan het eind. 

De voorzitter:

Heel goed. Dan ga ik even kijken of er belangstelling bestaat voor een tweede termijn. Gezien het feit dat mevrouw Siderius naar voren komt, is dat het geval. Of gaat u iets in de interruptiemicrofoon zeggen, mevrouw Siderius? 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik heb nog een vraag over de administratieve rompslomp. De minister heeft aangekondigd daar fors in te gaan snijden in het hoger onderwijs. Er is ook een roep vanuit het mbo om het daar ook te doen. Gaat de minister daar gehoor aan geven? 

Minister Bussemaker:

Dat doen wij met dit wetsvoorstel. Er komen 25% minder kwalificaties en een veel soepelere structuur om de hele kwalificaties te borgen en de snelheid ervan te verhogen. Dat doen wij ook met de veranderingen bij de kenniscentra. Die zijn nu allemaal ondergebracht bij de SBB en gaan als één organisatie werken. Ik was daar toevallig gisteren op bezoek. Waar een leerbedrijf als een groot ziekenhuis nu nog acht kenniscentra langs krijgt, krijgt het straks nog maar één langs. Dat is een enorme vermindering van de bureaucratie en de administratieve lasten. Wij zijn daarmee voortvarend aan het werk. Ten aanzien van de accreditatie heb ik tegen mevrouw Lucas al gezegd dat wij ook gaan leren van de regionale accreditatiestructuren in het mbo en in het hoger onderwijs. 

De voorzitter:

De eerste spreker in tweede termijn is mevrouw Siderius van de SP. Iedereen heeft een derde van de daadwerkelijk gebruikte spreektijd. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Dan ga ik maar snel van start. Het is natuurlijk een beetje flauw dat de minister zegt dat met dit wetsvoorstel de administratieve rompslomp geregeld zal worden. De mooie woorden die zij sprak over het terugbrengen van de administratieve rompslomp in het hoger onderwijs en het persbericht dat is uitgegaan over meer vertrouwen en minder verantwoording, gaan onder andere over docenten. Nu komt de minister aan met een verhaaltje over de SBB. Dat is jammer en daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regel- en verantwoordingsdruk en daarmee de administratieve lasten door docenten op het middelbaar beroepsonderwijs als erg zwaar ervaren worden; 

overwegende dat de minister het voornemen heeft om in het hoger beroepsonderwijs de administratieve rompslomp aan te pakken; 

verzoekt de regering, ook maatregelen te nemen om de administratieve rompslomp in het middelbaar beroepsonderwijs sterk te verminderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34160). 

Mevrouw Siderius (SP):

Die administratieve last drukt nogal op docenten in het mbo. Het ziekteverzuim is het afgelopen jaar weer gestegen. Ik heb dat in mijn betoog aangehaald. Minder dan de helft van de docenten heeft een nulverzuim. Dat is best zorgelijk. Door die hoge werkdruk, door het steeds zwaardere werk op scholen, vallen docenten uit en daardoor moeten er steeds vaker invalkrachten komen. Dat heeft weer effect op de kwaliteit van het onderwijs. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het ziekteverzuim onder docenten op het mbo in 2014 weer gestegen is, dat het nulverzuim inmiddels is gedaald tot minder dan de helft van de docenten en dat er 126 miljoen euro uitgegeven wordt aan verzuimkosten; 

overwegende dat de hoge werkdruk van docenten in het mbo en de zwaarte van de problematiek van met name leerlingen in niveau 1 en 2 mede debet zijn aan het hoge ziekteverzuim; 

verzoekt de regering, maatregelen te nemen om het hoge ziekteverzuim onder docenten op het mbo te verminderen en op deze manier geld vrij te maken voor meer docenten in het middelbaar beroepsonderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 15 (34160). 

Mevrouw Siderius (SP):

De rekenramp kan wat mij betreft niet vaak genoeg worden genoemd. Ik weet dat de heer Van Meenen daarover om andere redenen anders denkt. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de rekentoets een rekenramp dreigt te worden; 

van mening dat de rekentoets te zwaar meetelt in de diplomering van mbo-leerlingen, terwijl de focus op beroepsgerichte vakken zou moeten liggen; 

verzoekt de regering, de rekentoets uit het verplichte curriculum van het middelbaar beroepsonderwijs te halen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 16 (34160). 

Mevrouw Siderius (SP):

De minister pleit voor meer flexibiliteit van de kwalificatiedossiers, maar vanavond heeft zij zich zelf wel heel inflexibel opgesteld. Er zijn weinig mogelijkheden om de keuzedelen los te koppelen van de kwalificatiedossiers. Er wordt weer een heel bureaucratisch circus opgetuigd om studenten een verzoek te laten indienen dat moet worden beoordeeld. Volgens mij moeten wij juist het vertrouwen aan de professionals geven en docenten daarbij een belangrijke adviserende functie geven, zodat mentoren dat met studenten kunnen bespreken en al dat heen en weer geschuif van papier overbodig wordt. Wij vinden het jammer dat op dit soort argumenten niet is ingegaan en dat er wordt gezegd dat het gaat zorgen voor meer vroegtijdige uitval en een wildgroei van keuzedelen. Volgens mij staat dat los van ons voorstel. Wij zullen het amendement van mevrouw Lucas en de heer Van Meenen mede ondertekenen. Wij wachten het antwoord van de minister af. 

Mevrouw Lucas (VVD):

Voorzitter. We begonnen heel eensgezind. Mevrouw Siderius en ik waren het op een heleboel punten eens. Dat is een unicum. Dat wil ik ook graag benoemd hebben vanavond. Op het laatste punt ben ik het echter niet met haar eens. Ik vind dat de minister zich wel degelijk flexibel heeft getoond. Ik vind ook echt dat we met dit wetsvoorstel en de keuzedelen een stap voorwaarts zetten op weg naar een meer responsief mbo. Ik ben wel eens kritisch op de georganiseerde polder, maar ik ben het met de minister eens dat zij hier een behoorlijke slag zullen moeten gaan leveren en daar ook goed mee bezig moeten zijn. Ik wens haar dus vooral heel veel succes bij de implementatie van dit alles, zodat zij snel kunnen reageren op die veranderende arbeidsmarkt. Wij zullen dat goed gaan volgen. Op dit moment hebben we geen verdere moties. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister. Ik ben met mevrouw Lucas van mening dat door haar bijdrage en door haar reactie op een aantal amendementen de zaak nog beter wordt dan hij al is. Mijn fractie zal de amendementen van mevrouw Lucas en de heer Rog en het amendement van de heer Bisschop over de verantwoording in ieder geval steunen. Ik ben ook blij met wat mevrouw Lucas heeft gezegd over een leven lang leren. Ik heb er nog een vraag over, namelijk of dat ook leidt tot certificering. Het amendement op stuk nr. 8 heb ik al ingetrokken. 

Ik sluit af met een motie over de rekentoets, naar aanleiding van het debatje dat wij daarover vanavond gevoerd hebben. De titel van de motie is: de rekentoets als keuzedeel. Dat mag de minister beschouwen als een tegemoetkoming. We komen elkaar halverwege tegemoet. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het in het beroepsonderwijs in eerste instantie gaat om het leren van een beroep; 

overwegende dat rekenen niet voor alle beroepen van belang is; 

verzoekt de regering, het centraal examen rekenen uit het basisdeel te halen van de kwalificatiedossiers voor beroepen waarvoor rekenen niet relevant is, en voor die kwalificatiedossiers in plaats daarvan rekenen aan te bieden als keuzedeel, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 17 (34160). 

De voorzitter:

De heer Beertema van de Partij voor de Vrijheid ziet af van zijn spreektijd. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor de beantwoording van de vragen. Wat mijn amendement over het levensbeschouwelijke aspect in het kader van de keuzedelen betreft, zal ik mij verstaan met collega Rog om te bezien of we tot een gezamenlijk amendement kunnen komen, zodat er in ieder geval wel duidelijk ruimte voor ontstaat. Misschien zullen we dat echter op een iets andere wijze doen dan aanvankelijk van onze kant was voorgesteld. Vervolgens zou het fantastisch zijn als de minister daar een positief advies aan zou willen verbinden. 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Het was een zinnig debat over een technisch onderwerp, waarin de minister zich in ieder geval ook responsief heeft getoond. Daar zeg ik haar dank voor. Ik ben blij dat we dit debat hebben gevoerd. Het is goed dat het amendement van mevrouw Lucas, met een aanpassing, een positief oordeel kan krijgen. Het CDA zal dat van harte steunen. Ik versta mij enerzijds met de heer Bisschop en anderzijds met collega's die zich positief hebben geuit over het amendement-Rog op stuk nr. 13. Ik zal daarover verder in overleg treden om te bekijken in hoeverre we dat zodanig kunnen aanpassen dat we de keuzedelen toch ietsje vrijer kunnen maken, en we ook de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken kunnen inrichten op een manier die ook de goedkeuring van de minister kan wegdragen. 

De voorzitter:

Mevrouw Jadnanansing van de PvdA-fractie ziet af van haar spreektijd. De minister zal meteen antwoorden. 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik zal de ingediende moties langslopen. Ik begin met de motie van mevrouw Siderius om de administratieve rompslomp te verminderen, de motie op stuk nr. 14. Deze motie ontraad ik. Ik heb zo-even al enkele zaken genoemd die wij reeds doen. Ik ben er echt van overtuigd dat dit wetsvoorstel zeer bijdraagt aan de vermindering van de administratieve lasten. Wij hebben daarover afspraken gemaakt in het bestuursakkoord mbo, dus daar wordt al aan gewerkt. Ik kom daarop nog terug in de brief over de motie-Lucas/Jadnanansing, welke brief de Kamer nog voor het zomerreces zal ontvangen. 

De motie van mevrouw Siderius op stuk nr. 15, inzake het ziekteverzuim, ontraad ik eveneens, al was het alleen maar omdat ik het niet passend vind om dit thema bij een wetsvoorstel, waar het helemaal niet aan de orde is geweest, via de zijlijn erin te fietsen. Los daarvan ben ik het ook inhoudelijk niet eens met de motie. Ziekteverzuim is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, dus scholen en docenten. Daarnaast is er in het kader van de kwaliteitsafspraken 56 miljoen gereserveerd voor professionalisering. Dat kan en mag natuurlijk gebruikt worden voor het tegengaan van ziekteverzuim, het verlagen van de werkdruk en dergelijke. Goede arbeidsperspectieven zullen zeker bijdragen aan de vermindering van het ziekteverzuim. 

Ook de motie van mevrouw Siderius over de rekentoets, de motie op stuk nr. 16, ontraad ik. Ik meen dat ik daar niet veel meer over hoef te zeggen na alles wat ik daarover al eerder heb gezegd. 

De heer Van Meenen heeft gevraagd of Leven Lang Leren in het mbo tot certificering leidt. Het antwoord daarop is: ja. Ik heb daarover al het een en ander geschreven in mijn brief over Leven Lang Leren. Ook daarop zal ik terugkomen in de brief over de motie-Lucas/Jadnanansing en de flexibilisering van het mbo. 

Ook over de motie op stuk nr. 17, inzake de kwalificatiedossiers en de rekentoets, hebben wij voldoende gewisseld. Ik vrees dat de heer Van Meenen en ik deze avond op dit onderdeel niet dichter bij elkaar komen. Ik ontraad de motie op stuk nr. 17. 

Tot slot een opmerking over het amendement op stuk nr. 13 van de heer Rog. Hij heeft gezegd te zullen overleggen met de heer Bisschop, die een verdergaand amendement heeft ingediend. Graag zie ik een nieuw amendement tegemoet. Wel wijs ik erop dat ik het onwenselijk zou vinden als voor de entreeopleiding de ruimte gebruikt wordt voor meer levensbeschouwelijke, Bildung-achtige elementen. Dit lijkt mij voor deze groep studenten niet wenselijk. Iets soortgelijks geldt voor de specialistenopleiding. Ik denk dat het amendement zodanig kan worden aangepast dat het technisch aanvaardbaar is. Daarmee leg ik de uiteindelijke keuze bij de Kamer. Het gaat immers om een inhoudelijke keuze, die door de Kamer gemaakt moet worden. Als er in de Kamer brede overeenstemming is over de wenselijkheid van het gestelde in het amendement, heb ik er geen bezwaar tegen, in die zin dat het in elk geval technisch uitvoerbaar is. 

Rest mij om de Kamer te bedanken voor het prettige debat. Ik dank de Kamer voor het compliment dat ik responsief ben. De Kamer is dat ook. Laten wij hopen dat alle scholen die met de keuzedelen moeten gaan werken dat ook zijn en dat zij hier echt gebruik van zullen maken om het mbo de kwaliteitsslag te geven die nodig is voor de toekomstige dynamische arbeidsmarkt. Ik hoop dat het, samen met alle veranderingen in het mbo, het vakmanschap ook in de toekomst goed zal positioneren. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De minister eindigde met een stichtelijke afsluiting, een mooie dagsluiting. Ik dank de minister voor haar bijdrage aan dit debat. Wij zullen dinsdag stemmen over de ingediende amendementen en moties. 

Naar boven