Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (31904).

(Zie vergadering van 21 januari 2010.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat het lid Vendrik zich heeft afgemeld wegens ziekte. Wij allen wensen hem sterkte vanaf deze plek.

Wij beginnen nu met de tweede termijn van de Kamer.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar uitgebreide reactie, zowel schriftelijk als mondeling. Zij heeft ons niet in alle gevallen blij kunnen maken, maar zij heeft in ieder geval haar best gedaan.

Uit de schriftelijk beantwoording blijkt dat de minister nog niet toe is aan een kritische evaluatie van de effecten van de liberalisatie van de energiemarkt. Ik heb in mijn eerste termijn betoogd dat die leidt tot het wegvallen van de regie op de samenhang tussen productie, netwerk en afnemers, zodat de maatschappelijke kosten over de hele keten minimaal zijn. Het knippen leidt tot allerlei vormen van strategisch gedrag en het afschuiven van kosten, zoals het probleem dat de heer Zijlstra met zijn amendement op stuk nr. 34 probeerde op te lossen.

Volgens de SP-fractie zit de ellende dieper. Energie-expert Teus van Eck schrijft in zijn reactie op het wetsvoorstel aan de Kamer: "... niet zonder meer het net uitbreiden om beperkingen op te heffen, maar optimalisatie over de gehele keten, productie, transport, distributie, lokale oplossingen". Ik heb gesuggereerd om weer een landelijk elektriciteitsplan te maken, rekening houdend met het gewijzigde Europese reguleringskader en veil vervolgens locaties en de gebruikte opbrengsten als kostendrager voor investeringen in het netwerk. De minister beperkt zich in haar reactie tot de voorgestelde veilingsystematiek, maar dat is maar een klein element van mijn suggestie. Graag krijg ik alsnog een reactie op het bredere voorstel.

Als de minister nog steeds niets voelt voor een oplossing zoals het elektriciteitsplan, hoe denkt zij dan op een andere manier de coördinatie van de investeringen in het productievermogen, de netwerken en de ontwikkeling van de vraag te verbeteren? In het verleden heeft de minister onder andere gesproken over het selectiever kijken naar aanvragen: zij wilde dat aanvragen alleen gedaan zouden worden als er bijvoorbeeld voortgang geboekt werd. Ik denk aan de mijlpalensystematiek en de borgsommen. Kortom, ook de minister heeft al aangekondigd dat zij op dit punt toch wat de touwtjes wil aantrekken. Hoe staat het daarmee?

Daarmee kom ik op het congestiemanagement. Enkele collega's hebben in eerste termijn de vraag gesteld waarom interconnectoren niet betrokken worden bij het congestiemanagement. In haar brief schrijft de minister hierover onder meer: de tweede voorwaarde is dat congestiemanagement op de interconnector economisch efficiënter is dan andere mogelijke oplossingen om de binnenlandse congestie te verhelpen. Het lijkt mij dat de participatie in de biedladder door partijen die gebruik maken van een interconnector een objectieve methode is om vast te stellen of het afknijpen van de interconnector economisch efficiënt is. De minister stelt dat in 2011 een Noordwest-Europees systeem van congestiemanagement van start gaat, dat op een andere manier voorkomt dat interconnectoren een averechts effect hebben in congestiegebieden. Dat is toch geen reden om de interconnectoren op voorhand uit te sluiten van het congestiemanagement? Ik begrijp dat mevrouw Wiegman overweegt om daarover een motie in te dienen. Daar staan wij welwillend tegenover.

Het amendement op stuk nr. 30 was de gecombineerde versie van de eerdere amendementen van de fracties van de SP, de PvdA en de ChristenUnie. Het doel van ons allen was volgens mij voldoende duidelijk. Wij willen af van de vage ontsnappingsclausule "redelijk en proportioneel". Uiteraard blijft de uitzonderingsbepaling op grond van de veiligheid en de betrouwbaarheid van het net van kracht. In haar brief heeft de minister enkele duidelijke voorbeelden gegeven van de context van de begrippen "doelmatig" en "proportioneel" in relatie tot de voorrang voor "duurzaam". Naar aanleiding van haar argumentatie zijn de indieners van het amendement op stuk nr. 30 bereid om de formulering aan te passen, waarmee deze naar onze mening tegemoetkomt aan de bezwaren van de minister tegen het weglaten van de woorden "doelmatig" en "proportioneel". Anderzijds wordt hiermee maximale zekerheid geboden aan de producenten van duurzame energie: zij kunnen leveren als dit zonder kapitaalvernietiging mogelijk is. Het gewijzigde amendement heeft nummer 51 gekregen en is nu ook ondertekend door mevrouw Spies. De essentie van dit gewijzigde amendement is dat duurzaamheid is uitgezonderd van congestiemanagement, behalve als dit tot evidente kapitaalvernietiging zou leiden omdat er op korte termijn een structurele oplossing voor de duurzame energieproducenten beschikbaar komt.

Voorzitter. Indien bij het congestiemanagement het afschakelen van het conventionele vermogen onvoldoende soelaas biedt, komen alsnog de installaties uit de vorige lijst aan bod. Daartussen wordt in het wetsvoorstel geen onderscheid gemaakt. Wat mij betreft, zou in dergelijke gevallen wkk eerder aan bod moeten komen voor afschakeling dan duurzaam. Vandaar mijn nieuwe amendement op stuk nr. 45. Dit amendement heeft twee effecten. Duurzame energie komt pas als laatste aan de beurt om afgeschakeld te worden en duurzame energie gaat ook pas als laatste meebetalen aan congestiemanagement.

Dan kom ik terug op ons amendement op stuk nr. 16 dat elektriciteit uit productiegassen toevoegt aan de voorranglijst. Dat amendement is inmiddels wegens een technische verbetering vervangen door het amendement op stuk nr. 44. Het is zeker waar dat het benutten van productiegas in hoogrenderende wkk-installaties energetisch de voorkeur verdient. Dat heb ik in eerste termijn zelf ook gezegd. Corus is trouwens op dit moment met plannen bezig voor de bouw van een wkk-installatie op eigen terrein, die een groot deel van de productiegassen gaat verwerken. Dat is op dit moment echter nog toekomstmuziek, terwijl congestiemanagement betrekking heeft op het hier en nu en de nabije toekomst.

Volgens de minister is er in het gebied geen sprake van congestierisico. Op grond van wat ik hoor van onder meer Corus, vergist zij zich daar echter in. Er bestaan op dit moment drie elektriciteitscentrales van Nuon en er staat één wkk-installatie op het terrein van Corus. Die zijn via een 150kV-leiding met beperkte capaciteit aangesloten op de Randstadring. Nuon heeft inmiddels de MER-procedure gestart voor een nieuwe eenheid naast de bestaande. Het is duidelijk dat het opwaarderen van de 150 kV-leiding ter plekke niet eenvoudig is, gezien de ligging in stedelijk gebied. Daarmee zou er dus heel goed op vrij korte termijn een knelpunt kunnen ontstaan. Dat betekent dat wij de komende tien jaar zonder mijn amendement wel degelijk met het risico blijven zitten dat Corus tijdens congestie op het elektriciteitsnet productiegassen moet gaan affakkelen en dat willen wij niet.

Overigens heeft het bedrijf mij gemeld dat het geruime tijd geleden al aan TenneT aangeboden heeft om de aanlanding van een hoogspanningskabel voor wind op zee te faciliteren via het terrein van Corus, waar ook ruimte gemaakt zou kunnen voor een knooppunt richting het landelijk hoogspanningsnet. Dat zou, denk ik, een win-winoplossing kunnen zijn, dus een oplossing voor Corus en een goede oplossing voor het aanlanden van wind op zee. Waarom is daar nog niet op gereageerd door TenneT? En waarom heeft TenneT nog geen enkel plan gemaakt om de 150 kV-leiding op te waarderen? Het laatste argument dat pleit voor het toevoegen van productiegas aan de voorranglijst, is de voorrang die de minister wel wil geven aan afvalverbrandingsinstallaties. Productiegassen zijn net zo iets als afval en afvalstoffen die nuttig worden ingezet. Om die reden zouden deze categorieën gelijk behandeld moeten worden.

Ten slotte kom ik op mijn amendement op stuk nr. 17 ter differentiatie van de congestievergoeding op basis van de CO2-index van de producent. Naar mijn mening is dat een variant op een amendement van de heren Van der Ham en Vendrik, waarvan ik denk – en ik geloof de minister ook – dat het energetisch nog wel eens averechts zou kunnen uitpakken. Daarom denk ik dat enige sturing via de differentiatie van de betaling, van de bekostiging, een goed alternatief zou zijn. Het enige argument dat de minister gaf om tegen dit amendement te stemmen, was de strijdigheid met Europees recht; dat zou geen tariefdifferentiatie op grond van CO2-emissies toestaan. Die conclusie is naar mijn mening de interpretatie van de minister zelf.

Daarmee kom ik op de gasmarkt. Het wetsvoorstel zet zeker een aantal stappen in de richting van een betere werking van de gasmarkt, maar we zijn er nog niet. In mijn discussie met de heer Samsom in eerste termijn over artikel 66d vond hij het opmerkelijk dat de SP pleitte voor een verdere liberalisatie van de groothandelsmarkt voor gas. Los van het gegeven dat ik hiermee de lijn volg van zijn voorganger en partijgenoot Crone, hebben wij daarvoor een goede reden. In essentie komt die hierop neer. De gasmarkt ontwikkelt zich in sneltreinvaart van een regionale markt tot een wereldmarkt, te vergelijken met de oliemarkt. Nederland zal in de komende 25 jaar afhankelijk worden van die wereldmarkt, omdat ons eigen gas opraakt. In die context is het essentieel dat zo'n markt goed functioneert, zodat er geen monopolistische praktijken ontstaan, nu niet door GasTerra en straks niet door Gazprom. In dat verband nog een vraag over het laatstgenoemde bedrijf. Uit een gisteren gepubliceerd artikel in de European Energy Review blijkt dat Gazprom nu al misbruik zou maken van marktmacht in een aantal Midden- en Oost-Europese landen, waaronder EU-lidstaten. De Europese Unie pakte in het recente verleden wel Microsoft aan wegens misbruik van een monopolie, maar lijkt terug te schrikken voor Gazprom. Wat is de positie van de Nederlandse regering in deze kwestie? Vindt de minister van Economische Zaken dat voor Gazprom dezelfde regels moeten gelden als voor Microsoft? En zo ja, is zij bereid om bij de Eurocommissaris voor mededinging aan te dringen op het starten van een vooronderzoek?

Daarmee kom ik bij de discussie over artikel 66, lid 2 en het probleem dat veel middelgrote gasafnemers opgesloten zitten achter de meter. Deze categorie afnemers heeft wel behoefte aan meer flexibiliteit om, waar nodig, ingekocht gas te kunnen doorverkopen, maar schrikt terug voor de grote financiële risico's bij onbalans. Energieadviseur Sjak Lomme heeft voorgesteld om hun probleem op te lossen door voor middelgrote partijen dagbalancering in plaats van uurbalancering als uitgangspunt te nemen. Dat lijkt op de aanpak die eerder is gekozen voor de elektriciteitsmarkt, die daar werkt. Voor de echt grote jongens, zoals de grote elektriciteitscentrales, is een regime van uurbalancering wenselijk, ook uit het oogpunt van deugdelijk netbeheer. Maar voor de middencategorie is dat "over the top". Het opnemen van een dergelijk onderscheid in de gascode door de NMa zal volgens Lomme de werking van de gasmarkt verbeteren, zonder allerlei partijen te dwingen af te stappen van levering op de meter. Dat laatste zou het onbedoelde effect kunnen zijn van het amendement van de heer Zijlstra. De SP-fractie lijkt dit een mooi compromisvoorstel en hoort graag de reactie van de minister en van de heer Zijlstra hierop. Ik zou nu direct een motie kunnen indienen waarin de minister wordt opgedragen om ervoor te zorgen dat de gascode in deze zin gewijzigd wordt. Dat vind ik echter niet zo netjes, ook niet in de richting van de heer Zijlstra. Maar misschien vindt de minister het ook wel een goed idee. Als dat niet zo is, hebben we misschien nog een derde termijn nodig om dat punt uit te discussiëren.

Dan kom ik bij het openbare jaarverslag van de netbeheerders. Wij ondersteunen het gewijzigde amendement dat mevrouw Spies daarover gaat indienen. Ik ga ervan uit dat de netbeheerders in het openbare jaarverslag niet alleen verantwoording afleggen over hun bedrijfsvoering en financiële handel en wandel, maar ook over hun maatschappelijke prestaties. Als ik me vergis, hoor ik dat graag van de minister.

Het lijkt erop dat de behandeling van het wetsvoorstel een aantal veranderingen gaat opleveren die naar de mening van de SP-fractie verbeteringen zijn; dat is mooi. Maar het zou nog mooier zijn als de minister van Economische Zaken en de Kamer regelmatig kritisch kijken naar het functioneren van de energiemarkt in ruime zin. Zo'n analyse zou een boel fundamentele gebreken aan het licht kunnen brengen. In plaats van door te pamperen, moet je fundamentele gebreken bij de kern aanpakken.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden op de enorme hoeveelheid vragen die hier over dit wetsvoorstel zijn gesteld en voor haar advisering over de amendementen. Ik denk dat we grosso modo kunnen constateren dat er een groot draagvlak is voor het voorliggende wetsvoorstel. Op onderdelen zijn er vragen of dit ver genoeg gaat, dan wel niet ver genoeg.

De heer Zijlstra zei er net iets over en ik heb inmiddels ook het probleem dat het lastig wordt om de administratie precies bij te houden, met betrekking tot alle amendementen. Ik was ook nog gehandicapt doordat Parlando eruit lag. Ik heb inmiddels gezien dat een groot aantal collega's kennelijk gehoor heeft gegeven aan een aantal suggesties die de minister heeft gedaan. We zullen die amendementen zorgvuldig en welwillend bekijken en dat puzzeltje uiterlijk volgende week dinsdag, als de stemmingen aan de orde zijn, hebben gelegd. Ik heb in ieder geval gezien dat de collega's Wiegman en Samsom het amendement op stuk nr. 19 hebben gewijzigd ten aanzien van de sturingsinformatie. Daar ben ik blij mee. We hebben eerder al gesproken over de intenties; die zijn gelijk. Ik ga ervan uit dat de CDA-fractie dat amendement in ieder geval ook zal steunen.

Er is wel nog enig verschil van inzicht met de minister over het toevoegen van productiegassen, zoals dit is verwoord in het amendement op stuk nr.16 van de heer Jansen. We zijn het eens over het doel. We willen voorkomen dat die gassen afgefakkeld zouden moeten worden. De minister geeft in haar schriftelijke beantwoording aan dat ze het probleem niet ziet. Ze zegt dat ze het in de gaten wil houden; ze wil eventueel op termijn voorzieningen treffen, als ik de schriftelijke beantwoording goed begrijp. Letterlijk stelt de minister dat ze geen situatie zal laten ontstaan die tot congestie zal leiden. Dan is mijn simpele vraag nog steeds wat er op tegen is om nu al een wettelijke voorziening te treffen. Ik heb eerder al aangegeven dat wij veel sympathie hebben voor het amendement van de heer Jansen. Die sympathie is niet kleiner geworden. Ik ben heel benieuwd wat er mis zou gaan als dit amendement een plek krijgt in het wetsvoorstel.

Ik handhaaf mijn amendementen ten aanzien van het jaarverslag, ten aanzien van de de betrokkenheid van de NMa en de Kamer bij investeringen in het net die nog niet in PKB's of andere besluiten zijn vastgelegd en ten aanzien van het borgen van de betrouwbaarheid van het net. Er wordt, zeg ik ook tegen de heer Jansen, nog steeds gesleuteld aan het amendement inzake het jaarverslag, maar ik reken erop dat wij in goed overleg tot een mooi amendement komen. Ik zeg tegen de heer Zijlstra dat de financiële consequenties van het amendement inzake het borgen van de betrouwbaarheid van de netten buitengewoon beperkt zijn omdat het in feite een codificatie is van hetgeen nu al in codes vastligt. Ik ben graag bereid om daar verdere tekst en uitleg over te geven.

Een deel van de discussie over het verbeteren van de werking van de gasmarkt heeft betrekking op artikel 66d en de vraag of de leden 2 en 4 daarvan moeten worden gehandhaafd. De heer Zijlstra heeft inmiddels terecht, naar ons oordeel, het voorgestelde lid 4 toch gehandhaafd. Een van de vragen was of profielcontracten aangeboden blijven worden als lid 2 zou komen te vervallen. Ik sluit mij in de eerste plaats aan bij de vragen die de heer Jansen hierover heeft gesteld. Het resultaat moet niet zijn dat de marktwerking de facto kleiner wordt als wij lid 2 schrappen. Mocht dat uiteindelijk het effect zijn, zoals de minister in de schriftelijke beantwoording schrijft, neig ik ertoe mijn fractie te adviseren dit lid 2 toch maar in de wet te laten staan en de vinger aan de pols te houden bij de ontwikkelingen in de markt en wellicht in een tijdige evaluatie specifiek op dit punt nog terug te komen. Laten wij echter eerst de nadere antwoorden van de minister op de vragen van de heer Jansen afwachten.

De heer Jansen (SP):

Ik kan mij voorstellen dat de derde weg, dagbalancering, een mooi compromis kan zijn waarmee de intenties van iedereen worden gerealiseerd op een manier die werkt en die niet te veel geld kost.

Mevrouw Spies (CDA):

Als dat zo zou kunnen zijn, gaan wij daar goed en serieus naar kijken. Ik wil niet dat de facto als gevolg van het schrappen van lid 2 van artikel 66d de marktwerking kleiner wordt in plaats van groter. Daar zullen wij de antwoorden van de minister op moeten toetsen.

Met dit wetsvoorstel, in elke geval met dit onderdeel ervan, zetten wij een volgende stap op weg naar het beter laten functioneren van de gasmarkt. Die stap heeft onze steun. Wel zullen wij de vinger aan de pols moeten houden en op basis van de praktijk moeten zien of deze stappen inderdaad tot een verbeterde marktwerking leiden. Ik zou dan ook heel graag zien, namens de CDA-fractie, dat de maatregelen een jaar na het effectief worden ervan worden geëvalueerd. Ik zal daar straks nog een motie over indienen.

Ik kom nu op het onderdeel voorrang voor duurzaam. Het borgen van de voorrang die duurzaam geproduceerde elektriciteit op het net hoort te hebben, is een uitdrukkelijke wens van de CDA-fractie. Deze is, zoals eerder gememoreerd, al een paar jaar geleden in een motie vastgelegd. Wij zijn er dan ook tevreden over dat dit nu in het wetsvoorstel wordt geregeld. Laten wij echter niet vergeten dat wij deze regeling als het goed is alleen in zeer uitzonderlijke situaties en alleen tijdelijk nodig zullen hebben. Het uitgangspunt is en blijft dat congestie door investeringen in de netcapaciteit wordt voorkomen. Uitgaande van die twee principes willen wij de regeling verder zo eenvoudig, transparant en uitvoerbaar mogelijk houden. Dat betekent dat wij allerlei aanvullende eisen ten aanzien van de introductie van een CO2-ladder of in wat voor vorm dan ook om een rangorde aan te brengen in de categorie grijze elektriciteit niet zo verstandig vinden. Het maakt het systeem onnodig complex en het leidt waarschijnlijk tot inefficiënties en tot hogere kosten. Hoe goed bedoeld ook, op dit moment heb ik de neiging om de amendementen die daar betrekking op hebben niet te steunen.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik vraag me af of mevrouw Spies al aan het einde van dit blokje was.

Mevrouw Spies (CDA):

Nee, nog niet.

De heer Zijlstra (VVD):

Dan wacht ik heel even tot zij klaar is.

De voorzitter:

Een cliffhanger, wordt het nu.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik weet waar de heer Zijlstra in geïnteresseerd is en ik bewaar dat nog even.

Voorzitter. Dan heeft de heer Jansen een amendement ingediend over de proportionaliteit en de redelijkheid van de investeringen, op een andere manier vorm gegeven, onder verwijzing naar artikel 16 van de Gaswet en de Elektriciteitswet. Ik waag mij nu even niet aan het stuknummer van het amendement. Ik denk dat dit een alleszins redelijke wijziging is; dat heeft ook onze hartelijke steun.

Ik kom te spreken over de kostenallocatie. Nu kijk ik inderdaad naar de heer Zijlstra. Dat is en blijft een lastige keuze. Wij hebben daarbij van het begin af aan aangegeven dat de groene producenten, ongeacht de vorm van kostenallocatie, niet voor de kosten moeten opdraaien. Er blijven dan twee mogelijkheden over. Kiezen wij voor eenduidigheid in het systeem, dan is socialisatie het meest logisch, maar dat leidt wel tot lastenverzwaring bij de eindgebruiker en tot nauwelijks tot geen prikkels om die congestie te voorkomen. Ik heb de minister twee keer gevraagd om op dit punt toch nog meer helderheid te geven over de juridische houdbaarheid van het voorstel dat zij heeft gedaan. Ik vraag haar dat vandaag voor de derde keer. Ik heb dus gevraagd: hoe is de juridische houdbaarheid van het voorstel zoals u dat doet, geborgd, gegarandeerd? De minister zet daar de stelling tegenover dat daar geen probleem mee is. Ik ben echter zo benieuwd naar de onderbouwing van die stelling.

Voorts heeft de minister in eerste termijn aangegeven dat zij open staat voor betere suggesties uit het bedrijfsleven. Met de derde nota van wijziging wordt in feite de deur dicht gegooid voor die betere voorstellen uit het bedrijfsleven. Ook daarover verneem ik graag de laatste stand van zaken, althans de laatste waardering van de zijde van de minister.

Net als bij de gasmarktmaatregelen hebben wij ook bij dit onderdeel van het wetsvoorstel de uitdrukkelijke wens om de werking in de praktijk goed te kunnen volgen. Ook op dit punt is er dus alle reden voor een evaluatie. Het liefst zouden wij die al betrekken bij de herziening van het reguleringskader, waar ook onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van het invoeren van transporttarieven voor producenten. Is dat haalbaar of is dat qua timing erg ingewikkeld?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik wil toch nog even iets zeggen over het punt van de kostenallocatie van het congestiemanagement. Ook wij zijn zeer geïnteresseerd in de antwoorden op de vragen die mevrouw Spies hierover heeft gesteld. Ik wil ook graag een oordeel vernemen van mevrouw Spies. Zij gaf in verband met een aantal amendementen aan: ik wil voorrang voor duurzaam zo eenvoudig mogelijk houden en daarom ga ik niet alle poespas die in deze amendementen staat, toepassen. Hetzelfde geldt feitelijk toch voor de actie van de minister om de kostenallocatie in het wetsvoorstel te fietsen? Is het niet zo dat de voorrang voor duurzaam een zo belangrijk principe is dat wij het zo eenvoudig mogelijk moeten houden, opdat het niet strandt bij de Eerste Kamer? Zou op grond van die simpele redenering de kostenallocatie dus niet in het wetsvoorstel opgenomen moeten worden?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik dacht dat de heer Zijlstra ook heel gevoelig zou zijn voor het argument van lastenverzwaring voor de eindgebruiker. Dat is het grote nadeel dat in zijn amendement verscholen ligt. Ik heb al uitdrukkelijk aangegeven dat het voordeel de eenduidigheid in het systeem is. Er zijn echter ook argumenten aan te voeren ten voordele van de keuze die de minister heeft gemaakt. Ik wil dus echt zeker weten dat de minister de juridische uitvoerbaarheid goed heeft geborgd. Ook wil ik antwoord op de andere vragen die ik in dat verband gesteld heb, voordat wij ons eindoordeel daarover definitief opmaken.

De heer Zijlstra (VVD):

Gezien het feit dat het CDA "simpelheid" belangrijk vindt, kijk ik met enig vertrouwen uit naar het eindoordeel van het CDA. U stelt feitelijk aan mij de vraag over de kosten. Mijn amendement betekent feitelijk geen kostenverzwaring voor de eindgebruiker. Via congestiemanagement maken wij namelijk meer aansluitingen mogelijk. Daardoor treedt een paar honderd miljoen aan lastenverlichting op. U hebt dat zelf ook in eerste termijn genoemd. Dat leidt vervolgens tot een verlaging van de elektriciteitsprijs. Weliswaar komen de kosten van congestiemanagement daar weer bovenop, maar de balans is nog altijd positief voor de eindgebruiker. Daarnaast is het altijd zo dat, als je kosten toerekent aan een producent, die niet in het niets verdwijnen. Gratis bestaat niet, dus die producent zal dat weer doorberekenen in de energieprijs; daardoor komt het alsnog bij de consument terecht. Dat argument is volgens mij dan ook niet helemaal steekhoudend.

Mevrouw Spies (CDA):

De vraag is in hoeverre je veronderstelt dat van de kostentoedeling aan de producent een prikkel kan uitgaan – de minister gaat daarvan uit – om te proberen, het productieproces nog efficiënter te organiseren. De een-op-eendoorbelasting die de heer Zijlstra veronderstelt, zou hierdoor een stukje kleiner kunnen zijn. Dat is echter een inschatting van de werkelijkheid waarbij wij alle twee een glazen bol nodig hebben, maar die hebben wij helaas niet.

Ik wil op het punt van de evaluatie graag een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Gas- en Elektriciteitswet (31904) goede maatregelen bevat om de werking van de groothandelsmarkt voor gas te verbeteren en duurzame stroom in geval van congestie met voorrang toegang tot het net te geven;

overwegende dat het van belang is om de effecten van deze maatregelen in de praktijk nauwgezet te volgen;

verzoekt de regering, de werking van de maatregelen met betrekking tot de gasmarkt en "voorrang Spiesvoor duurzaam" een jaar na het operationeel worden te evalueren en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(31904).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een paar opmerkingen tot slot. De minister heeft aangegeven ook de mogelijkheden van voorrang voor groen gas te willen bezien. Dat incasseer ik als een royale toezegging, want regeren is vooruitzien. Wij zouden toch maar eens met de situatie geconfronteerd kunnen worden dat wij zo veel groen gas in dit land gaan produceren dat wij ook op dat gebied met congestie te maken kunnen krijgen. Dat moeten wij voorkomen. Ik ben dan ook blij met die toezegging.

Ten aanzien van de inzet van interconnectoren stelt de minister dat vanaf begin 2011 nationaal congestiemanagement en internationaal congestiemanagement met elkaar verweven worden. Begrijp ik goed dat op dit punt een basis ligt in Europese regelgeving die nationale regelgeving ongewenst zou maken? Hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van de minister in eerste termijn dat zij zich in feite gesteund voelt als de Kamer op dit punt een uitspraak doet? Ik weet dat collega Wiegman op dit punt een motie overweegt. Ik kon de samenhang niet helemaal zien tussen de mondelinge beantwoording van de minister en de schriftelijke beantwoording die wij vorige week hebben ontvangen.

Dan hebben wij nog het rapport van de Algemene Rekenkamer: de waardering van de netwerken. In mijn eerste termijn heb ik de gang van zaken daaromtrent onbevredigend genoemd. Ook de heren Zijlstra en Jansen waren op dit punt kritisch. Het rapport is eigenlijk nauwelijks tot zijn recht gekomen bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Ik denk dat wij samen met de collega's maar eens even moeten nadenken over de vraag of wij hier in een aparte procedure alsnog in moeten voorzien.

Hiermee naderen wij de afronding van de behandeling van een complex wetsvoorstel dat grote consequenties voor marktpartijen heeft. Wij hebben ons de afgelopen weken dan ook mogen "koesteren" in de warme belangstelling van zo ongeveer elk van deze partijen. Namens de CDA-fractie spreek ik de verwachting uit dat wij met dit wetsvoorstel weer een volgende stap zetten naar het beter laten werken van de gasmarkt en verwacht ik dat wij met de regeling voorrang voor duurzaam een verdedigbare oplossing hebben gevonden voor een situatie waarvan ik, en met mij hopelijk zeer velen, hoop dat het probleem van congestie zich niet of hooguit heel sporadisch zal voordoen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor de mondelinge en schriftelijke antwoorden op de vragen die in het debat gesteld zijn. Vandaag heb ik nog enkele vragen. Ik zal ook nog kort de wijzigingen op mijn amendementen toelichten.

Ik begin bij de Gaswet. De ChristenUnie onderschrijft het belang van de ontwikkeling van een gasrotonde en de ontwikkeling van een liquide handelsplaats. Ik denk dat met de voorliggende wijziging van de Gaswet grote stappen worden gezet om de werking van de gasmarkt te verbeteren. De discussie in eerste termijn over artikel 66d was uitermate boeiend. Maar ook bij mijn fractie leidt een en ander nog steeds tot veel onduidelijkheid. Zo wordt mij gemeld dat in de praktijk geen sprake is van een vrije keuze om je wel of niet te binden aan profielcontracten. Ook het afsluiten van een profielcontract bij een andere partij dan GasTerra blijkt niet aantrekkelijk te zijn. Voor de ChristenUnie geldt dat profielcontracten niet de wereld uit hoeven, maar dat de keuze ook niet gestuurd kan worden door de verkopende partij. Volgens mij is het voor iedereen lastig in te schatten wat de uitwerking zal zijn van artikel 66d. Moet het artikel gehandhaafd of geschrapt worden?

GasTerra stelt dat bij het schrappen van lid 2 de verkoper helemaal geen profielcontract meer kan aanbieden, maar klopt dit wel? Is er in theorie sprake van vrijheid maar in de praktijk niet, zoals ik bijvoorbeeld heb vernomen van enkele marktpartijen?

Ten aanzien van de kwaliteit van het stuursignaal heb ik het amendement van mij en de heer Samsom aangepast om het werkbaar te maken voor GTS. Ik denk dat met dit voorstel de NMa de ruimte heeft om correctheid en volledigheid te toetsen, evenals de haalbaarheid voor GTS om aan deze normen te voldoen.

Het amendement op stuk nr. 20 heb ik gewijzigd, onder meer naar aanleiding van opmerkingen van de minister en vanuit het veld. Ten eerste trek ik mij het punt aan van het kleineveldenbeleid. Ik ben het met de minister eens dat het een wettelijke plicht is om gas in het net in te passen. Dat deel heb ik dus geschrapt. Ik wil wel aan de minister vragen waarom zij het onwenselijk vindt om op de kleine velden nut en noodzaak te beoordelen van netuitbreidingen. Moeten wij ons die vraag niet gewoon stellen? Ten tweede wil ik voorkomen dat het amendement alle investeringen in de gasrotonde tegenhoudt. Ik vind het echter wel van belang dat er op zijn minst duidelijkheid is over maatschappelijke kosten en baten van uitbreidingen van het net en dat wij die weging goed kunnen maken.

De heer Jansen (SP):

Ik wil een vraag stellen over het amendement op stuk nr. 50, voorheen nr. 20. Dit ziet erop dat de minister kan toetsen "op het belang van duurzame, betrouwbare en efficiënte energievoorziening". Is de bedoeling van het amendement zo breed dat mevrouw Wiegman daarmee ook tegemoetkomt aan mijn kritiek dat de minister op dit moment onvoldoende stuurt op de samenhang tussen enerzijds productievermogen, het netwerk, en anderzijds de vraagzijde? Zit dat erin of legt zij het smaller uit?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wat mij betreft mag dit breed worden uitgelegd. Er moet heel breed een goede afweging kunnen worden gemaakt en deze moet ook inzichtelijk worden gemaakt.

De heer Jansen (SP):

Dat zou dan betekenen dat de minister, bijvoorbeeld op het moment dat zich een partij meldt die wil investeren in een vijfde grote centrale op de Maasvlakte, op grond van dit amendement kan zeggen: zet u die centrale maar niet neer, want ik vind per saldo het totaalplaatje maatschappelijk gezien minder efficiënt dan de huidige situatie. Is dat de bedoeling van dit amendement?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ja, de bedoeling is om die weging zichtbaar te maken. Die mag geruisloos voorbijgaan.

De heer Jansen (SP):

Dat is een prima aanvulling. Dank u wel.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kom op de Elektriciteitswet. Met betrekking tot Voorrang voor duurzaam herhaal ik de opmerking die ik in eerste termijn heb gemaakt. De wettelijke taak van de netbeheerder om nieuw vermogen aan te sluiten blijft overeind, maar de discussie over de heroverweging van het reguleringskader zie ik in dit verband met interesse tegemoet. Er zijn diverse signalen uit binnen- en buitenland die erop lijken te wijzen dat de manier waarop de door netbeheerders in rekening te brengen tarieven worden bepaald, het zogenaamde reguleringskader, kan leiden tot een gebrekkige invulling van een wettelijke taak om zorg te dragen voor voldoende netcapaciteit. Dat geldt in het bijzonder voor het aansluiten van duurzame elektriciteits- en gasproductiemiddelen. Dit zou op langere termijn de betrouwbaarheid van de voorziening in gevaar kunnen brengen.

De ChristenUnie ziet in dit verband dat met name de inpassing van smart grids een echte doorbraak zou moeten forceren in het streven naar duurzaam. De smart grid heeft immers inmiddels de potentie om echt op alle drie de punten van de Trias Energetica vooruitgang te boeken.

De toezegging van de minister om het Landelijk Uniform Producententarief (LUP) mee te wegen in de heroverweging van het reguleringskader is mooi. Ik ben daar blij mee.

Daarnaast wil ik mijn opmerking herhalen dat het argument dat een basislast aan kolenvermogen nodig is om de betrouwbaarheid te garanderen, steeds minder geldt. Sterker, op- en afregelen van wkk en gascentrales lijkt veel beter aan te sluiten bij de toename in windvermogen. De minister heeft wel gesteld dat het telkens op- en afregelen van kolencentrales kosteneffecten alsmede ecologische effecten heeft, maar eerder begreep ik juist dat de regelbaarheid van kolencentrales sterk is toegenomen en dat deze soms binnen anderhalf uur zijn op te starten. Kortom, gaat het door de minister genoemde argument nog wel op?

Tot slot wil ik een motie indienen die teruggrijpt op de eerdere discussie over de inpasbaarheid van interconnectoren. Met deze motie beoog ik geen verplichte inpassing in ons nationale congestiemanagement. Er zijn echter wel mogelijkheden om op basis van een verordening interconnectoren te betrekken. Met België, Duitsland en Frankrijk loopt Nederland voorop. Er is echter nog niet binnenkort iets geregeld met Noorwegen, Denemarken en Groot-Brittannië, terwijl wij met NorNed en BritNed te maken hebben.

Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het onwenselijk acht om interconnectoren te betrekken bij congestiemanagement om binnenlandse congestie op te lossen;

overwegende dat de geldende Europese regelgeving netbeheerders toestaat gebruik te maken van interconnectoren in een systeem van congestiemanagement indien dit kostentechnisch de beste oplossing biedt;

overwegende dat het zaak is dat binnenlandse congestie op een zo kostenefficiënt mogelijke wijze wordt opgelost;

verzoekt de regering, interconnectoren niet bij voorbaat uit te sluiten van deelname aan congestiemanagement,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Zijlstra en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(31904).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik kan mij hebben vergist, maar volgens mij heeft mevrouw Wiegman zich nog niet uitgesproken over de kostenallocatie van congestiemanagement. Ik ben benieuwd of zij het voorstel van de minister steunt, dan wel meedenkt met de heer Zijlstra en het amendement zoals hij het heeft geformuleerd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

In eerste termijn heeft de ChristenUniefractie zich uitgesproken voor het voorstel van de minister. Zolang dit debat echter gaande is, ben ik bereid tot en bezig met meedenken en verder denken. Ik ben dus bereid om vandaag nog argumenten uit te wisselen. Ik zit met hetzelfde punt als mevrouw Spies; inmiddels is het stapeltje (gewijzigde) amendementen gegroeid. Wij zullen ter voorbereiding op de stemming volgende week heel zorgvuldig al die amendementen langslopen om te bezien wat tot de beste resultaten zal leiden.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Voor D66 is het belangrijk dat wij niet alleen stilstaan bij wat nu speelt maar ook denken aan de lange termijn. Investeringen in de energiesector gaan tientallen jaren mee. De consequenties van de beslissingen die wij nu dicteren, dicteren ook de uitkomsten van morgen. Het gaat dus niet alleen om de problemen van nu in de energiesector, maar ook juist om de bredere vraag hoe ons elektriciteitssysteem en gasmarkt zich ontwikkelen tot een duurzame en grensoverschrijdende sector.

Om die reden hebben wij in eerste termijn gepleit voor een stap naar een Europese aanpak van congestiemanagement. Dat is een van de discussies die wij nog steeds voeren. De richtlijn Voorrang voor duurzaam is een mooie eerste stap, maar daarmee zijn wij er nog lang niet. Het is goed om van de minister te horen dat zij inzet op verdere marktkoppelingen in bestaande overleggen met onze buurlanden. Zij constateert terecht dat de koppeling met bijvoorbeeld België en Frankrijk goed verloopt, maar aan de grens met het oosten ligt veel meer potentie. Graag horen wij dan ook van de minister op welke termijn zij de koppeling met de Duitse markt tot stand ziet komen.

Een grotere markt biedt kansen op meer concurrentie en dus voordelen voor de consument. Op dit moment zijn interconnectoren nog uitgezonderd van de voorstellen van congestiemanagement in Nederland. Bij die uitzondering hebben wij net als andere fracties vraagtekens gezet. Ik had daarover al een motie klaarliggen, maar ik was zeer blij van met die van mevrouw Wiegman. Op termijn is de stap naar een regionale marktde enige manier om echte voorrang voor duurzaam te regelen, ook op de verbindingen die onze grenzen overschrijden. Op die schaal is het ook veel eenvoudiger om schommelingen in de productie van duurzame energie op te vangen. Wat dat betreft, zal ik ook ronduit en met volle borst ja zeggen, met mijn hand weliswaar, op de motie van mevrouw Wiegman. Ik heb betere zinnen uitgesproken in mijn leven.

De CO2-ladder. De huidige plannen voor nieuwe kolencentrales zijn een grote zorg voor D66. In andere discussies is de flexibiliteit van dergelijke centrales benadrukt, terwijl bij de behandeling van dit wetsvoorstel nog steeds de nadruk wordt gelegd op wat ze niet kunnen. Mevrouw Wiegman heeft het echter terecht gehad over het feit dat die kolencentrales veel flexibeler worden en in de toekomst misschien veel meer kunnen bijdragen aan flexibiliteit op het net. Wij hebben een amendement daarover ingediend en ook een vernieuwd amendement daarover aangeboden samen met collega Vendrik. Daarin hebben wij aangegeven dat het niet ongewoon is dat kolencentrales op deellast draaien. Het verschil in uitstoot met een gascentrale is zo groot dat een rendementsverlies bij het afschakelen van een kolencentrale al gauw wordt goedgemaakt. Dat alles gezegd hebbende, wil ik benadrukken dat de strekking van het amendement is gewijzigd in de richting van de kritiek van de geachte collega's die neerkwam op: wij moeten de boel niet zo vastzetten dat het wellicht zelfs negatieve effecten heeft. Daarom was ik enigszins teleurgesteld in het negatieve commentaar van de minister op het amendement. Ik hoop dat zij dat wil heroverwegen. Het amendement biedt de minister namelijk de ruimte om een haakje in de wet te benutten om een goede en haalbare invulling per AMvB te regelen. Ik begrijp dat er nog steeds twijfels bestaan over de uitvoerbaarheid van de CO2-ladder. Dat kan dus later worden uitgelegd in die AMvB.

Ik weet niet precies hoe het straks gaat met het amendement. Ik kan iedereen aanbevelen om voor dit amendement te stemmen. Ik wil ter achtervang twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het afregelen op basis van marginale kosten gascentrales met een lagere uitstoot eerder zullen worden afgeregeld dan kolencentrales met een hogere uitstoot;

overwegende dat er onduidelijkheid bestaat over de gevolgen voor de netto-CO2-uitstoot van het instellen van een rangorde op basis van CO2-uitstoot bij het afregelen van niet-duurzame elektriciteitscentrales;

verzoekt de regering, een rangorde te ontwikkelen binnen niet-duurzame installaties voor toelating tot het elektriciteitsnet ten tijde van congestie, waarbij de milieukosten van het af- en aanschakelen van de centrales worden meegenomen, en deze maatregel in te voeren krachtens een algemene maatregel van bestuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(31904).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het afregelen op basis van marginale kosten gascentrales met een lagere uitstoot eerder zullen worden afgeregeld dan kolencentrales met een hogere uitstoot;

verzoekt de regering:

  • - de juridische haalbaarheid van het instellen van een rangorde op basis van CO2 voor het afregelen van niet-duurzame elektriciteitscentrales tijdens het optreden van congestie te onderzoeken;

  • - zich in te zetten voor een uitzonderingstoepassing voor een dergelijke rangorde in de Europese regelgeving op het moment dat blijkt dat het niet mogelijk is binnen de bestaande regelgeving bovenstaand onderscheid te maken zonder inbreuk te doen op de principes van non-discriminatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(31904).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb nog enkele vragen over windenergie op zee. De minister heeft vorig jaar een aantal toezeggingen gedaan over het sturen van informatie over haar keuzes bij het uitbreiden van de rol van de landelijke netbeheerder bij die delen van het net die op zee beter gebundeld kunnen worden. Het onderwerp maakt natuurlijk niet echt deel uit van dit wetsvoorstel. Klopt het dat de minister ervoor kiest om dit niet binnen de Elektriciteitswet te regelen? En heeft zij al keuzes gemaakt over de invulling van het stopcontact op zee? Wij staan voor een visie waarin de groeiende mate van duurzame energie aangevuld wordt met flexibel in te zetten centrales en de nationale grenzen ten slotte vervagen.

De voorzitter:

Ik mis de heer De Mos van de PVV. Dan ga ik maar door met de heer Samsom van de PvdA.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Een aantal collega's heeft zich beklaagd over de enorme administratie die de grote hoeveelheid over elkaar heen buitelende amendementen meebrengt. Ik vind het ook lastig, maar ik vind het ook een belangrijke uiting dat de Kamer bezig is met het maken van wetgeving op de manier zoals dat hoort. Geen van de fracties heeft zich ingegraven in onwrikbare posities. Iedereen is bereid tot opnieuw nadenken op grond van argumenten die of door de Kamer of door de minister zijn aangedragen. Eigenlijk, mevrouw de voorzitter, is dit wetgeving op haar best. Het is echter wel ingewikkeld, dus is het belangrijk om te blijven opletten.

Na de vele schriftelijke rondes en de lange eerste termijn hoeft er wat ons betreft niet zo heel veel meer besproken te worden.

Ik kom bij het amendement van mijn fractie en de ChristenUnie dat ertoe strekt dat nieuwe duurzame aansluitingen – windparken bijvoorbeeld – echt op tijd gerealiseerd worden en niet aan het lijntje worden gehouden. Er stond een termijn van achttien weken in, met een mooie uitzonderingsbepaling erbij. Wij wilden die uitzonderingsbepaling schrappen. Daardoor zouden echter ook alle redelijkheid en billijkheid uit de wet geschrapt worden. Dat snapten wij, dus die redelijkheid en billijkheid staan er weer in. Toen bleef er toch iets knagen. Wat gaat er mis in het veld als veel installaties een aansluiting aanvragen? Het gaat bij TenneT of de regionale netbeheerder toch volgens het principe wie het eerst komt, het eerst maalt. Dan blijft er een enorme stapel over en moet men maar afwachten of men als duurzame netbeheerder ooit nog aan de beurt komt, of op tijd aan de beurt komt. Dat is wel relevant in verband met alle subsidieregelingen.

Wij hebben dus een knop toegevoegd aan het amendement, een artikel waarin heel duidelijk wordt gezegd wat wij eigenlijk willen. Als er namelijk schaarste is bij de aansluitcapaciteit – ik heb het niet over het transporteren van energie, maar over een nieuwe installatie die moet worden aangesloten – krijgen duurzame installaties voorrang. Als er dus een aantal centrales graag wil worden aangesloten en daarvoor bijvoorbeeld een trafootje en een grote kabel moeten worden geïnstalleerd – u kent het wel – dan krijgt de duurzame installatie, zoals het windpark, voorrang. Via een heel ingewikkelde omweg komen wij uiteindelijk bij een vrij simpele formulering, die men aantreft in het amendement op stuk nr. 46, waarmee wij een vierde lid toevoegen aan artikel 23. Dat is punt één.

Over punt twee kan ik korter zijn. Er is in deze Kamer veel gedebatteerd over CO2-ladders, hetzij bij het opregelen, hetzij bij het afregelen, hetzij bij het alloceren van de kosten. Ik geloof dat wij in alle drie de vormen CO2-ladders langs hebben zien komen. Mijn fractie heeft er nooit een geheim van gemaakt dat wij de sturende werking van dit wetsvoorstel, waaraan liberalen, met als belangrijkste vertegenwoordiger de heer Zijlstra, een bloedhekel hebben. Maar wij denken daar anders over. Wij vinden de sturende werking in de richting van duurzame energie niet zo beroerd; die vinden wij eigenlijk wel leuk. Maar je kunt ook overdrijven; je kunt er zo'n complex geheel van maken dat je uiteindelijk de effecten van deze wetgeving niet meer kunt overzien. Ik erken dat met name de heer Van der Ham zijn amendement zodanig heeft uitgekleed dat daarmee een vrijblijvend "je kunt het ook zo doen"-artikel in de wet zou worden geformuleerd. Je kunt haast zeggen: baat het niet, het schaadt ook niet. Dat doet ons nog enigszins twijfelen. Maar het amendement zal, indien aangenomen, niet zo gek veel toevoegen aan wat wij op dit moment gaan doen.

De heer Van der Ham (D66):

Ja, deze liberaal is met u ervan overtuigd dat deze wet een positieve bijdrage kan leveren aan duurzame energie. Dat vinden wij ook heel positief. Het amendement is inderdaad een haakje in de wet. Daarnaast heb ik nog wat complementaire moties ingediend waarmee de minister op weg wordt gestuurd om dat later dan weer in te vullen. Nu doet het nog niet zo veel, maar het kan wel een belangrijke bijdrage leveren wanneer de minister haar huiswerk in Europa inderdaad goed gaat doen. Dus stem er voor, zeg ik als sociaalliberaal tegen die sociaaldemocraat daar.

De heer Samsom (PvdA):

Ik constateer dat u bijna het argument gebruikt: het maakt toch niet uit, stem er maar voor! Ook dat wordt op een gegeven moment een afweging, maar ik beloof u dat wij ernaar zullen kijken. Mijn fractie heeft niet onder stoelen of banken gestoken dat wij het CO2-effect van deze wet als geheel wenselijk vinden. Als een amendement daaraan dan nog iets kan toevoegen, zonder op een andere manier weer afbreuk te doen, vinden wij dat niet zo'n probleem. Nogmaals: het lijkt uiteindelijk zo te stranden in een, wat ik al eerder zei, "lood om oud ijzer"-amendement. Niettemin kijken wij er met veel interesse naar. Ik prijs uw inventiviteit, met de varianten die u weer weet te verzinnen, inclusief moties. Wij zullen die belonen.

De heer Van der Ham (D66):

O dat is mooi, dat u die gaat belonen!

De heer Samsom (PvdA):

Met weer extra denkwerk over de vraag of wij er voor of er tegen moeten gaan stemmen.

De heer Van der Ham (D66):

Het blijft Samsomspannend.

De voorzitter:

Ik zei het al.

Mevrouw Spies (CDA):

Op dat punt heb ik nog een vraag aan de heer Samsom, die zichzelf en ons allemaal complimenteerde met het wetgevingsproces waarmee wij bezig zijn. Moeten wij onszelf dan voor de gek willen houden, met een haakje in de wet waaraan toch weer een verplichting vastzit om met een AMvB of een ministeriële regeling te komen? Ik vraag mij af of dat zo verstandig is. Graag een reactie.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben het volledig met u eens; dat is precies de andere kant van dezelfde medaille. Moeten wij het zo ingewikkeld willen maken voor dat laatste stukje effect, waarvan ook oprecht kan worden betwijfeld of het een effect heeft? Nogmaals, ik hoor graag ook nog wat de minister te melden heeft naar aanleiding van deze laatste vindingen van de D66-fractie, inclusief de moties. Aan de hand daarvan zullen wij ons uiteindelijke oordeel bepalen.

Voorzitter. Tot slot: in de "Voorrang voor duurzaam"-kwestie wil ik het nog hebben over de productiegassen. Wij erkennen dat het op dit moment wellicht geen praktisch probleem is, maar juist omdat de minister de windparken op zee aanvoert als het eerste moment dat er wel een praktisch probleem zou kunnen optreden – waarmee zij mijn fractie op scherp heeft gezet – vinden wij het desbetreffende amendement nog steeds wenselijk. Het mag van Europa en het zou een probleem kunnen oplossen als het zich in de, wat ons betreft, nabije toekomst gaat voordoen.

Ik kom op de gasmarkt en uiteraard het "springende" artikel 66d, de leden 2 en 4. Er is veel over gedebatteerd en lid 4 is inmiddels uitgediscussieerd. De minister heeft het pleit gewonnen en het blijft zo staan in de wet. Over lid 2 is de afgelopen dagen intelligent heen en weer gebeld, geschreven en gedebatteerd, net als in het voorgaande debat. Mijn fractie heeft aangegeven de gasmarkt te willen verbeteren. Dan is het eigenlijk duidelijk dat je lid 2 moet schrappen. Wij hebben aangegeven dat wij de natuurlijke eigenschap van het prachtige gasveld Slochteren om voor balancering van het hele Nederlandse gasnet te zorgen niet willen verspelen en GasTerra niet in de positie willen brengen dat het zich gedwongen voelt om geen gebruik meer te maken van die belangrijke meerwaarde van het Nederlandse gassysteem. Dan zit je dus weer met lid 2.

Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de opmerking van de heer Jansen dat in de afgelopen dagen een andere optie is opgedoken. Ik denk dat de gasmarkt uiteindelijk ook wel blijft functioneren als je het laat staan zoals het er staat. Dan wordt korte termijn- of dagbalancering mogelijk op de beurs, zodat de risico's van kleinere partijen overzichtelijk blijven wanneer zij contracten gaan afsluiten, zoals de wet nu nog mogelijk maakt.

Ik wacht met spanning op het antwoord van de minister op deze vraag. Ik neem aan dat de heer Zijlstra er nog wel iets aan zal toevoegen vanuit zijn betrokkenheid en zijn amendement. De heer Zijlstra en ik hebben ook een amendement ingediend over de aansluitplicht. De minister heeft op een paar punten gelijk, dus er gaat een wijziging rond die we zouden kunnen steunen.

Tot slot heb ik nog een motie, die eigenlijk bij het stukje voorrang voor duurzaam zou moeten, maar die ik aan het eind heb geplakt. Deze gaat over het volgende. Het is duidelijk dat de kolencentrales geen voorrang hebben. Wat ons betreft staan zij helemaal achteraan in de rij. Toch wil ik ze graag prikkelen om mee te doen in de ratrace om voorrang op het energienet. Dat betekent dat ik ze uitdaag om zich te mogen aansluiten bij het rijtje duurzame energiebronnen als zij een bepaald percentage biomassa erbij stoppen. Die lat leggen wij dan natuurlijk niet al te laag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat om voorrang te verkrijgen een installatie voor 100% duurzaam moet zijn;

van mening dat een dergelijke norm te rigide is, omdat daarmee installaties met een forse bijstook van biomassa buiten de boot vallen;

verzoekt de regering om installaties met meer dan 50% biomassa bijstook eveneens voorrang te geven in het geval van congestie;

verzoekt de regering, dit zo spoedig mogelijk te regelen in de AMvB,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(31904).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. De motie oogt in ieder geval heel sympathiek. Ik heb wel twee vragen. Hoe verhoudt deze motie zich tot de Europese richtlijn? Deze uitzondering behoort niet tot de mogelijkheden die de Europese richtlijn volgens mij biedt. Moeten we het dan wel willen, is mijn tweede vraag.

De heer Samsom (PvdA):

Dan kan het ook niet. Dan wordt het wel ingewikkelder. Dat is een goede toevoeging. Ik voeg eraan toe dat dit volgens mij wel kan, maar goed, de minister zal daar haar oordeel over moeten geven. De heer Zijlstra gromt al. Mijn fractie realiseert bij deze wet inderdaad allerlei nevendoelstellingen en dat doet zij met verve. Een andere doelstelling is om die kolencentrales aan te zetten om minder CO2 uit te stoten. Dat kan door het bijstoken van biomassa. De bedoeling is om die doelstelling nog een stapje dichterbij te brengen. Ik moet eerlijk zeggen dat dit niet het doorslaggevende argument in de bestuurskamer van E.ON zal zijn op dit moment, maar het kan wel bijdragen aan een heroverweging van hun plannen in de toekomst.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is een beetje een symbolische motie, eigenlijk een beetje een haakje in het debat, maar ik heb er toch heel veel sympathie voor en ik kan nu al voorspellen dat ik ervoor ga stemmen.

De heer Samsom (PvdA):

Dank u wel.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik ga inderdaad vandaag weer Castroiaanse spreektijden hanteren. Ik zat in de parlementaire onderzoekscommissie naar de onderwijsvernieuwing, net als de heer Van der Ham. Daar kwamen wij de basisvorming tegen. Daar hebben zij zeven dagen over gedebatteerd, geloof ik. Dat gaan we niet halen, schat ik, maar ik ga toch mijn best doen vandaag.

Ik ga de amendementen langs en dan komen alle punten wel voorbij. Ik begin met het amendement op stuk nr. 38 op de Gaswet over de aansluitplicht voor grootverbruikers. De minister had drie bezwaren tegen het oorspronkelijke amendement op stuk nr. 34. Haar eerste bezwaar is dat zij niet wil dat GTS wordt uitgezonderd van de aansluitplicht. Om een lange discussie over veiligheid en dergelijke te voorkomen: de staande praktijk is dat dit sowieso niet gebeurt. Wij hebben het advies van de minister dus gevolgd en hebben dit uit het amendement verwijderd. Ook GTS heeft nu dus een aansluitplicht.

Het tweede bezwaar van de minister is dat het amendement niet expliciet regelt dat aansluiting op het dichtstbijzijnde punt dient te geschieden. Dat is een terecht bezwaar. Daarom hebben wij het amendement aangepast en hebben wij er expliciet in opgenomen dat op het dichtstbijzijnde punt wordt aangesloten.

De minister gaf ook aan dat dit erg moeilijk te handhaven is omdat er geen objectieve criteria vast te stellen zijn om te bepalen of er sprake is van voldoende capaciteit op het net. Dat vinden wij gek, want ook in de Elektriciteitswet is er een dergelijke bepaling. Daar is dat bezwaar kennelijk niet aanwezig. Belangrijker nog: als dit amendement wordt afgewezen, zal de NMa toch dit soort afwegingen moeten maken. De nut- en noodzaaktoets die de NMa moet plegen, houdt in dat zij toch deze afweging zal moeten maken. Wij zien dat probleem van de handhaafbaarheid dus niet echt. Nog belangrijker: in de zaak van Ouwehand Bouw versus Continuon bij de NMa, waarin op 24 mei 2006 uitspraak is gedaan, mocht de netbeheerder – in dit geval Continuon – de aansluiting niet realiseren omdat dit strijdigheid zou opleveren met de wettelijke taak uit artikel 10 van de Gaswet. Daarin staat namelijk dat het op economische voorwaarden onderhouden en ontwikkelen van het netwerk moet gebeuren. De uitbreiding van het netwerk was zo duur dat de NMa vond dat dit niet in lijn was met het op economische wijze onderhouden en uitbreiden van het netwerk. Volgens mij toont dit zelfs aan dat een absolute aansluitplicht voor grootgebruikers strijdig is met de Gaswet. Daarom hebben wij dat amendement aangepast en op dit punt gehandhaafd.

Het amendement op stuk nr. 36 van de heer Samsom, dat mede door mij is ondertekend, gaat over de aansluitplicht van kleinverbruikers. De minister heeft dat amendement overgenomen, waarvoor dank.

Over de stuurinformatie heb ik misschien iets gemist. De minister doet de suggestie om "actueel" te handhaven en de zinsnede "voor zover haalbaar correcte en volledige" toe te voegen, omdat de oude zinsnede te absoluut was voor een rechtbank. Ik weet niet of dat amendement al is gewijzigd, maar als het op die manier wordt gewijzigd, zullen wij het steunen. Ik zie geknik; dat komt dus goed.

Het amendement op stuk nr. 40 gaat over een prikkel tot investeren voor netbeheerders. De minister deelt de intentie van het amendement om expliciet aan te geven dat netbeheerders informatie moeten opnemen over knelpunten en de daarvoor benodigde investeringen in hun kwaliteits- en capaciteitsdocumenten. De minister ontraadt het amendement echter vanwege de inperking van de ministeriële bevoegdheid. Wij zien dat probleem. Wij hebben het amendement daarom aangepast conform de suggestie van de minister. Wij gaan ervan uit dat haar advies daardoor zal veranderen. Het is nu het amendement op stuk nr. 40 geworden; dat is het aangepaste nummer, hoop ik.

Het kernamendement bij de Gaswet gaat over de verhandelbaarheid van gas. Dat is inmiddels het amendement op stuk nr. 41. Dat gaat over lid 2 van artikel 66d. Er is al veel over gezegd. Het gaat over het activeren van de gasmarkt. De minister heeft ons ervan kunnen overtuigen dat het schrappen van lid 4 op dit moment niet gewenst is. Daarom hebben wij dat amendement aangepast en is het inmiddels het amendement op stuk nr. 41 geworden; het was het amendement op stuk nr. 26.

Over lid 2 resteert echter nog steeds een fundamentele discussie. Ik stel voorop dat de VVD en de minister absoluut hetzelfde doel nastreven, namelijk komen tot een goed functionerende liquide gasmarkt. In tegenstelling tot de minister zien wij in het voorliggende artikel 66d, lid 2 een grote belemmering; ook de heer Samsom gaf dat al aan. Op dit moment bestaat de gasmarkt voor het grootste deel uit zogenaamde profielcontracten. Bij deze contracten is sprake van een verplichte koppeling van de afgenomen hoeveelheid en de daarbij behorende flexibiliteit. Hoewel er gelukkig initiatieven zijn om meer flexcapaciteit aan te leggen, bijvoorbeeld van TAQA in Bergen, zal de flexcapaciteit de komende jaren toch met name van GasTerra moeten komen. Door lid 2 kan deze producent dit flexvoordeel blijven uitnutten. Dat is volgens de VVD fnuikend voor de snelle ontwikkeling van de gasmarkt. Die ontwikkeling zal wel op gang komen, maar naar onze mening tergend langzaam. GasTerra en ook de minister stellen dat het zonder lid 2 niet meer mogelijk zou zijn om profielcontracten in de markt te zetten, omdat feitelijk sprake zou zijn van overtreding van lid 1. Ik moet zeggen dat dit wel een kip-of-eidiscussie is. Dit kan naar mijn mening gemakkelijk worden ondervangen door in de memorie van toelichting expliciet de volgende zinsnede op te nemen: " ... indien de koper en verkoper vrijwillig besluiten om de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, dit nooit als commerciële dwang als bedoeld in artikel 66d, lid 1c kan worden uitgelegd". Daarmee is naar mijn mening het bezwaar van GasTerra en de minister op dit punt ondervangen.

De minister wijst ook nog op een ander mogelijk probleem, namelijk dat de verkoper commodity en programmaverantwoordelijkheid op grond van lid 1 separaat op het TTF moet aanbieden. Hierdoor ontstaat volgens de minister een onbeheersbare situatie voor de verkoper. Dat is naar mijn mening een gek argument, want op dit moment is er niets geregeld in de Elektriciteitswet. Op de elektriciteitsmarkt bestaan ook profielcontracten en dus een combinatie van programmaverantwoordelijkheid en commodity, in dit geval elektriciteit. Daar is het geen probleem dat niet bij wet is geregeld dat profielcontracten door de verkopende partij kunnen worden opgeëist. Waarom zijn die commerciële risico's wel aanvaardbaar voor verkopende partijen op de elektriciteitsmarkt en waarom is dit op de gasmarkt niet het geval? Is het waar dat dit amendement niet veroorzaakt dat profielcontracten zouden moeten verdwijnen? De VVD-fractie wil niet dat profielcontracten verdwijnen, omdat daaraan behoefte bestaat bij kleine en middelgrote marktpartijen. De elektriciteitsmarkt toont aan dat dit goed mogelijk is zonder lid 2 op te nemen in artikel 66d.

De heren Jansen en Samson hebben het ook al gezegd: in de VrijhandelsOptiek van afgelopen week kwam ook een interessante andere suggestie naar voren, namelijk het creëren van een dagbalancering waar het nu is gebaseerd op uurbalancering. Dit zou een goed middel zijn voor middelgrote en kleinere partijen om risico's te kunnen inschatten; het risico is dan beheersbaar en zij zouden zich dan toch meer op de markt kunnen begeven. Ook op de elektriciteitsmarkt heeft deze vorm voor meer marktwerking gezorgd en de bereidheid van partijen om risico's te nemen. De VVD-fractie is graag bereid om het amendement op stuk nr. 41 – dus het schrappen van lid 2 – in te trekken als wij kunnen komen tot een dergelijke dagbalancering. Dit zou aansluiten bij de elektriciteitsmarkt en bij omliggende gasmarkten, maar in de eindrapportage balanceringsregime van GTS van 3 juni 2009 staat in hoofdstuk 2.2 op bladzijden 8 en 9 dat GTS dagbalancering niet mogelijk acht. Daar zit voor ons het probleem. Een dergelijke dagbalancering kan natuurlijk niet tot stand komen als GTS daaraan niet meewerkt en dit niet mogelijk maakt.

De vraag is dus: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat GTS het leidende principe van uurbalancering loslaat en ook dagbalancering toelaat voor partijen die daaraan behoefte hebben. Als wij dit door middel van een nota van wijziging kunnen regelen, is het schrappen van artikel 66d, lid 2 niet meer noodzakelijk, maar alleen dan. Als wij het een noch het ander doen, blijven wij hangen in een situatie die naar mijn mening het meest onwenselijk is, namelijk een gasmarkt die nog steeds wordt overheerst door de profielcontracten van met name één producent. Wij kunnen natuurlijk ook een amendement opstellen, maar het lijkt mij – gelet op de complexiteit – handiger om dit in een nota van wijziging te doen. Kan de minister een rol spelen om te komen tot het alternatief van dagbalancering en de rol van GTS daarin? Kan dit op de een of andere manier worden geregeld in een nota van wijziging? Zo ja, dan kunnen wij het amendement op stuk nr. 41 alsnog intrekken.

De heer Jansen (SP):

Het is positief dat de heer Zijlstra dit alternatief ook een goed compromis lijkt te vinden. Ik veronderstel dat GTS deze richting niet zo zag zitten, omdat daarvoor investeringen moeten worden gedaan of kosten moeten worden gemaakt. Je moet dit natuurlijk altijd verdisconteren in de afweging. Volgens de SP-fractie zou het criterium moeten zijn dat de kosten die GTS maakt en die gesocialiseerd worden, uiteindelijk lager moeten zijn dan de winst die wordt gemaakt door die extra flexibiliteit voor de kleinere en middelgrote afnemers. Dan is er sprake van een maatschappelijk positief resultaat. Deelt de heer Zijlstra die mening?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik kan het hiermee bijna niet oneens zijn, dus die mening deel ik. De kosten van een dergelijk regime mogen natuurlijk niet veel hoger zijn dan de opbrengst. Op de elektriciteitsmarkt werkt het ook zo. TenneT investeert miljoenen om ervoor te zorgen dat de biedladder op het punt van de balancering goed werkt. Dit zal GTS ook moeten doen, maar dan wel onder de voorwaarde die de heer Jansen terecht noemt.

De heer Jansen (SP):

Dan zou een logische vervolgsuggestie aan de minister zijn dat zij zegt: we zouden aan de kleine kant voorzichtig moeten beginnen, de grens te trekken die groot en klein scheidt, uurbalancering en dagbalancering. Dan hoef je maar weinig uitgaven te doen. Vervolgens kun je die grens langzamerhand optrekken totdat het economische optimum bereikt is. Dat lijkt u ook een goede strategie?

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is een mogelijke strategie. Ik zou gezien de complexiteit niet nu willen zeggen: we gaan het precies op deze manier doen. Over het doel zijn alle partijen het volgens mij wel redelijk eens, een uitzondering daargelaten. Dat is die gasmarkt op gang krijgen. Daar is dagbalancering een prima middel toe. Dat geven ook veel partijen toe, of het nu de APX is, de kleine partijen of de grotere partijen: iedereen ziet het wel zitten. Alleen hoe komen we daar? Ik handhaaf mijn amendement op stuk nr. 41, totdat we een alternatief hebben. Dat alternatief leg ik dus nu op de stip om te bezien of de minister de mogelijkheid heeft om in de goal te trappen. Daarop wachten we dan maar even de beantwoording af.

In lijn met het voorgaande wil ik ook nog een motie indienen over de flexibiliteit in het systeem. Wij willen het kabinet verzoeken om maatregelen te nemen die leveranciers aan kleinverbruikers ook daadwerkelijk in staat stellen om via de groothandelsmarkt anders dan via GasTerra een portfolio op te bouwen om de gewenste concurrentie op deze wijze te bevorderen en de voorzieningszekerheid in de toekomst voor kleinverbruikers veilig te stellen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het doel van het wetsvoorstel is om de gasmarkt te versterken, hetgeen tevens de totstandkoming van de gasrotonde kan bevorderen;

overwegende dat het gasrotondebeleid gericht is op het bevorderen van een open gasmarkt die het voor (buitenlandse) partijen aantrekkelijk moet maken om actief te worden en te investeren;

constaterende dat er een dominante positie bestaat voor de in artikel 54, eerste lid, bedoelde rechtspersoon op de markt voor flexibiliteit, die essentieel is voor de levering aan kleinverbruikers;

constaterende dat deze dominante positie door dit wetsvoorstel in stand gehouden wordt, doordat de huidige, veel voorkomende praktijk, waarin de verkoper van gas niet alleen het gas maar ook transport en flexibiliteit levert aan de koper van gas, zal Zijlstraworden voortgezet;

overwegende dat de huidige regulering deze marktordening onvoldoende doorbreekt;

overwegende dat leveranciers aan kleinverbruikers daarmee grotendeels gebonden blijven aan eerder genoemde rechtspersoon, waardoor de concurrentie op dit gebied beperkt blijft;

overwegende dat juist meer concurrentie op de gasmarkt zal leiden tot investeringen in flexibiliteitsmiddelen, waardoor de voorzieningszekerheid voor kleinverbruikers in de toekomst gewaarborgd blijft;

roept het kabinet op, maatregelen te nemen die leveranciers aan kleinverbruikers daadwerkelijk in staat stellen om ook via de groothandelsmarkt anders dan via eerder genoemde rechtspersoon, een portfolio op te bouwen om op deze wijze de gewenste concurrentie te bevorderen en de voorzieningszekerheid in de toekomst voor kleinverbruikers veilig te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(31904).

De heer Zijlstra (VVD):

Dan ga ik in op de Elektriciteitswet. Eerst de kosten voor de bovenliggende netbeheerder. Daar had ik nog geen amendement voor ingediend, maar naar aanleiding van de beantwoording door de minister heb ik dat nu alsnog gedaan. De minister geeft aan dat ze het probleem ziet dat voor onderliggende netbeheerders een grote vertraging optreedt in de doorwerking van kosten van een bovenliggende netbeheerder. Feitelijk zorgen onderliggende netbeheerders voor een voorfinanciering van de investering die bijvoorbeeld TenneT doet. De minister geeft aan dat dit grotendeels ondervangen wordt door de nacalculatie die de NMa verzorgt. Dat beperkt de vertraging tot naar verwachting twee jaar, zegt de minister. Een voorfinanciering van twee jaar vindt echter een gemiddeld bedrijf toch wel een hele hoop, zeker als het over miljardeninvesteringen gaat. De minister heeft toegezegd dat zij wil kijken of ze die twee jaar kan terugschroeven. Dank voor die toezegging, maar waarom zouden we daarop wachten? De minister en de NMa erkennen dat er een probleem is en dat probleem heeft weinig te maken met de kern van het reguleringskader. Toch wil de minister wachten op de herziening van het reguleringskader. Het probleem is daar geen kernpunt van. Waarom dan wachten? Waarom het probleem niet nu oplossen? Als je netbeheerders neemt als Cogas, Rendo of Edinet, dan vallen die niet onder TenneT, maar onder bijvoorbeeld Enexis. Die hebben dan dus nog steeds te maken met een vertraging van twee jaar. Eerst duurt het twee jaar voor Enexis en dan nog een keer twee jaar voor de vertaling naar de beheerder toe, dus dat zijn nog steeds vier jaar. Haal je dat er echter uit, dan neem je het hele probleem weg. Dan heb je geen nacalculatie meer van de NMa, geen vertragende factoren meer en dan heb je dus volgens mij de meest zuivere oplossing. Waarom lossen we dit probleem niet gewoon nu op? Vandaar dit amendement. Het nummer weet ik nog niet.

Dan de aansluitcondities voor kleine producenten. Ik ben blij dat de minister de achterliggende problematiek onderkent. Het kan niet de bedoeling zijn dat er misbruik wordt gemaakt van de 10 MVA-regel. Een aansluiting van 18 MVA kan dus niet opgesplitst worden in 2 keer 9, om daarmee de kosten te socialiseren. De minister wil echter het onderzoek afwachten naar de herziening van het reguleringskader. Dat begrijpen wij en daarom hebben wij dit amendement ingetrokken. Wij wachten met spanning dat onderzoek af.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 39, voorrang voor duurzaam. Het gaat eigenlijk om de kostenallocatie. Voorrang voor duurzaam staat niet ter discussie. Geen partij in deze Kamer, met uitzondering van de PVV misschien, zegt dat we dat niet moeten doen. Het gaat dan om de kostenallocatie van congestiemanagement. Het lijkt erop dat de minister en de VVD daarin fundamenteel van mening verschillen, maar ik ga nogmaals proberen om de minister van mijn mening te overtuigen, ook omdat zij naar mijn mening een aantal onjuiste argumenten hanteert. De VVD vindt dat congestiemanagement voortvloeit uit het feit dat een netbeheerder niet in staat is gebleken tijdig netcapaciteit op te leveren. Als de volledig in overheidshanden zijnde netbeheerder zijn taken juist uitvoert, zal er geen sprake zijn van congestiemanagement. Dan ligt dat kabeltje er gewoon op tijd. Omdat theorie en praktijk niet altijd overeenkomen, is congestiemanagement nodig. Dat is nodig omdat de publieke taak van het transporteren van energie moet worden gewaarborgd. We hebben afgesproken dat de kosten van de publieke taak via socialisatie worden afgedekt. Dus dat principe is voor ons de juiste lijn; zo zou het moeten zijn.

Naast dit punt zijn er echter ook juridische bezwaren. De minister heeft ongetwijfeld de analyse gezien van Freshfields Bruckhaus Deringer. Daarin wordt helder aangetoond dat de minister zich met betrekking tot het non-discriminatieprincipe op juridisch dun ijs begeeft. Sterker nog, volgens de VVD ligt er niet eens ijs, en probeert de minister, à la Mozes, over water te lopen. Dat is Mozes weliswaar gelukt, maar de VVD voorspelt dat deze minister een nat pak gaat halen.

De heer Van der Ham (D66):

Even een opmerking van de meest seculiere partij in dit parlement: het was niet Mozes, maar Jezus. Mozes ging door de zee heen.

De heer Zijlstra (VVD):

U hebt groot gelijk. Dan doe je een poging om de ChristenUnie binnen te halen op een amendement, maar dan gebruik je de verkeerde argumenten.

Bovenop de argumenten die Freshfields noemt, zou ik nog willen wijzen op de schriftelijke beantwoording van de minister. Zij geeft aan dat de kosten van gereguleerde taken in rekening mogen worden gebracht bij die partijen die onder de regulering vallen. Zij volgt de redenering dat daarom de kosten van congestiemanagement selectief mogen worden toegepast op producenten in congestiegebieden. Randvoorwaarde is volgens de minister dat de netbeheerder niet mag discrimineren bij het in rekening brengen van de kosten. Dat staat in de derde richtlijn van artikel 32. Vervolgens maakt de minister wel een onderscheid, namelijk tussen grijze en duurzame producenten. Als het stilleggen van grijze producenten echter onvoldoende is om het congestieprobleem op te lossen, vallen ook duurzame producenten weer onder de kostenallocatie. De minister geeft toch in haar opsomming hiermee zelf toch al aan dat er een enorme juridische zwakte in haar redenering zit? Duurzaam valt er wel onder, dan weer niet, en uiteindelijk toch weer wel. Hopeloos.

De kern van de verdediging van de minister is dat ze bang is voor gaming. Ik deel het streven van de minister dat gaming zo veel mogelijk moet worden voorkomen, laat dat helder zijn. Geen partij zal zeggen: laten we dat stimuleren. Het door de minister gevreesde gaming komt volgens de VVD alleen maar voor in imperfecte markten. De minister geeft in haar beantwoording weer dat zij de markt niet ideaal vindt, doordat er sprake is van een beperkt aantal partijen. Wanneer vindt de minister de elektriciteitsmarkt voldoende perfect? We hebben binnenkort in Nederland negen grote aanbieders. We hebben een aanzienlijk aanbod via de interconnectie, maar de minister vindt dit kennelijk onvoldoende. Welke maatregelen gaat de minister dan treffen om de volgens haar onvolledig werkende elektriciteitsmarkt te verbeteren? Wanneer krijgen we dat wetsvoorstel? Waarom ligt dat überhaupt nu niet voor? Als de minister kennelijk vindt dat de elektriciteitsmarkt onvoldoende werkt, had zij toch analoog aan de verbetering van de gasmarkt vandaag voorstellen moeten doen om dat te bewerkstelligen? Of werkt die markt stiekem best goed en was dit vooral een gelegenheidsargument? Dat zou namelijk ook verklaren waarom zij in antwoord op mijn vragen over gaming via interconnectoren aangeeft: "Ik acht het risico hierop zeer beperkt omdat het opregelen plaatsvindt in een liquide markt." Hé, daar is die markt ineens weer wel goed. Hoe zit het nu? Als de markt goed werkt, is het gevaar van gaming toch te verwaarlozen en dan zouden wij deze hele exercitie toch niet moeten willen?

De heer Samsom (PvdA):

Uw redenering zou kloppen als het congestiegebied even groot was als het gebied daarbuiten, mijnheer Zijlstra. Dat is echter niet het geval. In het congestiegebied zijn er minder spelers op de markt, achter de flessenhals, en in het opregelgebied is het aantal spelers in principe vele malen groter. Dat is de redenering. U suggereert dus een inconsistentie die er niet is. Dat deed u overigens al eerder, ten aanzien van de kostenallocatie van duurzame energie. Op dit punt wil ik precies van u horen hoe het nu zit.

De heer Zijlstra (VVD):

Laten wij Noord-Nederland als voorbeeld nemen. Daar hebben wij te maken met een onbeïnvloedbare factor, namelijk Duitse stroom. De kolencentrales die nu worden gebouwd bij onder andere Bremen komen daar vrolijk langs zoeven en daar kan je niets aan doen. Daar moet de Nederlandse producent, of beter gezegd bedrijf dat in Nederland gevestigd is – voor bloeden. In dat gebied heb je windparken, biogasinstallaties en verschillende elektriciteitscentrales. Je kunt niet echt zeggen dat dit een gebied is waarin weinig tot stand komt. Het in het andere congestiegebied, namelijk de Maasvlakte, staat ook heel veel opwekkingscapaciteit. De vrees, die u ook noemt, is dat daar sprake zal zijn van een dermate imperfecte situatie dat de partijen heel goed in staat zullen zijn om te sturen binnen het gebied. Zij moeten echter ook een evenredig belang buiten het gebied hebben, want het is het een tegenover het ander neerzetten. Dit gevaar is volgens mij buitengewoon klein.

In het commentaar van de minister op het door mij ingediende amendement geeft zij bovendien aan dat zij het onwenselijk vindt dat controle door de NMa achteraf plaatsvindt en dat de bewijslast bij de NMa ligt. Ook dat vind ik een heel vreemde redenering. Dit is toch de wijze waarop de NMa altijd functioneert? Waarom is dat nu ineens een probleem?

Wat helemaal leuk is, is het commentaar van de minister dat de in het amendement voorgestelde oplossing om een minimum- en maximumprijs in te voeren een heel slechte is. De minister vindt dat een veel te drastische ingreep in de markt. Dat vind ik wel bijzonder. Wij hebben dit voorstel in een amendement gegoten om tegemoet te komen aan de vrees van de minister voor gaming. Die vrees had ik niet, maar de minister wel. Daarom zijn wij met een alternatief voorstel gekomen. Ik wil dit stuk best uit het amendement schrappen. Dat is geen enkel probleem. Ik denk echter dat de minister juist heel erg blij zou moeten zijn met dit extra veiligheidsslot op de deur. Het is prima uit te voeren, dus ik zou het toch omarmen als ik de minister was.

De minister merkt overigens fijntjes op dat de individuele transportprognoses, die ook in het amendement wordt genoemd, al tien jaar bestaan. Dat klopt. Dat is echter niet het punt dat het amendement beschrijft. Op grond van het amendement krijgen deze transportprognoses een extra functie, juist om de gaming tegen te gaan. Het zorgt ervoor dat producenten niet zomaar hun inzetpatroon kosteloos kunnen wijzigen. Zij worden daardoor controleerbaar, waardoor gaming gemakkelijk is vast te stellen en handhaving door de NMa goed mogelijk is. Dat is de optelsom van de maatregelen en daarmee wordt het amendement uitvoerbaar. Het zou goed zijn als de minister dit nog eens goed naleest. Volgens mij wordt hiermee een fors aantal door de minister genoemde bezwaren van een oplossing voorzien.

Overigens is het commentaar van de minister wel een gevalletje van de pot verwijt de ketel. De minister grijpt fors in in de geldende kostensystematiek, ondergraaft daarmee de marktwerking en gaat vervolgens ons, als wij proberen nog een uitweg te verzinnen, verwijten dat wij de marktwerking ondergraven. Bijzonder.

Ik kan nog wel even doorgaan met het opnoemen van bezwaren, maar dat zal ik omwille van de tijd niet doen. Ik benadruk dat deze discussie op scherp is komen te staan door de derde nota van wijziging die de minister naar de Kamer heeft gezonden. De VVD-fractie zou het ook een aanvaardbare oplossing vinden als wij de wijze van kostenallocatie uit dit wetsvoorstel halen en in plaats daarvan regelen dat de minister de mogelijkheid heeft om bij AMvB een andere wijze van kostenallocatie voor te leggen dan de huidige socialisatie van kosten. Er doet zich toch geen grootschalige congestie voor voor 2013. De minister heeft dan wat tijd om ervoor te zorgen dat het juridisch helemaal is dichtgetimmerd en om de analyses na te gaan om te bezien om al dat commentaar klopt. Zij kan dan ook kijken of de fundamentele systeembezwaren, zoals impact op de marktwerking en de mogelijkheid van gaming, nog eens goed kunnen worden onderzocht. Daarmee voorkomen wij onnodige juridische procedures. Bovendien voorkomen wij dat de Eerste Kamer een streep door dit wetsvoorstel zet. Dat is niet ondenkbeeldig, want dat heeft zij wel vaker gedaan. Ik denk aan het voorstel over de slimme meter.

Dit brengt mij ten slotte bij een procedureel punt. Als de minister deze route niet gaat en volhardt in de kostenallocatie, zoals die in het wetsvoorstel is opgenomen, is de minister dan bereid om het wetsvoorstel te knippen en de twee wetsvoorstellen, Gaswet en Elektriciteitswet, apart aan de Eerste Kamer aan te bieden? Eerlijk gezegd, heb ik er namelijk geen zin dat in deze toch pregnante kwestie, waar de Eerste Kamer zich nu al over roert, straks het hele pakket weer bij ons komt, waardoor ook de Gaswet weer vertraging oploopt. De Gaswet is nu juist het onderdeel dat op een kritisch tijdpad loopt. Als wij namelijk 1 april volgend jaar niet halen, wat sowieso al lastig wordt, missen wij weer een heel jaar van de invoering van de reguleringssystematiek.

Helemaal tot slot wil ik nog even helder het volgende zeggen over beide voorstellen. Voorrang voor duurzaam is prima en een goed principe. Willen wij duurzame energie bevorderen, dan moeten wij dat principe daarbij ook hanteren. Daarvoor is ook steun van de VVD. Dit geldt ook, ondanks alle opmerkingen daarover, voor het voorstel ter verbetering van de gasmarkt. Dat voorstel kan op onze warme steun rekenen, maar wel met de kanttekeningen die ik daarbij geplaatst heb. Het voorstel is in ieder geval een stap voorwaarts. Laten wij ook de laatste stappen zetten bij beide voorstellen, zodat wij te maken krijgen met simpele, goede wetgeving die ook nog eens functioneert!

De voorzitter:

Op verzoek van de minister schors ik de vergadering.

De vergadering wordt van 17.00 uur tot 17.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heb een punt van orde. Wij gaan iets uitlopen, daar is niets aan te doen. Maar wij gaan, hoop ik, geen discussies overdoen. Ik ken u aller betrokkenheid bij het onderwerp en gezien de vakantieplanning van sommigen ... Ik maak een grapje. Kunt u mij helpen om dit debat uiterlijk om 18.30 uur afgerond te hebben? Dan raak ik niet in de problemen. Ik zie u hoopvol kijken.

Het woord is aan de minister.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Op vier onderwerpen zal ik in ieder geval ingaan: de verhandelbaarheid van gas, artikel 66d, lid 2, de CO2-ladder, de toedeling van de kosten voor congestiemanagement en de beperking van artikel 24a, eerste en tweede lid. Over deze onderwerpen zijn verschillende amendementen ingediend. In het verloop van mijn betoog zal ik ook aangeven op welke amendementen ik al gereageerd heb en herhalen wat ik daarvan vind. Dat is misschien wel zo duidelijk voor de totaliteit. De overige amendementen en onderwerpen zal ik aan het einde van mijn termijn behandelen. Dan ga ik ook in op de moties. Ik zal proberen, mevrouw de voorzitter, om het in ieder geval zo compact mogelijk te houden.

Laat ik beginnen met de gasmarktmaatregelen en de verhandelbaarheid van gas. Daar bestaat grote consensus over. Ik denk dat wij dat met elkaar kunnen vaststellen. De verbeteringen op het terrein van de kwaliteitsconversie, het nieuwe balanceringsregime, worden gedragen. Eigenlijk zit de kern van de zaak alleen nog in het amendement van de heer Zijlstra over de levering op de aansluiting. Dan heb ik het met name over het amendement op stuk nr. 41. Ik heb daarnaar gekeken. In eerste termijn heb ik gereageerd op het amendement op stuk nr. 26. Dat is nu weg en vervangen door het amendement op stuk nr. 41. Wij praten nu alleen nog over het schrappen van het tweede lid van artikel 66d. In eerste termijn heb ik aangegeven dat ik groot belang hecht aan de mogelijkheid van levering op de aansluiting voor met name nieuwkomers en kleine leveranciers. Dat is ook bevestigd door een aantal van hen. Ik heb in mijn brief van 27 januari aangegeven waarom die flexibele levering op de aansluiting niet meer mogelijk is als artikel 66d, lid twee, wordt geschrapt. Dat is op verzoek van de Kamer bevestigd door de belangrijkste leverancier van de contracten, GasTerra. Dit heeft gewoon te maken – dat weet men – met een van de hoofdregels van het wetsvoorstel dat gas en programmaverantwoordelijkheid apart moeten worden aangeboden en dat de verkoper geen prijzen en voorwaarden mag hanteren die de koper dwingen om zijn programmaverantwoordelijkheid over te dragen; dat is artikel 66d, eerste lid. Als je het tweede lid schrapt, zijn de flexibele contracten niet beheersbaar voor de verkoper. Het voorstel van de heer Zijlstra om dit eigenlijk in de memorie van toelichting op te lossen, kan niet. Dan ga je immers in de memorie van toelichting iets anders regelen dan je in de wet geregeld hebt, dat gaat niet. Dan krijg ik echt problemen met de Eerste Kamer.

Een verkoper van gas zal die contracten helemaal niet meer aanbieden, met name omdat gas en programmaverantwoordelijkheid dan apart aangeboden moeten worden.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is natuurlijk onzin. Het is een explicitering van het feit dat het schrappen van lid twee niet in strijd is met wat in lid één staat. Het is dus niet zozeer dat in de memorie van toelichting iets anders wordt gezegd dan in de wet, het expliciteert alleen dat hetgeen GasTerra vreest, ongerechtvaardigd is; prima oplossing. Nogmaals, de elektriciteitsmarkt werkt op dezelfde wijze.

Minister Van der Hoeven:

De heer Zijlstra en ik zijn het op dit punt gewoon niet met elkaar eens. Ik denk dat hetgeen hij voorstelt, geen oplossing biedt. Ik verwacht wel dat de handel op TTF zal toenemen, en wel zodanig dat de kopers ook bij een flexibele afname het gas in dag- en uurblokken kunnen kopen. Dat zal wellicht best een alternatief voor de levering op de aansluiting worden. Dan wordt de bepaling overbodig, dat ben ik met de heer Zijlstra eens. Daarom heb ik voorgesteld om een en ander de komende twee jaar in de gaten te houden en na twee jaar te evalueren. Die toezegging staat. Het amendement op stuk nr. 41 ontraad ik.

Zowel de heer Jansen als de woordvoerder van de PvdA-fractie vroeg: waarom kiezen wij voor kleinverbruikers en niet voor dagbalancering als oplossing? De onbalansperiode regelen wij niet in de wet. Op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders regelen wij die in de codes van de NMa. Er is dus geen noodzaak voor een nota van wijziging. Wat betreft de onbalansperiode ligt daar de primaire verantwoordelijkheid voor de mogelijkheden om variaties in de vraag binnen het transportnet zelf op te vangen. Wij hadden Groningen, en daarom was er geen behoefte aan een veel grotere opslagcapaciteit in het Nederlandse net; die opslagcapaciteit hadden wij namelijk. Daarom kan de variatie in vraag niet binnen het net worden opgevangen. Wij hebben daarvoor geen mogelijkheden.

De onbalansperiode zal in de praktijk enkele uren en soms een aantal dagen duren. Omdat wij binnen het net onvoldoende capaciteit hebben om deze variatie in de gasvraag op te vangen, zijn er twee mogelijkheden om de variatie gedurende dag op te vangen. De eerste is de dagbalancering. De consequentie daarvan is dat de beheerder van het landelijk gastransportnet verantwoordelijk wordt voor de opvang van de variatie in de vraag gedurende de dag. Hij moet dus opslagcapaciteit bouwen of contracteren. Als hij die gasopslag contracteert, betekent dit dat hij moet aankloppen bij de markt. Het gevolg daarvan is dat de ruimte die er voor de markt is, verloren gaat. Ik zie aan de non-verbale reactie van de heer Jansen dat dit inderdaad het probleem is waarmee wij zitten. De tweede mogelijkheid is de uurbalancering. Daarbij zijn marktpartijen zelf verantwoordelijk voor het opvangen van variaties in de vraag gedurende dag. Dan moeten zij hetzij hun verbruik aanpassen hetzij opslagcapaciteit contracteren of bouwen.

Op de korte termijn kan GTS de capaciteit voor de dagbalancering niet bijbouwen. Dan moet er dus gebruik worden gemaakt van de bestaande flexmiddelen. Zoals ik al zei, betekent dit dat die worden onttrokken aan de markt. Je kunt ze niet meer voor handelsdoeleinden gebruiken. Daarnaast worden de kosten gesocialiseerd en worden afnemers niet geprikkeld om hun vraag naar gas te spreiden. Die nadelen gelden niet als marktpartijen zelf verantwoordelijk zijn voor het contracteren van het gas dat zij gedurende de dag nodig hebben. Kortom, het gekozen systeem stimuleert de marktpartijen om zelf hetzij gasopslagen te bouwen hetzij opslagcapaciteit te contracteren hetzij hun verbruik aan te passen of te spreiden. Die keuzemogelijkheid is er.

Gelet op het huidige Nederlandse net met al zijn plussen en minnen, ben ik een voorstander van hetgeen wij nu in het wetsvoorstel regelen. Ik wil juist dat de markt verder investeert. Het kan niet zo zijn dat je door het anders te regelen de verantwoordelijkheid van de markt verschuift naar de netbeheerder, die in overheidshanden is. Daarbij zou je de opslag ook een deel maken van het transportsysteem in plaats van de markt. Dat is de reden waarom dat op dit moment, bij de huidige stand van het net, geen goede oplossing is.

De heer Jansen (SP):

Als ik de minister goed begrijp, erkent zij wel dat het op zichzelf technisch oplosbaar is. De netbeheerder moet echter kosten maken, die gesocialiseerd worden. Dat ben ik met haar eens; ik heb dat ook gezegd. Mijn reactie daarop is de volgende. Als het maatschappelijk voordeel door de dagbalancering groter is, en als er per saldo een zwart cijfer onder de streep staat, hebben wij maatschappelijk wel meerwaarde gecreëerd. Dan zou de minister toch kunnen zeggen dat dit een interessante optie is? Waarom geldt dat niet?

Minister Van der Hoeven:

Als dat zo zou zijn, zou dat gelden. Ik heb zonet echter aangegeven dat het allemaal wat lastiger ligt en niet eendimensionaal is op te lossen. Wel wil ik het volgende doen. De onbalansperiode wordt door de NMa in de codes vastgelegd. Wij hebben derhalve geen behoefte aan een nota van wijziging. Ik vindt echter de suggestie van de heer Jansen voldoende de moeite waard om verder te bespreken. Wij moeten bekijken aan welke voorwaarden moet worden voldaan wil die oplossing in feite kunnen functioneren en wat je daaraan op termijn zou kunnen doen. Dat is echter niet iets van vandaag op morgen. Daarom heb ik daarnet ook gezegd dat het sympathiek en logisch klinkt, maar dat je dit niet nu kunt regelen en als alternatief in het wetsvoorstel kunt neerleggen. Dat gaat inderdaad te ver.

De heer Jansen (SP):

Dat is in ieder geval een toezegging waarmee wij iets kunnen. Misschien is het goed om daaraan een termijn te koppelen, bijvoorbeeld een halfjaar. Het zou dus goed zijn als de minister zegt hoeveel tijd zij ervoor nodig heeft en welke partijen daarbij ten principale worden betrokken. Met name de partijen die hierbij baat hebben, de kleinere en middelgrote partijen, hebben zich in dit debat nog weinig geroerd. Zij zouden er naar mijn mening wel actief bij betrokken moeten worden teneinde te zoeken naar een optimum.

Minister Van der Hoeven:

Laat mij dat gesprek aangaan. Ik denk dat ik daar wel een dik halfjaar voor nodig heb. Dit is niet iets wat je van vandaag op morgen doet. Daarbij is het ook nog de vraag op welke manier het wordt gerealiseerd. Dat is een vervolgstap. Het gesprek aangaan zal ik doen. Daarbij kijk ik uiteraard naar alle relevante partijen.

De heer Samsom (PvdA):

De vraag over de netcode aan de NMa stellen kan wel iets sneller dan zes maanden. Voor de uitvoering daarna zou je veel langer moeten nemen, afhankelijk van welke keuze je maakt. Ik was even getriggerd door wat de minister zei, namelijk: er is geen wetswijziging nodig om dagbalancering mogelijk te maken.

Minister Van der Hoeven:

Omdat de onbalansperiode op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders door de NMa wordt vastgelegd in codes, heb je geen nota van wijziging nodig.

De heer Samsom (PvdA):

Zonder nota van wijziging kunnen wij dus doorstoten naar een systeem waarbij de markt wel kan functioneren met behoud van lid 2 in artikel 66d. Dat wilde ik even zeker weten.

Minister Van der Hoeven:

Daarover ga ik niet alleen met de NMa in gesprek maar ook met de kleinverbruikers. Daar heb ik iets meer tijd voor nodig.

Mevrouw Wiegman vroeg: klopt het dat afnemers in de praktijk geen vrijheid hebben om te kiezen voor levering op de TTF of op de aansluiting? Ik heb die geluiden ook gehoord. Daarom is juist in het wetsvoorstel vastgelegd dat gas en programmaverantwoordelijkheid apart moeten worden aangeboden. Dat is de hoofdregel. De afnemer kan dan zelf bepalen wat hij met het gas doet: verbruiken of doorverkopen. Alleen wanneer de koper kiest voor levering op de aansluiting, mag de verkoper op grond van art. 66d, lid 2 de programmaverantwoordelijkheid opeisen. De koper van het gas bepaalt dus zelf voor levering op de aansluitingen of niet. Mochten zich daarbij echter zaken voordoen die in de richting gaan die de heer Samsom formuleert, dan hoor ik dat graag, want ik ben er altijd zeer in geïnteresseerd om te bezien of een wetsvoorstel in de praktijk functioneert en waar er hobbels zitten.

Dat brengt mij bij Voorrang voor duurzaam. Voor de voorstellen hierover bemerk ik eveneens een brede steun van de Kamer. Dat is ook goed. Zoals mevrouw Spies zei, wil een deel van de Kamer op enkele punten verdergaan, terwijl een ander deel dat juist niet wil. Ik heb een aantal keuzes gemaakt. Die staan nu ter discussie. Ik sta daarachter. Wel heb ik een paar opmerkingen daarover. Ik kies ervoor om de kosten in rekening te brengen bij de producenten in het congestiegebied. Ik vind het echt ongewenst om te kiezen voor een kostentoedeling aan de eindgebruiker, dus om de kosten te socialiseren. Dat zou betekenen dat je alle prikkels die nu in het wetsvoorstel zitten, eruit haalt en dat de consument gewoon betaalt. De vraag is of wij dat moeten willen. Ik vind van niet.

Dan hebben wij twee alternatieven. Ik heb gekozen voor het alternatief waarbij de economische prikkel het meeste effect heeft, namelijk bij de producenten die onder het congestiemanagement vallen. Ik heb uiteraard de landsadvocaat om advies gevraagd en al die juridische zaken gezien. De landsadvocaat heeft mij bevestigd dat de Europese richtlijnen voldoende grondslag bieden om alleen producenten waarop het congestiemanagement van toepassing is, te laten betalen voor congestiemanagement. Zolang groene producenten daar niet onder vallen, is het gerechtvaardigd dat zij niet meebetalen aan de kosten voor het congestiemanagement. Daar kom ik dadelijk nader op terug. Daarom heb ik het amendement op stuk nr. 39 van de heer Zijlstra ontraden. Dat was gericht op het socialiseren van kosten.

De tweede keuze betreft de volgorde van afschakelen. Bij congestie krijgt duurzame elektriciteit voorrang en wordt niet-duurzame afgeschakeld. Daarmee kies ik inderdaad voor een systeem op basis van cost and efficiency. Dat vind ik verantwoord. Een aantal Kamerleden zegt: schakel af op grond van de uitstoot van CO2. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan: ik vind dat wij CO2-uitstoot moeten beperken. Toch heb ik er niet voor gekozen om een aantal redenen. Ik verwijs kortheidshalve naar de schriftelijke beantwoording. De keuze voor afschakelen is op basis van efficiency goedkoper, effectiever en juridisch minder risicovol. Daarom heb ik de amendementen op de stukken nrs. 16, 17 en 37 ontraden. Voor het terugdringen van de uitstoot van CO2 hebben wij andere instrumenten, waaronder het ETS.

Een deel van de Kamer wil meer absolute voorrang, het liefst zonder of met beperkte uitzonderingen. Ik ben het met haar eens dat de uitzonderingen beperkt en transparant moeten zijn, maar het is niet gewenst als de kosten van voorrang hoger zijn dan wat die oplevert. Daarom heb ik een haakje nodig om congestiemanagement niet altijd te hoeven toepassen in die uitzonderlijke gevallen. Daar is een amendement over ingediend, waar ik zo meteen op terugkom.

Kortom, in het wetsvoorstel pas ik het Europese kader toe. Ik maak geen uitstapjes, die daarbuiten liggen. Dat doe ik bewust, want door binnen de kaders van de richtlijnen te blijven, neem ik geen juridische risico's. Ik heb dus gekozen voor het momenteel in het wetsvoorstel vastgelegde systeem. Dat is het meest rechtvaardig en economisch verantwoord en daardoor minder risicovol. Daarmee doe ik wat nodig is om de voorrang voor duurzaam effectief te regelen. Later spreken wij over de brandstofmix en over de herziening van de regulering. In dat kader is het goed om na te gaan welke ambitieuzere doelstellingen mogelijk zijn en welke volgende stappen wij moeten zetten in dat proces van energietransitie.

Dan kom ik bij de juridische onderbouwing van de keuze om de kosten bij de producent in het congestiegebied neer te leggen. Mevrouw Spies en de heer Zijlstra hebben daarover een aantal opmerkingen gemaakt. Ik heb na de eerste termijn daar nog eens extra naar gekeken en heb de notitie van Freshfields gezien, die de heer Zijlstra noemt. Ik heb overigens ook juridisch advies ingewonnen. Ik begeef mij niet op glad ijs en loop al helemaal niet over het water. Dat kan ik niet. Belangrijk is dat het non-discriminatiebeginsel niet wordt geschonden. Ook is het belangrijk dat de derde elektriciteitsrichtlijn en de interconnectieverordening niets zeggen en niets regelen over de kosten van het congestiemanagement.

Wel zegt de derde richtlijn dat kosten in rekening mogen worden gebracht bij partijen die onder een regulering vallen. Dat betekent dat lidstaten het zelf kunnen regelen, mits zij het non-discriminatiebeginsel in acht nemen. Dat doe ik. Er zou sprake zijn van discriminatie indien producenten ongelijk worden behandeld in de kostentoedeling. In mijn voorstel wordt dat beginsel niet geschonden, want de producent in een congestiegebied zit in een andere positie dan producenten elders in Nederland. Er is dus sprake van ongelijke gevallen. Binnen het congestiegebied behandelt de netbeheerder producenten gelijk, met inachtneming van de vraag of op de producent het congestiemanagement van toepassing is.

De heer Zijlstra vindt dat enigszins onduidelijk en heeft zijn best gedaan om het zo onduidelijk mogelijk voor te stellen. Ik vind het knap zoals hij dat doet, maar ik ben het niet met hem eens. Ik heb ook rekening te houden met het feit dat de kostenallocatie geen afbreuk mag doen aan de door de richtlijn voorgeschreven Voorrang voor duurzaam. Daaraan gaan de heer Zijlstra en Freshfields voorbij. Wij moeten ook bedenken dat er Europeesrechtelijk gezien geen verplichting bestaat om over te gaan tot een alternatief, zoals het neerleggen van de kosten bij alle afnemers. Ik heb daarvoor niet gekozen, maar de heer Zijlstra doet dat wel. Daarin zit het verschil tussen ons beiden en dat is onoverbrugbaar.

De heer Zijlstra merkte op dat je gaming ook kunt voorkomen door de dagelijkse transportprognoses te bevriezen. Hij vraagt waarom ik dat niet doe. Ja, wat krijgen wij nu? De heer Zijlstra stelt in feite voor om de markt verder op slot te gooien. Elke producent moet zich daags tevoren helemaal vastleggen in een productieschema. Dat betekent nogal wat. Elke wijziging wordt na veertien uur van de vorige dag uitgesloten. Dan kan er geen rekening worden gehouden met een grillig windaanbod. Storingen op de centrale of bij de afnemer mogen niet leiden tot een lagere productie. Dat werkt niet. Dit punt was overigens het struikelblok voor de grote elektriciteitsproducenten in het eerste voorstel van congestiemanagement dat TenneT geruime tijd geleden aan de sector heeft voorgelegd. Dat hebben wij er uitgehaald en ik voel hier dus niets voor.

De heer Zijlstra (VVD):

Grappig, die grote producenten zijn er nu volgens mij wel voor, maar dat terzijde. Het is een herhaling van zetten. Het is een beetje "de pot verwijt de ketel". Van de minister van Economische Zaken verwacht de VVD-fractie dat zij de marktwerking serieus neemt, iets wat het kabinet misschien niet doet. Zij gaat daarop ingrijpen. Er is een enorme verstoring van de markt, niet alleen binnen congestiegebieden door het onderscheid tussen duurzaam en grijs, maar er is ook een verschil tussen grijs binnen en buiten een congestiegebied en een verschil tussen producenten binnen Nederland en buiten Nederland. Dat heeft een enorme impact en dan verwijt de minister de VVD-fractie dat zij de marktwerking ondergraaft. Ik schrap onmiddellijk dit deel van het amendement. Gelijk oversteken. Als de minister de kostenallocatie er dan uithaalt, hebben wij een optimale marktwerking. Dan moet zij als minister van marktwerking heel tevreden zijn.

Minister Van der Hoeven:

Als het zo gemakkelijk zou gaan, waren wij eerder op dat idee gekomen. Zo gemakkelijk gaat het natuurlijk niet. Ingrijpen in de markt doen wij zo beperkt mogelijk. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat wij dat zo beperkt mogelijk moeten houden. Dat wat de markt zelf kan doen, moet de markt zelf doen. Ik denk alleen dat wat de heer Zijlstra nu voorstelt, gewoon niet de goede oplossing is.

De heer Zijlstra (VVD):

Wij worden het er toch niet over eens. Ik weet niet of de minister er nog op terugkomt, maar ik heb een procedureel punt gemaakt over wat hieraan allemaal vast hangt. Ik voorzie juridische ellende met de kostenallocatie. Ook gezien de historie in de Eerste Kamer is het wel de vraag of de minister bereid is om het te knippen om er in ieder geval voor te zorgen dat, mocht ik onverhoopt gelijk krijgen, de gasmarkt geen vertraging ondervindt.

Minister Van der Hoeven:

Ik was eigenlijk niet van plan om dat te knippen. Het is een integraal wetsvoorstel dat hier zeer goed en uitvoerig is behandeld. Ik wil het eigenlijk zo laten.

Wat de andere opmerking van de heer Zijlstra betreft het volgende. Wat de Eerste Kamer en impliciet ook de Tweede Kamer mij heeft verweten bij de Aanbestedingswet, was juist dat wij dingen in de AMvB's wilden regelen die wij feitelijk in de wet behoren te regelen. Dat is precies wat wij nu doen: wij regelen een aantal dingen in de wet die in de wet moeten worden geregeld.

Verder maakte de heer Zijlstra nog een opmerking over de slimme meters. Dat lag toch iets anders. De Eerste Kamer en ik zijn daar heel goed uitgekomen, met één uitzondering: de novelle rondom de privacy. Maar ook dat is wat anders. Die novelle kan de Kamer binnenkort tegemoetzien; dus daarop komen wij nog wel terug.

Mevrouw Spies sprak over het Europees congestiemanagement. Zij vroeg of er geen verschil zit tussen de mondelinge en schriftelijke antwoorden op de vraag of de Europese regelgeving voor marktkoppeling de nationale regelgeving voor het congestiemanagement eigenlijk niet overbodig maakt. Deels is dat al uitgesloten, maar je zult wel altijd een nationaal systeem nodig hebben. Je hebt als lidstaat discretionaire bevoegdheden. De concrete invulling van de Europese verordening, waaraan op dit moment wordt gewerkt door TSO en regulators, betreft een systeem van marktkoppeling, waarbij het transport en ook eventuele knelpunten zowel nationaal als grensoverschrijdend, gelijktijdig zullen worden betrokken. Voor dat onderdeel zal ofwel nationale regelgeving worden ingehaald ofwel zal die er minimaal mee in overeenstemming zijn. Hieraan wordt gewerkt, dus is het een beetje lastig om daar nu op te wachten.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik denk dat ik nog even moet terugkomen op het vorige punt. In haar beantwoording in eerste termijn gaf de minister aan open te staan voor een andere kostenallocatie voor Voorrang voor duurzaam, zoals die door bedrijven wellicht zou kunnen worden aangedragen. Ik vroeg naar de spanning tussen deze uitspraak en het feit dat er nu een derde nota van wijziging ligt, waarin de kostenallocatie van een definitief besluit wordt voorzien op het moment dat dit onderdeel wordt van de wet.

Minister Van der Hoeven:

Ja, die vraag lag er inderdaad nog. Ik heb de bedrijven nogmaals gevraagd om met betere voorstellen te komen, want daar wil ik altijd naar kijken. Maar men heeft aangegeven dat men dat niet wilde doen, omdat men ervan uitging dat de Kamer op het punt van de kostentoedeling tot socialiseren zou overgaan. Zo simpel is het. Ik heb geen voorstellen gekregen en daarmee houdt het wat mij betreft wel op.

De heer Jansen was de eerste die sprak over het affakkelen door Corus. Hij stelde twee specifieke vragen. Waarom kan het productiegas geen gelijke behandeling krijgen als afvalcentrales? Wij hebben daarover al eerder gesproken. Dat soort elektriciteit is hernieuwbaar en valt dus niet onder het voorrangsregime van de richtlijn. Omdat die richtlijn duurzame elektriciteit uit productiegassen niet noemt, kan ik ze dus niet behandelen alsof ze wel onder de werking van de richtlijn vallen. Dat is anders dan voor de AVI's, want die vormen op grond van de richtlijn een heel specifieke uitzondering.

De andere vraag van de heer Jansen was of TenneT een rol zou kunnen spelen om mogelijke knelpunten op te lossen door windenergie elders te laten aanlanden. Daarbij gaat het om de vergunning uit fase II. Ja, ik denk dat dat wel degelijk mogelijk is. Op dit moment heeft TenneT nog geen aanvragen voor aansluiting op land ontvangen. TenneT zal wel in samenhang met de initiatiefnemers voor de offshorewindparken tijdig de netverzwaring moeten realiseren. Daarmee heeft TenneT wel degelijk een "say" en kan het wel degelijk een rol spelen bij de aanlanding van de windenergie. Ik zal dat punt verder meenemen in mijn gesprekken met Van der HoevenTenneT.

De heer Jansen (SP):

Mijn vraag ging nog iets verder. Corus suggereert om twee vliegen in één klap te slaan door hiervoor nu al een voorziening te maken en de bestaande 150 kV-leiding richting de Randstadring te verzwaren. Op deze manier wordt ook de eerste stap in de richting van een leiding naar de Noordzee gezet. Het ligt voor de hand om die dingen in samenhang met elkaar te zien. Daarmee kan volgens mij ook congestie worden vermeden.

Minister Van der Hoeven:

Ik wil dat wel in samenhang bekijken, maar ik kan nu geen toezegging doen wat betreft verzwaring bij die 150 kV die er ligt, zonder dat we eerst de ontwikkelingen rond wind op zee en alles wat daarmee te maken heeft van besluitvorming hebben voorzien. De vraag is helder; bekijk dat niet afzonderlijk, maar neem dat mee in datgene wat je gaat doen rond wind op zee. Ik heb gezegd dat ik dat in ieder geval in het verhaal meeneem. Overigens moeten we ons wel realiseren dat TenneT geen wettelijke aansluitplicht heeft voor wind op zee buiten 12 km. Dat is nog een ander punt. We moeten er nog over van gedachten wisselen in hoeverre TenneT op dat punt een plicht zou kunnen krijgen, maar zo ver zijn we nog niet. Dat moet in een ander debat aan de orde komen. Het is wel van belang om dit in de totaliteit mee te nemen.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb hierover ook een vraag gesteld. De minister geeft aan dat zij onder alle omstandigheden bij wijze van spreken zal voorkomen dat Corus zijn productiegassen moet gaan affakkelen. Mijn vraag was wat er misgaat als het amendement toch in de wet wordt opgenomen.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb aangegeven wat het probleem is. Het probleem is dat het zich niet verhoudt met de Europese richtlijn, in tegenstelling tot de elektriciteit die bij AVI's wordt geproduceerd. Dat is wel een specifieke uitzonderingsgrond, maar dat is niet het geval voor deze productiegassen. Dat is het probleem. Dat betekent dat er dan iets in de wet komt waarbij je een heel ander probleem tegen het lijf gaat lopen.

De heer Jansen (SP):

Ik begrijp dat dit een omissie is geweest bij het maken van die Europese richtlijn. Men heeft er simpelweg niet aan gedacht. Je zou dit door het gelijkheidsbeginsel kunnen oplossen, omdat je productiegassen kunt beschouwen als een afvalstof die nuttig gebruikt wordt. Dat is eigenlijk hetzelfde als de elektriciteit die de AVI opwekt. Volgens mij zou dat bij de notificatie getoetst kunnen worden. Deze interpretatie lijkt mij heel redelijk en ook in lijn met wat de Europese Unie heeft beoogd met die richtlijn.

Minister Van der Hoeven:

In de eerste plaats speelt de kans een rol dat echt duurzaam zou moeten wijken voor productiegassen. In de tweede plaats vraagt u mij om een nationale kop op Europese regelgeving te zetten. Ik ben dat niet van plan. Ik denk wel dat het goed is om deze zaak binnen Europa opnieuw aan te kaarten, maar los van het opnemen in het wetsvoorstel. Ik zeg graag toe dat ik dit opnieuw zal aankaarten en die discussie in Europa zal aangaan. Ja, akkoord, dat begrijp ik, maar het kan niet zo zijn dat u van mij verwacht dat ik iets ga doen wat Europa niet mogelijk maakt. Dat gaat niet.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan mij voorstellen dat dit bezwaar ook in andere landen opkomt bij het implementeren van deze regelgeving. Het is zo logisch om deze tekortkoming op te lossen dat u dit misschien wel op korte termijn aanhangig kunt maken, om dit alsnog in de wet te krijgen, om die mogelijkheid in ieder geval te benutten. Zou u zich op korte termijn willen verstaan met een paar collega's in de Europese Unie om te vragen of deze discussie daar ook aan de gang is – ik kan mij niet voorstellen dat dit niet het geval is – om gezamenlijk op te trekken en een brief te sturen aan de Europese Commissie om die uitzondering mogelijk te maken?

Minister Van der Hoeven:

Het punt is dat het op dit moment niet zo is. Ik heb al tegen de heer Jansen gezegd dat ik best bereid ben om dit opnieuw in Europa aan de orde te stellen, maar dat neemt niet weg dat het op dit moment niet geregeld is. Ik kan niet iets gaan doen bij de implementatie van Europese regelgeving in nationale wetgeving dat verdergaat en ook in strijd is met de Europese regelgeving. Dat kan ik niet, maar ik heb wel gezegd dat ik dit punt onderken.

Dan de vraag van mevrouw Spies: hoe zorgen wij ervoor dat er voorzieningen getroffen worden als dit probleem zich voordoet? Er loopt op dit moment een andere discussie, namelijk over de aanleg van de Randstad 380 kV. Dat is precies de mogelijkheid die ik zie om dit probleem tijdig op te lossen. Dan heb ik dus niet die omweg via Europa nodig, maar wel de aanleg van die Randstad 380 kV, die wij sowieso nodig hebben. Dan is het probleem voor Corus wel degelijk oplosbaar, ook op termijn. Dit probleem doet zich op dit moment immers nog niet voor. Het kan zich in latere jaren voordoen, maar dit neem ik op die manier mee.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, tot slot.

De heer Van der Ham (D66):

De vraag is of het kwaad doet als je dit in de wet zet. Op dit moment is er nog geen conflict van belang tussen duurzaam en bijvoorbeeld productiegassen. Als je dit in de wet zou zetten als een soort voorzet voor een debat in de Europese sfeer om ervoor te zorgen dat dit aanhangig wordt gemaakt, kan dat toch geen kwaad? Kan het kwaad als wij dit aannemen?

Minister Van der Hoeven:

Ja. Wij hadden het zojuist over de Eerste Kamer. Je zou dan iets doen waarmee ik gegarandeerd gedonder krijg in de Eerste Kamer. U wilt toch ook niet dat dit wetsvoorstel wordt teruggestuurd omdat wij iets doen wat door de EU in feite niet mogelijk wordt gemaakt? Ik heb u toegezegd dat ik dit in ieder geval bij mijn collega's in Europa aan de orde ga stellen. Daar hoeft u geen motie voor in te dienen, want ik doe dat gewoon.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, ik mag geen vragen meer aan de minister stellen, maar zou u aan de minister kunnen vragen wanneer wij daar uitsluitsel over kunnen ontvangen en wanneer zij weet wat de reactie is van de Europese Commissie?

De voorzitter:

Minister, zou u de vraag van de heer Van der Ham willen beantwoorden?

Minister Van der Hoeven:

Ja, natuurlijk. We hebben regelmatig overleg met elkaar in het kader van de Energieraad. Ik denk dat het goed is als de heer Van der Ham dit in het kader van de Energieraad aan de orde stelt. Afhankelijk van hoe ver ik ben, ook met mijn sondering bij de collega's, kan ik dan antwoord geven. Dan hebben wij dit procedureel meteen mooi geregeld.

Mevrouw Spies (CDA):

Linksom of rechtsom, wij willen allemaal niet dat die productiegassen afgefakkeld moeten worden. Zelfs als daar maar een kleine kans op is, willen wij ervoor zorgen dat dit in werkelijkheid niet gebeurt. Garandeert de minister in feite dat er zich geen probleem gaat voordoen? Er is nu nog geen probleem. Zij zegt dat zij een andere oplossing heeft. Geeft zij ons op een briefje dat het probleem van het affakkelen van de productiegassen zich niet zal voordoen?

Minister Van der Hoeven:

Wanneer de 380 kV gerealiseerd is, is er voldoende capaciteit om ervoor te zorgen dat dit probleem zich niet voordoet. Daar zijn wij, zoals u weet, op dit moment ook mee aan het werk. Ik vind het erg belangrijk dat wij dit gaan doen. Tegelijkertijd heb ik de heer Jansen aangegeven dat wij nog kijken naar de aanlanding. Het derde punt dat ik heb aangegeven, is de toezegging die ik zojuist aan de heer Van der Ham heb gedaan. Ik denk dat ik daarmee drie veiligheidskleppen heb ingebouwd. Ik ga ervan uit dat dit voldoende is, maar u weet net zo goed als ik dat er nooit voor 100% een garantie kan worden gegeven, maar het is helder dat wij dit probleem allemaal zodanig willen oplossen dat er elektriciteit wordt geproduceerd die ook getransporteerd kan worden en dat er niet afgefakkeld hoeft te worden. Daar draait het om.

Dan de amendementen die betrekking hebben op voorrang voor duurzaam. Ik zal die voor de helderheid nog even noemen, want de wetgeving is inderdaad gecompliceerd. Er zijn amendementen ingetrokken of veranderd. Voor de helderheid loop ik de amendementen daarom even langs, maar ik geef de argumentatie niet nogmaals; die heb ik al gegeven. Het amendement op stuk nr. 16 van de heer Jansen over de productiegassen heb ik ontraden. Het amendement op stuk nr. 22 van de heer Samsom en mevrouw Wiegman over de termijn van achttien weken voor aansluiting heb ik ontraden, met de suggestie om een hardheidsclausule toe te voegen. Daarop kom ik straks terug bij het amendement op stuk nr. 46. Het amendement op stuk nr. 24 van de heer Vendrik over onvoorwaardelijke voorrang voor duurzaam heb ik ontraden. Het amendement op stuk nr. 30 van de heren Jansen en Samsom en mevrouw Wiegman over het schrappen van "redelijk" en "proportioneel" heb ik ontraden vanwege het haakje dat ik van belang acht. Het amendement op stuk nr. 37 van de heren Van der Ham en Vendrik over de CO2-ladder heb ik schriftelijk ontraden. Ook het amendement op stuk nr. 39 van de heer Zijlstra over het socialiseren van de kosten van congestiemanagement heb ik schriftelijk ontraden.

Er zijn inmiddels enkele nieuwe amendementen ingediend. Ik begin met het amendement op stuk nr. 44 van de heer Jansen ter vervanging van het amendement op stuk nr. 16. De Kamer kan zich, gelet op de discussie van zo-even, wel voorstellen dat ik het aannemen van dit amendement ook alleen maar kan ontraden, want het nieuwe amendement bevat alleen een technische wijziging. Kortheidshalve laat ik het hierbij, want dit sluit aan bij de discussie die wij net met elkaar hebben gevoerd.

Het amendement op stuk nr. 45 is een nieuw amendement van de heer Jansen. Daarin gaat het erom dat in de wet wordt opgenomen dat bij toenemende congestie een bepaalde rangorde wordt gehanteerd: eerst grijs, dan grijze wkk en tenslotte alles. Ik zeg het even heel kort door de bocht, daar komt het op neer. Ik besef dat een situatie kan ontstaan waarin het terug regelen van grijs onvoldoende soelaas biedt. Dan heb je een rangorde nodig. De Kamer weet dat ik het voornemen heb deze in de AMvB op te nemen, waarbij ik de volgorde grijs - wkk - groen zal hanteren. Dit amendement onderstreept dat, dus ik laat het oordeel hierover aan de Kamer.

Het amendement op stuk nr. 46 (voorheen nr. 22) van de leden Samson en Wiegman-van Meppelen Scheppink gaat over de installaties groter dan tien megawatt. Het blijft lastig op dit punt duidelijkheid en zekerheid te bieden. In het amendement wordt verzocht de uitzonderingsbepaling in artikel 23 lid 3 – dat zijn die 18 weken – niet van toepassing te verklaren op installaties voor duurzame energie en wkk, tenzij dat niet redelijk is. Het nieuwe element in dit amendement betreft voorrang bij aansluiting op het net. Ik heb het aannemen van dit amendement ontraden. Ik vind het jammer dat de indieners dit nieuwe element erin hebben gestopt, al snap ik wel dat zij dat willen. De eerste drie onderdelen van het veranderde amendement vind ik prima, maar het vierde onderdeel, waarmee de indieners in feite een tweede instrument naast congestiemanagement introduceren, ontraad ik. Ik snap wel wat zij daarmee willen bereiken, maar dit is geen oplossing voor het probleem van transportschaarste. Daar zit het probleem. Eerder aansluiten heeft geen zin als er geen transportcapaciteit is. Daarvoor hebben wij nu het congestiemanagement. Het voorstel creëert wel extra lasten en andere problemen. Ik vind het ook praktisch niet handig, het leidt tot een toename van administratieve procedures. Juridisch gezien heeft de netbeheerder de plicht om aan te sluiten. Het kan gebeuren dat de aanvraag van de grijze producent telkens onderop de stapel komt, waardoor hij nooit kan worden aangesloten en dat de netbeheerder daarom in strijd met de derde elektriciteitslijn gaat handelen. Waarom splitsen de indieners dit amendement niet? Het eerste gedeelte wil ik immers graag overlaten aan het oordeel van de Kamer, maar het tweede gedeelte ontraad ik. Nu moet ik de hele "handel" ontraden.

De heer Samsom (PvdA):

Dat begrijp ik. Of ik het amendement splits, hangt waarschijnlijk iets minder van de minister af dan van mijn collega's in de Kamer.

De minister wees erop dat ik nu ook iets doe aan de voorrang bij aansluiting. Dit volgt direct uit het feit dat wij iets hebben gedaan aan het probleem van het transport. Nu is het probleem bij het transport opgelost, iedereen kan worden aangesloten. De minister kan er donder op zeggen dat er bij het aansluiten ook congestie ontstaat: schaarse ingenieurscapaciteit, schaarse materialen en dergelijke. Dat gebeurt op dit moment al. Het lijkt mij logisch dat wij vervolgens het probleem dat zich dan voordoet, namelijk dat van de aansluiting, proberen op te lossen.

Minister Van der Hoeven:

Ik kan mij voorstellen dat de heer Samsom dit vraagt. Laat daarover geen misverstand bestaan. Hoeveel sneller wil de heer Samsom dat de aansluiting wordt gerealiseerd dan de 18 weken die wij al eisen? De netbeheerders werken momenteel aan nieuwe aansluitprocedures, waarbij strakkere termijnen en mijlpalen voor zowel producent als netbeheerder worden gehanteerd. Dat weet de heer Samsom waarschijnlijk wel. Dat vergroot sowieso de transparantie van het proces en het creëert ook betere waarborgen voor alle partijen. Ik snap wel dat de heer Samsom dat wil, dat is het punt niet. Omdat het echter een onderdeel is van een amendement dat ik voor een deel aan het oordeel van de Kamer wil laten, vraag ik aan de indieners of zij willen kijken naar een mogelijkheid om het amendement te splitsen. Het is maar een verzoek.

Het amendement op stuk nr. 51 (voorheen nr. 30) is ondertekend door de heren Samsom en Jansen en mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink. Het heeft betrekking op de redelijkheid en proportionaliteit als toetsingscriteria die zij wilden laten vervallen. Ik heb de aanneming van dat amendement ontraden. Het amendement dat nu voorligt, vervangt het criterium "redelijkheid en proportionaliteit" door een veel striktere formulering. Ik kan mij vinden in die aanscherping, laat ik dat vooropstellen. Er moet echter gekeken worden naar de formulering. Nu wordt voorgesteld: de netbeheerder past congestiemanagement toe met inachtneming van netveiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid. Dat biedt geen uitzonderingsmogelijkheid, ook niet voor producenten. Eigenlijk zou er moeten staan: de netbeheerder past congestiemanagement toe, tenzij veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid dat in de weg staan. Het gaat er dus eigenlijk om, de woorden "met inachtneming van" te vervangen door het woord "tenzij". Dan denk ik dat er precies datgene bereikt wordt wat bedoeld wordt. Eveneens aangepast worden moet dan het negende lid, onderdeel c, want dat verwijst nu naar de invulling bij AMvB van de begrippen "redelijkheid en proportionaliteit" en die begrippen vervallen in het amendement. Ik denk dat het verstandig zou zijn om nog even te kijken naar de precieze formulering van dit amendement. Ik begrijp precies wat u bedoelt, mijnheer Jansen, dus dat is het probleem niet, maar ik vind dat u moet regelen wat we met elkaar bedoelen.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Daar zijn wij natuurlijk graag toe bereid. Wij gaan dat bekijken.

Minister Van der Hoeven:

Dan wacht ik dat af. Dat was wat ik wilde zeggen rondom voorrang voor duurzaam.

Dat brengt mij bij mijn volgende blokje over de netwerken en de regulering. Ook daarop zijn diverse amendementen ingediend. Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Van der Ham over de rol van de NMa bij besluiten over nut en noodzaak heb ik al ontraden. De aanneming van het amendement op stuk nr. 20 over de inhoudelijke criteria voor besluiten over nut en noodzaak heb ik eveneens ontraden.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik verkeer in de veronderstelling dat ik mijn amendement op stuk nr. 13 over advies investering nationaal belang had ingetrokken.

De voorzitter:

Het amendement-Van der Ham (stuk nr. 13) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

Minister Van der Hoeven:

Prima.

Het amendement op stuk nr. 20 van mevrouw Wiegman over inhoudelijke criteria voor besluiten over nut en noodzaak heb ik ook ontraden. Ik heb begrepen dat er nog gesleuteld wordt aan het amendement op stuk nr. 23 over de jaarrekening van netbeheerders, dus dat wacht ik even af. Over het amendement op stuk nr. 25 van de leden Spies en Wiegman heb ik het oordeel reeds aan de Kamer overgelaten. De aanneming van het amendement op stuk nr. 31 van mevrouw Spies heb ik in eerste termijn ontraden, omdat het alle besluiten over nut en noodzaak betreft. Het amendement op stuk nr. 34 van de heer Zijlstra heb ik schriftelijk ontraden en ik heb aangegeven dat ik het punt rondom de aansluitingen onder de 10 MVA meeneem in de herziening van het reguleringskader. Het amendement op stuk nr. 36 ... Is dat ook ingetrokken? We gaan vooruit.

De heer Zijlstra (VVD):

Het amendement op stuk nr. 34 is ingetrokken.

De voorzitter:

Het amendement-Zijlstra (stuk nr. 34) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

Minister Van der Hoeven:

Dan heb ik daar niets meer over te zeggen.

Over het amendement op stuk nr. 36 van de heren Samsom en Zijlstra over gasaansluitingen in onrendabele gebieden en gebieden met warmtenetten heb ik het oordeel aan de Kamer overgelaten. Het amendement op stuk nr. 38 van de heren Zijlstra en Samsom was geloof ik ingetrokken? Klopt dat?

De voorzitter:

Het is vervangen door het amendement op stuk nr. 48.

Minister Van der Hoeven:

Precies. Daar kom ik zo dadelijk op terug.

Dan kom ik op de nieuwe amendementen, in de eerste plaats het amendement op stuk nr. 43 van de heer Zijlstra, ter vervanging van wat eerder onder nr. 40 stond. Dat beoogt zeker te stellen dat inkomsten uit nettarieven mede worden aangewend voor investeringen in door de netbeheerder beheerde netten. Dat spreekt mij aan en het kan wat mij betreft geen kwaad om in de wet zelf vast te leggen dat netbeheerders in hun kwaliteits- en capaciteitsdocument informatie moeten opnemen over knelpunten in hun capaciteit en over hun investeringen. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer over.

Het amendement van de heer Zijlstra op stuk nr. 47 gaat over de transporttarieven van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Die zijn niet te beïnvloeden door de regionale netbeheerder. De wet houdt daar geen rekening mee. Eigenlijk wordt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering van de lagergelegen netbeheerder ook toegepast voor de kosten die de hogergelegen netbeheerder in rekening brengt. De heer Zijlstra wil dat voor deze kosten bij de lagergelegen netbeheerder niet meer de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering wordt toegepast. Eigenlijk wil hij regelen dat die x-factorberekening voor regionale netbeheerders kan worden gezuiverd van de kosten van de bovenliggende netbeheerder. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat wijzigingen in de transportkosten voor hoger gelegen netten zo snel mogelijk moeten doorwerken in de nettarieven van de lagere netbeheerder. Dit is ook door de NMa gesignaleerd. Daarvoor is in de tariefregulering een oplossing gevonden in de vorm van nacalculatie. Daarmee wordt in ieder geval de vertraging in de doorwerking van wijzigingen in transporttarieven teruggebracht tot twee jaar, maar er zijn ook regionale netten die niet rechtstreeks op TenneT zijn aangesloten. Voor die netten laat die nacalculatie langer op zich wachten. Dan kom ik bij de vier jaar van de heer Zijlstra uit. Ik heb schriftelijk gemeld dat ik bereid ben om dit punt verder te betrekken bij de lopende herzieningen van het reguleringskader. Dat doe ik ook; ik vind het van belang dat we hier een oplossing voor vinden en ik hecht eraan, omdat ik niet wil dat we overhaaste beslissingen nemen met betrekking tot tarieven. Ik kan echt niet overzien wat de precieze gevolgen zijn van het ingediende amendement. Ik wil geen risico nemen op dat punt. Om die reden ontraad ik dit amendement met klem, met uiteraard de toezegging die ik heb gedaan met betrekking tot het reguleringskader.

Dan kom ik bij amendement op stuk nr. 48, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 38. Het gaat om twee onderdelen, namelijk dat er aansluitpunten worden gerealiseerd op plekken met een geschikte druk en voldoende capaciteit, en dat een netbeheerder grotere aansluitingen nog wel mag verrichten. Ik vind het prima dat GTS een aansluitplicht behoudt; dat is een verbetering. Met het amendement wordt geregeld dat aansluitpunten worden gerealiseerd op plekken met een geschikte druk en voldoende capaciteit. Maar ik zie er niet in staan dat het moet gaan om het dichtstbijzijnde punt. Ik ben het eens met de strekking van dit onderdeel. De heer Zijlstra moet echter nog even kijken naar de precieze tekst; het gaat dan met name om het feit dat er in de wetstekst niet staat dat het moet gaan om het dichtstbijzijnde punt. Ik dacht dat dit juist was wat de heer Zijlstra wilde. Hij heeft dit net in zijn toelichting aangegeven.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat gaat erin komen. In het document dat ik heb opgestuurd, stond het wel. Ergens in het proces is een zinsnede verloren gegaan. De opmerking van de minister is dus terecht; het zal ook expliciet in het amendement staan.

Minister Van der Hoeven:

Dan wacht ik dat af. Dan zijn wij het op dit punt met elkaar eens.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 49, oorspronkelijk het amendement op stuk nr. 19, van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en de heer Samsom. De strekking is dat in het huidige wetsvoorstel niet is vastgelegd dat de informatie over de kwaliteit van het stuursignaal ook correct en volledig dient te zijn. Het wetsvoorstel gaat uit van actueel. Dat zou de programmaverantwoordelijke beperken in het uitoefenen van zijn balansverantwoordelijkheid. Mevrouw Wiegman en de heer Samsom vonden de financiële risico's te groot. Dit amendement maakt het volgens de indieners mogelijk dat de NMa een mandaat heeft om de correctheid en de volledigheid van de verschafte informatie te controleren. Daar willen de indieners van dit amendement naar toe. Ik begrijp de zorg, maar ik heb in de eerste termijn aangegeven dat er dan wel gebruikgemaakt moet worden van actuele informatie. Ik wil dan ook in de wet vasthouden aan de term "actuele informatie". De indieners hebben het woord "actueel" vervangen door "actuele en zo correct en volledig mogelijke informatie". Ik denk dat dit prima tegemoetkomt aan hetgeen zij willen en hetgeen ik wil. Dat betekent dat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer overlaat.

Dat brengt mij tot het amendement op stuk nr. 50, van mevrouw Wiegman, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 20. De strekking hiervan was dat de toetsing van de beoordeling van de uitbreidingsinvestering moet plaatsvinden volgens de bijdrage aan een duurzame, betrouwbare en efficiënte energievoorziening. Zo worden nut en noodzaak beoordeeld en het voorkomt willekeur. Ik heb dat amendement ontraden. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik het ook blijf ontraden. De kleine velden zijn er weliswaar uit gehaald, maar ook met de overblijvende onderdelen van het amendement vind ik het geen goed voorstel.

De heer Jansen vroeg naar een breed elektriciteitsplan inclusief rijkscoördinatie van investeringen. Ik ben bezig met een brede herziening van het huidige reguleringskader. Ook de Algemene Energieraad heeft gerefereerd aan een dergelijke rijksbrede visie op investeringen in de infrastructuur. Ik kom daar rond het zomerreces op terug bij de Kamer.

Hij vroeg ook naar de voortgang inzake het realiseren van meer waarborgen met betrekking tot aanvraag en aansluiting. Ik heb de netbeheerders verzocht om zo snel mogelijk aansluitmijlpalen op te stellen. Daarmee worden wederzijds waarborgen geboden voor de netbeheerders en de aanvragers. Ik heb van zowel EnergieNed als TenneT begrepen dat er op dit moment door de gezamenlijke netbeheerders wordt gewerkt aan een concreet codevoorstel hierover. Dat wordt op korte termijn ter consultatie voorgelegd en gaat vervolgens naar de Energiekamer.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

In mijn tweede termijn heb ik ten aanzien van het amendement dat nu het stuk nr. 50 heeft, gevraagd aan de minister waarom zij het onwenselijk vindt om op de kleine velden nut en noodzaak van netuitbreidingen te beoordelen. Moeten wij onszelf die vraag niet voortdurend stellen?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb hier zowel in mijn eerste als in mijn tweede termijn al iets over gezegd en dat zal ik nog een keer opnieuw doen. U kiest voor een inhoudelijke benadering, mevrouw Wiegman. U wilt criteria in de wet opnemen over nut en noodzaak. Ik heb gezegd dat ik kies voor een procedurele waarborg. De genoemde criteria spelen altijd een rol in mijn afweging. U vroeg ook waarom de toetsingscriteria geen betrekking moeten hebben op die kleine velden. In principe moeten alle aanvragen voor het innemen en transporteren van gas van kleine velden worden gehonoreerd, want GTS heeft de wettelijke plicht om te investeren. Deze kan daar eventueel van deze plicht worden ontheven in extreme gevallen waarin tegenover de aansluitplicht ongelooflijke investeringen en onredelijke kosten staan, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit van het gas erg afwijkend is. Dit onderdeel gaat overigens niet over de netten, maar over de winning van het gas. Dat is toch een ander punt dan waar wij het nu over hebben. Om al deze redenen heb ik de aanvaarding van dit amendement in eerste instantie ontraden en blijf ik dat ook doen.

Voorzitter, ik ben bijna aan de moties toe. Ik probeer uw termijn van 18.30 uur te halen.

De heer Jansen had een vraag over het artikel in de European Energy Review waarin wordt opgeroepen tot antikartelmaatregelen tegen Gazprom. Ik heb dat ook gezien. Gazprom is inderdaad de grootste leverancier van gas in Europa, maar er is geen sprake van een monopolie. Nederland is nog altijd netto-exporteur. Wij zijn niet afhankelijk van Gazprom voor gas. Bovendien heeft Gazprom geen aandelen in de Nederlandse energiesector. Er zijn wel samenwerkingsprojecten. Daar hebben wij best positieve ervaringen mee, moet ik heel eerlijk zeggen. Het inzetten van mededingingswetgeving tegen Gazprom en het uitdelen van boetes, is toch in de eerste plaats een zaak van de Europese Commissie. Je moet dat in Europees verband zien.

Diversificatie in het aanbod en betere connecties zijn overigens volgens mij minstens zo belangrijk. Dat doen wij juist om op EU-niveau mee te werken aan het verminderen van de kwetsbaarheden op het gebied van gas. Ik verwijs hierbij naar de EU-gasleiding Nabucco om meer gas uit de Kaspische regio naar Europa te krijgen. Wij hebben ook nog steeds de herziening van de richtlijn inzake voorzieningszekerheid gas voorliggen. Deze zaken vind ik betere aanknopingspunten bieden dan het voorstel van de heer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Ik had mij kunnen voorstellen dat de minister iets meer solidariteit had getoond met andere EU-lidstaten die wel al te maken hebben met een monopolie of bijna-monopolie. In Nederland heeft op dit moment GasTerra een dominante positie. Straks zou dat Gazprom kunnen worden. Als je die partijen de lang de ruimte geeft – dat wordt in het genoemde artikel betoogd – is er straks een gigantisch probleem waar wij ook mee te maken krijgen. Als de Europese Commissie op dit punt een initiatief zou nemen, zou Nederland dat dan steunen?

Minister Van der Hoeven:

Ik weet niet welk initiatief de Commissie gaat nemen en op welke gronden. Dat moet ik eerst precies weten. Ik ga mij niet baseren op een artikel.

De heer Jansen (SP):

Ik heb gesuggereerd om eens met een vooronderzoek te beginnen naar wat er ligt. Ik ga ook niet af op een artikel, maar ik denk wel dat het een reden is om daar eens naar te gaan kijken.

Minister Van der Hoeven:

Het forum waarin wij dat doen, heeft te maken met de Energieraad, waarin de 27 "energieministers" van de EU-landen zitten. Daar spreken wij over de herziening van de richtlijn voorzieningszekerheid gas. In dat kader kunnen natuurlijk altijd vragen gesteld worden.

Voorzitter. De heer Van der Ham vroeg of het klopte dat wij het stopcontact op zee niet in de Elektriciteitswet regelen; hij heeft ook gevraagd of ter zake al keuzes zijn gemaakt. Ik heb daarover al een brief toegezegd die ik binnenkort naar de Kamer stuur. Daarin ga ik uitgebreid in op het net op zee.

Ik heb al de vraag van de heer Zijlstra beantwoord over het in tweeën knippen van het wetsvoorstel.

Mevrouw de voorzitter. Dit brengt mij bij de ingediende moties. Allereerst iets over de motie op stuk nr. 52 van mevrouw Spies en mevrouw Wiegman. Eigenlijk is de vraag in de motie om de gasmarktmaatregel "voorrang voor duurzaam" al een jaar na inwerkingtreding te evalueren. Dat is toch wel heel erg snel, zo moet ik heel eerlijk zeggen. Ik denk dat wij er echt wat meer tijd voor nodig hebben. Voor voorrang voor duurzaam is er na een jaar waarschijnlijk nog niet of nauwelijks congestie geweest. Ik wil best toezeggen om de Kamer na een jaar te informeren over de inzet en de werking van het congestiemanagement, maar dat is nog geen formeel evaluatiemoment.

Wat de gasmarkt betreft, heb ik eerder gemeld: maak gebruik van de jaarlijkse monitor van de groothandelsmarkt door de NMa. Dat is een prima instrument om bij aan te sluiten. Ook de gasmarkt heeft namelijk tijd nodig.

De snelst mogelijke datum van inwerkingtreding van de maatregel is 1 juli 2011. Dit betekent dat in de monitorrapportage van 2012 het effect zichtbaar wordt van de eerste maanden van het nieuwe systeem. Dat is ook een heel korte periode om tot een zorgvuldig oordeel te komen over de effecten van de gasmarktmaatregel. Laten wij in ieder geval die monitor in 2013 afwachten, want dan hebben wij anderhalf jaar om de effecten te monitoren, hoewel dat ook nog een korte periode is. Maar goed, dan hebben wij daarvoor in ieder geval nog anderhalf jaar.

Mevrouw Spies (CDA):

Voor alle duidelijkheid wijs ik de minister erop dat in het dictum van de motie uitdrukkelijk staat: na het operationeel worden. Daar staat dus niet: na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Ik realiseer mij namelijk dat op de gasmarkt pas later op een aantal punten de effecten zichtbaar worden. Vandaar dat in het dictum van de motie uitdrukkelijk is gekozen voor de formulering "operationeel worden". Ik hoop dat dit de minister iets milder stemt.

Minister Van der Hoeven:

Ik begrijp het, maar wij moeten er ook geen misverstand over hebben. U zegt eigenlijk: bij de inwerkingtreding is het nog niet operationeel en dus is de termijn van de evaluatie later dan ik nu heb aangegeven. Ik vind het fijn dat u die toelichting hebt geven. In ieder geval hebben wij de monitor van 2013. Ik denk dat dit tegemoet komt aan wat u wilt en aan wat ik wil aangaande de voorrang voor duurzaam. Laten wij dus kijken of het zo kan. Ik denk dat ik met deze toelichting het oordeel over de motie aan de Kamer kan overlaten, met name omdat "operationeel worden" later is dan "inwerkingtreding".

Voorzitter. Nu de motie op stuk nr. 53 van mevrouw Wiegman. In dat verband zegt zij: interconnectoren moet je niet bij voorbaat uitsluiten van deelname aan het congestiemanagement. Ik sluit ze ook niet uit; ze kunnen ook een rol spelen door de capaciteit op de interconnectoren niet volledig te benutten. Dat hebben de beheerders van de interconnectoren, zoals TenneT, niet in de hand, want zij zijn gebonden aan de strikte Europese regels ter zake. Een van de belangrijkste regels is dat de capaciteit op de interconnectoren niet mag worden gebruikt om nationale problemen op te lossen. Welnu, 25 juni van het vorige jaar is de Europese Commissie met een aantal inbreukprocedures gestart wegens het niet nakomen van de interconnectieverordening. Een aantal lidstaten gebruikte die capaciteit namelijk wel om nationale problemen op te lossen. Daarmee geeft de Europese Commissie het signaal af dat het beperken van de capaciteit op de interconnectoren om binnenlandse congestie op te lossen, in strijd is met de verordening. Partijen die echter elektriciteit willen transporteren, kunnen wel bijdragen aan het oplossen van het congestiemanagement, bijvoorbeeld door minder capaciteit, minder elektriciteit, aan te bieden op een interconnector. Dat kan ik niet afdwingen, maar het is zeker mogelijk. Kortom, ik sluit het niet bij voorbaat uit en op basis van vrijwilligheid is een aantal zaken al mogelijk. Uiteraard zal ik de Europese ontwikkelingen in de gaten houden en daar waar mogelijk bijsturen. Het oordeel over deze motie laat ik dus over aan de Kamer. Dan de motie op stuk nr. 54 van de leden Van der Ham en Vendrik. Men heeft iets bij motie neergelegd wat lijkt op het amendement op stuk nr. 37, dat ik ontraden heb. Eigenlijk wil men de facto voorrang bij aansluiting realiseren voor duurzame installaties. Voor het aanbrengen van deze rangorde biedt de richtlijn duurzame energie geen kapstok. Er geldt een aansluitplicht. Deze motie zou ertoe leiden dat de netbeheerder in strijd met de aansluitplicht gaat handelen. Ik kan niet anders dan deze motie ontraden.

De heer Van der Ham (D66):

Ik doe echt mijn best om de minister tegemoet te komen. De minister zegt: het moet niet in de wet. Ik heb een amendement ingediend en dat handhaaf ik wel. Als dat niet wordt aangenomen, is dit een oproep om een en ander te ontwikkelen en overigens ook om, in samenhang met die andere motie, te bezien of hier in Europa geen ruimte voor te maken valt. Iedereen hier zegt dat zo'n soort systeem eigenlijk wel zou moeten gelden voor niet-duurzame elektriciteitsopwekking. Je moet kijken hoe je dit op een goede en slimme manier kunt doen. In de twee moties die ik heb ingediend, wordt opgeroepen om dit voor de rest in Europa uit te zetten en waar mogelijk vorm te geven.

Minister Van der Hoeven:

Nee, in de motie op stuk nr. 54 wordt tot iets anders opgeroepen. De indieners verzoeken de regering "een rangorde te ontwikkelen binnen niet-duurzame installaties voor toelating tot het elektriciteitsnet ten tijde van congestie, waarbij de milieukosten van het af- en aanschakelen van de centrales worden meegenomen, en deze maatregel in te voeren krachtens een algemene maatregel van bestuur". De indieners gaan dus veel verder in hun motie dan de heer Van der Ham zo-even stond te vertellen.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik hecht er toch even aan om te borgen dat de heer Van der Ham zich niet rijk rekent. Hij zei dat iedereen hier het er ongeveer wel over eens was dat wij zo'n CO2-ladder moesten hebben. Dan was hij iets zekerder geweest over de kans van slagen van zijn eigen amendement. In mijn tweede termijn heb ik precies het tegenovergestelde betoogd. Wij moeten het wel even precies houden.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan daar heel kort op reageren. Er komt zo ook een heel briljante motie aan die misschien wat meer in de richting van mevrouw Spies komt. Ik blijf het proberen, mevrouw Spies.

Minister Van der Hoeven:

Ik neem aan dat dat de motie op stuk nr. 55 is?

De heer Van der Ham (D66):

Ja.

Minister Van der Hoeven:

Dat dacht ik al, die ga ik ook ontraden, om precies dezelfde reden. De heer Van der Ham vraagt om iets wat eigenlijk pas kan gebeuren als de Europese regelgeving is aangepast. Ik heb aangegeven dat ik dit soort zaken wel degelijk in Europees verband aan de orde kan stellen. Echter, de heer Van der Ham wil dat wij iets gaan vooruitlopen op een aantal zaken. Dat gaan wij niet doen. Deze motie ontraad ik met dezelfde argumenten waarmee ik de vorige heb ontraden.

De heer Van der Ham (D66):

Dan geef ik de collega's mee, via de voorzitter natuurlijk, dat in deze motie echt wordt verzocht om een inspanningsverplichting om dat te proberen. Ik hoop op wat meer coulance van de minister. Hopelijk zien de collega's de ruimte wel.

Minister Van der Hoeven:

Ik zie de ruimte in ieder geval niet.

Dan kom ik bij de motie van de heer Samsom op stuk nr. 56. Centrales met meer dan 50% biomassa worden in feite beschouwd als duurzaam. Ik snap dat wel, maar ik vind het niet effectief. Het is immers niet duurzaam. Men krijgt ook maar voor 50% certificaten, om maar eens iets te noemen. Eigenlijk komt het erop neer dat er alleen in geval van een congestie een prikkel is om veel biomassa bij te stoken. Als er in een periode geen congestie is, dan laten wij dat weer vallen. De heer Samsom zou eigenlijk willen dat je het transport van een centrale op het punt van congestie opsplitst in een groen deel en een grijs deel. Dat gaat niet. Ik kan dat niet zien, en de heer Samsom ook niet, zodra een en ander is ingevoerd in het net. Dat betekent dat alle elektriciteit van die centrale voorrang krijgt. De kans dat de resterende grijze partij dan de congestie oplost, wordt wel heel erg klein. Kortom, ik snap het wel en het klinkt ook heel erg leuk, maar het effect zie ik niet en een en ander leidt wel tot meer onzekerheid over het transport voor de echt groene producenten. Ik ontraad deze motie dan ook.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb nog een inhoudelijke vraag over deze motie aan de minister. Als zij stelt dat het geven van voorrang aan productiegassen strijdig is met de Europese richtlijn – dat is een van haar belangrijkste argumenten om het amendement-Jansen te ontraden – dan zou eenzelfde redenering toch ook voor deze motie moeten gelden?

Minister Van der Hoeven:

Ja, maar dat heb ik ook aangegeven. Stel dat je 50% biomassa beschouwt als duurzaam. Dat is niet geregeld in de Europese regelgeving. Verder krijg je weliswaar voor 50% certificaten, maar je moet alles voorrang geven op het net, groen en grijs. Nogmaals, als wij dat al zouden doen, leidt het er alleen maar toe dat alleen bij congestie ineens veel biomassa wordt bijgestuurd en daarbuiten niet. Het leidt dus niet structureel tot een betere oplossing.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben het eigenlijk wel met de minister eens. Zij zei: ik snap het wel en ik vind het erg leuk. Ik snap mezelf ook en ik vind mezelf ook best leuk. Daar is het dan wel mee gezegd. De overtuiging van de minister is dat dit in dit wetsvoorstel niet gaat werken. Ik geloof dat dat wel klopt. Ik trek deze motie dan ook in. Op een ander tijdstip kom ik nog terug op de mogelijkheid om de kolencentrales tot 50% biomassa of meer te dwingen.

Minister Van der Hoeven:

Dat is een heel ander verhaal. Maar dit past inderdaad niet binnen het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Samsom (31904, nr. 56) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Van der Hoeven:

Tot slot kom ik op de motie op stuk nr. 57 van de heer Zijlstra. In deze motie wordt gevraagd om maatregelen te nemen die het voor leveranciers aan kleinverbruikers mogelijk maken om buiten GasTerra een portfolio op te bouwen en hiermee de marktwerking te bevorderen. Dat laatste wordt al gedaan in het wetsvoorstel. Transport en gas worden ontkoppeld via artikel 17b. Marktwerking wordt verder bevorderd door artikel 66d. Daardoor wordt alle gas verhandelbaar via TTF. Ik schreef al in de memorie van toelichting of in de nota naar aanleiding van het verslag dat op basis van het marktmodel eigenlijk alle partijen empowered zijn of mogelijkheden hebben om de ontwikkeling van die markt verder te realiseren. Zij moeten het weliswaar zelf doen, maar ik heb daar vertrouwen in. Wij zien ook eigen opslagen van meerdere leveranciers, Essent en Nuon. Voordat ik nieuwe maatregelen neem, zie ik liever hoe de markt zich verder ontwikkelt door het wetsvoorstel. Ook deze motie ontraad ik dus.

De heer Zijlstra (VVD):

De minister is in ieder geval consistent op dat punt. Wij hebben niet dezelfde mening als het gaat om de vraag in hoeverre dit wetsvoorstel de gasmarkt werkelijk vlot trekt.

Ik heb een amendement ingediend op stuk nr. 41. De minister heeft op dat punt twee toezeggingen gedaan. Ten eerste heeft zij een evaluatie na twee jaar toegezegd. Ten tweede – dat is nog belangrijker – heeft zij toegezegd in de netcode van de NMa te zullen kijken of wij kunnen komen tot dagbalancering. Voor een amendement is het handig als je een Kamermeerderheid haalt. Door deze toezegging ben ik die kwijt. Ik trek het amendement daarom in. Ik geeft de minister echter mee dat er in de Kamer op zich wel meer dan 50% potentiële steun voor is en dat ik dit amendement als een initiatiefwetsvoorstel zal indienen als de minister onvoldoende haast maakt.

Minister Van der Hoeven:

Dat wacht ik dan wel af.

De voorzitter:

Begrijp ik het goed dat u uw motie intrekt, mijnheer Zijlstra?

De heer Zijlstra (VVD):

Het gaat om het amendement op stuk nr. 41. Dat trek ik in. Indien er onvoldoende haast of resultaat is, zal dit als initiatiefwetsvoorstel over ongeveer een half jaar terugkomen.

De voorzitter:

Het amendement-Zijlstra (stuk nr. 41) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister oprecht voor haar wijze van antwoorden, waardoor wij nog op een redelijke tijd aan het volgende debat kunnen beginnen. De stemmingen over het wetsvoorstel en de ingediende moties zijn volgende week dinsdag.

De vergadering wordt van 18.34 uur tot 19.20 uur geschorst.

Naar boven