Aan de orde is het debat over het dierenrechtenactivisme.

De voorzitter:

Ik heet de beide ministers van harte welkom. Aan de orde is het debat over dierenrechtenactivisme. Ik hoop dat de woordvoerders hun inbreng hebben afgestemd op de afgesproken spreektijd van vier minuten. Zo niet, dan zal ik hen eraan herinneren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U kondigde dit debat aan met de titel "dierenrechtenactivisme". Daartegen teken ik bezwaar aan. Het gaat namelijk niet over dierenrechtenactivisme, maar over gewelddadig dierenrechtenactivisme. Dit werkt onnodig stigmatisering in de hand.

De voorzitter:

Uw bezwaar ligt vast in de handelingen. Ik heb geciteerd wat op de rol staat. Dit heet het debat over dierenrechtenactivisme.

Het woord is aan de heer Van Haersma Buma.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Twee maanden geleden bleek dat de gewelddadige acties van radicale dierenactivisme een nieuwe dimensie hebben bereikt. Dierenactivisten teisterden al jaren mensen die werkzaam waren in de agrarische sector, de vleesverwerkende industrie en mensen die werkzaam zijn in de cosmetische of farmaceutische industrie. Twee maanden geleden bleek dat deze kring breder wordt getrokken. Topmensen van Euronext en van het effectenhuis Van der Moolen zijn thuis bedreigd, alleen op grond van de relatie van hun bedrijf met de stock exchange in New York. De kring van bedreigden wordt groter en daarmee ook de impact op onze economie en op onze samenleving.

Ik ben de afgelopen jaren onder de indruk geraakt van de verhalen van de mensen die ik sprak die zelf bedreigd waren. Daartoe behoorde een ondernemer die met zijn gezin ternauwernood kon ontkomen nadat brand was gesticht in een vrachtauto die naast zijn huis stond geparkeerd. Een gezin dat door tientallen in het zwart geklede extremisten in hun huis werd bedreigd en van wie het bedrijf onder hun ogen werd vernield. Een directielid van een farmaceutisch bedrijf dat leeft in voortdurende angst voor de veiligheid van zijn vrouw en kinderen met de vraag wanneer hij thuis aan de beurt is.

Onze samenleving kan dit soort bedreigingen niet accepteren. Er is sprake van een sluipend terrorisme. Er zijn geen grote aanslagen, zodat het ontsnapt aan de aandacht van het grote publiek. Maar er is sprake van voortdurende bedreigingen, intimidaties en vernielingen.

De brief die de minister van Justitie aan de Kamer heeft gestuurd, bevestigt de ernst van de situatie. Het bijgevoegde rapport van de AIVD toont aan dat in het bijzonder een organisatie als Respect voor Dieren – je moet maar op de naam komen, als je ziet wat men uiteindelijk doet – een snel radicaliserende organisatie is die banden onderhoudt met de meest radicale activisten in het Verenigd Koninkrijk.

Maar uit de brief die de minister van Justitie ons heeft gestuurd, blijkt dat er ook goed nieuws is. De aanpak in Nederland is de afgelopen jaren geïntensiveerd. Een paar jaar geleden vroeg mijn fractie, net als andere fracties, om een landelijke aanpak door de politie en het Openbaar Ministerie. Die landelijke aanpak is er gekomen. Het Korps landelijke politiediensten en de landelijke recherche hebben daarin een rol gekregen. De AIVD wordt ingezet en er wordt grensoverschrijdend samengewerkt. De getroffenen staan niet alleen. Het verbaast mijn fractie dat er tussen 2004 en 2007 toch maar vijftien aanhoudingen zijn verricht en in 2006 zelfs maar één, terwijl het aantal aanslagen of illegale acties in deze periode 142 bedroeg. Veel te weinig daders krijgen hun verdiende straf.

Hoe kan het dat er zo weinig mensen werkelijk worden opgepakt? Aan de ene kant weten politie en AIVD vrij goed, zo niet heel goed, wie het zijn en waar zij zijn, maar zij zijn blijkbaar niet te pakken. Waarom kunnen wel veelplegers op de huid worden gezeten, bijvoorbeeld in het geval van drugsdealers en drugsgebruikers, maar waarom kunnen deze veelplegers niet op de huid worden gezeten in een vorm van tegenhouden? Hoe is het mogelijk dat deze radicale groepen, zoals uit het AIVD-rapport blijkt, zelfs collecteren in winkelcentra? Ik vraag beide ministers of daartegen niet kan worden opgetreden. Steeds vaker worden die acties vervolgens uitgevoerd met bivakmutsen, of met maskers, om te maskeren wie deze laffe mensen zijn. In het regeerakkoord is afgesproken dat gelaatsbedekkende kleding kan worden verboden op grond van bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid. Hoe staat het met de uitwerking van dat onderdeel van het regeerakkoord? Dat onderdeel is bedoeld om mede hier gebruikt te worden.

Al in 2004 constateerde de AIVD dat de activiteiten gevaarlijk opschoven naar de grens van wat moet worden beschouwd als terrorisme. In de VS wordt al van ecoterrorisme gesproken, en ook in Nederland ontkomen wij niet aan de vraag of wij harde, aan het terrorisme ontleende maatregelen moeten treffen. Het CDA vraagt de ministers, waarom het in dit geval niet mogelijk is om de door de AIVD verkregen informatie in te zetten in het strafproces. De AIVD weet zoveel, maar het aantal opgepakte mensen is zo klein. Onlangs is in deze Kamer de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid aangenomen, bevattende maatregelen die juist in het voortraject worden ingezet tegen het terrorisme, gebiedsverboden, meldingsplicht en dergelijke, maar ook meer dan dat. Wij verwachten van de ministers nog een uitwerking van de motie-Weekers c.s., die het optreden tegen overlast veroorzakende mensen mogelijk maakt. Kunnen de genoemde wetten worden ingezet om gebiedsverboden, persoonsverboden of een meldingsplicht op te leggen, zodat wij deze mensen voor zijn, en niet te laat zijn?

De heer De Wit (SP):

U weet dat bij de behandeling van het wetsvoorstel dit punt aan de orde is geweest. Toen heeft de minister van BZK een paar keer gezegd dat naar haar mening geen sprake is van terrorisme, zodat er geen aanleiding is om de maatregelen die toen werden behandeld, van toepassing te verklaren. Bent u dat niet met de minister eens, of vindt u dat de minister toen geen goed antwoord heeft gegeven?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Moet deze wet worden toegepast, omdat wij van mening zijn dat sprake is van terrorisme, of vind je dat de wet zo moet luiden dat wij haar vaker kunnen toepassen? Er is nog een derde weg: de uitwerking door het kabinet van de motie-Weekers c.s., die zegt dat wij in meer gevallen gebiedsverboden moeten kunnen opleggen aan raddraaiers. Op zichzelf is het al merkwaardig genoeg dat de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid toen al heel extreem werd genoemd, terwijl in de Kamer al is gezegd dat die maatregelen vaker moeten worden toegepast. Linksom of rechtsom: een meldingsplicht is volstrekt normaal, evenals een gebiedsverbod, dat in Engeland ook wordt toegepast. Verder zou ik een persoonsverbod volstrekt normaal vinden.

De heer De Wit (SP):

Is voor u duidelijk dat hier sprake is van terrorisme, zoals wij dat in de Wet terroristische misdrijven kennen, of is het woordgebruik? Wordt Nederland ontwricht, wordt onze bevolking angst aangejaagd?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het laatste zeker. Of de grens van terrorisme juridisch wordt overschreden, kunnen wij als Kamer niet bepalen, dat doet de rechter. Ik kan mij heel goed voorstellen dat dat bij sommige acties gebeurt, of dat dat nog gaat gebeuren. Wij moeten de schade van deze acties niet bagatelliseren. Wat mij betreft noem ik het terrorisme. Of de rechter het als terrorisme ziet, is iets wat alleen kan worden beantwoord als een zaak voor de rechter is gebracht.

De heer Wolfsen (PvdA):

Het punt van de bivakmutsen is gemakkelijk gemaakt. Kan de heer Van Haersma Buma toelichten wat hij daarmee bedoelt? Mag je met een bivakmuts op straks niet meer in de buurt van een boerderij komen? Mag je zo'n delict niet plegen met een bivakmuts op of mag je niet meer demonstreren met een bivakmuts op? Het is zo gemakkelijk gezegd.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik wil in wezen hetzelfde als wat de PvdA en het CDA in het regeerakkoord hebben opgeschreven. Daarin staat dat gelaatsbedekkende kleding kan worden verboden met het oog op de openbare orde en veiligheid. Het antwoord op de vraag wanneer de grens van de openbare orde en veiligheid in beeld komt, verschilt natuurlijk per geval, zoals dat altijd bij dit soort zaken is. Ik vraag enkel om een uitwerking van dat onderdeel van het regeerakkoord.

De heer Wolfsen (PvdA):

De heer Van Haersma Buma legt een verband met dit debat. Hij suggereert daarmee dat deze problemen snel zijn opgelost als wij dat verbod maar snel invoeren. Dat is in mijn beleving niet het geval. Wij moeten de buitenwereld dus niet voor de gek houden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Opgelost zou mooi zijn, maar dat is niet zo. Helpen is wel mogelijk. Ik vind het ongelofelijk dat mensen midden in de nacht, zonder dat iemand het ziet, met bivakmutsen of integraalhelmen op, hele boerderijen of mensen belagen. Dat is laf. Ik heb er foto's van gezien. Ik ben bij slachtoffers thuis geweest. Zij hebben allemaal foto's gemaakt van mensen met zwarte koppen. Ik vind dat dit niet kan. Natuurlijk moet dat verboden kunnen worden. Wij hebben niet voor niets opgeschreven dat wij die kant ook op willen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik erken volledig, samen met de heer Van Haersma Buma, dat de schade, het verdriet en het leed dat zulke acties veroorzaken, zeer groot is. Hij gebruikt in zijn inbreng regelmatig het woord terrorisme. Is het niet aan ons, als medewetgevers en parlementariërs, dit soort termen zeer zorgvuldig en op juridische basis afgebakend te gebruiken?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik vind dat je de woorden afgebakend en juist moet gebruiken. De juridische vaststelling, in de zin dat het door de rechter als terrorisme wordt beschouwd, gebeurt altijd nadat een zaak is voorgebracht. Wij moeten ook terugkijken naar de bedoeling van alle wetgeving. Je hebt de criminaliteit die bedoeld is om geld te verdienen met allerlei motieven die in de persoon liggen, zoals iemand die er beter van wil worden of wraak. Je hebt ook de criminaliteit waarom het hier gaat. Die is net zoals terrorisme en wil dat een deel van de samenleving wordt ontwricht waardoor in dit geval mensen hun bedrijf niet meer kunnen uitoefenen of beleggingen anders doen. Je pakt deze criminaliteit met de huidige wetgeving niet aan. Dat is wel bewezen. Je moet wel degelijk zeggen dat hierbij sprake is van een vorm die ik sluipend terrorisme noem. Het zijn geen grote aanslagen, maar wel aanslagen. Nogmaals, de mensen die er last van hebben, hebben er langdurig last van.

De heer Teeven (VVD):

De heer Van Haersma Buma wil het geen terrorisme noemen. Soms kun je dat inderdaad openlijke geweldpleging noemen. Dat is hij toch met mij eens? Zou het dan niet goed zijn als politie en justitie in staat zijn, dergelijke vormen van openlijke geweldpleging, waardoor de openbare orde wordt geschaad, in een vroeg stadium aan te pakken? Ik denk bijvoorbeeld aan het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen die zien op openlijke geweldpleging. Dat zou een manier kunnen zijn om dit soort "actievoerders" in boerderijen, maar ook in het landelijke gebied dat daar juist last van heeft, in een vroeg stadium strafrechtelijk aan te pakken.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik kan niet goed inschatten wat de woorden van de heer Teeven toevoegen aan wat wij al hebben. Wij willen en kunnen mensen al in een heel vroeg stadium aanpakken. Hij zegt dat er een relatie moet zijn met overlast. Je moet dan van tevoren wel weten wat die relatie zal zijn. Als wij met zijn allen vinden dat bijvoorbeeld de wet bestuurlijke maatregel nationale veiligheid moet worden ingezet, dan kunnen wij in een veel vroeger stadium optreden. Dat is veel effectiever. Wij kunnen dan namelijk, wanneer er nog geen strafbaar feit is gepleegd, ervoor zorgen dat deze mensen bijvoorbeeld een gebiedsverbod opgelegd wordt. Voor het overige ben ik benieuwd naar uw concrete voorstellen.

De heer Teeven (VVD):

Met die wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid vindt u zich aan mijn zijde. Het gaat er echter niet alleen om dat die mensen op dat concrete moment van die plek worden weggehouden, maar dat wij wat betreft de toekomst ook gaan kijken wie er zich nog meer mee bezighouden. Dan moet je politie en justitie natuurlijk wel de middelen in handen geven. Bent u daartoe bereid?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Natuurlijk moeten wij middelen geven, waarbij ik dan wel eerst concreet wil weten welke middelen dat zouden kunnen zijn.

De heer Wolfsen (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik neem deel aan dit debat met de kanttekening dat het geen betrekking heeft op dierenrechtenactivisme. Dat staat ook goed verwoord in de brief van de twee ministers. Ik citeer daaruit: "Hierbij dient overigens wel te worden opgemerkt dat dierenrechtenactivisme als zodanig geen strafbaar feit is." Die kanttekening vind ik terecht. Wij moeten niet alle activisten in de hoek van het geweld plaatsen.

In eerste instantie was de urgentie van dit debat mij niet duidelijk, maar later wel. In 2002 of in 2003 heb ik mij samen met de heer Van Haersma Buma in een algemeen overleg behoorlijk opgewonden over het feit dat er nagenoeg niets of helemaal niets gebeurde als dit soort geweld bij die boeren werd toegepast. Wij hebben gevraagd of de politie geen actie ondernam en of er niet een begin werd gemaakt met een sporenonderzoek. De minister heeft toen geantwoord dat daarvan inderdaad geen sprake was. Wij hebben ons daarover enorm opgewonden. De opsporing bleek absoluut niet op orde. Wij waren van mening dat het een zeer ernstige kwestie betrof. Er was immers sprake van zeer gewelddadige strafbare feiten. Toen de heer Van Haersma Buma enige tijd geleden het spoeddebat aanvroeg, heb ik hem daarin gesteund omdat de opsporing nog steeds niet op orde leek. Inmiddels moeten wij echter toch constateren dat deze twee ministers dit gewelddadig activisme op geen enkele wijze relativeren. De ministers schrijven dat het aantal legale acties toeneemt en dat het aantal illegale afneemt. Het is bemoedigend om dat te lezen. In de brief staat ook dat slechts een klein deel van de tientallen radicale dierenactivisten gewelddadig is en dat de meeste van die acties kunnen worden betiteld als burgerlijke ongehoorzaamheid. Gelukkig is dat in dit land toegestaan. De situatie bij het BPRC in Rijswijk, waarover wij vaak hebben gesproken, is vanaf 2005 rustig. Het aantal home visits neemt echter wel toe. De heer Van Haersma Buma heeft daarover zojuist terecht gesproken. Bekladding en vernieling mag niet, maar het is heel intimiderend om mensen onheus te bejegenen, aan te bellen en erger. Dat is heel ernstig. Het is dus goed dat daarop wordt gereageerd. De ministers schrijven echter ook dat een en ander in vergelijking met de situatie in het Verenigd Koninkrijk en de farmaceutische industrie aldaar van een heel andere omvang is. In Nederland is de situatie redelijk inzichtelijk. Het juridisch instrumentarium is voldoende, de informatiepositie is op orde, de politie heeft voldoende mogelijkheden om de problemen aan te pakken. Ook het 24-uursmeldpunt functioneert goed en de AIVD licht mensen op een goede manier voor. De dienst verstrekt ook spontaan informatie aan bedrijven. Ten opzichte van enkele jaren geleden zijn dat allemaal verbeteringen.

Het verheugt mij dat de ministers aan het eind van de brief schrijven dat zij de situatie op geen enkele manier willen relativeren. Als er serieus geweld wordt gebruikt, nemen zij dat buitengewoon ernstig. Ik complimenteer de ministers met het feit dat de zaak redelijk onder controle is. Daarbij merk ik onmiddellijk op dat ook ik de situatie op geen enkele manier wil relativeren. Het gaat immers om een ernstige kwestie. Met de heer Van Haersma Buma vraag ik hoe het komt dat ondanks dat alles de aanmeldingen lijken achter te blijven ten opzichte van de delicten.

De heer Van Haersma Buma accentueert steeds dat alles wat op straat gebeurt in de volksmond al snel terrorisme is. Als een en ander onder terrorisme zou vallen, werd het onmogelijk dat die boeren zich tegen dit type delicten verzekerden. Dus dan lijkt het een stap vooruit, terwijl het voor de slachtoffers in kwestie wel eens een stap achteruit zou kunnen zijn. Ik zou graag willen dat de ministers daarop reageren. Mocht dat het geval zijn, dan vraag ik de heer Van Haersma Buma om de ernst van de situatie wel te relativeren, maar het woord terrorisme zoveel mogelijk te mijden in de toekomst.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. In de afgelopen jaren is Nederland opgeschrikt door gewelddadige acties van lieden die zeggen zich het lot van dieren in de bio-industrie aan te trekken. De intense agressie en haat tegen alles wat met de bio-industrie te maken heeft en het gemak waarmee mensen in direct levensgevaar worden gebracht, schokt mijn fractie. Ik wil er dan ook absoluut geen misverstand over laten bestaan dat deze gewelddadige vormen van dierenactivisme met alle beschikbare democratische middelen moeten worden tegengegaan.

Het gewelddadige dierenactivisme ontplooit zich in een aantal varianten. De eerste beperkt zich tot vernielingen met een groot gevaar voor mensenlevens. Ik doel op het vernielen van vrachtwagens, het stichten van branden in bedrijfsgebouwen en woningen. Dergelijke levensbedreigende acties veroorzaken grote angst bij de betrokkenen. Het wordt mij eerlijk gezegd letterlijk koud om het hart als ik lees dat het stoffelijk overschot van een familielid van een Britse eigenaar van een caviafokkerij wordt opgegraven als actie om druk te zetten. Dat zijn zaken die wat mij betreft een regelrechte bedreiging van een democratische en politieke discours vormen. Dat neemt niet weg dat mijn fractie er zeker niet omheen wil draaien dat wij absoluut tegen bio-industrie en pelsdierfokkerij zijn. Maar alles moet gaan via de democratische weg van politieke beïnvloeding. Zo is de rechtsorde en dat is ook de rechtsorde van GroenLinks. Het is dan ook stuitend te zien dat dergelijke belangrijke rechtsstatelijke noties blijkbaar aan de gewelddadige dierenactivisten voorbijgaan, vooral ook omdat zij de dierenwelzijnsorganisaties, die zich wel ten volle conformeren aan het democratische besluitvormingsproces, dramatisch schaden. Dat hebben wij de afgelopen jaren regelmatig mogen merken. Gelukkig blijkt uit de AIVD-notitie en uit de brief van de ministers heel duidelijk dat de terugkerende verdachtmakingen aan het adres van dit soort organisaties maar ook van politieke partijen, als zijnde in zekere zin de "bovenwereld" van dit soort activisme, volstrekt onzinnig en belachelijk zijn. Ik ben blij met die constatering.

Al eerder hebben wij in de Kamer tijdens het mondelinge vragenuur gesproken over de politiële en justitiële inzet op gewelddadig dierenactivisme. De minister van Justitie heeft uiteengezet dat de AIVD en het Unit Contra Terrorisme en Activisme van de KLPD prioriteit hebben gemaakt van gewelddadig dierenactivisme. Ook is er een 24-uursmeldpunt en merken de procureurs-generaal bij het Openbaar Ministerie de strafrechtelijke onderzoeken aan als onderzoeken van nationaal belang. Dat zijn duidelijke stappen vooruit gezien de conclusies die wij drie jaar geleden nog mochten trekken naar aanleiding van de vraag of überhaupt één politieagent fulltime met dit soort gewelddadig dierenactivisme bezig was. Dat zijn serieuze maatregelen. Mijn complimenten daarvoor aan dit kabinet.

Ik heb nog wel een vraag naar het verschil in teneur in de reactie c.q. brief van de ministers en het geactualiseerde rapport van de AIVD. De brief van de ministers geeft aan dat het probleem zeer serieus is, maar in vergelijking met bijvoorbeeld Groot-Brittannië relatief klein. In algemene zin is er een flinke daling geweest in het aantal illegale acties. De notitie van de AIVD geeft echter direct al aan dat er een zeer serieuze stijging is, vooral na juni 2006, van op personen gerichte acties, zoals de home visits. Deze worden eufemistisch "huisbezoeken" genoemd. Voor dat laatste zou misschien een andere term moeten worden gevonden. Bovendien zijn er nieuwe organisaties opgestaan en er is een internationale aanpak van Nederlandse activisten. Dat zijn fenomenen die in de brief van het kabinet ook wel naar voren komen, maar die niet dezelfde urgentie lijken te hebben als de notitie van de AIVD. Graag een toelichting op dat verschil in teneur.

Daarnaast is mijn concrete vraag hoeveel politieagenten nu fulltime bezig zijn met het opsporen van dit soort georganiseerde verbanden. Hoe staat het met de inzet van de andere door het kabinet genoemde diensten? Kan de minister aangeven, zonder tactische of operationele gegevens te melden, welke methode de AIVD gebruikt en op welke schaal? Het verbaast mij dat in de registratie nog steeds niet apart kan worden bijgehouden of een strafbaar feit te maken heeft met gewelddadig dierenactivisme.

Bovendien lijkt het mij goed als de minister van Justitie heel helder uiteenzet wat wordt gedaan om potentiële slachtoffers van gewelddadige dierenactivisten te beschermen.

Draagvlak verminderen is vanuit een preventief oogpunt zeer belangrijk. Dat hebben wij al eerder gezien. Wat gebeurt er op dat vlak? De AIVD geeft in zijn notitie aan dat de aanbevelingen uit Een Noodzakelijk Kwaad moeten worden geïmplementeerd om verdere verharding en radicalisering van vigerend dierenrechtenactivisme te voorkomen. Gaat dit gebeuren of niet?

Het gaat de fractie van GroenLinks erom dat alle burgers die zich nu in hun meest primaire levensbehoefte, namelijk veiligheid, bedreigd voelen, zien en merken dat deze overheid ook hun overheid is als het erop aan komt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Beestachtig. Anders kun je de aanslagen, intimidaties, brandstichtingen en bedreigingen door extreme dierenactivisten niet betitelen. Er is al lang geen sprake meer van losse incidenten, maar van een structurele vorm van actievoeren, waarbij de grenzen van de rechtsstaat ver worden overschreden. De daders die dierenrechten klaarblijkelijk vele malen hoger inschatten dan mensenrechten, moeten hard worden aangepakt. In het verleden zijn inderdaad veel van deze gewelddadige illegale activisten te makkelijk de dans ontsprongen.

Inmiddels richten de activisten zich ook op beleggers en aandeelhouders van bedrijven die te relateren zijn aan dierproeven. Er is dus ook een reden voor alertheid omdat je een verontrustende verbreding ziet voor dat soort verwerpelijke activiteiten.

Mijn fractie is blij dat er een serieuze brief ligt die concreet en integraal aangeeft welk beleid gevoerd wordt, welke aanpak gebezigd wordt bij deze vorm van criminaliteit. Wij kunnen ons echter niet zonder meer vinden in de conclusie dat er geen bredere en intensievere aanpak van deze criminaliteit nodig is. Duidelijk is in ieder geval dat registratie ten aanzien van illegale acties van dierenrechtenactivisme verbetering behoeft. Ook de KLPD en het Openbaar Ministerie zien daartoe redenen. De minister erkent dit en somt vervolgens de nodige problemen daaromtrent op, maar mij werd niet helemaal duidelijk of de verbetering van die registratie nu concreet wordt toegezegd of dat die alleen wordt bezien. Misschien dat hij op dat punt nog helderheid kan bieden.

Ik was zelf erg nieuwsgierig waartoe eerder geïmplementeerde maatregelen hebben geleid. Ik verwijs naar het algemeen overleg dat wij in 2003 hierover hebben gevoerd. Er is heel wat gebeurd: verbetering van de opsporing van gewelddadig dierenrechtenactivisme, informatie-inwinning, inzet van de nationale recherche, 24-uursmeldpunt, gerichte activiteiten van AIVD. De complimenten en waardering voor die geleverde prestatie. De resultaten vind ik wel nog wat tegenvallen, gelet op het aantal aanhoudingen in 2004, 2005 en 2006 in vergelijking met het toch grote aantal nog steeds illegale acties. Geeft het aantal aanhoudingen afgezet tegen het aantal acties dat heeft plaatsgevonden, de bewindslieden nog reden voor een aanscherping van het beleid, een nog sterkere prioriteitsstelling, het bezien van de strafmaat of wat dan ook?

De minister geeft aan dat de dierenrechtenacties niet kunnen worden aangemerkt als terroristische misdrijven. Kennelijk is het niet alleen voor de deelnemers aan dit debat, maar ook voor degenen die de stukken moeten nummeren, lastig om het goede dossier te vinden. Het viel mij op dat de brief waarover wij vandaag spreken, is geregistreerd onder stuk 29754 terrorismebestrijding. Maar dat terzijde. Terecht is gezegd dat een groot aantal gevallen niet valt onder de letter van hetgeen onder terroristische misdrijven wordt gerekend. Aan de ene kant moeten wij ervoor oppassen die antiterroristische wetgeving niet al te zeer op te rekken. Aan de andere kant is het wel begrijpelijk – het is niet zomaar een kwestie van het vinden van een zwaar etiket – dat je bij dit soort vormen van bepaald extreem politiek activisme dat de grenzen van de rechtsstaat duidelijk overschrijdt en wel degelijk de bedoeling heeft om bepaald gewenst gedrag met geweld op te leggen en mensen te beïnvloeden in hun gedragingen daarmee, toch wel gaat nadenken waar die grens eigenlijk ligt. Ik vind het dus ook niet zomaar uit de lucht gegrepen. Het komt er toch wel dicht tegenaan. Kan nader worden ingegaan op de vraag waar de grens ligt, als er echt een aantoonbare intentie is om niet de hele bevolking, maar delen daarvan angst aan te jagen en om via de politiek daadwerkelijk verandering van gedrag te bewerkstelligen?

Ik rond af met de opmerking dat doeltreffende samenwerking met Engeland belangrijk is. Helaas kent Engeland ook een traditie van dierenactivisten die de grenzen van de rechtsstaat overschrijden. Zijn er mogelijkheden om in Europees verband en in samenwerking met Engeland internationale groeperingen tegen te gaan?

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De Socialistische Partij heeft het dierenwelzijn hoog in het vaandel en is zelfs bereid om daarvoor actie te voeren, maar dat is iets heel anders dan de gewelddadige acties van dierenrechtenactivisten waarover wij het hier hebben, die vooral zijn gericht op individuele boeren, mensen en sinds enige tijd ook op andersoortige bedrijven. Mijn fractie verwerpt absoluut en zonder enige aarzeling de gewelddadige activiteiten van dit soort dierenrechtenactivisten.

In de brief en in het rapport van de AIVD dat erbij zit, zien wij een verschuiving van het aantal illegale acties naar legale acties. Je zou kunnen zeggen dat dit op zichzelf positief is. In de Volkskrant van afgelopen dinsdag konden wij lezen dat de rust teruggekeerd lijkt te zijn in het apenproefdiercentrum in Rijswijk. Dat spoort met wat in het rapport van de AIVD staat, maar daarin wordt wel een nieuwe ontwikkeling gesignaleerd. De dierenrechtenactivisten richten zich op internationale ondernemingen en bedrijven die daarmee te maken hebben, zoals Euronext. Dit staat inmiddels bekend als home visits. Er kan geen twijfel over zijn dat mijn partij dit soort zaken verwerpt en vindt dat daartegen hard moet worden opgetreden.

Het gaat mijn fractie te ver om te spreken van terrorisme, zoals ik in de interruptie heb proberen duidelijk te maken. De omschrijving in de wet van een misdrijf met een terroristisch oogmerk gaat over veel ergere en zwaardere zaken dan hier aan de orde zijn. Dat wil geenszins zeggen dat mijn fractie dit zou bagatelliseren, zeg ik tegen de heer Van Haersma Buma. Het is buitengewoon ernstig wat er gebeurt en er moet ook tegen worden opgetreden. De minister noemt in de brief een reeks maatregelen die al zijn getroffen, respectievelijk in werking zijn, zoals het meldpunt, de registratie en de rol van de AIVD als voorlichter aan mensen die door dit soort activiteiten worden bedreigd. Wie had dat ooit gedacht?

Mijn partij vindt het buitengewoon belangrijk dat dit gebeurt en wij zijn het er van harte mee eens om hard op te treden als dat mogelijk is. In het eerdere debat over dierenactivisme is ook aan de orde geweest dat het van groot belang is dat de AIVD zijn werk doet. Daarbij moeten vooral de internetbewegingen in de gaten worden gehouden, waar bijvoorbeeld te lezen is dat er op 10 augustus een grote bijeenkomst in Nederland plaatsvindt. Dan denk ik dat de AIVD en de politie hun werk moeten doen. Dat weten wij via internet en dat dient een grote rol te spelen in het opsporen en vervolgen van dit soort activiteiten.

De heer Teeven (VVD):

Zowel de heer De Wit als ik kwam in vroeger tijden wel eens een activist tegen. Ik ken wel enkele activisten en hij zal er ook wel enkele kennen. Vindt hij dat een echte activist voor dierenwelzijn bij demonstraties gewoon in de openbaarheid moet optreden en dat hij niet zo'n rare zwarte muts met van die gaten zou moeten dragen?

De heer De Wit (SP):

Het gaat om activisten die bivakmutsen, de bekende doeken of andere bedekkingen dragen. Ik voorzie dat het voor de wetgever moeilijk zal zijn om vast te leggen dat er niet mag worden gedemonstreerd met een pet of een bivakmuts op. Dat zou bij wijze van spreken een probleem opleveren voor de postbode die vanwege de kou onder zijn pet een bivakmuts draagt als hij op de fiets moet. Je kunt volgens mij niet zeggen: je mag niet deelnemen aan een demonstratie met een bivakmuts op. Ik ben benieuwd of de bewindslieden dat ook zo zien.

Het is wel een probleem dat mensen die dit soort vernielingen aanrichten en bedreigingen uiten, zo'n bivakmuts op hebben. Maar je kunt ook niet regelen dat het verboden is om met een bivakmuts op iemand te bedreigen. Dat is natuurlijk complete onzin. Het gaat gewoon om het volgende. Als de politie mensen tegenkomt die zich schuldig maken aan strafbare fouten, die dus staande en aangehouden worden, dan moeten zij die mensen kunnen verplichten om die pet of bivakmuts af te doen. En dat is helemaal niet vreemd. In het rapport over de boerka dat aan de Kamer is uitgebracht, staat ook dat een identificatieplicht alleen maar zin heeft als je niet alleen je identiteit moet aantonen maar ook verplicht bent om je bivakmuts of andere bedekkende kleding af te doen. Anders zou de eerste verplichting zinledig worden. Zo staat het in dat advies. Ik denk dat dit in ieder geval een belangrijk aanknopingspunt is. Alertheid van de politie en de AIVD is geboden. Zijn er dingen, dan moeten zij er buitengewoon alert op zijn dat zij wellicht moeten optreden. Zij moeten kunnen optreden tegen mensen die bedekkende kleding aan hebben of een bivakmuts op hebben. Zij moeten worden gedwongen om dat ding af te doen.

De heer Teeven (VVD):

Ik ben het wel eens met het betoog van de heer De Wit, maar ik wil terug naar een eerdere stap, naar de demonstratie. Daar ging hij wat snel overheen. Artikel 435a van het Wetboek van Strafrecht verbiedt bij demonstraties kleding te dragen als je daarmee oproept tot staatkundige veranderingen. Zou hij ervoor voelen om dat artikel ook van toepassing te verklaren op mensen die tijdens demonstraties met bivakmutsen op lopen, waardoor zij niet herkenbaar zijn in zo'n grote groep? Dan zeg je dus niet alleen: je mag die kleding niet dragen als je oproept tot staatkundige veranderingen, maar je mag het ook niet doen als je jezelf onherkenbaar maakt bij dit soort geweldloos demonstreren.

De heer De Wit (SP):

Daar zit dus een heleboel onder. Mensen die met heel andere bedoelingen een bivakmuts op hebben, zou je daardoor ook treffen. Ik denk dus dat het heel erg lastig is. Iemand kan tijdens een demonstratie zeggen: ik heb een bivakmuts op, want ik vind het heel erg koud of ik denk dat ik er daarmee mooi uitzie. Dat is wat anders dan wanneer iemand zegt: en ik ben dit en dat van plan. Ik denk dat het heel erg moeilijk is om dat te regelen. U zult die vraag ongetwijfeld ook aan de minister stellen. Ik denk dat het op dit moment wat ver gaat.

Voorzitter. Ik heb ten slotte nog een vraag. Wij hebben al in april een brief van de minister gekregen over de actualiteit toen. Daarin wordt een onderzoek van het Openbaar Ministerie aangekondigd. Ik ben buitengewoon benieuwd of al kan worden gemeld wat dat heeft opgeleverd.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Onder het mom van zeer ideële doelen, bijvoorbeeld het welzijn van dieren, heel fouten dingen doen, lijkt al decennialang in sommige delen van Europa maar ook in Nederland een populair tijdverdrijf. Doel en middelen worden soms als appels en peren met elkaar vergeleken. En als je in het openbaar debat daar iets van zegt, word je al snel verweten dat je oproept tot een wat rechtse haatcultuur. Ik vraag mij af of dierenliefhebberij en mensenhaat bij sommige mensen niet heel dicht bij elkaar liggen. De VVD-fractie is er blij mee – laat dat ook maar eens gezegd zijn – dat wij tegenwoordig in de Kamer een echte activist hebben gekregen. Mevrouw Thieme zal het verbazen, maar dat vinden wij echt. Zij hoeft wat ons betreft ook niet, zoals zij vandaag weer deed, elke keer uit te leggen dat zij geweld afwijst als het gaat om dierenrechtenactivisme. Dat begrijpen wij als VVD-fractie wel. Wij zijn ook blij dat activisme hier in dit huis een podium heeft gekregen. De VVD-fractie gaat de fractie van de Partij voor de Dieren er dus ook niet van beschuldigen dat ze een vooruitgeschoven post is van gewelddadig dieractivisme.

Van de Partij voor de Dieren weten wij het, want die is openlijk en zichtbaar bezig en discussieert hier met ons. Maar weten wij het ook van anderen die zeggen dat zij voor nobele doelen staan, maar soms letterlijk op de barricade staan en niet herkenbaar zijn? Dat zijn actievoerders die niet zo onschuldig zijn als sommigen zeggen. Want ik vraag mij soms echt af waarom je bij onschuldige demonstraties voor een nobel doel niet een muts tegen de kou op hebt of zo'n petje, maar een muts waarbij je alleen mond en ogen ziet. Waarom moet het in dit land worden toegestaan dat dat soort mutsen wordt gedragen? Waarom zouden wij moeten toestaan dat mensen sjaals om hebben die alleen maar hun ogen laten zien, zodat zij niet herkenbaar zijn, terwijl zij zeggen voor een nobel doel te demonstreren?

Het idee van collega Van Haersma Buma om bivakmutsen te verbieden tegelijk met de boerka waarmee je ook niet herkenbaar bent, is zeer te prijzen, maar onze fractie heeft zich afgevraagd waarom daarover geen enkele passage in het regeerakkoord staat en waarom een minister van dit kabinet meteen bij haar aantreden op de rem heeft getrapt inzake het verbieden van boerka's.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het is misschien goed om hierop meteen aan te haken. Ik verwijs juist naar het regeerakkoord waarin staat dat gelaatsbedekkende kleding in het kader van openbare orde en veiligheid kan worden verboden. Ik baseer mij dus juist op het regeerakkoord. Ik zou niet durven daarbuiten te gaan.

De heer Teeven (VVD):

Onze fractie is heel blij dat de heer Van Haersma Buma dat doet. Het zou goed zijn als alle ministers van dit kabinet hetzelfde standpunt huldigen, want dan krijgen wij van regeringsfracties en kabinet in ieder geval een reactie uit één mond.

Het beeld uit eerdere rapportages is dat door gewelddadige dierenactivisten wat gluiperig wordt opgetreden tegen potentiële slachtoffers. Het aanjagen van angst, ook iets wat in de Wet terroristische misdrijven staat, is daarbij de meest in het oog springende factor. Of het dan home visits zijn, waarbij het allemaal zogenaamd onschuldig is, of dat het, nog erger, gaat om geweld, uit de meest recente rapportage van de AIVD ontstaat bij onze fractie niet het beeld dat er bij de overheid volledig inzicht bestaat in de structuren van de organisaties die zich met deze vorm van gewelddadig dierenrechtenactivisme bezighouden. In die informatiepositie zal volgens ons verbetering moeten worden gebracht. Ik vraag de minister van Binnenlandse Zaken om haar standpunt daaromtrent. Dat het allemaal vrij rustig is, kan schijn zijn, want een organisatie Respect voor Dieren lijkt op de achtergrond een coördinerende rol te gaan spelen in Europa. Het lijkt onze fractie dat wij er in ieder geval voor moeten waken dat Nederland als het gaat om dierenrechtenactivisme in de gewelddadige vorm geen slaapplaats wordt voor dit soort gewelddadige actievoerders, die ik niet meteen terroristen zal noemen, die zeggen een ideaal doel te dienen. Wij moeten niet terug naar de situatie, zoals verondersteld in de jaren tachtig, waarin IRA-activisten zich ophielden in Amsterdam, omdat het in dit land zo lekker rustig was. Dan gebeurt er ook helemaal niets.

Het standpunt van de VVD-fractie is dat wij tegen deze vorm van actievoeren niet hard genoeg en niet vroeg genoeg kunnen optreden. De vraag aan het kabinet is dan ook of de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid kan worden ingezet tegen gewelddadige dierenrechtenactivisten, die wij van sommigen in dit huis geen terroristen mogen noemen, wat ik ook niet zal doen. Is er volledige samenwerking tussen de AIVD en alle politiekorpsen in Nederland bij het verzamelen van informatie?

Ik heb ook een vraag aan de minister van Justitie. Wij hebben vandaag een mooie presentatie gekregen van de ontwerpvoetbalwet. Hij heeft misschien al gehoord dat de fracties van CDA, Partij van de Arbeid en VVD in onderlinge samenwerking een prachtig ontwerpvoetbalwet hebben gepresenteerd, die ook voor een groot gedeelte van het kabinet afkomstig is. Een van de onderdelen van de presentatie was het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot openlijke geweldpleging. Dit maakt het mogelijk om in een vroeg stadium opsporingshandelingen te verrichten tegen mensen met bivakmutsen in demonstraties. Wat vindt het kabinet van het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot openlijke geweldpleging? Gewelddadig dierenrechtenactivisme en terroristische organisaties kunnen niet vroeg genoeg worden ontmanteld.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik ben erg blij om te vernemen dat iedereen een duidelijk verschil maakt tussen gewelddadige dierenrechtenactivisten en het gewone dierenrechtenactivisme, dat een volkomen legale activiteit is. Het gaat vandaag over wetsovertredingen in een bepaalde context. De AIVD adviseert in zijn rapport om deze scheiding serieus te nemen.

Op 8 maart jongstleden hebben mensen die zichzelf dierenrechtenactivisten noemen, op verschillende manieren de wet overtreden door andermans eigendommen te beschadigen en mensen te bedreigen of te stalken. Zoals alle fracties in dit huis wijst ook de fractie van de Partij voor de Dieren dit soort illegale acties categorisch af. Niet elk middel wordt geheiligd door het doel dat ermee wordt nagestreefd. Daarom is het goed dat de Partij voor de Dieren in de Kamer zit, om te laten zien dat het ook op een andere manier kan.

De CDA-fractie gaf geen blijk van groot vertrouwen in de eigen minister, die onlangs al aan de Kamer liet weten "erbovenop te zitten". Kennelijk is die toezegging niet beklijfd bij de CDA-fractie, daar over een voorval van 8 maart aanvankelijk een spoeddebat werd aangevraagd zonder dat het spoedeisende belang duidelijk werd gemaakt. Behalve in de eigen minister lijkt de CDA-fractie ook weinig vertrouwen te hebben in de AIVD, die bij herhaling heeft gesteld dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat er extra of nieuwe – hierbij wordt geduid op terrorisme – handelingen zijn in Nederland.

Er is geen tekort aan wetten en regels in dit land en ook geen gebrek aan handhavingsmogelijkheden. Voor zover dat er wel is, moet de oplossing worden gevonden in de uitbreiding van politie en justitie en niet in het inperken van burgerlijke vrijheden. Daarover is in dit huis meer dan eens gedebatteerd. Het telkens opnieuw willen voeren van dit debat, specifiek gericht op gewelddadig dierenrechtenactivisme, wekt de indruk dat het meer gaat om het stigmatiseren van dierenrechtenactivisme dan om de zaak zelf. Mijn partij heeft daar geen behoefte aan. Het zou voor mensen en dieren te wensen zijn dat partijen als het CDA en de VVD net zoveel prioriteit geven aan het tegengaan van geweld dat dieren wordt aangedaan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Waarom worden niet-gewelddadige dierenrechtenactivisten gestigmatiseerd door het aanpakken van de gewelddadige dierenrechtenactivisten?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het CDA geeft in de publiciteit vaak aan – een beetje zoals Peter Siebelt – dat dierenrechtenactivisten niet te vertrouwen zijn en dat er sprake is van verschillende lagen. Sommige mensen zouden legaal opereren maar ondertussen ook illegaal bezig zijn. Dat soort verdachtmakingen kom ik heel vaak tegen. Pas een maand na het incident van 8 maart zijn er vragen gesteld aan de minister. Het spoedeisende belang lijkt mij dan niet meer aan te tonen. Waarom komt de CDA-fractie opeens met zo'n oud incident?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik werp "stigmatiseren" verre van mij. Mijn reactie kwam een dag nadat de berichten naar buiten kwamen op 8 april. Op 10 april heb ik het spoeddebat aangevraagd. In de regeling van werkzaamheden is toen afgesproken, de minister eerst om een brief te vragen. Naar aanleiding van die brief voeren wij nu het debat. Omdat ik het zo belangrijk vond – dat vond volgens mij iedereen – heb ik dus juist snel gereageerd.

De heer Teeven (VVD):

Ik hoor mevrouw Thieme in haar tekst – die was misschien van tevoren gedrukt – over de VVD spreken, terwijl ik juist in mijn bijdrage heb gezegd dat wij niet willen stigmatiseren en niet alle dierenrechtenactivisten willen beschuldigen. Nu weet ik wel dat mevrouw Thieme, om in de dierenwereld te blijven, geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken. Dat is mij inmiddels wel duidelijk. Maar ik zou het toch op prijs stellen wanneer zij het woord "stigmatiseren" in relatie tot de VVD terugneemt. Als ik tegen haar zou zeggen dat het een gotspe is dat zij in de commissie voor Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten zit omdat zij misschien lijnen onderhoudt met het gewelddadig dierenactivisme, had zij gelijk. Dan had zij mij kunnen beschuldigen van stigmatiseren. Maar dat heb ik niet gedaan. In mijn bijdrage heb ik dat niet gezegd. Ik zou het op prijs stellen wanneer mevrouw Thieme haar woorden terugneemt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Teeven heeft dit inderdaad niet gedaan, maar ik heb het over de VVD, in het bijzonder tijdens de debatten over dierenwelzijn. Ik heb het dus over de landbouwwoordvoerders. Bij hen is de stigmatisering regelmatig niet van de lucht. De heer Teeven merkt terecht op dat in de discussie of de Partij voor de Dieren mocht toetreden tot de commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten door de CDA-fractie enige initiatieven zijn genomen. De VVD heeft dat niet gedaan.

Ik vervolg mijn bijdrage. Ik vind het jammer dat niet wordt gesproken over de voedingsbodem waarop dit soort illegale activiteiten kan groeien. Het zou voor mensen en dieren te wensen zijn wanneer partijen als CDA en VVD in hun beleid ten aanzien van dierenwelzijn meer prioriteit zouden geven aan het geweld dat dieren wordt aangedaan, evenzeer als aan het geweld dat door dierenrechtenactivisten aan mensen wordt aangedaan.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Mevrouw Thieme spreekt mij er opnieuw op aan, dus kom ik maar weer naar voren. Naar mijn mening is het niet zo dat een nerts die door geweldloze – laat ik dat vooropstellen – dierenactivisten wordt vrijgelaten doordat zij de kooien openzetten, per definitie links gaat stemmen. Over het algemeen is het zo dat deze dieren in de vrije natuur doodgaan. Dat is mevrouw Thieme bekend. Ik maak er opnieuw bezwaar tegen dat mevrouw Thieme er steeds maar weer van uitgaat dat wij niet het goede met dieren voor hebben. Dat zit in haar hoofd. Het is een plaat die zij steeds opnieuw afdraait. Waarom doet zij dat? Wij spreken vandaag niet over dierenactivisme en over de rechten van dieren, maar over gewelddadig dierenrechtenactivisme. Zij heeft dat zelf aan het begin van het debat naar voren gebracht.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik veronderstel dat het de heer Teeven bekend is hoe terrorisme, terreur of gewelddadig politiek activisme ontstaan. Wij moeten dan ook kijken naar de voedingsbodem. Wij zien dan wat er op dit moment niet wordt gedaan met betrekking tot het dierenwelzijn. Het wordt met name tegengehouden door partijen als de zijne. Ik meen dat het een goede zaak is dat wij daarbij stil staan om te voorkomen dat de teleurstelling van heel veel mensen blijft bestaan en dat sommige mensen, geheel verwerpelijk, toch grijpen naar middelen die buiten de rechtsstaat liggen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Dan vind ik het toch wel jammer dat mevrouw Thieme ook in dit debat weer de link legt dat als wij de problemen niet wegnemen, geweld toelaatbaar is. Dat is jammer.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb niet gezegd dat het geweld toelaatbaar is. Ik heb gezegd dat geweld te allen tijde niet aanvaardbaar is maar dat het verwerpelijk is. Ik meen echter dat het van belang is om te kijken naar de voedingsbodem die wij in Nederland hebben gecreëerd. Ik denk aan het meest dieronvriendelijke kabinet aller tijden van de afgelopen vier jaar. De VVD maakte daarvan onderdeel uit. Het blijkt uit het stemgedrag van de VVD. De heer Teeven kan dat zelf nagaan.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme vervolgt haar betoog. Ik verzoek haar dat af te ronden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik noem, ook gesteund door de partij van de heer Teeven, het onverdoofd castreren van biggen, het snavels kappen, het massaal doden van gezonde dieren tijdens dierziekten, het onverdoofd slachten, het in beslag nemen en vergassen van hobbydieren, het versnipperen van miljoenen eendagskuikens en het vergassen van 3,5 miljoen nertsen voor bont dat niemand nodig heeft. Het is zeker niet goed te praten wanneer mensen uit frustratie overgaan tot onwettig gedrag. Maar de frustratie van mensen over het massale dierenleed komt niet uit de lucht vallen. Wij zouden het met elkaar dus ook over deze voedingsbodem moeten hebben.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik maak groot bezwaar tegen wat mevrouw Thieme doet. Aan het begin van haar betoog neemt zij duidelijk afstand van alles wat gewelddadig is. Maar aan het einde zegt zij dat het eigenlijk ook wel erg is, met andere woorden dat het eigenlijk best te begrijpen is dat mensen het doen. Dat kan nu net niet. De grens ligt waar geweld begint. Alle woorden die zij bezigt over wat er gebeurt, vormen geen enkele rechtvaardiging om mensen en hun gezinnen aan te vallen. Dat geldt voor geen enkele voedingsbodem dan ook. Deze link mag zij niet leggen. Mevrouw Thieme sprak mij aan op lagen die tussen verschillende zaken worden gelegd, maar zij doet dat. Niet ik.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is gewoon ontzettend jammer dat in dit huis niet genoeg wordt gesproken over het geweld dat wij dieren aandoen. Ik geef een voorzet. Wij moeten met zijn allen eens wat meer gaan kijken naar de onbeschaafde manier waarop wij met dieren omgaan. Dan nemen wij al heel veel onrust en teleurstelling bij mensen weg. Kennelijk is er bij uw partij niet het gevoel dat er echt iets moet veranderen inzake dierenwelzijn.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U gaat ervan uit dat dit debat gaat over geweld tegen dieren, maar dit debat gaat over geweld tegen mensen. Dat is het enige waar dit debat over gaat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U hebt zelf het onderwerp dierenrechtenactivisme naar voren gebracht. Ik vind het dan passend...

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als het geen dierenrechtenactivisten zijn, wat zijn het dan voor mensen?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Een échte dierenbeschermer heeft respect voor het leven en zal nooit ofte nimmer het goede doel met geweld proberen te bewerkstelligen. Ik ben daar heel helder over. Dierenbeschermers zouden bij wijze van spreken pacifisten moeten zijn. Geweld jegens mens en dier is verwerpelijk. Ik vind het belangrijk dat onze maatschappij ook kijkt naar het geweld dat dieren wordt aangedaan. Het is vreemd om alleen te kijken naar die paar tientallen mensen die verwerpelijke acties ondernemen, en geen oog te hebben voor de voedingsbodem waardoor miljoenen mensen op dit moment het gevoel hebben dat er in onze maatschappij iets mist qua beschaving.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw Thieme begint het debat met een verzoek om terminologische precisie: het gaat over gewelddadig dierenrechtenactivisme. Zij eindigt haar betoog met te spreken over geweld tegen dieren en maakt geen enkel onderscheid tussen illegaal gedrag, dus dierenmishandeling, en legaal gedrag. Dan gooit zij toch alles opéén hoop?

Mevrouw Thieme (PvdD):

U vindt datgene wat dieren in de bio-industrie wordt aangedaan, legaal. Wij vinden het in moreel opzicht een vorm van crime. In die zin ben ik een crime fighter, net als mijnheer Teeven, die via legale weg probeert duidelijk te maken dat datgene wat wij dieren aandoen, in moreel opzicht absoluut niet kan. In alle debatten over terrorisme, of het nu gaat om militante moslims of welk ander terrorisme dan ook, is het van groot belang om te kijken waar het vandaan komt. Waar komt die noodzaak vandaan om te grijpen naar middelen die wij met zijn allen verwerpelijk achten en die ook hard moeten worden aangepakt? Zonder te kijken naar die voedingsbodem, kunnen wij dit debat niet voeren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind dit meten met twee maten. Als je alles op één hoop gooit, moet je niet beginnen met te zeggen dat wij het heel precies alleen moeten hebben over het gewelddadig dierenactivisme.

Is uw hele boodschap niet: het is wel erg, maar uiteindelijk heb ik er toch wel veel begrip voor? Is dat uw boodschap?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Nee, dat is niet mijn boodschap.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik verbaas mij over de reactie van enkele fracties in de Kamer. Het lijkt mij van groot belang en ook volstrekt rationeel om dit soort debatten te voeren, ook over de voedingsbodem. Ik vraag mevrouw Thieme of zij het eens is met een van de aanbevelingen van de AIVD, om de aanbevelingen uit het rapport Een Noodzakelijk Kwaad over dierproeven over te nemen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Daar ben ik het helemaal mee eens.

Voorzitter. Ik vind dat er een kunstmatige heksenjacht is op vermeend terrorisme. Wij moeten er veel energie in steken om geweld tegen dieren harder aan te pakken. Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie, en wel via de legale weg.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De Partij voor de Vrijheid neemt, het zal u niet verrassen, stelling tegen iedere vorm van gewelddadig activisme en van terrorisme, en is dan ook zeker tegen gewelddadig dierenrechtenactivisme, en tegen dierenrechtenterrorisme. Overal waar dat de kop opsteekt, moet die kop krachtig worden ingedrukt. De heer Wolfsen noemde een voorbeeld van hoe mensen zijn belaagd door gewelddadige dierenrechtenactivisten, waarop de politie niets deed dat tot enige oplossing leidde. Verschrikkelijk tegenover de slachtoffers, die dus het gevoel hebben gekregen dat zij er alleen voor staan, maar ook verschrikkelijk tegenover de samenleving als geheel, want het is in wezen een uitnodiging aan die dierenrechtenactivisten die naar gewelddadige middelen grijpen om daarmee gewoon door te gaan.

Het is duidelijk dat in het Verenigd Koninkrijk het dierenrechtenterrorisme en -activisme met gewelddadige grondslagen, met aangescherpte maatregelen en met een versterkte opsporing krachtig wordt aangepakt. In zo'n geval is te voorzien dat het waterbedeffect optreedt. In het VK wordt aanzienlijke druk gezet op die terroristen, en dan valt te voorzien dat die terroristen de wijk nemen naar andere landen, in het bijzonder buurlanden, waar die druk jegens hen minder is of zelfs ontbreekt. Heeft de regering dit waterbedeffect voorzien? Het was immers geen geheim dat in het VK zich heel wat afspeelde op dit gebied, en dat men daar krachtige middelen tegen in stelling bracht. Is geprobeerd te voorkomen dat het probleem van het gewelddadige dierenrechtenactivisme en het dierenrechtenterrorisme zich naar ons land verplaatst?

In de VS is het Animal Liberation Front wel als een terroristische organisatie aangemerkt. Hebben de bewindslieden de vraag onder ogen gezien of het ALF en alle afsplitsingen daarvan niet als een terroristische organisatie moet worden aangemerkt, die het verdient dat daartegen adequate maatregelen worden ingezet? In Elsevier van 23 mei staat een bericht waaruit blijkt dat rechercheurs in Denver die te maken kregen met bomaanslagen, gepleegd door dierenactivisten, een verband ontwaarden met Nederland. Kunnen de ministers daar iets meer over vertellen?

Als gewelddadige dierenrechtenactivisten en gewelddadige dierenrechtenterroristen in de gevangenis belanden, beschouwen zij zichzelf als een politieke gevangene. Zij voeren een guerrilla met politieke aanslagen, en in hun ogen zijn zij de navolgers van de antislavernij activisten van de negentiende eeuw. In juni 1990 zei Volkert van der Graaf het als volgt: je mag dieren niet bezitten; doe je dit wel, dan maak je je schuldig aan slavernij. Radicale activisten als Volkert van der Graaf gaan zover dat zij eerder aan de kant van het dier staan, dan aan de kant van de mens. Dat is het soort personen waarop we ons moeten richten. Ik vraag de bewindslieden om alle mogelijke legale middelen tegen hen in te zetten.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Dit is harde taal, maar dat zijn we gewend van de Partij voor de Vrijheid. Daar is niets op tegen, dat mag in dit huis. Maar als er een voorstel komt om voorbereidingshandelingen voor openlijke geweldpleging strafbaar te stellen, zodat die met een laagdrempelige verdenking en in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord, krijgt dit dan de steun van de Partij voor de Vrijheid?

De heer De Roon (PVV):

Tegenover dat soort suggesties sta ik natuurlijk sympathiek, al zou ik de exacte formulering moeten kunnen bestuderen om steun van de PVV toe te zeggen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is al het nodige gezegd. Wij vragen ons af waarom dit debat een spoeddebat moest zijn; dat moet echt een middel van de Kamer blijven dat alleen in geval van spoed wordt gebruikt.

De stukken die aanleiding voor dit debat zijn, geven een tweeledig beeld: enerzijds lijkt het wat rustiger te worden binnen het gewelddadige dierenactivisme, anderzijds is er radicalisering waar te nemen, een verschuiving naar huisbezoeken en intimidatie. Ik dank de regering voor haar brief. Hoe duiden de bewindslieden deze tweeledigheid en de verschuiving?

Wij zijn blij met het overleg met het Verenigd Koninkrijk over de methoden die daar worden gebruikt. Vaak wordt hier gezegd dat in Nederland voldoende instrumenten beschikbaar zijn, maar waarom beschikken wij niet over de instrumenten die in het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt? Ik denk bijvoorbeeld aan de aanwending van de Anti-Social Behaviour Orders, en het bestuderen van financiële stromen en internetgebruik. Waarom doen wij dat niet? Of doen wij dat misschien wel? Een vergelijking was aardig geweest. Ik hoor ook graag van de ministers of zij vinden dat wij voldoende wettelijke mogelijkheden hebben en of die in Nederland voldoende worden gebruikt.

In het stuk van de AIVD wordt geschreven over antistalkingswetgeving. In ons Wetboek van Strafrecht staat hier het nodige over, volgens mij in artikel 285. De analyse van de AIVD wekt echter de indruk dat er meer mogelijkheden zijn om bepaalde activisten uit de buurt van bedrijven en mensen te houden. Ik vraag me af of die indruk klopt, of er inderdaad in Nederland meer mogelijk is en of er meer nodig zou zijn.

Een van de aanleidingen voor dit debat was de constatering van de heer Van Haersma Buma dat er sprake is van een verschuiving van activisme naar terrorisme. De ministers zeggen op dit moment dat er van echte terreur nog geen sprake is. Toch begrijpen we wel hoe de heer Van Haersma Buma tot een dergelijke constatering komt. Wij vragen ons af of de AIVD er ook op die manier tegenaan kijkt en vindt dat er inmiddels moet worden gesproken van terrorisme. Graag hoor ik van de minister of de AIVD dergelijke afwegingen maakt.

Enkele collega's vroegen al aandacht voor gelaatsbedekkende kleding. Ik vind het lastig om te zeggen dat men alleen zonder bivakmuts of wat dan ook mag demonstreren, maar ik kan me wel voorstellen dat zo'n verbod veel kan betekenen voor de opsporing van gewelddadig activisme. Ik hoor graag uitgebreid van de ministers wat er mogelijk en nodig is op dit punt.

De voorzitter:

Ik maak u erop attent dat dit debat ooit een spoeddebat was, maar toen was de minister verhinderd. Nu is het een gewoon debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hirsch Ballin:

Mijnheer de voorzitter. Dank voor de bijdragen die eigenlijk Kamerbreed aangaven dat de benadering van mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij wordt ondersteund om het fenomeen van gewelddadig dierenrechtenactivisme volstrekt serieus te nemen. Wij hebben daarover een brief gestuurd naar de Kamer, waarin de door ons voorgestane aanpak is aangegeven. Hoewel het hierbij een verschijnsel betreft dat zich weliswaar in kwantitatieve zin beperkt manifesteert, mag het zeker niet worden gebagatelliseerd. Integendeel, omdat het uitermate bedreigend is voor degenen die erdoor getroffen worden, moet het zeer serieus worden genomen. Mijn collega zal onder meer ingaan op de rol die de AIVD in dezen kan spelen en op de bestuurlijke maatregelen, terwijl in mijn betoog de nadruk zal liggen op de strafrechtelijke aanpak en de relatie die er kan zijn met de bestrijding van terroristische activiteiten.

Zoals iedereen hier ook heeft aangegeven, is dit soort terroristische acties niet aanvaardbaar. Wij zijn ons er ook terdege van bewust dat de getroffen ondernemers, wetenschappers en medewerkers in de diverse branches zich door dergelijke acties aangetast of bedreigd voelen in hun persoonlijke levenssfeer. Bij eerdere gelegenheden hebben wij er al over gesproken. Dat heeft ook geleid tot de brief waarnaar ik al verwees. Het is moeilijk om in het fenomeen van dit gewelddadig activisme een voorspelbaar patroon te ontdekken. Zo er al sprake is van een patroon, is het onregelmatig, ook wat betreft de aard van de incidenten, zoals bekladdingen, dreigbrieven of veel erger. Ik noem de acties rond de bestuurders van effectenhuis Van der Moolen en Euronext. Door zulke acties kan de indruk ontstaan dat er sprake is van een gestage groei in aard en omvang. Daarvoor hebben wij echter geen aanwijzingen. In de brief aan de Kamer zijn ook cijfers opgenomen. Er is ook verwezen naar de ontwikkelingen rond een proefdierencentrum. Het patroon is dus onregelmatig.

Sinds 2004 heeft het College van procureurs-generaal de strafrechtelijke onderzoeken naar gewelddadig dierenrechtenactivisme aangemerkt als onderzoeken van nationaal belang. Dat betekent dat het KLPD daarmee nu belast is. Binnen het KLPD is er de Unit Contraterrorisme en Activisme. Aan die prioriteitenstelling wordt uiteraard niet getornd. Het is zeker van belang om in het oog te houden de omvang die het fenomeen van dit gewelddadig activisme elders heeft aangenomen. In het Verenigd Koninkrijk heeft het zeer ernstige en intense vormen aangenomen. Wij willen natuurlijk absoluut niet dat dat op de een of andere manier overslaat of doorzet in de Nederlandse verhoudingen. Verder moet worden gelet op de mogelijkheid dat legale, niet gewelddadige demonstraties door gewelddadige groeperingen worden benut om in de schaduw daarvan tot gewelddadige activiteiten over te gaan. Het is goed om in ieder geval te melden dat vertegenwoordigers van het home office en de ambassade van het Verenigd Koninkrijk in Den Haag de operationele samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en het KLPD enorm waarderen en die als zeer effectief typeren. Wij hebben het OM bij de voorbereiding van dit debat betrokken. Het OM zegt dat de Unit Contra Terrorisme en Activisme elke mogelijkheid zonder enige terughoudendheid dient te benutten om een grootschaliger onderzoek te starten naar een groepering die zich in het kader van dierenrechtenactivisme met illegale handelingen bezighoudt. Het juridisch instrumentarium is daarvoor naar het oordeel van het OM op zichzelf toereikend. Bovendien groeit het instrumentarium op het punt van de criteria voor de inzet mee met de aard van de activiteiten. Ik heb al eerder gezegd dat er in dit stadium naar het oordeel van het OM geen reden is om de activiteiten die zijn geconstateerd, als terroristische misdrijven in de zin van het Wetboek van Strafrecht aan te merken. Als het ernstige misdrijven betreft, kan gebruik worden gemaakt van informatie van de AIVD en de wettelijke bepaling inzake afgeschermde getuigen.

Op dit moment is veroordeling van voorbereidingshandelingen in het kader van openlijke geweldpleging op grond van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht niet uitgesloten. Dan doel ik op die gevallen van openlijke geweldpleging die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben. Dan wordt voldaan aan het vereiste van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht. Gaat het om andere, niet gekwalificeerde vormen van openlijke geweldpleging, dan geldt inderdaad niet de drempel van de toepasselijkheid van de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen. Dan is die drempel niet overschreden.

Ik heb de betogen van de heer Teeven en anderen opgevat als dat zij pleiten voor strafbaarstelling, ook bij voorbereidingshandelingen van niet gekwalificeerde openbare geweldpleging. Ik zal nagaan of dat mogelijk is, maar wijs erop dat het op dit moment niet is uitgesloten voor voorbereidingshandelingen in het kader van openlijke geweldpleging die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het is een feit dat tot nu toe niet door de rechter is overgegaan tot veroordeling en evenmin zijn zaken aangebracht op basis van terroristische wetgeving. Is de minister met mij van mening dat deze acties een dusdanige omvang kunnen krijgen dat niet categorisch is uit te sluiten dat het, gelet op het doel, terroristische misdrijven betreft?

Minister Hirsch Ballin:

Ja, dat is mogelijk. Die vraag kunnen wij echter slechts beantwoorden op basis van de feiten die worden geconstateerd. Het wordt niet een terroristisch misdrijf omdat wij van mening zijn dat dat het geval is. Het worden terroristische misdrijven op het moment dat is voldaan aan het vereiste dat is omschreven in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht; het terroristisch oogmerk. Daaronder wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking – dat kan in dit geval ook van belang zijn – ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of een internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel de fundamentele, politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. Gezien de ontwikkelingen in Engeland kan ik mij de vraag van de heer Van Haersma Buma zeer goed voor stellen. Wij hebben op dit moment geen situatie waarin feiten zijn geconstateerd die ten laste gelegd zouden kunnen worden als misdrijven met een terroristisch oogmerk. Op het moment dat zich dat voordoet, zal uiteraard van die bevoegdheid gebruik kunnen en moeten worden gemaakt.

De heer Teeven (VVD):

Ik begrijp wat de minister zegt over de voorbereidingshandelingen. De veroordeling is mogelijk bij gekwalificeerde openlijke geweldpleging. Het probleem dat ik heb aangekaart ziet echter op iets anders. De minister heeft gelijk dat die veroordeling mogelijk is, maar het gaat om het hanteren van opsporingsbevoegdheden. Het probleem in de praktijk is dat de verdenking van openlijke geweldpleging op dit moment niet de voorbereidingshandelingen omvat. Bij het opsporen van dit soort misdrijven gaat het er juist om, in een vroeg stadium de opsporingsbevoegdheden te kunnen hanteren. Het gaat er dus, populair gezegd, om wanneer je de telefoontaps kunt aansluiten. Dat is het probleem waar men in de praktijk tegenaan loopt.

Minister Hirsch Ballin:

De opsporingsbevoegdheden volgen de omschrijving van de feiten waarop zij betrekking hebben. Dus op het moment dat zich een verdenking manifesteert van voorbereidingshandelingen die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben, zou daarvan gebruik kunnen worden gemaakt. Ik begrijp wel het praktische probleem dat de heer Teeven aanduidt. Dat is erin gelegen dat het gekwalificeerde misdrijf hier omschreven is via het gevolg. Dus er zou een vrij grote mate van voorzienbaarheid van het gevolg aanwezig moeten zijn, wil je daadwerkelijk van die opsporingsbevoegdheid gebruik kunnen maken. Dat is inderdaad een reden waarom ik bereid ben om te bezien of wij op dit punt tot een verruiming moeten komen. Het is niet uitgesloten, maar er zit door het feitelijke causale karakter van de kwalificatie van het misdrijf een probleem in de praktische toepasbaarheid. Dat zullen wij onder ogen zien.

Dan nog een opmerking over het proactieve optreden tegen activiteiten van actievoerders op het internet, het vermelden van namen en adressen van medewerkers van bedreigde bedrijven. Wat valt er te doen als actievoerders op de sites gewelddadige acties aankondigen? Het Openbaar Ministerie zal zeker optreden tegen de vermelding van adressen van eigenaren en medewerkers van instellingen die onder vuur liggen van dierenrechtenactivisten. Ik wijs er ook op dat het OM in een dergelijk geval het College bescherming persoonsgegevens kan informeren. Het College bescherming persoonsgegevens kan bestuursdwang toepassen. Ik zal mij laten informeren over de plaats die deze bevoegdheid van het College bescherming persoonsgegevens heeft in het geheel van de activiteiten van het college. Mogelijk kan dat in een breder gesprek over het college en de prioriteitstelling aan de orde komen. Het lijkt mij buitengewoon zinnig om ook deze bevoegdheid hierin te betrekken. Het uit de lucht halen van internetsites waarop acties worden aangekondigd, is lastiger omdat de strafbaarstelling lastig is. Enkel het voornemen tot een strafbaar feit is immers geen grond om iemand aan te pakken. Daarvoor gelden de voorbereidingshandelingendrempels, niet alleen in relatie tot openbare geweldpleging maar ook tot andere misdrijven.

De relatie tot de bepalingen van de wetgeving over terroristische misdrijven is al aan de orde geweest. Dat geldt ook voor de toepassing van het instrumentarium van de terrorismebestrijding die daaruit volgt. Wij kunnen constateren dat zich op dit moment nog geen situatie heeft voorgedaan die zich als zodanig kwalificeert. Dat neemt uiteraard niet weg dat wij hierop alert zullen zijn. Daarbij is ook van belang dat wij goed in het oog houden hoe en op welke momenten er kennis van dit soort misdrijven aan de orde kan komen. De mogelijkheid om informatie van de AIVD in het strafproces in te brengen bestaat, namelijk door het uitbrengen van een ambtsbericht aan het OM. Een ambtsbericht kan bijdragen aan het bewijs, maar een ambtsbericht alleen is onvoldoende om tot veroordeling te komen. Doordat de rechter-commissaris de aan het ambtsbericht ten grondslag liggende stukken kan inzien, kan hij het ambtsbericht beoordelen. De recente Wet afgeschermde getuigen heeft de mogelijkheden vergroot. Bovendien kan de rechter-commissaris ingebrachte AIVD-informatie verifiëren en toetsen, wat de mogelijke toepassing vergroot als het gaat om ernstige misdrijven. Daarbij moeten wij wel bedenken dat de AIVD geen bronnen bekend kan maken.

De heer Van Haersma Buma vroeg nog naar het aantal aanhoudingen. Ik denk dat uit de statistiek per jaar niet te vergaande conclusies moeten worden getrokken. In het jaar 2006 was er op dit vlak geen grote gebeurtenis zoals in 2004-2005. Uiteraard heeft dat de omvang van het aantal aanhoudingen bepaald. Ik zei het al: het verloop is grillig.

De heer Van der Staaij vroeg wat er nu daadwerkelijk gebeurt met de verbetering van de registratie. Daar hebben wij in de brief het een en ander over gezegd. Registratie bij OM en politie vindt plaats op delict, niet op de context van het delict. Dat is in verband met andere bedrijven recentelijk aan de orde geweest, ook bij misdrijven in een heel andere context zoals discriminatoire geweldpleging gerelateerd aan homohaat. Er wordt op dit moment in de context van GPS gewerkt aan een systeem dat meer mogelijkheden biedt om dit soort contextuele informatie, uiteraard mits die door de politie beschikbaar wordt gesteld, bij het OM te verdisconteren.

De heer Wolfsen sprak ook over het aantal aanhoudingen. De heer De Wit vroeg naar de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek Euronext-Van der Moolen. Het onderzoek loopt nog. Allerlei mogelijke sporen, ook forensische, worden nagegaan. Daarbij wordt ook samengewerkt met de Britse autoriteiten.

Over de samenwerking met de Britse autoriteiten wil ik nog het volgende zeggen. Er wordt goed samengewerkt bij het voorkomen en bestrijden van gewelddadig dierenrechtenactivisme. Dat gebeurt op verschillende niveaus, zowel op beleidsniveau, tussen de overheden, als op operationeel vlak. Een voorbeeld is het project Fartin van 1 mei jongstleden. Dat was een grootschalige internationale politieactie op initiatief van de Britse collega's. Daarbij zijn in verschillende landen politie-invallen gedaan, waaronder ook twee invallen in Nederland. Het is ook van belang dat bedrijven met elkaar in contact treden. Dat stimuleren wij om ook op dit punt uit ervaringen te leren, uiteraard ook met het oog op preventie. De Britten hebben veel ervaring hiermee en dat is zeker van belang voor Nederlandse bedrijven bij communicatiebeveiliging en, uiteraard, bij de samenwerking met de politie. Daarmee gaan wij door. Waar nodig zal dit worden geïntensiveerd.

Ik hoop daarmee mijn deel van de vragen voldoende te hebben beantwoord.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik wil graag weten of minister Ter Horst gaat spreken over de gelaatsbedekkende kleding en mijn vraag daarover.

Minister Ter Horst:

Daar ga ik over spreken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Zal minister Ter Horst ook spreken over preventie en de vragen die ik heb gesteld over de implementatie van de aanbevelingen uit Een Noodzakelijk Kwaad?

Minister Hirsch Ballin:

Dat zal ik even bekijken.

Minister Ter Horst:

Dat kan wellicht in tweede termijn.

De heer De Roon (PVV):

Ik wil graag weten welke minister mijn vraag over het mogelijk verband tussen de bomaanslagen in Denver en Nederland gaat bespreken.

De voorzitter:

Ik zie dat minister Ter Horst knikt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het heeft niet mijn voorkeur dat op mijn vraag in tweede termijn wordt ingegaan omdat ik hierover misschien een motie wil indienen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties haar betoog begint en dat wij straks de minister van Justitie nog even de gelegenheid geven om op de vraag van mevrouw Azough te reageren.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Een aantal punten valt onder mijn portefeuille. Daarop zal ik nu reageren.

Een aantal leden heeft gesproken over de mogelijkheid om de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid van toepassing te verklaren op dierenrechtenactivisme. Ik denk dat het goed is om te zeggen dat die wet is bedoeld voor situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is. Door een aantal sprekers, door de minister van Justitie en door mij is al gezegd dat de nationale veiligheid niet in het geding is bij dierenrechtenactivisme, omdat deze activiteiten zijn gericht op individuele personen en bedrijven. Hoe ernstig ook, de stand van zaken is niet dat de nationale veiligheid in het geding is. Als je vindt dat bepaalde maatregelen uit de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid van toepassing moeten worden verklaard op dierenrechtenactivisme, denk ik dat je niet kunstmatig moet proberen om dit onder de titel terrorisme te brengen, maar dan moet je een autonome discussie voeren over de vraag of die maatregelen van toepassing moeten zijn op bepaalde vormen van dierenrechtenactivisme.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als wij die discussie autonoom moeten voeren, dreigen wij deze nooit te voeren. U zegt dat er geen gevaar is voor de nationale veiligheid. Dat kan je op een gegeven ogenblik wel betwisten als je kijkt naar wat er in Engeland gebeurt. Waarom halen wij geen elementen uit die wet die het mogelijk maken om dan tijdig op te kunnen treden?

Minister Ter Horst:

Een van de sprekers verwees naar de bijeenkomst die wij hadden over voetbalvandalisme. Daarbij zijn een aantal maatregelen voorgesteld die ook voorkomen in de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. Voetbalvandalisme is wel ernstig, maar het bedreigt nog niet de nationale veiligheid. Daarom zeg ik dat het zuiverder zou zijn om je af te vragen of de maatregelen in de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid van toepassing verklaard moeten worden op bepaalde vormen van dierenrechtenactivisme. Dat vind ik een betere discussie dan om kunstmatig te proberen om die activiteiten onder te brengen bij terrorisme. Ik ben best bereid om die discussie te voeren en te bekijken of het noodzakelijk is om die maatregelen toe te passen. Op dit moment zeggen de minister van Justitie en ik dat wij dat nog niet noodzakelijk vinden. Ik geef het kader aan waarbinnen die discussie gevoerd zou moeten worden.

De Partij van de Arbeidfractie en een van de andere fracties spraken over de cijfers. De cijfers in de notitie zijn helaas niet helemaal juist, dus ik maak van de gelegenheid gebruik om een correctie aan te brengen. In de brief wordt als aantal legale acties genoemd: 267, maar dat moet 245 zijn. Het vermelde aantal illegale acties is 142, maar dat moet zijn 164. Het totaal komt op hetzelfde uit. Er is geprobeerd in korte tijd een zeer inhoudelijke brief te sturen en helaas is daarbij een klein foutje ingeslopen.

De heer Wolfsen heeft gesproken over de problemen in 2003, omdat de opsporing niet op orde was. Tot ons genoegen heeft hij gezegd dat er de afgelopen jaren erg veel is gebeurd op dit terrein. Mijn informatie is ook dat men tegen terroristische acties niet is verzekerd, dus het heeft gevolgen voor een slachtoffer voor dierenrechtenactivisme als dit wordt ondergebracht bij terrorisme. Wellicht komt er een moment dat verzekeringsmaatschappijen bereid zijn om te verzekeren tegen terroristische acties.

Mevrouw Azough heeft gevraagd of de urgentie die uit de brief spreekt, kleiner is dan de urgentie die uit het AIVD-rapport spreekt. Ik denk dat dit niet het geval is. Er is geen verschil in urgentie zoals gevoeld door de AIVD of door beide ministers. Misschien is een verschil dat het AIVD-rapport vooral is gericht op mogelijke toekomstige bedreigingen. Het is ook de taak van de AIVD om daarvan een inschatting te geven. In de brief van de minister van Justitie en van mij wordt vooral verslag gedaan van de stand van zaken.

Mevrouw Azough heeft voorts gevraagd, hoe intensief de AIVD dierenrechtenactivisme in de gaten houdt. De AIVD doet dat in het kader van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Hij kijkt naar aantastingen van de democratische rechtsorde. In dat kader wordt natuurlijk ook gekeken naar radicale uitingen van dierenrechtenactivisten. De AIVD kan daartoe alle middelen gebruiken die hem in de WIV ter beschikking staan. Men zal begrijpen dat ik verder over de precieze aard van die operaties geen mededelingen kan doen.

Mevrouw Azough heeft ook gevraagd hoeveel politieagenten zich bezighouden met het dierenrechtenactivisme. De minister van Justitie gaf al aan dat er bij het KLPD een unit contraterrorisme en activisme is. Die unit bestaat uit meer dan 100 fte, maar die richt zich én op activisme én op terrorisme. De precieze verdeling kan ik niet geven, maar die is misschien ook minder relevant. De unit richt zich op de verschillende vormen van terrorisme en activisme die er zijn.

Er is een vraag gesteld over de gelaatsbedekkende kleding. Ik wijs op de tekst in het regeerakkoord. Uiteraard gaan deze ministers daar serieus mee om. Ik denk dat het ook belangrijk is om te zeggen dat het nu al mogelijk is om gelaatsbedekkende kleding te verbieden vanuit openbareordeaspecten. Dat betekent dat een burgemeester, wanneer dat in de APV is opgenomen, de mogelijkheid heeft om dat te doen. Een burgemeester kan dus ook van het dragen van een bivakmuts zeggen dat hij dat vanuit openbareordeaspecten onwenselijk vindt. Dat kan dan ook verboden worden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Wat bedoelt u daar nu precies mee te zeggen? Het kan al? Die zin is immers niet voor niets opgeschreven. Komt er nog een vervolg op de vraag of zoiets landelijk moet worden aangepakt?

Minister Ter Horst:

Wij gaan onderzoeken of het noodzakelijk is om extra maatregelen te nemen. Ik neem aan dat u met ons vindt dat als dat niet noodzakelijk is en als de huidige instrumenten als voldoende worden beoordeeld, het dan niet nodig is om extra maatregelen te nemen. Maar stel dat het kabinet tot het oordeel komt dat wat er nu aan mogelijkheden is, onvoldoende is, dan zou het met maatregelen kunnen komen om daar een aanvulling op te geven. Het debat met de Kamer daarover zal zeker nog worden gevoerd. Maar eerst moet worden beoordeeld of het voldoende of onvoldoende is.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan komt de minister dus later terug met een beoordeling, ook in het licht van dit debat?

Minister Ter Horst:

Als de minister van Justitie en ik die beoordeling hebben gemaakt, zullen wij die uiteraard ter beschikking stellen van de Kamer.

De heer Teeven heeft gevraagd of de AIVD nauw samenwerkt met alle regio's van de politie. Ja, dat is het geval. Dat gebeurt via de zogenaamde regionale inlichtingendiensten (RID's). Waar het op landelijk niveau een rol speelt, is die samenwerking er met het KLPD. Het is dus een regionaal netwerk van samenwerking.

Mevrouw Thieme heeft gezegd dat zij zich verzet tegen een heksenjacht via vermeend terrorisme. Ik neem eigenlijk onmiddellijk aan dat dat niet slaat op de brief die beide ministers hebben gestuurd. Ik zie dat mevrouw Thieme nu haar hoofd schudt. Ik maakte me al een beetje zorgen, dus ik ben blij dat zij dat nu aangeeft.

De heer De Roon heeft een vraag gesteld over het verband tussen Denver en activisme in Nederland. Ik kan hem op dat punt geruststellen. Dat verband is er niet. Er is één keer een incident geweest, maar dat leidt niet tot de conclusie dat die relatie bestaat.

De heer De Roon heeft voorts gevraagd of Britse dierenrechtenactivisten naar Nederland uitwijken vanwege het wellicht liberalere beleid. Je moet natuurlijk altijd oppassen voor een waterbedeffect: dat als je ergens te veel gaat drukken, het dan ergens anders naar boven komt. Ook voordat de Britse wetgeving werd aangescherpt, waren er al intensieve contacten tussen Nederlandse en Britse activisten. Ons beeld is niet dat, omdat er in Engeland harder wordt gedrukt, het in Nederland naar boven komt. Maar je moet buitengewoon alert zijn op het mogelijk ontstaan daarvan.

In Engeland ken men een antisocial behaviour order. De heren De Roon en Van Haersma Buma hebben gevraagd of iets dergelijks in Nederland niet ook zinvol is. Binnenkort komt er een voorstel van beide ministers in het kabinet over ernstige overlast en de mogelijkheid om op gedragsniveau daartegen maatregelen te nemen. Het is misschien niet helemaal vergelijkbaar, maar ik denk dat dit wel in de lijn is van de antisocial behaviour order. Ik vraag de Kamer op dat punt enig geduld te betrachten.

In het AIVD-rapport staat dat er naar aanleiding van het rapport Een Noodzakelijk Kwaad een discussie over dierproeven is geweest. Wij stellen uw Kamer voor om de discussie over het omgaan met dierproeven te laten voeren door de minister die daarvoor verantwoordelijk is, de minister van VWS.

De voorzitter:

Ik zie dat twee leden willen interrumperen. Ik spreek gelijk met de Kamer af, dat de leden in tweede termijn allen één spreekminuut krijgen, inclusief de tijd nodig voor het indienen van moties.

De heer Teeven (VVD):

Ik weet niet of ik deze vraag moet stellen aan de minister van Binnenlandse Zaken of die van Justitie. Ik richt mijn vraag daarom maar tot beiden.

Uit het antwoord op de vraag van de heer Van Haersma Buma over gelaatsbedekkende kleding kreeg ik de indruk dat de minister van Binnenlandse Zaken wil bezien of een aparte maatregel daarvoor nodig is óf dat dit past binnen de bestaande maatregelen inzake de openbare orde en veiligheid. Is er reden om de bivakmuts met twee gaten voor ogen en een gat voor de mond in het Wetboek van Strafrecht op te nemen? Is er geen reden om aansluiting te zoeken bij artikel 435a, een artikel uit 1933, en het dragen van bivakmutsen strafrechtelijk te verbieden? Niks openbare orde en veiligheid, maar gewoon het Wetboek van Strafrecht

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De vraag die ik heb gesteld, is niet beantwoord, maar doorgeschoven naar de minister van VWS, terwijl de vraag volgens mij toch thuishoort bij de minister van Binnenlandse Zaken.

De AIVD geeft in zijn aanbevelingen aan dat het om verdere radicalisering tegen te gaan noodzakelijk is om Een Noodzakelijk Kwaad en de aanbevelingen daarin serieus te nemen. De minister van Binnenlandse Zaken heeft een plan van aanpak over het tegengaan van radicalisering en over preventie toegezegd. Het moet daarbij niet alleen gaan over autochtonen en allochtonen, jongeren op het vlak van islamterrorisme of rechtsextremisme, maar ook op het vlak van dierenrechtenactivisten. Ik vraag haar om duidelijk aan te geven of er aanbevelingen of extra maatregelen mogelijk zijn op het vlak van dierproeven om tegen te gaan dat die een voedingsbodem vormen voor het dierenrechtenextremise.

Minister Hirsch Ballin:

Ik dank de heer Teeven voor zijn suggestie. Er zijn inderdaad strafbepalingen die betrekking hebben op wat je mag dragen, zoals het klassieke uit de jaren dertig daterende uniformverbod en het verbod om bepaalde onderscheidingstekenen te dragen. Het zou niet goed zijn om nu vanmiddag even te concluderen tot nieuwe wetgeving. Mijn collega heeft al aangegeven dat wij het analyseren en daarna uw Kamer samen over het resultaat zullen berichten. De suggestie van de heer Teeven over het Wetboek van Strafrecht is een van de zaken die wij daarbij onder ogen zullen zien.

Minister Ter Horst:

Als ik mevrouw Azough goed begrijp, vraagt zij om in het kader van de nota over radicalisering na te gaan of er ten aanzien van dierproeven sprake kan zijn van een relatie met mogelijke radicalisering. Ik ben bereid mij daarop voor te bereiden voor het debat dat wij over de nota zullen hebben, want de nota is al door het kabinet vastgesteld, zodat het moeilijk is om daarin hierover nog iets op te nemen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor de uitgebreide beantwoording. Het is duidelijk dat zij deze problematiek zeer serieus nemen en aandacht hebben voor de inzet van de AIVD, de politie en het OM. Het is van groot belang dat wij in de toekomst nog beter in staat zijn om de radicale dierenactivisten te pakken. Het baart zorgen dat wij nu te weinig in staat zijn om deze mensen daadwerkelijk achter de tralies te krijgen.

De minister van Justitie heeft een duidelijk antwoord gegeven op mijn vraag hoe deze activiteiten moeten worden gezien in het licht van terrorisme. Bij ernstige zaken, zoals die in Engeland plaatsvinden, kan de terrorismewet worden ingezet. Terrorisme betreft niet alleen moslimradicalisme maar ook andere misdrijven. Ook hierbij kan deze wetgeving worden gebruikt.

De minister van Binnenlandse Zaken is onder andere ingegaan op de wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. Zij heeft toegezegd daarnaar te zullen kijken. De CDA-fractie en een aantal andere fracties vinden het toch belangrijk om mee te geven in welke richting dat zou moeten gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gewelddadige dierenactivisme vroegtijdig moet kunnen worden aangepakt;

van oordeel dat onderdelen van de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid zeer effectief kunnen zijn;

verzoekt de regering, voorstellen te doen teneinde de mogelijkheden van de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid zoals een gebiedsverbod, een persoonsverbod en een meldingsplicht in te zetten tegen radicale dierenactivisten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma, Teeven, Van der Staaij, De Roon en Anker.

Zij krijgt nr. 104(30800-VI).

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Ik had mij gemeld voor de tweede termijn, maar ik ben eigenlijk volledig tevreden met de antwoorden van de ministers. Het blijkt dat zij het fenomeen buitengewoon serieus nemen. Ik ben dankbaar voor de heldere beantwoording.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik ben over het algemeen zeer tevreden met de beantwoording van het kabinet. Ik was al tevreden over het beleid en de maatregelen die zijn genomen in de laatste jaren. Het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken op mijn vraag over het tegengaan van radicalisering, lijkt mij echter een beetje het bos in te sturen. In het najaar wordt pas het debat gevoerd over het plan van aanpak en de precieze maatregelen op het vlak van dierenrechtenactivisme. Ik vraag me af of er concrete conclusies en maatregelen zullen komen. Het is belangrijk dat daarover wordt nagedacht en dat het niet wordt weggewuifd als een taboeonderwerp.

Heel veel mensen maken zich zorgen over het leed dat dieren wordt aangedaan. Gelukkig zijn de meesten van oordeel dat daartegen op een democratische manier moet worden geprotesteerd. Helaas zijn er enkelen die dat op een gewelddadige manier doen, wat moet worden tegengegaan. Ik dien een motie in over andere mogelijkheden die zouden moeten worden onderzocht.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in september 2005 het rapport Een Noodzakelijk Kwaad is verschenen met een aantal aanbevelingen op het vlak van dierproeven en dierenrechtenactivisme;

overwegende dat de AIVD in zijn nota Dierenrechtenactivisme in Nederland aangeeft dat implementatie van een aantal aanbevelingen uit Een Noodzakelijk Kwaad verdere radicalisering van het vigerende dierenrechtenactivisme kan voorkomen;

verzoekt de regering, te onderzoeken of en zo ja, hoe de aanbevelingen uit Een Noodzakelijk Kwaad kunnen worden geïmplementeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(30800-VI).

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ook de VVD-fractie bedankt de beide bewindslieden voor hun antwoorden. Wij hebben het idee gekregen dat het onderwerp serieus wordt genomen door het kabinet. Verder hebben wij goed gehoord wat de minister van Binnenlandse Zaken zei over de samenwerking tussen de AIVD en alle politiekorpsen in Nederland. Er kan op dit terrein dus eigenlijk niets meer fout gaan de komende jaren; dit geeft vertrouwen.

Wij zijn ook blij met de toezegging van de minister van Justitie om de specifieke strafbaarstelling inzake gelaatsbedekkende kleding te onderzoeken. Daarnaast was er een interessante discussie over de voorbereidingshandelingen met betrekking tot openlijke geweldpleging, ook nog na de interruptie. Wij weten beide waar het punt zit, dus daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de acties van gewelddadige dierenrechtenactivisten zich vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland verplaatsen;

overwegende dat deze acties bovendien een steeds groter gebied van het Nederlands economisch leven bestrijken;

van oordeel dat de acties van gewelddadige dierenrechtenactivisten een terroristisch karakter kunnen hebben;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om voorbereidingshandelingen tot openlijke geweldpleging in de meest ruime vorm strafbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teeven en De Roon. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(30800-VI).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Mijn eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het geboden is om de ontwikkeling van criminele terroristische activiteiten van het Animal Liberation Front in ons land in te kiem te smoren;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het Animal Liberation Front als een terroristische organisatie kan worden aangemerkt, en adequate maatregelen te ontwikkelen om de ontplooiing van illegale activiteiten van deze organisatie te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107(30800-VI).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Mijn tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat terroristen overtuigingsdaders zijn die zich door lichte straffen niet af laten houden van het plegen van misdrijven;

overwegende dat het De Roonin dergelijke gevallen noodzakelijk is om de deelnemers aan een terroristische organisatie gedurende langere tijd uit de maatschappij te verwijderen teneinde de samenleving langdurig tegen hen te beschermen;

verzoekt de regering, te komen met een wetsvoorstel waarin een aanzienlijke minimumgevangenisstraf wordt ingevoerd voor deelneming aan een criminele organisatie met terroristisch oogmerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108(30800-VI).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Mijn laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat terroristen overtuigingsdaders zijn die zich door lichte straffen niet af laten houden van het plegen van misdrijven;

overwegende dat het noodzakelijk is om de samenleving langduriger te kunnen beschermen tegen de daders van de misdrijven vernieling, bedreiging en belaging, gepleegd met terroristisch oogmerk, door hen gedurende langere tijd uit de maatschappij te verwijderen;

verzoekt de regering, te komen met een wetsvoorstel waarin het strafmaximum voor het plegen van deze misdrijven wordt verhoogd indien zij zijn begaan met terroristisch oogmerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(30800-VI).

Er zijn zes moties ingediend. De beide ministers hebben deze nog niet alle in hun bezit. Ik schors de vergadering enkele ogenblikken tot dit het geval is.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik meen dat er twee moties zien ingediend die een reactie van mijn kant vergen. Dat betreft in de eerste plaats de motie met als eerste ondertekenaar de heer Van Haersma Buma die handelt over de bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. In eerste termijn heb ik al gezegd dat ik van mening ben dat je niet moet proberen om activiteiten kunstmatig te rangschikken onder terrorisme om maatregelen te kunnen nemen die zijn opgenomen in de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. Dat neemt niet weg dat wij bereid zijn om te bezien of de maatregelen die hij noemt, zoals gebiedsverbod en persoonsgebod, die inderdaad in de genoemde wet voorkomen maar wellicht ook in de Wet ernstige overlast, van toepassing kunnen zijn op dierenrechtenactivisme. Ik neem aan dat het de heer Van Haersma Buma niet erg veel uitmaakt welke wet wij ervoor zouden hanteren. Ons misschien wel, maar het gaat hem erom of de maatregelen van toepassing zouden kunnen zijn. Dat zeggen wij toe.

Ik zit wat met de motie van mevrouw Azough. Er is nooit iets tegen om te onderzoeken of bepaalde aanbevelingen uit Een Noodzakelijk Kwaad geïmplementeerd kunnen worden. De minister van VWS speelt hier ook een rol in. Bovendien wordt uitgegaan van de redenering dat het bestaan van dierproeven kan leiden tot radicalisering. Als je geen dierproeven meer zou hebben, zou er ook geen radicalisering meer zijn. Ik ben het met die redenering niet eens. Ik ga akkoord met nagaan of het verstandig is om de aanbevelingen te implementeren, maar ik deel niet die redenering.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Die redenering is ook niet de mijne. Ik ga puur uit van de nota, waarin een aantal voorstellen staan voor transparantie rondom dierproeven. De nota is door de AIVD omarmd om ervoor te zorgen dat verdere verharding voorkomen wordt. Dat vind ik een belangrijk onderdeel. Samenwerken met VWS is wat mij betreft vanzelfsprekend. Bij islamterrorisme werken wij ook samen met WWI.

Minister Ter Horst:

Wij zijn het met elkaar eens dat wij verdere verharding moeten tegengaan. Ik zeg toe dat ik Een Noodzakelijk Kwaad daarop zal bekijken. Ik zal beoordelen of het zinvol is om de maatregelen die daarin staan, daadwerkelijk te implementeren. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

De heer Teeven heeft in mijn bijdrage gehoord dat er een goede relatie is tussen de RIVD en de AIVD en heeft daaruit de conclusie getrokken dat er niks meer fout kan gaan. Die conclusie laat ik aan hem.

Minister Hirsch Ballin:

Mijnheer de voorzitter. De heer De Roon stelt bij motie voor, het Animal Liberation Front als terroristische organisatie aan te merken. De eerste vraag die daarbij gesteld kan worden, is of het een organisatie is of alleen een naam die voor bepaalde activiteiten wordt gebruikt. De tweede vraag is of wij met het aanmerken als terroristische organisatie, met alle rechtsgevolgen van dien, op het goede spoor komen als dat per Kamerdebat zonder voorinformatie wordt beslist. De vraag beantwoord ik ontkennend. Ook hier gelden eisen van procedures. Er is in de Eerste Kamer hierover een motie aangenomen, en in de Tweede Kamer is met grote meerderheid uitgesproken dat plaatsing op de lijst van terroristische organisaties een goede procedure vereist. Daarin past niet om bij motie dit zo uit te spreken. Ik ontraad de motie derhalve.

Hetzelfde geldt voor de motie van de heer De Roon over de maxima en de minima. Hierover zijn al verscheidene malen door hem en zijn fractiegenoten moties ingediend. De strafmaxima zijn in ons land verhoogd op basis van systematisch onderzoek. Waar het ging om terroristische misdrijven is in het kader van de specifieke wetgeving op dit terrein besloten tot hogere strafmaxima. Ik zie dus geen reden om, wetend dat de maxima zijn verhoogd en dat daarvan gebruik kan worden gemaakt, waarbij nergens is gebleken dat de maxima te laag zouden zijn, daarvan af te wijken. Wat de minima betreft verwijs ik wat daarover eerder is gezegd.

Ik kom toe aan de motie van de heer Teeven over de verplaatsing van activiteiten vanuit het VK naar Nederland. Er wordt verzocht met voorstellen te komen om voorbereidingshandelingen met betrekking tot openlijke geweldpleging in de meest ruime vorm strafbaar te stellen. In het debat heb ik net al gezegd dat ik wil nagaan of wij daartoe kunnen komen. De gedachte van het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot openlijke geweldpleging, ook als die niet voldoen aan de bijzondere kenmerken waarover wij het hebben gehad, neem ik serieus. Over het onderzoek zal ik de Kamer berichten, wellicht in samenhang met onderwerpen die aan de orde komen bij het voetbalgeweld. Het lijkt mij niet verstandig om daarover bij voorbaat een uitspraak te doen, dus ik aarzel of ik de motie moet ontraden, of moet zeggen dat zij overbodig is. Het lijkt mij beter als de heer Teeven genoegen neemt met mijn toezegging dat ik de Kamer daarover een brief zal sturen.

De heer Teeven (VVD):

Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Teeven stel ik voor, zijn motie (30800-VI, nr. 106) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.40 uur tot 19.40 uur geschorst.

Naar boven