Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg over de Belastingdienst (30800 IXB, nr. 37).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie heeft bij herhaling vragen gesteld over het grote aantal mensen dat wacht op teruggave van te veel betaalde zorgpremie. In het algemeen overleg is dit aan de orde geweest. Nog steeds is er geen zicht op wanneer het zal gebeuren. Om die reden dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in 2006 niet mogelijk was om in het geval van meerdere inkomensbronnen rekening te houden met het feit dat de inkomensafhankelijke bijdrage is gemaximeerd bij een inkomen van € 30.015;

overwegende dat dit heeft geleid tot een ingewikkeld en niet werkend systeem waarbij te veel betaalde zorgpremie over 2006 pas in 2007 of, nog steeds niet, kan worden terugbetaald;

constaterende dat voor de toekomst een beter systeem van premieheffing moet worden geïntroduceerd, waardoor het te veel betalen van inkomensafhankelijke zorgpremie zal worden voorkomen;

verzoekt de regering, uitvoering te geven aan eerdere toezeggingen van diverse bewindspersonen en binnen twee maanden met een voorstel te komen dat erin voorziet dat deze problemen structureel worden opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(31066).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris teruggave van te veel betaalde inkomensafhankelijke premie Zvw aan een beperkte groep gepensioneerden toezegde vóór 1 september 2006 en aan de rest van de rechthebbenden, zoals mensen met meerdere dienstbetrekkingen of uitkeringen, via het reguliere traject 2007;

constaterende dat het te veel betaalde bedrag aan veel mensen nog steeds niet is teruggegeven en tienduizenden mensen hierdoor al lange tijd in onzekerheid verkeren of én hoe zij het bedrag zullen ontvangen;

verzoekt de regering, het te veel betaalde bedrag met heffingsrente binnen een maand rechtstreeks via de Belastingdienst terug te betalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31066).

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Voorzitter. Het is mij bekend dat de brief van de staatssecretaris vanmorgen is binnengekomen, waarin hij aangeeft nog geen oplossing te kunnen aanbieden omdat het niet gemakkelijk binnen handbereik ligt om de loongegevens tot stand te brengen. Ik ga er echter van uit dat de Belastingdienst als uitvoerende instantie de verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt. Het kabinet spreekt met één mond. Ik verwacht dan ook van de staatssecretaris een duidelijk antwoord en vooral een toezegging.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is mij de afgelopen jaren niet ontgaan dat de Belastingdienst zeer zwaar onder druk is gezet dankzij de te snelle invoering van de Zorgverzekeringswet van de partijgenoot van mevrouw Dezentjé Hamming. Ik heb dus wel enige sympathie voor de staatssecretaris die hier zit, maar ik begrijp uit zijn brief dat hij binnen een paar dagen wellicht beide moties van mevrouw Dezentjé Hamming uitvoert. Of heeft zij zulke sterke indicaties dat dit niet het geval is dat zij ze nu toch moet indienen?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik had er Dezentjé Hammingbehoefte aan om deze moties in te dienen. Ruim een week geleden is een brief binnengekomen, waarin op een vraag van de VVD is aangegeven dat de loongegevens uit de bestanden van het UWV nog steeds niet op orde zijn. Zodra de kwaliteit van de loongegevens voldoende is, aldus de staatssecretaris, kan het terugbetalingsproces in gang worden gezet. En dan duurt het nog enkele weken. Er zijn heel veel mensen, tienduizenden, die soms al ruim een jaar op hun geld wachten. Dat is voor mij aanleiding om te vragen waarom de informatie die over drie dagen beschikbaar is, vandaag niet kan worden gegeven.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

U hebt meer ervaring in dit huis dan ik, maar ik heb begrepen dat het hier een goed gebruik is om moties in te dienen om bewindslieden aan te sporen om bepaalde dingen te doen. Is dat juist?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik sta hier om een toezegging aan de staatssecretaris te ontlokken dat inderdaad de mensen die op hun geld wachten, zo snel mogelijk worden geholpen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Mag ik u verwijzen naar de brief die u vanmorgen van de staatssecretaris hebt ontvangen? Deelt u mijn mening dat in die brief duidelijk wordt aangegeven dat de staatssecretaris onverwijld aan de slag gaat om de juiste oplossing voor dit probleem te zoeken?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Dat staat er inderdaad, maar hij had dat al een jaar geleden kunnen doen. Voor ons is het geduld nu op. Wij wachten al een jaar. Het had veel eerder moeten gebeuren. Ik snap niet waarom de oplossing over drie dagen wel kan en vandaag niet. Het lijkt mij dat dit ook vandaag moet kunnen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Als mijn geheugen mij niet in de steek laat, was uw partijgenoot de heer Zalm een jaar geleden verantwoordelijk voor de Belastingdienst. Klopt dat?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Sterker nog, de heer Zalm heeft toegezegd dat deze mensen zo snel mogelijk zouden worden terugbetaald. Vervolgens heeft minister Donner van Sociale Zaken een toezegging gedaan, net als de minister van Volksgezondheid, maar er is nog steeds niets gebeurd. Die mensen zitten nog steeds op hun geld te wachten. Ik heb als Kamerlid geen andere keuze dan om de staatssecretaris echt om een harde toezegging te vragen. Dat doe ik met behulp van een motie. Ik neem aan dat u die ondersteunt, want u hebt al gezegd dat u het belang ervan onderkent. Ik reken ook op uw fractie.

De voorzitter:

Ziet u af van uw eigen termijn?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Nee, daar zie ik niet vanaf.

De voorzitter:

Dan kunt u uw opmerkingen in uw eigen termijn maken.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Er is een lang algemeen overleg geweest over de vele problemen met de toeslagen bij de Belastingdienst, waarover nog steeds berichten binnenkomen. Mijn fractie vindt dat er compensatie tegenover mag staan, als burgers problemen ondervinden van de Belastingdienst. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat personen die in aanmerking komen voor een toeslag zeer afhankelijk zijn van een snelle en correcte afhandeling van hun aanvraag, omdat zij niet beschikken over voldoende liggende gelden om een lange wachttijd te overbruggen;

overwegende dat uit vele signalen van aanvragers en hulpverleners blijkt dat er nog steeds sprake is van overschrijdingen van behandeltermijnen;

spreekt uit dat complete aanvragen voor een toeslag en bezwaarschriften binnen vier respectievelijk zes weken afgehandeld dienen te worden;

spreekt uit dat de Belastingdienst bij een overschrijding van de maximale afhandelingstermijn een vorm van financiële compensatie dient te bieden;

verzoekt de regering, binnen een redelijke termijn een uitgewerkt voorstel aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang en Jansen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31066).

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Voorzitter. Zoals ik reeds tijdens de regeling zei, vormt te veel betaalde zorgpremie een belangrijk probleem. De heer Irrgang heeft gelijk dat het vaak gaat om mensen met een kleine beurs die op die centen zitten te wachten, en dat is een ernstig en dringend probleem. Een overheid moet dienstbaar zijn aan de burger en aan de samenleving. In dit geval blijkt dat die serviceoriëntatie helaas tekortschiet. De staatssecretaris heeft ons vanmorgen al geïnformeerd dat hij per ommegaande aan de slag gaat om tot een oplossing te komen en dat hij ons hierover aan het einde van deze week of uiterlijk begin volgende week zal informeren. Het is dan ook volstrekt voorbarig om hierover moties in te dienen. Het kan best zijn dat de staatssecretaris met oplossingen komt die onze zorgen kunnen wegnemen. Het lijkt erop dat het politieke proces hier belangrijker is dan de oplossing van het onderliggende probleem. Op dit moment ondersteunt mijn fractie de motie van mevrouw Dezentjé Hamming dan ook niet.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Er zijn twee onderwerpen aan de orde gesteld door de Kamer, namelijk de terugbetaling van te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdragen bij de ziektekostenverzekeringswet over 2006 en een meer structurele oplossing voor het proces van terugbetalen. Inderdaad heeft de genoemde groep gepensioneerden nog geen terugbetaling ontvangen van de over 2006 te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage. Wij spreken op dit moment nog over een groep van zo'n 30.000 personen. Dat zijn 65-plussers met AOW, pensioen en andere inkomsten uit arbeid. U mag gerust weten, dat ik er eerlijk gezegd van baal dat wij nog niet in staat zijn geweest tot terugbetaling net als iedereen die dat hier heeft gezegd.

Ik weet dat dit vooral moeilijk is voor degenen die in 2006 geen voorschot hebben gekregen. Ik begrijp de gevoelens die in deze Kamer leven dan ook volledig. Het is daarom goed om de feiten op een rijtje te zetten die tot deze situatie hebben geleid. In de analyse daarvan deel ik niet geheel wat hier is gezegd.

Bij de start van de Zorgverzekeringswet is afgesproken dat 65-plussers van wie in 2006 te veel inkomensafhankelijke bijdrage zou worden ingehouden, na afloop van het jaar het te veel betaalde bedrag zouden terugkrijgen. Begin 2006 heeft mijn voorganger toegezegd om 65-plussers met enkel AOW en pensioenuitkering medio 2006 een voorschot te geven op de te ontvangen terugbetaling. Daarbij werd al in 2006 zo'n 85% van de totale doelgroep, zo'n 170.000 personen, geholpen. Dat zijn mensen van wie wij als Belastingdienst de gegevens konden achterhalen. Nu zijn wij bezig met het proces van terugbetaling na afloop van het kalenderjaar. De bedoeling was dat de 65-plussers die te maken hebben met te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage in het voorjaar van 2007 een afrekening zouden ontvangen. Er traden evenwel twee problemen op die dit op dat moment voorkwamen.

Allereerst bleek het binnen de Belastingdienst niet mogelijk om op tijd een integraal werkend systeem te ontwikkelen dat zowel de terugbetaling van de inkomensafhankelijke bijdrage als de terugbetaling van de premie werknemersverzekeringen kon ondersteunen. Daarom moesten wij binnen de Belastingdienst terugvallen op een alternatief. Dat werd voor de inkomensafhankelijke bijdrage gevonden in het systeem bij de Belastingdienst dat de uitbetaling van de zogenaamde tegemoetkoming buitengewone uitgaven ondersteunt. Hiermee is de belemmering aan de kant van de Belastingdienst inmiddels opgelost. Daarmee ben ik heel blij. De met deze oplossing gemoeide tijd zorgt er wel voor dat de start van de terugbetaling in de tijd is verschoven, maar wij zijn er nu klaar voor om de uitbetaling uit te voeren.

Helaas heeft de stagnatie in de keten loonaangifte en polisadministratie ook hier gevolgen. Dat kan ik niet genoeg benadrukken, want het is kennelijk niet altijd even duidelijk in het debat. Dit tweede probleem is nog steeds actueel. Wij hebben nu eenmaal de loongegevens van de genoemde groep 65-plussers over 2006 nodig voor een adequate afrekening van eventueel te veel betaalde premie. Wij kunnen daar op dit moment nog steeds niet over beschikken. Voor de volledigheid meld ik hier dat dit probleem nog speelt. Het speelt ook bij 65-minners met meerdere dienstbetrekkingen. Voor deze groep geldt dat de betrokken werkgevers de te veel afgedragen Zvw-premie terugkrijgen. Het gaat om ruim 400.000 65-minners en om zo'n 350.000 werkgevers. Voor de werknemers zelf vormt de te veel afgedragen premie negatief loon. Dat betekent dat zij daarover nog loonheffing tegemoet kunnen zien, maar dan gaat het wel om veel lagere bedragen dan bij de groep 65-plussers.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hoor ik de staatssecretaris zeggen dat het vorige kabinet te weinig tijd heeft genomen om een goed systeem door de Belastingdienst te laten ontwikkelen, opdat de teruggave van de te veel betaalde inkomensafhankelijke Zvw-premie op tijd gerealiseerd zou kunnen worden?

Staatssecretaris De Jager:

Voor zover ik heb kunnen nagaan, is dit probleem bij de totstandkoming van de wet onvoldoende in kaart gebracht. Het is pas op een later moment gesignaleerd, ook binnen de Belastingdienst. Binnen een paar maanden heeft de dienst een bestaand systeem aangepast om de terugbetaling op orde te krijgen. Dat is dus inmiddels gelukt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is het een kwestie geweest van te laat ontdekken of is het een kwestie geweest van te laat erkennen?

Staatssecretaris De Jager:

Het is voor mij heel moeilijk om dat nuanceverschil te bepalen, zeker in een periode die ver van mij ligt. Het is zoals ik u heb gezegd. Ik denk dat men in de uitvoering op dat moment onvoldoende rekening heeft gehouden met deze complexe situatie van meerdere dienstbetrekkingen of meerdere bronnen van inkomen waarop loonbelasting en Zvw-premie zijn ingehouden. Als men het maximum heeft overschreden, is er een probleem met de terugbetaling. Dat is een vrij complex probleem en ik denk dat dit op dat moment onvoldoende is onderkend. Toen men het heeft gezien, is men in ieder geval heel snel tot actie overgegaan en inmiddels heeft de Belastingdienst ook een oplossing voor het probleem. Op dit moment speelt dat dan ook helemaal niet meer en hebben wij alleen nog het probleem, zij het niet onbelangrijk, dat wij de loongegevens niet hebben. Ik heb al gezegd dat dit probleem ook bij de toeslagen speelt. Het feit dat op dit moment nog geen volledig correcte loongegevens voor de Belastingdienst beschikbaar zijn vanuit de polisadministratie, betekent dat wij op dit moment in de hele keten enkele problemen ervaren bij toeslagen en bij dit dossier. Deze problemen hebben dezelfde oorzaak, namelijk dat wij op dit moment niet kunnen beschikken over adequate loongegevens uit 2006. Dat is op dit moment nog het enige probleem dat resteert.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Dan heb ik daar wel een paar vragen over. Kan de staatssecretaris dan nog eens toelichten waarom die loongegevens niet beschikbaar zijn? Ik hoor hem alleen maar zeggen dat hij op het punt staat om uit te betalen, maar wat kan hij nu beloven aan de mensen in het land die op hun geld zitten te wachten? Het is hun eigen geld, want er is gewoon te veel ingehouden omdat het systeem niet klopt en kennelijk ook de uitvoering niet werkt. Deze mensen hebben nu al voor de derde keer een toezegging gehad, maar het is nog helemaal niet duidelijk wanneer ze hun geld krijgen en hoe. Er bestaat ook uitermate grote verwarring over de vraag of zij het nu rechtstreeks van de Belastingdienst krijgen of van hun pensioenfonds en, zo ja, wanneer. Kan de staatssecretaris hier nog even een toelichting op geven?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb volgens mij net al heel duidelijk gemaakt dat de Belastingdienst klaar staat voor het terugbetalen van deze bedragen voor de groep 65-plussers, maar dat hij dat op dit moment niet kan omdat hij niet beschikt over de juiste loongegevens. Ik kan u niet zeggen wanneer dat probleem zal zijn opgelost.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik vroeg ook waarom u niet over die loongegevens kunt beschikken.

Staatssecretaris De Jager:

Die gegevens moeten komen uit de polisadministratie. Op basis van hier aangenomen wetgeving inzake basisadministraties moeten gegevens van onder andere inkomen en loon slechts op één plek komen te liggen. De gegevens over het loon worden op basis van die wetgeving niet beheerd bij de Belastingdienst. Als dat niet correct wordt aangeleverd, kunnen wij niet beschikken over de juiste gegevens. Op zich had de wetgever wel goede redenen om hiertoe te beslissen, want het bespaart wel kosten en het is op zich ook logisch om gegevens over het loon binnen de huidige keten slechts op één plek te bewaren. Op zich is dat wel een goed ICT-principe, maar wij zullen dan wel moeten erkennen dat als er op een bepaald moment stagnatie in de keten ontstaat, dat enorm veel problemen kan veroorzaken bij andere instanties die in hun functioneren afhankelijk zijn van dat ene basisgegeven, in dit geval het loongegeven. Het gegeven dat bij de Belastingdienst bekend is, is het BRI, het inkomengegeven. Dat hebben wij dus wel. Mensen die bij ons in de inkomstenbelasting zitten, kunnen wij wel compenseren en eventueel te veel betaalde premies terugbetalen. Waar wij uitsluitend afhankelijk zijn van het gegeven loon, kunnen wij dat niet, omdat wij op dit moment niet kunnen beschikken over dat loongegeven. Dat krijgen wij niet aangeleverd vanuit UWV.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag en dus vraag ik nog maar even door. Wat kunt u nu de mensen in het land beloven, die verschillende groepen waar u wel of niet de loongegevens van hebt?

De voorzitter:

Als u kortere vragen stelt, is de kans dat u antwoord krijgt wel groter!

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Kan de staatssecretaris per groep aangeven wat hij voor die mensen kan betekenen en hoe zij hun geld terug kunnen krijgen? Moeten zij bijvoorbeeld zelf naar hun pensioenfonds? Wat kan de staatssecretaris deze mensen beloven?

Staatssecretaris De Jager:

De mensen hoeven niet zelf naar hun pensioenfonds. Zodra wij beschikken over dat loongegeven dat wij zouden moeten krijgen uit de polisadministratie, kunnen wij binnen enkele weken het proces zodanig inrichten dat de mensen binnen enkele weken kunnen worden terugbetaald. Wij moeten dan wel beschikken over het gegeven loon. Ik kan dus geen datum geven, omdat ik afhankelijk ben van een gegeven dat buiten mijn dienst ter beschikking moet worden gesteld.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Dus de staatssecretaris kan eigenlijk niets toezeggen en zeker niet wanneer?

Staatssecretaris De Jager:

Nee, ik kan niets toezeggen op dit moment.

De heer Irrgang (SP):

Het maakt voor de mensen in kwestie niet uit of zij door de hond of de kat worden gebeten. Het is echt heel vervelend voor hen. De staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij ons vrijdag of maandag aanstaande zal informeren over de stand van zaken. Een stand van zaken hoeft niet per se ook een oplossing in te houden. Zal hij ons vrijdag of maandag melden wanneer het probleem van de mensen die wachten op hun geld kan worden opgelost? Ik neem aan dat dit binnen enkele weken is.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zal de Kamer meer informatie sturen zoals ik ook al heb aangekondigd in mijn brief. Ik zal contact opnemen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daardoor kan ik meer informatie geven, wellicht ook over mogelijke oplossingsrichtingen. Ik voeg hier wel aan toe dat wij voor de definitieve vaststelling afhankelijk zijn van een gegeven waar wij op dit moment niet over kunnen beschikken. Het UWV werkt keihard om ons dat gegeven te kunnen aanleveren. Het ligt echt niet aan onwil of gebrek aan samenwerking. De samenwerking tussen het UWV en de Belastingdienst is dankzij een gezamenlijk beheerteam goed op orde. Zo lang ik echter niet over het gegeven beschik dat ik conform de wet nodig heb om tot uitbetaling te kunnen overgaan, kan van mij niet worden verlangd dat ik tot terugbetaling overga.

De heer Irrgang (SP):

Begrijp ik het zo dat wij dus vrijdag of maandag net zo goed van de staatssecretaris te horen kunnen krijgen dat dit nog maanden gaat duren? Informatie is iets anders dan een oplossing.

Staatssecretaris De Jager:

Ja. Stel dat ik te horen krijg dat het nog maanden kan duren tot het loongegeven beschikbaar is, dan is het heel lastig om het op een andere manier te doen. Je kunt niet zo maar wat gissen en tot uitbetaling overgaan.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Begrijp ik het goed dat wij aanstaande vrijdag of maandag van de staatssecretaris te horen krijgen wanneer naar zijn verwachting de gegevens door het UWV kunnen worden aangeleverd dan wel dat het onduidelijk is wanneer die gegevens door het UWV worden aangeleverd?

Staatssecretaris De Jager:

Ja, dit zal ik inderdaad doen. Als het antwoord moet zijn: ik kan u die informatie niet verstrekken, dan kan ik op dat moment niet meer doen dan de Kamer informeren dat mij dat is medegedeeld. Ik heb de urgentie onderstreept en ik twijfel er niet aan dat in volle vaart wordt gewerkt om die gegevens aan te leveren. Zo lang ik die gegevens niet heb, kan ik niet veel meer doen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Betekent dit dat wij wellicht volgende week wel een zinvol gesprek kunnen hebben met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die verantwoordelijk is voor het UWV over de vraag hoe en wanneer de loongegevens van het UWV beschikbaar zullen zijn?

Staatssecretaris De Jager:

Dit kan in ieder geval leiden tot een discussie tussen de Kamer en de bewindspersoon die meer informatie over het UWV kan verstrekken. Ik vind het heel lastig om daarover informatie te geven.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Dit illustreert misschien dat dit de juiste weg is.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Het kabinet spreekt toch met één mond? De staatssecretaris kan zich niet verschuilen achter het feit dat hij niet weet waarom het bij het UWV mis gaat. Hij had dit moeten weten voordat hij hier in debat ging over dit vraagstuk. Ik heb geen idee wat hij in de brief van vrijdag of maandag zal toezeggen. Wat mogen wij daarvan verwachten? Wat mogen de mensen in het land verwachten? Toch niet weer een toezegging dat hij zijn best doet maar dat het nog wel maanden kan duren.

Staatssecretaris De Jager:

Mevrouw Dezentjé heeft een aantal moties ingediend. Ik heb de Kamer een brief gestuurd omdat het gerucht ging dat zij vragen zou stellen over dit onderwerp. Ik vraag in die brief om iets meer tijd om gelegenheid te hebben voor die afstemming. Ik had dus helemaal niet zoveel tijd om dit debat met het UWV en het ministerie van Sociale Zaken voor te bereiden.

Voorzitter: Ten Hoopen

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik houd mijn moties uiteraard aan.

Staatssecretaris De Jager:

De moties zijn mij uiteraard sympathiek, want ook ik wil zo snel mogelijk te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdragen terugbetalen. Ik ben hiervoor echter afhankelijk van andere onderdelen van de keten. Overigens zijn dat onderdelen die de wetgever heel bewust en met goede redenen aan de keten heeft toegevoegd. Al met al kan ik de Kamer dus niet toezeggen wat in de moties wordt gevraagd voor het jaar 2006.

Dan de moties over de systematiek van de terugbetaling in 2007. Ik ben bereid om te onderzoeken welke regelgeving daarvoor nodig is. Ik teken daarbij aan dat het essentieel is dat het nieuw in te richten proces robuust, efficiënt en eenvoudig is. Dat vergt wellicht een vereenvoudiging van het systeem van de inkomensafhankelijke bijdragen. Het huidige systeem is heel complex, omdat allerlei verschillende bronnen bij elkaar opgeteld moeten worden, voordat uitgekomen kan worden op dat bedrag van € 31.000. Wellicht moeten wij toe naar een forfaitaire benadering, maar dat moeten natuurlijk de beleidsverantwoordelijke bewindspersonen, onder wie die van het ministerie van VWS, beslissen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Naarmate dit debat vordert, groeit mijn irritatie. De staatssecretaris stuurt ons een brief en ik wil dat de staatssecretaris daarin ingaat op de vraag hoe de besluitvorming is verlopen. Ik vraag dat, omdat de Kamer de bewindslieden van Financiën en VWS in eerdere debatten keer op keer heeft gevraagd of de uitvoering van de zorgtoeslag, Awir en de Zorgverzekeringswet op orde was. Steeds weer hebben wij gevraagd of het zou lukken, of het "kraakvrij" was en of de grote groepen betrokkenen wel fatsoenlijk zouden worden behandeld. Over dit soort uitvoeringsvragen is eindeloos in de Kamer gesproken. Ik begrijp nu dat het departement van de staatssecretaris tegen een probleem is aangelopen, waarvan onduidelijk is hoe lang de oplossing nog op zich laat wachten. Het kan nog wel eens een hele tijd duren, terwijl het eigenlijk al allemaal goed geregeld had moeten zijn. De staatssecretaris is ons daarover uitleg verschuldigd. Waar is het fout gegaan? Ik kan begrijpen dat mijn verzoek om een schriftelijke reactie de staatssecretaris misschien rauw op het dak valt, maar ik wil het echt weten, want deze gang van zaken bevalt mij totaal niet.

Staatssecretaris De Jager:

Laat ik een misverstand rechtzetten: ook ik vind dat het niet "kraakvrij" is. Dat is het dus niet. Ik ben bereid om hierover een historisch exposé naar de Kamer te sturen en daarover in een algemeen overleg met u van gedachten te wisselen. In het algemeen overleg over de Belastingdienst heb ik overigens al een aantal oorzaken genoemd. De echte oorzaak van de huidige problematiek is echter de stapeling van problemen. Dat het systeem niet "kraakvrij" is, is een juiste constatering. Dat is ook de reden dat ik vrijdagavond een brief met een vereenvoudigingsplan naar de Kamer heb gestuurd. Dit plan dat in de ministerraad is besproken, is bedoeld om een substantiële oplossing voor dit probleem aan te dragen. Je lost dit probleem namelijk niet op door eventjes het systeem aan te passen. Als de systematiek te ingewikkeld is, moet je die durven vereenvoudigen. Pas daarna kun je een goed systeem bouwen.

De heer Vendrik zegt dat in het verleden is toegezegd dat het goed zou gaan. Dan is er kennelijk sprake van voortschrijdend inzicht, aangezien wij nu inzien dat het op een aantal punten te complex is geworden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die constatering deel ik met de staatssecretaris. Ik heb geprobeerd eerdere debatten zorgvuldig te voeren. Wij kunnen van mening blijven verschillen over nut en noodzaak, maar dat staat los van het gegeven dat wij bewindslieden op hun blauwe ogen moeten kunnen geloven als zij zeggen dat iets uitvoeringstechnisch mogelijk is. Het parlement moet ervan uit kunnen gaan dat de informatie die zij van de regering over de uitvoering krijgt, waar is. Ik kan en kon namelijk niet overzien welke systemen noodzakelijk zijn om dit type wetgeving "kraakvrij" uit te voeren. Ik moet af kunnen gaan op het oordeel dat de bewindslieden destijds hebben gegeven. Ik constateer dat dat niet kan en dat ik wantrouwender had moeten zijn. Dat bevalt mij niet en dat is de reden voor mijn verzoek om uitleg van de staatssecretaris.

Staatssecretaris De Jager:

Achteraf kun je inderdaad conclusies trekken, maar het is altijd gemakkelijk om achteraf te spreken. Voor mij is het belangrijker om vanaf nu met deze wetenschap naar de toekomst te kijken. Over het laatste deel van het betoog van de heer Vendrik wil ik het volgende zeggen. Als de heer Vendrik, elke keer dat ik zeg dat een bepaald voornemen of amendement van de Kamer uitvoeringstechnisch te ingewikkeld is of dat wij het niet moeten doen, vervolgens zegt: oké, laten wij het dan niet doen, dan heeft dit debat alleen maar winst opgeleverd.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik verwacht dat de brief die wij vrijdag of uiterlijk maandag zullen ontvangen, een gezamenlijke brief is van de staatssecretaris en minister Donner. Ik verwacht dat daarin exact staat wanneer de problemen zijn opgelost en wat het kabinet voor deze mensen gaat doen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat er een crisisteam wordt geformeerd dat zich specifiek op dit probleem richt. Ik ga er bovendien van uit dat de heffingsrente wordt vergoed over de bedragen die mensen inmiddels bij de Belastingdienst hebben uitstaan.

De voorzitter:

Dit is een toevoeging aan de brief.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb niet gezegd dat het een gezamenlijke brief zou worden. Ik kan daartoe een verzoek doen, maar ik kan hierover geen toezeggingen doen zonder de heer Donner erin te betrekken. Als de Kamer hier prijs op stelt, zal ik het verzoek overbrengen. Mensen die de inkomensafhankelijke bijdrage over 2006 al hadden moeten terugkrijgen, zullen de heffingsrente over de "te late periode" terugkrijgen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik constateer twee dingen. Ten eerste constateer ik op basis van de gedachtewisseling tussen de heer Vendrik en de staatssecretaris dat wij als Kamer ook een grote verantwoordelijkheid hebben om zorgvuldig na te denken voordat wij deadlines stellen die niet realistisch zijn. In dezen wijs ik er dus op dat de motie van mevrouw Dezentjé Hamming, die van het kabinet eist dat binnen een maand deze te veel ingehouden zorgpremies worden terugbetaald, wederom een verwachting schept bij de burger die helaas – ernstige zaak, zeer vervelend – misschien niet kan worden waargemaakt. Ik constateer dat wij daar wederom op het verkeerde pad zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Kortenhorst, wacht u even. Als ik goed ben geïnformeerd, maar nu kijk ik even naar mevrouw Dezentjé Hamming, is het verzoek aan haar gedaan om deze twee moties aan te houden. Doet zij dat ook?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik heb dat verzoek niet ontvangen.

De voorzitter:

U hebt dat toch zelf in het debat naar voren gebracht?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Neen. Ik heb gezegd: ik houd mij vast aan mijn eigen moties. Goed dat u dat nog even rechtzet, voorzitter, want het is geenszins de bedoeling om mijn moties aan te houden. Ik zet mijn moties dus juist door.

De voorzitter:

Dan is dat helder. Mijnheer Kortenhorst, u kunt uw interruptie kort afronden.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ten tweede constateer ik dat de staatssecretaris bereid is om ons aan het einde van de week of begin volgende week te informeren. Ik constateer tevens dat mevrouw Dezentjé Hamming vraagt of ook minister Donner van SZW bij het schrijven van de brief kan worden betrokken, en dat dit nu juist de essentie was van het ordevoorstel dat wij eerder vanmiddag deden. Wederom lijkt het erop dat het politieke opportunisme de boventoon heeft gevoerd.

De heer Irrgang (SP):

De brief die wij vrijdag of maandag krijgen, is een brief van het kabinet. Met wie de staatssecretaris daarover verder contact heeft en welke handtekeningen daaronder staan, is aan hem. Als wij er volgende week opnieuw een debat over voeren, willen wij echter niet te horen krijgen dat de brief alleen van de staatssecretaris is of dat er geen overleg over is geweest. Dat is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Wij spreken alleen over een brief van de regering en niet over een brief van de staatssecretaris en de minister van SZW gezamenlijk.

Staatssecretaris De Jager:

Zoals ik al zei, zal ik de krachten bundelen met de heer Donner. Dat hebben wij op dit dossier overigens al gedaan in het gezamenlijke algemeen overleg over SUB/Walvis. Ik zal hem van de wensen van de Kamer op de hoogte stellen. Wij zullen toewerken naar een gezamenlijke reactie of een gezamenlijk debat, afhankelijk van wat er dan uit komt.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik stel vast dat de CDA-fractie het niet nodig vindt om een termijn vast te stellen voor terugbetaling van te veel betaalde zorgpremie. Kennelijk beschikt de CDA-fractie over informatie dat het niet kan en dat het veel langer gaat duren. Ik wijs zowel de heer Kortenhorst als de staatssecretaris er nogmaals op dat mensen die met dit probleem te maken hebben tot drie keer toe de toezegging hebben gehad dat zij het geld terugkrijgen. Het is echter nog steeds niet gebeurd, dus ik vind het alleszins op zijn plaats dat ik namens de VVD-fractie nu maar een termijn stel waarbinnen de terugbetaling moet plaatsvinden, namelijk vier weken. Ik wil graag dat de staatssecretaris in zijn brief de planning van zijn acties aangeeft en ook vermeldt welke oplossingen hij ziet.

Staatssecretaris De Jager:

Wij dreigen in herhalingen te vervallen. Ik heb al aangegeven dat de Belastingdienst alle mogelijke inspanningen heeft verricht op het gebied van dit dossier. Ik vind het ontzettend vervelend dat wij op dit moment niet kunnen uitbetalen. Wij kunnen dat pas gaan doen als wij de loongegevens krijgen aangereikt. Wij doen er alles aan om die loongegevens te verkrijgen. Daarvoor hebben wij natuurlijk ook UWV nodig. In het algemeen overleg over SUB/Walvis en in het technisch overleg dat daaraan is voorafgegaan, is aan de Kamer gemeld dat het op dit moment ontzettend lastig is om de juiste informatie uit de polisadministratie te verkrijgen. U vraagt nu om terugbetaling binnen een maand. Welnu, ik zou dat over een week willen doen, maar zolang wij de gegevens niet hebben – en die moeten ergens anders vandaan komen – kan ik volgens de wet niet uitbetalen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Mevrouw Dezentjé Hamming zei dat ik een toezegging voor snelle uitbetaling niet belangrijk vond. Ik heb echter aan het begin van mijn betoog heel uitdrukkelijk gezegd dat ik het zowel urgent als belangrijk vind dat het probleem wordt opgelost. Als ik echter een toezegging doe, is het mijn gewoonte om mij daaraan te houden. Zo verwacht ik van de staatssecretaris een toezegging waaraan hij zich kan houden. Mevrouw Dezentjé Hamming kijkt daar misschien anders tegenaan, maar voor mij is een toezegging een toezegging.

De voorzitter:

Dan is nu weer het woord aan de staatssecretaris. Er ligt nog één motie, van de leden Irrgang en Jansen, waarover hij zijn licht zou laten schijnen.

Staatssecretaris De Jager:

Voor zover in 2006 bepaalde wettelijke termijnen van terugbetaling zijn overschreden, wordt er financiële compensatie verleend door middel van heffingsrente. Het betreft mensen met een kleine portemonnee. Wij moeten dit debat echter niet koppelen aan het toeslagendebat. In dit geval gaat het om mensen die meer dan€ 30.000 per jaar verdienen, want anders zouden zij in het geheel niet met deze problematiek te maken hebben. Ik zeg de Kamer toe dat ik het probleem zo snel mogelijk zal oplossen. De Belastingdienst is inmiddels zo ver om dat te doen, nadat er eerst sprake was van enige aanloopproblemen. Sinds kort zijn wij er echter klaar voor om uit te betalen. Wij hebben nog de loongegevens nodig, maar als wij die krijgen, kunnen wij heel snel uitbetalen. De Kamer heeft van mij de toezegging dat ik de kwestie zal afronden zo snel als binnen mijn vermogen als staatssecretaris ligt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven