Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 88, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 88, item 9 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal) ( 33335 ).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Fan bûgjen frjemd, bleau by 't âld folk yn eare, syn namme en taal, syn frije sin. Ik ga vertalen. Dat lijkt mij beter, ook voor de vertegenwoordiger van de SP-fractie.
De voorzitter:
Ook voor de voorzitter!
De heer Segers (ChristenUnie):
Buigen was hen vreemd, zo hield het oude volk in ere zijn naam en taal, zijn vrijheidszin. Zo zingt het Friese volkslied. Fryslân is met recht trots op zijn geschiedenis, cultuur en taal. Die Friese identiteit moet vitaal blijven. Daarom vindt de ChristenUnie het een goede zaak dat er nu een wetsvoorstel voorligt dat het gebruik van de eigen taal in de provincie Fryslân garandeert, zowel in het bestuur als in de rechtspraak.
Van verschillende kanten werd bepleit dat ook andere thema's zoals het Fries in onderwijs, cultuur en media een basis in deze wet moesten krijgen. Er is gekozen voor een beperktere reikwijdte van de wet. De andere onderwerpen moeten een plaats krijgen in de periodiek te vernieuwen bestuursafspraak Friese taal en cultuur. Deze bestuursafspraken zijn onlangs opnieuw gemaakt door het Rijk en de provincie Fryslân. De vorige bestuursafspraak liep van 2001 tot 2010 en is nog een jaartje verlengd, maar het heeft eigenlijk lange tijd geduurd voordat er nieuwe periodeafspraken lagen.
In het oorspronkelijke wetsvoorstel was de verplichting opgenomen om periodiek dergelijke afspraken te maken, maar na kritiek van de Raad van State is die geschrapt. De ChristenUnie hecht er toch aan om deze verplichting in de wet vast te leggen. Juist omdat is gekozen voor een wet met een beperkte focus, zijn de afspraken over bijvoorbeeld cultuur, media en onderwijs extra belangrijk. Ik had daarvoor een amendement ingediend dat kruiste met dat van collega Jacobi. Bij dezen trek ik mijn amendement in en onderteken ik het amendement van collega Jacobi.
De voorzitter:
Het amendement-Segers (stuk nr.9) is ingetrokken.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. De afspraken onderstrepen de verschillende verantwoordelijkheden, namelijk die van het Rijk voor het ontwikkelen van onderwijs-, cultuur- en mediabeleid in algemene zin en die van de provincie Fryslân om beleid te maken met betrekking tot het Fries en het laten uitvoeren daarvan. Het is aan de provincie Fryslân om een basisinfrastructuur voor de Friese taal en cultuur in stand te houden. De ChristenUnie vraagt zich af of dit geen wettelijke taak is. Deelt de minister dit en is hij bereid om deze taak wettelijk te verankeren? Ik zou graag borgen dat de provincie een geoormerkt deel van het Provinciefonds inzet voor deze belangrijke taak. Is het mogelijk om de rijksbijdrage voor het Fries een structurele basis te geven via het Provinciefonds of een doeluitkering? Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de minister en overweeg op dat punt een motie in te dienen.
Wie aan de Friese cultuur denkt, denkt ook aan Friese sporten. Denk aan skûtsjesilen, fierljeppen, kaatsen en de Elfstedentocht; sporten waaraan veel aandacht wordt geschonken door Omrop Fryslân. Deze omroep heeft bovendien een belangrijke rol bij de taalontwikkeling en een groot bereik. Niet alleen in Fryslân wordt hiernaar gekeken en geluisterd, maar ook buiten de provincie. Wij hebben het rapport van de commissie-Hoekstra over de borging van het Fries in de media daarom met extra aandacht gelezen. De commissie geeft adviezen en ik ben zeer benieuwd naar de reactie daarop van het kabinet. Bij de mediawetgeving speelt het voorstel een rol om de landelijke en regionale omroepen meer te integreren. Ik heb veel begrip voor de zorgen die in Fryslân leven. De regionale publieke omroep heeft een duidelijke grote meerwaarde in dit deel van Nederland. Wil de minister deze bijzondere rol onderkennen? Hoe gaat de regering de adviezen van de commissie-Hoekstra verder invulling geven?
De ChristenUnie vindt het belangrijk dat de Friese publieke omroep niet op de grote hoop van de regionale omroepen komt, maar dat er specifiek beleid is om de Friese taal in de media te borgen. Dat zal ook financieel duidelijk moeten zijn. Er moeten financiën blijven om programma's te maken die de taalontwikkeling bevorderen en de Friese cultuur zichtbaar houden. Ik hoor graag de minister hierover. Ook op dit punt heb ik een motie achter de hand.
Tot slot ben ik persoonlijk van mening dat Thialf bij uitstek geschikt is als nationale schaatstempel.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De heer Segers zegt dat hij in het kader van de media een motie achter de hand heeft. Vlak voor het kerstreces hebben wij hier bijna unaniem een motie aangenomen over Omrop Fryslân. Hoe verhoudt het voornemen van de heer Segers zich tot deze motie?
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat lijkt mij een goede vraag. Allereerst wacht ik uiteraard de antwoorden van de minister af. Het lijkt mij heel goed om te bekijken in welke mate mijn voornemen overlap vertoont met de motie die mevrouw Berndsen noemt.
De heer De Rouwe (CDA):
Foarsitter, voorzitter. Ik keek even naar uw reactie, maar die was niet afstandelijk of schouderophalend zoals soms over het Fries gedacht wordt. Dat is geheel ten onrechte. De Friese taal is geen afstandelijke taal. Weet u wat afstandelijke taal is? Dat is stadhuistaal of ambtelijke taal. Die schept juist een grote afstand tussen burgers. De overheid die zich soms heel indringend met het leven van mensen bemoeit, moet in onze ogen altijd de taal van de burgers spreken of ten minste kunnen verstaan. Daarom is het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, in onze ogen belangrijk. Het bevat bovendien een aantal verwijzingen naar internationale verdragen waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft.
Dit wetsvoorstel regelt het voor het bestuurlijke verkeer en de rechtspraak, maar het moet ook gelden voor andere maatschappelijke domeinen van het Europees Handvest, door de taalwet ook daarop van toepassing te verklaren. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat in andere Europese landen waar taalwetgeving tot stand is gekomen, ook een dergelijke keuze is gemaakt. Dat klopt niet. De taalwetgeving in andere landen kent namelijk een toepassingsverklaring op de andere maatschappelijke domeinen, en daarmee verschilt zij in de praktijk essentieel van niveau. Een internationale vergelijking leert ons dat dit onder andere in Wales, Finland en Ierland het geval is. Nu de minister in de beantwoording de vergelijking maakt met de taalwetgeving in andere Europese landen, vraag ik mij af of hij dan ook bereid is die toepassingsverklaring op te nemen in het voorliggende wetsvoorstel. Graag een reactie van de minister.
Het voorstel bevat geen bepaling meer over een bestuursafspraak Friese taal en cultuur. In de consultatie stond die bepaling er nog wel, maar de Raad van State vindt een dergelijke bepaling overbodig, omdat zij slechts symbolisch zou zijn. Een wet kan soms symbolisch zijn en symbolen kunnen voor een land of een taal van zeer groot belang zijn. Dat kan dus niet het belangrijkste argument zijn. De onderhandelingen rondom de bestuursafspraak hebben lang geduurd. Vandaag zitten er nog steeds veel open eindjes aan, bijvoorbeeld rond Omrop Fryslân. Het zou dus helemaal niet verkeerd zijn om dit wel degelijk in de wet te borgen. Wat ons betreft moet dat. Er is een amendement voor ingediend dat kan rekenen op de steun van de CDA-fractie.
Hoe ver strekt de rijksverantwoordelijkheid voor het Fries? Het Rijk is natuurlijk verantwoordelijk voor onderwijs, cultuur en mediabeleid in algemene zin. De provincie Fryslân bepaalt het beleid voor het Fries en draagt zorg voor de uitvoering ervan. Moet de rijksverantwoordelijkheid geen structurele wettelijke basis krijgen?, zo hoorde ik ook de heer Segers vragen. Ik wijs op de borging dat de provincie Fryslân altijd een geoormerkt deel van het Provinciefonds inzet voor de wettelijke taak ten aanzien van het Fries. Zij draagt zorg voor het naleven van verdragsafspraken. Graag een reactie van de minister. Ik hoorde de heer Segers een motie overwegen. Het lijkt mij goed om daar kennis van te nemen, zodat ik mij er eventueel achter kan scharen. In mijn geschreven tekst staat: ik overweeg op dit punt een amendement. Laten wij eerst maar even kijken hoe het debat verloopt.
De CDA-fractie heeft in het verslag volgens de minister terecht opgemerkt dat het Fries in weinig rechtszaken gebruikt wordt. Dat kon weleens veranderen, en dat zou nog goed zijn ook. Vandaag kon de rechtbank in Leeuwarden iemand niet verstaan, omdat het Fries daar niet werd verstaan. Wel heel toevallig dat dat vandaag was. Het toont aan dat het nog lang niet altijd goed geregeld is. Ik weet niet of de minister daar al op kan reageren. Wel een vraag. In de wetsvoorstellen staat dat dat in de toekomst moet worden geregeld. De minister heeft begrip voor het feit dat dit nog even kan duren. Maar hoe lang duurt dit begrip? Wanneer moeten de rechtbanken de boel op orde hebben? Dat lees ik namelijk niet terug in het voorstel. Ik krijg graag een datum.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Wellicht heeft collega De Rouwe van het CDA andere stukken gehad dan ik. Maar in mijn stukken stond dat er een overgangstermijn van vijf jaar is. Vindt hij dat te lang?
De heer De Rouwe (CDA):
Zelf had ik 1 januari 2015 in gedachten. Ik heb de termijn van vijf jaar gemist – dank voor die informatie van mijn goede collega – maar ik vind die termijn veel te lang.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
We kennen het CDA als een partij die vindt dat zaken financieel goed geborgd en uitvoerbaar moeten zijn. Terecht. Maar hoe denkt het CDA dat in zo'n korte tijd voor elkaar te krijgen?
De heer De Rouwe (CDA):
Met alle respect, maar ik vind dat niet zo'n korte tijd. Ik vind vijf jaar heel lang, terwijl dit al een gebruik is. In de voorstellen hierover staat dat het nauwelijks financiële consequenties heeft. De minister zelf zegt dat het niet eens nodig is om daarvoor een bedrag op te nemen. Als we ons extra inzetten, moet dat binnen de bestaande budgetten kunnen, want we hebben het hier niet over tonnen euro's.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Zo staat het inderdaad in de stukken. Als het vijf jaar duurt, dan kan dat budgettair neutraal worden geregeld. Maar als de heer De Rouwe vindt dat het veel sneller moet, dan zal het niet met gesloten beurzen kunnen. Hoe denkt hij dat op te lossen?
De heer De Rouwe (CDA):
Ik vind dat het veel sneller moet. Vijf jaar vind ik echt lanterfanten van jewelste. In alle stukken wordt vaak terecht gevraagd om in woord en in daad aandacht te besteden aan het Fries. De minister zegt elke keer terecht: dit gaat om zulke kleine bedragen, die hoeven niet apart te worden opgenomen. Als we met zijn allen kunnen vaststellen dat 1 januari 2015 een heel redelijke termijn is – dat is het – dan hoeven we hier niet te kissebissen over de dekking. Voor dat soort bedragen doen we het niet in dit parlement. Het gaat om € 10.000, misschien € 100.000. Dat bedrag wordt niet eens berekend door de minister, omdat hij het kennelijk en terecht niet de moeite waard vindt. Inmiddels spreken wij er al vier minuten over. Dat is een beetje zonde van de tijd.
De zorg voor de Friese taal is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie en Rijk. Mijn fractie is verheugd dat de minister in de nota naar aanleiding van het verslag aangeeft dat hij een coördinerende rol heeft waar het de verplichtingen inzake de Friese taal betreft en dat hij uit dien hoofde in de praktijk betrokken is bij de onderwerpen die de Friese taal aangaan. Deze minister is overigens ook verantwoordelijk voor de volledige digitale overheid anno 2017. Welke rol is daarin weggelegd voor het Fries?
De CDA-fractie wil ook specifieke aandacht vragen voor het onderdeel media. De erkenning van de Friese taal als tweede rijkstaal en de ondertekening van artikel 11 van het Europese Handvest verplichten tot een verbreding en verdieping van de Friestalige programmering. In de context van de aangekondigde integratie tussen landelijke en regionale publieke omroepen zou de bijzondere rol van de Friestalige publieke omroep ten aanzien van het behoud, de bevordering en het levende gebruik van de Friese taal onderkend moeten worden. Dat staat ook in het recente advies van 2 april jongstleden van de Tijdelijke commissie Borging Friese taal in de Media, onder voorzitterschap van oud-Staatsraadslid Rein-Jan Hoekstra. Dat kan door een en ander vast te leggen in de Wet gebruik Friese taal. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister.
Omrop Fryslân speelt in dit verband een belangrijke rol in de overdracht en de ontwikkeling van de Friese taal en cultuur. Terecht hebben het Rijk en de provincie in een bestuursafspraak vastgelegd dat Omrop Fryslân voldoende middelen moet hebben voor een volledige en veelzijdige programmering. Daaronder vallen ook de Friestalige uitzendingen op het landelijke net. Staat de minister, als verantwoordelijk minister voor de bestuursafspraak Friese taal en cultuur, borg voor een goede naleving van de afspraken en een adequate uitwerking van de adviezen van de commissie-Hoekstra?
Wij spreken vandaag over Fryslân en over het Fries, maar niet in heel Fryslân wordt Fries gesproken, bijvoorbeeld in de Stellingswerve. Daar wordt het Stellingwerfs gesproken, een Nedersaksische streektaal. In het verslag heeft de CDA-fractie gevraagd om erkenning van het Nedersaksisch, onder deel III van het Europees Handvest. De minister heeft aangegeven dat de regering de beleidsinspanningen op regionaal niveau ter bescherming en bevordering van het Nedersaksisch zeer verwelkomt, maar hij is bang dat de erkenning extra lasten met zich meebrengt. Dat vinden wij niet. De CDA-fractie vindt dat de beleidsambities ook in de toekomst geborgd moeten worden. Ik overweeg om op dit punt straks een motie in te dienen.
Mevrouw de voorzitter, oant safier, tot zover.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Vandaag wijdt de Leeuwarder Courant, die ik vandaag niet heb kunnen lezen, zeker een column en een artikel aan het feit dat er – je zou kunnen zeggen: na 100 jaar strijd – eindelijk een "Wet Fryske taal" komt. Laten we duidelijk zijn: daar zijn wij hartstikke blij mee. Er zijn echter, zoals altijd, ook sceptici, die vragen wat er nu verandert. Zij zeggen dat het uiteindelijk gaat om een verzameling van veel bepalingen met allerlei wetgeving, waarna we overgaan tot de orde van de dag. Dat is volgens de PvdA juist niet het geval. Ik denk dat het heel belangrijk is dat in deze ene wet, waarmee ook een orgaan wordt ingesteld – het Consultatief Orgaan Fries, dat straks meteen "het Orgaan voor het Fries" gaat heten – een duidelijke structuur voor beleid en regelgeving wordt vastgelegd waarmee continu wordt gestimuleerd dat we het Fries goed en veel meer gaan gebruiken. Daarom vroeg ik collega De Rouwe of hij vijf jaar niet te lang vindt. Omdat al die bepalingen uit andere wetgeving komen, zou je zeggen dat we er misschien morgen al mee kunnen beginnen. We moeten ons echter eerlijk afvragen of er dan genoeg tolken zijn en of dit adequaat is geregeld. Dat hebben we vandaag ook gezien bij de rechtbank.
Ik hoor graag van de minister – dat heb ik in de stukken gemist – of hij een goed beeld heeft van de voorzieningen bij de rechtbanken. De rechtbanken zijn in de loop der jaren misschien een beetje lui geworden, onder het mom van: het moet wel, maar bijna niemand maakt er gebruik van, behalve Thom de Groot, een roemruchte boer, die terecht een soort Kneppelfreed uitlokt. Het is goed om hiervan een goed beeld te krijgen: hoe vaak hebben wij tolken nodig en wat is de juiste wijze van faciliteren? Daar moeten we niet te licht over denken, want als we nu niet een traject in gang zetten, hebben we dit over vijf jaar en ook in 2015 niet voor elkaar. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister.
De leden van de PvdA-fractie hechten sterk aan een praktisch en levend gebruik van de Friese taal. Daaraan kan het gebruik van de taal in het bestuurlijke en juridische verkeer een belangrijke bijdrage leveren. Wij vinden dit echter niet genoeg en wij weten dat de minister dit uiteindelijk ook niet genoeg vindt. Het is van belang dat het Fries goed wordt onderwezen. Het is ook belangrijk dat wij goede Friestalige media hebben: niet alleen Omrop Fryslân, maar ook kranten en allerlei andere media. Een goede cultuur, met literatuur, poëzie en Tryater, onze trots.
De rijksoverheid en de provincie hebben op al deze terreinen tot nu toe drie keer een bestuursafspraak gemaakt. Laatst konden wij dit weer even vieren, maar laten wij wel zijn: het was ook vaak moeizaam. Wij vinden niet dat elke bestuursafspraak in een wet moet worden opgenomen, maar in dit specifieke geval wel. Daarvoor hebben wij een amendement gemaakt, gesteund door in elk geval de fracties van het CDA, de ChristenUnie en D66, dat gaat borgen dat deze bestuursafspraak gewoon onderdeel uitmaakt van deze wet. Het is een instrument waarmee je, heel logisch, om de vijf jaar die afspraken borgt. Wij willen bovendien niet het risico lopen dat er straks ministers komen die zeggen: ach, dat Frysk, we slaan het maar een keer over. Er staat immers nergens dat het maken van een bestuursafspraak verplicht is. Wij willen dit serieus regelen. Daarom verwachten wij steun van de minister voor het amendement. Wij willen dat die bestuursafspraak straks een goede plek krijgt en dat het Rijk, dat eindverantwoordelijk is, samen met de provincie iedere keer weer tot een goede invulling ervan gaat komen.
De voorzitter:
Bent u bijna klaar, mevrouw Jacobi?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Nee.
De voorzitter:
Dan geef ik eerst het woord aan de heer Van Raak voor een interruptie.
De heer Van Raak (SP):
De fractie van de SP zal het amendement ook steunen. Ik ben ook weer zeer onder de indruk van het vuur waarmee mevrouw Jacobi het gebruik van het Fries en de bevordering ervan hier verdedigt, namens de PvdA. Het moet echter niet alleen bij woorden blijven. Er wordt fors bezuinigd door de regering, waar de PvdA deel van uitmaakt, op de regionale omroepen en dus ook op Omrop Frieslân. Wat is wat mevrouw Jacobi hier nu zegt, namelijk dat zij opkomt voor het Fries, waard als zij ondertussen keihard gaat bezuinigen op Omrop Frieslân?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Het gaat vanavond niet over het geld, maar de heer Van Raak heeft natuurlijk best een punt. Wij moeten inderdaad keuzes maken. Laat ik hopen dat wij voor Omrop Frieslân een gedegen pakket hebben en een gedegen positie kunnen neerzetten. Ik kom daar zo nog even terug in mijn betoog. Sommigen hebben gezegd dat zij mogelijk met een motie hierover komen. Dat geldt ook voor mij. Het gaat vanavond over de Wet gebruik Friese taal. Als het straks over de Mediawet gaat, moet er een link gelegd worden. Er moet dan voor worden gezorgd dat Omrop Frieslân een goede positie krijgt met een gevarieerd programma zodat hij al zijn werk goed kan doen. Dat is vanavond niet opgelost, mijnheer Van Raak. Dat weet u ook.
De heer Van Raak (SP):
Heel veel mensen in Friesland zitten nu te kijken naar mevrouw Jacobi van de PvdA en denken: prachtig hoe die opkomt voor de Friese taal. Tegelijkertijd zegt mevrouw Jacobi, met de heer Plasterk en de regering: wij gaan keihard bezuinigen op Omrop Frieslân. Dat is toch niet geloofwaardig? Dat is toch geen goed verhaal? Je kunt toch niet in de ene zin zeggen dat je opkomt voor het Fries en in de andere dat je fors gaat bezuinigen op de omroep? Dat is toch niet overtuigend?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Nee, nou wordt hij mooi. De heer Van Raak gaat hier gewoon keihard de stelling neerzetten dat wij keihard gaan bezuinigen op Omrop Frieslân. Ik moet nog zien waar dat staat. Er is nog niet meer dan een regeling in de maak. Vervolgens komt er nog volop debat – het gaat dan nog steeds niet eens over het geld – over de positie van de Omrop. Daar gaat het allereerst over. Die moet een goed gevarieerd programma kunnen aanbieden, met schooltelevisie en documentaires. Daarna gaat het over de pot geld die erbij komt. De heer Van Raak zegt hier nu dat wij keihard gaan bezuinigen. Nou mijnheer Van Raak, dat zullen wij nog wel zien!
De heer Van Raak (SP):
Maar dan boter bij de vis voor alle Friezen die nu kijken. Ik heb ook een motie liggen, met het verzoek om in elk geval niet te bezuinigen op Omrop Frieslân omdat het een speciale omroep is die een speciale taak heeft om Friese programma's te maken. Hij is ook de enige die dat doet. Een aantal andere collega's heeft ook al aangekondigd zo'n motie te willen maken. Als mevrouw Jacobi het serieus neemt en serieus hart heeft voor de Friese zaak, moet zij die motie van de oppositie medeondertekenen. Boter bij de vis, anders zijn het loze praatjes.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Die vis en die boter die de heer Van Raak daar heeft, die lust ik denk ik niet. Ik ga vanavond geen handtekeningen zetten onder zaken over geld. Ik streef allereerst naar een Omrop Frieslân die een goede positie heeft om zijn werk goed te kunnen doen. Zo genuanceerd is het hier wel. U gaat hier een beetje een verhaal houden dat het allemaal kommer en kwel is en dat we het eigenlijk niet over de taalwet hoeven te hebben. Ik vind dat een verkeerde discussie en daar gaan we dus niet mee verder. Het is mooi geprobeerd, maar het gaat niet door.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik ben bang dat ik er toch nog even op doorga, mevrouw de voorzitter. De plannen om 100 miljoen extra op de omroepen te bezuinigen, slaan voor een groot deel neer bij de regionale omroepen. Zegt de PvdA-fractie dat Omrop Fryslân gevrijwaard moet worden van die heel specifieke aanpak?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Jullie gaan mooi vooruit …
De voorzitter:
Mevrouw Jacobi, wilt u via de voorzitter spreken?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Sorry, voorzitter.
Ik zal de rust en de inhoud en de kwaliteit er weer inbrengen. Wij zeggen dat er een commissie-Hoekstra is geweest. Die ging over de positie van de omroep. Onze minister heeft daar zelf de leiding over gehad. Er zijn drie belangrijke elementen in het advies. Wij vinden dat dat advies uitgangspunt moet zijn in die verdere discussie.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het is mooi dat de PvdA-fractie markeert dat dat het uitgangspunt is. Mijn conclusie zou dan zijn dat de enorme bezuiniging die boven de regionale omroepen en de provinciale omroepen hangt, er wat anders uitziet bij Omrop Fryslân.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ja, dat mag ik hopen. Maar die discussie voeren wij nu niet. We hebben het vanavond niet over de Mediawet. Ik snap alle commotie erover, en ik vind het heel erg als het zo zou zijn dat de regionale omroepen kopje onder gaan in het centrale geheel. Dat wordt bij de Mediawet bevochten. Hier staat geen Randstedeling; wat mij betreft moeten de lokale en regionale omroepen een goede positie hebben. Omrop Fryslân moet dat in het bijzonder hebben, omdat die omroep een speciale rol en taak heeft op het terrein van het stimuleren van het Frysk. Zo is het en zo blijft het, jongens.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Soms kun je met minder geld meer kwaliteit behalen, maar die zaken horen wel allemaal bij elkaar.
De regeling voor het gebruik van de Fryske taal die in dit voorstel geregeld wordt, heeft daarnaast nog een ander aspect. We hebben zelf gevraagd om dat ook op de agenda te zetten. Dit betreft het Nedersaksisch als streektaal. Onder het Nedersaksisch vallen de streektalen die gesproken worden in Noordoost Nederland, het Gronings, Drents, Stellingwerfs, Twents, Sallands, IJssellands, Veluws en Achterhoeks. Meer dan 3 miljoen mensen wonen in een gebied waarin Nedersaksisch wordt gesproken. Er is veel onderzoek gedaan naar het Nedersaksisch, onder andere door de heer Bloemhoff voor wat betreft de provincies Groningen en Drenthe. Hij heeft vastgesteld dat Nedersaksisch echt van deel II van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden overgeheveld moet worden naar deel III, omdat het kan voldoen aan alle bijbehorende verplichtingen.
Het gaat hier niet over geld. Hebt u dat allemaal goed gehoord? Het gaat niet over geld. Dat hebben ze zelf gegarandeerd. Ze hebben gezegd dat het heel belangrijk is voor hun cultuur dat het Nedersaksisch de openstelling voor deel III krijgt. Ik vraag de minister met nadruk om hieraan tegemoet te komen, omdat dit gebied het zelf nadrukkelijk wil. Naar ik meen is dit vorig jaar bij minister Spies aan de orde geweest. Zij heeft het afgewezen. Nu blijkt dat er allemaal ambtelijke koppen dan wel toppen op dit traject zijn gezet. Ambtenaren doen goede dingen maar in dit geval hebben zij het niet goed gedaan, want er hoeven helemaal geen koppen op. De streek kan dit zelf heel goed behartigen. Wij willen echt de minister aansporen om het Nedersaksisch de steun te geven van deel III van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Dat zou de gebieden en de mensen die deze streektaal spreken een heel grote deugd doen. Ik reken op uw steun, minister.
De voorzitter:
Bent u klaar met uw betoog?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Nee, voorzitter.
De voorzitter:
Nee? Ik zie namelijk dat mevrouw Berndsen een vraag heeft. Het is misschien handig als u eerst afrondt, mevrouw Jacobi.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Afhankelijk van de antwoorden van …
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter, mijn vraag gaat over wat er zojuist is gezegd.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Berndsen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Mevrouw Jacobi kan wel zeggen dat we het niet over geld gaan hebben, maar zij was de eerste die een interruptie pleegde op de heer De Rouwe om hem te vragen wat het wel niet ging kosten. Ik vind het daarom ook terecht dat ik nu het volgende aan mevrouw Jacobi vraag. Zij wil dit nu wel, maar de minister heeft in de nota naar aanleiding van het verslag geschreven dat hij dit niet wil omdat er absoluut een financiële componenten aan vastzit. Hoe kun je iemand vragen naar financiële dekking terwijl je zelf met een voorstel komt zonder financiële dekking?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Vragen staat vrij als je iets in je voordeel wilt halen. Het was meer inventariserend bedoeld. En ik weet niet of mevrouw Berndsen de stukken goed gelezen heeft, maar daarin staat expliciet dat de aanvragers van dit geheel geen verdere financiële steun willen en hoeven. Dus wie ben ik dan om te zeggen dat dat moet?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Als je iets gaat erkennen, dan brengt dat ook verplichtingen met zich mee. Die verplichtingen kosten geld. Ik kreeg van de week een standje van de minister omdat ik een ongedekte motie zou hebben ingediend. Dus als die verplichtingen geld met zich meebrengen, waar dekt mevrouw Jacobi die dan mee?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Mevrouw Berndsen gaat nu op de stoel zitten van mensen die zelf hebben gezegd: het gaat ons niet om de financiële steun maar om de erkenning. De heer Gerritsen, burgemeester van Haaksbergen, heeft hier een grote lobby voor gehouden. De gedeputeerde van Drenthe heeft hier ook een grote lobby voor gehouden. Zij zeggen allemaal: het gaat ons niet om het financiële maar om de cultuur. Als zij zelf bereid zijn om het geld daarvoor neer te leggen, wie zijn wij dan om te zeggen dat de minister er geld voor vrij moet maken? De minister zou hier een heel goede link kunnen leggen door te zeggen: ik wil de erkenning geven maar dat betekent wel dat het gebied het zelf financieel moet ophoesten. Daar kun je een akkoord over tekenen. Dat kan in dit land.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik wacht het antwoord van de minister af, want ik denk dat dit toch verplichtingen voor het Rijk met zich meebrengt, omdat het een officiële erkenning gaat worden. Maar ook ik wacht het antwoord van de minister af.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Wat ik wilde zeggen over de media heb ik al bij interruptie gedaan. Wij wachten even de reactie van de minister af op de vraag wat hij doet met het rapport van de commissie-Hoekstra en de link tussen de taalwet en de Mediawet.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Het Fries maakt Friezen tot Fries. Weinig dingen zijn zo belangrijk voor je identiteit als je taal. Daarom is de SP heel blij dat elke Fries in het Fries met de overheid moet kunnen spreken evenals met de rechter. Wij hebben vandaag gezien hoe hard dat nodig is. Volksvertegenwoordigers in Friesland moeten ook Fries kunnen spreken. Ook krijgen wij een nieuw orgaan voor de Friese taal dat de overheid kan adviseren over de bescherming en ontwikkeling van het Fries. Ik ben heel blij dat op deze manier een discussie van 60 jaar wordt afgerond.
Ik ga mijn bijdrage niet in het Fries doen. De heer Segers begon zijn bijdrage wel in het Fries, maar ik ben geen Fries. De SP heeft eerder wel een schriftelijke bijdrage in het Fries gedaan. Dat heb ik niet gedaan, geef ik hier eerlijk toe. Dat was van de hand van mijn collega Farshad Bashir, die niet alleen Farsi spreekt maar ook Fries. Het Fries krijgt gelijke rechten als het Nederlands binnen Friesland, maar Friezen wonen niet alleen in Friesland. Ook elders in het land wonen mensen die zich nauw verbonden voelen met de Friese identiteit en taal. Heeft de regering ook overwogen hun dezelfde rechten te geven?
Het beschermen van een taal is mooi, maar als het nodig is om een taal te beschermen is dat minder mooi. Hoe levend is het Fries? Kan de minister aangeven hoe het gaat met de ontwikkeling van het Fries, vooral bij jongere gebruikers? Voor het behoud en de ontwikkeling van een taal is het belangrijk dat deze taal op academisch niveau wordt ontwikkeld en onderwezen. Hoe staat het bijvoorbeeld met de studie Friese taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen? Ik vrees dat deze studie door bezuinigingen steeds meer onder vuur zal komen te liggen, maar ook doordat de opleiding voor mensen onbetaalbaar dreigt te worden. Wat vindt de minister van het idee om een academische studie Friese taal en cultuur mogelijk te maken in Friesland zelf? Ik denk bijvoorbeeld aan een dependance van de Rijksuniversiteit Groningen. Het is toch heel raar dat Friezen met de trein naar Groningen moeten om Fries te studeren?
Bezuinigingen bedreigen ook de Friese media. Gelukkig heeft Friesland nog twee regionale kranten. Dat is uniek in Nederland. Maar net als voor de andere regionale omroepen dreigen ook voor Omrop Fryslân grote bezuinigingen. Is de minister het met de SP eens dat Omrop Fryslân een bijzondere positie heeft, omdat het de enige publieke omroep is die programma's maakt in het Fries? Het zou toch wel heel dubbel en cynisch zijn als de regering met deze wet vandaag het gebruik van het Fries wil bevorderen, maar zij door bezuinigingen uitzendingen in het Fries door Omrop Fryslân bijna onmogelijk maakt? Ik vind het ook een beetje cynisch als iemand hier vol vuur verdedigt dat het Fries meer gebruikt moet kunnen worden, maar ondertussen weigert om haar handtekening te zetten onder een voorstel van de Tweede Kamer om in ieder geval niet te bezuinigen op Omrop Fryslân. Ik vind dat niet geloofwaardig.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Aan populisme geen gebrek, als ik dit hoor. We hebben het hier over de taalwet. Ik wil graag weten wat de SP vindt dat er moet gebeuren met het rapport van de commissie-Hoekstra en in hoeverre die taalwet gelinkt moet worden. Daar hoor ik de SP helemaal niet over. Die schiet gewoon 60 schijven verderop en roept dat iemand die niet haar handtekening onder geld zet, niet deugt. Ik denk dat de SP wat genuanceerder zou moeten zijn. Is de heer Van Raak bereid om eventjes die stappen te zetten? Dan heb je Omrop Fryslân namelijk pas echt geholpen. Dat ontbreekt in het betoog, en dat vind ik ook een beetje vals.
De heer Van Raak (SP):
Hoe durft mevrouw Jacobi mij van populisme te beschuldigen terwijl zij hier zegt dat zij opkomt voor Friesland en de Friese taal en ondertussen Omrop Fryslân in de stront laat zakken! Hoe durft zij mij van populisme te beschuldigen terwijl het heel populistisch is om te zeggen dat je opkomt voor Friesland, maar je ondertussen de omroep kapot wilt bezuinigen! Dat is populisme en dat accepteer ik niet.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ja, voorzitter, zulke debatten leveren wel iets op voor ons land! Maar ik sta hier voor de omroep. De omroep is ermee gediend dat er een goed programma komt, de omroep is ermee gediend dat er een bijzondere positie komt en de omroep is er ook mee gediend dat hij voldoende geld krijgt. Als we daar nu eens mee beginnen, zijn we misschien wel weer vrienden.
De heer Van Raak (SP):
Omrop Fryslân is niet gediend met loze praatjes van de Partij van de Arbeid. Daar zijn de Friezen niet mee gediend. Zij zijn gediend met mooie programma's in het Fries, liefst in heel Nederland. En Omrop Fryslân is vooral gediend met de handtekening van mevrouw Jacobi – boter bij de vis – om er vanavond voor te zorgen dat er niet bezuinigd wordt op Omrop Fryslân. Als die handtekening er niet komt, zijn het alleen praatjes van mevrouw Jacobi.
De SP is blij dat de regering het behoud en het gebruik van het Fries als officiële taal wil bevorderen, maar Friesland is niet het enige deel van ons land dat officieel tweetalig is. Dat geldt ook voor Bonaire, waar naast het Nederlands het Papiaments wordt gesproken, en natuurlijk voor Saba en Statia, waar men vooral Engels spreekt. Ook Papiaments en Engels zijn officiële talen. Is de minister van Koninkrijksrelaties van plan om het gebruik van deze talen op de eilanden op een soortgelijke manier te bevorderen?
Met deze wet komt de regering tegemoet aan eisen die aan ons land worden gesteld in het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Naast de erkende, officiële talen hebben wij ook talen die worden gesproken door die minderheden. De minister noemt in de stukken bijvoorbeeld het Nedersaksisch en het Limburgs. Kan de regering aangeven of deze wet ter bevordering van het gebruik van het Fries aanleiding is geweest om ook te komen met voorstellen om deze talen beter te beschermen?
Ten slotte. Ik zag dat de regering in de opsomming van talen van minderheden wel het Limburgs noemt, maar niet het Brabants. Als Brabander wil ik toch ook even vragen of dat misschien gebaseerd is op een misverstand.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter. Ik heb niets tegen het Fries, als iedereen maar snapt dat het als taal net zo'n sprookje is als de Efteling in het Brabantse Kaatsheuvel.
Dat zijn geen woorden van mij, maar van deze minister toen hij nog columnist was bij het programma Buitenhof. Het was geen taal, maar een dialect. Het Fries zou heel gewoon Nederlands zijn, fonetisch opgeschreven en met wat dialectuitspraak zoals in heel Oost- en Noord-Nederland bestaat. Nog wat leenwoorden en veel gemaakte spelfouten erbij en het husseltje is klaar. Dat is wat de minister toen vond van de tweede rijkstaal, het Fries. Maar sprookjes lopen altijd goed af. Ze leefden nog lang en gelukkig. Zo gaat het ook met het Fries en met de minister. Oft om dit mar ris op syn Frysk te sizzen, mearkes rinne altiten goed ôf: se libben noch lang en lokkich. En sa giet it ek mei it Frysk en dizze minister. De VVD is dan ek tige wiis dat krekt dizze minister de Fryske taalwet behanneled. Eins hoopje ik dat der dochs in lyts bytsje fereale is op ús taal. Voor degenen die dat niet verstaan: de VVD is erg blij dat juist deze minister de Friese taalwet behandelt en eigenlijk hoop ik dat hij toch een beetje verliefd is geworden op onze taal.
De oorsprong van deze taal ligt op Kneppelfreed of Knuppelvrijdag. Toen raakten demonstranten, nieuwsgierigen en journalisten op het Zaailand in Leeuwarden bij het gerechtsgebouw slaags met de politie over het gebruik van het Fries in de rechtbank. Heel veel zaken kun je in onderling goed overleg oplossen als het gaat om het gebruik van jouw taal. Niet overal hoeft de overheid aan te pas te komen met regels. Ik zeg weleens dat een Friestalige hit van De Kast of Twarres veel meer doet voor het Fries dan welk taalbeleid dan ook. De basisrechten moet je echter wel vastleggen, zodat de spelregels voor iedereen duidelijk zijn. Het is goed dat nu in een taalwet de gelijkschakeling van het Fries en het Nederlands in de provincie Fryslân overzichtelijk en helder wordt geregeld. Dit in navolging van de Welsh Language Act in Wales, maar ook van taalwetten in Ierland en Finland. De VVD kan zich dan ook goed vinden in de opzet van de Wet gebruik Friese taal. De wet richt zich vooral op het Fries in het rechtsverkeer en het bestuurlijk verkeer en is een pragmatische en realistische opzet en invulling van de afspraken uit het regeerakkoord van Rutte I. Met de bestuursafspraak Friese taal en cultuur ligt er eigenlijk een compleet pakket, ook met financiering eronder.
In het voorliggende wetsvoorstel wordt een uitzondering gemaakt voor gemeenten waar de Friese taal niet de dagelijkse omgangstaal is. En dat is goed wat ons betreft. Het gaat dan om Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland en Weststellingwerf. Ooststellingwerf krijgt geen uitzonderingspositie. Wij zijn wel benieuwd wat het standpunt van de gemeente zelf was. Zou de minister een uitzonderingspositie willen creëren als de gemeente dat eventueel zou willen?
Er is ook veel discussie over de vraag of de bestuursafspraak Friese taal en cultuur in de wet verankerd zou moeten worden. Ik ben benieuwd naar het standpunt van de minister hierover en of hij vindt dat dit iets toevoegt aan de bestaande stukken. Het handvest voor minderheidstalen geeft natuurlijk ook al een basis daarvoor.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik snap de vraag of dit verankerd moet worden, maar tegelijkertijd hebben we de laatste jaren gezien hoe moeilijk bestuursakkoorden van de grond kwamen. We hebben ook weleens gezien dat afspraken uit het verleden op het laatste moment gewijzigd werden. Zou dat niet voldoende reden zijn om een tandje bij te zetten en het te verankeren?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij wordt de bestuursafspraak gemaakt tussen het Rijk en de provincie. Er zijn dus altijd twee partijen die het met elkaar eens moeten zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik denk dat het handvest wel een basis biedt, want er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de provincie voor de Friese taal. Als ik echter bekijk hoe het verankerd zou moeten worden in de wet, dan kun je ook afspreken dat de provincie nog met een bepaald bedrag moet komen. En dat is dan de afspraak. Inhoudelijk zegt dat dus niet zo veel over de afspraak die er moet komen te liggen. Het gaat er vooral om dat er een zinnetje in staat over die bestuursafspraak. Ik ben echter wel benieuwd hoe de minister hiertegen aankijkt. Voegt dit iets toe aan de basis? Wat mij betreft gaat het om de inhoud van de afspraak en de manier waarop je daarmee omgaat.
De heer De Rouwe (CDA):
Daar ben ik het mee eens, maar het ging nogal eens met horten en stoten. Ook de Friese Staten, waarvan mevrouw De Vries heel mooi onderdeel heeft uitgemaakt, hebben terecht gewezen op het punt dat we dit van de grond moeten krijgen en dat we hier druk achter moeten zetten. We kunnen het vandaag regelen met zijn allen. De PvdA heeft zich hier al positief over uitgesproken, net als mijn fractie. Het zou zeer welkom zijn als de VVD zich hierbij aansluit. Dan hebben we er geen discussie meer over en weten we dat het verankerd is. Het stond tenslotte niet voor niets oorspronkelijk in de tekst. Eigenlijk weten wij al wat de minister gaat zeggen, want hij heeft het al een beetje beschreven. Ik wil mevrouw De Vries dus aansporen om, wat de minister ook zegt, dit gewoon in de Kamer af te spreken en vast te leggen in de wet.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik wil graag eerst de reactie van de minister horen. Ik weet inderdaad dat het de afgelopen tijd heel moeizaam gegaan is met de bestuurafspraak Friese taal en cultuur, maar ik weet ook dat dit niet alleen aan het Rijk lag. Het is ook een kwestie van onderhandelen totdat er iets ligt wat voor beide partijen haalbaar en betaalbaar is. Er ligt nu een heel uitgebreide bestuursafspraak Friese taal en cultuur. Het is er uiteindelijk dus toch van gekomen. Ik ben echt benieuwd naar de reactie van de minister. Vindt hij dat dit iets toevoegt? Er ligt nu een heel goed totaalpakket voor Friesland.
Ik kom nu bij iets totaal anders, namelijk het Nedersaksisch. Eigenlijk is het niet iets anders, want het is ook een heel mooie streektaal. De afgelopen tijd heb ik daar heel warme pleidooien voor gehoord van een actieve lobby. De VVD bewondert en waardeert die inzet. Het Nedersaksisch is ook al op een bepaalde manier erkend, zie het tweede onderdeel van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Men wil hiervoor nu dezelfde erkenning als voor het Fries. Tot nu toe is de minister daar geen voorstander van. Het lijkt erop dat er daardoor zwaardere verplichtingen op de domeinen onderwijs, bestuur, rechtspraak en cultuur komen te liggen. De voorstanders hebben met een onderzoek aangetoond dat dit niet het geval is. Ik hoor graag van de minister wat daar nu van waar is. Welke verplichtingen voor het Rijk komen er voort uit de erkenning van deel drie, van het Nedersaksisch dus? Welke extra kosten komen daaruit voort?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Mevrouw De Vries zegt dat hieruit dezelfde verplichtingen voortvloeien als voor het Fries. In de stukken staat juist dat dit niet zo is. Wij snappen en zien dat er geen erkenning voor het Nedersaksisch als bestuurstaal is, zoals voor het Fries. Dat staat er expliciet bij. Het is niet hetzelfde.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het gaat in beide gevallen om erkenning van deel III van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Je kunt kiezen, welke zaken je daarin wilt regelen. De Raad van Europa gaat meekijken bij deel drie en daar zullen sowieso extra activiteiten uit voortkomen.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Het gebied zelf en ook de Rijksuniversiteit Groningen kunnen aan alle verplichtingen voldoen. Er is volle motivatie. Toenmalig collega-Kamerlid Henk Kamp, de huidige minister, is nog van deur tot deur gegaan om voor deel II te vechten. Wat houdt de VVD nog tegen om hieraan steun te verlenen?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik wil graag weten welke extra verplichtingen voor het Rijk er eventueel uit voortkomen en welke kosten dit met zich brengt. Ik voeg hier nog een laatste vraag aan toe. Nedersaksisch wordt ook over de grens gesproken. Hoe zit het daar met de erkenning onder het handvest van minderheidstalen? Is Nedersaksisch daar via onderdeel twee of onderdeel drie erkend? De VVD is daar benieuwd naar. Dit bepaalt uiteindelijk de afweging.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Jacobi.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
In alle gegevens die wij hierover hebben gekregen – dat zijn hele pakken papier – lijkt het erop dat er geen financiële steun wordt gevraagd, maar dat het vooral gaat om culturele steun. Is dat voor de VVD voldoende om dit te steunen, als zo meteen uit het antwoord van de minister blijkt dat hij ertoe bereid is, maar er bijvoorbeeld geen geld bij zal doen?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het gaat mij om de verplichtingen die wij op ons nemen. Als je iets afspreekt, moet je ook bekijken welke verplichtingen je op je neemt. Mevrouw Jacobi kan wel zeggen dat er geen financiële steun wordt gevraagd, maar ik heb deze vraag expliciet aan de minister gesteld. Ik wacht zijn antwoord af.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Ruim 60 jaar geleden stond de Friese journalist Fedde Schurer terecht. Hij had een kantonrechter die net deed alsof hij geen Fries verstond, een kinderachtig, beledigend en treiterend optreden verweten. De rechtszaak eindigde in de slag op het Zaailand. Mevrouw De Vries sprak er ook al over. De gang van zaken en met name het harde optreden van de politie zorgen voor veel verontwaardiging in Friesland. Om de onrust weg te nemen, besloot de regering de Friezen tegemoet te komen. Deze dag, die de naam "Kneppelfreed" kreeg, is zodoende het startpunt van de emancipatie van het gebruik van het Fries in onderwijs, bestuur en rechtsverkeer. De wet die nu voorligt, heeft als doel te garanderen dat iedereen in Fryslân gebruik kan maken van het Nederlands of Fries in de rechtszaal en in het contact met bestuursorganen. De D66-fractie onderschrijft die doelstelling. Dat neemt niet weg dat we nog enkele vragen en opmerkingen hebben.
Met het aanvaarden van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden en het ratificeren van het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden heeft het Rijk zich verplicht om het Fries als tweede taal in de provincie Fryslân te bevorderen en in stand te houden en de positie van Friezen als nationale minderheid te beschermen. Wat D66 betreft geeft dit ook de juiste verhoudingen aan: het Rijk is eindverantwoordelijk voor de tweede rijkstaal en alles wat daarbij komt kijken. Natuurlijk, de provincie kan het beleid meebepalen en voert het grotendeels uit, maar het Rijk blijft te allen tijde verantwoordelijk. Het lijkt er nu een beetje op dat de provincie zegt: geef ons maar geld en wij regelen het wel. Wij moeten er echter voor waken dat de verantwoordelijkheid van het Rijk en de daarmee gepaard gaande middelen vervagen. Is de minister dat met mijn fractie eens? Hoe waarborgt hij dat de rijksbijdrage een structurele basis krijgt?
De minister verwijst in het voorstel meermaals naar Finland, Ierland en Wales. Deze landen kennen vergelijkbare wetten. Het nieuwe orgaan voor de Friese taal is bijvoorbeeld gemodelleerd naar Welsh voorbeeld. Gaan deze landen op sommige punten ook verder in het beschermen en stimuleren van minderheidstalen en, zo ja, waarom volgt Nederland dat voorbeeld niet? Wat zijn de budgetten die in deze landen beschikbaar worden gesteld voor dit doel? Hoe verhoudt zich dat tot de Nederlandse inspanningen?
Valt de politie ook onder het begrip bestuursorgaan? Ik ben dat in de stukken nergens expliciet tegengekomen. Ik weet uit eigen ervaring dat het in het Friese korps een goed gebruik was dat Friese politiemensen geacht werden het Fries passief te beheersen. Hoe gaat dat nu met het nationale politiekorps? Er is namelijk geen Fries politiekorps meer. De drie noordelijke provincies hebben nu samen één meldkamer. Wij hebben daarbij gezien dat het lastig is om mensen die in een moeilijke situatie verkeren, in hun eigen taal een mededeling te doen.
Hetzelfde probleem geldt voor het Fries in het rechtsverkeer. Ik maak mij hierover ernstige zorgen. Justitiestad Leeuwarden wordt langzaam maar zeker uitgekleed. Bij de herziening van de gerechtelijke kaart gaan heel wat functies uit Leeuwarden verdwijnen. Ik vrees dat daarmee ook de mogelijkheid verdwijnt om Fries te spreken in de rechtszaal, omdat daar minder mensen zullen zijn die het Fries beheersen. Hoe garandeert de minister dat het gebruik ook in de toekomst met deze schaalvergroting kan blijven bestaan?
Nu wij het toch over bestuurlijke opschaling hebben, vraag ik de minister het volgende. Wij regelen vandaag dat iedereen in de provincie Fryslân het Fries kan gebruiken in contact met de overheid, maar wat als de provincie opgaat in een groter landsdeel, zoals de minister op lange termijn voor ogen heeft? Mijn fractie heeft hierover schriftelijke vragen gesteld, maar deze zijn in de nota niet beantwoord. Hoe ziet de minister de Europese verplichtingen ten opzichte van de Friezen in het licht van bestuurlijke opschaling?
Er zijn in Fryslân meerdere organisaties die zich bezighouden met het beschermen en stimuleren van het Fries. Ik denk aan de Afûk, de Fryske Akademy, het Europeesk Buro foar Lytse Talen en de Ried fan de Fryske Beweging. Veel van deze organisaties hebben ook advies geleverd voor dit voorstel. Het is mijn fractie echter nog niet duidelijk hoe het nieuwe orgaan voor de Friese taal zich verhoudt tot deze organisaties. Ik vraag de minister of hij daarop nog kan ingaan.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik heb begrepen dat de minister direct kan antwoorden.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Het is een feestelijke avond, omdat een traject dat meer dan een halve eeuw geleden is gestart, nu uiteindelijk leidt tot het in de wet vastleggen van de positie van de Friese taal, bijvoorbeeld in de interactie van burgers met het bestuur, in de rechtspraak en op een aantal andere terreinen. De Friezen zijn in Nederland de enige erkende nationale minderheid en zijn als zodanig beschermd onder het Kaderverdrag inzake de bescherming van de nationale minderheden. Daarbij is het Fries dus ook erkend als tweede rijkstaal in de provincie Friesland. Het is ook erkend in het Europese handvest onder de categorie III; daar kom ik zo dadelijk nader op terug naar aanleiding van de vragen over het Nedersaksisch.
Ik loop kort langs wat in de wet verankerd wordt. Ook zal ik nog iets zeggen over de bestuursafspraken die ik onlangs met de gedeputeerden in Friesland heb kunnen sluiten. Deze wet legt dus vast dat er een orgaan voor de Friese taal komt, naar het voorbeeld uit Wales. Voorts legt hij vast dat de provincie Friesland twee officiële talen heeft, namelijk het Nederlands en het Fries, en dat er een aanscherping komt van de bepaling inzake het opstellen van regels over het gebruik van de Friese taal door de decentrale overheden; dat wordt een verplichting. Toegevoegd is dat bij strafzaken in de dagvaarding, de oproeping en de uitnodiging voor de zitting moet worden vermeld dat de betrokkenen het recht hebben om op de zitting in het Fries te spreken. Ik kom terug op de vragen daarover, maar dit geldt dus vanaf nu, in deze wet, en niet pas over vijf jaar. Nieuw is de bepaling dat in de openbare registers de in de Friese taal gestelde stukken samen met de vertalingen worden ingeschreven. In een aantal wetten wordt bijvoorbeeld ook de eed in het Fries met zoveel woorden uitgeschreven. Als nu iemand wil zweren in het Fries, dan wordt de tekst daarvan, zoals dat ook in het Nederlands gebeurt, door de wet voorgeschreven. Kortom: op allerlei niveaus wordt de Friese taal nu in de wet verankerd.
Daarnaast zijn er onlangs op een feestelijke bijeenkomst in Friesland bestuursafspraken gesloten tussen mij en gedeputeerde Jannewietske de Vries. Dat heeft veel om het lijf, bijvoorbeeld dat het Fries in de hele leerlijn vanaf het begin tot de universiteit is verankerd. Om bij het laatste te beginnen: er is verzekerd dat in de komende jaren Fries kan worden gestudeerd in de nieuwe bachelor-masteropleiding aan de universiteit van Groningen. Het is overigens aan de universiteit van Groningen, omdat dit de enige universiteit in de drie noordelijke provincies is. Dat wordt door het Rijk ondersteund door een bijdrage van 120.000 euro per jaar in de komende zes jaar. Het primair onderwijs wordt versterkt. Het zat daar al in de eerste zes jaar van het curriculum, maar dat is nu aangevuld, zodat het ook in de laatste twee jaar van het primaire onderwijs zit. In het voortgezet onderwijs wordt een budget van 65.000 euro per jaar beschikbaar gesteld voor het vak Fries in het onderwijs. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt voor de media en de rechtspraak. Mocht er overigens ooit sprake zijn van wat voor herindeling dan ook, dan wordt vastgelegd dat provincie en Rijk zich sterk zullen maken voor de bescherming van de Friese taal, los van de bestuurlijke context. Bij verkiezingen kan de kandidaatstelling Friestalig gebeuren, ook op de formulieren et cetera. In het kader van die bestuurlijke afspraken is dus een stevig pakket vastgesteld.
Drie onderwerpen, die door vele sprekers zijn aangesneden, zal ik als eerste bespreken. Daarna zal ik de individuele sprekers langsgaan. De bestuursafspraken vormen een substantieel pakket. Aanvankelijk hadden mijn voorgangers in de wet het voornemen opgenomen om die bestuursafspraken elke vijf jaar te maken. Op advies van de Raad van State is dat er door mijn voorgangers uitgehaald. Aldus is het wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden, maar ik hoor goed wat de Kamer daarover zegt. Er is ook een amendement ingediend. Mevrouw De Vries heeft al gezegd dat dit wellicht symbolische waarde heeft. Dat is ook een waarde, zo antwoordde mevrouw Jacobi. Er is in ieder geval de verplichting om die afspraken elke vijf jaar te maken. Wat er dan in komt te staan, is natuurlijk aan degenen die die afspraken op dat moment maken. Ik heb geen ander voornemen dan om die afspraken over vijf jaar opnieuw te maken. Als er wordt gezegd dat het beter in de wet kan worden vastgelegd, dan is dat op zich een ondersteuning van het beleid. Wat mij betreft stuit dat niet op bezwaren.
Het tweede punt dat door velen werd aangesneden, is Omrop Fryslân. In het kader van mijn coördinerende rol kan ik verwijzen naar het feit dat er om precies te zijn op 26 juni – dat is dus over drieënhalve week – een Kamerdebat, een algemeen overleg, is met mijn collega de staatssecretaris van OCW over de positie van Omrop Fryslân. Ik verwijs de Kamer daar toch naar. Je moet er altijd voor oppassen dat coördineren niet betekent dat je het wegschuift, maar dat debat is al gepland en staat in de agenda. Daar ligt het voor, inclusief het advies van de commissie-Hoekstra. Het is aan de staatssecretaris, wiens portefeuille dit is, om in samenspraak met de Kamer te bekijken hoe dit zijn beslag krijgt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat staat toch in een iets andere context. Het staat namelijk in de context van de dreigende bezuiniging en de samenwerking tussen de regionale omroepen en de landelijke omroep. Dat gaat dus over een herziening van de Mediawet, waarbij Omrop Fryslân inderdaad misschien eens een keertje langs zal komen, maar in ieder geval niet in relatie tot bijvoorbeeld het belang van die omroep voor de taal. Is het niet wijs en verstandig om daaraan juist in het kader van deze wet wel aandacht te besteden?
Minister Plasterk:
Wij doen er inderdaad juist aan om te signaleren dat de Friese omroep van belang is. Dat is ook in de recente bestuursafspraak door mij samen met de betrokken gedeputeerde verankerd. Bijvoorbeeld is afgesproken dat programma's van de Friese regionale omroep tot 1 januari 2017 in aanmerking komen voor steun uit centrale fondsen op het gebied van omroepproducties, zoals het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties. Dat geldt ook voor televisiedramaproducties. Die komen ook in aanmerking voor subsidies uit het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties. Ik heb zojuist ook in de eerste termijn van de Kamer diverse sprekers ervoor horen pleiten om het budget niet te veranderen. Dat is het budget dat geparkeerd staat op de begroting van OCW. Dan lijkt het mij toch redelijk om te verwijzen naar de behandeling over drie weken waar de betrokken bewindspersoon namens het kabinet, en dus ook namens mij, spreekt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Zou het, los van het budget, niet verstandig zijn om die afspraken van het bestuursakkoord uit te werken en de Kamer daarover te informeren? Is het niet verstandig om de Kamer te informeren over het belang van de omroep daar voor de provincie, over zijn positie en over de vraag op welke manier die een wat andere positie heeft vanwege de taal dan de andere regionale omroepen?
Minister Plasterk:
Ik zou dat toch in samenhang met de andere regionale omroepen willen bezien, ook omdat, naar ik meen, ook de heer Segers in zijn eerste termijn heeft bepleit dat voor nog 3 miljoen Nederlanders het Nedersaksisch een vergelijkbare erkenning krijgt. Ik wil niet zeggen dat dit tot vergelijkbare afspraken over de regionale omroepen van Overijssel, Groningen en Drenthe moet leiden, maar het lijkt mij wel de plek om in de context van dat debat te vragen wat, als wij zo tegen die verschillende talen aankijken, dit betekent voor de budgetten van die omroepen.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Deze minister is de minister van de taalwet en van het Frysk. Hij heeft de commissie-Hoekstra in feite geregisseerd. Nu zijn er drie belangrijke elementen uit dat advies te halen over het programma, de positie en de specifieke verantwoordelijkheid dat de omroep een essentiële pijler is in het taalbeleid. Ik zou graag zien dat de minister contact zoekt met staatssecretaris Dekker, die over de Mediawet gaat, en hem zegt: ik wil heel graag dat jij deze drie elementen als uitgangspunt neemt in de discussie specifiek over Omrop Fryslân. Wij hoeven niet de hele wereld erbij te halen, want het gaat specifiek over deze omroep. Kan de minister hem zo dus zeggen dat positie, programmering en stimulering de pijlers moeten zijn en dat dit de opbouw is zoals die moet plaatsvinden? Ik ben het dus helemaal niet eens met mijn SP-collega. En aan het eind van de rit heb je het dan over geld. Kan de minister mij garanderen dat hij contact zoekt met zijn collega om dit voor elkaar te krijgen?
Minister Plasterk:
Ik zeg mevrouw Jacobi toe dat ik dit met mijn collega zal bespreken en nog eens zal bepleiten, voor zover hij dat zelf niet al had bedacht, om het advies van de commissie-Hoekstra te betrekken bij zijn reactie en bij het debat dat hij daarover met de Kamer zal voeren.
Ik kom op het Nedersaksisch. Ik heb zelf in een eerdere incarnatie, namelijk als minister van OCW, het recht gehad om het eerste exemplaar van het woordenboek van het Nedersaksisch in ontvangst te nemen. Dat was bij de Rijksuniversiteit Groningen. Ik denk dat het Nedersaksisch als taal of eigenlijk als groep van talen – het Drents, Gronings en Twents verschillen ook weer van elkaar – erkenning verdient. Het verdient het ook om gerespecteerd en onderhouden te worden. Ik kom daar zo nog op terug. De vervolgvraag was of dat ook een erkenning zou moeten zijn als categorie III-streektaal, zoals onder het Europees Handvest is gebeurd. Het is nu een categorie II-streektaal. Ik moet de heer Van Raak teleurstellen: het Brabants is dat niet, evenmin overigens als de taal van mijn jeugd, het Haags. Ik ben geboren en getogen in Den Haag, zeg ik dan maar op zijn Haags. Als je in Den Haag "de asbak" buiten zet, dan is dat niet een asbak maar een vuilnisbak. Het Haags heeft een heel eigen vocabulaire. Ik zou er helemaal over kunnen losgaan, maar het is niet erkend als streektaal, ook niet onder categorie II. Je hebt Ut Groen-Geile Boekie, met daarin het Haagse idioom. Maar noch voor ons Hagenaars, noch voor de Brabanders is die erkenning er. Die is er wel voor het Nedersaksisch en dat brengt het een en ander met zich.
Degenen die hebben gezegd dat de categorie III-erkenning afdwingbare rechten met zich brengt, hebben gelijk. Laten we er maar eens enkele noemen. Sowieso is er natuurlijk de verplichting om op school les te geven in die taal. Daar moet dus ruimte voor worden gemaakt: daar moeten docenten voor zijn en er moeten uren voor worden ingeruimd. Daar is een budget voor nodig. Ook is er het recht voor docenten en studenten om les in het Nedersaksisch te geven respectievelijk te krijgen voor een andere taal. Het kan dus een instructietaal blijken te zijn. Dan moet er ook lesmateriaal zijn voor al die 3 miljoen Nederlanders, althans voor degenen die er prijs op stellen. Het moet er toch zijn voor natuurkunde en biologie in het Nedersaksisch. Dat geldt ook voor de positie van het Nedersaksisch in de rechtspraak. We komen daar dadelijk nog op. Ook ik heb gedeputeerde Munniksma op bezoek gekregen. Hij zegt: daar gaat het mij niet om, die consequentie hoeft het voor mij niet te hebben. Als je echter tot die erkenning komt, dan ben je volgens het verdrag verplicht om op dat soort punten daaraan uitvoering te geven. Je krijgt elke vier jaar – ik kijk ook even naar de heer Segers, die altijd kritisch is over de rol van Europa bij dit soort dingen – een visitatie van Europa om te bekijken of je op al die 35 punten uit het handvest voldoet aan de verdragsverplichtingen. Ik kan dus niet antwoorden dat de gedeputeerde dat niet nodig vindt, want we hebben ons dan als Rijk verplicht om op al die punten daaraan tegemoet te komen.
Mijn oordeel is hetzelfde als mijn voorgangster van CDA-huize, die hier ook al naar heeft gekeken. Ik heb opnieuw een ronde langs de departementen gemaakt. Die inventarisatie levert op dat het op allerlei terreinen, bijvoorbeeld bij justitie en in het onderwijs, consequenties heeft die diep ingrijpen, ook budgetconsequenties. Als het de Kamer gaat om wat de deel II-status met zich brengt, dan is het antwoord: erkenning, eerbiediging, bevordering en de erkenning dat het gaat om een culturele verrijking. Op al die terreinen kunnen we dus helemaal los – en "we" is dan het Rijk, de provincie en iedereen die dat wenst – zonder dat we voor die categorie III-erkenning hoeven te kiezen.
De heer De Rouwe (CDA):
Dit is een bizarre discussie, want al die betrokken gemeenten en provincies die dit graag willen, gaan al helemaal los en zijn er al ontzettend ver in. Materieel zijn ze zelfs al zover dat een erkenning als categorie III-streektaal kan plaatsvinden. Het enige dat wordt gevraagd, is dat deze minister, die in zijn beginwoorden zei dat hij het erkent en respecteert, de daad bij het woord voegt. Dat is de vraag die voorligt. Alle argumenten die de minister noemt, kloppen niet. Een voorbeeld is dat er vanuit Europa een visitatie komt bij deel III. Mag ik de minister erop wijzen dat dit bij deel II ook al plaatsvindt, dus dat het al gebruikelijk is? Er wordt hier gesteld dat er in een keer allemaal dingen bij komen. Ik proef hier gewoon onwil van de minister. Volgens mij moeten wij die discussie niet willen. Ik wil de vraag omdraaien om uit het welles-nietes te blijven. Is de minister bereid om te bekijken wat er nu al gebeurt en of dat voldoende is voor de erkenning van deel III en om de Kamer daarover te informeren? Of is dat al een brug te ver?
Minister Plasterk:
De heer De Rouwe luistert niet. Ik heb zojuist al gezegd dat, als er onder categorie III wordt erkend, alle natuurkundeboeken in Twente, in Drenthe en in Groningen in het Nedersaksisch moeten worden vertaald. Dat heeft grote budgetconsequenties. Natuurlijk komt – luister nu even, want dan hoef ik het niet nog een keer te zeggen – ook bij categorie II-erkenning de Europese Commissie luisteren. Alleen komt zij dan niet toezien … Mijnheer De Rouwe, ik spreek even tegen u.
De heer De Rouwe (CDA):
Sorry, mevrouw de voorzitter. Ik luister naar de heer Plasterk, ook als hij onzin uitkraamt …
Minister Plasterk:
Ik maak nu even mijn zin af …
De heer De Rouwe (CDA):
Maar dat corrigeer ik zo dadelijk wel.
Minister Plasterk:
Bij categorie II-erkenning komt Europa ook kijken, maar dan hebben wij niet toegezegd om op die 35 terreinen die dingen te doen die categorie III-erkenning wel met zich brengt. Het is van mijn voorganger Spies buitengewoon verstandig geweest om dat niet toe te zeggen.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik moet er een beetje om lachen dat de heer Plasterk hier zo graag mevrouw Spies noemt, wellicht om aan te geven dat een voorgaande CDA-minister dat niet wilde. Ik heb goed nieuws voor al die ministers die dat wel of niet wilden. Alle keren heeft het CDA aangegeven het daarmee niet eens te zijn. Ik zal de minister ook uitleggen waarom. Er worden hier allemaal bezwaren genoemd die feitelijk onjuist zijn. Waarom? Omdat de provincies of gemeenten die dit graag willen en die al hieraan werken een keuze hebben welke onderdelen zij niet doen. Zij moeten aan 35 onderdelen voldoen. Zij hebben een keuze uit een meervoud daarvan en hoeven niet alles te doen. Er wordt gesteld dat alle boeken moeten worden herschreven. Met alle respect, dat is toch een overdrijving van jewelste. Ik heb zojuist een vraag gesteld. Die is niet beantwoord ondanks al het gesputter en het geroep "mijnheer De Rouwe, wilt u even luisteren". Ik heb goed geluisterd. Ik heb maar een vraag gesteld, maar die is niet beantwoord. Is de minister bereid om met de betrokken overheden die zo graag willen gezamenlijk op een rij te zetten wat er nu al gebeurt en wat daarvoor nodig is? Dan zal deze minister tot de conclusie komen dat alleen nodig is dat hij de daad bij het woord voegt. Hij kan hier wel mooi zeggen dat hij het respecteert en waardeert, maar vervolgens doet hij niets behalve sputteren en roepen dat alle boeken herschreven moeten worden.
Minister Plasterk:
Ik vraag mij de laatste tijd weleens af wat er in het CDA gevaren is, want ik geef een heel duidelijk antwoord. Die erkenning onder categorie III brengt allerlei consequenties met zich zoals wij die vanavond ook voor het Fries bespreken: het recht op een tolk in de rechtszaal, het recht op onderwijs in die taal en het recht op interacties met de overheid in die taal. Dat zijn afdwingbare rechten. Dus ook wanneer het gemeentebestuur van Enschede zegt dat men er niet zo aan hecht, is de burger van Enschede wel gerechtigd om van de overheid te krijgen wat in die erkenning van het Handvest deel III wordt toegezegd. Om die reden is het antwoord op de vraag van de heer De Rouwe: nee, dat kan dus niet, want dat heeft zeer ingrijpende budgetconsequenties.
De heer De Rouwe (CDA):
De minister gaf al aan dat er keuzemogelijkheden zijn. Je moet aan 35 punten voldoen, terwijl je aan een veelvoud van punten kunt voldoen. Er is dus een keuzemogelijkheid. Ik vind het fantastisch dat deze minister zich druk maakt om het CDA. Het zou hem sieren als hij zich eens druk maakt om dit punt. Voeg de daad bij het woord in plaats van alleen maar te roepen, mooie boekjes in ontvangst genomen te hebben en veel respect en waardering ervoor te hebben, maar ondertussen niets te doen terwijl de regionale overheden graag willen en bij deze minister aankloppen, ook zijn eigen partijgenoten. Er staat hier alweer iemand bij de interruptiemicrofoon. Ga nu eens over tot actie, tot daden en kom eens met een "ja" in plaats van met alleen maar mitsen en maren en met onzin dat alle boeken herschreven moeten worden. Ik doe een laatste poging en anders dien ik gewoon een motie in.
Minister Plasterk:
Ik krijg zojuist juridisch advies van mijn topjurist aangereikt: de provincie gaat niet over de rechtspraak. Voor de heer De Rouwe is het misschien nuttig om dat een keer te horen. De provincie kan zeggen: ik zie af van het recht van burgers om bij mij in de rechtszaal een Nedersaksische tolk te krijgen, maar voor de burger is dat volstrekt irrelevant. Als de Kamer zou besluiten om een initiatiefwetsvoorstel in te dienen om het Nedersaksisch een erkenning categorie deel III te geven, dan heeft dat ingrijpende budgetconsequenties en dan kunnen burgers zich daar vervolgens op beroepen. Het feit dat iemand in Enschede vervolgens zegt dat men er daar geen prijs op stelt, is irrelevant. Zo ligt het en niet anders.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Na deze boeiende tweespraak probeer ik het nog een keer. De Rijksuniversiteit Groningen heeft niet mis te verstane onderzoeken gedaan naar de verplichtingen en de mate waarin de regio daar uitvoering aan kan geven. Ook zeer goede bestuurders komen met verzoeken. Niet omdat zij te veel willen of op problemen zitten te wachten, maar omdat zij het Nedersaksisch een goede culturele stimulans willen blijven geven. Het antwoord van deze minister staat daar steeds haaks op. Dat was ook de vorige keer zo. Zo kunnen wij niet doorgaan; daar dienen wij niemand mee. Ik vraag de minister of hij bereid is om de zaak wat dieper te beoordelen. Wij moeten stoppen met dit soort tweespraken die niet tot resultaat leiden. Dat vind ik zonde. Je hebt blijkbaar Friezen nodig om de liefde voor het Nedersaksisch te verkopen. Het zij zo. De regio en de universiteit zeggen dat de koppen die het ministerie er steeds op zet, niet nodig zijn. De ministerie zegt daarop: ammehoela, wij krijgen allemaal verplichtingen en daar passen wij voor.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Mijn vraag is of de minister bereid is om contact te zoeken met de Rijksuniversiteit Groningen, bijvoorbeeld de heer Bloemhoff, met de heer Gerritsen en met de heer Munniksma, om deze zaak nog eens tot in de finesses te onderzoeken. Het wordt niet voor niks gezegd.
Minister Plasterk:
Ik ben bereid dat toe te zeggen, want dat heb ik al gedaan. Ik heb de heer Munniksma uitgebreid op bezoek gehad. Zojuist riep een van de geachte afgevaardigden: onzin! Maar namens de regering geef ik hier een duiding van het Handvest deel III van het Europese verdrag over streektalen. Als u dat aan uw laars wilt lappen, is dat verder aan u, maar dit is mijn conclusie, gebaseerd op de inventarisatie die ik heb gemaakt. U vraagt om het erkennen van de waarde van het Nedersaksisch. Dat geef ik onmiddellijk toe. Ik krijg mensen op bezoek die bij mij het Nedersaksisch komen bepleiten. Als mensen de taal willen leren, dan zeg ik: doe dat, het is een mooie taal. Ik doe alles wat ik kan om eenieder mee te nemen in het Nedersaksisch, maar dat kan allemaal onder de erkenning van de status deel II. Daar is die status deel III niet voor nodig.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Wij kunnen niet doorgaan met die discrepantie, want over een tijd staan wij hier weer. De Rijksuniversiteit Groningen zegt dat wij aan alle verplichtingen voldoen en dat het een kwestie van ja zeggen is. Ik vind het jammer als het zo eindigt. Dan voel ik mij genoodzaakt om mee te doen aan de motie. Ik hoop dat wij wat meer in de regio zelf nader onderzoek gaan doen.
Minister Plasterk:
Ik heb nog geen motie gezien. De heer De Rouwe vraagt om erkenning onder status deel III. Dat ontraad ik met klem. Daar zitten budgetconsequenties aan die ik onverantwoord vind. Als mevrouw Jacobi vraagt om nog eens inzicht te geven in de argumentatie, dan zeg ik met alle plezier toe dat ik dat nog eens zal doen. Ik kan dat natuurlijk ook schriftelijk doen. Maar dat is een andere vraag dan de roep om erkenning onder status deel III. Die ontraad ik met klem.
De heer Segers vroeg of het mogelijk is om de rijksbijdrage voor het Fries een vast karakter te geven. Ik heb die budgetten in het kader van de bestuursafspraken op rijksniveau voor de komende vijf jaar vastgelegd. Maar er komt natuurlijk ook een aandeel van de provincie Friesland. In onze gedecentraliseerde eenheidsstaat is dat de bestuurslaag waar het thuishoort. Zoals bekend is de bestuurslaag van de provincie Friesland bij uitstek een voorvechter van de Friese taal, dus ik heb geen enkele reden om me zorgen te maken op dat punt. Ik zou het ook niet wenselijk vinden om in te grijpen in de provinciale autonomie door een bedrag te gaan earmarken. Daar heb ik overigens ook geen wettelijk instrumentarium voor. Dat is ook het antwoord op de vraag hoe ver de rijksverantwoordelijkheid op dat punt strekt.
De heer De Rouwe heeft diverse vragen gesteld. Als hij geïnteresseerd is, wil ik daar wel antwoord op geven.
De heer De Rouwe (CDA):
De heer Plasterk vindt het kennelijk vervelend dat hij af en toe wat tegengas krijgt uit de Kamer. Vandaar dat ondertoontje van: als de heer De Rouwe geïnteresseerd is, wil ik daar wel antwoord op geven. Daar ben ik absoluut niet van gediend. Misschien dat de heer Plasterk moeite heeft om dingen te lezen en te volgen, maar deze afgevaardigde heeft dat niet. Ik ga er gewoon vanuit dat hij de vragen beantwoordt die in dit parlement gesteld worden. Dat is niets anders dan de afspraak die we hier al eeuwen kennen.
Minister Plasterk:
Ik zei het niet voor niets. De vorige keer dat ik u toesprak, onderbrak u mij "onzin" roepend en wendde u uw rug naar mij toe. Ik ben blij dat we dat gesprek op een normale manier kunnen voeren. En dat u mijn antwoorden serieus neemt. Dat is immers de bedoeling van mijn beantwoording.
Een serieus punt is de vraag hoe het zit met het voeren van het woord in het Fries tijdens de zitting van de rechtbank in Leeuwarden, vandaag. In de wet staat al dat er moet worden genotuleerd in het Fries. Echter: de rechter kan daar nog een uitzondering op maken. Deze wet regelt dat die uitzondering niet meer mogelijk is. Men kan dan niet meer zeggen: we zijn niet meer in staat dit in het Fries te notuleren, we horen u wel, maar we maken het proces-verbaal in het Nederlands. Om dat te kunnen toezeggen, is een overgangstermijn van vijf jaar mogelijk gemaakt. Maar er heerste een misverstand bij de heer De Rouwe, die dacht dat men geen Fries kon spreken. Dat kan me nu al wel, op elk moment. Het zou kunnen dat het vandaag mis is gegaan; daar ben ik niet van op de hoogte. Als dat zo is, dan is er duidelijk iets misgegaan en voldoet men niet aan de wettelijke verplichting om dat in het Fries te doen.
De heer De Rouwe (CDA):
Het is vandaag misgegaan.
Minister Plasterk:
Ja, kennelijk. Ik hoor u.
De heer De Rouwe (CDA):
En dat is niet de eerste keer. Regelmatig is een te groot woord, maar het komt af en toe voor. Ik wil er begrip voor hebben dat daarmee op een redelijke manier wordt omgegaan. Maar kunnen we die vijf jaar echt niet wat korter maken? Kan dat niet worden teruggebracht naar twee of drie jaar?
Minister Plasterk:
Als ik het goed heb begrepen van de heer De Rouwe heeft iemand vandaag niet de mogelijkheid gehad om daar in het Fries te spreken. Maar die vijf jaar heeft, zoals ik zojuist toelichtte, geen betrekking op het recht om daar in het Fries te spreken. Die vijf jaar heeft betrekking op het feit dat nog op dit moment – ik herhaal dat maar even – de rechter wat de vastlegging in het proces-verbaal betreft kan zeggen: dat doen we bij uitzondering in het Nederlands. Deze wet regelt nu dat dat ook niet meer mogelijk zal zijn. De ingangstermijn daarvoor is vijf jaar. Maar als men vandaag kennelijk iemand niet het recht heeft gegeven daar in het Fries te spreken, dan is men nu al in strijd met de wet. Dat staat los van die vijf jaar.
De heer De Rouwe (CDA):
Het is het symbool dat het Fries voor een flink aantal mensen in Friesland de eerste taal is. Dat is de taal om je te verdedigen als je wordt aangeklaagd. Dat is de taal om je emoties te uiten als je wordt aangesproken.
Minister Plasterk:
Dat betwist ook niemand.
De heer De Rouwe (CDA):
Pardon, mevrouw de voorzitter?
De voorzitter:
De heer De Rouwe is aan het woord.
De heer De Rouwe (CDA):
Dank u wel. Het is de taal die voor heel veel mensen van belang is. Het gaat erom dat we die drempels niet moeten hebben in de rechtspraak waar het Fries gebezigd moet worden. Misschien kunnen we vanavond gezamenlijk echt iets regelen. Dat zou fantastisch zijn. Er wordt nu vijf jaar voorgesteld. Mijn enige vraag aan de minister is of wij die ambitie niet wat kunnen aanscherpen. Zou het niet twee à drie jaar kunnen zijn?
Minister Plasterk:
Niemand betwist dat het voor mensen belangrijk is dat zij zich in de Friese taal kunnen uiten, ook in de rechtszaal. Daarom wordt dat vanavond in de wet vastgelegd. Ik heb nog wat feitelijke informatie over hoe vaak dit aan de orde is. Volgens mijn informatie is er een zeer beperkt aantal rechtszaken per jaar waarbij tolken en vertalers worden ingeschakeld als gevolg van het gebruik van de Friese taal. Dat aantal is op de vingers van één hand te tellen. Desalniettemin is het van belang dat wij dit nu in de wet regelen.
De voorzitter:
Mijnheer De Rouwe, tot slot.
De heer De Rouwe (CDA):
Weet de heer Plasterk nog wat ik zojuist heb gevraagd? Zou hij daar antwoord op kunnen geven?
Minister Plasterk:
Ja, dat weet ik nog. Die vraag heb ik beantwoord. U vroeg of ik wist dat dit een symbool is voor mensen. De heer Segers vroeg of ik wist dat het voor mensen belangrijk is om zich in de rechtbank, op elk moment en ook in emotie te kunnen uiten in het Fries. Ik heb gezegd dat ik dat weet en dat daarom in de wet wordt vastgelegd dat je op elk moment – niet over vijf jaar, maar ook nu en volgende week – het recht hebt om je in de rechtbank in het Fries te uiten.
De voorzitter:
Mijnheer De Rouwe, als dat uw vraag niet was, moet u uw vraag misschien herhalen.
De heer De Rouwe (CDA):
Dat denk ik ook, want de heer Plasterk zegt eigenlijk dat hij niet weet wat ik heb gevraagd. Mijn vraag was namelijk of we die vijf jaar kunnen terugbrengen naar twee of drie jaar. Misschien wil hij daar alsnog antwoord op geven.
Minister Plasterk:
Ik had die vraag heel goed gehoord, maar die vraag werd door de heer De Rouwe gekoppeld aan het recht van mensen om zich in het Fries te uiten; anders moeten we dat nog maar even teruglezen. Daarmee werd de indruk gewekt dat dat recht zich pas over vijf jaar zou substantiëren. Dat is niet het geval. Dat recht hebben mensen op dit moment ook. Men heeft nu ook al het recht om alles in het Fries terug te lezen in het proces-verbaal. Daar kan de rechter nu nog een uitzondering op maken. Die uitzondering gaan we wettelijk beëindigen. Dat gebeurt uiterlijk over vijf jaar, maar zo veel eerder als dat technisch kan.
De voorzitter:
Mijnheer De Rouwe, echt tot slot.
De heer De Rouwe (CDA):
Het antwoord is dus dat de minister bereid is om te bekijken of dat niet uiterlijk vijf jaar, maar bijvoorbeeld uiterlijk twee of drie jaar kan zijn.
Minister Plasterk:
Het voorliggende wetsvoorstel stelt dat het uiterlijk vijf jaar kan zijn. Daar voeg ik aan toe: of zo veel eerder als praktisch mogelijk is.
De heer De Rouwe vroeg of "digitaal 2017" ook voor het Fries geldt. Het antwoord is bevestigend. Op de vraag over de omroep heb ik gereageerd.
De vraag van mevrouw Jacobi hoe vaak tolken nodig zijn, heb ik zojuist al beantwoord. Ook de discussie over het Nedersaksisch hebben we zojuist met elkaar gevoerd.
De heer Van Raak vroeg of het niet goed zou zijn om een studie Fries bij de universiteit te hebben. Ik heb zojuist toegelicht dat dat inderdaad goed zou zijn, dat we dat ook hebben afgesproken en dat we het budget daarvoor hebben vrijgemaakt voor de komende vijf jaar.
De heer Van Raak (SP):
Dat wist ik. Hulde daarvoor, maar nu moet je als Fries eerst met de trein naar Groningen. Het is natuurlijk veel beter om Fries te kunnen studeren en onderwijzen in Friesland. Universiteiten hebben soms dependances; De Leidse universiteit heeft bijvoorbeeld een dependance in Den Haag. Is het niet veel logischer om de academische studie van de Friese taal en cultuur bijvoorbeeld in een dependance in Leeuwarden, Harlingen of ergens anders in Friesland te vestigen, al is het maar om de filevorming tegen te gaan?
Minister Plasterk:
Eerlijk gezegd heb ik deze afspraak gemaakt met de Friese gedeputeerde die verantwoordelijk is voor onderwijs en cultuur. Daarbij is nooit de wens opgekomen om dit in de vorm van een dependance te doen. Men heeft wel hoger onderwijs in Friesland, maar dat is hbo en geen universiteit. Het ging hier nadrukkelijk om een bachelor en master bij een universiteit. Men vindt het daar kennelijk belangrijker dat dit komt bij een universiteit waar ook andere talen worden onderwezen, namelijk in Groningen, dan bij een dependance. Ik wil bij een volgende gelegenheid echter met alle plezier informeren of men happy is met deze situatie, maar mijn indruk is dat er niet een diep gevoeld verlangen leeft om dit in een dependance onder te brengen. Het zou natuurlijk ook voor de studenten een heel kleine universiteit worden, met alle nadelen van dien.
De heer Van Raak (SP):
Als de minister dit bij gelegenheid nog eens wil navragen – ik zal dat ook doen – dan weten we het allebei. Dank u.
Minister Plasterk:
Ja, dat zeg ik toe.
De heer Van Raak vroeg hoe het zit met de kennis van de Friese taal in de provincie Friesland. Daarop heb ik een lang antwoord en een kort antwoord. Ik kan het uitsplitsen naar Weststellingerwerf en Ooststellingerwerf, als de Kamer dat wenst. Dat scheelt namelijk een stuk. Ik zal het korte antwoord geven. 84% van de Friezen kan het Fries goed tot heel goed verstaan, 64% spreekt het goed tot heel goed en ongeveer de helft van de Friezen kan het Fries lezen, maar slechts 12% van de Friezen kan ook Fries schrijven. Het gebruik van het Fries is overigens constant, dus daalt niet. De inspanningen die worden gepleegd om de taal levend te houden, hebben dus een duidelijk effect.
De heer Van Raak vroeg waarom er geen rechten zijn voor Friezen die buiten Friesland wonen. Het Fries is de tweede officiële taal in Friesland. Dat is onlosmakelijk aan het grondgebied gekoppeld. Het bevorderen van de Friese taal en cultuur vindt dus hoofdzakelijk plaats in de provincie. Het is niet werkbaar om daarin buiten de provincie te voorzien. Als je het los gaat koppelen van de territoriale binding, kom je overigens in heel andere discussies terecht. Er zijn immers veel meer mensen in Nederland die andere talen spreken. De erkenning van het Fries als tweede nationale taal heeft alles te maken met het feit dat er een provincie is waar het – dat zie je ook in de getallen die ik net noemde – een van de twee moedertalen is, sinds eeuwen. Het vloeit overigens ook voort uit alle Europese verplichtingen.
Dat is ook het antwoord op de vraag over de BES-eilanden. Juridisch gezien zijn de Friezen onze enige nationale minderheid. Ik realiseer mij dat dit wat gek klinkt omdat wij aan de andere kant van de oceaan ook Nederlanders hebben in de openbare lichamen Bonaire, Statia en Saba. Onder de erkenning van het Europees Handvest valt alleen het Fries. Dat geldt dus niet voor het Papiaments of het Engels. In deze context neem ik daar geen initiatieven op. Dat laat onverlet dat als wij het onderwijs op de BES behandelen, wij kunnen spreken over wat daar de instructietaal is et cetera. Dat doen wij bij die gelegenheden ook.
De heer Van Raak (SP):
Zou dit voor het Papiaments toch niet wenselijk zijn? Een van de problemen die wij daar hebben – daar komen wij bij een andere gelegenheid misschien nog op terug – is dat kinderen problemen hebben op school omdat zij geen examen kunnen doen in het Papiaments. Mensen op Bonaire hebben soms moeite met het Nederlands, terwijl zij niet altijd kunnen aankomen met het Papiaments. Zou de minister in overweging kunnen nemen of dit voor de toekomst wenselijk zou kunnen zijn?
Minister Plasterk:
Dan kom je op een heel andere discussie. Wij zijn nu toch een wetsvoorstel aan het behandelen, al waaiert het iets uit. Als deze Kamer dat aanneemt, gaat het naar de Eerste Kamer. Iets anders is dat wij op enig moment, bijvoorbeeld in de commissie voor Binnenlandse Zaken, een gesprek kunnen hebben over de instructietalen op de BES-eilanden. Daar ben ik met alle plezier toe bereid. Wij moeten daarbij bedenken dat het daarbij op Saba om 1.200 burgers gaat en op Statia iets meer, maar niet veel. Daar is de voertaal Engels. Dat leent zich slecht voor wettelijke regelingen. Daar moet je gewoon praktische afspraken over maken met de mensen daar. Ik heb al geantwoord op de vragen over het Brabants.
Mevrouw De Vries vroeg naar de uitzondering voor de gemeenten. Ik heb geïnventariseerd of eenieder het eens was met wat voorlag. Ik heb geen bezwaar ontvangen van Ooststellingerwerf, dus ik ga ervan uit dat men geen reden heeft om het ermee oneens te zijn. Het lijkt mij redelijk om ervan uit te gaan dat men het ermee eens is.
Mevrouw Berndsen vroeg naar de politie. Dat is inderdaad een bestuursorgaan. Dat volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. De politie moet dus voldoen al hetgeen voor bestuursorganen geldt. Dat is het juridische antwoord. De vraag of elke politieman op straat in staat is om elke uitroep, ook van emotie, in het Fries te begrijpen, komt wel heel erg op de uitvoering te zitten. Mochten er redenen om daar nader over door te spreken, kan dat het beste met de minister van Veiligheid en Justitie. Er is hiermee wel verankerd dat de politie ook als bestuursorgaan onder die verplichtingen valt.
Ik heb opgeschreven de vraag: voorbeeld? Misschien kan mevrouw Berndsen mij nog even helpen herinneren wat de vraag was.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Die ging over een vergelijking met andere landen, zoals Finland, Ierland en Wales.
Minister Plasterk:
Dank voor de toelichting. In mijn algemene deel heb ik al gezegd dat het orgaan voor het Frysk geënt is op het voorbeeld uit Wales. In zijn algemeenheid zoeken we dus wel voorbeelden. Of het echter helemaal, in alle opzichten, een voorbeeld is, hangt mede af van de statelijke structuur. In Groot-Brittannië hebben Schotland en Wales natuurlijk net een andere positie dan de provincies bij ons. Het gaat daar ook om de mate waarin men het Welsh van dag tot dag spreekt. Dit soort dingen verschillen per streek. Voor het Baskisch ligt het weer anders, daar is het veel meer gepolitiseerd. We zoeken voorbeelden daar waar we kunnen. Overigens zijn er bijvoorbeeld ook vanuit Friesland regelmatig uitwisselingen met andere streken waar men streektalen heeft, zoals Baskenland en Wales, om het daar op elkaar af te stemmen.
Ten slotte de vraag over landsdelenvervorming. Mevrouw Berndsen vraagt zich af hoe het gaat als er op enig moment een bestuurlijke reorganisatie zou komen. Zoals ik al eerder zei, heeft de regering geen voornemen om iets te veranderen aan de positie van de provincie Friesland. Laat daar geen misverstand over bestaan. Hoe dan ook, mocht men zich ooit, in de toekomst, daarin begeven, dan is het duidelijk dat hetgeen nu in de wet wordt verankerd, de positie van de Friese taal, los van de interne bestuurlijke structuur van Nederland, zeer versterkt. Immers, alle rechten en plichten die hierin vastliggen, zijn natuurlijk daarmee ook landelijk wettelijk verankerd.
Ik denk dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik zie dat er behoefte bestaat aan een tweede termijn.
Ik geef het woord aan de heer Segers van de ChristenUnie.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de beantwoording van alle vragen. Het is toch de markering van een mooi moment, waarop het gebruik van de Friese taal wettelijk verankerd wordt. De ChristenUnie-fractie is daar verheugd over en zal het proces waar mogelijk steunen maar ook bijsturen.
Dank voor de reactie op het amendement van collega Jacobi, dat ik mede heb ondertekend (33335, stuk nr. 10). Daarin spreken we echt af dat de afspraken gemaakt worden en dat alles daar langskomt. Dat lijkt mij winst.
Ik heb een motie in mijn achterzak over Omrop Fryslân. De minister heeft echter nadrukkelijk aangegeven dat we dat onderwerp beter kunnen bespreken daar waar het meer op zijn plek is, namelijk wanneer we spreken over de nieuwe Mediawet en de regionale omroepen langskomen. Ik heb daarna geluisterd en zal dat doen. Dit is dus alvast een warme aankondiging dat wij daar een vurig pleidooi zullen houden voor Omrop Fryslân en alles wat die omroep nodig heeft om die belangrijke taak in relatie tot de Friese taal te kunnen blijven uitoefenen.
Er is één punt blijven liggen, namelijk dat we de provincie opzadelen met een extra taak: zorg dragen voor een wettelijke taak met betrekking tot de infrastructuur voor de Friese taal. De minister zegt dat hij daar geen geld voor kan oormerken. Echter, als wij een extra taak neerleggen bij de provincie, moet er, om de woorden van collega Van Raak te citeren, "boter bij de vis". In dat licht heb ik een motie, die ik graag wil voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Rijk verantwoordelijk is voor het ontwikkelen van onderwijs-, cultuur- en mediabeleid in algemene zin en dat de provincie Fryslân het beleid bepaalt met betrekking tot het Fries en zorg draagt voor de uitvoering ervan;
overwegende dat het in stand houden van een basisinfrastructuur voor de Friese taal en cultuur daarom een wettelijke taak van de provincie Fryslân zou moeten zijn;
verzoekt de regering, een voorstel te doen om deze wettelijke taak vast te leggen en hierbij in ieder geval te waarborgen dat de provincie Fryslân altijd een deel van het Provinciefonds inzet voor die taak en tevens de rijksbijdrage voor het Fries een structurele basis te geven via het Provinciefonds of een doeluitkering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (33335).
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn laatste zin is dat ik deze motie indien omdat in Friesland de zorg bestaat dat er inderdaad een extra taak is waar niet voldoende middelen voor zijn. Vandaar deze motie.
De heer De Rouwe (CDA):
Voorzitter. Ik heb genoten van dit debat en vooral ook van uw tweet. Mijn complimenten voor uw geaf Fryske tweet aan het begin van deze avond. Chapeau, dat vind ik echt. Die wet krijgt nu al landelijke allures dankzij u. Dank u wel daarvoor. De minister vraagt buiten de microfoon of hij die tweet nu mag opzoeken. Ja, dat mag. Wat mij betreft komt die binnenkort nog een keer in het Angelsaksisch, maar dat zien wij dan wel.
Ik dank de minister voor zijn uitgebreide en bewogen beantwoording. Ik heb gezien dat de coördinerende rol soms nog wat vlakjes is. Over zijn coördinerende rol bij Omrop Fryslân zegt de coördinerend minister toch zoiets als: ach, doe dat maar een andere keer. Desalniettemin wil ik een poging wagen om daar een motie over in te dienen, want de positie van Omrop Fryslân heeft mijn collega Heerma vorig jaar al op verschillende momenten gemarkeerd. Met hem heb ik een motie opgesteld die daar nu een vervolg aan geeft.
De natuurkundeboeken moeten nog aangepast worden voor het Angelsaksisch, zo werd hier gesteld. Ik hoor dat het Nedersaksisch moet zijn. Dank u wel. Er moesten verplichte tolken komen. Dat waren allemaal mooie karikaturen, maar ik heb goed nieuws, want laten wij vooral positief besluiten: het is hartstikke mooi dat wij dit vanavond regelen. De erkenning van de streektaal deel III kan er wat ons betreft ook komen. Het goede nieuws is dat de regionale overheden inmiddels al 37 maatregelen hebben voorgesteld en geïnventariseerd om tot erkenning van deel III te komen. Die hebben geen financiële consequenties en daarvoor hoeven geen wetten te worden aangepast. Het enige wat nodig is, is dat er erkenning komt van het Rijk. Daarom dien ik daar met mevrouw Jacobi een motie over in en daag ik de minister nog één keer uit om hier iets mee te doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Noord- en Oost-Nederland een breed gedragen wens bestaat om het Nedersaksisch als streektaal te behouden en dat de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland daarom pleiten voor het erkennen van het Nedersaksisch onder deel III van het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen;
overwegende dat onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen overtuigend aantoont dat erkenning van het Nedersaksisch onder deel III mogelijk is zonder extra financiële en administratieve lasten;
verzoekt de regering, de erkenning van het Nedersaksisch onder deel III van het Handvest voor regionale talen met de betrokken overheden te onderzoeken om tot erkenning te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (33335).
De heer De Rouwe (CDA):
Ten slotte heb ik een motie over Omrop Fryslân.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat Omrop Fryslân als regionale omroep een bijzondere positie heeft in het waarborgen van de Friese taal als tweede rijkstaal;
constaterende dat de regering voornemens is landelijke en regionale omroepen meer te laten samenwerken en te integreren;
van mening dat er een risico is dat hiermee de (redactionele) onafhankelijkheid van regionale omroepen in het geding komt;
constaterende dat de commissie Borging Friese taal in de Media geadviseerd heeft dat er een volwaardig programma-aanbod in de Friese taal dient te zijn op een regiodekkende zender;
verzoekt de regering, voor Omrop Fryslân een brede taakopdracht vast te Ieggen ten aanzien van het behoud, de bevordering en het levende gebruik van de Friese taal;
verzoekt de regering voorts om bij de uitwerking van de toekomst van de regionale omroepen inhoudelijk en budgettair recht te doen aan de centrale elementen van het advies van de commissie Borging Friese taal in de Media,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (33335).
Dank u wel voor uw bijdrage.
De heer De Rouwe (CDA):
Dank u wel. Tige tank.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. It giet oan met de Fryske taal! Dank aan de minister voor de uitgebreide weergave en reactie in zijn eerste termijn. Dank voor de steun voor het amendement waarmee de bestuursafspraken nu in de wet als instrument worden genomen. Dat is een heel belangrijke borging.
De discussie over het Saksisch leidt er in ieder geval toe dat er contact gezocht moet worden met de Rijksuniversiteit en de regio rondom de vraag: hoe kan het nou dat er steeds zo'n groot verschil in zit? Zoek het uit. Daartoe heeft collega De Rouwe per motie toe opgeroepen. Misschien is er nog een heel goede kans om tot elkaar te komen, want zo uit elkaar gaan vonden wij onverantwoord. Vandaar mijn steun aan die motie.
Mijn laatste punt is toch de omroep. Ik wil de minister bewust aanspreken op zijn coördinerende rol; het was eigenlijk al bijna zo ver. De minister is in alle facetten verantwoordelijk voor de Friese taal. Hij zegde mij toe om contact op te nemen met minister Dekker om te zeggen dat deze rekening zou moeten houden met de drie belangrijke aanbevelingen van de Tijdelijke commissie Borging Friese taal in de Media. Met dat "rekening houden met" ben ik toch net niet tevreden. Dat heeft ertoe geleid dat ik toch een motie heb opgesteld. Ik vind het namelijk essentieel dat die aanbevelingen als uitgangspunt worden gehanteerd. Daar zit verschil tussen. "Rekening houden met" vind ik net te zwak.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Omrop Fryslân van zeer grote betekenis is voor het actieve gebruik van het Fries;
overwegende dat het bevorderen van het gebruik van het Fries een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de rijksoverheid en de provincie Fryslân;
constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat de regionale omroepen met de publieke omroep moeten samenwerken en integreren;
constaterende dat de Tijdelijke commissie Borging Friese taal in de Media een advies met drie centrale elementen heeft geformuleerd;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van de toekomst van Omrop Fryslân de centrale elementen van het advies van de Tijdelijke commissie Borging Friese taal in de Media als uitgangspunt te hanteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (33335).
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Tot slot moet ik bekennen dat ik verzuimd heb te zeggen dat ik mede namens de fractie van GroenLinks heb gesproken. Die fractie kon hier vanavond niet aanwezig zijn en was het helemaal eens met mijn inzet. Ik heb gezegd: ik wil wel mede namens jullie spreken. Bij dezen. Het is wel een beetje laat!
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Het is vandaag een historische dag. We gaan het Fries wettelijk bevorderen en beschermen. Ik ben daar heel gelukkig mee. We hebben hiermee een heel lange discussie afgesloten. Het Fries is een officiële taal in Friesland, maar het is ook een beetje een taal van ons allemaal. Ik ben dan ook altijd heel blij dat we gewoon op tv programma's van Omrop Fryslân kunnen bekijken, en ook via internet en de radio. Dat moeten we blijven doen, en ik vind het heel jammer dat wij dat vanavond niet hebben kunnen regelen. We zeggen dat het Fries ons aan het hart gaat, maar we regelen niet de bescherming van het Fries in de media, zoals de Friese programma's van Omrop Fryslân. We maken een wet om het Fries te beschermen, maar we beschermen de omroep niet. Ik vind dat jammer.
Ik heb de moties van mevrouw Jacobi voorbij zien komen, maar we hadden het gewoon kunnen regelen vandaag, zo zeg ik tegen mevrouw Jacobi van de PvdA en mevrouw De Vries van de VVD. De minister zei: we kunnen het beter bij een andere gelegenheid doen. Ik was dus eerst niet van plan om een motie in te dienen. Datzelfde geldt voor de heer Segers. Maar ja, als mevrouw Jacobi nu zelf wel een motie gaat indienen, gaan wij het hier wel doen. Het had onze voorkeur gehad om de minister te volgen en te zeggen: weet je wat, we proberen het via de Mediawet te regelen, want mevrouw Jacobi en mevrouw De Vries hebben hier aangegeven het niet te willen. Maar als mevrouw Jacobi vervolgens zelf wel met een motie komt, kan ik niet achterblijven en de heer Segers ook niet. Dat is de reden waarom wij nu de volgende motie indienen. Het is de boter-bij-de-vismotie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, deze kabinetsperiode niet te bezuinigen op Omrop Fryslân,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (33335).
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording en de volledigheid daarvan. Ik heb goed gehoord dat hij nog eens gaat praten met staatssecretaris Dekker over zijn rol als coördinerend minister voor het Fries. Friese media zijn natuurlijk belangrijke dragers voor de cultuur. Wat ons betreft verdient het rapport van de commissie-Hoekstra dan ook een gedegen bespreking. Ik denk dat dit het beste op zijn plek is bij de Mediawet. De coördinerend minister voor het Fries heeft in ieder geval al wel een motie in de achterzak die eind vorig jaar al is aangenomen en toen gesteund werd door de VVD. Daarin wordt gevraagd om recht te doen aan de specifieke positie van de Friese taal bij Omrop Fryslân en de toekomst voor de regionale omroepen. Ik denk dat het belangrijk is dat de Tweede Kamer daarover een signaal heeft afgegeven. Wat ons betreft zou de verdere behandeling op haar plek zijn bij de Mediawet.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Die was wat mij betreft volstrekt duidelijk. Ik ben blij dat dit wetsvoorstel het ongetwijfeld gaat halen en dat daardoor het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer wordt gewaarborgd. Dat is enorm belangrijk omdat je ziet dat het door schaalvergrotingen buitengewoon belangrijk wordt om de plek van het Fries te borgen. Deze wet zal dat doen.
Ik denk dat we over Omrop Fryslân allemaal ongeveer hetzelfde denken. Het is buitengewoon belangrijk voor de instandhouding van de Friese taal dat er een omroep is die daar een heel belangrijke bijdrage aan levert. Mevrouw De Vries zei het al: de motie die op de laatste dag voor het kerstreces door bijna de gehele Kamer is aangenomen, is een buitengewoon belangrijk signaal. Volgens mijn fractie hoort de discussie hierover dan ook plaats te vinden met de staatssecretaris die over media gaat. Hij beheert ook het geld. Als er meer geld bij moet, zal de discussie daar gevoerd moeten worden.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar steun voor dit wetsvoorstel. Ik krijg de indruk dat het over de gehele breedte gesteund gaat worden. Daarmee is dit een feestelijke avond, want na een traject van meer dan een halve eeuw wordt de positie van het Fries in de interactie tussen burger en overheid in de wet verankerd en heeft die positie heel concreet vorm gekregen. Ik krijg ook de indruk dat er steun bestaat voor het voorliggende amendement, waarover ik overigens het oordeel aan de Kamer heb gelaten, om in de wet vast te leggen dat de bestuursafspraken elke vijf jaar gemaakt zullen worden. Dat beschouw ik als een ondersteuning van datgene waarover we vanavond met zijn allen hebben gesproken. Dank ook daarvoor.
Ik was van plan de heer Segers te bedanken voor zijn bereidheid om de motie over de Friese omroep uit te stellen tot het debat over drie weken. Ik kan me echter goed voorstellen dat hij gezien de andere moties heeft besloten om zich daar toch over uit te spreken. Niettemin dank voor die bereidheid. Ik zou de indieners van die moties – ik doel op mevrouw Jacobi voor de motie op stuk nr. 14 en de heren Van Raak en Segers voor de motie op stuk nr. 15 – willen vragen om die moties aan te houden tot de behandeling van de Mediawet. Ik heb heel goed gehoord wat er is gezegd. In de Kamer leeft breed het idee dat het advies van de commissie-Hoekstra niet voor niets is gevraagd en een belangrijke rol moet spelen bij de behandeling van de Mediawet door de betrokken bewindspersoon. Mocht hij dit niet via andere kanalen horen, dan zal ik dit nadrukkelijk bij hem onder de aandacht brengen. Ik zou daarom willen vragen de moties tot op dat moment aan te houden. Ook het feit dat ze nu zijn ingediend, moge wellicht dienen als enig signaal voor de behandeling straks. Anders moet ik de moties ontraden en dat zou me spijten.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Die moties zijn van geheel verschillende aard. Ik heb die motie ingediend, maar daarin helemaal niets over het mediadebat gezegd. Ik heb de minister alleen verzocht om een coördinerende rol te spelen naar zijn collega, zodat het rapport in het kader van de taalwet als uitgangspunt wordt gehanteerd. Dat is het enige verzoek. Ik kan die motie niet aanhouden. Ik heb verder niets gezegd over financieringslijnen. Niets! Ik heb de minister alleen verzocht om aan zijn collega mee te geven dat hij dat rapport als uitgangspunt hanteert. Ik wil heel graag dat de minister daar op zijn minst positief op reageert, want dan kan ik de motie intrekken.
De heer Van Raak (SP):
Ik heb een punt van orde. Ik kan er ook niets aan doen. De heer Segers en ik waren in ieder geval niet van plan om moties in te dienen, omdat de minister ons had verzocht om dit tijdens een ander debat te doen. Vervolgens diende de woordvoerder van de Partij van de Arbeid wel een motie in. De minister vroeg dan om de moties aan te houden. Ik ben daar in principe toe bereid en volgens mij de heer Segers en anderen wellicht ook. Mevrouw Jacobi van de PvdA zegt nu echter dat haar motie wel moet doorgaan, terwijl al die moties over de omroep, de taal en over de voorbereiding gaan. Ik zal mijn motie dus niet aanhouden, omdat mevrouw Jacobi dit procedureel onmogelijk maakt.
De voorzitter:
Een korte reactie, mevrouw Jacobi.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ja, een korte reactie. Het is jammer dat de woordvoerder van de SP hier niet echt goed nuanceert. Misschien heeft dit met het tijdstip van de dag te maken. Deze motie is van een totaal andere orde. Trouwens, de heer Segers was eerder dan ik. Dit gaat dus allemaal niet op. Ik verzoek de woordvoerder van de SP om de nuance te bewaren. Mijn motie is van een totaal andere orde. Als hij mijn motie een keer rustig leest, begrijpt hij dat ik de minister alleen maar verzoek om dat rapport gewoon als uitgangspunt te hanteren in het voorstadium van de Mediawet. Het gaat om niets meer en niets minder. De moties van de heer Van Raak, de heer De Rouwe en de heer Segers gaan ook over financieringsstromen. Die horen inderdaad bij de Mediawet.
De heer Van Raak (SP):
De heer Segers knikte net. Hij was de allereerste. Hij heeft expres ervoor gekozen om geen motie in te dienen. Wij hebben pas met zijn tweeën een motie ingediend, nadat mevrouw Jacobi een motie had ingediend. Ik vind het onacceptabel dat mevrouw Jacobi hier nu voor zichzelf een status aparte claimt. Om die reden laten de heer Segers en ik die motie gewoon staan. Wij doen dit niet omdat dit het handigste is voor het debat, maar omdat mevrouw Jacobi iets anders onmogelijk maakt.
De voorzitter:
Iedereen gaat over zijn of haar eigen motie. Het kan niet zo zijn dat het ene Kamerlid het andere vraagt om een motie aan te houden of in te dienen. De heer Van Raak heeft zijn opmerkingen gemaakt. Uiteindelijk is het aan mevrouw Jacobi om haar motie wel of niet in te trekken. Ik stel voor dat de minister verdergaat.
Minister Plasterk:
Dit was allemaal naar aanleiding van mijn reactie op de heer Segers. Als het zo gaat, bekijk ik even of ik eerst nog antwoorden op andere vragen heb en daarna behandel ik de moties gewoon in de volgorde waarop zij zijn ingediend. Dit lijkt mij dan het zuiverste.
Ik meen dat alle punten betrekking hebben op moties. Tenzij ik nog vragen heb gemist, zal ik nu de moties op volgorde bespreken. Het begrip van de heer Segers brengt mij ertoe om extra mijn best te doen om te bezien of zijn motie in te passen valt. Ik zou graag het oordeel over de motie op stuk nr. 11 aan de Kamer laten, maar ik zit toch met een serieus probleem. In de motie wordt namelijk verzocht om een ingreep in het Provinciefonds. Daarbij ga ik ervan uit dat dit dan ten laste van alle provincies komt, want anders is het een uitneming uit het Provinciefonds voor Friesland. Dat kan technisch gezien niet en wordt dan weer teruggegeven. De onderliggende zorg was de vraag of er wel genoeg geld voor was. Dat was ook de toelichting. Wij hebben voor de komende jaren bestuursafspraken gemaakt. Die waren wederzijds. De provincie Friesland vond dat in ieder geval voldoende om het gaan doen. De provincie Friesland is blij met deze wet. Zij heeft daarop aangedrongen. Ik voel me gewoon niet vrij om nu een greep in het Provinciefonds te doen, zonder daarover enig overleg met de provincies te plegen. Ik begrijp de zorgen. Ik zou daar graag aan tegemoetkomen, maar ik zie niet de ruimte om te zeggen dat, mocht de Kamer deze motie aannemen, wij dit met alle plezier zullen doen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Heeft de minister een suggestie voor inpassing of aanpassing? Denkt hij in een bepaalde richting? Wij kunnen de motie later altijd nog aanpassen, maar misschien kan de minister schetsen welke ruimte hij wel ziet.
Minister Plasterk:
Ik hik met name aan tegen de rijksbijdrage – als dat een andere is dan degene die we voor de komende vijf jaar hebben vastgelegd en gedekt, zou ik moeten weten hoe die gedekt wordt – dan wel een structurele basis via het Provinciefonds of de doeluitkering. Daarvoor moet ik met alle provincies in overleg, want het budget voor het Provinciefonds neemt niet toe. Dat geld moet dan dus ergens uit gehaald worden. Ik zie niet hoe ik dit zou kunnen accommoderen. Ik ben het eens met de overweging dat wij het belang van de basisinfrastructuur voor de Friese taal hoog hebben en de Friese taal wettelijk verankeren is precies wat wij vanavond doen. Met dat onderdeel heb ik dus geen problemen.
De motie van de heer De Rouwe en mevrouw Jacobi "verzoekt de regering de erkenning van het Nedersaksisch onder deel III van het Handvest voor regionale talen met de betrokken overheden te onderzoeken om tot erkenning te komen". De regering heeft geen voornemen om tot erkenning te komen, omdat ik zojuist heb betoogd dat dit verstrekkende consequenties heeft. Ik kan het oordeel over dit dictum niet aan de Kamer laten omdat ik daarmee een verkeerde suggestie zou wekken. Ik moet de motie dus ontraden, het is niet anders. Als de indieners mij vragen om schriftelijk toe te lichten wat de overwegingen zijn en hoe ik reageer op het onderzoek uit Groningen dat stelt dat dit zonder budgetconsequenties zou kunnen, zeg ik dat met alle plezier toe.
De motie op stuk nr. 13 gaat over Omrop Fryslân. Ik ontraad die motie.
De heer De Rouwe (CDA):
Is daar toevallig ook een onderbouwing voor?
Minister Plasterk:
Ja, die is identiek aan wat wij zojuist hebben besproken. Over drie weken is er een debat. Mocht de motie nu in stemming worden gebracht, dan zou ik die ontraden. Als de heer De Rouwe de motie aanhoudt tot het debat, geldt daarvoor hetzelfde als voor de motie van de heren Van Raak en Segers. Dan kan in het debat blijken wat het oordeel van de regering daarover is en kan de regering daarover stemmen. Ik verzoek de heer De Rouwe om de motie aan te houden. Mocht hij erop staan om nu een oordeel van de regering over de motie te horen, dan kan dat op dit moment niet anders zijn dan dat ik de motie ontraad.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik wil wel overwegen om de motie aan te houden, want ik vind het op zich prima om dit over twee weken te bespreken, maar toch zou ik van de coördinerend minister, de minister die het bestuursakkoord heeft ondertekend en hierover woorden heeft gebezigd, graag horen wat zijn gevoel is bij de richting van de motie.
Minister Plasterk:
Zoals ik zojuist heb voorgelezen, is in het bestuursakkoord vastgelegd wat het belang van de Friese taal en de Friese media is. Mijn rol in het discours, vanuit mijn overtuiging en mijn portefeuilleverantwoordelijkheid binnen het kabinet, is om de collega's eraan te helpen herinneren hoe belangrijk de Friese taal en de Friese media zijn. Dat is evident. In het rapport van de heer Hoekstra zitten drie aanbevelingen. Wat precies de consequenties daarvan zijn voor de Friese omroep en hoe dit past in het omroepbestel, kan het best over twee of drie weken worden besproken met de betrokken bewindspersoon.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik vind de gemaakte afspraken hierover heel goed. Het Fries is de tweede rijkstaal en er ligt een verantwoordelijkheid voor Rijk en provincie om dat echt te borgen. Met deze motie spreekt het parlement uit dat het goed is wat daar besproken is. Wij roepen hiermee Rijk en provincie op om dit te faciliteren en af te spreken. Ik begrijp de minister. Ik ben het ook wel met hem eens dat deze discussie in het debat waaraan hij refereert, beter op zijn plaats is. Ik denk dat wij in dezelfde richting denken. Ik houd de motie even aan. Ik hoop dat het kabinet over twee weken kan zeggen dat de motie ondersteuning van beleid is.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer De Rouwe stel ik voor, zijn motie (33335, nr. 13) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Plasterk:
Ik heb zojuist getracht om mevrouw Jacobi ertoe te verleiden dat ook met haar motie op stuk nr. 14 te doen, ook gehoord de reacties van de collega's. Ik kijk nog even of zij die bereidheid heeft.
De voorzitter:
Mevrouw Jacobi, wat is uw antwoord?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik ben van mening dat die van een andere orde is. Ik zal overwegen of ik haar aanhoud.
De voorzitter:
Voor de stemmingen laat u weten of u de motie aanhoudt.
Mijnheer Van Raak, ik dacht het al.
De heer Van Raak (SP):
Een PvdA'er vragen om ja of nee te zeggen, valt niet altijd mee. Ik wacht dat dus ook maar af. Dat geldt niet voor de minister in dit geval, want die staat hier als minister. Ik weet het dus niet. Ik ben afhankelijk van mevrouw Jacobi. Ik zie het wel als zij de motie aanhoudt. Als zij dat doet, kan ik mijn motie ook aanhouden, en als niet, dan houd ik haar niet aan. Ik ben dus benieuwd.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik ga mevrouw Jacobi nu toch even helpen. Ik vind het leuk bedacht dat er een causaal verband bestaat tussen de ene en de andere motie; dat is volstrekt niet waar. Elke indiener gaat over zijn eigen motie. Hij of zij kan, los van de hele wereld, beoordelen of hij of zij de motie wil aanhouden of niet. Ik snap het spelletje een beetje – dat hoort ook bij het debat – maar ik wil toch echt even gezegd hebben dat mevrouw Jacobi of wie dan ook zelf bepaalt of er een motie wordt aangehouden of niet. De heer Van Raak hoeft zich dat niet zo heel heftig aan te trekken. De heer Van Raak heeft alle vrijheid, om los van mevrouw Jacobi, te vinden en te doen wat hij wil, net zoals ik zojuist liet blijken.
De heer Van Raak (SP):
Dat klopt. We hebben allemaal alle recht om alle moties in te dienen. Alleen, wij moeten wel een debat voeren. Als de minister aangeeft dat wij dit debat beter over twee weken kunnen voeren, dan betekent dit dat wij het er vandaag niet over hebben en vandaag dus geen moties indienen. Als de Kamer dan toch moties gaat indienen, hebben we het er dus wel over. Je hebt het er dus over of je hebt het er niet over. We gaan het er over twee weken dus allemaal over hebben, of allemaal niet. Ik ben dus als was in de handen van mevrouw Jacobi.
De voorzitter:
Mevrouw Jacobi, voordat ik u het woord geef, het volgende. De minister en een aantal Kamerleden hebben gezegd dat het een historische en mooie dag is, omdat deze wet in de Kamer wordt behandeld. Het zou dus mooi zijn als we het op een mooie manier afsluiten.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Precies, voorzitter; bedankt dat ik nog even het woord krijg. Mijn motie wil eigenlijk een linkje leggen naar collega Dekker en ik verzoek de minister daarom om de aanbevelingen van de commissie-Hoekstra tussen de oren te brengen van de heer Dekker, zodat hij dat in de Mediawet kan meenemen. Als dat de toezegging is, dan …
De voorzitter:
Mevrouw Jacobi, houdt u uw motie aan?
Minister Plasterk:
Ik zeg onmiddellijk toe dat ik het nog eens nadrukkelijk onder de aandacht zal brengen of, zoals mevrouw Jacobi dat zegt, "onder de oren zal brengen" van mijn collega.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar mevrouw Jacobi. Ik stel vast dat zij de motie aanhoudt.
Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (33335, nr. 14) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Van Raak (SP):
De heer Segers en ik zijn graag bereid om de motie aan te houden, tot een beter moment dat we het in alle uitgebreidheid kunnen bespreken.
Minister Plasterk:
Ik dank de Kamer voor het begrip op dit punt.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Raak stel ik voor, zijn motie (33335, nr. 15) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Plasterk:
Ik dank de Kamer voor de steun voor het wetsvoorstel en voor het begrip op dit punt van deze moties.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Er wordt volgende week gestemd over twee moties. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 22.19 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-88-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.