Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 juni 2007 over de Kaderrichtlijn Water.

De voorzitter:

Ik wil niet flauw doen, maar ik zou het ontzettend prettig vinden als leden van tevoren aangeven dat zij deelnemen aan een VAO. Dat bevordert de planning door onze organisatie. Ik kijk hier overigens niemand persoonlijk op aan.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik heb een drietal moties. Ik zal mij omwille van de tijd beperken tot het voorlezen van de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de uitvoerende maatregelen in het kader van de implementatie Kaderrichtlijn Water kostbaar zijn;

  • - een belangrijk deel van de kosten via de waterschapslasten en de rioolrechten worden doorbelast naar burgers en bedrijven;

  • - hiervoor een extra stijging van deze kosten met 2% per jaar is voorzien;

  • - onderzoek van de universiteiten van Rotterdam en Tilburg heeft aangetoond dat integratie in de afvalwaterketen een besparingspotentieel van enkele honderden miljoenen euro's per jaar heeft;

  • - de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen, laat staan echte integratie in de afvalwaterketen, nog nauwelijks van de grond komt;

van mening dat een belangrijk deel van de kosten voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Water gedekt kan worden door versnelde integratie in de waterketen;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van stroomgebiedbeheerplannen expliciete doelstellingen over integratie in de waterketen te formuleren, met inbegrip van tempo en beoogde efficiencywinst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89(27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - een mest- en bestrijdingsmiddelenvrije strook langs watergangen een positief effect heeft op de emissies van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar de watersystemen;

  • - bij het randenexperiment in Noord-Brabant, gesteund door provincie, waterschappen en ZLTO, positieve ervaringen zijn opgedaan met deze strategie;

verzoekt de regering om een regeling voor een mest- en bestrijdingsmiddelenvrije strook langs waterranden, met inbegrip van een vorm van kostencompensatie, uit te werken als stimuleringsmaatregel in het kader van de stroomgebiedbeheerplannen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90(27625).

De heer Jansen (SP):

Mijn laatste motie zou zijn ingediend door de heer Duyvendak, maar hij is er niet. Dat doe ik dus namens hem.

De JansenKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - in Nederland duizenden stuwen, dammen en andere kunstwerken een onneembare barrière vormen voor migrerende vissen;

  • - dat de Europese aalverordening stelt dat de passeerbaarheid van gemalen, stuwen en waterkrachtcentrales moet worden verbeterd;

  • - dat er een innovatieve hevelvistrap is geplaatst naast de stuw van Berghem in de Hertogswetering van het waterschap Aa en Maas, die grote voordelen lijkt te hebben ten opzichte van conventionele vispassages;

  • - dat Rijkswaterstaat heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het beproeven van een hevelvistrap op de Maas in verband met plannen voor de bouw van een waterkrachtcentrale, maar zelf op de laatste beschikbare plek voor hevelvistrap én waterkrachtcentrale, namelijk de stuw bij Borgharen, een conventionele bekkenvistrap aanlegt;

verzoekt de regering om binnen twee jaar – in een omgeving die representatief is voor de Maas – een proef uit te voeren en af te ronden met een hevelvistrap, en wanneer blijkt dat de hevelvistrap even goed of beter presteert dan de conventionele bekkenvistrap, de bekkenvistrap bij Borgharen hierdoor te vervangen, zodat er plaats vrij kan komen voor een waterkrachtcentrale met visgeleidingssysteem, en ten tweede een plan van aanpak op te stellen voor de plaatsing van meer hevelvistrappen bij gemalen en stuwen om de passeerbaarheid hiervan voor vissen te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen, Vermeij, Duyvendak, Neppérus en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 91(27625).

Voorgangers van mij stonden moties van meer dan 100 woorden niet toe. Ik heb soms wel eens heimwee naar die tijd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad, maar er komt heel veel op ons af. Dat erkent de staatssecretaris ook. Er is bovendien veel onzekerheid, omdat er een heleboel ingevuld en uitgewerkt moet worden. De intenties zijn wel goed, maar het komt natuurlijk wel op de uitwerking aan en dat ook weer in relatie met de ons omringende landen. Het gaat dan om Duitsland, België en, voor wat het stroomgebied van de Maas betreft, ook Frankrijk. Daar zullen lasten aan verbonden zijn en daarover is al een motie ingediend. De vrees dat de agrarische sector een extra lastenstijging opgelegd zal krijgen, is niet geheel weggenomen. In de stukken staat namelijk dat er vooralsnog geen nieuwe lastenstijgingen zijn voorzien. De staatssecretaris gaat er overigens wel voor. Om dat nu echt voor de toekomst vast te leggen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de agrarische sector middels onder meer het derde Nitraatactieprogramma reeds een zeer aanzienlijke inspanning levert ten behoeve van de verbetering van milieu en waterkwaliteit;

overwegende dat het kabinet vooralsnog geen nieuwe lastenstijgingen beoogt voor de agrarische sector als gevolg van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water, maar dit niet uitsluit;

overwegende dat nieuwe lastenstijgingen als gevolg van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water bijzonder nadelige gevolgen zullen hebben voor de agrarische sector, maar ook voor het Nederlandse landschap;

verzoekt de regering, geen nieuwe extra lastenstijgingen – bovenop het Nitraatactieprogramma – door te voeren voor de agrarische sector als gevolg van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, De Krom, Koppejan en Madlener. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92(27625).

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik heb vier moties, dus zal ik conform uw verzoek direct overgaan tot voorlezing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kaderrichtlijn Water en een richtlijn prioritaire stoffen vooral inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater nadat de vervuiling al heeft plaatsgevonden;

overwegende dat de waterkwaliteit op de middellange termijn het meest gebaat is bij effectief, haalbaar, betaalbaar en uitvoerbaar Europees bronbeleid;

verzoekt de regering, zich bij de Europese Unie in te zetten voor Europees bronbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom, Koppejan en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93(27625).

De De KromKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in de bovenstroomse gebieden in Nederland voor een groot deel wordt bepaald door de aanvoer van vervuiling vanuit het buitenland;

overwegende dat er nog grote onduidelijkheid bestaat over de implementatie van de Kaderrichtlijn Water in de ons omringende stroomgebieden in het buitenland;

overwegende dat het gewenst is dat Nederland op dezelfde wijze uitvoering geeft aan de Kaderrichtlijn Water als andere landen in Europa, in het bijzonder de ons omringende stroomgebieden;

verzoekt de regering,

  • - bij de Decembernota 2007 als uitgangspunt van beleid te nemen dat de wijze van uitvoering in Nederland niet afwijkt van die in het buitenland, meer specifiek van die van de ons omringende stroomgebieden;

  • - de Kamer specifiek te informeren over de wijze van uitvoering in het buitenland en de mogelijke gevolgen daarvan voor Nederland;

  • - daarbij aan te geven in hoeverre uitvoering in Nederland afwijkt van die in de rest van Europa en welke gevolgen dit heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94(27625).

De heer Koppejan (CDA):

Ik reageer op de uitspraak om als uitgangspunt van beleid te nemen dat de wijze van uitvoering in Nederland niet afwijkt van die in het buitenland. Een van die landen is Duitsland, dat ook een regering kent van christendemocraten en sociaaldemocraten. Duitsland staat bekend om haar milieubeleid en om haar hoge eisen, ook wanneer het gaat om de waterkwaliteit. Duitsland doet veel meer dan Nederland. Als ik de motie zo goed lees, is dit een voorstel voor een openeinderegeling waarbij de kosten voor de waterkwaliteit nog veel hoger kunnen liggen dan nu wordt voorgesteld in de Kaderrichtlijn Water. Wat is er aan de hand bij de VVD sinds de heer Zalm is vertrokken naar de DSB-bank? Gaat men daar nu helemaal los?

De heer De Krom (VVD):

Als de CDA-fractie pleit voor aanscherping van de normen, is dat bij deze genoteerd. De VVD-fractie doet dat niet. Wij willen een level playing field in Europa. In ieder geval willen wij zeker dat de wijze waarop wij hieraan uitvoering geven in Nederland niet vooruit holt op de rest van Europa, zoals wij al eerder hebben gedaan, bijvoorbeeld bij de wijze waarop wij de luchtkwaliteit hebben geïmplementeerd in Nederland. In die val moeten wij niet trappen. Dat is precies de bedoeling van deze motie. De positie van de CDA-fractie is hierbij gemarkeerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de lastenstijgingen door het waterbeleid fors kunnen zijn;

overwegende dat de regering in de Decembernota 2006 van de Kaderrichtlijn Water kiest voor invoeringsvariant B;

overwegende dat de maatschappelijke kosten in deze variant veel hoger zijn dan de maatschappelijke baten;

overwegende dat overigens nog veel onduidelijkheid bestaat over die kosten en baten;

overwegende dat het de voorkeur verdient vanuit het oogpunt van effectiviteit van beleid, eerst te inventariseren welke maatregelen haalbaar, betaalbaar en uitvoerbaar zijn, voordat tot te ambitieuze doelstellingen wordt besloten;

overwegende dat het daarom beter is in te zetten op een variant waarbij kosten en baten meer in evenwicht zijn;

verzoekt de regering, in te zetten op doelverlaging (variant A),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95(27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uitvoering van de Kaderrichtlijn Water kan leiden tot forse lastenstijgingen voor burgers en bedrijven;

overwegende dat grote besparingen in de waterketen mogelijk zijn;

overwegende dat in de Toekomstagenda Milieu het streven naar een geleidelijke besparing in de waterketen van 1% tot 2% per jaar tot 2015 is opgenomen;

verzoekt de regering,

  • - voorstellen uit te werken om jaarlijks 2% besparing te realiseren en de Kamer daarover te informeren;

  • - de Kamer jaarlijks bij de Decembernota van de voortgang op de hoogte te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Koppejan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96(27625).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Wij hebben een goed overleg gevoerd maar wij zijn er sterk van geschrokken. Net als de EU-richtlijn luchtkwaliteit en de Habitatrichtlijn zal ook deze EU-kaderrichtlijn zeer schadelijk uitpakken voor de Nederlandse burger en het bedrijfsleven. Maar liefst 80% van de waterverontreiniging komt uit het buitenland. Wij vinden het echt een zeer slechte zaak dat de Nederlandse burger straks moet opdraaien voor een groot deel van de kosten van het opruimen van de vervuiling. De grootste Nederlandse vervuiler blijkt de landbouwsector. Wij willen graag weten welke inspraak deze sector heeft gehad in deze plannen. Wij vinden het vreemd om over de landbouwsector te spreken zonder dat de minister van Landbouw daarbij zit. Er is namelijk geen urgent probleem. De PVV-fractie vindt dit weer een typisch geval van klimaat- en milieuhysterie. De water- en luchtkwaliteit zijn de afgelopen decennia immers alleen maar verbeterd, vooral door technologische ontwikkelingen en bilaterale afspraken. Het beeld dat door de linkse partijen en milieufundamentalisten wordt geschapen, is pertinent onjuist. Er is geen sprake van slechts heel vies water. Het water is behoorlijk schoon, maar als het nog schoner wordt, is dat altijd meegenomen. De kosten van de uitvoering bedragen 9 mld. harde euro's. De baten bestaan uit dromen, bijvoorbeeld uit een stijging van de huizenprijzen, maar wie het dan over een droom heeft, begrijpt niet hoe de huizenmarkt werkt. Het gaat in dat geval puur om een verdelingsvraagstuk. De burger is er helemaal niet bij gebaat dat de huizenprijzen verder stijgen.

Een ander punt van kritiek is dat een bestuurlijke discussie dreigt te ontstaan over de rol en rekening van waterschappen en gemeenten. Deze richtlijn leidt daarmee tot een kostbaar administratief monstrum. Hoeveel euro's kost dit de burger per jaar netto aan directe en indirecte kosten, indien deze richtlijn wordt geïmplementeerd? Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat als gevolg van deze zoveelste Europese inmenging de Nederlandse burger per saldo weer minder van zijn maandsalaris overhoudt?

Dan nog een vraag over de landbouwsector. In hoeverre is de landbouwsector zelf betrokken geweest bij de totstandkoming van deze richtlijn? Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat de landbouw al heel veel heeft gedaan aan het produceren van minder vervuiling? Die mindere vervuiling door de landbouw is een gestaag proces dat de goede kant op gaat. Wij hebben daar geen forcerende, dure Europese regels voor nodig op dit moment.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee heel korte vragen. De moties die de PvdA-fractie mede ondersteunt, zijn inmiddels ingediend.

Eerst een vraag over de gelden die extra beschikbaar zijn in het beleidsprogramma. Zoals reeds is aangegeven, komt daar meer duidelijkheid over tijdens Prinsjesdag. Wij roepen de staatssecretaris op te kijken naar mogelijke synergie-effecten die binnen de Kaderrichtlijn water met andere plannen, zoals Waterbeheer 21ste eeuw, de ehs en Natura 2000 kunnen worden behaald. Immers, wij streven in al die programma's min of meer dezelfde doelen na. Wil de staatssecretaris bij de besteding van de gelden bezien of de mogelijkheid bestaat van een synergiefonds?

Dan een vraag over het Volkerak-Zoommeer. Daar is al vele malen over gesproken in de Kamer. Er zijn ook al diverse moties over ingediend. Wil de staatssecretaris de Kamer op korte termijn informeren over hoe zij het probleem van de blauwalg in het Volkerak-Zoommeer gaat aanpakken?

De heer De Krom (VVD):

Wat is een synergiefonds?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Er zijn in het beleidsprogramma gelden beschikbaar voor de waterkwaliteit. Er kunnen synergie-effecten optreden wanneer je deze gelden inzet voor doelen die verband houden met Natura 2000, de ehs en de Kaderrichtlijn water. Dan zouden wij kosten kunnen besparen. Ik heb de term "synergiefonds" als voorbeeld gebruikt.

De heer De Krom (VVD):

Wij blijven met een groot vraagteken achter.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat zie ik, maar ik ga het de heer De Krom nog uitleggen.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. De heer Jansen vraagt mij in de motie op stuk nr. 89, bij de uitwerking van stroomgebiedbeheersplannen expliciete doelstellingen over integratie in de waterketen te formuleren, met inbegrip van tempo en beoogde efficiencywinst. Ik moet de Kamer ontraden om deze motie aan te nemen, want ik kan mij nu niet op een expliciete doelstelling vastleggen. Wij zijn nog volop bezig met het proces en met maatregelen die zouden kunnen leiden tot de doelen die wij ons gesteld hebben.

De heer Jansen (SP):

De Tilburgse economen Van Damme en Mulder concludeerden in Economisch-Statistische Berichten van maart 2006, inmiddels dus ruim een jaar geleden, dat er in de waterketen een efficiencyverbetering van jaarlijks 600 mln. mogelijk is, waarvan 500 mln. bij rioolbeheer en rioolwaterzuivering. Is het nu, een jaar later, niet mogelijk om de lat iets hoger te leggen dan wat de regering nu gedaan heeft?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

U vraagt mij, expliciete doelstellingen over integratie in de waterketen te formuleren, met inbegrip van tempo en beoogde efficiencywinst. Daarmee loopt u te ver vooruit, zo ver zijn wij in dit proces nog niet. Ik kan dit nu domweg nog niet toezeggen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Kunt u aangeven wat u van het doel van deze motie vindt? Gelet op het belang van integratie in de waterketen en van de efficiencywinst die wij allen willen boeken, zou ik me kunnen voorstellen dat u dit toch op zichzelf wel een goed idee vindt.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Dat is wel duidelijk, maar ik kan niet ingaan op wat er in de motie van mij gevraagd wordt.

In de motie op stuk nr. 90 wordt er uitgesproken dat het instellen van een mest- en bestrijdingsmiddelenvrije strook als een generieke maatregel in het kader van conceptstroomgebiedbeheersplannen moet worden uitgewerkt. Ook bij deze motie moet ik de Kamer ontraden, haar aan te nemen. Mestvrije zones worden als onderdeel van de derogatie in het kader van de Nitraatrichtlijn al wel bestudeerd, dus er is al sprake van een verkenning, maar er is grote twijfel over de kosteneffectiviteit van deze maatregel. Zoals het er nu naar uitziet, zou het erg duur zijn om zo'n strook in te stellen. Daarom moet ik de Kamer ontraden, nu al uit te spreken dat dit als generieke maatregel uitgewerkt moet worden.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter, de staatssecretaris heeft klaarblijkelijk een andere motie voor zich dan de motie die ik heb ingediend, want in mijn motie is geen sprake van een generieke maatregel, maar van een stimuleringsmaatregel. Ik heb overigens wel een idee waar de versie van de staatssecretaris vandaan komt, namelijk van LTO Nederland. Ik vind haar reactie een beetje merkwaardig, ik begrijp niet waarom zij niet ingaat op de argumenten die ook al in het algemeen overleg genoemd zijn, namelijk dat de experimenten tot nu toe heel succesvol zijn geweest en dat er ook draagvlak voor is bij ZLTO.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Het is best mogelijk dat ik uit de enorme janboel die ik voor me heb liggen, de verkeerde tekst gepakt heb. Er wordt in de motie inderdaad van een stimuleringsmaatregel gesproken, maar desondanks blijft mijn antwoord hetzelfde, want ook als het om een stimuleringsmaatregel gaat, is het een buitengewoon dure maatregel. Wij hebben in het overleg gesproken over het belang van een goede kosten-batenanalyse, en juist bij deze maatregel is er grote twijfel aan de kosteneffectiviteit. Vandaar dat ik de Kamer ontraad om deze motie aan te nemen, ook als het om een stimuleringsmaatregel gaat.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De staatssecretaris weet al wat het gaat kosten. Dat is bijzonder omdat alle partijen daarover nog twijfelen. Er zijn goede ervaringen opgedaan. Ook de ZLTO heeft er voluit aan meegedaan. De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg krachtig betoogd dat er juist innovatieve oplossingen moeten komen. Dit is nu zo'n prachtig voorbeeld.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Nee. Het is geen prachtig voorbeeld van innovatie. Het is een maatregel waarnaar al onderzoek plaatsvindt. Wij hebben zicht op de kosten. De verkenning is nog niet uitgewerkt. Dat maakt het ook wat voorbarig nu al te zeggen dat het als stimuleringsmaatregel dient te worden opgenomen. Tegelijkertijd weet ik dat het erg duur is. Daarom wil ik aanvaarding van de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 91, die mede namens de heer Duyvendak is ingediend, wordt de regering verzocht om binnen twee jaar in een omgeving die representatief is voor de Maas, een proef uit te voeren en af te ronden met een hevelvistrap en wanneer blijkt dat de hevelvistrap even goed of beter presteert, de bekkenvistrap bij Borgharen hierdoor te vervangen, zodat de plaats vrij kan komen voor een waterkrachtcentrale en ten tweede een plan van aanpak op te stellen voor de plaatsing van meer hevelvistrappen bij gemalen en stuwen. Ik kan de heer Duyvendak niet aanspreken, want hij is er niet. Op het punt van de proef neem ik de motie graag over. Wij willen zo'n proef uitvoeren. Laten wij wat het plan van aanpak betreft echter de uitkomsten van de proef afwachten en steeds afwegen wat op een bepaalde plek de beste maatregel is. Ik neem de motie dus graag over op het punt van de proef, maar ik heb vragen bij het plan van aanpak. Ik zou daarbij steeds een goede afweging willen maken.

In de motie-Van der Vlies op stuk nr. 92 wordt de regering verzocht "géén nieuwe extra lastenstijgingen, bóven op het nitraatactieprogramma, door te voeren voor de agrarische sector als gevolg van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water". De heer Van der Vlies heeft ook al in het algemeen overleg zijn zorgen uitgesproken over de lasten voor de agrarische sector. Ik deel zijn zorgen. Ik heb ook gezegd dat een van de redenen waarom de fasering zo goed is, is dat wij kunnen kijken naar innovatieve manieren om te zorgen voor maatregelen op landbouwgebied, zodat de landbouwsector niet met enorme kostenstijgingen geconfronteerd moet worden. Om uit te spreken dat er geen nieuwe lastenstijging zal komen bovenop het nitraatactieprogramma – er is ook nog zoiets als het probleem met de gewasbescherming – is mij te sterk. "Geen nieuwe" is echt te sterk geformuleerd. Als het zo is geformuleerd, moet ik aanvaarding van de motie ontraden. Ik vind dat jammer, want ik deel zijn zorg. Ik begrijp de reden waarom hij zegt dat hij met een motie de aandacht wil beleggen die het kabinet heeft voor de positie van de agrarische sector.

Ik kom vervolgens bij de moties van de heer De Krom. In de motie op stuk nr. 93 vraagt hij de regering om zich bij de Europese Unie in te zetten voor Europees bronbeleid. Op veel terreinen is er al Europees bronbeleid. Dat is ook de enige mogelijke aanpak. Huizinga-HeringaWij hechten ook aan maatwerk. Bij bijvoorbeeld de Nitraatrichtlijn had Nederland een derogatie nodig. Soms is er sprake van een zeer lokaal probleem, waarbij het creëren van EU-regelgeving meer tijd en geld zou kosten dan wanneer Nederland het probleem zelf aanpakt. Ik ben het eens met de strekking van de motie. Als de heer De Krom mijn mening deelt dat wij het niet al te dogmatisch moeten uitleggen en dat er ruimte blijft om hier en daar zelf lokaal een probleem aan te pakken als dat voordelen biedt, wil ik de motie kwalificeren als ondersteuning van beleid.

De heer De Krom (VVD):

Het gaat er natuurlijk om dat de meest effectieve maatregelen genomen worden. Het enige effectieve middel tegen de vervuiling die ons land bovenstrooms binnenstroomt, is effectief Europees bronbeleid. De staatssecretaris wordt met deze motie uitdrukkelijk opgeroepen, daadkracht te tonen in Brussel om dat voor elkaar te krijgen.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Als dat de strekking van de motie is, herhaal ik dat ik haar beschouw als ondersteuning van het beleid. Ik ben daar uiterst alert op en zal ook de komende kabinetsperiode daarmee doorgaan.

De motie-De Krom op stuk nr. 94 "verzoekt de regering, de Kamer bij de Decembernota 2007

  • - als uitgangspunt van beleid te nemen dat de wijze van uitvoering in Nederland niet afwijkt van die in het buitenland, meer specifiek van die van ons omringende stroomgebieden;

  • - de Kamer specifiek te informeren over de wijze van uitvoering in het buitenland en de mogelijke gevolgen daarvan voor Nederland;

  • - daarbij aan te geven in hoeverre uitvoering in Nederland afwijkt van die in de rest van Europa, en welke gevolgen dit heeft."

Ik vond de interruptie van de heer Koppejan naar aanleiding van deze motie buitengewoon ter zake. Als de motie wordt aangenomen, betekent dit dat de Kamer uitspreekt dat in alle gevallen onze wijze van uitvoering niet afwijkt van die in het buitenland, ook niet wanneer die bijvoorbeeld in Duitsland veel voortvarender en ambitieuzer is en hogere doelen nastreeft dan wij. Ik vraag mij af, of dat de bedoeling is van de heer De Krom.

De heer De Krom (VVD):

De strekking van de motie lijkt mij helder. Wij moeten niet in dezelfde val trappen als bij de Wet luchtkwaliteit. Er staat "als uitgangspunt te nemen".

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ja, dat staat er inderdaad, maar er staat ook "niet afwijken". Niet afwijken betekent niet afwijken, ook niet wanneer wij geconfronteerd worden met andere landen die méér doen dan wij zouden willen doen.

De strekking zoals u die formuleert mijnheer De Krom, beschouw ik als ondersteuning van beleid. Het stenogram zal duidelijkheid geven. Als ik de motie letterlijk lees, staat er echter niet wat de heer De Krom nu zegt. Ik zou hem willen aanraden, nog even te kijken naar de tekst achter het eerste gedachtestreepje en die aan te passen.

De heer De Krom (VVD):

Er staat heel duidelijk: "als uitgangspunt van beleid". Als er specifieke lokale omstandigheden zijn die nopen tot afwijken van de strekking van de motie, is daarvoor ruimte.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ik denk dat wij dit voldoende hebben gewisseld.

De motie op stuk nr. 95 van de heer De Krom gaat over de doelen van de Kaderrichtlijn water. Zij verzoekt de regering, in te zetten op doelverlaging. Dat is variant A uit de Decembernota 2006.

Ik ontraad aanvaarding van de motie. Een doelbereik van 25% betekent dat belangrijke problemen onvoldoende worden aangepakt. De koers van het kabinet zorgt voor een realistisch pakket voor de komende zes jaar, waarbij kosten en baten in evenwicht kunnen blijven. Wij willen innovatie stimuleren. Wij benutten de hele periode tot 2027 om te zorgen dat doelen wel gerealiseerd kunnen worden. Wij willen ook voldoen aan de verplichtingen van de Kaderrichtlijn water.

Als wij op dit moment de doelen zouden verlagen, zou dat in Brussel buitengewoon moeilijk uit te leggen zijn. Brussel eist een duidelijke onderbouwing voor doelverlaging. Die kunnen wij op dit moment niet geven. Dat kan pas als wij kunnen aantonen dat de maatregelen kosteneffectief zijn. Een percentage van 25 is voor ons op dit moment echt niet reëel. Ik kan dat onmogelijk in Brussel verdedigen.

De heer De Krom (VVD):

Ik constateer dat de staatssecretaris heel iets anders zegt dan in het algemeen overleg. Toen heeft zij letterlijk gezegd dat wij in Brussel niet op doelen worden afgerekend. Nu betoogt zij dat wij tegen een probleem in Brussel aanlopen als wij dit gaan doen.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Nee, dat is niet wat ik betoog. Mijn betoog komt erop neer dat wij in Brussel aannemelijk moeten maken waarom wij een bepaald niveau van doelen vaststellen. Dat moeten wij doen door te laten zien welke kostenevenwichtige maatregelen wij kunnen nemen om die doelen te bereiken. Het uitgangspunt van het kabinet is om nu in te zetten op 70% tot 80%. Als wij op 25% inzetten, zullen wij aan Brussel duidelijk moeten maken dat het voor ons onmogelijk is, maatregelen te nemen om boven die 25% uit te komen. Dat kunnen wij op dit moment in elk geval nog niet doen, omdat wij de maatregelen nog aan het inventariseren zijn. Wij zetten nu in op 70% tot 80%. Wij zullen vervolgens, als wij de plannen voor 2009 moeten maken, na de kosten-batenanalyse in 2008, moeten bekijken of het inderdaad met de fasering tot 2027 lukt om op die 70% tot 80% uit te komen. Dat zal ook het moment zijn waarop de Kamer het oordeel zou kunnen geven dat zij, met alles wat dan voorligt, daarop niet kan inzetten. Dan zou een motie als deze pas aan de orde kunnen zijn. Op dit moment is de motie absoluut niet uitvoerbaar.

De heer De Krom (VVD):

De staatssecretaris zegt dat zij dat niet kan aantonen, maar het omgekeerde kan zij ook niet, namelijk aantonen dat de doelen die zij zich nu stelt in variant B, wel haalbaar, betaalbaar en uitvoerbaar zijn. Daar heeft zij ook geen verhaal over.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Op dit moment zijn wij daarmee bezig. Gaandeweg het proces zal het steeds duidelijker worden. Deze discussie is een herhaling van zetten van het AO. Ik moet aanneming van de motie dus ontraden.

Voorzitter. De vierde motie van de heer De Krom is gericht op 2% besparing in de waterketen. Het is bekend dat het ons doel is, die 2% besparing te realiseren. Informeren zal geen probleem zijn en jaarlijks op de hoogte houden van de voortgang ook niet. Ik laat daarom het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.52 uur tot 14.00 uur geschorst.

Naar boven