30 Wijziging Wet milieubeheer

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer) (33834).

De voorzitter:

Aangezien alle woordvoerders al aanwezig zijn, kunnen we gelijk doorgaan met het volgende agendapunt. Voordat we beginnen, merk ik op dat zowel de heer Smaling als de heer Van Gerven op de sprekerslijst stond. Zij zijn beiden van de SP-fractie, maar het woord zal gevoerd worden door de heer Van Gerven, die als eerste op de sprekerslijst staat. Als een van de Kamerleden de behoefte heeft om een vraag te stellen bij interruptie, kan dat en dan mag er ook nog een vervolgvraag gesteld worden, maar daar wil ik het in principe bij houden: een vraag en een vervolgvraag.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Wat is het verschil tussen biobrandstoffen en biobrandstoffen? Het verschil, dames en heren, is levensgroot. Het is het verschil tussen duurzaam en niet duurzaam, het verschil tussen het kappen van tropisch regenwoud in de Amazone en het verzamelen van oud frituurvet voor energieopwekking. Het is het verschil tussen het verjagen van de oorspronkelijke bewoners van een land of oneindig hernieuwbare energie uit algen. De impact van biobrandstoffen kan groot zijn, zowel positief als negatief. Met foute biobrandstoffen komen wij van de regen in de drup. Goede biobrandstoffen die niet concurreren met voedselvoorziening, zoals energie uit reststromen of brandstof uit algen, kunnen onze ambities vervullen en de weg wijzen naar een toekomstige, waarlijk duurzame brandstofvoorziening. De vraag of wij de goede of foute biobrandstof hebben, is dus van groot belang. Maar hoe kunnen wij dat onderscheid maken?

De SP heeft met enige zorg kennisgenomen van de voorliggende wijziging van de Wet milieubeheer. De productie van biomassa voor brandstof concurreert met de productie van voedingsgewassen en de natuur. Kennis over de herkomst van biobrandstoffen doet er dus toe. Daarom hebben wij altijd bepleit dat de bijmengingsverplichting van 10% gekoppeld is aan de eis dat dit voor 100% bestaat uit duurzame biomassa, de tweedegeneratiereststromen en dergelijke. Versneld naar de doelstelling van 10% toewerken zonder voldoende zekerheid over de herkomst van biobrandstof is voor ons niet acceptabel. Het voorliggende voorstel wekt de suggestie dat de controle op de herkomst er niet beter op wordt.

De aangenomen motie die is ingediend door de leden Leegte, Samsom, Jansen en Van Veldhoven verzoekt de regering het bijmengpercentage voor biobrandstoffen te verhogen, volledig ingevuld met de tweede generatie, naar een percentage van 10 in het tempo zoals dat voor 2008 gold. Hoe staat het met de uitvoering daarvan? In welk tempo wordt de tweede generatie opgevoerd? Hoe wordt met het nieuwe systeem gegarandeerd dat dit percentage verhoogd wordt conform de aangenomen motie? Wat zijn de mogelijkheden om binnen het systeem van hernieuwbare brandstofeenheden onderscheid te maken naar eerste-, tweede- en derdegeneratiebiobrandstoffen? Is het mogelijk om biobrandstoffen die concurreren met voedselgewassen maar voor de helft te laten meetellen? Kunnen de echt duurzame biobrandstoffen dubbel tellen of gebeurt dit feitelijk al vanwege de Europese regels voor dubbeltelling? Hoe komen wij zo snel mogelijk af van de eerstegeneratiebiobrandstoffen en stoten wij door naar de tweede en derde generatie? De voorliggende vraag is: hoe duurzaam is duurzame biobrandstof?

Er bekropen mij meer vragen bij het lezen van het wetsvoorstel. Creëren wij niet een papieren tijger? Lopen wij het risico dat met het blenden van biobrandstof met fossiele brandstof wantoestanden als bij stookolie op de loer liggen? Creëren wij een papieren werkelijkheid die is losgezongen van de werkelijkheid van de echte brandstoffen en de duurzaamheidsimpact van deze brandstoffen? Ik moet constateren dat degene die in het wetsvoorstel "de leverancier tot eindgebruik" heet, niet meer gehouden is aan de daadwerkelijke bijmenging van duurzame biobrandstoffen in benzine of diesel of aan de aanschaf van biotickets. Een leverancier rest slechts de administratieve verplichting om aan het einde van het jaar over voldoende hernieuwbare brandstofeenheden te beschikken. Ik vind dit een voorbeeld van een ongewenste verschuiving richting een papieren werkelijkheid. Hoe garandeert de regering dat die boekhoudkundige hernieuwbare brandstofeenheden daadwerkelijk overeenkomen met de in de praktijk geleverde hernieuwbare brandstof? Het voorliggende voorstel komt neer op certificatenhandel en dat lijkt mij zeer fraudegevoelig. Welke garanties krijgen wij? Het voorliggende voorstel reduceert de garanties tot een papieren werkelijkheid. De administratie moet certificaten heen en weer schuiven, terwijl de importstromen daarnaast hun eigen leven leiden.

Het aantonen van de duurzame herkomst van hernieuwbare energie is de verantwoordelijkheid van het inboekende bedrijf. Dat betekent dat het mengen van en toevoegen aan de brandstof elders in de keten niet meer wordt geregistreerd. Gezien de lessen uit de stookoliebranche lijkt dat geen verstandige route. Voor de eindgebruiker, toezichthouders en handhavende diensten is het beter om wettelijke transparantie door de hele keten heen te borgen, maar het voorliggende voorstel staat haaks op de aangenomen motie van mijn voorganger Paulus Jansen, die helaas uit de Kamer vertrokken is. Toch heeft de staatssecretaris de met algemene stemmen aangenomen motie 32357, nr. 15 met als overweging dat de transparantie van de duurzame herkomst van biobrandstoffen, indien deze in geblende vorm worden geïmporteerd, nog onvoldoende geborgd is. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris, want via deze motie wordt de regering ook verzocht om binnen zes maanden een voorstel aan de Kamer voor te leggen om de handhaving verder uit te werken, in de vorm van een sluitende controle op geblende importstromen en een aanvulling van de papieren controle met steekproefsgewijze bemonstering. Kan de staatssecretaris uitleggen wat er sindsdien gebeurd is? Is er gesproken over sluitende controle op geblende importstromen? Is er gedacht over een gescheiden aanvoer van stromen? Hoeveel procent van de biobrandstof komt geblend Nederland binnen? Komt er steekproefsgewijze controle in de vorm van bemonstering of is er daadwerkelijk sprake van slechts een papieren tijger? Hoeveel wordt er kwantitatief bemonsterd?

De controle en transparantie bij de aankomst in Nederland zijn essentieel en moeten worden aangescherpt in plaats van te worden veranderd in het heen en weer schuiven van certificaten. Dit brengt mij tot een andere vraag. Lopen wij door het blenden van biobrandstof met fossiele brandstof het risico dat er wantoestanden zoals bij stookolie op de loer liggen? Hoe wordt de controle ingericht?

De staatssecretaris schrijft geruststellend dat er sprake is van certificaten en een onafhankelijke audit, maar welke echte overheidscontrole is er? Wordt er geleund op private controles? De Nederlandse emissieautoriteit controleert dit hele proces, maar hoe vaak gebeurt dit en met hoeveel menskracht?

De SP wil dat de normstelling en het basismechanisme van verificatie in de wet worden verankerd en in een Algemene Maatregel van Bestuur met voorhang worden uitgewerkt, zodat zij overtuigd kan worden van een goede en doeltreffende verificatie. Een amendement is daartoe ingediend.

Ketenverantwoordelijkheid en -transparantie zijn essentieel voor het onderscheid tussen foute biobrandstof en fijne biobrandstof en voor de garantie dat we het juiste bijmengpercentage halen. In het voorliggende systeem zijn de ketentransparantie en de traceerbaarheid onvoldoende geborgd. Als we niet kunnen herleiden welk certificaat bij welke handelsstroom hoort, is de boel niet meer te controleren. Is de staatssecretaris bereid om zo veel mogelijk informatie publiek te maken, zodat ook maatschappelijke organisaties kunnen inzien welke oorsprong een partij biobrandstof heeft en op welke manier aan de verplichtingen wordt voldaan? Wij willen informatie over de absolute volumes biobrandstof en fossiele brandstof die binnenkomen. Ook willen wij weten wat de herkomstregio is, om welke biobrandstof het gaat, van welk volume die is en welk certificaat die draagt. Deze informatie moet in onderlinge samenhang frequent openbaar worden gemaakt. Bij de douane zijn veel van deze gegevens bekend. Kunnen die niet gelijk openbaar gemaakt worden? Je hebt tenslotte biobrandstof en biobrandstof.

Ook de Raad van State was over het onderdeel transparantie ontevreden. De uitleg van de staatssecretaris van de reden waarom de informatie over het land van herkomst, duurzaamheid en dergelijke wel in het register van hernieuwbare energie staat, maar niet op de lijst hernieuwbare biobrandstofeenheden vind ik onbevredigend. De rapportage voldoet in haar huidige vorm niet aan de criteria van de 21ste eeuw. Zo'n twee jaar later worden de gegevens op de website gepubliceerd, terwijl wij natuurlijk actuele informatie nodig hebben. Het gebruik van ministeriële regelingen en AMvB's zonder voorhang van essentiële onderdelen van het stelsel, zoals wordt aangekondigd in dit wijzigingsvoorstel, is weinig fraai. De Kamer wordt daarmee aan de zijlijn gezet. Details van verificatie kunnen in lagere regelgeving worden ondergebracht, mits de basis, namelijk transparantie in de gehele keten, in de wet wordt ondergebracht. Dat is echter niet het geval.

Op andere terreinen wordt juist gestreefd naar eenduidige administratieve systemen, zodat de verantwoording aan Nederlandse en Europese autoriteiten overeenkomt. Waarom wordt nu gekozen voor twee verschillende systemen, die later weer in elkaar geschoven moeten worden om aan de eindverantwoording van de Europese Commissie te voldoen? Is dat niet een bureaucratische omweg?

Tot slot is mijn vraag of er een evaluatiebepaling in de wet moet worden opgenomen. Is de regering bereid een evaluatiebepaling op te nemen na bijvoorbeeld twee jaar?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Wat een negatief verhaal hebben we net van de SP gehoord. Ik wil beginnen met wat vrolijkers. Ik heb een mooi voorbeeld. Daarna kom ik op het wetsvoorstel. Daarover heb ik ook nog wat vragen.

Dit weekend las ik in een bericht dat voor het eerst een Airbus van in dit geval KLM op biobrandstof naar Aruba is gevlogen. Ze hebben daarbij één motor aangezet. Het toestel draait dan voor 40% op biobrandstof. Dat levert een CO2-reductie van 20% op. Dat is positief. Eerder deden ze dit al met Boeings en nu dus ook met Airbussen. Dit toont aan dat de luchtvaartsector steeds innovatiever wordt.

Ik vind dit ook een heel mooi voorbeeld waarin fossiele brandstoffen eigenlijk niet meer gebruikt worden, maar waarbij in plaats daarvan alternatieven worden ingezet. De titel "Ideale brandstofmix nog niet gevonden" is echter een feit. Innovatie blijft het sleutelwoord. Ik hoop en verwacht dat Nederland daarin echt een voorbeeldfunctie en een leidende rol kan hebben. Dat is immers goed voor de werkgelegenheid, maar ook voor het milieu.

Dan kom ik bij het wetsvoorstel. Daarin worden drie doelen bereikt. Ten eerste komt er een vereenvoudiging van het huidige administratieve systeem. Ten tweede wordt de duurzaamheidsclaim beperkt tot één bedrijf in de keten. Die is van toepassing als je zegt: het is biobrandstof en het is duurzaam. Dat maakt het overzichtelijker. Dat is ook meteen het derde punt. Je hebt dus ook gemakkelijker inzicht in wanneer die 10% aan hernieuwbare energie bereikt is.

Dat inzichtelijk maken is belangrijk, omdat we de verplichtingen die we zijn aangegaan voor het aandeel aan duurzame brandstoffen in de brandstoffenmix natuurlijk willen waarmaken. De Kamer weet ook dat de VVD de voordelen van biobrandstoffen inziet. Soms willen we zelfs wat sneller. Wat ons betreft gaat het de goede kant op met deze vereenvoudiging van regelgeving en lastenvermindering voor bedrijven, maar ook voor de inspectiedienst, die goedkoper wordt. De VVD kan daarom instemmen met deze wetswijziging. We hebben vertrouwen in de sector.

Ik heb nog wel een paar vragen, bijvoorbeeld over het wegtransport. De VVD is benieuwd waarom de staatssecretaris ervan overtuigd is dat de oliemaatschappijen zowel op biodiesel als op biobenzine zullen inzetten. Innovatie is natuurlijk in beide gevallen nodig als je het totaal aan hernieuwbare energie op lange termijn wilt halen. Nogmaals: de VVD heeft vertrouwen in de sector. Ik vraag de staatssecretaris echter of het niet voor de hand ligt dat bedrijven de meest kosteneffectieve oplossing zullen kiezen en een wat duurdere misschien zullen laten schieten. Hoe gaat het dan met de innovatie? En welke waarborg heeft de staatssecretaris dat we een breed palet aan diverse biobrandstoffen en brandstoffen zullen behouden? Voor de VVD staat altijd het doel centraal, maar ik vraag toch even naar de middelen die gekozen zijn.

De VVD ziet verder dat er sprake is van een beperking. Er wordt eigenlijk alleen maar gekeken naar vervoer. In het schriftelijk overleg stelden we al vragen over groen gas, biogas en andere soorten brandstoffen. Die mogen niet meetellen omdat daarvoor al eerder een keer een subsidiebijdrage is ontvangen gekregen en ze dus al een keer geteld zijn. Op zich is dat logisch, maar ook groen gas en biogas kunnen uitstekend voor vervoer dienen. De eerste Audi's en Volvo's rijden er al een paar jaar op rond.

Natuurlijk moet er geen verdringing zijn. Dergelijke initiatieven, waarbij uit een restmassa brandstof wordt gemaakt, zijn echter welkom. Ze schelen ook in fossiele import.

Ik kijk daarom uit naar de autobrief, waarin ik verwacht hier meer over te lezen, en naar de brandstoffenmix die volgt uit het energieakkoord.

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb toch nog een vraag aan de heer Dijkstra. Hij is een blij mens. Ik ken hem ook als een blijmoedig mens. Als er weer minder regels zijn, zegt hij, dan staat dat gelijk aan meer geluk. Hoe minder regels de overheid maakt, hoe gelukkiger we zijn. Maar zou het doel van wetgeving, of van het wetsvoorstel dat wij nu bespreken, niet moeten zijn dat het een effectieve maatregel is?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Geluk komt uit jezelf. Dat komt als je zelf de ruimte krijgt om het beste uit jezelf te halen. Geluk komt niet van de overheid. De overheid is wel nodig om regels te stellen. Dat doen we dus ook. Mijn uitgangspunt is daarbij dat je beter minder regels, maar heel duidelijke regels, kunt hebben zodat iedereen weet waar hij aan toe is, dan dat je, zoals de heer Van Gerven wil, op de punten en de komma's nauwkeurig gaat regelen hoe zaken precies moeten gebeuren. Voor mij en de VVD-fractie staat het doel centraal. Dat is dat we zo snel mogelijk op 10% verantwoorde biobrandstoffen komen. Hoe dat gebeurt? Volgens mij gaat het met dit wetsvoorstel heel erg lukken.

De heer Van Gerven (SP):

Dat doel delen wij, maar het gaat hier over een effectieve controle op het feit dat ook werkelijk de goede biobrandstoffen worden bijgemengd. We kennen de zaak van de stookolie, waarbij veel zaken gebeuren die het daglicht moeilijk kunnen verdragen en waarop moeilijk grip is te krijgen. Is het dan niet naïef om te denken dat je door regels te schrappen — zo ervaar ik het wetsvoorstel — de kat op het spek bindt omdat wij echt niet kunnen zien of de brandstof is bijgemengd met fossiele brandstof, hernieuwbare brandstof of wat dan ook? Kortom, is het niet erg naïef om ervan uit te gaan dat het allemaal wel goed zal komen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Hier zit een principieel verschil tussen liberalen, die van nature wat optimistischer zijn, en mensen van de SP, die wat meer vanuit controle of vanuit wantrouwen argumenteren. Ik denk dat het met deze wetswijziging voor elkaar gaat komen. Ik vind het ook wel frappant dat de heer Van Gerven in zijn eigen bijdrage en in zijn vraag net ook stookolie noemde en zei dat er allerlei misstanden zijn. Mag ik daarvan een bewijs zien? Dat heb ik tot op heden niet gezien. Ik hoor alleen maar dat er misstanden zijn en dat het allemaal maffiapraktijken zijn — dat zei hij een keer tijdens een AO — en dat het allemaal niet deugt. Maar echte bewijzen heeft hij dan niet. Nu wil hij ook deze branche misschien weer over een kam scheren, maar daarin ga ik niet mee. Ik geloof dat niet.

De voorzitter:

Ik was heel duidelijk, mijnheer Van Gerven. U liep hiernaartoe. Ik heb gezegd dat u een vraag en een tweede vraag kon stellen. U voelt zich natuurlijk zwaar aangesproken. Er is u een vraag gesteld, dus ik zal met mijn hand over mijn hart strijken, maar ik vraag u toch om voortaan te proberen u tot twee interrupties te beperken. Ga uw gang.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wijs de heer Dijkstra op het rapport over stookolie dat de SP heeft gepubliceerd. Daarin kan hij het allemaal nalezen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik heb daarin helaas geen bewijzen gelezen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. We behandelen vanavond een voorstel om het rapporteren over biobrandstoffen eenvoudiger te maken. De D66-fractie kan hier alleen maar blij mee zijn: minder regeldruk, minder kosten en doorpakken op duurzaamheid. Maar ik heb ook wat vragen, want we moeten er dan wel voor zorgen dat dit systeem goed geborgd is. Ik ga eerst in op de handel in HBE's, vervolgens op de transparantie in de brandstoffenmarkt, dan op de rol van de Nederlandse Emissieautoriteit en ten slotte heb ik wat vragen over de percentages die gelden bij de bijmenging.

Ik begin met een aantal vragen over de handel in biotickets, straks hernieuwbare brandstofeenheden, HBE's. Pas aan het einde van een boekjaar hoeven handelaren voor eindverbruik hun verplichting aan HBE's op orde te hebben. Wat gebeurt er nu als we een heel koud en nat jaar hebben gehad, waarin we niet op de fiets gaan, maar allemaal de auto pakken en in dat jaar veel meer brandstof blijken te hebben verbruikt dan de handelaren tevoren hebben geregistreerd? Wat gebeurt er dan als aan het einde van het jaar het aantal beschikbare HBE's niet voldoende blijkt om de 10% duurzame brandstoffen te halen? Mogen bedrijven dan een tekort hebben op hun rekening? Met andere woorden: hoe gaat de Nederlandse Emissieautoriteit daarmee om?

De duurzaamheidseisen zullen de komende jaren worden aangescherpt. Daarvoor, zo meldt de staatssecretaris, is het onwenselijk dat bedrijven HBE's gebruiken die jaren daarvoor ooit eens zijn geproduceerd. Dat is een les die wij met elkaar hebben getrokken uit de werking van het ETS. De vraag is dan: hoe verhoudt dit zich tot het spaarpotje aan HBE's dat bedrijven mogen hebben? Een stukje flexibiliteit tussen verschillende jaren kan ook een oplossing zijn voor het probleem dat ik hiervoor schetste, maar wij willen natuurlijk voorkomen dat een bedrijf de bepalingen over sparen omzeilt. Daarom, zo zegt de staatssecretaris, mag er maar één HBE-rekening per bedrijf worden geopend. Dan is natuurlijk de vraag: wat is je definitie van "bedrijf"? Hoe voorkomen we dat grote oliehandelaren via meerdere dochterbedrijven en creatief boekhouden alsnog veel grotere hoeveelheden HBE's van het ene jaar naar het andere jaar overhevelen? Dit punt betrof het creatief boekhouden met HBE's door de definitie van de term "bedrijf".

Dan is er nog een punt. Hoe zorgen wij ervoor dat er niet gefraudeerd wordt met HBE's doordat de brandstoffen desnoods administratief in verschillende landen worden aangeboden? Dat punt bracht de SP ook naar voren: het wordt een papieren handel. De systemen verschillen van land tot land. Wij kunnen wel zeggen "u kunt hier niet twee keer HBE's voor krijgen", maar misschien telt het in een ander land wel gewoon mee voor de hoeveelheid duurzame energie die is aangeboden. Daarmee zouden wij in totaal toch op een lager volume biobrandstoffen uitkomen op de Europese markt.

Over dit laatste punt was de Raad van State dan ook kritisch. Juist omdat de systemen verschillen, kan een hoeveelheid brandstof waarvoor hier HBE's zijn aangemaakt, wellicht daarna nog elders meetellen. Om dat te voorkomen, wil D66 in de wet verankeren dat de inboeker moet bewijzen dat de brandstoffen niet aan het buitenland geleverd zijn om daar ook weer mee te tellen onder andere nationale systemen. Hiervoor dien ik een amendement in.

Een deel van de brandstoffen uit andere bronnen dan biomassa telt in andere lidstaten nog niet mee voor de hoeveelheid biobrandstoffen. Het kan dus interessant zijn om die vanuit een ander land naar Nederland te exporteren om er hier HBE's voor te krijgen, maar misschien tellen ze in dat andere land wel mee voor de totale hoeveelheid duurzame energie, ondanks dat ze niet meetellen voor de biobrandstoffen. Hoe weten wij zeker dat deze brandstoffen in het buitenland niet dubbel geteld zijn? Enerzijds zijn ze hier geregistreerd, worden daarna geëxporteerd en tellen daar nog een keer mee. Anderzijds zouden biobrandstoffen die daar niet meetellen, hier HBE's kunnen opleveren. Het zou dus interessant kunnen zijn om ze naar Nederland te exporteren om er op die manier dubbele benefits voor te krijgen.

D66 is voorstander van verdere integratie van de Europese energiemarkt. Het lijkt mij dus erg belangrijk om ervoor te zorgen dat systemen op elkaar aansluiten om fraude te voorkomen. Mijn algemene vraag aan de staatssecretaris is hoe zij zich voor die verdere aansluiting van systemen gaat inzetten en in hoeverre er lessen zijn getrokken uit wat andere lidstaten doen bij de herziening van het Nederlandse systeem.

Ik kom op de markt voor HBE's. We verminderen rapportageverplichtingen, maar laten we er dan wel voor zorgen dat we een optimale transparantie creëren met de gegevens die we toch al hebben. Daarom dien ik enkele amendementen in.

Het tweede amendement dat ik vanavond indien, regelt dat van de biobrandstof die op de markt wordt gebracht, duidelijk is uit welk land hij komt en aan welke duurzaamheidsstandaard hij voldoet. Bedrijf X registreert bijvoorbeeld Y liter palmolie uit Maleisië en Z liter frituurolie uit België. Deze informatie is bekend bij de douane, waardoor dit amendement slechts een beperkte extra inspanning met zich zal brengen voor bedrijven en de NEa. Hierdoor krijgen wij wel goed inzicht in de tot nu toe nog ondoorzichtige stroom van brandstoffen die ons land inkomt. Overigens vind ik dat we die informatie ook inzichtelijk moeten maken voor de import van niet-bio-olie. Dan krijgt de consument inzicht of hij Noordzeeolie of Noordpoololie koopt, iets waar de PvdA, die graag de tanker had willen tegenhouden, ongetwijfeld ook blij mee zal zijn.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik hoor mevrouw Van Veldhoven pleiten voor transparantie. Dat is goed, tot op zekere hoogte. Hoe belangrijk vindt mevrouw Van Veldhoven het dat bedrijven bepaalde bedrijfsgevoelige informatie voor zichzelf kunnen houden? Vindt zij dat alles altijd zomaar openbaar moet zijn? Is dat het doel van deze amendementen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik begrijp heel goed het punt dat de heer Dijkstra probeert te maken. Wij moeten daarin natuurlijk altijd zoeken naar een balans: wat is reëel en wat is van belang? Ik hoor hierover ook graag het oordeel van de staatssecretaris. Er is ook een bepaling op grond waarvan bepaalde gegevens opvraagbaar zouden zijn onder de Wet openbaarheid van bestuur. De wetgever geeft daarmee zelf al aan, ervan uit te gaan dat deze gegevens mogelijk van belang zijn voor het publieke debat. Ik denk, wanneer het puur gaat om de hoeveelheden die uit een bepaald land komen, waarbij je ook moet aantonen dat je daar een duurzaamheidscertificaat voor hebt, dat die grondstoffenstromen niet tot de bedrijfsgevoelige informatie hoeven te behoren. Ik denk echter ook dat het belangrijk is dat wij met de sector goed uitwerken hoe wij een en ander kunnen doen. Ik deel dus wel het punt van zorg en vind dat wij dit goed moet adresseren.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Daar ben ik blij om, want je concurrentiepositie en al je gegevens over liters en dat soort dingen op straat leggen, dat is nogal wat. U hebt vier amendementen ingediend om dit soort dingen te regelen, maar ik krijg het gevoel dat u de bedrijven niet echt vertrouwt. Zit ik daarmee goed of niet?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Nee, daar zit de heer Dijkstra helemaal niet goed mee. Het gaat mij om het belang, de consument in staat te stellen om te weten wat er gebeurt. Ik denk dat wij daar met elkaar belang bij hebben in dit politieke debat, waarbij wij zeggen: biobrandstoffen moeten bijdragen aan ons milieu, dus laten wij er dan ook voor zorgen dat wij volgen wat er gebeurt. Dat helpt ook om de fraudegevoeligheid van het systeem te beperken, doordat er meer in transparantie wordt gedacht. Maar ik heb zojuist al gezegd dat ik erken dat dit een punt is dat wij zorgvuldig moeten adresseren. Het lijkt mij heel erg belangrijk dat wij de bedrijven daarbij betrekken.

Openheid over de prijs en het volume van de handel in HBE's is eveneens belangrijk, om goed te kunnen volgen wat er op de markt komt. Met mijn derde amendement wil ik er daarom voor zorgen dat informatie over volume en prijs door de jaren heen beschikbaar is via een onafhankelijke toezichthouder. Dat is dan niet per bedrijf, zeg ik om de heer Dijkstra gerust te stellen.

Mijn fractie neemt de opgave voor duurzame energie erg serieus. Fraude en wanbeheer moeten stevig worden aangepakt. In de voorgestelde wetsartikelen wordt aan de Nederlandse Emissieautoriteit al de bevoegdheid gegeven om bestuurlijke boetes uit te delen. Laten wij hopen dat het nooit zover komt, maar voor eventuele notoire overtreders is ook een andere stok achter de deur van belang. Mijn vierde amendement geeft daarom het bestuur van de NEa de bevoegdheid om verdere inboeking door een leverancier voor bepaalde of onbepaalde tijd te weigeren, indien deze zich schuldig heeft gemaakt aan drie of meer feiten waarvoor ook een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Dit is een hele mond vol, maar het komt eigenlijk neer op: "three strikes, you're out."

De staatssecretaris vindt het niet mogelijk om nu te bepalen of een maximum moet worden opgelegd aan de maximale hoeveelheid bij te mengen conventionele biobranstoffen.

De heer De Rouwe (CDA):

Het gaat mij om de voorgaande punten. Er werden vier amendementen aangekondigd. Drie daarvan beogen meer transparantie en meer informatie. Op zichzelf genomen is dat goed, maar meer informatie is eigenlijk nooit gratis. Het vraagt om een handeling van een autoriteit om te controleren en toezicht te houden. In dit geval van bedrijven, om een en ander transparant te maken en hun processen daarop in te richten. Mijn vraag is de volgende Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, beoogt een vereenvoudiging. Dat is het belangrijkste doel van de wetgeving. Als wij nu deze vier amendementen aannemen, houden wij dat doel dan overeind of is dan de conclusie aan het eind van het jaar dat het niet beter is geworden, maar eigenlijk veel erger? Goed bedoeld, misschien, maar volledig naast het doel geschoten?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik begon mijn bijdrage met de opmerking dat D66 ook achter een vereenvoudiging van het systeem staat. Laten wij ervoor zorgen dat wij de informatie daar opvragen waar die ook echt een doel dient, en dit niet op een simpeler manier kan worden gedaan. De amendementen hebben betrekking op informatie die in principe gewoon al beschikbaar is bij douanes, maar niet openbaar wordt gemaakt. Het gaat om informatie die bedrijven al hebben en die zij dus niet apart hoeven te verzamelen. Zij hebben die informatie, en die is ook bekend bij de douane. Maar wij moeten even goed bezien hoe wij ervoor zorgen dat wij de informatie verzamelen en openbaar maken, zonder dat dit de legitieme belangen van de bedrijven schaadt. Ik deel uw aandachtpunt: laten wij ervoor zorgen dat wij niet een heleboel extra dingen optuigen, waarmee wij eigenlijk het doel van de vereenvoudiging onderuithalen. Dat is naar mijn mening niet het geval. De Nederlandse Emissieautoriteit krijgt een stukje verantwoordelijkheid. Het gaat om informatie die op dit moment al wordt verzameld door een onafhankelijke partij. Wat mij betreft kan de Nederlandse Emissieautoriteit ook beoordelen dat de informatie voldoende betrouwbaar is om gewoon over te nemen op de website. Mochten de private partijen niet in staat zijn om die informatie te verzamelen of dat niet meer willen, dan zorgen wij er wel voor dat de continuïteit van de informatie wordt gewaarborgd. Dus het zijn meer waarborgen. Op het punt van de stromen is er een echt aantoonbaar publiek belang. Laten wij met het bedrijfsleven bekijken hoe wij dat doen. Het doel van de vereenvoudiging blijft overeind.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik hoor mevrouw Van Veldhoven tot driemaal toe de douane noemen als de instantie die deze informatie al heeft. Kan D66 garanderen dat het aannemen van deze amendementen geen gevolgen heeft voor de lasten van de bedrijven? Nogmaals, het doel van deze wet is vereenvoudiging. Hebben deze amendementen een impact voor het aantal fte bij de douane?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wij gaan van een systeem met redelijk veel administratieve lasten naar een systeem met heel veel minder administratieve lasten. Het is dus een goede vereenvoudiging. De gegevens die bij de douane bekend zijn, zijn niet per se eigendom van de douane. Ik denk dat het belangrijk is om met de bedrijven te bekijken op welke manier zij de stromen van deze informatie graag zien lopen. Ik deel het aandachtspunt van de heer De Rouwe. Het moet niet zo zijn dat wij met zo'n amendement een heel grote druk optuigen, waardoor de essentie van de vereenvoudiging onderuit wordt gehaald.

Ik kom op de maximale hoeveelheid bij te mengen conventionele biobrandstof. Gelukkig is duurzaamheid een veld waarop veel innovatie plaatsvindt en waar wij ook steeds meer kennis opdoen. Dat moeten wij vooral blijven stimuleren. Het betekent ook dat wij met elkaar tot de conclusie zijn gekomen dat sommige biobrandstoffen andere effecten hebben dan dat wij misschien in het begin hadden gedacht. Mogelijk zijn er heel interessante nieuwe, innovatieve biobrandstoffen die minder milieueffecten hebben. Wij moeten met elkaar nadenken of wij niet een maximaal aandeel van die conventionele biobrandstoffen willen vastleggen. D66 zou graag zien dat wij dat aandeel op 5% leggen. Dan doen wij recht aan de gedane investeringen en voorkomen wij dat er nieuwe investeringen plaatsvinden in technologieën waarvan wij met elkaar politiek hebben gezegd: die moet je niet verder willen uitbreiden. Biobrandstoffen hebben een belangrijk aandeel in de verduurzaming van de economie, maar mogen niet ten koste gaan van de voedselvoorziening in Nederland of waar dan ook.

Ik had hier graag een amendement over ingediend, maar de huidige Europese regelgeving staat het vastleggen van een maximum van 5% niet toe. Kan de staatssecretaris toelichten of de nieuwe Europese regelgeving het wel toestaat om nationale maxima vast te leggen? Als dat nog niet kan, wil zij dan beloven zich daarvoor in Brussel hard te maken? Ik kan mij voorstellen dat er in Brussel een compromisafspraak wordt gemaakt over een maximum van 7%. Als bepaalde lidstaten dat maximum wat lager willen leggen, gezien de investeringen die daar al zijn gedaan, moet die mogelijkheid worden geboden. Dan heb je een harmonisatie. Dan is er een maximaal plafond dat lidstaten voor hun land lager kunnen leggen om te voorkomen dat er nieuwe investeringen worden gedaan in een technologie die men eigenlijk niet meer wil uitbreiden. Wil de staatssecretaris zodra dat mogelijk is het eerder toegezegde maximum van 5% conventionele brandstoffen dan ook wettelijk verankeren?

Ik heb twee laatste vragen aan de staatssecretaris. Tot nu toe was de bijmengverplichting nader toegespitst op een minimum van 3,5% biobrandstof voor zowel benzine als diesel. De staatssecretaris wil deze verplichting schrappen, zodat maatschappijen naar eigen inzicht kunnen bijmengen. Wij horen ook geluiden dat dit misschien niet zo'n goed idee is, omdat bedrijven dan wellicht alleen kiezen voor de goedkoopste optie, terwijl voor beide brandstofsporen het belang van innovatie heel erg groot is en nieuwe generaties biobrandstoffen voor zowel benzine als diesel nodig zijn. Is de staatssecretaris bereid om een minimumpercentage voor bijmenging te handhaven voor zowel benzine als diesel? Zo niet, hoe kan zij garanderen dat de ontwikkeling van nieuwe brandstoffen voor zowel benzine als diesel hierdoor niet geschaad wordt?

Wij zijn blij met de vereenvoudiging, maar het is belangrijk om ervoor te zorgen dat het nieuwe systeem fraudeproof is. Is de staatssecretaris bereid om na een aantal jaren een evaluatie van het nieuwe systeem te laten uitvoeren? De SP vroeg er ook al naar. Indien noodzakelijk hebben wij een motie achter de hand. Wellicht kan de staatssecretaris zo'n evaluatie gewoon toezeggen.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. De tentakels van Brussel reiken ver. Deze dagen, en natuurlijk ook al eerder, buitelden alle fracties over elkaar heen om aan de mensen in het land maar duidelijk te maken hoe zij de komende vijf jaar de Nederlandse belangen in Brussel zullen verkwanselen. Want dat is de politieke realiteit van vandaag. Alle partijen in de Tweede Kamer, op de PVV na, zijn eurofiel. Ze dansen naar de pijpen van Barroso cum suis en willen vooral meer regels uit Brussel. Meer, meer, meer.

In het departement en in de commissie van Infrastructuur en Milieu is dat niet anders. De afgelopen tijd zijn er talloze moties ingediend — ik ben de tel kwijt — die oproepen om in overleg te komen met Brussel en om onze nationale milieuvraagstukken op te lossen in Brussel. Wat verder opvalt: als fracties ergens zelf het antwoord niet op weten of wisten, dan moest het kabinet dit middels een motie maar regelen en, u raadt het al, dat moeten ze dat regelen in Brussel. Het lijkt misschien een karikatuur wat ik hier schets, maar het is de bittere waarheid. Bij elke stemming hier op dinsdagmiddag raken we weer een stukje van onze Nederlandse autonomie en soevereiniteit kwijt. En alle eurofielen hier in het huis vinden dat prima. Die vinden dat fantastisch. Wij staan daar anders in. Wij vinden het een schande hoe onze collega-parlementariërs omgaan met de Nederlandse belangen en we hopen dan ook van ganser harte dat deze partijen overmorgen keihard worden afgerekend, door de kiezer uiteraard. De PVV is de enige partij die minder EU wil, minder bemoeienis uit Brussel, minder regels en dat de Nederlandse belangen minder in de etalage worden gezet in Brussel. De PVV wil uit de EU, uit de euro en weer zeggenschap over ons eigen land, ook op milieugebied.

Deze Brusselse bemoeizucht ligt ten grondslag aan de wetswijziging die we vandaag behandelen, de belachelijke verplichting om in Nederland in 2020 jaarlijks minimaal 10% van de brandstoffen die worden gebruikt in weg- en spoorverkeer uit zogenaamde hernieuwbare bronnen te laten bestaan. Vreselijk. Deze wetswijziging is weer een van de voorbeelden van hoe Brussel haar eigen problemen creëert, om vervolgens met een oplossing te komen. Want deze wetswijziging wordt natuurlijk verkocht als een succes, aangezien het gaat om lastenverlichting. Ten minste, eerst verzwaren we de lasten met zijn allen via Brussel, en nu is dit een lastenverlichting. Dat wordt dan leuk verkocht, maar de PVV prikt deze duurzaamheidsballonnetjes maar al te graag lek. Duurzaamheid is namelijk niet alleen mooi voor degenen die erin geloven. Nee, het is een verkooppraatje om iets duurder te kunnen maken en toch te kunnen verkopen aan linkse bakfietshippies. Het bijmengen van biobrandstoffen draagt mondiaal amper bij of zelfs helemaal niet aan een beter milieu. Het is vooral lucratief voor de hypocriete duurzaamheidsindustrie, met een administratieve lastenverzwaring voor ondernemers tot gevolg. Daar gaat het steeds weer om, natuurlijk. En daar wil deze regering nu een oplossing voor verzinnen. Nou, chapeau!

De PVV is altijd al een groot voorstander geweest van administratieve lastenverlichting voor ondernemers, want ze moeten tijd overhouden om te ondernemen. Zo simpel is het. Zo ook in dezen. Hoewel de oorzaak in Brussel ligt, wil ook de PVV dat ondernemers niet de dupe worden van deze Brusselse bureaucraten. Als er lastenverlichting plaats kan vinden, dan staan wij daar in principe positief tegenover. Maar eigenlijk laat zich deze wetswijziging natuurlijk het beste typeren door het spreekwoord: als het kalf verdronken is, dan dempt men de put. Voor de PVV is het duidelijk dat de ondernemer steeds meer hinder zal blijven ondervinden vanuit Brussel. Deze wetswijziging zal daar amper of geen afbreuk aan doen. We staan dan ook in principe positief tegenover deze wetswijziging, omdat ze wat minder lasten verzwaart en daarmee in de kern goed zal zijn voor de ondernemers. We vinden het echter nog niet helemaal duidelijk genoeg en wachten de reactie af van de staatssecretaris op de amendementen die zijn ingediend. We komen in ieder geval altijd op voor ondernemers en we blijven tegen onnodige administratieve lasten, helemaal als ze uit Brussel komen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is natuurlijk een prachtig betoog, ongeveer zoals we kunnen verwachten van de PVV. Een hoop commentaar, maar wat is nu één concrete oplossing die u hier vanavond voorstelt?

De heer De Graaf (PVV):

Heel simpel: uit de EU gaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

We hebben een discussie over het wetsvoorstel over de transparantie rond biobrandstoffen. U hebt een hoop commentaar en ik hoor een hoop geblaat. Welke concrete oplossing stelt u voor? Hoe wilt u het voorliggende wetsvoorstel verbeteren voor al die kiezers tot wie u graag zo veel woorden richt. Welke concrete oplossingen biedt u uw kiezers nu werkelijk?

De heer De Graaf (PVV):

D66 zet zo natuurlijk een leuk valletje open. Ik heb de oplossing al gegeven, namelijk uit de EU gaan. Ik zal er verder over uitweiden, want anders wordt het debat erg saai. Ik heb betoogd dat er eerst aan administratievelastenverzwaring is gewerkt door middel van die belachelijke eis van 10% bijmenging van die rare biobrandstoffen. Vervolgens zeggen we: die registratie moet een beetje minder en een beetje anders. Dat zou hartstikke goed zijn voor die ondernemers. Eerst leg je de ondernemers iets op, je legt ze een molensteen om de nek, om er daarna met een nagelvijl een klein beetje vanaf te schrapen. Dat zou goed zijn voor de ondernemer? Vandaar dat de PVV hierover erg kritisch is. Ik stel voor om uit de EU te stappen. Dan kunnen we zelf onze duurzaamheidseisen regelen, als we al veel duurzaamheidseisen aan de ondernemers moeten opleggen. Die ondernemer weet zelf goed genoeg hoe hij met het milieu moet omgaan.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt het van groot belang dat we onafhankelijker worden op het vlak van onze energievoorziening. Dat is belangrijk omdat we willen overschakelen naar duurzame energiebronnen, omdat het gebruik van fossiele energie de aarde vervuilt en omdat fossiele bronnen uitgeput raken. Het is echter ook van belang omdat we graag onafhankelijk willen zijn van regimes van sommige landen waaruit we nu brandstoffen importeren, zoals Rusland. Daarom vinden we het ook belangrijk om te investeren — we doen dat met miljarden per jaar — in wind op zee, in wind op land, in geothermie en in andere vormen van energie die ons land aan een eigen en een gediversifieerde energievoorziening helpen. De energie komt daarbij uit allerlei landen in de wereld.

Vandaag spreken we met name over biobrandstoffen en over de wijze waarop op grond van de Wet milieubeheer op een transparante en eenvoudige wijze biobrandstoffen moeten worden geregistreerd. We ontkomen niet aan iets van regelgeving op dit terrein, want alleen zo kan worden gewaarborgd dat die biobrandstoffen ook daadwerkelijk op een duurzame manier worden geproduceerd. In 2020 zullen we 20% duurzame brandstoffen bijmengen. Momenteel is er veel discussie over hoe we in Europa de afspraken daarover invullen. Mijn collega van D66 verwees daar al naar. Na het eerste enthousiasme over die biobrandstoffen, zijn er natuurlijk ook nadelen naar voren gekomen. Mijn collega van de SP verwees daar ook al naar. Die biobrandstoffen blijken vaak, door verschillende factoren, meer CO2 uit te stoten en er is ook sprake van landroof door het grootschalig verbouwen van gewassen, wat toch kwaad aanricht in arme landen. Mijn fractie verneemt graag van de staatssecretaris hoe het debat in de EU daarover nu verloopt. Wat zijn de scenario's en wat is de inzet van Nederland? Hoe staat het nu met het plafond voor de eerste generatie biobrandstoffen?

De NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit, rapporteert op bedrijfsniveau over aan Nederland geleverde en verbruikte volumes biobrandstoffen. Wat zijn de grondstoffen en wat is het land van herkomst? De NEa rapporteert ook over de relatieve verhouding van de grondstoffen en de duurzaamheidssystemen in het land van herkomst. Mijn collega van D66 wees echter al op het feit dat transparantie op bedrijfsniveau voor overige brandstoffen nog niet is gerealiseerd. Mijn collega van de VVD zal het ongetwijfeld met mij eens zijn dat er natuurlijk wel sprake moet zijn van een gelijk speelveld, of een level playing field in de EU, zeg ik tegen mijn collega van de PVV. De consument kan natuurlijk alleen echt een keuze maken tussen verschillende brandstoffen als er sprake is van een volledige transparantie van de brandstoffenmix op bedrijfsniveau. Waarom is dit zo lastig te realiseren? Kan de staatssecretaris daarop eens ingaan? Zijn er bijzondere juridische, economische of bedrijfseconomische redenen waardoor het zo moeilijk is om die volledige transparantie van de brandstoffenmix te realiseren?

Ook zou mijn fractie graag van de staatssecretaris vernemen hoe het op EU-niveau staat met de transparantie van brandstoffen. Mijn fractie heeft de motie-Van Veldhoven mee ondertekend. Daarin wordt de regering verzocht om het voorstel van de Europese Commissie voor een rapportage op bedrijfsniveau te steunen als dit opnieuw in stemming komt.

Tot slot is mijn fractie benieuwd naar de argumenten voor het loslaten van het tussenschot tussen biodiesel en biobenzine van 3,5%. Mijn fractie heeft signalen uit de sector ontvangen dat dit zorgt voor meer onzekerheid. Omdat het totale bijmengpercentage stijgt, zorgt een tussenschot van 3,5% vanzelf voor meer marktwerking. De sector houdt dan enige investeringszekerheid. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Vos heeft eerder helder gemaakt dat hij niet gediend is van Noordpoololie. Ook vandaag zegt hij weer duidelijk dat er bepaalde regimes zijn waar wij eigenlijk liever geen handel mee doen als wij de keuze hebben, of dat wij in ieder geval willen weten of daar olie vandaan komt. Vervolgens vraagt hij aan de staatssecretaris waarom het zo moeilijk is om daar helderheid over te geven. Vindt de Partij van de Arbeid dat per bedrijf duidelijk moet zijn waar het zijn bio-olie of niet-bio-olie vandaan haalt?

De heer Jan Vos (PvdA):

De Partij van de Arbeid vindt het heel belangrijk om transparantie in ketens na te streven. Wij hebben de drie t's geformuleerd voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is de t van transparantie, de t van toezicht — op een ander punt zou ik daarvoor nog steeds graag de steun van de D66-fractie ontvangen — en de t van tralies voor ondernemers die echt niet deugen. Onze collega van de VVD vroeg al eerder in het debat: vertrouwt u het dan niet? Natuurlijk vertrouwen wij het wel, maar er zitten altijd rotte appels in de mand. Die moet je gewoon kunnen opbergen. Die drie t's zijn voor onze fractie het uitgangspunt van ons handelen. Wat ons betreft worden die brandstoffen uiteindelijk volledig transparant aangevoerd. Dat geldt dan voor alle brandstoffen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Jan Vos (PvdA):

Aan de andere kant … Anders krijg ik toch een vervolgvraag.

De voorzitter:

Die krijgt u toch wel, maar het idee is dat uw antwoord korter is dan uw inbreng. Vandaar dat ik zeg: dank u wel. Ik geef mevrouw Van Veldhoven de kans om een vervolgvraag te stellen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zou bijna zeggen: wat wilt u er nog meer over vertellen? De Partij van de Arbeid zegt dus: die drie t's zijn voor ons een leidraad in onze inbreng over grondstoffenstromen van en naar Nederland. Dan neem ik ook aan dat zij een motie zal steunen die zegt: geef transparantie over die stromen op bedrijfsniveau. De heer Vos legt immers net uit hoe belangrijk hij dat vindt.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik wacht even de beantwoording van de staatssecretaris af, want tegenover transparantie staat dat meer regelgeving en meer toezicht leiden tot een bepaalde mate van bureaucratie voor die bedrijven, zoals de collega van mevrouw Van Veldhoven ook in andere debatten naar voren heeft gebracht. Soms leidt dat ook tot een concurrentienadeel ten opzichte van andere bedrijven in de Europese Unie en daarbuiten. Als het ten koste gaat van de werkgelegenheid, van de mensen die bijvoorbeeld in de havens werken in Rotterdam of in andere havens in Nederland of in bedrijven die olie raffineren in Zeeland, dan staat het bij de Partij van de Arbeid ook voorop om de werkgelegenheid van die mensen te blijven realiseren.

De heer Van Gerven (SP):

Je hebt de doelstelling van 10% bijmenging van biobrandstoffen. Het is essentieel dat zo veel mogelijk de tweede en derde generatie wordt toegevoegd en niet de eerste generatie, die eigenlijk concurreert met de voedselproductie. Laat ik het zo samenvatten. Op dit moment hebben wij een percentage in de orde van 3, 4. Hoe staat de PvdA erin, ook in relatie tot de behandeling van dit wetsvoorstel, om het percentage van de eerste generatie te maximeren?

De heer Jan Vos (PvdA):

Bij de omschakeling is een aantal factoren van belang. Ik zal het kort houden, voorzitter. Ten eerste moet die bedrijven een bepaalde mate van investeringszekerheid worden geboden. Ze kunnen pas omschakelen naar de tweede generatie als ze een beetje fatsoenlijk hun investeringen terugverdienen uit de eerste generatie. Ten tweede werken wij in de Europese Unie met heel veel verschillende landen samen. Als je samenwerkt, zul je af en toe compromissen moeten sluiten. Dat is hier in Den Haag niet anders dan in de Europese Unie. De lijn is heel duidelijk: wij moeten naar voren, naar de tweede generatie brandstoffen. De eerste generatie heeft te veel nadelen, maar het is de vraag waar wij precies op uitkomen. Daarom heb ik juist die vragen gesteld aan de staatssecretaris. Ik ben erg benieuwd naar de beantwoording daarvan.

De heer Van Gerven (SP):

Wij praten hier al heel lang over. Ook de heer Vos weet dat, maar moeten wij niet gewoon een hard percentage afspreken? Het was uitdrukkelijk de bedoeling van de Kamer, minus de PVV, om te streven naar een groei van vooral de tweede en derde generatie en om de eerste niet te laten groeien, sterker nog, om te proberen die uiteindelijk naar nul te krijgen. Moeten we dus niet gewoon een plafond aanbrengen met betrekking tot die eerste generatie? En moet dat ook niet het standpunt van de Partij van de Arbeid zijn?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb al eerder laten weten dat wat ons betreft die norm van 5% gehandhaafd blijft, maar dat we wel opereren in een breed speelveld. Ik hoor dan ook graag van de staatssecretaris hoe het balletje daar rolt, want als je met andere partijen samenwerkt, zul je af en toe wat moeten geven en ook eens een keer wat kunnen nemen, zoals eerder opgemerkt. Dat is het verschil tussen een partij die op de flanken zit in deze Kamer en een partij die wat meer in het midden zit.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik vervang Agnes Mulder. Zij heeft verplichtingen elders. Dat hoort er ook bij, zeker in deze campagneperiode. Deze verplichting ging volgens mij over de Europese verkiezingen, die overmorgen plaatsvinden en niet morgen zoals de heer De Graaf opmerkte.

Biobrandstoffen en in het bijzonder geavanceerde biobrandstoffen, bijvoorbeeld uit algen, kunnen in de toekomst een grote rol gaan spelen in onze energievoorziening. Ze zijn van groot belang. Milieudoelstellingen zijn hier genoemd, maar ook de doelstelling om als land zelfstandig te zijn en niet afhankelijk van landen waarmee je gesodemieter kunt krijgen. Het CDA denkt dat het voor een kringloopeconomie bijvoorbeeld een heel waardevolle toevoeging kan zijn. De algen zijn al genoemd, van KLM, die daarin echt vooroploopt. Dat zijn heel mooie en goede initiatieven voor het bedrijf als zodanig maar ook voor de uitstraling van een land of een sector. In dit geval is dat de luchtvaartsector, die soms veel voor de kiezen krijgt maar ook heel veel doet om dingen op een goede, nette manier te doen.

Zover zijn we echter nog niet. Op dit moment moeten we ervoor zorgen dat de biobrandstoffen die we gebruiken ook echt duurzaam zijn. Het viel mij overigens tijdens mijn korte voorbereiding op dit debat op dat de eerste auto's, de T-Fords van Henry Ford, allemaal op biobrandstof reden. En de eerste dieselmotor die ontworpen werd, reed ook op biobrandstof. Ik vraag me dan toch af: waar is het misgegaan? Die vraag ga ik echter niet aan de staatssecretaris voorleggen.

Voor een eerlijke economie, waar het CDA voor pleit, waarin er toekomst is voor onze kinderen, moet gegarandeerd worden dat biobrandstoffen niet ten koste gaan van bossen of voedsel. Het CDA heeft zich in het verleden ingespannen voor die transparantie, om daar duidelijkheid over te hebben. We hebben daar in het verleden voorstellen en amendementen over ingediend. Ik kan de heer Holtackers hier nog noemen. Daardoor is er nu op bedrijfsniveau meer inzicht in waar biobrandstoffen precies vandaan komen en hoe duurzaam ze precies zijn. Wellicht vallen hier nog slagen in te maken, maar we zijn op de goede weg. Voor het CDA is die transparantie een essentiële stap naar een duurzame energievoorziening. Het lijkt erop dat in het voorstel dat wij vandaag bespreken de huidige transparantie wordt gehandhaafd. Dat is een goede zaak.

Het CDA is wat betreft het tijdig rapporteren over biobrandstoffen niet helemaal tevreden. Eigenlijk vinden we de beantwoording op dat punt gewoon een beetje bureaucratisch. In de beantwoording van de vragen geeft de staatssecretaris aan dat de Nederlandse Emissieautoriteit, de NEa, meer dan een jaar nodig heeft om te rapporteren. Dat kan toch niet waar zijn in deze tijd van digitalisering? Dat moet toch per kwartaal kunnen? Realtime gaat misschien wat ver. Kan daar eens even wat actie komen? Zou de staatssecretaris daarin een stapje met ons durven zetten? Nu is er een standaardrapportageformat. Het lijkt mij duidelijk dat deze gegevens daarin kunnen staan. Het zou echt sneller moeten.

Ik ga nu in op de Europese regelgeving ter ondersteuning van biobrandstoffen. Europees wordt momenteel onderhandeld over de Biobrandstoffenrichtlijn en hoewel het CDA ook kritisch is op Europa, vind ik het ook heel handig dat juist een land als Nederland, dat veel in brandstoffen handelt, niet in alle hoofdsteden van Europa apart hoeft te onderhandelen om tot een bepaalde norm te komen. Het is handig dat we het in Europa normaal met elkaar afspreken, zodat we weten wat we aan elkaar hebben en we onze bedrijven niet gek maken en kapotmaken omdat ze met elke hoofdstad een eigen deal moeten sluiten. Daarom steunen wij deze inzet. Desalniettemin is het belangrijk dat er duurzame Europese spelregels komen voor de biobrandstoffen. Kan de staatssecretaris de verhoudingen in de raad weergeven tijdens de onderhandelingen over de cap op conventionele biobrandstoffen? Wij roepen de staatssecretaris op om zich hiervoor in te zetten en ervoor te zorgen dat de cap op conventionele brandstoffen zo dicht mogelijk tegen die 5% aan zit.

Ten slotte heb ik twee vragen of opmerkingen. Hoe wordt de Kamer verder betrokken bij de uitwerking van deze regelgeving? Ik heb daar volgens mij niet zo heel veel over teruggelezen. Ik heb niet alles gelezen, dus ik kan het gemist hebben. Komt er nog een AMvB naar de Kamer? Ik heb wel gelezen dat bedrijven betrokken worden bij de uitvoering, maar wordt het parlement er ook nog bij betrokken?

Wordt er, ten slotte, eigenlijk geëvalueerd? Ik hoorde de SP vragen om een evaluatie na twee jaar en in de voorstellen zie ik geen enkele evaluatie. Na twee jaar evalueren vind ik een beetje hijgerig, een beetje snel; kunnen we dat dan al wel doen? Ik vind het echter wel gezond en verstandig om na drie of vier jaar met elkaar te concluderen of het ook echt tot minder regels heeft geleid, of het transparant is en of het bij heeft gedragen aan de duurzame doelen waarvoor ook het CDA staat. Tot zover mijn betoog, namens Agnes Mulder.

De vergadering wordt van 21.32 uur tot 21.46 uur geschorst.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Waarom ligt dit wetsvoorstel er? Dit voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer beoogt de uitvoering van de richtlijn hernieuwbare energie te vereenvoudigen, en betrouwbaarder en goedkoper te maken. En makkelijker, zoals de heer Dijkstra ook aangaf. Dat zijn allemaal superlatieven voor de woorden die ik heb gebruikt, maar ik denk dat deze wet wat dat betreft pure winst is. Met het wetsvoorstel zetten we immers een grote stap op het gebied van betrouwbare informatie en fraudebestendigheid. Ik hoop dat ik in de beantwoording van de verschillende vragen de argwaan en de twijfel bij de heer Van Gerven weg kan nemen, die daar toch wel een aantal vraagtekens bij zette.

Ik heb één duidelijk aanspreekpunt voor handhaving gecreëerd, namelijk de bedrijven die de hernieuwbare energie op de markt brengen. Van hen eis ik jaarlijks een verificatie van de gegevens die ze aanleveren. Door deze verbetering en het feit dat de verhandelbare eenheden voortaan in het NEa-register worden ingeboekt, kan het toezicht efficiënter plaatsvinden. Door te focussen op bedrijven die de brandstof op de markt brengen, worden de administratieve lasten voor de andere bedrijven in de keten aanzienlijk verlaagd, zonder dat we inboeten op transparantie. Op transparantie kom ik straks specifiek terug, want ik denk dat daarmee een belangrijk punt van deze wet wordt aangesneden. Er waren vragen over de transparantie van het nieuwe systeem. Ook ik vind transparantie in de keten belangrijk. Ik heb in het wetsvoorstel voorzien in rapportages over de biobrandstoffenmarkt.

Ik kan ook ingaan op de vragen over evaluatie. Het is inderdaad wel vreemd dat we dat niet opnemen. Voor mij is het eigenlijk heel gewoon. Ik denk dat twee jaar inderdaad best een korte periode is. Ik ben dan ook geneigd de heer De Rouwe te volgen in de vier jaar die hij voorstelt. Dan kunnen we na vier jaar een rapportage uitbrengen, dus het is niet zo dat we dan pas beginnen met evalueren. Een keer in de vier jaar wordt er dus een evaluatie gedaan. In de discussie over biobrandstoffen kunnen we de komende jaren immers nog heel wat ontwikkelingen verwachten. Ik denk dat het daarom belangrijk is dat we die evaluatie opnemen.

Momenteel rapporteer ik jaarlijks welke biobrandstoffen er worden ingezet door de verschillende marktpartijen. Dat blijf ik ook doen. Het is niet zonder meer mogelijk om bedrijfsspecifieke gegevens en productgegevens te publiceren vanwege de bescherming die de Wet openbaar bestuur biedt. Ik kom daar zo op in verband met het amendement daarover. Is het goed als ik de amendementen gewoon in mijn inbreng meeneem, voorzitter?

De voorzitter:

Als u de nummers erbij noemt wel.

Staatssecretaris Mansveld:

Dan begin ik met het amendement op stuk nr. 8. Ik ben voorstander van transparantie, maar het amendement botst met de Wet openbaarheid van bestuur die publicatie van bedrijfsvertrouwelijke gegevens verbiedt. Het amendement betekent een enorme verandering ten opzichte van de huidige situatie. Zeker ook gezien de uitspraak van de rechter van vorige week, wil ik in gesprek met de sector gaan om deze op meer transparantie voor te bereiden en hier een invulling aan te geven. Eigenlijk komt het op het volgende neer. Ik vind het geen goede zaak om transparantie eenzijdig op te leggen. Bij transparantie hoort gedrag en een stukje inzichtelijkheid. Ik vind het belangrijk om met de sector in gesprek te gaan en dat ik naar aanleiding van die uitkomsten de AMvB aan kan passen waarin de exacte invulling van de rapportages geregeld wordt. Ik kan het amendement wel accepteren zonder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur. Dan ga ik praten met de branche en kunnen we de uitkomsten daarvan opnemen in de AMvB. Dat is het voorstel dat ik mevrouw Van Veldhoven zou willen doen inzake haar amendement op stuk nr. 8.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb een technisch puntje. De WOB is niet genoemd in het amendement, maar ik begrijp dat de staatssecretaris zegt: het is ofwel de WOB, ofwel het amendement. Het amendement zou wel kunnen als die referte naar de WOB uit het wetsvoorstel verdwijnt. Dan zou ik dat wel moeten opnemen in het amendement. De staatssecretaris zegt dat je op die manier een haakje creëert, waarvan je gebruik kunt maken op basis van wat er uit de gesprekken met de sector komt.

Staatssecretaris Mansveld:

Ja, wat mevrouw Van Veldhoven zegt, vind ik erg belangrijk. Je wilt eigenlijk transparantie. Je wilt het maximale zien. Tegelijkertijd wil je bedrijven ook niet voor de voeten lopen, want zij moeten innoveren en stappen vooruit zetten. Vanwege die nuancering wil ik eerst de gesprekken met de bedrijven aangaan en naar aanleiding daarvan de AMvB vormgeven. Die zal dan ook weer bij de Kamer terechtkomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De AMvB komt bij ons terecht als wij ervoor zorgen dat er een duidelijk haakje in de wetgeving zit en wij zeggen: werk dit uit. Dat lijkt mij sowieso van belang. Ik wil zelf even een nadere analyse toepassen op wat het betekent dat wij de referte naar de WOB eruit schrappen. Ik zeg bij dezen dat ik het amendement waarschijnlijk nog zal wijzigen, omdat er met het schrappen van de WOB een uitbreiding nodig zou zijn om het acceptabel te maken voor de staatssecretaris. De collega's moeten er dus op bedacht zijn dat er misschien nog een gewijzigd amendement komt. Het kan ook zijn dat ik slechts weinig wijzig, omdat ik besluit om dit toch niet op te nemen. Dan is het oordeel van de staatssecretaris er al.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik zal meteen ingaan op een vraag over transparantie in het kader van fossiele brandstoffen.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik heb even een poging gedaan om met twee oren twee verschillende debatten tegelijkertijd bij te wonen. De staatssecretaris heeft sympathie voor dit amendement. Zij zegt toe dat zij dit wil uitwerken. Dat kan leiden tot een wijziging. Komt die wijziging dan nog expliciet naar de Kamer, zodat wij daarover kunnen oordelen?

Staatssecretaris Mansveld:

Ja, als die zin uit de wet gehaald wordt, kom ik via een AMvB terug bij de Kamer na de gesprekken over de invulling daarvan. Wij vullen dit op een dusdanige manier in dat de wet een haakje heeft en dus door kan. Dit kan dan in de AMvB geregeld worden.

De heer De Rouwe zegt dat hij met twee oren luistert, voorzitter, maar eigenlijk moet hij natuurlijk maar met een oor naar ons luisteren.

De voorzitter:

Volgens mij luistert iedereen met twee oren, maar slechts naar één debat. Dat dacht ik eigenlijk. De vraag is volgens mij of het een AMvB is waar een voorhang bij zit. Is dat wat u wilt weten, mijnheer De Rouwe?

De heer De Rouwe (CDA):

Ja, maar ik ben er intussen achter gekomen dat die voorhang al naar de Kamer is gestuurd. Omdat er gesproken werd over een wijziging van die voorhang, was en is mijn vraag of die wel nog apart naar de Kamer gestuurd zal worden. Dat geldt ook voor andere wijzigingen naar aanleiding van dit debat.

Staatssecretaris Mansveld:

Ja, ik ga ervan uit dat dit naar de Kamer gaat. Ik kom er in tweede termijn op terug in hoeverre dit het proces tot 1 januari beïnvloedt. Ik kom daar straks dus nog even exact op terug, want ik ben zelf niet helemaal thuis in de termijnen.

De voorzitter:

Dat horen wij dus in de tweede termijn.

Staatssecretaris Mansveld:

Dan kom ik op de transparantie wat betreft de fossiele brandstoffen. Die kwam in de marge van deze vraag ook voorbij. Er zijn nog geen systemen om dat te volgen. Ik denk dat het belangrijk is dat wij in gesprek gaan over de transparantie daarvan. Zoals ik al zei, zou dat betekenen dat er een nieuw systeem moet worden opgezet. Ik zal in de marge van het gesprek hierover vragen daarover stellen aan de bedrijven. Op dit moment is dat niet mogelijk, simpelweg omdat het systeem er niet is. Ik denk dat het niet goed is dat Nederland een eigen systeem opzet. Wel vind ik het van belang dat wij een discussie daarover met andere landen in Europa voeren, want, mijnheer De Graaf, soms moet je dingen met andere landen binnen Europa regelen. Dat is dan direct ook mijn antwoord op de vraag van de heer Vos in dit verband.

Nu kom ik op het amendement op stuk nr. 9 dat ook over transparantie gaat. In dat amendement gaat het namelijk over de publicatie van de prijs van hernieuwbare brandstofeenheden. Ik heb net al gezegd dat ik voor zo veel mogelijk transparantie ben. Als rol voor de overheid zie ik vooral de publicatie van de namen van bedrijven die hernieuwbare brandstof op de markt brengen en van de totale hoeveelheid hernieuwbare energie die op de markt wordt gebracht. De NEa gaat vier keer per jaar hierover rapporteren. Ik zie het niet als een taak van de overheid om prijzen te publiceren die bedrijven onderling rekenen. Ik ontraad daarom dit amendement.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wij hadden slechts een korte voorbereidingstijd. Volgens mij las ik in de beantwoording van de staatssecretaris het argument dat ze destijds gebruikte, namelijk dat een partij het op de markt brengt en dat de NEa het daarom niet hoeft te doen. Daarmee wordt wel onderkend dat er een belang is. Dan is de vraag of je wilt dat het volledig afhangt van een private partij, zonder achtervang. Deze informatie kan ook van belang zijn voor de publieke besluitvorming over deze markt. Is het dan niet van belang om een achtervang te creëren? Als het niet nodig is, is het niet nodig, maar laten we er wel voor zorgen dat deze informatie gevolgd wordt, ook met het oog op de evaluatie die de staatssecretaris net heeft toegezegd.

Staatssecretaris Mansveld:

Dat wordt nu gevolgd, inderdaad door een private partij. Ik heb net gezegd dat ik het niet primair als een rol van de overheid zie om dat te doen. Door de eerdergenoemde kwartaalrapportages van de NEa wordt de aanbodkant van de markt transparant. De koper kan uit verschillende aanbieders van hernieuwbare brandstofeenheden kiezen en met hen onderhandelen over de prijs. De prijzen zijn het resultaat van een overeenkomst tussen aanbieder en koper. Per overeenkomst kunnen zij verschillen. Ik vind het niet de rol van de overheid, zoals ik al zei, om prijzen te publiceren die bedrijven onderling rekenen. Dat geldt ook voor transparantie bij energieprijzen die door websites wordt georganiseerd en dergelijke. Ik zie geen reden waarom de private partij daarmee zou stoppen. Daarom blijf ik het amendement ontraden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Vindt de staatssecretaris het hebben van die informatie over prijzen en volume van behandeling wel of niet van belang voor het publieke debat?

Staatssecretaris Mansveld:

Een heleboel informatie kan van belang zijn voor het publieke debat, maar daarmee vind ik niet automatisch dat de overheid daarin een rol moet hebben. Dat is het onderscheid dat ik hierin aanbreng. Dat geldt natuurlijk voor heel veel websites met transparante gegevens die niet door de overheid worden geleverd.

De heer Van Gerven heeft gevraagd waarom het register andere informatie oplevert dan aan Brussel moet worden gerapporteerd. De richtlijn hernieuwbare energie verplicht de lidstaten om jaarlijks te rapporteren over de gerealiseerde inzet van hernieuwbare energie. Nederland heeft de verplichting van die inzet deels bij de oliemaatschappijen neergelegd. Er is gekozen voor een systematiek waarin bedrijven zo min mogelijk administratieve lasten hebben en zo efficiënt mogelijk aan hun verplichtingen kunnen voldoen.

Ik deel de mening van de heer Van Gerven niet dat, als het simpeler, transparanter, goedkoper en eenvoudiger wordt, het ook weleens kan zijn dat het daarmee slechter wordt. Nee, ik denk dat hier juist een stap in de goede richting wordt gezet. Gelukkig wordt die opvatting door een groot deel van de Kamer gedeeld. De NEa rapporteert over de gegevens die in het register worden ingevoerd. Deze gegevens beslaan dus een deel van de totaal gerealiseerde inzet van hernieuwbare energie in Nederland. Deze gegevens worden gebruikt voor de rapportage aan de Europese Commissie en aan de Kamer. Ik heb net al gezegd dat ik geen reden heb om aan te nemen dat de service van die commerciële partijen gaat stoppen.

Mevrouw Van Veldhoven heeft ook een aantal vragen gesteld over de HBE-handel. Kunnen wij garanderen dat er altijd voldoende hernieuwbare brandstofeenheden op de markt zijn om het bedrijven mogelijk te maken aan de verplichting te voldoen? Zij vroeg of het wel goed zou komen in een koud en nat jaar. Het is aan de bedrijven die hernieuwbare energie voor transport in dat register boeken, om ervoor te zorgen dat zij voldoende hernieuwbare brandstofeenheden op hun rekening hebben. Ik blijf het even in HBE's afkorten, want ik denk dat het voor de tribune dan ook duidelijk is. Om de markt inzicht te geven in het aantal HBE's publiceert de NEa per kwartaal een overzicht van het aantal bijgeschreven HBE's en het aantal in het voorafgaande jaar gespaarde HBE's. Als een bedrijf bang is dat het aan het einde van het jaar te kort komt, is het altijd mogelijk om zelf biobrandstof op de markt te brengen en de HBE's zelf in te zetten.

Mevrouw Van Veldhoven vraagt ook wat de NEa doet als er onvoldoende hernieuwbare brandstofeenheden zijn, met een bedrijf dat daardoor niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Als een bedrijf onvoldoende HBE's heeft om aan zijn jaarverplichting te voldoen, moet het bedrijf zijn tekort aanvullen voor 1 april van het volgende kalenderjaar. In het geval van verwijtbaarheid kan de NEa een bestuurlijke boete opleggen.

Mevrouw Van Veldhoven heeft ook gevraagd waarom ik sparen toesta en of dat goed gaat met één rekening. Ik kom zo meteen op het onderwerp fraude. Ik zeg altijd: gezonde achterdocht is niet slecht. Ik denk dat het wel belangrijk is om te bedenken of het wel goed gaat ingeval van fraude. Maar ik wil er op voorhand bij zeggen dat het systeem een middel is tot een doel. Ik kom straks terug op hoe de fraude wordt beheerst. Ik maak mij daarover minder zorgen, maar vind wel dat het geborgd moet zijn. Op dat punt sluit ik aan bij D66.

Er is gevraagd waarom ik sparen toesta. Zonder spaarmogelijkheden zouden bedrijven die hernieuwbare energie op de markt brengen, dat alleen doen als zij er zeker van zijn dat ze HBE's direct kunnen verkopen. Dat kan voor schaarste zorgen omdat zij zullen willen voorkomen dat zij met voorraad blijven zitten. De uitleverende partijen willen liever niet tekortkomen en zullen een reserve aanhouden. Die is na de jaarwisseling niets meer waard en dat is een direct verlies van geïnvesteerd geld. Ik heb ervoor gekozen om die situatie te voorkomen door een beperkte spaarmogelijkheid te geven aan de bedrijven. Die is trouwens minder groot dan de spaarmogelijkheid die de bedrijven op dit moment hebben. Nu kunnen zij 100% zelfgecreëerde biotickets meenemen en een gedeelte van hun eigen verplichting daarmee invullen. Bedrijven krijgen maar één rekening. Ik vind dat een goed punt. Je hebt bedrijven en holdings. Er is gevraagd hoe dat georganiseerd gaat worden. Daar moet inderdaad goed naar gekeken worden, want dat zou omwegen kunnen creëren en dat is nadrukkelijk niet de bedoeling.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Hoe gaat de staatssecretaris dat nader afbakenen? Wanneer hoort de Kamer daarover? Komt dat in een AMvB of een nadere toelichting op dit wetsvoorstel?

Staatssecretaris Mansveld:

Op die vraag kom ik in tweede termijn terug.

Dan kom ik bij fraude, toezicht en verificatie. De nalevingsstrategie wordt vanuit een breder kader dan van de NEa-toezichtstaken ontwikkeld. Deze worden uitgewerkt, waarna in 2015 ervaring wordt opgedaan en eventuele veranderingen worden doorgevoerd. Medio 2016 wordt de definitieve nalevingsstrategie voor hernieuwbare energie aan de Kamer aangeboden. Het toezicht van de NEa zal zich toespitsen op inboekers en bedrijven met een jaarverplichting, inboekers van hernieuwbare energie geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt en bedrijven die brandstof leveren tot eindverbruik aan de Nederlandse vervoersmarkt en daarmee een jaarverplichting hernieuwbare energie hebben. Ook besteedt de NEa veel aandacht aan de fraudebestendigheid van het register. Vergeleken met de huidige wetgeving wordt het toezicht op de inboekers geïntensiveerd om de betrouwbaarheid van de opgeleverde gegevens te vergroten. Ik hoop dat ik de heer Van Gerven hiermee duidelijk maak hoe wij een aantal zaken borgen. Hij heeft daarover een groot aantal vragen gesteld.

Hernieuwbare energie voor vervoer bestaat voor het grootste gedeelte uit vloeibare biobrandstoffen en daarnaast kent het systeem de mogelijkheid om gasvormige biobrandstoffen, vloeibare hernieuwbare biobrandstoffen en elektriciteit in te boeken. Een bedrijf dat biobrandstoffen inboekt in het register moet aantonen dat de hernieuwbare energie voldoet aan de duurzaamheidseisen van de richtlijn voor hernieuwbare energie en dat die is geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. De duurzaamheid van biobrandstoffen toont een inboekend bedrijf aan door middel van een certificaat dat wordt afgegeven onder een duurzaamheidssysteem dat de duurzaamheid van de gehele aanvoerketen borgt. Daar zitten de belangen voor de keten vanaf het moment van productie tot het moment van inboeken. Duurzaamheidssystemen zijn vrijwillige certificeringssystemen die door de markt zijn vormgegeven. Nederland accepteert alleen certificaten uit de door de Europese Commissie goedgekeurde duurzaamheidssystemen. De verantwoordelijkheid voor de juiste toepassing van de goedgekeurde systematiek ligt bij het duurzaamheidssysteem zelf.

De Nederlandse overheid heeft geen bevoegdheid om aanvullende eisen aan de duurzaamheid te stellen. Daarom is er ook in de Nederlandse wet- en regelgeving niet gekozen voor ketenaansprakelijkheid van het inboekend bedrijf. Dat kan er dus niet verantwoordelijk voor worden gehouden als een duurzaamheidscertificaat eerder in de keten onterecht is afgewezen.

Het toezicht van de NEa beperkt zich tot de controle of de inboeker de juiste duurzaamheidscertificaten bij zijn inboekingen heeft. De NEa heeft dus geen bevoegdheid om buiten de landsgrenzen controles uit te voeren. Wel heeft de NEa bij signalen over onregelmatigheden een signalerende functie richting de Europese Commissie en het duurzaamheidssysteem. De inboeker moet aantonen dat zijn ingeboekte biobrandstoffen zijn geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. De NEa kan hiertoe de administratie van het inboekende bedrijf controleren. Hierbij werkt de NEa nauw samen met de Belastingdienst.

Dan de verificatie. Dit wetsvoorstel introduceert een extra verificatiestap, namelijk de inboekverificatie. Het normenkader hiervoor is opgenomen in de bijbehorende regeling. Alle inboekingen van een bedrijf moeten ten minste eens per jaar worden geverifieerd door een inboekverificateur. Hij of zij controleert of een bedrijf heeft voldaan aan genoemde eisen. "Verificateur" is trouwens net zo'n woord als "interoperabiliteit": je moet het een paar keer uitgesproken hebben voordat het in één keer lukt.

De voorzitter:

Het lukt u al heel goed!

Staatssecretaris Mansveld:

De verificateur kijkt dus of de juiste duurzaamheidscertificaten aanwezig zijn en of uit de administratie blijkt dat is geleverd aan de Nederlandse vervoermarkt. Ook controleert de inboekverificateur of dezelfde biobrandstoffen niet meerdere malen in het register worden geclaimd en of de benodigde bewijsstukken voor eventuele dubbeltelling aanwezig zijn.

Eind mei van dit jaar start de NEa een pilot met bedrijven en verificateurs om de beoogde systematiek van inboekverificatie te toetsen en eventueel te verbeteren. Het is dus een nieuwe functie. We gaan na of er een aanpassing of verbetering in nodig is. Daarop kom ik nog terug bij de behandeling van een van de amendementen. Hoe dan ook, dit is zo'n punt waarvan bij de evaluatie moet worden nagegaan of het daadwerkelijk oplevert wat ervan is verwacht.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd hoe te voorkomen dat biobrandstoffen nogmaals in het buitenland worden geclaimd. Zij noemde ook de omgekeerde weg. Biobrandstoffen mogen na te zijn ingeboekt in het register niet meer als duurzaam worden doorgeleverd. Het label duurzaam wordt er dan dus afgehaald. Dit controleren de verificateur en de NEa op de massabalans. Op deze manier kunnen ze in het buitenland niet meer als duurzaam worden geclaimd.

Gevraagd is verder hoe fraude met bijmengpercentages te voorkomen. Nu en in het nieuwe systeem voor individuele bedrijven geldt er geen verplichting voor fysieke bijmenging. Net als in het huidige systeem met biotickets geldt dat een individueel bedrijf door middel van hernieuwbare brandstofeenheden aantoont dat het voldoet aan het bijmengpercentage. Dat hoeft het niet te doen door fysiek voldoende bij te mengen. Dit is dus niet nieuw. Aangezien voor elke HBE een gigajoule hernieuwbare brandstof op de markt is gebracht, klopt de totale balans dan wel. Als een oliemaatschappij meer hernieuwbare brandstofeenheden inzet dan er werkelijk is bijgemengd, zal er op een andere plek meer bijgemengd zijn dan er HBE's zijn ingeleverd.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of ik bereid ben om bedrijven die herhaaldelijk in de fout gaan, uit te sluiten. "Three strikes out". Ik kom hierop terug als ik inga op het amendement. Het nieuwe systeem is erop gericht, fraude zo veel mogelijk te voorkomen, zoals ik net al heb betoogd. Alle bedrijven die biobrandstoffen op de markt kunnen brengen, zijn bekend. Het kan voorkomen dat een bedrijf bewust of onbewust verkeerde informatie verstrekt. In dat geval kan de NEa de verkregen HBE's ontnemen en een boete opleggen. Die boete bedraagt bij overtreding maximaal €450.000 of, als de omzet meer dan 4,5 miljoen is, 10% van de omzet. Dat zijn stevige bedragen. De NEa kan inboekingen ook tijdelijk opschorten om te onderzoeken of een bedrijf wel over de juiste papieren beschikt of als zij al heeft geconstateerd dat dit niet zo is. Daarmee wordt het voor bedrijven heel onaantrekkelijk om te frauderen. De sancties die de NEa ter beschikking staan, lijken mij afdoende om kwaadwillenden af te schrikken. De NEa kan ook voor langere tijd de toegang tot de markt ontzeggen. Dat is niet per se een goed idee, maar zoals het geformuleerd is, kan de NEa dat toepassen. Mij lijkt dit een zeer werkbare toevoeging, omdat de NEa daarmee onafhankelijk kan beoordelen of een dergelijk middel al dan niet moet worden ingezet. Ik moet daarbij wel zeggen dat het nooit is voorgekomen dat dit meer dan eens bij een bedrijf is geconstateerd. De vraag is dus of het überhaupt aan de orde komt. Dankzij de kanbepaling die mevrouw Van Veldhoven inbracht, laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

De voorzitter:

Dat gaat over het amendement op stuk nr. 10.

Staatssecretaris Mansveld:

De heer Van Gerven vroeg welke overheidscontrole er naast die van een onafhankelijke auditor bestaat. De NEa is toezichthouder. Ze kan handhavingsmiddelen inzetten. De NEa stelt momenteel een nalevingsstrategie op. Zoals ik al heb gezegd kan ik deze begin 2016 aan de Kamer sturen, nadat daarmee een jaar ervaring is opgedaan. Ik denk ook dat dat belangrijk is. De NEa zal met inspecteurs bedrijfsbezoeken afleggen en ook inboekingen in het register monitoren. Dat doet ze op basis van een risicoanalyse en het gedrag van het bedrijf.

De heer Van Gerven vroeg direct welke garantie er is tegen fraude in certificatenhandel. De focus ligt op de inboeker. Er is veel controle op de creatie van HBE's en er is een extra verificateur die jaarlijks verifieert. De NEa controleert of bedrijven met een jaarverplichting daaraan voldoen. Er is meer zicht op de HBE's in het register dan op de biotickets die buiten het zicht van de NEa verhandeld werden.

De heer Van Gerven vroeg ook of we bij stookolie hetzelfde risico van bijmenging kopen als bij rotzooi. Zo letterlijk heeft hij het volgens mij gezegd. De duurzaamheidssystemen waarborgen de kwaliteit van de ingeboekte biobrandstoffen. De hernieuwbare biobrandstofeenheden zijn dus gebaseerd op biobrandstoffen die aan duurzaamheidseisen voldoen. Ik wil nogmaals benadrukken dat de achterdocht en ook de kritiek van de heer Van Gerven ongetwijfeld oprecht zijn. Hij vraagt hoe dit nu allemaal kan gebeuren. Ik wil echter nogmaals benadrukken dat ik denk dat we echt een stap zetten in een betrouwbaar en transparant systeem.

Een aantal fracties heeft gevraagd wat nu eigenlijk de stand van zaken in Europa is.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb een vraag ter afronding van het blokje over fraude. Ik heb het gevoel dat een hoop van de vragen die niet alleen bij mij, maar bijvoorbeeld ook bij de fractie van de SP leven, te maken hebben met de vraag hoe je dat duurzaamheidslabel nou werkelijk van die hoeveelheid brandstoffen afhaalt. En hoe weten we zeker dat dit ook in het buitenland gebeurt als ze daar zijn ingeboekt, zodat dat niet dubbel gebeurt? Kan de staatssecretaris concreet aangeven hoe dat in de praktijk gaat? Als er een certificaat wordt afgegeven door een duurzaamheidscertificerende instantie dat maar eenmalig wordt verstrekt, dan moet dat worden overlegd. Het moet dan worden afgegeven op zo'n manier dat je het niet kunt dupliceren. Ik vraag me gewoon af hoe het in de praktijk werkt en hoe het systeem waterdicht kan zijn.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik weet dat hier iemand van de NEa aanwezig is. Ik zal de vraag zo dadelijk concreet stellen en in tweede termijn beantwoorden.

Ik kom dan op wat ik maar de 5%-vraag zal noemen. Die vraag is door een aantal fracties gesteld. Tijdens de Energieraad van 12 december 2013 blokkeerde een minderheid van de lidstaten een compromisvoorstel. Ook de Kamer heeft dat meegekregen. Nederland was een van die landen, omdat het dit voorstel niet ambitieus genoeg vond.

Ik ben natuurlijk consequent bezig geweest met het uitvoeren van de motie en ik heb aan de Kamer in de verschillende AO's steeds de stand van zaken meegedeeld. Het voorzitterschap zoekt nog steeds naar oplossingen om uit de impasse te komen. Een oplossing is wenselijk, omdat geen overeenstemming over het voorstel slecht is voor de verdere verduurzaming van biobrandstoffen. Een limiet van 7% op conventionele brandstoffen zal deel uitmaken van deze oplossing. Gesproken wordt nu over een subdoelstelling van 0,5% voor de meest geavanceerde biobrandstoffen. Met deze subtarget worden die biobrandstoffen gestimuleerd. De rest van de 10%-doelstelling kan dan ingevuld worden met geavanceerde biobrandstoffen en elektriciteit. Deze oplossing is getoetst bij de regeringsfracties en kon op hun steun rekenen.

Het is belangrijk dat we een stap zetten, maar het is ook ingewikkeld om die stap te zetten. Ik heb voor mijzelf nadrukkelijk als eis gesteld dat we dat samen met andere landen moeten doen. We moeten kijken of we aansluiting kunnen vinden bij landen als Denemarken en het Verenigd Koninkrijk om ervoor te zorgen dat we body krijgen in wat we willen voorstellen en wat we willen bereiken. Ik vind wel dat we aan tafel moeten blijven zitten. Dat betekent dat ik wellicht wat afkom van de motie van de Kamer die voorligt. Tegelijkertijd is nietsdoen ook geen optie. Het is dus belangrijk dat we stappen vooruitzetten. Ik houd de Kamer voor een Milieuraad, een Energieraad, of wat ook aan de orde is, steeds weer op de hoogte. De Kamer weet dat ik eerst met haar debatteer voordat ik naar een Raad ga.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De staatssecretaris zei zelf dat zij het compromis heeft geblokkeerd omdat het niet ambitieus genoeg was. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd of de staatssecretaris zich ervoor gaat inzetten dat je nationaal wel ambitieuzer mag zijn als het plafond in Europa 7% wordt. Dat is mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag is of ze dat dan ook gaat doen. Vraag drie gaat erover dat ze in een tussenzinnetje zei dat dit wetsvoorstel even bij de regeringsfracties is gesondeerd. Ik neem echter aan dat wanneer de staatssecretaris communiceert met het parlement, zij dat doet met het hele parlement en niet alleen met de regeringsfracties.

Staatssecretaris Mansveld:

Mevrouw Van Veldhoven weet dat ik altijd via de AO's communiceer voordat ik met een standpunt naar buiten kom en zij weet ook hoe scherp de discussie al is. Ik geef open aan hoe ik het proces heb doorlopen. Ik vind het wel belangrijk dat we met andere landen een ambitie neerzetten en laten zien dat we een reden en argumenten hebben om dat te doen. Vandaar dat ik partners zoek om tot een compromis te komen. Als we niet tot een compromis komen, is er niets en zijn we verder van huis. Dat is voor mij wel belangrijk.

In het wetsvoorstel is een haakje opgenomen dat ervoor zorgt dat een juridische limiet op conventionele biobrandstof kan worden geïmplementeerd. Hoe snel de overige mogelijke maatregelen kunnen worden geïmplementeerd, hangt af van hoe die er in het EU-voorstel uit komen te zien.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik stel misschien te veel vragen, maar de belangrijkste vraag is misschien deze. Als er een limiet van 7% komt, gaat de staatssecretaris er dan voor pleiten dat Nederland 5% mag hanteren en gaat zij dat dan ook doen?

Staatssecretaris Mansveld:

Dat is een goede vraag, want ik denk dat er uniformiteit moet zijn. Ik vind het belangrijk dat er voor alle landen een level playing field blijft en dat de investeringen die zijn gedaan, worden gerespecteerd. Wat mij betreft, ga ik nog steeds het gesprek aan. Het zou een van de opties kunnen zijn die ik meeneem, maar voor mij blijft het steeds de vraag wat het totale pakket wordt en of dat zo veel mogelijk aansluit bij de ambitie van de motie die ik uitvoer.

De heer Van Gerven (SP):

Het is toch nog niet helemaal helder. Stel dat er in Europees verband een andere norm uit komt, dan is de vraag of Nederland daar een extra norm bovenop kan leggen en of dat niet wordt geblokkeerd. Stel dat de norm 7% zou worden, kunnen wij dan in Nederland de afspraak maken dat we hier 5% hanteren als wij dit bijvoorbeeld met de industrie en anderen overeen kunnen komen?

Staatssecretaris Mansveld:

Als we een afspraak maken in Europa, dan maken wij die met ons allen. Dat zou betekenen dat we afwijken van de afspraak die we dan maken. Zoals ik al zei, hebben wij een blokkerende minderheid gehad om de ambitie in Europa aan te scherpen, door te zeggen dat wij daarmee niet akkoord willen gaan en dat wij het ambitieuzer willen. Voor mij is de vraag of er een level playing field blijft, of wij Nederland niet benadelen in verband met de gedane investeringen et cetera. Zo ga ik er op dit moment in, want ik weet ook nog niet hoe het voorstel er uit zal komen te zien.

De heer Van Gerven (SP):

Dat is nog steeds niet helder. Dat level playing field is een bepaalde minimumvariant. Wat als een land meer wil doen? Daartegen verzet zich dan toch niets? Is de staatssecretaris bereid om die ruimte overeind te houden voor Nederland? Anders raken we van de regen in de drup.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik ben bereid de ruimte te onderzoeken, maar ik wil ook weten wat de plussen en minnen van die ruimte zijn. Dat hangt ook weer af van wat het totale voorstel in Europa wordt. Wij zitten nog midden in die dialoog.

De heer De Rouwe (CDA):

Die dialoog is gaande. Ik denk dat het allerbelangrijkste is dat wordt gekeken naar nieuwe technologieën. Dit gaat om een generatie waarvan we zien dat ze niet optimaal, niet ideaal is. Laten we hieraan dus ook niet te veel woorden wijden, want het gaat om de andere stappen die moeten worden gezet. Hoe het straks uitpakt, zien we wel.

Ik kom nog even op het level playing field, met name van dit parlement. Ik dacht even dat ik het niet goed verstond, maar ik vond het toch een vreemde uitspraak dat de staatssecretaris alleen even had afgestemd met de regeringscoalitie. Klopt dat echt, wat is er dan afgestemd en wat is dan de ruimte die werd meegegeven? Ik vind dat toch een beetje …

Staatssecretaris Mansveld:

Dat is niet aan de orde geweest. Ik weet niet — dat kan ik zo even checken — waar wel of niet gepeild is. Er is even gepeild hoe we erin zitten. Dat hebben andere landen ook gedaan. We zitten nog steeds in de overlegfase. Ik zal geen enkele stap zetten zonder via een AO het totale parlement geïnformeerd te hebben. Die afspraak heb ik.

De heer De Rouwe (CDA):

Dat begrijp ik, maar er werd even een opsomming gemaakt van de wijze waarop het proces tot stand is gekomen, waarin de staatssecretaris zelf aangaf dat zij een en ander even met de regeringscoalities had afgestemd. Kennelijk is daar een conclusie uitgekomen. De vraag is dan: wat is er precies afgestemd? Zijn er voorbehouden meegegeven? Is er een carte blanche meegegeven?

Staatssecretaris Mansveld:

Dit is eenzijdige informatie waarover ik geen dialoog ben aangegaan. Ik zet mijn eigen stappen en die stem ik af met het totale parlement. Er is dus geen dialoog, voorbehoud of iets anders in die zin geweest. De dialoog ga ik aan in de breedte met de Kamer. Dat betekent dat ik iets tegen u zeg en dat u iets tegen mij zegt.

Voorzitter. Ik sluit nog even aan bij de woorden van de heer De Rouwe over nieuwe technologieën. Dat is exact het punt. Wij moeten vooruit. Ik vind wel dat gedane investeringen gerespecteerd moeten worden. Ook moet rekening worden gehouden met afschrijvingstermijnen. De heer De Rouwe raakt eigenlijk de kern van de zaak: hoe komen wij verder? Het is belangrijk dat wij naar een tweede en derde generatie gaan. Ik kom straks nog even terug op de biodiesel en de benzine. De vraag is natuurlijk: hoe stimuleer je in de breedte technieken? Tegelijkertijd moet ik zeggen dat ik het gevoel heb: laat 1.000 bloemen bloeien; welke bloem gaat het worden? Welke stap vooruit gaan wij zetten? Dat kun je ook zeggen over elektrisch rijden. Daar zit een spanning op dit moment. Je merkt dat we duidelijk in een transitiefase zitten om die stap naar voren te zetten. Ik vind dat wel een spannende stap. Ik ben het helemaal met de heer De Rouwe eens over de manier waarop wij dingen doen: wij moeten de stap naar voren zetten.

De vraag over de evaluatie heb ik beantwoord. De heer De Rouwe heeft gevraagd waarom het zo langzaam gaat. Hij wil actie; het moet sneller. De HBE-voorraad kan snel. De eindrapportage moet worden gecontroleerd met bedrijven. Dat is wat lang duurt. Ik ben het met de heer De Rouwe eens, dus ik zal nagaan of het sneller kan; dan kom ik hierop terug bij de Kamer. De vertraging zit 'm dus niet zozeer in de feiten als wel in de controle. Tegelijkertijd wil de heer De Rouwe weten of het juist is. Dat vind ik belangrijk, want een van de meest besproken punten van deze wetsbehandeling is de fraude.

De heer Vos heeft gevraagd of het mogelijk is om in deze systematiek de broeikasgasprestatie van brandstoffen te meten. Het wachten is op voorstellen van de Europese Commissie over de nieuwe uitvoeringsbepalingen van de brandstofkwaliteitsrichtlijn en over broeikasemissies van fossiele brandstoffen. Deze voorstellen verwacht ik in het najaar, rond oktober. Zodra deze voorstellen zijn gepresenteerd, zal ik samen met de belanghebbenden en de NEa nagaan hoe deze systematiek hiervoor aangepast zal worden.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 11. Ik kan niet anders dan mevrouw Van Veldhoven een compliment maken voor het feit dat zij deze foutieve verwijzing heeft opgemerkt. Dat heet "close reading" met een mooie term. Ik weet niet precies hoe ik zo'n amendement moet beoordelen. Is het ondersteuning van beleid?

De voorzitter:

U kunt het amendement overnemen.

Staatssecretaris Mansveld:

Dan neem ik het over, want het betreft een correctie die plaats moet vinden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de leden. Ik zie dat zij geen bezwaar maken.

Het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 11) is overgenomen.

Staatssecretaris Mansveld:

In het amendement op stuk nr. 13 vraagt de heer Van Gerven mij om iets te regelen in de wet. Als de heer Van Gerven hiermee bedoelt dat dit geregeld kan worden op AMvB-niveau, kan ik het antwoord "ja" geven. Dat heeft een reden. De reden dat wij het op een lager niveau willen plaatsen, heeft onder andere te maken met wat ik net zei. De inboekverificateur is bijvoorbeeld een nieuwe functie. Wij bekijken hoe dat gaat. Als daarin wijzigingen moeten plaatsvinden, zou het om wetswijzigingen gaan. Als wij het echter regelen bij AMvB, kunnen wij sneller handelen. Op het moment dat dit amendement voorligt als voorstel tot wijziging bij wet, moet ik het helaas ontraden. Het gaat wel geregeld worden, maar dan in een AMvB.

De heer Van Gerven (SP):

Wij wilden het juist in de wet. Wij hebben een hele discussie gevoerd over fraude en controle en hebben daar de nodige vraagtekens bij geplaatst. Door de nieuwe functie in de wet te verankeren, krijgt deze een heel duidelijke plaats. Natuurlijk, als het in de wet staat, zijn de uitgangspunten vaster omlijnd dan in een AMvB, want wijziging van een AMvB is gemakkelijker dan een wetswijziging. Wij hebben het amendement behoorlijk abstract geformuleerd, zodat het een kader biedt dat jaren mee kan. De nadere invulling zouden wij dan via de AMvB kunnen doen.

Staatssecretaris Mansveld:

Wat ik eigenlijk probeer te betogen, is dat wij wat hier staat liever in de AMvB regelen. Wat betreft de inboekverificateur, bijvoorbeeld, moet worden bezien hoe wij die functie gaan uitwerken. Wij willen daar in de vorm van een pilot naar kijken. De uitkomsten daarvan willen wij dan kunnen meenemen en dat zou een wetswijziging betekenen. Mijn voorstel blijft dat de hoofdlijn vastligt in de wet en dat de hoe-vraag in de AMvB wordt beantwoord, met de argumentatie ik zojuist gaf. Daarom ontraad ik de aanneming van dit amendement.

Dan kom ik nu op het amendement van de heer Van Gerven over de parlementaire voorhangprocedure. Ik begrijp dat u het allemaal goed geregeld wilt hebben, zeg ik tegen de heer Van Gerven. Dat bleek ook wel uit uw betoog: u stelt er een aantal vraagtekens bij. U wilt op de hoogte blijven van de uitvoeringsdetails van dit belangrijke onderwerp. Als ik de AMvB in een officiële voorhangprocedure breng, betekent dat een vertraging van enkele maanden. Ik heb zojuist al gezegd dat ik even zal checken hoe het proces is. De inwerkingtreding van de wet kan alleen plaatsvinden met ingang van 1 januari van een jaar. Ik vind het belangrijk dat wij uitgaan van 1 januari aanstaande en niet een vertraging van een jaar oplopen, want dat betekent een jaar zonder verbeterd toezicht en verbeterde handhaving, een jaar met hogere administratieve lasten voor de betrokken bedrijven en extra uitvoeringslasten voor de NEa. Ik wil u in overweging geven om nu gezamenlijk door te pakken, niet alleen voor de wet, maar ook voor de AMvB. Daarom ontraad ik dit amendement.

De heer Van Gerven (SP):

Wij hebben onze vraagtekens geplaatst bij dit wetsvoorstel. Ik moet zeggen dat de staatssecretaris het de SP-fractie wel heel erg moeilijk maakt. Dit is een betrekkelijk eenvoudig amendement, waarmee ervoor wordt gepleit om overal een voorhangprocedure te regelen. Daar heb je dan 30 dagen voor, dus het hoeft niet per se heel veel oponthoud te vergen, zeker niet als het om uitstekende voorstellen gaat vanuit het kabinet. In die zin heeft het kabinet het ook zelf in de hand. Wij hechten echter wel heel erg aan de mogelijkheden om het kabinet te controleren, dus zou de staatssecretaris dit amendement niet toch willen overnemen?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik heb gezegd dat ik in de tweede termijn wil terugkomen op het proces en op de vraag hoe wij 1 januari gaan halen en of daar een kritische factor in zit. Ik zal dit meenemen in de beantwoording van die vraag, zodat ik, als ik de heer Van Gerven teleurstel, dat in ieder geval heel zorgvuldig doe.

Ik ben volgens mij nog een vraag vergeten van de heer Dijkstra, maar ik weet niet meer welke vraag.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden, maar er staan nog een paar vragen open. Ik had het over de waarborg dat er een breed palet is en ik had het met name over de splitsing tussen diesel en benzine. Zorg dat beide nog een beetje in gang kunnen blijven. Of is dat gewoon niet nodig omdat de markt volwassen is?

Staatssecretaris Mansveld:

Daar kom ik in tweede termijn op terug.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de regering. Wij gaan gelijk door naar de tweede termijn.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn aandachtig en met verbazing zitten luisteren naar het betoog van de heer De Graaf van de PVV. Een paar dagen geleden is Wubbo Ockels overleden. Ik denk dat iedereen daardoor toch wel een beetje geschokt was. Wat schrijft hij in zijn laatste brief? Stop de vernietiging van de mensheid. Laat elk van ons zijn geloof uitspreken in een duurzame mensheid.

Ik zeg dit met enige emotie en ik denk dat heel veel mensen die emotie gedeeld hebben. Als ik dan zo'n nihilistisch betoog van de heer De Graaf hoor, dan kan ik dat niet rijmen. De held van de heer De Graaf, Geert Wilders, zei namelijk het volgende over Wubbo Ockels: "Hij bracht Nederland tot grote hoogte. Vaarwel Wubbo Ockels. Held." Dat zegt de voorman en dan krijgen wij hier zo'n betoog. Ik kan dat niet rijmen.

De heer De Graaf (PVV):

Als het debat op deze gore manier wordt gevoerd, als je het overlijden van een nationale held als Wubbo Ockels misbruikt in een parlementair debat om de inbreng van een partij te duiden, omdat er een tweet is van mijn partijleider die terecht heeft gezegd dat Wubbo Ockels een held is … De redenatie dat wij dan alle standpunten zouden moeten volgen, snap ik niet. Ik vind het bovendien een smerige manier om het overlijden van een nationale held te misbruiken. Dat vind ik beneden alle peil en onder de gordel. Het is een politieke partij onwaardig.

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp dat deze opmerking in ieder geval is doorgekomen bij de heer De Graaf. De heer Wubbo Ockels was, nadat hij in de ruimte was geweest, als geen ander doordrongen van de kwetsbaarheid van deze aardbol waarop wij leven. De heer Ockels was doorspekt van duurzaamheid. Hij heeft er de hele laatste periode van zijn leven aan gewijd. Ik snap het niet dat je hem een held noemt en vervolgens zo omgaat met de natuur en met het debat dat wij hier voeren.

De heer De Graaf (PVV):

De heer Van Gerven gaat nog door ook. Ik vind het werkelijk schandalig dat hij die empathie mist, dat hij zo laat zien dat hij eigenlijk een botte hersenpan heeft. Datgene wat de heer Ockels daarboven beleefd heeft, is heel wat anders dan het woordbraaksel van de heer Van Gerven over biobrandstoffen. Schandalig.

De heer Van Gerven (SP):

Het biobrandstofnihilisme van de PVV is niet te rijmen met het gedachtegoed dat de heer Wubbo Ockels heeft uitgestraald. Dat wil ik toch nog even gezegd hebben. We kennen de PVV. We kennen een bepaalde manier van debatteren. Dat laat ik verder voor wat het is.

Voorzitter. Ik heb nog twee dingen. Allereerst komt er nog een amendement en dat gaat over transparantie, geloof ik. Dat zal ons zo dadelijk nog bereiken. Ik vraag de staatssecretaris om dat ook nog mee te nemen in haar tweede termijn.

Bovendien dien ik samen met mevrouw Van Veldhoven een motie in. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, over twee jaar de werking van de voorliggende Wijziging van de Wet milieubeheer onafhankelijk te laten evalueren, waarbij douanegegevens geanalyseerd worden om te bezien of de kwantiteit van de daadwerkelijke importstromen overeenkomen met de gegevens uit het HBE-systeem;

verzoekt de regering tevens, maximale transparantie van de beschikbare douanegegevens na te streven binnen de wettelijke kaders van bescherming van bedrijfsgevoelige informatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33834).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Ik dacht dat dit een vrij saai technisch debat was, maar er kwam toch nog even wat vuurwerk. Voor ons is het belangrijk dat wij vertrouwen hebben in de sector en dat wij ook vertrouwen hebben in deze wetswijziging. Dat lijkt mij essentieel. Ik heb het al in eerste termijn toegelicht: het wordt makkelijker; er komen minder administratieve lasten en het is een vereenvoudiging. Ik vind dat een goede zaak voor iedereen. Wij kunnen daar echt positief over zijn.

Ik heb mijn positiviteit over biobrandstoffen in andere debatten al uitgesproken. Ik ben ook blij dat de staatssecretaris even is ingegaan op de status van het voorstel dat nu voorligt. Ik had dat niet gevraagd, maar zij heeft dat toch even gedaan. Zij sprak over de Grieken die daarmee bezig zijn. Zij was in Athene en dergelijke. Daar komen we later nog over te spreken. Voor ons is van belang dat we het doel centraal houden. Het doel is duidelijk.

Met een paar zaken heb ik nog wat moeite. Er is een aantal amendementen ingediend. De transparantie, die met name mevrouw Van Veldhoven bepleit, is goed. Aan de andere kant zit ik met de concurrentiepositie. Van welke gegevens moet je eisen dat ze openbaar zijn? Dat gaat soms wel wat ver en daar heb ik hier en daar wat moeite mee. We gaan dat echter goed beoordelen en we hebben de reactie van de staatssecretaris daarop gehoord. U krijgt niet 100% uw zin, zeg ik tegen de staatssecretaris, maar ik ga kijken wat we samen voor elkaar kunnen krijgen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Zoals ik ook in eerste termijn heb gezegd, is D66 blij met de vereenvoudiging van het systeem. Ik denk ook dat we met elkaar in dit debat een aantal aandachtspunten hebben kunnen formuleren, en dan ook weer aandachtspunten binnen de aandachtspunten, zoals mijn collega van de VVD net zei.

Wel wat verrassend vond ik twee antwoorden van de staatssecretaris in eerste termijn over de handhavingsstrategie en de verificatie. Daarover zei de staatssecretaris: we moeten nog uitwerken wat de handhavingsstrategie is en we moeten nog een pilot gaan doen inzake de verificatie. Dan leggen we hier dus met elkaar een systeem neer, waarvan we eigenlijk zeggen: we weten nog niet precies hoe twee heel belangrijke aspecten daarvan gaan uitpakken. Ik zie de staatssecretaris met haar hoofd schudden, dus dank voor de opheldering op deze punten. Misschien kunnen we nog voor de datum van inwerkingtreding ervoor zorgen dat we allemaal wat meer gevoel krijgen voor deze punten. Wellicht kan de staatssecretaris daar nu al meer over zeggen.

Ik herhaal graag even wat ik in eerste termijn heb gezegd: volgens mij staat of valt de kern van de fraudebestendigheid van dit systeem met de vraag hoe dat duurzaamheidslabel van de hoeveelheid brandstof wordt afgehaald op het moment dat die wordt ingeboekt. Hoe werkt dat precies in de praktijk? Dat moeten we weten, zodat we ook kunnen beoordelen of dat "hoe", die manier fraudegevoelig is of niet.

Ik herhaal ook graag de vraag hoe we weten of een bepaalde hoeveelheid al niet een keer in het buitenland is ingeboekt. Dat geldt volgens mij met name voor de biobrandstoffen die in Nederland wel zouden meetellen onder de HBE's, terwijl ze in het buitenland vaak nog niet worden geaccepteerd voor meetelling bij de hoeveelheid biobrandstoffen. Het wordt natuurlijk extra aantrekkelijk om die biobrandstoffen dan naar Nederland te exporteren, omdat ze hier dan eigenlijk meer opleveren.

Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat zij ook nog ingaat op de 3,5% biodiesel. Ik dank haar ook voor de toezegging van een evaluatie. In de motie die we hebben ingediend gaat het over twee jaar. Misschien moeten de heer Van Gerven en ik nog even bekijken wat we doen in relatie tot de toezegging van de staatssecretaris over vier jaar.

De VVD-woordvoerder roert het punt van transparantie aan. Ik heb toegezegd dat ik het amendement daarover nog een keer ga bekijken. Ik zal dat doen in samenhang met de referte over de Wet openbaarheid van bestuur. We zullen daarin zeker ook de vraag meenemen hoe we omgaan met de bedrijfsgevoeligheid van bepaalde informatie. Er komt dus nog een aangepast amendement. Misschien kunt u dan op basis van dat amendement uw oordeel bepalen.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Mijns inziens vormen de inhoud van dit soort debatten, en de zaken waarop dit soort wetsvoorstellen zijn gebaseerd, de redenen waarom mensen het vertrouwen in de politiek verliezen. Er wordt hier een ondoorzichtige argumentensoep opgediend die niemand thuis nog begrijpt. Het gaat hier over hernieuwbare brandstofequivalenten, een inboekverificateur, biotickets, eenzijdige transparantie-eisen, petajoules, duurzaamheidseisen, brandstofbijmengingsregulering, administratieve verplichtingen en dan natuurlijk ook nog het gebruikelijke gejuich als er een vliegtuigje op een beetje oud frituurvet de lucht ingaat. Er is in elk geval één ding bereikt. Dat gebeurde in 2007 met een PVV-motie, waardoor hopelijk wat minder landbouwgrond verloren gaat aan de gesubsidieerde duurzaamheidsdwang die er heerst. Ik doel op de motie-Madlener. Voor de geïnteresseerden zeg ik dat het de motie is op stuk 31200, nr. 1140.

In de eerste termijn zei ik dat we in beginsel positief staan ten opzichte van deze aanpassing van de wet. Maar na dit debat ben ik toch wat gaan twijfelen. Ik weet het nog niet. Ik ga er nog een nachtje over slapen. Als je namelijk zo veel theorie, pseudodeskundigheid en echte deskundigheid nodig hebt en zo veel moet uitleggen om beleid te verklaren, is de kans op onderliggende onzin wel heel groot. Dan komt het scheermes van Ockham om de hoek kijken. Dat doet dan zijn scherpe werk.

Ik zei in de eerste termijn ook al dat het beter zou zijn als we gewoon uit die EU zouden stappen en daarna de markt de vrijheid zouden geven die de markt verdient, zodat die markt zelf kan gaan werken aan oplossingen van de toekomstige energieproblematiek die ontstaat door de groei van de wereldbevolking en het groeiende energiegebruik. De betrokkenheid die we deze avond hebben gezien, is volgens mij geveinsde betrokkenheid. Echte betrokkenheid met het bedrijfsleven, uit je door financiële en administratieve lasten duurzaam — ja, ik zei het echt — te verlagen. Ik zeg daarom nogmaals dat ik over steun aan het voorstel en de amendementen nog een nachtje ga slapen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Mijnheer De Graaf. U rijdt auto en u stopt daar benzine in. Als uw auto gewoon goed blijft rijden, dan is dat toch op zich prachtig? Dat is mijn eerste vraag.

Ik heb ook nog een tweede vraag. Ik ga ervan uit dat u het voorstel goed hebt gelezen. Daarin staat dat er ongeveer €850.000 wordt bespaard. Daar bovenop wordt €350.000 bespaard omdat we minder inspecteurs nodig hebben. Dat is een hoop geld. Dat bent u toch met mij eens? Dat is toch een mooie lastenverlichting? Dat zou toch voor u een reden moeten zijn om zoiets als dit wetsvoorstel, dat eigenlijk maar een kleine wetswijziging is, te accepteren?

De heer De Graaf (PVV):

Wat betreft wat de heer Dijkstra zegt: natuurlijk, ik rijd inderdaad ook auto. Het is prima als die blijft rijden. Daarvoor gaat hij naar de apk. Dan moet je wat onderhoud doen: af en toe nieuwe bandjes eronder of een kogellagertje vervangen en een krukas; dat soort zaken. Dus dat doen we op die manier. En inderdaad, als er bespaard kan worden, dan is dat meegenomen. Al gaat het om een paar ton. Op de hele rijksbegroting is dat niet veel. Ik zal dat zeker meenemen in mijn overwegingen.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik ben getriggerd door de mooie oneliner: uit de EU is goed voor ondernemers. Laat ik het zo maar even samenvatten en even meedenken met de oneliners van de heer De Graaf. Ik heb hem ook proberen uit te dagen, maar wat heeft een ondernemer er precies aan als hij in plaats van een afspraak te maken met Brussel, waar hij van alles van kan vinden, met alle hoofdsteden en alle parlementen een aparte afspraak moet maken over de eisen die dat land toevallig heeft voor de invoer van olie, benzine en brandstoffen? De heer De Graaf weet dat Nederland daarbij een rotondefunctie speelt in de wereld. Daar zijn wij goed in. Daar verdienen wij aan: Rotterdam, Amsterdam. Wat is precies het voordeel voor de ondernemer om uit de EU te stappen en vervolgens met elk land apart bilaterale afspraken te maken? Hoeveel verdient hij daar precies mee?

De heer De Graaf (PVV):

De heer De Rouwe heeft de kans gehad om de rapporten door te lezen die wij door die twee Britse bureaus daarover hebben laten maken: "uit de euro" en "uit de EU". Daar staat inderdaad in dat Nederland daar heel veel aan heeft, bijvoorbeeld dat wij bijvoorbeeld 10% extra economische groei zullen bewerkstelligen in de komende jaren. Daarnaast moet je niet alleen naar de EU kijken. Je kijkt wereldwijd. Dan ga je in plaats van met ongeveer 175 met 200 hoofdsteden afspraken maken. Dat kan inderdaad wat ingewikkelder zijn, maar nogmaals, als de heer De Rouwe het rapport doorleest, zal hij zien dat er een extra, realistische groei wordt gerealiseerd door uit de EU te stappen.

De heer De Rouwe (CDA):

Het was niet vanmiddag, maar ik heb de rapporten gelezen. Daarin wordt niet gesproken over dit punt. Het gaat vandaag over deze wetswijziging, waarin specifiek wordt gesteld: laten wij in Europa een beetje normale afspraken maken, ook voor onze ondernemers zodat ze niet overal apart hoeven te dealen en te wheelen. De heer De Graaf betoogt hier dat het goed is voor ondernemers als dit Europese onderdeel uit de wetgeving gaat. Dat mag hij. Dat is zijn zeer goed recht. Mijn vraag is heel concreet, omdat het hier zo stellig wordt gebracht. Ik vraag om even niet naar algemene rapporten te verwijzen, want die gaan helemaal niet over dit punt. Mijn vraag aan de PVV is algemeen, heel simpel: wat hebben de benzine- en energiehandelaren er in Nederland aan als ze de PVV volgen en vervolgens met elk land apart een deal moeten sluiten over het verkopen en het doorvoeren van hun mooie Nederlandse producten? Wat hebben ze daar nou concreet aan? Toch helemaal niks? Dat kunnen wij hier toch gewoon met z'n allen concluderen? Dat is toch een vergaderorde van jewelste?

De heer De Graaf (PVV):

Ook in dit stukje inbreng doet het scheermes van Ockham een beetje zijn intrede, want de heer De Rouwe heeft heel veel woorden nodig om een heel klein punt uit te leggen, of om een punt te maken zonder direct een vraag te stellen. Maar die vraag komt aan het eind dan toch. In de visie van het CDA blijft de EU bestaan. De EU zal misschien ook nog een aantal jaren blijven bestaan, natuurlijk, maar als wij daar als Nederland uitstappen, maken wij afspraken met de EU. Dat zal ook gelden voor die handelaren. Dus er komen niet 27 of 26 landen bij waarmee je afspraken moet maken, maar alleen Nederland, want dat stapt eruit.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie hecht eraan dat er een gelijk speelveld wordt gecreëerd voor biobrandstoffen en reguliere brandstoffen. Daarom dien ik de volgende motie in, gehoord de beantwoording van de staatssecretaris in eerste termijn, waarvoor overigens mijn dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NEa op bedrijfsniveau rapporteert over:

  • -aan Nederland geleverde en verbruikte volumes biobrandstof, hun grondstoffen en land van herkomst;

  • -de relatieve verhoudingen van de grondstoffen en duurzaamheidssystemen in het land van herkomst;

constaterende dat transparantie op bedrijfsniveau voor overige brandstoffen nog niet is gerealiseerd;

constaterende dat de consument alleen een echte keuze kan maken tussen verschillende brandstoffen als er volledige transparantie van de brandstoffenmix op bedrijfsniveau is;

verzoekt de regering om in kaart te brengen welke juridische en economische obstakels er zijn om volledige transparantie van de brandstoffenmix te realiseren en de Kamer daarover binnen zes maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jan Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33834).

De heer De Rouwe (CDA):

Er is helemaal niets tegen transparantie, maar de vraag is altijd: gaat het ook efficiënt en effectief? Gaat het een beetje normaal? Dat vraag ik mij bij deze motie oprecht af. Laten we even naar het doel gaan. De PvdA wil dat de consument hierdoor een duidelijke keuze kan maken voor de brandstof die hij tankt. Hoe ziet de heer Vos dat voor zich? Het gaat over het bedrijfsleven. Hoe gaat de consument dit uiteindelijk zien bij de tank?

De heer Jan Vos (PvdA):

Er zijn bijvoorbeeld heel veel consumenten die geen olie uit het beschermde natuurgebied van de Noordpool willen. Er zijn heel veel consumenten die geen teerzandolie willen. Er zijn heel veel consumenten die een bewuste keuze willen maken aan de pomp. Die consumenten kunnen dat nu niet. Wij willen graag een zorgvuldige afweging maken van de lasten die het bedrijfsleven dan tegemoet zou kunnen zien, van de wijze waarop de bedrijven zouden moeten opereren en van de manier waarop ze een gelijk speelveld zouden kunnen hebben, zowel ten opzichte van andere landen binnen de Europese Unie als ten opzichte van biobrandstoffen. Juist daarom hebben wij deze motie ingediend. Ik begrijp dus eerlijk gezegd de vraag van de heer De Rouwe niet zo goed.

De heer De Rouwe (CDA):

Dat kan ik mij voorstellen, want het is denk ik een ingewikkelde vraag waar de PvdA gewoon geen antwoord op heeft. Het is heel simpel: hoe kan de consument als deze motie wordt aangenomen, uiteindelijk bij het pompstation zien waar de olie precies vandaan komt? Dat is toch een illusie? Dit is toch een ontzettend grote handel? In die tanks, waarin olie uit alle delen van de wereld komt, kun je toch niet per druppel beoordelen waar die vandaan komt? Mijn vraag is concreet: als ik en u volgend jaar of over tien jaar bij een tankstation staan, hoe zien we dan terug waar die olie of benzine vandaan komt? Hoe zie je dat precies?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik verbaas me een beetje over de toon van de heer De Rouwe. Nu gebruikt hij weer in één zin het woord "ingewikkeld" en het woord "simpel". Ik zou graag willen dat wij in Nederland als consumenten weten waar olie vandaan komt. Dat betekent dat inzichtelijk wordt gemaakt waar bedrijven die olie vandaan halen. Dat betekent bijvoorbeeld — dat speelde enkele weken geleden — dat de Partij van de Arbeid die Noordpoololie gewoon niet wil in Nederland. Het betekent bijvoorbeeld ook dat we olie kunnen weren van bedrijven die mensenrechten schenden in sommige gebieden van de wereld, en dat we een keuze maken bij de tank. En de wijze waarop je dat invult … Je kunt Max Havelaar-chocola en allerlei andere chocola met een keurmerk kopen. Dat krijg je dan ongetwijfeld ook aan de pomp en ik denk dat dat een heel goede ontwikkeling is. Ik denk dat de verduurzaming van producten en de instandhouding van het erfgoed op onze aarde ook het CDA zouden moeten aanspreken. Ik kan me herinneren dat er een tijd was waarin het rentmeesterschap hoog in het vaandel stond …

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Jan Vos (PvdA):

… van de christendemocraten.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter, even, omdat dit toch een korte uitlokking is. Kijk, het gaat hier helemaal niet om de vraag …

De voorzitter:

Nou, ik heb geprobeerd om dat in te perken.

De heer De Rouwe (CDA):

Super. Heel fijn, maar het gaat hier dus niet om duurzaamheid en of je dat wel of niet wilt. Het gaat erom hoe realistisch het is. De heer Vos slaagt er op geen enkele manier in om duidelijk te maken hoe deze motie concreet wordt uitgevoerd. Daar ging de vraag over.

De heer Jan Vos (PvdA):

Deze motie gaat over het onderzoek naar de juridische en economische belemmeringen om een dergelijke transparantie tot stand te brengen. Als dat gaat voor chocolade, gaat dat ook voor benzine. Het is heel simpel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Rouwe.

Het hóéft niet, mijnheer De Rouwe. U keek zo verbaasd!

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter, u zag mij terecht twijfelen of ik wel gebruik wilde maken van mijn tweede termijn. Dat is het scherpe oog van een ervaren voorzitter.

Voorzitter. Ik spreek sowieso mijn dank uit voor de beantwoording. Ik heb nog één korte vraag. De staatssecretaris heeft toegezegd dat zij gaat bekijken of de verantwoording van de NEa over de verwerking van de processen sneller kan. De staatssecretaris merkte op dat zij de Kamer daarover gaat informeren. Ik ben nog benieuwd op welke termijn de staatssecretaris dat gaat doen en of zij de ambitie die ik uitsprak, van bijvoorbeeld een verantwoording per kwartaal, ook deelt. Dan hebben we even wat meer beeld bij de toezegging.

De voorzitter:

Ik wil de Kamer nog iets voorleggen. Mevrouw Van Veldhoven deed haar tweede termijn zo snel dat ze vergat om haar moties in te dienen. Zij vraagt of het goed is dat zij die alsnog indient. Ik zie duimen omhooggaan en instemmend geknik, mevrouw Van Veldhoven. Ga uw gang.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Het is al laat. Ik dank de collega's voor hun flexibiliteit. Ik zal meteen overgaan tot het voorlezen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat transparantie, toezicht en tralies van belang zijn bij grondstoffenimport;

van mening dat transparantie op bedrijfsniveau over de herkomst van brandstoffen voor vervoer nodig is om de milieueffecten op basis van feiten te kunnen beoordelen en de consument in staat te stellen om op basis daarvan een keuze te maken tussen bedrijven;

verzoekt de regering, bij de wijziging van de Wet milieubeheer de Nederlandse Emissieautoriteit op te dragen inzichtelijk te maken welke hoeveelheden ruwe olie worden geïmporteerd, en per bedrijf te specificeren wat het land van herkomst en de bron is van deze olie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Dik-Faber en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33834).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland politieke overeenstemming is over het maximum van 5% conventionele biobrandstoffen in de energiemix voor vervoer;

overwegende dat Europese richtlijnen op dit moment niet toestaan dat dit maximum ook in nationale regelgeving wordt vastgelegd;

verzoekt de regering, in Brussel te pleiten in de nieuwe richtlijn voor hernieuwbare energie wel de mogelijkheid te bieden op nationaal niveau striktere percentages te hanteren dan op Europees niveau;

verzoekt de regering voorts om, zodra dit mogelijk is, het percentage van maximaal 5 voor conventionele biobrandstoffen in de energiemix voor vervoer wettelijk te verankeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33834).

Dan zijn we nu echt aan het einde van de tweede termijn van de Kamer gekomen. De staatssecretaris heeft om een korte schorsing gevraagd, maar ik zie dat ze nu al even iets wil zeggen.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik heb wel het amendement op stuk nr. 16 gekregen, maar heb ik dan het amendement op stuk nr. 15 gemist?

De voorzitter:

Dat is waarschijnlijk ter vervanging van een ander amendement.

De vergadering wordt van 22.56 uur tot 23.03 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording in tweede termijn. Ik herinner haar eraan dat zij nog terug zou komen op het amendement op stuk nr. 14 van de heer Van Gerven.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Ik zal eerst de achterstallige vragen beantwoorden, dan ingaan op de amendementen op stuk nrs. 14 en 16 en vervolgens op de vier moties.

Ik begin met het tussenschot: drieënhalf, drieënhalf biodiesel en benzine. In 2011 en 2012 is afgesproken dat wij de weg zouden gaan die wij nu begaan. Dat is ook met de Kamer afgesproken. De bedrijven stellen zich daarop in. Er is geen technische of economische reden om dit tegen te houden. Wij hebben dus afspraken gemaakt en de markt is volwassen. Omdat wij die afspraken hebben gemaakt en het bedrijfsleven zich daarop instelt, stellen wij het systeem daar ook op in.

Als wij dit in 2011 en 2012 afspreken en ook aan de Kamer communiceren, is het een beetje raar om daar nu op terug te komen. Dat klinkt praktisch, maar wij hebben geen enkel signaal gekregen dat bedrijven zich belemmerd voelen bij innovatie door het verwijderen van het schot. Ik ben wel continu in gesprek met het bedrijfsleven om innovatie te stimuleren. De Kamer stelt natuurlijk een terechte vraag. Wij zitten in een transitiefase. Ik zei daarnet dat 1.000 bloemen bloeien. Maar worden dan wel alle paden benut en krijgen alle bloemen wel water? Anders is het maar de vraag of inderdaad de mooiste bloem gaat bloeien; laat ik de metafoor maar even doorzetten. Ik zie dus de zorg van de Kamer, maar ik vind dat wij niet op afspraken met het bedrijfsleven kunnen terugkomen. Tegelijkertijd vind ik dat wij het bedrijfsleven niet kunnen loslaten bij de stimulering van de innovatie, want het bedrijfsleven is daarvoor nodig, samen met de overheid en de kennisinstellingen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Mijn fractie heeft die signalen wel gekregen. Ik moet zeggen dat dit wel een beetje te elfder ure gebeurde. Er werd heel duidelijk gesteld dat er dan bijvoorbeeld heel veel biodiesel zou kunnen komen in Nederland en geen ethanol. Dat heeft toch wel belangrijke effecten. Ik vind dit een heel zorgelijk punt. Ik ken de staatssecretaris echter ook als iemand die meters wil maken, zoals zij het zelf zegt. Als dit in 2011 en 2012 is aangekondigd — ik was hier toen nog niet — en er nu, te elfder ure, bij een fractie aan de bel wordt getrokken, is dat inderdaad laat. Ik vraag echter wel graag aandacht voor dit punt. Als dit echt effecten heeft, moeten wij misschien alsnog ingrijpen.

Staatssecretaris Mansveld:

Als je dit systeem terugdraait, heeft dat echt wel administratieve lasten tot gevolg. Bovendien zorgt het voor een vertraging van een jaar, terwijl wij vooruit willen. Deze afspraak hebben wij gemaakt en in 2011 en 2012 herbevestigd. Wij zijn nu op weg om daar uitvoering aan te geven. Zoals ik al zei, deel ik de zorg wel. Het is natuurlijk wel belangrijk dat het daarbij om innovatie gaat, want die hebben wij nodig om stappen te zetten op het vlak van biobrandstof, zuiniger vervoer en een aantal andere zaken. Ik vind het dus onverstandig om de gemaakte afspraken en de koers die wij inmiddels tweeënhalf tot drie jaar hebben uitgezet voor het bedrijfsleven, terug te draaien. Ik hoor de zorg van de heer Vos en ik heb die zelf ook. Ik ben het ook helemaal met de heer Vos eens dat er meters gemaakt moeten worden. De heer De Rouwe gaf als eerste in dit debat al aan dat er gewoon geïnnoveerd moet worden. Die stappen moeten gezet worden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Hoe gaat de staatssecretaris die innovatie op dit punt borgen?

Staatssecretaris Mansveld:

Innovatie is iets van het bedrijfsleven. Dat is nu net de kracht van het bedrijfsleven, want dat ziet de kansen. Ik kan innovatie alleen maar borgen door te stimuleren, door het er continu over te hebben en doordat het kabinet samen met het parlement opgelijnd staat, omdat wij dat allemaal belangrijk vinden. Wij kunnen niet zonder innovatie. Wij kunnen innovatie borgen door ons gedrag, ons beleid en door subsidieregelingen. Kunnen wij het borgen? Wij kunnen innovatie wel stimuleren. Uiteindelijk zullen het bedrijfsleven en de kennisinstellingen moeten innoveren. De borging ervan is, denk ik, de daadkracht en de geest van het bedrijfsleven om de innovatie te doen. Maar ik deel de zorg. Ik heb die ook gehoord. Dit dossier vindt mevrouw Van Veldhoven heel belangrijk. Dit is een dossier waardoor ik met de prikkel van mevrouw Van Veldhoven en een parlement dat achter mij staat, in Europa zo daadkrachtig kan handelen als ik wil handelen. Daar vind ik ook bondgenoten die een voortrekkersrol spelen, zoals Denemarken. Ik ben daar heel erg blij mee. Innovatie wordt geborgd in de breedte van onze samenleving en in de manier waarop we deze inrichten. Ik kan het bedrijfsleven niet verplichten tot innovatie, maar het bedrijfsleven kan niet zonder innovatie.

Mevrouw Van Veldhoven heeft nog de vraag gesteld waarom er handhavingsstrategieën uitgewerkt moeten worden. De handhavingsstrategie is gebaseerd op de wet. Er is een risicoanalyse van de doelgroep. Uiteraard maak ik gebruik van de ervaringen in het afgelopen jaar en van andere toezichthouders. In de pilot gaat het om het nieuwe verificatietype. Dat wordt binnenkort met een deel van het nieuwe register getoetst. De bedoeling is niet dat er eerst een pilot wordt gedraaid en dan een verificateur wordt ingesteld, maar we gaan kijken hoe dat werkt. We gebruiken een pilot om zo snel mogelijk een leermodel te hebben.

De heer De Rouwe heeft gevraagd of de AMvB over de rapportage in liters naar de Tweede Kamer gaat. Ik zal een haakje in de wet opnemen en te zijner tijd de AMvB naar de Kamer sturen, zodat zij daarover met mij kan spreken. Op die manier los ik dat op.

De heer De Rouwe heeft ook gevraagd naar de rapportages van de NEa. Ik onderzoek met de NEa een vervroeging van de rapportagedatum, zoals ik net heb gezegd. De rapportage over kenmerken is niet mogelijk per kwartaal vanwege het jaarcyclische systeem. Het aantal HBE's kan wel per kwartaal. Tussentijds daarover rapporteren is ingewikkeld, maar ik ben het ermee eens dat er eigenlijk zo snel mogelijk gerapporteerd moet worden. Ik heb ook gezegd dat er vooral vertraging zit bij de controle. Eigenlijk vind ik niet dat we dat vertraging moeten noemen, want zonder controle kom je niet tot een juiste rapportage.

Mevrouw Van Veldhoven heeft nog gevraagd hoe je het label "duurzaam" van die brandstof afhaalt. Die duurzaamheidssystemen hanteren een massabalans, waarin wordt bijgehouden hoeveel duurzaam materiaal er binnenkomt en hoeveel er wordt doorgeleverd. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat inboekers de ingeboekte biobrandstof niet meer als uitgaand in hun massabalans mogen opnemen. De afnemer kan dus niet nogmaals de biobrandstof als duurzaam inkopen. Er wordt door twee onafhankelijke auditors op gecontroleerd, te weten de auditor van het duurzaamheidssysteem en de inboekverificateur. Dat is een nieuwe rol: de inboekverificateur.

Mevrouw Van Veldhoven heeft terecht een vraag gesteld over de rekeningen. Ik heb nog even nagevraagd hoe dat exact is geregeld. We gebruiken gegevens van de Belastingdienst. Via de handhaving sporen we dat op. Dat systeem gebruiken we om te kunnen controleren waar een rekening aan hangt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat lost het punt niet op dat je in een holdingstructuur verschillende bv's kunt hebben, waardoor die spaartegoeden om de beurt van rekeningen die aan een bv gekoppeld zijn en die geregistreerd staan bij de Belastingdienst, worden doorgesluisd.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik denk dat het ervan afhankelijk is welke bv of welk bedrijf dat is. Daar wordt door de Belastingdienst naar gekeken. Er kan gekeken worden of het een holding is of één bedrijf. Ik weet niet hoe dat technisch wordt uitgevoerd bij de Belastingdienst. Ik zeg toe dat ik dat even nakijk en daarover schriftelijk bericht, want ik vind dit een terechte vraag. We kennen holdings met tientallen bv's. Dan kun je je afvragen hoe dat geborgd wordt. Ik kan mij voorstellen dat dit te maken heeft met de doelstelling van het bedrijf waar de activiteiten aan gekoppeld worden. Ik kom er schriftelijk op terug en dan kan ik ook een uitgebreid antwoord geven op de vraag hoe dat geborgd wordt. Intuïtief denk ik dat er volgens mevrouw Van Veldhoven een fraudepunt kan zitten. Zij wil zeker weten hoe dat geborgd wordt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Hartelijk dank voor die toezegging. Dan heb ik nog een vraag over die massabalans: hoeveel wordt ingevoerd en hoeveel wordt uitgevoerd. Ik hoop dat de staatssecretaris ook nog ingaat op de vraag hoe dat zich verhoudt tot handel over de grens. Hoe weten we zeker dat een bepaalde hoeveelheid die naar Nederland komt, niet al eerder elders is geregistreerd?

Staatssecretaris Mansveld:

Dat is een deelvraag die ik nog niet beantwoord heb. Ik neem die mee in de schriftelijke beantwoording.

Ik heb nog even extra gekeken naar het amendement op stuk nr. 14, omdat ik daarop terug zou komen. Op zichzelf is het waar, maar het wetsvoorstel moet voor 1 januari 2015 door de Eerste Kamer en de voorhang kan pas als een wetsvoorstel de Eerste Kamer is gepasseerd. Dat is waarschijnlijk niet haalbaar voor 1 januari 2015. Informeel delen met de Tweede Kamer is niet problematisch. Wij kunnen niet een wijziging op een nieuwe voorhang doen voordat de wet door de Eerste Kamer is. Dat is nu eenmaal het proces. Wij willen 1 januari 2015 halen. Om te zorgen dat de Eerste Kamer niet klem komt te zitten, ontraad ik het amendement met de opmerking die ik heb gemaakt over informeel delen met de Tweede Kamer.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 16. Dat is inhoudelijk vrijwel gelijk aan het amendement van mevrouw Van Veldhoven op stuk nr. 8. Dan kom ik weer bij het probleem met de WOB en de bedrijfsgevoelige informatie. Dat kan ook de voorhangverplichting in gevaar brengen. Ik heb mijn opmerkingen gemaakt bij het amendement van mevrouw Van Veldhoven en zij heeft haar reactie gegeven. Ik ontraad het amendement.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 15. Het eerste deel betreft de onafhankelijke evaluatie van de werking van de voorliggende wijziging van de Wet milieubeheer. Dat is ondersteuning van beleid, maar twee jaar is snel. Als ik het mag lezen als vier jaar, vat ik het op als ondersteuning. De controle gebeurt elk jaar, maar het is goed om te kijken of het werkt. Voor het tweede deel van de motie verwijs ik naar het amendement dat mevrouw Van Veldhoven gaat indienen, want dat gaat weer over transparantie. Om het voor ons allemaal eenvoudig te houden, lijkt het mij praktisch om te concentreren op het aangekondigde amendement, waarin dat in één keer wordt geregeld. Ik ontraad deze motie.

De heer Van Gerven (SP):

Zou het de staatssecretaris helpen als wij de motie knippen?

De voorzitter:

Zullen wij die vraag eerst laten beantwoorden?

De heer Van Gerven (SP):

Dan kunnen wij er twee moties van maken.

Staatssecretaris Mansveld:

Als de termijn voor de evaluatie van twee jaar naar vier jaar kan, is het eerste onderdeel wat mij betreft ondersteuning. Het tweede deel ontraad ik, omdat ik verwijs naar het amendement op stuk nr. 8, waarin dat in één keer goed wordt geregeld. Dan gaat het niet via een motie en meerdere amendementen, die dan allemaal net andere teksten hebben. Ik weet niet of ik de vrijheid heb om dit te zeggen.

De heer Van Gerven (SP):

Van mij mag dat. Zou de termijn drie jaar mogen zijn, in de goede poldertraditie?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik heb te vaak publiekelijk gezegd dat ik een groot voorstander ben van het poldermodel. Dan krijg je deze vraag. Het gaat om een periode waarin je gevoel krijgt. Ik heb geen moeite met een periode van drie jaar.

De heer Van Gerven (SP):

Goed, wij komen met een gewijzigde motie.

De voorzitter:

Dat kan. U kunt met een gewijzigde motie komen, maar niet met een geheel nieuwe motie. U kunt de motie niet opknippen en er twee moties van maken. U kunt de tekst van deze motie wijzigen.

De heer Van Gerven (SP):

Dat doen wij.

De voorzitter:

De staatssecretaris gaat verder.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik wil nogmaals nadrukkelijk gezegd hebben dat het eerste deel van de motie ondersteuning van beleid is en dat ik het tweede deel ontraad.

Dan kom ik bij de motie van de heer Vos op stuk nr. 17. Ik beschouw die als ondersteuning van beleid. Ik heb in mijn eerste termijn al aangegeven om welke reden dit in verband met de transparantie het geval is, dus vanwege het tijdstip probeer ik het kort te houden.

Naar aanleiding van de motie op stuk nr. 10 merk ik op dat daarvoor nog geen systeem bestaat. Dit heb ik al tussen de regels door gezegd toen het over hernieuwbare energie en fossiele brandstoffen ging. Ik wil mij hiervoor hard maken in Europa, het daar op de agenda krijgen en houden, en in gesprek blijven met mijn collega's, zodat wij daarin stappen kunnen zetten. Ik ontraad de motie.

Over de motie op stuk nr. 11 merk ik op dat ik, zoals gezegd, de ontwikkelingen in Europa afwacht en er actief in participeer om zo dicht mogelijk bij de uitvoering van de motie van de Kamer over een percentage te komen. Ik zit erbovenop. Op dit moment ontraad ik de motie.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties en amendementen en uiteindelijk uiteraard het wetsvoorstel zullen aanstaande dinsdag plaatshebben.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zal mijn amendement aanpassen. Mocht ik daarvoor meer tijd nodig hebben, dan verzoek ik omwille van de zorgvuldigheid om uitstel van de stemming. Dit kondig ik hierbij alvast aan. De staatssecretaris heeft ook nog een aantal schriftelijke antwoorden toegezegd. Die ontvang ik graag voor de stemming, want die wil ik natuurlijk meewegen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, hebt u ook een procedurele vraag?

De heer Van Gerven (SP):

Ja. Ik krijg graag een kabinetsappreciatie van het laatste amendement, zodra dat is ingediend en voordat we gaan stemmen. Ik neem aan dat dat moet kunnen.

De voorzitter:

We proberen dat allemaal te regelen, zodat we een deugdelijk wetgevingstraject zullen hebben doorlopen.

Naar boven