Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de bevoegdheid van deurwaarders om informatie op te vragen en elektronisch te betekenen in geval van derdenbeslag (31240).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Justitie welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van de Camp (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Het is voor mij een grote eer om in het kader van het ouderschapsverlof van mevrouw Van Vroonhoven mij vandaag weer eens te mogen bemoeien met de Gerechtsdeurwaarderswet. Wij behandelen vandaag de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van de Gerechtsdeurwaarderswet. Voortaan wordt het mogelijk, derdenbeslag elektronisch te laten betekenen en ook voorziet het wetsvoorstel in een uitbreiding van de informatiebevoegdheid van de deurwaarders.

De CDA-fractie hecht zeer aan het principe dat vonnissen ten uitvoer worden gelegd. Schuldeisers mogen immers niet de dupe worden van schuldenaars die weigeren te betalen. Toch blijkt in de praktijk dat het vaak lastig is om achter gegevens van die betreffende schuldenaars te komen. Gevolg hiervan is dat het beslag laten leggen vaak onnodig veel tijd en geld kost. Het CDA is er dan ook tevreden mee dat het wetsvoorstel meer armslag geeft aan de deurwaarders om hun taak, in dit geval het behartigen van de belangen van schuldeisers, uit te voeren. Ofschoon wij op hoofdlijnen kunnen instemmen met het wetsvoorstel hebben wij nog wel een aantal opmerkingen en vragen, allereerst over de financiële gevolgen en met name de besparingen die dit wetsvoorstel zou kunnen opleveren.

Deurwaarders hebben een vonnis nodig om de gegevens bij het Suwinet te mogen opvragen. Het aanvragen van een vonnis kost € 71,80 en vervolgens moet dat vonnis betekend worden en dat kost ook nog eens tussen de € 70 en € 80, terwijl op dit moment de kosten voor een opdracht bij een zogenaamd handelsinformatiebureau ongeveer € 25 bedragen. Onze vraag is dan ook of het waar is dat er een kostenstijging ontstaat in plaats van een kostendaling, zoals dat aanvankelijk in de memorie van toelichting werd beschreven.

Dan een meer principiële kwestie, namelijk de positie van de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders. De elektronische informatie-uitwisseling is voor de gerechtsdeurwaarders ingericht via deze stichting. Klopt het nu dat deze stichting juridisch bezien een bestuursorgaan is? In de huidige opzet gebeurt de gegevensbevraging immers door tussenkomst van die stichting. Indien zij geen bestuursorgaan is, is zij dan wel bevoegd? Ook daarover graag nadere uitleg.

Dan even over het tempo en de mogelijkheden van invoering. De staatssecretaris geeft aan dat vanwege het beveiligd systeem op korte termijn niet kan worden verwacht dat onder burgers en ondernemingen elektronisch beslag zal worden gelegd. Ziet zij nu echt geen mogelijkheden om het op korte termijn mogelijk te maken dat meer gebruik wordt gemaakt van elektronisch beslag? Anno 2008 moet het toch mogelijk zijn om gebruik te maken van beveiligde e-mailadressen of meer in het algemeen gezegd elektronische adressen?

Voorgesteld wordt dat een derde, bijvoorbeeld de Koninklijke Beroepsorganisatie of de Belastingdienst, opgave van elektronische adressen kan doen. De vraag is even hoe ver de staatssecretaris is met de keuze voor een organisatie waar je dat elektronisch adres kan achterlaten. Zijn er andere spelers in het veld en kan zij aangegeven op welke manier en wanneer zij een meer definitieve keuze maakt? Klopt onze inschatting dat zolang er geen keuze is gemaakt het wetsvoorstel ook niet in werking kan treden?

Dan iets over de tarieven. Ik heb hierover al een vraag gesteld, maar daarnaast vraag ik de staatssecretaris of zij kan toezeggen dat de tarieven opgenomen in het zogenaamde Btag, op korte termijn worden verlaagd. Is die verlaging afhankelijk van een uit te voeren evaluatie? Zo ja, dan is het de vraag wanneer burgers en ondernemingen optimaal kunnen profiteren van de toegezegde lastenverlichting.

Mijn een na laatste punt heeft betrekking op de positie van de accountants. Wij hebben in dit huis al veel gesproken over de onafhankelijkheid van de externe accountant, maar in het wetsvoorstel krijgt de accountant een belangrijke rol bij de controle op de doelmatigheid van de verkregen informatie. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de onafhankelijkheid van de externe accountant ten opzichte van zijn toezichthoudende taak is gewaarborgd?

Een aantal gerechtsdeurwaarders heeft op 14 november 2007 een handelsinformatiebureau opgericht. Is het toegestaan dat een handelsinformatiebureau dergelijke rapporten opstelt ten behoeve van de deurwaarders, terwijl wij aan de andere kant via het elektronisch opvragen van gegevens de handelsinformatiebureaus juist een stap terug laten doen?

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter. De voorgestelde wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Gerechtsdeurwaarderswet moeten leiden tot verbetering van de doelmatigheid en het verlagen van de kosten bij derdenbeslag. De genoemde voordelen klinken weliswaar aanlokkelijk, maar er kunnen de nodige vraagtekens worden geplaatst bij de voorgestelde wijzigingen.

Zo is er nogal gegoocheld met de voorgerekende besparingen als gevolg van de wijzigingen. Zo zou het verkrijgen van dezezelfde informatie via een handelsinformatiebureau € 50 tot € 70 kosten. Als dit wordt afgezet tegen de forfaitaire vergoeding van € 2,50 na doorvoering van de wijziging van de wet, dan is de rekensom snel gemaakt, zeker als de besparing per aanvraag wordt vermenigvuldigd met 130.000, het aantal genoemde loonbeslagen.

Volgens de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus bedragen de gemiddelde kosten voor een dergelijke aanvraag slechts € 25. Ook maakt zij er melding van dat het genoemde aantal van 130.000 loonbeslagen onjuist is. Dit zou het totaal aantal loonbeslagen zijn, inclusief de gevallen waarin de schuldenaar zelf de gegevens omtrent zijn werkgever desgevraagd al heeft doorgegeven.

Kan de staatssecretaris nu inzicht geven in de gemiddelde kosten? Waaruit bestaan die kosten? Om hoeveel informatieaanvragen gaat het? Wat is de goede rekensom en wat zijn de werkelijke bedragen?

De SP-fractie heeft de staatssecretaris gewezen op de mogelijke verstrengeling van belangen bij de gerechtsdeurwaarders. Wij zien in veel gevallen dat gerechtsdeurwaarders naast de ambtelijke taken ook commerciële activiteiten ontplooien. Sinds de wet op dit punt is gewijzigd, werkt de deurwaarder zelfs in het hele land. Met deze wijzigingen wordt de kat nadrukkelijk op het spek gebonden. Het wordt zo wel erg verleidelijk om gegevens die volgens de regels via het UWV tegen een lage vergoeding van € 2,50 worden opgevraagd, daarna nogmaals in de commerciële bedrijfsuitvoering te gebruiken. Hoe ziet de staatssecretaris dit potentiële risico? Hoe kan worden voorkomen dat deze via de ambtelijke tak verkregen gegevens in de databank van de commerciële tak belanden?

Daarnaast bestaat natuurlijk het gevaar dat voor commerciële opdrachten de gevraagde gegevens direct bij het UWV wederrechtelijk worden opgevraagd om vervolgens tegen een hoog tarief bij de opdrachtgever in rekening te worden gebracht. De staatssecretaris noemt weliswaar een aantal mogelijke oplossingen voor controle vooraf bij de aanvraag, maar er is nog geen duidelijkheid. Wanneer kunnen wij nu die definitieve uitwerking verwachten? De lijst die de staatssecretaris geeft van alle belemmeringen voor een gerechtsdeurwaarder om verkregen informatie ongeoorloofd te gebruiken, overtuigt de SP-fractie niet. Er wordt weliswaar aangegeven waarom bepaalde informatie niet ongeoorloofd mag worden gebruikt, maar er wordt niet aangegeven waarom het niet zou kunnen gebeuren dat bepaalde informatie ongeoorloofd wordt gebruikt. Het genoemde aantal audits, waarbij jaarlijks een vijftigtal kantoren steekproefsgewijs achteraf wordt onderzocht, is niet overtuigend. Het betekent immers dat op een aantal van 376 deurwaarderskantoren – dat zijn althans de cijfers van ultimo 2006 – er jaarlijks slechts een op de acht kantoren wordt onderzocht. Wij vinden dit te mager, omdat de pakkans veel te gering is. Die vijftig kantoren worden namelijk ook alleen nog maar via een steekproef onderzocht. Wij hebben hierbij grote bedenkingen en vragen de staatssecretaris of zij mogelijkheden ziet voor een efficiëntere controle achteraf.

Daarnaast ontbreekt ten enenmale een afdoende controle op de commerciële praktijk van de gerechtsdeurwaarders. Hoe gaat de staatssecretaris controleren en vaststellen of informatie die in eerste instantie in de deurwaarderspraktijk geoorloofd is verkregen, via UWV, vervolgens niet gebruikt wordt in de commerciële praktijk? Welke controlemiddelen worden hier toegepast? De vergelijking met de normale handelsinformatiebureaus gaat hier niet op, omdat die niet een soortgelijke dubbele taak kennen als de gerechtsdeurwaarders. Het is juist die vermenging die een extra controle rechtvaardigt op de commerciële activiteiten van een gerechtsdeurwaarder. De vraag is hoe de staatssecretaris daar nu over denkt.

Waarop baseert de staatssecretaris haar mening dat het risico op ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens klein is, nu de wijzigingen een heel nieuwe situatie in het leven roepen, waarbij het risico op misbruik onmiskenbaar wordt vergroot?

Voor het betekenen van elektronisch derdenbeslag, wordt aansluiting gezocht bij al bestaande systemen die in de praktijk goed werken. Dit laat onverlet dat er afdoende garantie moet zijn voor de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid. Zo geeft de staatssecretaris dat ook meermalen aan in de stukken. Schuldenaren mogen in ieder geval niet de dupe worden van een falende automatisering. Graag wil de fractie van de SP een toezegging van de staatssecretaris op dit punt.

Ook in dit wetsvoorstel verwijst de staatssecretaris op een heel belangrijk onderdeel naar een algemene maatregel van bestuur, die er op dit moment niet is. Het gaat hierbij om de nadere uitwerking van de beslaglegging, om de keuze voor de instantie waar nu zal worden aangehaakt, om de vraag hoe het moet met de handtekening en om soortgelijke andere gegevens, met andere woorden om de veiligheid van het systeem. Gelet op de tijd die inmiddels is verlopen, vind ik dat die algemene maatregel van bestuur er wel had kunnen en mogen zijn. Waarom is de algemene maatregel van bestuur er nog niet? Is het trouwens wel een juiste keuze om dit soort gewichtige onderwerpen af te schuiven naar een algemene maatregel van bestuur? Mijn fractie vindt dit niet juist. Het gaat immers om de kern van het wetsvoorstel, namelijk om de vraag hoe het moet gaan met het derdenbeslag en met de "authentificatie". Wat voor handtekening willen wij hebben? Hoe zit het met de beveiliging van het systeem? Kan de staatssecretaris duidelijkheid verschaffen over deze keuze? Hoe ver staat het inmiddels met de algemene maatregel van bestuur en wanneer kunnen wij van de inhoud daarvan kennis nemen?

Uitgaande van het gegeven dat de algemene maatregel van bestuur er komt, lijkt het amendement van de heer Teeven mij ten langen leste een juiste waarborg voor de Kamer.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Het wetsvoorstel voorziet in regels die het mogelijk maken, bijvoorbeeld voor derden als UWV, banken of grote werkgevers om, als zij daartoe een elektronisch adres hebben opgegeven, onder hen te leggen derdenbeslagen elektronisch te laten betekenen. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in een uitbreiding van de bevoegdheden van deurwaarders om, in geval van derdenbeslag, informatie op te vragen bij UWV over personen of instanties die aan een schuldenaar periodieke betalingen, zoals lonen en uitkeringen, verrichten.

Het wetsvoorstel maakt het exploot van derdenbeslaglegging op elektronische wijze mogelijk. Daarmee opent het de mogelijkheid voor deurwaarders om in voorkomende gevallen informatie te verkrijgen van door de minister aan te wijzen bestuursorganen over personen en instanties die aan een schuldenaar periodieke betalingen verrichten, zoals lonen en uitkeringen. De minister, Actal, het UWV en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders waren positief over de te verwachten verbeteringen en de voordelen zoals kostenbesparing, waarvan wordt gezegd dat deze niet alleen voor de gerechtsdeurwaarders maar ook voor de schuldenaar zullen gelden, administratieve lastenverlichting voor gerechtsdeurwaarders en het bedrijfsleven, de efficiëntere communicatie en snellere verwerking van het derdenbeslag.

De VVD-fractie is voorstander van meer en efficiënt gebruik van de bestaande ICT-mogelijkheden. Daarover wil ik geen misverstand laten bestaan. Net als Actal, UWV en de KBvG is de VVD van mening dat het elektronisch betekenen van derdenbeslag en een verbeterde informatievoorziening kunnen bijdragen aan kostenbesparingen, lastenverlichting en een efficiëntere communicatie over en verwerking van beslagen.

Onze fractie heeft een aantal kritische vragen gesteld bij de nadere uitwerking van het voorstel. Op een aantal zaken heeft de staatssecretaris naar ons oordeel afdoende antwoord gegeven. Dat betreft de zaken die in de wet worden geregeld. Een aantal andere zaken zal echter nog in de algemene maatregel van bestuur moeten worden geregeld. Dit betreft onder andere de kosten die zijn verbonden aan het vastleggen van een elektronisch adres, de noodzaak van een ontvangstbevestiging en de vraag naar de wenselijkheid van screening van personeel dat werkzaam is bij gerechtsdeurwaarderskantoren. Deze zouden nog kunnen worden verbeterd.

Bij mijn fractie leeft de vraag bij wie het beheer van de elektronische adressen zal worden ondergebracht. De staatssecretaris zal hierover besluiten bij de inwerkingtreding van het voorstel. Als dat het plan van de staatssecretaris zou zijn, verkeert naar het oordeel van de VVD-fractie in ieder geval de Belastingdienst niet in een positie om een dergelijke taak erbij te krijgen. Je zou dan kunnen zeggen dat deze taak bij de Koninklijke Broederschap van Gerechtsdeurwaarders moet worden gelegd. Onze fractie vraagt welke afspraken met deze organisatie hierover zijn gemaakt. Je zou ook kunnen overwegen om het kadaster hierbij te betrekken omdat daar al een berichtenverkeer- en berichtenbeheerfunctie aanwezig is die als voorbeeld zou kunnen worden genomen. Ik verneem hierover graag het oordeel van de staatssecretaris.

De staatssecretaris stelt met betrekking tot de screening van het personeel dat de gerechtsdeurwaarders bij onjuist gebruik van bevoegdheden via het tuchtrecht kunnen worden aangepakt en dat de medewerkers onder de verantwoordelijkheid van de deurwaarder vallen. In hoeverre kan de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk worden aangesproken op het handelen van zijn medewerkers? Moet de positie niet beter worden geborgd door screening vooraf? Het is onze fractie vanzelfsprekend bekend dat werknemers van een gerechtsdeurwaarderskantoor een geheimhoudingsverklaring tekenen, maar wij vragen ons af of dit voldoende is. In dit verband sluit ik mij aan bij de opmerkingen die de heren De Wit en Van de Camp hebben gemaakt.

Bij onze fractie leeft ook nog een aantal vragen over de uitwerking van het toezicht op de gerechtsdeurwaarders. Ook dat zal pas bij feitelijk worden uitgewerkt in de algemene maatregel van bestuur. De staatssecretaris heeft nog slechts aangeduid wat de mogelijkheden van de audit zijn, maar niet gezegd welke vorm wordt gekozen voor de gegevensbevraging die hierbij aan de orde is.

Wij hebben begrepen dat de staatssecretaris denkt aan een autoriteit voor gerechtsdeurwaarders of een ander toezichtorgaan. Het is mogelijk dat wij het verkeerd hebben begrepen. In dat geval vernemen wij graag van de staatssecretaris dat een dergelijke zelfstandige autoriteit er niet komt. Wij vragen ons af hoe het toezicht gestalte zal worden gegeven. Het is nu ondergebracht bij het Bureau Financieel Toezicht dat ook andere taken verricht, zoals het toezicht op de notarissen. Is het wel echt nodig om een aparte autoriteit voor de gerechtsdeurwaarders in het leven te roepen?

Er resteren vele vragen. Sprekers voor mij hebben deze ook al opgeworpen. Deze vragen betreffen de kosten die zijn verbonden aan het vastleggen van een elektronisch adres, de noodzaak van ontvangstbevestigingen en de wenselijkheid van screening van personeel. Hoe zal dit alles vorm krijgen? Om deze reden heb ik een amendement ingediend om een voorhangprocedure in te stellen door het toevoegen van een lid 5 aan artikel 475. Dit beoogt dat de staatssecretaris de algemene maatregel van bestuur voorlegt aan beide Kamers van het parlement. Het gaat immers om belangrijke zaken. Het betreft een instituut dat zowel publieke als private taken vervult. Daartussen vindt vermenging plaats. Daarom moet het toezicht goed geregeld worden. Dat geldt ook voor het toezicht op het berichtenverkeer.

De woordvoerder van het CDA heeft gerept van de mogelijke monopoliepositie die de gerechtsdeurwaarders zullen krijgen nu de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus door het groeiende elektronisch berichtenverkeer moet vrezen voor inkomsten derving. Ziet de staatssecretaris het gevaar van die twee petten ook? De gerechtsdeurwaarders kunnen bij hun private taak veel meer en gemakkelijker gebruik maken van de in het kader van hun publieke taak vergaarde informatie. Hoe denkt de staatssecretaris daarmee om te gaan? Hoe denkt zij dat te regelen?

Onze fractie heeft dus nog tal van vragen. Wij zijn uiteraard nieuwsgierig naar het antwoord daarop. Wij kunnen ons voorstellen dat de staatssecretaris deze vandaag niet allemaal in essentie kan beantwoorden. Om die reden horen wij graag haar standpunt over het voorgestelde amendement.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Mijn fractie staat positief tegenover het wetsvoorstel om derdenbeslagen elektronisch te laten betekenen, te meer daar dit wetsvoorstel deel uitmaakt van een breder project dat ten doel heeft de meer eenvoudige zaken binnen het justitiële apparaat met behulp van ICT-toepassingen eenvoudiger en sneller te laten verlopen. Uit een recente brief van de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus komt naar voren dat de besparingen in de memorie van toelichting niet zo goed begroot zouden zijn en dat het resultaat niet zou hoog zou uitvallen als ons in de memorie van toelichting is voorgehouden. Graag verneem ik de visie van de staatssecretaris daarop. Wat zijn de besparingen en de eventuele extra kosten als gevolg van dit wetsvoorstel? Ten laste van wie komen zij en ten gunste van wie vallen de besparingen uit? Misschien kan de staatssecretaris in haar beantwoording nog ingaan op de vraag of dit besparingen dan wel extra kosten voor de begroting van Justitie als zodanig met zich kan brengen.

Verder zou ik graag een reactie van de staatssecretaris krijgen op de door de genoemde vereniging geuite vrees dat door deze wetswijziging in de toekomst minder aandacht zal zijn voor oplossingen via het minnelijke traject. Het is in principe het prettigst als dit soort geschillen door middel van het minnelijke traject worden opgelost. Als dat dramatisch zou verminderen, is het de vraag of wij er echt zoveel mee opschieten.

Hoe hoger de besparingen voor het bedrijfsleven, des te beter vinden wij dat. De PVV-fractie juicht dat altijd toe, maar mijn fractie is ook om een andere reden voor de vergroting van ICT-ontwikkelingen binnen Justitie en aan Justitie gerelateerde instellingen. Door het vergroten van de ICT-inzet, bijvoorbeeld door middel van elektronische dagvaarding en eenvoudige procedures voor eenvoudige zaken, zal Justitie in staat zijn om eenvoudige zaken op den duur kostenbesparend, sneller, efficiënter en minder arbeidsintensief af te handelen. Als dat allemaal lukt, is dat een prima zaak. ICT-ontwikkelingen kunnen er zo toe bijdragen dat bij Justitie meer geld en misschien ook meer tijd overblijft om criminaliteit te bestrijden. Is de staatssecretaris met ons van mening dat het geld en de tijd die als gevolg van ICT-ontwikkelingen in de toekomst binnen Justitie zullen vrijkomen, direct moeten worden ingezet om de criminaliteit in ons land te bestrijden? Zo niet, wat wil de staatssecretaris dan wel met die besparingen?

Sprekend over criminaliteitsbestrijding vraag ik de staatssecretaris of de onderhavige wetswijziging daarvoor ook betekenis kan hebben. Ook daar vinden immers conservatoire beslagleggingen plaats met als doel de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Kan het Bureau Ontnemingswetgeving OM van deze wetswijziging profiteren? Betrekt de staatssecretaris dit bureau bij de uitwerking van de regeling in de AMvB die nog geslagen moet worden? Bereidt het OM zich ook voor op de manier waarop het met de door deze wetswijziging geschapen mogelijkheden zal omgaan, als het bureau daar baat bij kan hebben?

De PVV is het met de minister en de fracties van de SP en het CDA eens dat ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens tegengegaan moet worden. Het verbaast ons dat de staatssecretaris niet concreet aangeeft hoe dit zal worden tegengegaan. Hoe wordt tegengegaan dat door deurwaarders verkregen gegevens worden overgeheveld naar een commerciële praktijk en hoe wordt dat gecontroleerd?

Het gebruik van een geavanceerde elektronische handtekening met gecertificeerde sleutels ligt volgens de staatssecretaris in de rede. Het meezenden van het vonnis bij de aanvraag van gegevens is een mogelijkheid. De manier waarop uiteindelijk invulling zal worden gegeven aan een vorm van toezicht op de doelmatigheid van het gebruik van verkregen gegevens kan volgens de staatssecretaris het beste bij de feitelijke uitwerking van het wetsvoorstel aan de orde kunnen komen. Wij vinden dit toch maar vaag. Het is maar afwachten en misschien zelfs afwachten en toekijken hoe het misgaat. Kan de staatssecretaris dit toch wat specifieker toelichten?

Daarnaast wil ik graag weten wat volgens de staatssecretaris de consequenties van – ondanks alle eventuele maatregelen – ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens moeten zijn. Collega De Wit heeft al gezegd eigenlijk van mening te zijn dat privacyaspecten in een wettelijke regeling thuishoren en niet in een AMvB. Daar is wel wat voor te zeggen. Het amendement-Teeven op stuk nr. 7 dat alles wil toetsen via een voorhangprocedure, komt mij ook sympathiek voor.

Ik herhaal nog eenmaal dat de PVV-fractie hoopt dat de ICT-ontwikkelingen binnen Justitie uiteindelijk leiden tot meer efficiency in het civielrechtelijk traject en dat de daarmee voor Justitie gepaard gaande besparingen ten goede komen aan de criminaliteitsbestrijding.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris een korte schorsing wenst om haar antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt van 16.18 uur tot 16.25 uur geschorst.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik dank de verschillende fracties uiteraard voor hun inbreng en vragen in eerste termijn. Ik dank hen ook voor de steun die ik heb mogen proeven in de verschillende inbrengen.

Dit wetsvoorstel staat niet op zich. Justitie is aan het moderniseren. Wij gaan daarom mee met het digitale tijdperk en maken steeds meer gebruik van gedigitaliseerd rechtsverkeer. Zoals u weet, zijn er al andere voorstellen op dit punt in de Kamer behandeld, of zullen worden gaan behandeld, zoals de afschaffing van het procuraat, de elektronische polis, de elektronische indiening van de dagvaarding en de elektronische authentieke akte. Ook Europa staat niet stil. Daar zien wij onder andere de Europese betalingsbevelprocedure. Wij zijn hard op weg om het rechtsverkeer te moderniseren en dit gebeurt niet zonder reden. Niet alleen moeten wij met onze tijd mee, wij zijn er vooral ook van overtuigd dat modernisering de efficiency vergroot en de kosten omlaag brengt. Daarbij is iedereen gebaat, de belastingbetaler voorop. Twee belangrijke onderwerpen maken deel uit van dit wetsvoorstel: ten eerste het elektronisch betekenen van het derdenbeslag, ten tweede het uitbreiden van de informatiebevoegdheid van gerechtsdeurwaarders in geval van derdenbeslag.

Ik hecht eraan om in de Kamer op te merken dat dit wetsvoorstel tot stand is gekomen en voortvloeit uit vele overleggen met de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, de KBvG. Ik hoorde een enkele woordvoerder spreken over het koninklijke broederschap, maar dat is dus niet juist.

Wat gaat het elektronisch betekenen nu allemaal inhouden? Een van de belangrijkste en ingrijpendste vormen van derdenbeslag vormt het loonbeslag. De "derde" waarover het daarbij gaat, is de werkgever of de uitkeringsverstrekker, dus degene van wie het inkomen wordt verkregen. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een beslagexploot aan het elektronisch adres van een derde wordt betekend. Dit is alleen mogelijk als er een elektronisch adres is opgegeven door de derde. Er wordt dus naast de conventionele methode van het postadres een extra adres gecreëerd waarop aan een derde kan worden betekend. Dit is nadrukkelijk géén e-mailadres, maar een andersoortig elektronisch adres. Het kabinet heeft een systeem op het oog dat door de KBvG wordt ontwikkeld en beheerd. Het gaat om een gesloten systeem voor registratie en betekening. Wij zullen inderdaad bij AMvB de regels geven voor de registratie van de elektronische adressen. Ook worden bij AMvB regels gegeven voor de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid van de elektronische betekening.

Bij de keuze voor een systeem zal nadrukkelijk worden aangesloten bij bestaande beveiligde systemen waarmee al wordt gewerkt. Een voorbeeld daarvan is het systeem dat bestaat voor het berichtenverkeer tussen notarissen en het kadaster. Berichten zullen versleuteld worden verzonden en er wordt gebruik gemaakt van een elektronische handtekening. Zo kan verzekerd worden dat het bericht ongewijzigd doorkomt en alleen kan worden bekeken door de zender en de ontvanger. Na ontvangst van een bericht verzendt het systeem automatisch een ontvangstbevestiging. Daarmee is de betekening van het derdenbeslag voltooid. De bevestiging is dus echt nodig om het af te maken. De elektronische betekening zal met name van voordeel zijn voor instellingen en ondernemingen waaronder vaak derdenbeslag wordt gelegd. Juist vanuit die groep – mensen, instellingen en ondernemingen die er vaak mee te maken hebben – is positief gereageerd op dit wetsvoorstel. Naast de elektronische betekening blijft een normale wijze van betekenen van derdenbeslag gewoon bestaan. Elektronisch beslag kan alleen worden gelegd bij organisaties die zich vrijwillig hiervoor aanmelden en zich dus ook aansluiten bij het systeem.

De informatiebevoegdheid van gerechtsdeurwaarders is de tweede belangrijke wijziging die met dit wetsvoorstel wordt beoogd. Het gaat om de informatiebevoegdheid van gerechtsdeurwaarders bij derdenbeslag. In een rechtsstaat is het niet alleen belangrijk dat je recht hebt, maar vooral ook dat je recht krijgt. Dat betekent dat je daadwerkelijk moet kunnen innen op het moment dat er een vonnis is. Om dat te kunnen doen heb je informatie nodig van de schuldenaar. Als een deurwaarder loonbeslag wil leggen, moet hij weten wie de werkgever van de schuldenaar is. Een schuldenaar is verplicht de deurwaarder mee te delen wat zijn bronnen van inkomsten zijn. Die wettelijke systematiek en die wettelijke plichten zijn hier dus wel ontzettend belangrijk voor de relatie tussen de deurwaarder en de schuldenaar. Niet elke schuldenaar doet het vrijwillig, weten wij. Thans mag een deurwaarder alleen als hij vermoedt wie de werkgever is, daarvan aan die werkgever bevestiging vragen. Het is dus eigenlijk een heel beperkte mogelijkheid om achter de werkgever aan te gaan. Om dat vermoeden te krijgen moet de deurwaarder een handelsinformatiebureau inschakelen, wat extra kosten meebrengt.

Wat er met dit wetsvoorstel verandert, is dat een deurwaarder de gegevens over de werkgever of de uitkeringsverstrekker van een schuldenaar mag opvragen bij het UWV. Het gaat hier uitdrukkelijk om beperkte gegevens over de identiteit van de werkgever. De voorwaarde is dat de deurwaarder gerechtigd is om het derdenbeslag te leggen. Er moet dus steeds weer een rechterlijke beslissing aan voorafgaan. De gegevens mogen alleen en uitdrukkelijk alleen voor dit doel worden opgevraagd en gebruikt. De bescherming van de privacy van schuldenaren en voorkoming van misbruik zijn ontzettend belangrijke elementen van deze wijziging. Daarom zal bij de aanvraag van gegevens zowel vooraf als achteraf controle plaatsvinden. Vooraf in de vorm dat bij de aanvraag gegevens van het vonnis moeten worden opgenomen; accountants zullen steekproefsgewijs de aanvraag achteraf controleren. Verder bieden verschillende wetten en regelingen waarborgen tegen ongeoorloofd gebruik. Er zijn de algemeen geldende wetten die sowieso die waarborg in zich hebben. Ik wijs op de Wet bescherming persoonsgegevens, maar ook de Gerechtsdeurwaarderswet is een goed voorbeeld. Die heeft een systematiek die voor de handhaving ook geschikt is.

Ik kom thans op de specifieke vragen. De heer Van de Camp heeft gevraagd of dit alles betekent dat er een kostenstijging zal zijn ten opzichte van de bestaande situatie met inschakeling van handelsbureaus. Een gegevensbevraging, zoals wordt voorzien, mag alleen plaatsvinden om loonbeslag te leggen. Die loonbeslaglegging is alleen mogelijk als er een vonnis ligt dat ook betekend is aan de schuldenaar. Dus in die volgorde. Om loonbeslag te leggen moeten de kosten voor een vonnis en de betekening altijd worden gemaakt, dus ook met de methode die nu wordt gehanteerd. De kosten om de werkgever te achterhalen worden verlaagd doordat men niet langer gebruik hoeft te maken van een handelsbureau. Er is dus ook echt sprake van een verlaging. De kosten van een handelsinformatiebureau zijn overigens op dit moment gemiddeld € 50 tot € 75 en niet € 25, zoals een aantal sprekers heeft gezegd. Dat zijn gegevens die wij van de deurwaarders zelf hebben gekregen. Een handelsinformatiebureau is alleen goedkoper indien men gegevens wil achterhalen, zonder dat men weet of men loonbeslag wil leggen.

De heer De Wit (SP):

Dat is nu net het punt. Als in de huidige situatie een deurwaarder beslag wil leggen of wil nagaan of een schuldenaar verhaal biedt, vraag hij bijvoorbeeld aan zo'n informatiebureau om uit te zoeken wat de betreffende persoon heeft. Heeft hij een werkgever? Heeft hij een eigen huis? Heeft hij een hypotheekschuld? Heeft hij een bankrekening? Daarom, omdat je in de volle breedte informatie vraagt, zijn die kosten hoog. Die € 25 heeft alleen betrekking op het beslag dat zo'n bureau vraagt. Als een deurwaarder niet meteen begint met loonbeslag, maar specifiek vraagt wat iemand heeft, dan zijn de kosten veel hoger. Daar zit volgens mij het verschil in.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is niet de informatie die ik van de gerechtsdeurwaarders heb. Zij hebben uitdrukkelijk gekeken naar de vergelijking van de kosten van dit moment met de kosten die gemaakt zullen moeten worden.

De heer De Wit (SP):

Is dat informatie die zij alleen willen voor het leggen van beslag? Dan willen zij alleen weten wie de werkgever is. Dat kost € 25. Die bredere informatie kost € 50 tot € 70.

Staatssecretaris Albayrak:

Hier is de vergelijking gemaakt met de kosten voor de vraag wie de werkgever is. Wij komen tot de conclusie dat dat goedkoper wordt en niet duurder. Dit wetsvoorstel gaat over het loonbeslag en over het derdenbeslag.

De Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders is geen bestuursorgaan. Om dat te kunnen zijn, moet sprake zijn van enig overheidsgezag, toegekend bij wettelijk voorschrift. Dat is hier niet het geval. De SNG speelt een rol bij de elektronische gegevensverkrijging door individuele deurwaarders. Straks kan elke deurwaarder die bevoegd is tot het leggen van beslag, bij het UWV de gegevens opvragen van een eventueel door het UWV verstrekte uitkering. Het wetsvoorstel breidt dit uit tot het recht op gegevens over een werkgeversverhouding.

Kan op korte termijn mogelijk worden gemaakt dat meer gebruik wordt gemaakt van elektronisch beslag? De rechtszekerheid speelt hierbij een belangrijke rol. Daarom wordt in het wetsvoorstel voorzien in regels betreffende de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid van het elektronisch derdenbeslag. Wij zetten in op een systeem waaraan op vrijwillige basis kan worden deelgenomen door personen en instellingen die bereid zijn beslagexploten langs elektronische weg te ontvangen. Die vrijwilligheid is hier echt van belang. Met het oog op de vereiste betrouwbaarheid gaat het om een gesloten systeem. De beslaglegger krijgt direct een bevestiging dat het beslagexploot daadwerkelijk is ontvangen door de geadresseerde. Een gewoon e-mailadres levert niet dezelfde zekerheid op, maar zeker ook niet dezelfde betrouwbaarheid. Ik weet niet precies op welke beveiliging de heer Van de Camp precies doelde. Indien daarmee op betrouwbare wijze dezelfde zekerheid omtrent het tijdstip van de beslaglegging kan worden verkregen, dan zouden dergelijke adressen in de toekomst wellicht bruikbaar zijn. De technologische ontwikkeling houden wij natuurlijk goed in de gaten. Indien nodig, kan door wijziging van of aanvulling op de AMvB op grond van artikel 475g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rekening worden gehouden met verdere ontwikkelingen. Nogmaals, op dit moment zie ik die mogelijkheid niet.

Is er ruimte om meer organisaties aan te wijzen voor registratie? Nee, mijn uitgangspunt is dat de registratie slechts bij één organisatie plaatsvindt. Mijn voorkeur gaat uit naar de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Het gaat mij vooral om de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de gegevens waarmee wordt gewerkt, alsmede om het systeem en de ervaring van de organisatie met het opzetten, beheren en werken met een dergelijk systeem. De achtergrond en de huidige taken van de organisatie vind ik ook belangrijk, met name de wettelijke positie van de KBvG. De toegankelijkheid van andere organisaties die derdenbeslag kunnen betekenen tot het systeem heeft voor mij ook een rol gespeeld om tot deze keuze te komen. Natuurlijk moet die keuze gemaakt worden voordat het besluit in werking treedt en daar zullen wij ook voor zorgen.

De heer Van de Camp heeft gevraagd of de tarieven op korte termijn omlaag gaan en of die verlaging afhankelijk is van de evaluatie. De ontwikkeling en de inrichting van het systeem gaan gepaard met investeringen. Dat betekent dat in ieder geval de kosten de komende tijd zullen toenemen, niet de tarieven. Die tarieven blijven voorlopig gelijk. Ze zullen niet onmiddellijk gaan dalen maar ik voorzie wel dat dit op termijn gaat gebeuren. Dat is een van de argumenten om met dit wetsvoorstel te komen. Ik denk dat dit zal gebeuren nadat de investeringen zijn terugverdiend. Op dat moment zullen wij de tarieven onder de loep nemen. Mijn verwachting is dat dit zeker tot een verlaging zal leiden. Ik zal de KBvG vragen om verslag te doen van de ervaringen met de nieuwe betekeningswijze. Binnen een termijn van twee à drie jaar hebben wij daar goed zicht op. Ik zal ook bespreken op welke termijn aanpassing van de tarieven opportuun is. De belangrijkste lastenverlichting zit in de uitbreiding van de informatiebevoegdheid. Daar zit jaarlijks bijna 2 mln. in, terwijl wij het hier hebben over ongeveer € 180.000.

De heer Van de Camp heeft verder gevraagd naar de onafhankelijkheid van de accountant. Die accountant speelt een belangrijke rol in het waarborgen van de controle op de doelmatigheid en het gebruik van de verkregen informatie. De vraag van de heer Van de Camp of een huisaccountant wel onafhankelijk genoeg is, kan ik bevestigend beantwoorden. Accountants hebben een eigen, onafhankelijke positie ten opzichte van hun cliënten. De waarborgen voor het functioneren van accountants staan echter ook in de accountancywetgeving. Daar is veel om te doen geweest en die wetgeving is ook in ontwikkeling. Echter, wat wij nu in handen hebben, biedt ons de mogelijkheid om die controle uit te oefenen. De accountants vallen uiteraard onder het tuchtrecht. Er zijn wat mij betreft dus op dit moment voldoende waarborgen. Er is geen reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de accountants.

Verder heeft de heer Van de Camp mij gevraagd of ik kennis heb genomen van de oprichting in 2007 van een handelsinformatiebureau door een aantal deurwaarders. Ik was niet eerder op de hoogte gesteld dat dit plaats zou hebben gevonden. Ik heb het wel nagegaan en ik kan mededelen dat inmiddels wordt ontkend door de KBvG dat er sprake van zou zijn.

De heer De Wit heeft gevraagd naar de geschatte lastenverlaging bij invoering van dit wetsvoorstel. De totale administratievelastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt geschat op circa 2,1 mln. op jaarbasis. Bij de berekeningen zijn wij uitgegaan van 130.000 derdenbeslagen per jaar. Dat aantal is gebaseerd op het cijfer dat wij hierover hebben uit het jaar 2004. Dat is door de deurwaarders verstrekt. Elektronische betekening levert jaarlijks een besparing van€ 180.000 op, maar de besparing gaat vooral zitten in de uitbreiding van de informatiebevoegdheid, namelijk ter grootte van 1,9 mln. Dat laatste heeft vooral te maken met het niet langer behoeven inschakelen van de handelsinformatiebureaus. Gevraagd is of dit ten koste gaat van de werkzaamheden van de handelsinformatiebureaus en of dit niet een argument is dat ik bij de deze discussie zou moeten betrekken. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid dat een deel van de werkzaamheden van de handelsinformatiebureaus hierdoor geraakt wordt, maar dat is voor mij geen argument om vonnissen die gewezen zijn niet ten uitvoer te leggen. Het doel van dit wetsvoorstel weegt voor mij vele malen zwaarder dan de mogelijkheid dat hierdoor een commerciële organisatie een deel van het werk uit handen genomen ziet worden. Sterker nog, ik vind het mijn verantwoordelijkheid om verantwoord en efficiënt om te gaan met het geld van de belastingbetaler.

Dan kom ik op het mogelijke misbruik van de uitbreiding van de mogelijkheid om informatie op te vragen. Ik meen werkelijk dat wij op dit moment voldoende waarborgen hebben tegen ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens. Het risico op ongeoorloofd gebruik acht ik gering. De waarborgen zitten onder meer in het wetsvoorstel zelf, in de controle op de gegevensbevraging vooraf en achteraf en in andere wetten en regelingen, die ik al heb genoemd. Ik ga er daarom niet op voorhand van uit dat misbruik zal plaatsvinden. Ik meen ook dat het verkeerd is om daarvan uit te gaan. Ik heb wel bekeken of wij maximaal kunnen waarborgen dat wij erachter komen als misbruik plaatsvindt en, als daarvan sprake is, dat daartegen wordt opgetreden. Ik vind dat ik daartoe op dit moment meer dan voldoende instrumenten voorhanden heb.

De heer De Wit (SP):

Ook ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag gezien dat de staatssecretaris acht punten opsomt die je als een waarborg kunt beschouwen, maar dat is een waarborg voor de controle die de staatssecretaris wil uitoefenen op de publieke taak. De staatssecretaris zegt dat een en ander in de wet verboden is, in de administratie, in de Wet bescherming persoonsgegevens enzovoorts. Dat is dus de controle. De audit die daaraan is toegevoegd, is heel erg beperkt. Dat is een steekproef bij een op de acht kantoren. De staatssecretaris controleert dus de publieke taak. Zij gaf net het voorbeeld van de commerciële praktijk. Ik heb de notariële akte overigens op mijn bureau liggen. Desgewenst kom ik daar dadelijk nog op terug. Een deurwaarder hoeft natuurlijk geen aparte BV of zo op te richten voor zijn commerciële taken. Hij kan gewoon naast zijn werk de incassopraktijk uitoefenen. Dat doet een deurwaarder al eeuwen. Het gaat om dat laatste. Hoe wordt gecontroleerd dat de informatie die in de publieke sfeer door dit wetsvoorstel makkelijker wordt vergaard, niet wordt gebruikt voor de commerciële poot van de praktijk? Die controle ontbreekt.

Staatssecretaris Albayrak:

Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling, en zo is het ook geregeld dat om die twee taken met elkaar te vermengen. Ik doel nu op de incassotaak van de gerechtsdeurwaarders en hun wettelijke taak van het leggen van beslag. De heer De Wit zal het niet met mij eens zijn, maar de wet is op een zodanige manier vormgegeven dat de belangrijkste waarborgen erin zitten. Ik hoor de heer De Wit daarover hardop twijfelen. De bestaande praktijk geeft mij geen aanwijzing dat dit op grote schaal zal gebeuren. Ik heb genoeg in handen om daarachter te komen. Ik heb ook genoeg in handen om daartegen op te treden.

Wij spreken hier alleen over beperkte gegevens over de werkgever, over de identiteit van de werkgever. De voorwaarde is dat de deurwaarder gerechtigd is om een derdenbeslag te leggen. Er moet dus steeds een rechterlijke beslissing zijn. Bij de aanvraag moeten de gegevens van het vonnis worden opgenomen. Dat betekent dat accountants direct de mogelijkheid hebben om te checken of er ook bij de incasso dingen gebeuren waarvoor die gegevens worden gebruikt.

Een op de acht vindt de heer De Wit te weinig. In een op de acht gevallen wil ik de accountants laten kijken naar de praktijk. Ik vind de controle best fors als wij jaarlijks een achtste deel van de kantoren laten controleren. Dat is op dit moment in ieder geval toereikend. Als blijkt dat sprake is van onregelmatigheden – ik meen dat ik daar met deze controle achter kan komen – dan kan het breukdeel worden opgevoerd. Dat zal ik dan ook zeker niet nalaten. Het gaat erom of ik voldoende instrumenten heb om daarachter te komen en die heb ik. Als er sprake is van onregelmatigheden, zal ik optreden. Bij de evaluatie van dit wetsvoorstel zal ik aan dit gegeven uitdrukkelijk aandacht besteden.

De heer De Wit (SP):

Ik wil nog één voorbeeld voorleggen. Stel, er is een deurwaarder die onder een werkgever een derdenbeslag heeft gerealiseerd. Er is een vonnis, het wordt geregistreerd; het is allemaal netjes gebeurd. Hij heeft echter in een ander lokaal een secretaresse zitten die de incasso's doet voor een woningcorporatie, Wehkamp of wie dan ook. Er is dus een vordering. Hoe kunt u voorkomen dat de werkgever die dankzij het UWV in de publieke sfeer gevonden is, niet tevens gebruikt wordt in de commerciële praktijk van de woningcorporatie, Wehkamp of wie dan ook? U hebt daarop geen controle. U hebt wel controle op wat er in de publieke sfeer gebeurt, namelijk of de informatie terecht en volgens de regels is gevraagd, maar niet op wat er vervolgens kan gebeuren. De Kamer is hierop gewezen door mensen die dit een risico noemen. U hebt geen controle op de wijze waarop men nu ineens in de commerciële praktijk gegevens gebruikt die mogelijk afkomstig zijn uit de publieke sfeer.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik onderken uitdrukkelijk dat het een risico zou kunnen zijn. Dat is precies de reden waarom steekproefsgewijze controles wel degelijk plaatsvinden. Er zijn dus risico's, maar ik benadruk dat er wel degelijk mogelijkheden tot controles zijn. Wij zullen ze uitvoeren en als daaruit blijkt dat het opschroeven van controles nodig is, zal ik dat zeker doen. Ik moet hier natuurlijk wel zeggen dat deurwaarders die commerciële activiteiten gewoon mogen hebben. Ik ga dus uit van vertrouwen, maar het is geen naïef vertrouwen. Ik heb alle instrumenten erop ingericht dat wij erachter kunnen komen. Voor die commerciële activiteiten zijn deurwaarders natuurlijk ook tuchtrechtelijk aansprakelijk.

De heer De Wit (SP):

U acht het dus mogelijk dat via de controles en de audits boven water komt of de gegevens overgeheveld worden naar de commerciële praktijk en of daar gebruik wordt gemaakt van elders verkregen gegevens?

Staatssecretaris Albayrak:

Ja, dat is wat ik heb gezegd.

De heer Teeven (VVD):

Heeft de staatssecretaris er principieel bezwaar tegen dat dit kan gebeuren? De heer De Wit kaart het aan en de Kamer is er ook op gewezen. Kunt u aangeven waarom de gerechtsdeurwaarders in uw optiek eerst in het private domein die gegevens moeten verzamelen?

Staatssecretaris Albayrak:

Het zijn commerciële activiteiten, waarbij natuurlijk ook de mededinging een rol speelt, met bijvoorbeeld de incassobureaus die daardoor benadeeld zouden worden.

De heer Teeven (VVD):

Gaat u juist vanuit die optiek in de AMvB beschrijven hoe de controle gaat plaatsvinden?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik kom nog te spreken over de AMvB, ook in reactie op uw amendement.

Voorzitter. De heer De Wit vraagt naar de belangenverstrengeling van deurwaarders. Directe opvragingen voor commerciële doeleinden zijn niet mogelijk, omdat daarbij gegevens van het vonnis moeten worden opgegeven. Ik noemde dit zojuist al. De controle op misbruik op basis van deze vonnisgegevens is dus best eenvoudig voor accountants die hiervoor worden ingeschakeld.

De heer Teeven vraagt wie de organisatie van de registratie van de elektronische adressen op zich neemt. Dat doet de KBvG, met een gesloten systeem voor registratie en betekening dat nu wordt ontwikkeld. Ik heb al heel veel gezegd over waarom ik vind dat dit systeem de betrouwbaarheid van het register en de verifieerbaarheid ten goede komt. De Belastingdienst kan er uiteraard gebruik van maken voor het leggen van derdenbeslag. De belastingdeurwaarders hebben een soortgelijk belang. Het zou dus raar zijn als wij het niet mede aan hen ten dienste stellen. De heer Teeven noemt als mogelijkheid om het kadaster daarvoor aan te wijzen, maar dat ligt minder voor de hand. Het gaat om een taak die volgens mij vreemd is voor het kadaster in relatie tot de overige taken. Ik heb al gezegd dat wij goed kijken naar het systeem dat het kadaster thans gebruikt voor het gegevensverkeer met notarissen en deurwaarders. Wij leren dus wel van die ervaring, maar het ligt minder voor de hand om die taak daar te leggen. Gevraagd is of gerechtsdeurwaarders en de bij hen werkzame personen in het kader van dit wetsvoorstel extra gescreend moeten worden. Met die vraag wordt naar mijn idee met name gedoeld op het opvragen van die gegevens. Ik wijs erop dat de deurwaarders over wie wij spreken, onderworpen zijn aan de Gerechtsdeurwaarderswet en de daarop gebaseerde verordeningen en regelingen. Daarin zijn de waarborgen opgenomen die in het algemeen voor deurwaarders gelden. Ik doel dan zowel op de achtergrond als op het functioneren van de deurwaarder. Een extra screening op grond van dit wetsvoorstel is wat mij betreft niet noodzakelijk. De werknemers vallen uitdrukkelijk onder de verantwoordelijkheid van die gerechtsdeurwaarder. Voor hen geldt dus hetzelfde.

Het BFT zal geen toezicht houden op de gegevensbevraging bij het UWV. Dat gebeurt op grond van het verlangen van het UWV momenteel door onafhankelijke accountants. Er zijn geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat die werkwijze onvoldoende functioneert. Het BFT heeft zijn handen overigens vol aan zijn huidige takenpakket. Ik meen dat de Kamer daarvan op de hoogte is. In deze tijd van taakstelling zie ik niet de noodzaak en evenmin de aanleiding om het BFT uit te breiden. Het is niet de bedoeling dat er een nieuwe toezichthouder komt. De bestaande tuchtrechtelijke mechanismen, aangevuld met de accountants van het UWV, volstaan wat mij betreft.

Ik kom op het amendement-Teeven. Het zal voor de Kamer geen nieuws zijn dat het kabinet nooit een voorstander is van uitgebreide voorhangprocedures. Wij hebben de wet waarop de AMvB is gebaseerd uitgebreid met elkaar besproken. Ik begrijp dat de heer Teeven de behoefte heeft om naar de inhoud van het voorstel te kijken. Meestal wordt de tijdsdruk als argument gebruikt, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Het lijkt mij dus goed om uit te spreken dat ik geen bezwaar maak tegen het aannemen van het amendement.

Ik heb in de inleiding van mijn betoog al veel vragen van de heer De Roon beantwoord. Ook heb ik al vragen van andere Kamerleden beantwoord die dezelfde strekking hadden. De heer De Roon legt de link met de schuldhulpverlening. Ik vind het niet wenselijk dat het elektronisch derdenbeslag pas wordt opengesteld na beproeving van de schuldhulpverlening. Het belang daarvan onderken ik wel. Het is nog sterker: mijn collega Aboutaleb zet zich daarvoor terdege in, maar het staat naar mijn idee los van het creëren van een extra adres voor de betekening van het derdenbeslag. Het gaat in dit geval alleen om een extra adres, een digitaal adres naast het postadres, dus niet om iets nieuws wat wij introduceren. De schuldenproblematiek ontstaat niet bij het leggen van beslag. Het kan uiteraard invloed hebben of het probleem vergroten, maar die problematiek ontstaat al bij het aangaan van de schuld. Ik vind dat schulden die zijn aangegaan, in principe moeten worden betaald. Wij weten dat de weg naar schuldhulpverlening bij een ernstige schuldenproblematiek openstaat. Die mogelijkheid wordt met dit wetsvoorstel niet geblokkeerd. Dat kan er dus parallel naast bestaan. Ik wijs er nog op dat een beslaglegger onder omstandigheden kan worden gedwongen tot medewerking aan een schuldregeling in de vorm van een dwangakkoord, indien dat op dat moment de meest geëigende weg is om de zaak tot een eind te brengen.

De heer De Roon heeft gevraagd of het OM gebruik kan maken van het elektronisch beslag. Tot op dit moment is het OM bij dit wetsvoorstel niet in beeld geweest. Ik dank de heer De Roon dan ook voor de suggestie die hij heeft gedaan. Graag besteed ik daaraan aandacht bij de voorbereiding van de AMvB, waarvoor een voorhangprocedure geldt.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Wij weten allemaal dat de plenaire behandeling deel uitmaakt van de wetsgeschiedenis die nu wordt vastgelegd. Alle kritische opmerkingen van de heer De Wit en anderen over de commerciële praktijk zijn dus nogmaals vastgelegd. Ik wijs erop dat de mix van commerciële praktijk en ambtelijke taken indertijd bewust is ingebouwd in de Gerechtsdeurwaarderswet. Daarover is toen uitgebreid gesproken. De vraag was of het verstandig was. Toen is een keuze gemaakt. Op sommige momenten lopen wij aan tegen de risico's van die mix. Daar is het debat van vanmiddag ook een voorbeeld van.

Ik weet overigens van de deurwaarders die actief zijn in mijn kennissenkring, dat dit geen slecht beroep is. Het is een welvarend beroep. Blijkbaar is de mix van ambtelijke en commerciële praktijk dus toch een goede. Misschien krijg ik als reactie hierop een kritisch artikeltje in een blad. Dat is ook precies de bedoeling van mijn opmerking!

Ik ben tevreden dat de staatssecretaris zegt dat het amendement van de heer Teeven niet op bezwaren stuit. De behandeling van het afgelopen anderhalf uur heeft wel wat uitwerkingsvragen met zich gebracht. Het antwoord daarop wil de Kamer graag zien. In dat opzicht is het goed dat voor een voorhang is gekozen in het amendement-Teeven. Ik zal de CDA-fractie adviseren om voor te stemmen, opdat wij een aantal zaken terugkrijgen.

Ik heb in het antwoord van de staatssecretaris de datum van inwerkingtreding gemist. Is daarover iets te zeggen? Als de Kamer een wetsvoorstel aanneemt, is het altijd prettig dat bekend is wanneer dit de facto in werking treedt, natuurlijk na de loyale en kritische behandeling in de Eerste Kamer.

Ik kom terug op de ontkenning van het handelsinformatiebureau. De heer De Wit heeft er bij interruptie al op gewezen. Wij hebben van de concurrentie de oprichtingsakte mogen ontvangen. Het bedrijf heet Infofactory en is opgericht door een aantal deurwaarders. Ik ben zo vrij geweest om de oprichtingsakte aan de medewerkers van de staatssecretaris te geven. Ik zou graag in tweede termijn hierop een reactie horen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik sluit aan bij het laatste punt van de heer Van de Camp. Ook ik heb de oprichtingsakte, waarin de doelstelling van de BV staat. Die doelstelling is de uitoefening van een onderneming in het kader van het verstrekken van informatie op het gebied van verhaalsmogelijkheden op particulieren en ondernemingen, handelsinformatie alsmede kredietinformatie. Het ligt dus absoluut in de sfeer van dit debat en het zo-even besproken onderwerp.

Over de kosten kunnen wij lang en breed praten. De handelsinformatiebureaus hebben de Kamer een brief gestuurd. Daarin staat dat de schatting van € 50 tot € 70 te hoog is. Zij komen bij de bedoelde informatie uit op € 25. Ik ben het met de staatssecretaris eens. De kosten die via het UWV gemaakt worden, liggen aanmerkelijk lager.

De staatssecretaris gaat niet in het op aantal van 130.000 beslagen. Volgens diezelfde bureaus is dat het totaal aan beslagen, dus ook beslagen waarin geen informatie hoeft te worden gevraagd. In die gevallen is de informatie vrijwillig verstrekt. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik heb genoteerd dat de staatssecretaris het mogelijk acht dat het – in ieder geval in het kader van controle en audit op uitoefening van de publieke taak en inwinning van informatie bij het UWV – mogelijk is om te constateren of overheveling van informatie heeft plaatsgevonden van de ambtelijke naar de particuliere en commerciële sfeer.

Ook ik had de vraag aan de staatssecretaris wanneer het wetsvoorstel in werking treedt. Dat is nog niet duidelijk. Omdat de staatssecretaris zelf zegt dat zij niet zo'n haast heeft, is het de vraag of wij de wet en de algemene maatregel van bestuur niet in één hadden kunnen krijgen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Zij is in een aantal opzichten volstrekt duidelijk geweest. Onze fractie is ook blij met haar opmerkingen over het voorgestelde amendement. Ik denk dat dit een hoop onduidelijkheid kan wegnemen, ook op de werkvloer, over hoe aan bepaalde voorstellen vorm wordt gegeven.

Er is een vraagje blijven liggen doordat ik het in eerste termijn ben vergeten. De Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus heeft als argument genoemd dat er sprake is van een zwaardere belasting van het justitiële apparaat, omdat de deurwaarders altijd vonnissen nodig zullen hebben om die gegevens via het elektronische net op te vragen, zoals de staatssecretaris zelf in eerste termijn heeft gezegd. Anders dan voor de handelsinformatiebureaus zou de werkbelasting binnen Justitie kunnen toenemen. De Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus vraagt daar terecht aandacht voor. Kan de staatssecretaris in tweede termijn zeggen hoe zij dat inschat?

Deze vereniging stelt ook dat het aantal loonbeslagleggingen aanzienlijk zal toenemen. Dat is een vrees die ook enigermate bestaat bij onze fractie, omdat bij navraag in de beroepssector, ook onder de gerechtsdeurwaarders zelf, is gebleken dat er gerechtsdeurwaarders zijn die veel, onnodige veiligheidsbeslagen leggen, soms bij organisaties, terwijl op voorhand niet altijd duidelijk is dat er wat te verhalen valt. Heeft de staatssecretaris daarover wel eens iets gehoord van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders? Ik zal het woord broederschap nooit meer voor die organisatie gebruiken. De staatssecretaris heeft mij terecht op dat punt terechtgewezen. Het zit nu goed in mijn hoofd. De VVD-fractie zal het nooit meer verkeerd zeggen. Op dit punt krijgen wij nog graag een toelichting van de staatssecretaris.

Verder kan ik zeggen dat wij onze steun zullen geven aan dit wetsvoorstel.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor haar beantwoording die ik over het algemeen helder vond. Ik mis het antwoord op mijn vraag of dit allemaal nog gevolgen heeft voor de begroting van Justitie als zodanig. Ik geef toe dat ik niet heel specifiek en gedetailleerd ben geweest bij die vraag. Deze vraag werd erdoor geïnspireerd dat wij van de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus te horen hebben gekregen, zoals de heer Teeven zojuist ook memoreerde, dat dit zal leiden tot een zwaardere belasting van het justitiële apparaat, meer rechters en personeel en zelfs tot vergroting van de huisvestingsproblematiek voor de rechterlijke macht. Misschien is het allemaal een beetje overdreven en gebakken lucht, maar met de heer Teeven hoor ik graag het standpunt van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak:

Dank voor alle uitgesproken steun. Wat het tijdpad betreft, het volgende. De bedoeling is om de invoering van het wetsvoorstel op 1 januari 2009 voor elkaar te hebben. Als wij dingen tegenkomen die een kort uitstel van de invoering nodig maken, zal de wet in het voorjaar van kracht worden, maar niet later. Ik zet in op 1 januari. De AMvB over de registratie en de vertrouwelijkheid zal in de zomer worden voorbereid. Ik schat in, dat na de zomer de voorhangprocedure kan starten.

De heer De Wit zei dat de staatssecretaris zelf geen haast heeft en vroeg waarom het dan niet gezamenlijk in één keer is gebeurd. De staatssecretaris heeft wél haast. Justitie probeert ten aanzien van alle wetstrajecten de nodige snelheid te betrachten, omdat wij weten dat het langdurige processen zijn. Wetten maak je niet zomaar. Je doet dat, omdat je ervan overtuigd bent dat het een verbetering brengt ten opzichte van de bestaande situatie. Daarom betrachten wij algemeen snelheid bij alle wetstrajecten. In reactie op het amendement van de heer Teeven heb ik gezegd dat ik het vind opwegen tegen het algemene streven van snelheid als de Kamer het belangrijk vindt om te zien wat in de AMvB geregeld gaat worden. Men kan dat ook zien als extra zorgvuldigheid van mijn kant die niets afdoet aan de stelling dat wij altijd proberen om snel met wetstrajecten om te gaan.

De heren Van de Camp en De Wit hadden een vraag over de oprichting van een handelsinformatiebureau door deurwaarders. Ik zei net dat dit is ontkend door de KBvG, maar zij hebben iets in handen op grond waarvan zij zich dat afvragen. Omdat zo uitdrukkelijk is gezegd dat alles wat hier vandaag wordt gezegd ook voor de wetsgeschiedenis van belang is, is het misschien goed als ik er inhoudelijk nog iets over zeg. Voor zover in rapporten als deze rechtmatig verkregen gegevens zijn vermeld, bestaat er geen bezwaar tegen als deze aan deurwaarderskantoren worden aangeboden. Het zou anders zijn als het gaat om gegevens die niet op juiste wijze worden verkregen. Het zou eveneens onjuist zijn als gegevens worden doorgegeven die zijn verkregen voor een ander doel en slechts voor dat doel gebruikt mochten worden. Daarvan zou inderdaad sprake zijn als er gegevens zijn opgenomen die met gebruikmaking van de informatiebevoegdheid van artikel 475g Rv van het UWV zijn verkregen. Dat wil ik hier uitdrukkelijk gezegd hebben.

Het zal duidelijk zijn dat dergelijke UWV-gegevens slechts door een deurwaarder van het UWV mogen worden verkregen en slechts gebruikt mogen worden voor het leggen van loonbeslag, dus alleen voor dat doel. Het gebruik in rapportages van een handelsinformatiebureau is dan ook uitdrukkelijk niet toegestaan. Op dit moment is mij niet bekend of sprake is van onjuist gebruik van gegevens op een wijze zoals is voorgesteld of dat er überhaupt onjuist gebruik van gegevens wordt gemaakt. Ik zal bij de KBvG navragen of er wel of niet sprake is van die oprichting, ook in relatie tot de ontkenning waar ik eerder melding van maakte. Mocht er inderdaad sprake zijn van onjuist gebruik van gegevens, dan kan men ervan uitgaan dat ik de nodige maatregelen zal nemen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Zou de staatssecretaris de Kamer kunnen berichten wat deze navraag heeft opgeleverd?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik hoop dat dit in één zin kan, namelijk dat de ontkenning van de KBvG nogmaals door mij wordt bevestigd.

De heer De Wit sprak over het aantal van 130.000 gegevensbevragingen ten behoeve van derdenbeslag per jaar dat door informatie van de handelsbureaus ontkracht zou worden. Wij zijn al uitgebreid ingegaan op de berekening van de kosten. Ik denk dat het antwoord dat ik over de 130.000 derdenbeslagen kan geven eigenlijk precies hetzelfde is. Dit gaat niet over informatie-inwinning die breder is dan alleen gerelateerd aan de beslagen. Ik zal nog bezien of deze informatie klopt. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik de Kamer daarover berichten, maar daar ga ik niet vanuit.

De heer Teeven vroeg of dit een zwaardere belasting gaat betekenen voor justitie. Dat zou inderdaad niet goed zijn, maar het is ook niet het geval. Het gaat niet om een veel groter aantal vonnissen waardoor de workload van justitie wordt beïnvloed. Het gaat om verhaalsinformatie die alleen nodig is om beslag te leggen. Daarvoor heb je eerst een titel nodig. Een vonnis is sowieso nodig, maar het gaat niet om een toename van het aantal vonnissen waardoor het aantal beslagen zou toenemen. Ik voorzie hier dus echt geen zwaardere belasting.

Het is niet te voorzien dat het aantal loonbeslagen zal toenemen op basis van dit wetsvoorstel. Ik heb er al op gewezen dat elektronisch derdenbeslag alleen kan worden gelegd bij organisaties die zich daarvoor vrijwillig aanmelden en zich aansluiten bij het systeem. Ik veronderstel dat zo'n organisatie zich uit vrees voor een extra belasting van haar administratie niet zal aanmelden voor het elektronisch derdenbeslag, maar de conventionele methode van de postadressen zal blijven gebruiken. Ik kan me wel voorstellen dat uitbreiding van de mogelijkheid om werkgeversgegevens op te vragen kan leiden tot meer loonbeslagen die op de normale, papieren wijze worden betekend. Dit lijkt mij echter een gewenste situatie. Daar is dit alles toch om te doen. Dit zou betekenen dat er beter dan nu uitvoering wordt gegeven aan de vonnissen. Dit lijkt mij een positieve ontwikkeling.

Wellicht ten overvloede, voor ondernemingen geldt natuurlijk dat zij naast werkgever veelal ook schuldeiser zijn. Een betere inning van vorderingen komt uiteindelijk ook het bedrijfsleven ten goede.

De heer De Roon heeft gevraagd naar de consequenties voor de begroting van het ministerie van Justitie in het algemeen. Iedereen die de begrotingssystematiek kent, zou moeten weten dat deze vraag niet zo in het algemeen kan worden gesteld. De plussen en minnen op de begroting leveren een complex rekenkundig verhaal op, waarbij wij natuurlijk proberen gaten te dichten die te maken hebben met de hoogste prioriteiten van het ministerie van Justitie. Het is bekend welke dat zijn: als "core business" de criminaliteitsbestrijding, het terugdringen van recidive, een betere nazorg, resocialisatie en alles wat in dat grote pakket "veiligheid begint bij voorkomen" zit. Als er ergens geld overblijft, zal dit zeker worden besteed voor de hoogste prioriteiten zonder dat ik in financiële zin een uitgebreid overzicht kan geven van alle onderwerpen die op het ministerie van Justitie aan de orde zijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over dit wetsvoorstel zal op een nader te bepalen moment worden gestemd, naar ik aanneem volgende week dinsdag.

De vergadering wordt vanavond om half acht voortgezet. Dan wordt het spoeddebat gevoerd over het vastzetten van een cartoonist.

De vergadering wordt van 17.20 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven