Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 96, pagina 5807-5836 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 96, pagina 5807-5836 |
Aan de orde is het debat over de Nederlandse inzet bij de VN-Millenniumtop.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. U weet als geen ander dat bij de jaarlijkse bespreking van de begroting van de Kamer de Kamerleden zich altijd uitputten in suggesties om het debat hier levendiger te maken. Dan gaat het over de vraag of er geen lichtbeelden achter de spreker geprojecteerd mogen worden. Vandaag is zo'n dag dat ik er spijt van heb dat hier niet ergens een knop zit en er een enorm mooi lied door deze ruimte galmt als ik op die knop druk. Een ding is zeker: juist artiesten, musici voorop, zijn het geweest die de afgelopen jaren op heel veel manieren aandacht hebben gevraagd voor de strijd tegen de armoede, voor de strijd voor lotsverbetering in Afrika. Als die knop hier had gezeten, had ik hem nu ingedrukt en had bijvoorbeeld het lied door de ruimte geklonken van The Scene, van Thé Lau: "Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen."
In de komende zes maanden zijn er drie cruciale momenten waarop politici kunnen laten zien wat zij waard zijn. De G8 begin juli in Gleneagles, de Verenigde Naties Millenniumtop in september en de bijeenkomst van de World Trade Organisation in Hongkong. Op deze drie bijeenkomsten kan cruciale voortgang worden geboekt bij het bestrijden van armoede, honger, ziekte, milieuvervuiling en onveiligheid die miljarden mensen teisteren.
Het momentum was nooit eerder zo groot. Wereldleiders van Tony Blair tot Thabo Mbeki hebben het tot hun prioriteit gemaakt. Na de tsunami bleken velen ook hier in Nederland bereid hun beste beentje voor te zetten. Een bereidheid die wij nu moeten benutten en uitbreiden in het besef dat Afrika jaarlijks door tientallen tsunami's van honger, dorst, onderdrukking en oorlog wordt getroffen. Zoals ik zei, niet alleen politici spannen zich daarvoor in. Het gaat om een burgerbeweging van vele miljoenen. Het gaat om artiesten, musici, kunstenaars, van Marco Borsato met War Child en Jan-Jaap van der Wal met het Liliane Fonds tot en met Bono en Bob Geldof met hun niet-aflatende strijd voor schuldenkwijtschelding. Het momentum is er ook omdat wij allemaal weten dat het kan. Armoede is niet onvermijdelijk, aids en malaria kunnen effectief worden bestreden, kindersterfte kan worden teruggebracht, het aantal kinderen dat naar school gaat, kan omhoog worden gebracht. Na het rapport van Jeffrey Sachs is het idealisme weer terug rond ontwikkelingssamenwerking, armoedebestrijding en internationale hulp. Laten wij dat idealisme vasthouden, ook in dit debat, en het defaitisme voorgoed achter ons laten. Wij weten wat er moet gebeuren, wij weten dat het kan en nu moeten wij het vooral ook doen. Op dit moment zou ik weer op die knop hebben gedrukt en dan had u bijvoorbeeld gehoord: "There comes a time when we hear a certain call when the world must come together as one." Dat was USA for Africa, het concert dat iedereen zich nog kan herinneren uit de jaren tachtig en dat aanstaande zaterdag via Live 8 op vijf plaatsen in Europa een vervolg krijgt.
Wij weten wat er gedaan moet worden en wij weten waartoe het kan leiden. Wij moeten het nu doen en snel ook. Als wij in dit tempo doorgaan, worden de millenniumdoelen pas over een eeuw bereikt in plaats van in 2015, zoals wij hebben beloofd. Dat moeten wij ons aantrekken. Niet eens omdat wij zelf direct schuldig zijn aan het probleem, maar wel omdat wij de sleutel tot de oplossing in handen hebben. Zeven van de acht millenniumdoelen gaan vooral over wat ontwikkelingslanden zelf moeten doen, maar het achtste gaat over ons. Wij weten allemaal: als wij niet doen wat daarin van ons wordt gevraagd op het gebied van handel, op het gebied van schuldkwijtschelding, dan is het voor de ontwikkelingslanden op die andere zeven doelstellingen vechten tegen de bierkaai. Als iets duidelijk wordt uit alle rapporten, dan is het dat het halen van de millenniumdoelen afhankelijk is van de vraag of de rijke landen bereid zijn een extra inspanning te leveren, om echt bij te dragen aan een eerlijke verdeling van de welvaart.
In deze Kamer worden heel vaak debatten gevoerd over de effectiviteit van internationale samenwerking, de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Dat is wat mij betreft terecht. Wij mogen en kunnen niet tevreden zijn met het huidige rendement. Het gaat te vaak mis, het geld blijft te vaak op de verkeerde plekken hangen en de behaalde successen zijn lang niet altijd duurzaam genoeg. Laten wij bij het noodzakelijke debat over de verhoging van de effectiviteit niet alleen maar kijken naar de ontwikkelingssamenwerking zelf. Laten wij ons ook realiseren dat of wij nu 0,7% geven of 1% of hoeveel dan ook, als wij ons handels- en landbouwbeleid houden zoals het is, zal ontwikkelingssamenwerking nooit effectief zijn.
Wij hebben in Nederland de neiging tot enige zelfgenoegzaamheid over onze bijdrage aan de internationale ontwikkelingshulp. Wij geven relatief veel geld, maar zolang wij nog een minister van Landbouw hebben die geen euro wil inleveren op de allesverslindende landbouwbudgetten, is daar geen enkele reden voor. Minister Veerman weigert tot op de dag van vandaag te tornen aan de afspraken uit 2002 en wil in 2013 nog steeds 40% van het Europese budget uitgeven aan landbouw. Ik vraag de minister-president om vanavond klip en klaar aan te geven dat hij zijn minister van Landbouw zal trotseren en zich met Tony Blair zal inzetten om die budgetten wél te verlagen. Moties van die strekking zijn al aangenomen. Ook hier geldt: nu is het tijd voor daden. Ik zeg dit ook in het licht van het vandaag verschenen ANP-bericht volgens hetwelk minister Veerman heeft aangegeven dat hij aanstaande vrijdag in het kabinet aan de orde wil stellen dat er geen enkele reden is om de landbouwbudgetten naar beneden bij te stellen. Dat lijkt mij in strijd met de uitspraak die de Kamer eensgezind heeft gedaan. Ik hoor graag het commentaar van de minister-president.
De heer Szabó (VVD):
Ik heb deze week een motie over het landbouwbeleid gezien van de heren Timmermans en Van Baalen. Wij hebben die motie volmondig ondersteund en wij zeggen al een hele tijd dat het landbouwbeleid om moet. Helaas is de kans aanwezig dat het allemaal iets langer gaat duren. Mogelijk komt voor de omvorming zelfs 2015 in zicht. Wat is het noodplan, wat is plan B? Toen wij het 35 jaar geleden ook over ontwikkelingssamenwerking hadden en over die 0,7%, was er ook al een landbouwbeleid. Ook toen wisten wij dat het nog wel tientallen jaren kon duren. Stel dat het beleid wordt gehandhaafd. Wat zijn daarvan de gevolgen voor de inzet voor de millenniumdoelen?
De heer Bos (PvdA):
Ik vind het vrij onzinnig om nu te discussiëren over een scenario dat ervan uitgaat dat de regering geen enkele reden ziet om een uitspraak van de Kamer op te volgen. Ik ga ervan uit dat wij vanmiddag niet voor niets unaniem een uitspraak hebben gedaan. De regering heeft van ons gewoon de opdracht gekregen om op korte termijn, dus lang voordat de huidige afspraken aflopen, de landbouwbudgetten in Europa aan de orde te stellen. Ik heb er geen trek in om te speculeren over de vraag wat wij moeten doen als dat niet gebeurt. Ik ga er gewoon vanuit dat het wél gebeurt en vraag de minister-president om commentaar op de houding van zijn minister van Landbouw, die vandaag naar buiten bracht dat hij eigenlijk niet van zins is om daar gehoor aan te geven.
De woorden hebben wij gehad, het is tijd voor daden. Dit zou het moment in mijn bijdrage zijn geweest dat ik weer op de knop had gedrukt en dat iedereen U2 had gehoord:
"Is there a time for keeping your distance
a time to turn your eyes away?
Is there a time for keeping your head down
for getting on with your day?"
Die dag is het vandaag in ieder geval niet.
Wat voor de landbouwsubsidies geldt, geldt ook voor het handelsbeleid. Tariefmuren voor producten uit het Zuiden zijn slecht voor Europese consumenten en letterlijk dodelijk voor miljoenen in Afrika. Voor wie het vergeten was: de WTO-ronde die nu bezig is, de Doharonde, zou een ontwikkelingsronde moeten zijn, waarin arme landen eindelijk tegemoet gekomen worden in hun noodkreet tegen de westerse tariefmuren. Peter Mandelson en zijn voorganger Pascal Lamy spraken van "a round for free". Nu even niet onze handelsbelangen voorop, maar de ontwikkelingsbelangen van de ontwikkelingslanden voorop. Wat zien wij in Nederland? Minister Brinkhorst heeft het helemaal niet over een gratis ronde of een ontwikkelingsronde. Hij heeft het over wederkerigheid en hij vindt dat ontwikkelingslanden ook concessies moeten doen. Ik vraag de minister-president of wederkerigheid een faire eis is als de onderhandelingsposities zo ongelijkwaardig zijn. In het kader van de millenniumdoelen vinden wij dat onverkort moet worden gekozen voor een echte ontwikkelingsronde. Is de premier dat nu wel of niet met Mandelson, Lamy en ons eens?
De effectiviteit van onze hulp wordt belemmerd door slecht landbouw- en handelsbeleid, maar dat is natuurlijk niet alles. Ook aan de hulp zelf mankeert het een en ander. De belangrijkste reden daarvoor is dat er nog niet genoeg samenwerking tussen de rijke landen is, waardoor arme landen letterlijk stapelgek worden van de hoeveelheid donoren die hen lastigvallen. Dat kan echt niet meer. Wij kunnen het niet meer accepteren dat het ministerie van onderwijs van Tanzania per kwartaal 2400 rapportages moet afleveren aan donoren, die alle hun eigen voorwaarden stellen aan de hulp die zij geven. De minister van onderwijs in dat land ontvangt per jaar zoveel hoogwaardigheidsbekleders uit donorlanden, dat hij ooit verzuchtte zich meer reisleider dan minister te voelen. Over donorharmonisatie ontbreekt het niet aan mooie voornemens, ook in de conceptslotverklaring van Kofi Annan en de brief van het kabinet, maar er gebeurt gewoon nog steeds veel te weinig. Er zijn nu concrete initiatieven nodig en Nederland kan daarin het voortouw nemen. Ik neem als voorbeeld Tanzania. Als wij het onderwijs nu eens aan de Britten laten en wij ons bijvoorbeeld op gezondheidszorg of water concentreren, zijn alle partijen dan niet beter af? Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van plan met gelijkgezinde landen het initiatief te nemen en afspraken te maken?
Over enkele dagen zal in Gleneagles de G8-top plaatsvinden, waar, zo hopen wij, een historisch besluit over schuldkwijtschelding wordt genomen. Of dat inderdaad een historisch besluit zal zijn, hangt grotendeels af van de vraag waar het geld voor de kwijtschelding vandaan komt. Is het extra geld, of komt het gewoon uit de hulpbudgetten, zodat de schuldsanering aan Zambia ten koste gaat van Kenia? Nederland kan op dit punt het goede voorbeeld geven. De PvdA-fractie stelt voor de G8-leiders nu al te laten weten dat Nederland zijn bijdrage aan deze schuldkwijtscheldingsdeal niet ten laste zal brengen van de officiële budgetten voor hulp. Juist omdat Nederland al voldoet aan de 0,7%-afspraak, zal deze beslissing een krachtig extra signaal aan de overige landen betekenen. Dit is het jaar van extra daden, van extra financiën en niet het jaar van sigaren uit eigen doos.
Het gaat de komende maanden niet alleen om de millenniumdoelen, maar ook om de toekomst van de Verenigde Naties. Het een heeft natuurlijk met het ander te maken. In potentie zijn de Verenigde Naties immers de enige organisatie waarbinnen wereldproblemen als terrorisme, falende staten, armoede en aids in onderling overleg kunnen worden aangepakt? Die Verenigde Naties willen wij koesteren en sterker maken en in ieder geval niet afschrijven. Rond de Verenigde Naties speelt de komende maanden een aantal belangrijke zaken, zoals de hervorming van de Veiligheidsraad. Ik ga daar nu niet uitgebreid op in, omdat ik denk dat het kabinet daarmee grosso modo goed bezig is.
Er zijn twee andere zaken die ik er wel wil uitlichten, namelijk het profiel van de Verenigde Naties op het gebied van mensenrechten en de manier waarop zij en de Nederlandse regering na Irak willen omgaan met de responsibility to protect. Juist Nederland, trotse hoofdstad van het internationale recht, met een traditie van Hugo de Groot tot aan het Internationale Strafhof, moet van mensenrechten een hoofdpunt maken van haar inbreng bij de top. Om te laten zien dat er geen veiligheid bestaat zonder mensenrechten en geen mensenrechten zonder veiligheid, moet er een mensenrechtenraad komen met een profiel en een rol die volledig vergelijkbaar is met die van de Veiligheidsraad. Deze raad moet niet, zoals nu het geval is met de Mensenrechtencommissie, zes weken per jaar vergaderen, maar net als de Veiligheidsraad in beginsel het hele jaar alert zijn. Alle landen van de wereld moeten daar onder de loep worden genomen. Nu is de Mensenrechtencommissie te veel een ritueel circus, waar dubbele standaarden worden gehanteerd en landen als Sudan en Libië beslissingen te makkelijk kunnen blokkeren. De leden van de mensenrechtenraad moeten zelf duidelijk zijn gecommitteerd aan verbetering van de mensenrechten. Het probleem van dubbele standaarden kan worden opgelost door de Mensenrechtencommissie te laten rapporteren over de situatie van mensenrechten in alle landen, zonder uitzondering en met behulp van het belangrijke instrument van speciale rapporteurs.
Ten slotte kom ik op responsibility to protect en de vraag hoe internationaal rechterlijke mandaten voor militaire interventies totstandkomen. Kofi Annan kiest in zijn hervormingsvoorstellen ondubbelzinnig voor versterking van de rol van een hervormde Veiligheidsraad en niet voor het vinden van alternatieven voor het gezag van deze Raad. Ook wij begrijpen dat er natuurlijk situaties kunnen zijn waar de Veiligheidsraad niet uitkomt. Het slechtste dat nu zou kunnen gebeuren, is dat uitzonderingen tot regel worden verheven. Dan zou ieder land een kans zien om zelf te bepalen wanneer het gebruik van geweld is geoorloofd. Dan is misbruik verzekerd en wordt ons collectieve veiligheidssysteem op de helling gezet. Een resolutie van de Veiligheidsraad blijft dus het geëigende middel voor het legitimeren van het eventueel gebruik van geweld. Zoals bekend, was dat altijd de lijn van de PvdA-fractie. Daarmee zijn wij er echter niet. Er blijft het risico van passief en traag reageren in een gevaarlijke wereld met alle risico's van dien,
Om die reden moet premier Balkenende bondgenoten zoeken bij diegenen die door responsibility to protect, de verantwoordelijkheid om te beschermen, ook daadwerkelijk willen zien als een dwingende richtlijn en een toetsingskader voor de Veiligheidsraad. Een beschamende passiviteit van de Veiligheidsraad zoals destijds in Rwanda kan daarmee worden voorkomen.
Ik weet niet of het realistisch is om te denken dat de rol van de Nederland als gidsland bij de benadering van dit soort vraagstukken ooit terug zal komen. Toch is dit wel het moment om leiderschap, idealisme en daadkracht te tonen, ook van onze minister-president. Leiderschap ten opzichte van de minister van LNV, die krampachtig vast lijkt te willen houden aan het verleden, leiderschap ten opzichte van de minister van EZ, die een weinig constructieve houding ten opzichte van de Doharonde aanneemt, en leiderschap ten opzichte van de minister van OS, die moet durven kiezen voor gezamenlijk optrekken met andere donors, in plaats van op elk beetje hulp onze eigen vlag te willen planten. Idealisme ook, om Nederlanders te blijven inspireren hun steentje bij te dragen, na de tsunami van afgelopen kerst, ervan doordrongen dat wij niet tegen onverslaanbare vijanden strijden, maar dat concrete resultaten binnen handbereik liggen. Daad kracht, ten slotte, om het niet bij mooie woorden te laten.
In mijn slechtste dromen zie ik een persconferentie, na afloop van de G8-top, waar opeens, te midden van alle regeringsleiders, Bono naar voren stormt, het woord neemt en begint te zingen: "I still haven't found what I'm looking for." Hoe mooi ik die song ook vind, ik hoop van harte dat wij dat moment kunnen voorkomen.
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Met veel respect voor de woorden van mijn voorganger, de heer Bos, ik zal niet zingen, maar de woorden slechts uitspreken. De VVD-fractie behandelt het onderwerp van vandaag met twee woordvoerders. Ikzelf zal de hervormingen van de VN behandelen, en de heer Szabó zal zich met name concentreren op de ontwikkelingsdoelstellingen.
Ten aanzien van de hervormingen van de VN: het is vooral een structuurdiscussie geworden. Structuur en organisatie zijn hulpmiddelen om tot effectief beleid te komen. Zo ook bij de hervormingen van de VN. Op dit moment ontbreekt het vaak aan politieke wil om op te treden op het gebied van handhaving van de mensenrechten, dan wel het internationaal recht. Het moet worden afgewacht of de door het High-level Panel en de secretaris-generaal van de VN voorgestelde hervormingsmaatregelen daadwerkelijk leiden tot een beter functioneren van de VN. De VVD is daarover eerlijk gezegd sceptisch: het ontbreken van politieke wil kan niet worden gecommuniceerd met organisatorische maatregelen.
Maar laat ik prioriteiten stellen bij de maatregelen die worden voorgesteld, te beginnen bij de VN-Veiligheidsraad. Plan A, het toevoegen van nieuwe permanente leden zonder veto, en plan B, het toevoegen van semi-permanente leden, zijn eigenlijk lapmiddelen. De huidige samenstelling van de Veiligheidsraad is historisch bepaald door de afloop van de Tweede Wereldoorlog. De overwinnaars kregen een permanente zetel, met een veto. Elk voorstel kan daarom door een veto worden getroffen. Daarom zal die historische situatie moeten worden gerespecteerd. De keuze van nieuwe permanente leden, al of niet met veto, is arbitrair: waarom het ene land wel, en het andere niet? De VVD wijst daarom plan A als niet werkbaar af. Plan B, met de semi-permanente leden die op regionale basis worden verkozen en bij verdienste kunnen worden herkozen, is evenwel interessant. Maar dan moeten er wel duidelijke wegingscriteria worden ingevoerd, zoals afdracht aan de VN, deelname aan vredesoperaties, official development assistance et cetera. Artikel 23 van het Handvest maakt dat ook mogelijk. Nederland zou er in zo'n situatie goed vanaf komen.
De VVD wil de VN-Veiligheidsraad niet uitbreiden: 15 leden zijn voldoende. De VVD ziet meer heil in een internationaal raamwerk voor het ondervangen van een veto dat de VN-Veiligheidsraad blokkeert wanneer mensenrechten grootschalig en permanent worden geschonden, en/of wanneer er een bedreiging van de wereldvrede aan de orde is. Dan kan de internationale gemeenschap niet werkeloos toezien. Er moet gehandeld worden buiten een geblokkeerde VN-Veiligheidsraad om. Dat betekent codificatie. In dit huis is een motie aangenomen bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken over 2005. In hoeverre is die motie uitgevoerd? Dat betekent draagvlak creëren binnen de VN voor de codificatie, hoe te handelen als de Veiligheidsraad is geblokkeerd.
Een van de belangrijkste punten is dat van de mensenrechtenraad. De VVD steunt dit idee, en dan wel een raad op hetzelfde niveau als de Veiligheidsraad, een principal organ van de VN. Echter, alleen leden die partij zijn bij alle VN-mensenrechtenverdragen en die deze rechten daadwerkelijk in de praktijk respecteren, zouden lid mogen worden van dit orgaan. Dat betekent peer pressure, het aanvaarden van VN-mensenrechtenrapporteurs die ongehinderd toegang hebben tot gevangenissen en andere faciliteiten. De rol van de ngo's en die van de onafhankelijke mensenrechtenrapporteurs moet worden geëerbiedigd. Mensenrechten effectief onderdeel laten zijn van de VN is een prioriteit voor de VVD-fractie.
De heer Szabó (VVD):
Voorzitter. Vijf jaar geleden is door de wereldleiders met veel positivisme de millenniumverklaring ondertekend. In deze verklaring is vele malen de volgende zinsnede opgenomen: "We will spare no effort." Dat betekent dat men niets zal nalaten om de benodigde maatregelen te nemen. Nu is eenderde van het implementatietraject achter de rug, maar de trieste tussenbalans is dat afspraken tot op heden onvoldoende zijn nagekomen. Dat heeft desastreuze gevolgen voor met name het Afrikaanse continent. Het nieuwe concept outcome document van de VN reaffirms, establishes, recognizes and strengtens eerdere afspraken, maar er is geen uitzicht op substantieel resultaat. Als klap op de millenniumvuurpijl heeft onze minister voor Ontwikkelingssamenwerking de Kamer op 26 mei jl. tijdens het algemeen overleg over de voortgang van de millenniumdoelen gemeld dat niet bekend is hoe men de effecten van ontwikkelingssamenwerking en de resultaten daarvan op duurzame ontwikkeling moet meten. Voor dit specifieke beleidsterrein geldt dus dat wij vijf jaar onderweg zijn. Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking zijn wij vijftig jaar onderweg. Ondanks dat hebben wij er geen flauw benul van wat dat feitelijk oplevert. Vijf jaar en miljarden investeringen van het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking verder maken wij in september tijdens de VN-top in New York de balans op. De wereldbank en het IMF hebben hierop reeds een voorschot genomen in hun rapport Global monitoring report 2005 dat in april werd gepubliceerd. De titel van dit document is verrassend, namelijk: From consensus to momentum. De heer Bos is daarop ook al ingegaan. Wij vragen ons af waarom nu pas over het momentum wordt gesproken. De VVD-fractie ging ervan uit dat dit momentum er in 2000 reeds was. Of is de Kamer een fopspeen voorgehouden?
Hoe is het verder mogelijk dat opinievormers nu al zeggen dat het halen van de millenniumdoelen in Afrika misschien niet 15 maar 150 jaar zal duren? Indien deze bewering juist is, vraag ik de regering de Kamer mee te delen of de millenniumdoelstellingen zullen worden opengebroken. Als dat inderdaad het geval is, welke nieuwe deadlines zullen daaraan dan worden verbonden? Zal de regering het verschuiven van een deadline accepteren? Azië, Midden-Amerika en Zuid-Amerika zullen hun millenniumdoelstellingen wel halen. Dat is fantastisch. Waarschijnlijk zal dat ook zonder deze inspanningen gebeuren. Dat is het gevolg van efficiënt beleid dat gericht is op economische groei. Ik spreek niet van een goed bestuur, maar wel van een effectief bestuur. Afrika blijft achter in de ontwikkeling en het is des temeer zorgelijk om vast te stellen dat relatief belangrijke landen zoals Engeland en Duitsland niet verder komen dan vrijblijvende intentieverklaringen over het ophogen van de ontwikkelingsbijdrage aan het eind van de periode, zonder dat daaraan een sanctie is verbonden. Als deze landen zich net als Nederland in de jaren 'zeventig aan de norm van 0,7% hadden gehouden, waren er hoogstwaarschijnlijk geen millenniumdoelstellingen nodig geweest. Dan waren waarschijnlijk evenmin initiatieven nodig geweest zoals The commission for Afrika van onze grote vriend Tony Blair. De enige conclusie van dat rapport is dat hij de norm in ieder geval tot 2012 of 2015 aan zijn laars lapt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Enerzijds beklemtoont de heer Szabó dat er veel geld aan ontwikkelingssamenwerking wordt uitgegeven. Hij vraagt zich echter af of dat helpt. Anderzijds spoort hij landen aan om veel meer geld voor dat doel beschikbaar te stellen. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
De heer Szabó (VVD):
Geld is altijd belangrijk. Ik spoor landen aan om minimaal het niveau te halen dat wij met elkaar hebben afgesproken. Ik constateer nu dat een aantal landen in 2012 of 2015 mogelijk op 0,5% of 0,7% uitkomt. Naar mijn idee zal dat overigens niet lukken, want er zijn al meer dan 35 jaar van dit soort intentieverklaringen. Als wij iets willen bereiken met de millenniumdoelstellingen, moet het benodigde geld vandaag op tafel komen in plaats van over tien jaar.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mag ik concluderen dat de boodschap van de heer Szabó is dat er veel extra geld nodig is om die millenniumdoelstellingen wereldwijd dichterbij te brengen?
De heer Szabó (VVD):
Er is geld nodig en dat moet goed over de landen verdeeld worden. Ik zeg niet dat wij miljarden extra hiervoor moeten uittrekken, maar bij elke gulden die wordt uitgegeven, kan je in veel gevallen een vraagteken zetten.
Het absorptievermogen van het Afrikaanse continent is volstrekt onvoldoende om de tsunami aan geldstromen te kanaliseren indien deze gelden pas tegen 2015 vrijkomen. Dit zet tevens de deur wagenwijd open voor meer corruptie, waardoor nog meer geld in de verkeerde zakken zal verdwijnen. Wat denkt de regering dat er zal gebeuren als het geld pas de laatste twee, drie, vier jaar van de termijn waarop de doelstelling gehaald moet worden, beschikbaar komt? Is dat door Afrika te absorberen?
Het Nederlandse volk ziet dat het tot op heden gevoerde ontwikkelingsbeleid niet echt geslaagd is. De Nederlanders zijn zeer sceptisch over het behalen van de millenniumdoelen, conform een rapport van de NCDO. 66% van alle Nederlanders eist een andere aanpak van het ontwikkelingsbeleid. Minister Bot sprak tijdens zijn Hofstadlezing over een omslag in het denken. Wat moet er derhalve gebeuren om Afrika er weer bovenop te krijgen? De minister voor Ontwikkelingssamenwerking deelt in haar beantwoording van 22 juni jl. op VVD-Kamervragen over de millenniumdoelen de mening van mijn partij dat bij de implementatie onvoldoende aandacht is besteed aan de economische sector. Er wordt volgens de minister te weinig ingezet op duurzame economische ontwikkeling. Het beleid zal volgens de minister expliciet gericht moeten zijn op (a) het verbeteren van het ondernemersklimaat in de partnerlanden, (b) het bevorderen van de internationale markttoegang en (c) het ondersteunen van bedrijfsinitiatieven die investeringen en werkgelegenheid in de ontwikkelingslanden doen toenemen. De VVD-fractie is het hiermee eens, maar dan moet het beleid wel meer gericht worden gevoerd.
Beleidsmaatregelen voor het behalen van de millenniumdoelen zijn door Nederland vastgelegd in de beleidsnotitie "Aan elkaar verplicht", met als focus hiv/aids, onderwijs, gezondheid, milieu en water. Een goed ondernemingsklimaat is ondergebracht onder het kopje "goed bestuur". Wat de VVD-fractie betreft, dient de economische ontwikkeling van Afrika een prominente plek te krijgen in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Daarom moet het als apart doel worden omschreven en niet als deelresultaat van goed bestuur. Stemt het kabinet hiermee in?
Het internationale bedrijfsleven schept banen en niet de ontwikkelingsindustrie. Jeffrey Sachs beveelt in zijn rapport "Investing in development" onder meer aan dat er meer focus moet komen op technologie en innovatie. De VVD-fractie heeft eerder in de Kamer aangegeven dat er niet alleen kansen zijn voor outsourcing in Afrika, maar dat reeds een aantal landen zoals Zuid-Afrika en Ghana ervaren dat westerse bedrijven hun productie en dienstverlening ernaartoe brengen. Als je de helpdesk van de KLM belt, krijg je iemand uit Zuid-Afrika aan de lijn.
Een van de kernpunten van het economisch succes van Azië is dat een aantal relatief sterke economische landen de rest op sleeptouw heeft genomen. De heer Bot heeft hier ook naar verwezen.
De voorzitter:
De minister van Buitenlandse Zaken bedoelt u.
De heer Szabó (VVD):
Inderdaad. De minister van Buitenlandse Zaken van dit kabinet.
Aangezien steeds voorbeelden van outsourcing in Afrika duidelijk maken dat ook hier de mogelijkheid bestaat om een aantal landen als voortrekker van de economische ontwikkeling te positioneren, steunt de VVD de aanbeveling van de heer Sachs om een aantal fast-tracklanden te definiëren die in staat zijn, economische substantie te creëren. Alleen via de weg van het scheppen van banen heeft Afrika een kans op ontwikkeling. Graag een reactie op deze aanbeveling van de heer Sachs.
Voortbordurend op de intenties van het rapport-Sachs sluit ik af met de woorden: je kunt putjes scheppen en scholen neerzetten, maar zonder voldoende focus op het creëren van werk is er geen toekomst.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Wij spraken vorige week met de minister-president over de resultaten of, liever gezegd, het ontbreken daarvan op een top in Europa. Nu bespreken wij de voorbereidingen van het kabinet op een top op wereldniveau. Mijn eerste boodschap aan de minister-president is dat de top niet mag mislukken. Op de agenda staan VN-hervormingen en millenniumdoelen. Wij hopen dat de minister-president met heel veel enthousiasme, visie en durf in New York zijn bijdrage levert aan dat debat.
De Verenigde Naties hebben vaker onder vuur gelegen bij de grote uitdagingen van deze tijd: falende staten, internationaal terrorisme, massavernietigingswapens, armoede, massavernietigingsziektes zoals aids, schaduwkanten van globalisering en sociale en ecologische crises in de wereld. Voor de oplossing van al deze uitdagingen kijken wij met z'n allen naar de Verenigde Naties. Wij hebben behoefte aan een slagvaardige, krachtige en transparante organisatie. Die is nodig om die problemen aan te pakken. Het is daarom heel belangrijk dat de minister-president en de andere leden van het kabinet met groot enthousiasme, durf en visie aan de hervormingen werken. Naar onze mening mag succes geclaimd worden. Daar heb je durf voor nodig, want de VN worden heel vaak ten onrechte in een hoek gezet, maar er zijn ook heel veel successen geboekt.
Het is belangrijk dat het kabinet de grondwettelijke verplichting tot het bevoordelen van de internationale rechtsorde, die verankerd is in onze Grondwet, als leidraad voor zijn handelen kiest. Dus niet het soms heel nauw gedefinieerde eigenbelang, maar de grondwettelijke verplichting.
De hervormingen van de Veiligheidsraad en de discussies daarover mogen andere problemen niet overschaduwen. Het is belangrijk dat de Veiligheidsraad wordt hervormd, maar al het andere mag daaraan niet ondergeschikt worden gemaakt. De voorkeur van GroenLinks gaat bij deze hervorming bijvoorbeeld uit naar het voorstel van de G4. Ik wil graag weten hoe de minister-president en de andere ministers daarover denken. Het is belangrijk dat er meer representativiteit en meer legitimiteit komt, maar ik vraag het kabinet alstublieft ook te werken aan andere problemen.
De mensenrechten vormen voor mijn fractie de hoeksteek van de internationale rechtsorde. De uitspraak van bijvoorbeeld de secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, dat de mensenrechtencommissie niet meer kan werken aan een oplossing voor de mensenrechtenproblematiek, betekent dat de top met een alternatief moet komen. De huidige mensenrechtencommissie is ten dode opgeschreven. Er moet dus iets gebeuren. De voorstellen van de secretaris-generaal voor een nieuw orgaan, een permanente raad voor de rechten van de mens, een hoofdorgaan van de VN dat op gelijke voet staat met de Veiligheidsraad, zijn heel goed. Het is belangrijk dat de Nederlandse regering die volop steunt.
De samenstelling van zo'n permanente raad is buitengewoon belangrijk. Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten heeft daarvoor een heel waardevol voorstel gedaan. Een land dat aan de criteria voldoet inzake de toelating van speciale rapporteurs en bereid is om mee te werken aan speciale procedures krijgt bijvoorbeeld toegang. Daarna kun je de positie van dat land op het gebied van de mensenrechten bekijken. Is die in de laatste jaren bijvoorbeeld verslechterd? Als dat zo is, kan zo'n land geen lid worden, maar is de mensenrechtensituatie daar verbeterd, dan kan dat wel. Zitten in de mensenrechtenraad alleen landen die niet voorkomen in de rapporten van Amnesty International, dan is dat waarschijnlijk ook niet effectief. Het is van belang om een goede samenstelling te realiseren. Het is bovendien buitengewoon belangrijk dat de mensenrechtenraad de verworvenheden van de mensenrechtencommissie bewaart: de speciale rapporteurs, de speciale procedures en de rol van civil society in de mensenrechtencommissie. Het is heel erg belangrijk dat er bevoegdheden komen bij de mensenrechtenraad.
De commissie voor vredesopbouw is een heel goed voorstel om het concept "responsibility to protect" uit te werken. Dat is waar het om gaat, als wij spreken over conflictpreventie en vredesopbouw. Veiligheid moet breed worden gedefinieerd en niet worden beperkt tot de afwezigheid van oorlog. Dat is nog geen veiligheid. Veiligheid is veel breder. Het is heel belangrijk dat dit aan de orde komt. Bij de positionering van zo'n commissie is ook heel belangrijk dat er een rechtstreekse relatie is met de secretaris-generaal.
De rol van de civil society bij deze hele hervorming is buitengewoon belangrijk. Daarvoor wil ik aandacht vragen, omdat de inzet van de Nederlandse regering op dit punt achterblijft.
Toen de millenniumdoelen voor armoedebestrijding in 2000 werden vastgesteld, vroegen wij ons af: is dat alles? Wij hebben al die mooie beloftes gehad van Cairo, Beijing en Kopenhagen, maar wat is daarvan overgebleven? Wij hebben een minimum afgesproken voor de millenniumdoelen in het jaar 2000 en dat moet gehaald worden. Wij kunnen ons niet meer permitteren dat er elke drie seconden een kind sterft. Met de welvaart die in de wereld aanwezig is, is dat een grote schande. Het is ook voor de rijke landen een schande dat dit nog steeds gebeurt.
Millenniumdoel nummer 8 is onze verantwoordelijkheid. Wij moeten dat halen, maar dat ziet er nog steeds niet goed uit. De financiering van ontwikkeling is onze taak. Eerlijke handel is onze verantwoordelijkheid. Coherentie in ons beleid, dat is onze verantwoordelijkheid. Die coherentie is veel breder dan alleen handelsbeleid. Dat is ook landbouwbeleid en wapenexportbeleid. Er zijn zoveel beleidsterreinen die tegen ontwikkeling werken. Daar moet keihard aan worden gewerkt.
Dan kom ik bij de positie van Nederland. Nederland doet het natuurlijk goed, omdat het 0,7% haalt, maar wij hebben het gevoel dat Nederland last heeft van de wet van de remmende voorsprong. Juist omdat die financiële doelstelling gehaald is, zien wij niet meer dat Nederland met fantastisch goede, inspirerende ideeën of initiatieven komt. Ik weet ook wel dat Blair en Brown de afspraken niet perfect nakomen, maar je ziet toch dat zij het momentum kunnen pakken en een paar dingen aan de orde stellen.
Schuldkwijtschelding is een buitengewoon belangrijk punt voor de arme landen. Hoe meer ik de voorstellen lees, hoe meer ik het gevoel krijg dat de financiering hiervan een sigaar uit eigen doos is. Ik wil graag weten of dat echt zo is. Het zou goed zijn als Nederland een serieuze bijdrage zou leveren aan schuldkwijtschelding, bovenop die 0,7% of 0,8%. Er zou bijvoorbeeld een schuldenfonds kunnen komen. Dit voorstel hebben wij al eerder gedaan, maar dat doe ik nog een keer, omdat dit een goed idee is.
Er klinkt vaak kritiek op de Verenigde Naties, maar als die organisatie niet bestond, zouden wij er met de minister-president over gesproken hebben dat hij naar New York zou gaan om de Verenigde Naties op te richten.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij zouden het huidige decennium kunnen karakteriseren met een midlifecrisis in de ontwikkelingssamenwerking. De vraag wat wij eigenlijk zijn opgeschoten met vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking, wordt herhaaldelijk gesteld. Een direct gevolg van deze midlifecrisis is de toenemende nadruk op effectiviteit en efficiency, om resultaten zichtbaar te kunnen maken. Het gaat steeds meer om harde doelstellingen, indicatoren en de weging daarvan. Kortom, aid heeft iets van business gekregen. Deze reactie vindt momenteel internationaal een methodische uitweg in de millennium development goals, die voor 2015 de resultaten al hebben vastgelegd. Op zich lijkt dat voor mijn fractie geen slechte, maar een goede ontwikkeling. Een midlifecrisis kan ook tot goede zaken leiden. Het zou een zegen voor de mensheid zijn als deze doelen zouden worden gehaald. In het kielzog van de millennium goals kwam recent een rapport uit van de Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs. Conclusie: voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid bestaat de mogelijkheid om de armoede op te lossen. Het geld, de expertise en het instrumentarium daarvoor zijn aanwezig. Het wachten is alleen nog op de politieke wil en op actie.
Het is de vraag of het momentum er nu is. De agenda van Blair zou ons hoopvoller kunnen stemmen dat inderdaad actie wordt ondernomen, maar tegelijkertijd stemt de geschiedenis ons niet hoopvol, want al in de jaren zeventig is de doelstelling van 0,7% afgesproken, maar het gemiddelde ontwikkelingsbudget in Europa komt nog steeds niet verder dan tot de helft. Nederland heeft daarom een voortrekkersrol te spelen bij het vergroten van de politieke wil om de millennium goals waar te maken, in het bijzonder als hoofdfacilitator van de voorbereiding van de VN-top. Zijn de bewindslieden dat met mij eens?
Uit de veelheid van zaken die aan de orde zouden kunnen komen, neem ik een paar punten. De haalbaarheid van het eerste millennium goal, halvering van extreme armoede en honger, staat onder druk. De trend voor de ontwikkelingslanden als groep is niet goed. Toch heeft de Nederlandse regering gezegd dat deze doelstelling nog haalbaar is. Graag een toelichting daarop.
Er zijn fundamentele problemen zoals de "hunger hotspots" in Afrika en gemarginaliseerde groepen in Azië. De regering is buitengewoon blij met de extra aandacht voor Afrika, al vindt zij dat de passage daarover zou moeten worden aangescherpt. Dat ben ik met de regering eens. Wij zijn het ook eens met het feit dat er meer inspanningen en geld voor Afrika nodig zijn, maar mijn fractie maakt zich tegelijkertijd zorgen over de paradox van de insluiting in bepaalde landen in Azië. Die insluiting is dan de uitsluiting van de allerarmsten. Gemarginaliseerde groepen vallen juist in de landen waar het economisch beter gaat, toch weer buiten de boot. India heeft het grootste aantal van de allerarmsten op deze wereld. Is het niet goed om ook daarvoor aandacht te blijven vragen?
De millenniumdoelen 4, 5 en 6, de doelen over gendergelijkheid, een sterke afname van kindersterfte en een sterke afname van moedersterfte, zijn net als alle andere goals van groot belang, maar ook op die punten zijn de huidige trends niet rooskleurig. In sommige landen in Afrika is zelfs sprake van een weer toenemende kinder- en moedersterfte. Als dat zo doorgaat, zullen wij de gezondheidsdoelstellingen in 2015 bij lange na niet halen. In dit kader wil ik de vinger even leggen bij de bijzondere aandacht die de regering vraagt voor seksuele en reproductieve rechten en het streven naar een extra target op dit terrein. Dat streven steunen wij, maar het bestrijden van hiv/aids kan niet opgaan in een betere verkrijgbaarheid van voorbehoedsmiddelen, want hiv/aids is een breder probleem. De regering zegt dat zelf ook. Het heeft ook te maken met cultuur en verhoudingen tussen man en vrouw. In veel landen, bijvoorbeeld in Afrika, zijn voorbehoedsmiddelen zover buiten de leefwereld en de cultuur dat het aanbieden van voorbehoedsmiddelen geen resultaat heeft bij de bestrijding van hiv/aids. Er zijn landen, bijvoorbeeld Uganda, waarin de regering en de maatschappij er zelf in zijn geslaagd om te komen tot een programma dat buitengewoon opmerkelijke resultaten biedt bij de bestrijding van hiv/aids. Is het niet van groot belang om ook daarvoor aandacht te blijven vragen, bijvoorbeeld voor de methode die in Uganda gebruikt wordt?
In het kader van het behalen van de millennium goals hecht mijn fractie grote waarde aan het kwijtschelden van schulden. Schuldkwijtschelding is een effectieve manier om geld voor armoedebestrijding te mobiliseren. Dat mag niet ten koste gaan van het ODA-budget. Wij zijn sowieso tegen het steeds verder oprekken van de ODA-normen. Dat weet de minister voor Ontwikkelingssamenwerking heel goed, want wij hebben daar regelmatig over gesproken. Hoe staat het kabinet tegenover het inzetten van IMF-goud en Wereldbankinkomen en -reserves voor de financiering van het kwijtschelden van multilaterale schulden?
Wat nodig is om een werkelijke verbetering te bereiken, is actie en de bereidheid om te delen. Voor ons in het rijke Westen betekent dat de bereidheid om een stap terug te doen en dat is soms het allermoeilijkste wat van mensen gevraagd kan worden. De achtste doelstelling, het sluiten van een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling, is wat ons betreft misschien nog wel de allerbelangrijkste, want die laat zien dat ontwikkelingssamenwerking geen eenrichtingssolidariteit kan zijn. Het moet een samenwerking zijn. Wij moeten van elkaar willen leren en wij moeten met elkaar optrekken om dat enorme probleem van armoede en alles wat daarmee samenhangt, aan te pakken.
De heer Szabó (VVD):
Wat bedoelt u als u zegt dat wij een stap terug moeten zetten?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Als wij de mensen in de armere landen werkelijk een kans willen geven, dan zullen wij op verschillende gebieden een stap terug moeten zetten. Dat heeft te maken met het opheffen van handelsbarrières en allerhande zaken waarvan wij vrezen dat die een negatief effect voor onze economie zullen hebben, maar die andere landen tegelijkertijd een grotere kans zullen geven. Ik noem één voorbeeld, maar dat is in feite op veel terreinen het geval.
Vele woordvoerders hebben al gesproken over de hervorming van de VN. Ook wat de ChristenUniefractie betreft zou de Commissie voor de Rechten van de Mens moeten worden veranderd in een Raad voor de Rechten van de Mens. Die raad zou op gelijke voet moeten staan met de Veiligheidsraad. Er moeten dan ook betere criteria worden gesteld aan deelname in die raad dan op dit moment voor de Commissie voor de Rechten van de Mens gelden. Samenwerking tussen de Raad voor de Rechten van de Mens en de Veiligheidsraad lijkt ons een goede uitgangspositie om te komen tot een werkelijke aanpak van veel haarden van problemen op deze wereld.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Vandaag bespreken wij een aantal veelomvattende politieke ontwikkelingen die verstrekkende gevolgen zullen hebben voor de internationale, sociaal-economische en politieke verhoudingen voor de komende decennia. Ik richt mij in deze zee van punten vooral op twee onderwerpen, te weten de millenniumdoelstellingen en de hervormingen van de VN. De hervormingen van de VN zijn van historisch belang. Zij zullen richting geven aan het internationaal recht voor de komende tientallen jaren.
De SP-fractie is van mening dat het totstandkomen van de millenniumdoelstellingen een goede weerspiegeling is van de huidige Realpolitik. Het zijn beperkte doelen en wij moeten nu eigenlijk al vaststellen dat die doelen ook niet gehaald zullen worden. Dat is beschamend. Afgelopen zaterdag was er een film op Nederland 3 getiteld The girl in the café. Anders dan de titel doet vermoeden, ging die film over acht mannen in één kamer die beslissen over miljoenen mensenlevens. Die situatie ontstaat binnenkort weer. Ik vraag mij af of die miljoenen mensenlevens in veilige handen zijn bij deze acht mannen.
De SP-fractie vindt het kwalijk dat de situatie dreigt te ontstaan dat kwijtschelding arme landen zelfs geld gaat kosten als het ten koste gaat van het ontwikkelingsbudget. De SP-fractie is blij dat de regering in haar brief van 24 juni ook toegeeft dat de schuldverlichting in feite een sigaar uit eigen doos is. De regering schrijft: het is echter mogelijk dat dit enkel leidt tot een verschuiving binnen de bestaande hulpmiddelen. Ook het feit dat slechts achttien landen in aanmerking zijn gekomen voor kwijtschelding past wat de SP-fractie betreft totaal niet in het streven om haast te maken met de millenniumdoelstellingen. Daar is meer geld voor nodig. Wat gaat de regering doen om dit tij te keren?
In het debat van 13 april over IMF en Wereldbank waarschuwde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat de schuldenproblematiek niet centraal moet worden gesteld in de discussie over armoedebestrijding en de millenniumdoelstellingen. De SP-fractie was dat toen niet en is het ook nu niet met haar eens.
In het rapport Investing in Development van Jeffrey Sachs wordt een tiental kritieken gegeven en aanbevelingen gedaan over hoe te komen tot een succesvol resultaat met betrekking tot de millenniumdoelstellingen. Het kan dus wel. Een van de kritiekpunten betreft het feit dat op dit moment schuldverlichting niet is verbonden met de millenniumdoelstellingen. Sachs pleit ervoor om de definitie van schuldhoudbaarheid, en met name de schuld bij de Club van Parijs, te evalueren en te herdefiniëren als het schuldniveau dat samenhangt met het behalen van de millenniumdoelstellingen. Dit impliceert een dramatische versnelling en verhoging van schuldverlichting voor vele landen, dus niet slechts voor de achttien die tot nu toe in aanmerking zijn gekomen. Is de regering bereid om deze aanbeveling over te nemen en die ook met kracht uit te dragen op het forum? Een ander voorstel uit het rapport van Sacks is om de ontwikkelingsstrategie en hulpprogramma's volledig in het teken te stellen van het behalen van de millenniumdoelstellingen en niet, zoals nu gebeurt, op criteria als privatisering, liberalisering en export. In de brieven die de Kamer over het rapport van Sacks ontving, wordt hierover niets opgemerkt. Gaat de regering zich hier ook voor inzetten?
De SP-fractie vindt dat de regering kritischer moet zijn bij de evaluaties van de bestaande Wereldbank- en IMF-programma's. Nu wordt om het andere jaar een nieuw systeem ingevoerd. Het verandert van structurele aanpassingsprogramma's tot Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's) die in feite altijd dezelfde kenmerken met zich meedragen. Er wordt echter nooit objectief geëvalueerd, dus aan de hand van de vraag wat er in het verleden is misgegaan en de vraag of de ideologie van de programma's correct is. De programma's dragen als ernstige tekortkoming met zich mee dat er te weinig naar de verschillen tussen landen wordt gekeken en dat er te weinig wordt gekeken naar het langetermijnproces dat de ontwikkeling in feite is. Zal de regering zich inzetten voor onafhankelijke evaluaties en, zo ja, hoe?
Secretaris-generaal Kofi Annan doet in zijn rapport een reeks vernieuwende voorstellen. Daarmee kunnen de VN en andere internationale organisaties zich aanpassen aan de nieuwe politieke werkelijkheid. Het multilateralisme is een minimumvoorwaarde om verder te komen in het politieke verkeer tussen staten. De ongelijke machtsverhoudingen in de wereld zullen er niet grondig door veranderen, maar wij verwelkomen deze voorstellen in het licht van de internationale gezagsverhoudingen en in het kader van uitgangspunt dat alle kleine beetjes helpen. De hervormingen moeten drie doelen nastreven, namelijk het vergroten van de wetmatigheid van de internationale machtsverhoudingen, het vergroten van de verplichting om verantwoording af te leggen en het vergroten van het representatieve karakter van de Veiligheidsraad. Deze hervormingen zullen richting geven aan het internationale recht voor de komende tientallen jaren. Ervan uitgaande dat de Veiligheidsraad de enige arbiter is bij het gebruik van geweld in alle gevallen anders dan zelfverdediging, blijft de kwestie hoe deze het beste kan worden uitgerust voor deze zware verantwoordelijkheid. Of zal de Veiligheidsraad de zaak uitbesteden aan regionale veiligheidsorganisaties die van hem een ruim mandaat krijgen? Dat zou de zaak aanzienlijk veranderen.
De SP-fractie ondersteunt de bevindingen van het VN-panel, namelijk dat artikel 51 zonder aanpassingen behouden moet blijven en moet worden opgevat in de al lang geldende en vastgelegde principes van het internationale recht. Dat betekent dat staten alleen militair mogen handelen uit zelfverdediging als een aanval duidelijk aanstaande is, er geen andere middelen zijn om een aanval te kunnen afwenden en de ondernomen actie proportioneel is. In alle gevallen moet gebruik van geweld afhangen van goedkeuring van de Veiligheidsraad. De Nederlandse regering lijkt tot dezelfde conclusie te zijn gekomen. Kan de minister expliciet bevestigen dat dit inderdaad de positie van de regering is? Vandaag hadden wij in het kader van Afghanistan al een discussie over artikel 51. Met betrekking tot de mensenrechten moet de regering een slotdocument nastreven dat regeringen verplicht om mensenrechten volledig te beschermen en meetbare stappen te nemen. Het moet een verplichtend document worden. Regeringen moeten aanvullende maatregelen nemen om de nieuwe mensenrechtenraad effectief, transparant en gezagsafdwingend te laten zijn. Graag hoor ik de opvatting van de regering hierover.
Over de uitbreiding van de Veiligheidsraad heeft de regering een onduidelijk standpunt ingenomen. Het lijkt erop dat zij Duitsland steunt in zijn poging om een permanente zetel te verwerven. Welke waarborgen heeft de minister dat Duitsland, ervan uitgaande dat die poging succesvol zal zijn, afstand zal doen van zijn permanente zetel ten behoeve van een vaste zetel voor de Europese Unie? Zal Duitsland als het permanent lid is andere EU-landen raadplegen over agendapunten van de Veiligheidsraad en de mening van de EU willen vertegenwoordigen?
De SP-fractie gaat ervan uit dat de hervormingen die zijn voorgesteld door het panel verder strekken in model B dan in model A. Duitsland en de G4 steunen dit laatste model. Met model B kan eerder worden voldaan aan de eerder genoemde doelen. Model B bevat ook ingebouwde mechanismen voor het afleggen van verantwoording in de vorm van een vaste termijn van vier jaar. Model A daarentegen gaat uit van een permanent lidmaatschap van zes landen en biedt geen mechanismen om die ter verantwoording te roepen. Bovendien laat model B meer mogelijkheden om de Veiligheidsraad in de toekomst aan te passen door middel van veranderingsmechanismen.
Het is onze stellige overtuiging dat wij fouten uit het verleden moeten vermijden en niet opnieuw voor zeer lange tijd een nieuwe machtsbalans in de Veiligheidsraad vast moeten leggen. Welk model het ook wordt, het moet de Veiligheidsraad verplichten, meer verantwoording af te leggen. Deelt de regering dit uitgangspunt?
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Een buitengewoon belangrijk agendapunt van de komende VN-top is het behalen van de millenniumdoelstellingen. Voor ons is dat eigenlijk het belangrijkste agendapunt. Het goede van genoemde doelstellingen was dat zij niet vaag en algemeen, maar heel concreet geformuleerd waren. Ik noem drie doelstellingen die in 2015 gerealiseerd zouden moeten zijn: halveer het aantal mensen dat per dag van minder dan 1 dollar moet leven, zorg ervoor dat alle jongens en meisjes hun lagereschoolopleiding afmaken, reduceer moedersterfte bij bevallingen met 75%. Dit zijn zeer concrete doelstellingen. Wij zijn nu vijf jaar verder. Hoe ver zijn wij gekomen? De rapporten die uitgebracht zijn ter voorbereiding op de komende top, stralen een boodschap uit die niet misverstaan kan worden: er blijft nog heel veel werk over. Kijk eens naar de doelstelling om de armoede te halveren. In sub-Sahara Afrika is daar weinig van terechtgekomen. In West-Azië is de armoede fors toegenomen. Eigenlijk is het gemiddelde beeld af en toe nog wat te rooskleurig als je de inhaalslag in aanmerking neemt die in landen als China en India is gemaakt. Neem de doelstelling om kinder- en moedersterfte te reduceren. Die wordt met dit tempo bij lange na niet gehaald. De doelstelling om aids te keren wordt ook lang niet gehaald. Kofi Annan signaleerde onvoldoende vooruitgang, stagnatie op sommige onderdelen en achteruitgang op andere onderdelen. Hij wijst erop dat in de millenniumverklaring voor 2000 is gezegd dat de VN-lidstaten geen inspanning ongemoeid zouden laten om de doelstellingen te bereiken. Die belofte is gedaan. Hij stelt vast dat er in 2005 een majeure doorbraak moet worden bewerkstelligd om de doelstellingen te halen. Ik citeer: "Er is een reuzensprong wat betreft schaal en ambitie nodig." Wij willen dat deze regering de zelfde toon en taal bezigt, dat zij is gericht op die majeure doorbraak en werkt aan de versterking van de politieke wil waardoor de doelstellingen kunnen worden gehaald. Mijn vraag is op dit algemene vlak of de regering ook herkent wat Kofi Annan naar voren heeft gebracht en of dit de inzet van Nederland bepaalt. Ik doe dit ook in het licht van het feit dat er in de brief die wij hebben gekregen, nogal wat managementtaal wordt gebruikt. Ik begrijp dat er een hoop achter de schermen moet gebeuren en dat het niet alleen om gepassioneerde verhalen gaat, maar vooral om hard werken om bepaalde dingen voor elkaar te krijgen. Toch hoort het gepassioneerde verhaal er wel degelijk bij, gelet op het maatschappelijke draagvlak voor het bereiken van deze doelstellingen. Ik wens dan ook dat daarin wordt geïnvesteerd en dat dit zeer concreet zichtbaar wordt. Wat gaat de regering doen om dat signaal uit te zenden en om de politieke wil in de andere landen te vergroten?
Nederland behoort tot de vijf landen die de 0,7%-norm van ODA bereiken. Deze stand moeten wij hoog houden. Nederland heeft ook de taak om andere landen voortdurend aan te spreken op hun bijdrage. Gaat Nederland dit nog doen? Zou het Europese landen die deze norm niet halen, niet sieren als zij harde toezeggingen deden over het op korte termijn verhogen van hun bijdragen? Wat heeft Nederland gedaan om ze daartoe te bewegen?
Met geld valt niet alles op te lossen. Dat is zeker waar.
De heer Szabó (VVD):
In een recentelijk gehouden algemeen overleg heeft de minister uitgelegd wat er allemaal is gebeurd, dat zij met de Europese landen heeft gesproken en dat zij wat nu voorligt, ambitieus vond. Ik vind het wat minder ambitieus, want een ambitie om tot een bepaald niveau te komen, die al meer dan 35 jaar oud is, noem ik niet echt een ambitie. Hoe het ook zij, de minister heeft tijdens genoemd algemeen overleg op mijn vraag hoe het kon worden gesanctioneerd, geantwoord dat men had gezegd dat men mogelijk op een hoog niveau ging zitten, maar dat er geen sancties tegenover konden worden gesteld. Stel dat u op die plek zat, hoe zou u die landen mee kunnen krijgen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat is geen eenvoudige vraag. In ieder geval zou ik geen mogelijkheid onbenut laten om er aandacht voor te vragen. Misschien dat men dan op een bepaald moment zo ziek wordt van alle pogingen om de doelstellingen te bereiken en alle publiciteit eromheen, dat landen zich werkelijk beginnen te schamen wanneer zij er ver onder blijven zitten.
Als je ziet over welk basaal niveau wij bij de millenniumdoelstellingen spreken, zou dat een extra impuls moeten kunnen zijn om ernaar te streven dat deze doelstellingen heel stevig en zichtbaar worden bereikt. Vandaar dat ik hoop dat voorzover deze top daarvoor momenten biedt, deze zullen worden benut. Hierbij geldt overigens ook, dat het natuurlijk niet alleen om geld gaat. Er is, zoals het Sachsrapport duidelijk heeft aangetoond, wel erg veel geld nodig, onder andere voor infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg. Het moet gepaard gaan met binnenlandse besparingen en buitenlandse investeringen. Ik wil het belang van economische ontwikkelingen hierbij voluit onderschrijven.
Ik wil nog een paar opmerkingen maken over institutionele kwesties die op de agenda staan. Er zijn nogal wat voorstellen gedaan over de samenstelling en omvang van de Veiligheidsraad, die onwenselijk of onhaalbaar zijn. De inzet van de regering om een permanente zetel voor Duitsland positief te bejegenen op voorwaarde dat deze na tien tot vijftien jaar overgaat in een permanente EU-zetel roept nogal wat vraagtekens op, zoals al door collega's is verwoord en eerder in het AO aan de orde is geweest. Bij ons blijft de vraag bestaan of het niet theoretisch is om te veronderstellen dat je hiermee een voorlopige oplossing kiest die je binnen een decennium alweer ter discussie zult stellen. Werkt zo'n benadering?
In hoeverre loopt het streven naar een EU-zetel vooruit op een integrale, Europese benadering van het buitenlands beleid? In heel veel gevallen is daarin juist geen sprake van een eensluidende visie. In hoeverre is, als je uiteindelijk streeft naar een EU-zetel, gewaarborgd dat deze een extra impuls voor een integrale Europese benadering op het gebied van het buitenlands beleid tot gevolg heeft?
Een belangrijk probleem bij de mensenrechtenraad is, dat de huidige mensenrechtencommissie soms wordt voorgezeten door landen die consequent fundamentele rechten schenden. Dat kan natuurlijk niet. Diezelfde commissie veroordeelt sommige landen eenzijdig veel te vaak en veel te hard, terwijl sommige schurkenstaten in de landenresoluties ongemoeid worden gelaten. Wij steunen alle pogingen om structurele verbeteringen, zoals onafhankelijkheidswaarborgen, aan te brengen die dit mechanisme zoveel mogelijk onschadelijk beogen te maken. Het is wel de vraag of de voorstellen om te komen tot een structurele verandering dat probleem effectief zullen kunnen aanpakken.
Terugkoppelend naar de millenniumdoelstellingen, is een belangrijke boodschap die naar voren komt uit alle rapporten en alle commissies die bezig zijn met de hervormingen die in VN-verband nodig zijn, dat een goede coördinatie tussen de verschillende onderdelen van de VN een absolute voorwaarde is om welke doelstelling dan ook te bereiken.
De PvdA-woordvoerder liet zich inspireren door liedjes en een andere woordvoerder door een film,. Zelf denk ik in dit verband aan de geschiedenis van de torenbouw van Babel. De gigantische inspanningen om wereldwijde prestaties neer te zetten eindigden in een gigantische spraakverwarring. Een dergelijke spraakverwarring zien wij eerlijk gezegd nogal eens terug in de hedendaagse Verenigde Naties. Ik neem aan dat het aan deze kabinetsdelegatie, gelet op hun partijpolitieke achtergrond, wel is toevertrouwd om op deze geschiedenis voort te borduren in de lessen in bescheidenheid en coördinatie die ook voor de VN van groot belang zijn.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter. De Millenniumtop in juli is van groot belang, niet alleen voor de idealisten, maar ook en vooral voor de mensen die willen nagaan hoe wij met ontwikkelingssamenwerking, met internationale samenwerking de millenniumdoelen kunnen bereiken. Daarmee willen zij zeker stellen dat wij geen Babylonische spraakverwarring krijgen.
Ontwikkelingssamenwerking is noodzakelijk, niet alleen uit moreel en humaan oogpunt, maar vooral uit een oogpunt van internationale solidariteit. Ontwikkelingssamenwerking werkt: er sterven minder mensen aan de gevolgen van armoede, er gaan meer kinderen naar school, er zijn goed functionerende gezondheidssystemen opgezet en meer mensen hebben toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen.
Wij zijn er echter nog lang niet. In veel landen is de situatie schrijnend. Elke drie seconden sterft een kind aan de gevolgen van ondervoeding. Chronische honger maakt het miljoenen kinderen onmogelijk om op school iets te presteren en nog steeds sterft elke minuut ergens een vrouw aan de gevolgen van de complicaties van zwangerschap.
Het jaar 2005 is dan ook een belangrijk jaar als het gaat om het doel een eind te maken aan deze schrijnende situaties en als het gaat om armoedebestrijding. Wij gaan dit jaar als internationale gemeenschap na waar wij staan met ons gemeenschappelijk streven om voortgang te maken met armoedebestrijding. De VN-top zal natuurlijk voornamelijk in het teken staan van de tussentijdse evaluatie van het werk aan de millenniumdoelstellingen. De G8 heeft een belangrijke stap gezet op het terrein van de schuldkwijtschelding. In het algemeen zien wij dat Afrika in de internationale gremia hoog op de agenda staat.
De millenniumdoelen zijn niet nieuw. De landen die geld beschikbaar stellen voor internationale samenwerking hebben armoedebestrijding als speerpunt van beleid omarmd. Voor het eerst in de geschiedenis heeft de internationale gemeenschap zich ook bereid getoond om meetbare en in de tijd gebonden doelen te formuleren en om daarover afspraken te maken. De fractie van het CDA legt daarom nadruk op de waarde van de millenniumdoelen: er is een belangrijke stap gezet in de richting van een internationaal gedeelde visie op armoedebestrijding. Enerzijds gaat het daarbij natuurlijk om het ontstaan van vitale samenlevingen en anderzijds om het besef in de rijke landen dat een internationaal gedeelde visie en een internationale agenda arme landen meer recht doen dan afzonderlijke inspanningen.
Van belang is natuurlijk dat elke overheid tegenover de internationale gemeenschap verantwoording aflegt over de gezamenlijk afgesproken inspanningen. Daarvoor is de top van groot belang, want alleen op die manier kan sprake zijn van gedeelde verantwoordelijkheden.
Hoe staat het met de millenniumdoelen? Er is, gelet ook op de reacties van de regering, geen ontevredenheid. Toch merkte de regering in 2004 in haar rapport op dat zij van mening is dat wij opnieuw tegenover elkaar de verplichtingen moeten bevestigen en dat wij onze inspanningen moeten vergroten om daadwerkelijk mondiaal partnerschap voor ontwikkeling te realiseren. Dit is nodig om de millenniumdoelen in 2015 te verwezenlijken. Deze mening wordt heel nadrukkelijk gedeeld door Jeffrey Sachs, de hoofdauteur van het VN-voortgangsrapport.
Een andere interessante conclusie van Sachs is dat er grote regionale en thematische verschillen zijn. Zo is sub-Sahara-Afrika het verst verwijderd van het bereiken van de doelen en zijn de vorderingen voor het bereiken van de doelen die zijn gericht op gender en het milieu bij lange na niet conform het tijdschema. Het rapport wijst vier duidelijke redenen aan. In de eerste plaats zijn er ontwikkelingslanden met falende overheden. In de tweede plaats kan de armoede dermate overweldigend zijn dat zelfs goedwillende overheden de afspraken niet na kunnen komen. In de derde plaats is er een ongelijke inkomensverdeling die grote groepen armen op steeds grotere achterstand plaatst. In de vierde plaats is er te weinig aandacht voor gender, milieu, gezondheidszorg en schuldverlichting. Er is dus nog veel werk te doen. De Millenniumtop en de bijeenkomst van de G8 in 2005 bieden natuurlijk een kans om vooruitgang te boeken.
Het Sachsrapport toont naast het noemen van deze tekortkomingen aan dat de doelstellingen nog steeds gehaald kunnen worden, niet met nieuw beleid, maar wel met een alomvattende, coherente en resultaatsgerichte aanpak van de mondiale armoede. Wij steunen dan ook de oproep van Sachs dat er meer geld moet komen om die millenniumdoelen te halen. Ook de Wereldbank heeft berekend dat mondiaal gesproken een verdubbeling van de nu beschikbare ODA nodig is om die doelen in 2015 daadwerkelijk te realiseren.
Ik onderstreep dat Nederland op het vlak van de financiering een voortrekkersrol speelt met een bijdrage van 0,8% van het bnp. Dat willen wij zo houden. Het gaat niet alleen om meer geld. Het rapport benadrukt ook dat het bereiken van de doelen mogelijk is door daadwerkelijke afstemming van beleid op de doelen. Uitgaande van de analyse van de regionale verschillen concludeert Sachs dus ook dat er dringend behoefte is aan een actuele behoefteanalyse per land per regio. Ook stelt hij dat eigenlijk elk land een millenniumdoelenstrategiegroep in het leven zou moeten roepen om te kijken hoe men tot een gemeenschappelijke aanpak kan komen. In deze groep moeten alle donoren, dus niet alleen de overheid, zijn vertegenwoordigd: het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, de lokale overheid en de rijksoverheid.
Ook de Wereldbank roept in haar laatste rapport op om die millenniumdoelen beter in de ontwikkelingsstrategieën van landen te integreren.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
De heer Verhagen heeft gezegd dat meer geld nodig is. Hoe beoordeelt hij, wat hij zelf in het regeerakkoord heeft bepleit en bewerkstelligd, dat de Nederlandse regering militaire uitgaven onder ODA wil brengen?
De heer Verhagen (CDA):
De CDA-fractie heeft steeds gesteld dat zij voor zuivere ontwikkelingshulp is. Ik heb dat in het debat over de regeringsverklaring nadrukkelijk naar voren gebracht. Wij hebben gezegd dat wij conform de officiële criteria 0,8% van ons bruto nationaal product uitgeven en zullen blijven uitgeven aan zuivere ontwikkelingssamenwerking. Niet wij, deze Kamer, maakt uit wat zuivere ontwikkelingshulp is. Dat doet OESO/DAC. Daar worden de officiële criteria vastgesteld. Conform die criteria wordt gehandeld. Zodra OESO/DAC stelt dat wij niet de doelstelling van 0,8% halen door bepaalde uitgaven in onze begrotingen onder ontwikkelingssamenwerking te plaatsen, betekent dit dat met terugwerkende kracht dat geld alsnog beschikbaar wordt gesteld voor zuivere ontwikkelingshulp conform diezelfde criteria.
Wel heb ik altijd gezegd dat wij de andere landen, ook in EU-verband, meer moeten aanspreken op het nakomen van hun beloften, namelijk het realiseren van 0,7% van het bnp.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik heb een andere vraag gesteld. Mijn vraag gaat over de inzet van dit kabinet bij het verruimen, het oprekken, het vervuilen van de norm. Terwijl de heer Verhagen zegt dat meer geld nodig is en dat andere landen moeten worden aangespoord om te voldoen aan die 0,7%, pleit Nederland juist voor het verruimen van de definitie zodat Frankrijk en Engeland met een pennenstreek die 0,7% kunnen halen omdat zij hun militaire uitgaven daaronder kunnen rekenen.
De heer Verhagen (CDA):
Dit is absolute nonsens om de doodeenvoudige reden dat niet wij, maar OESO/DAC de criteria bepaalt. Dat is de officiële organisatie die niet alleen de criteria voor ontwikkelingssamenwerking formuleert, maar ook vaststelt of de landen daaraan voldoen. Als mevrouw Karimi suggereert dat Engeland door het doen van grote militaire uitgaven opeens zou voldoen aan die criteria, geef ik haar in overweging eens te kijken naar de OESO/DAC-criteria. Er is bij het Nederlandse beleid geen sprake van vervuiling. Er wordt absoluut vastgehouden aan 0,8% volgens de zuivere ontwikkelingshulp die niet wij vaststellen, die niet mevrouw Karimi vaststelt, maar die OESO/DAC vaststelt. Dat is de regel die wij hier hebben afgesproken. Mevrouw Karimi kan wel zeggen dat het een vreselijke situatie is dat nu meer zaken onder ontwikkelingssamenwerking vallen dan vijftig jaar geleden, maar ik kan haar verzekeren dat er tegenwoordig nog heel wat meer zaken onder vallen. Wij hebben gezien dat bijvoorbeeld milieudegradatie extra inspanningen in die ontwikkelingslanden noodzakelijk maakt die vroeger niet werden gedaan en die nu kunnen worden verricht dankzij het feit dat bepaalde landen ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingshulp geven. Vijftig jaar geleden wisten wij niet van het bestaan van milieuvervuiling op de manier zoals wij het nu formuleren. Dan kan ook op dit punt toch niet worden gezegd dat sprake is van vervuiling van de ontwikkelingshulp?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat valt mij echt tegen van de heer Verhagen. Hij wil niet weten waaronder hij zijn handtekening heeft gezet. Hij heeft dit kabinet toestemming gegeven om zich in te zetten voor de vervuiling van de norm. Dat is de inzet van dit kabinet. Wees een vent en verdedig dat.
De heer Verhagen (CDA):
Ik sta voor mijn handtekening en weet exact waaronder ik mijn handtekening zet, en zeker op dit terrein. Het zou zeer vreemd zijn als wij militaire inspanningen gericht op wederopbouw, op het een land in staat stellen om tot ontwikkeling te komen, die volgens OESO/DAC onder ontwikkelingssamenwerking vallen en bijdragen aan de ontwikkeling van landen, buiten beschouwing zouden laten. Als mevrouw Karimi serieus is, dan moet zij pleiten voor 0,9% of 1% van het bnp aan ontwikkelingshulp. Zij moet niet suggereren dat hier sprake is van vervuiling, want dat is niet het geval.
De heer Van Bommel (SP):
Het gaat niet om OESO/DAC, het gaat om deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Zij heeft in de internationale discussie het voortouw genomen en daarmee de weg vrijgemaakt voor andere landen die ver onder de VN-norm van 0,7% zitten, om uitgaven die ze al deden onder de officiële ontwikkelingssamenwerkinguitgaven te brengen. Aan de wens om meer geld te krijgen voor ontwikkelingssamenwerking zal door de inspanningen van deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking niet worden voldaan. Daar kan de heer Verhagen toch niet blij mee zijn?
De heer Verhagen (CDA):
Ik prijs deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking en ik ben blij met haar inzet. In landen die door (burger)oorlogen geteisterd zijn, kan via een civiel-militaire bijdrage die ook in het kader van vredesoperatie geleverd wordt, een bijdrage aan de daadwerkelijke ontwikkeling van het land worden geleverd. De heer Van Bommel moet niet willen suggereren dat iedere militaire inzet in een ontwikkelingsland valt onder de ontwikkelingscriteria van OESO/DAC. Nee, het gaat om een heel klein deel dat noodzakelijk is om daadwerkelijk ontwikkeling mogelijk te maken.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Verhagen leeft in een droomwereld, want die activiteiten vonden allang plaats. Alleen krijgen ze nu het stempeltje "ontwikkelingssamenwerking". Daarmee krijgen wij op papier meer geld, maar in werkelijkheid geen cent extra. Daarmee wordt de ontwikkelingslanden geen plezier gedaan. Daarmee heeft deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking absoluut geen goed werk verricht. Daarmee is de papieren werkelijkheid veranderd, maar de werkelijkheid in de landen geen sikkepit.
De heer Verhagen (CDA):
Het tegendeel is het geval. Er worden nu eindelijk activiteiten verricht, ook op dit terrein, die in het verleden niet werden verricht, terwijl de mensen ernaar snakten.
Wat zijn de kansen om bijvoorbeeld de geïntegreerde ontwikkelingsstrategieën op de Millenniumtop te realiseren?
Effectieve armoedebestrijding is vooral een kwestie van politieke wil, van concreet beleid van regeringen en donoren om armoede te bestrijden, maar ook van politieke wil van de ontvangende landen zelf, van het commitment van regeringen in ontwikkelingslanden om armoede aan te pakken. Ook daar ligt een grote verantwoordelijkheid. Het besef dringt steeds meer door dat arme landen net als rijke landen verantwoordelijk zijn voor de oplossing van de eigen problemen en daartoe ook de gelegenheid moeten krijgen. Het gaat niet om liefdadigheid of internationale solidariteit sec, hoeveel ellende daarmee ook voorkomen kan worden. Armoedebestrijding moet een duurzame oplossing bieden, juist om niet te allen tijde afhankelijk te zijn van liefdadigheid en solidariteit. Het gaat er primair om, de capaciteit in de ontwikkelingslanden te versterken om de eigen problemen op te lossen. Daarbij speelt niet alleen de overheid een grote rol, maar ook met name het particulier initiatief: ngo's, het bedrijfsleven, verenigingen van stad en platteland, brancheorganisaties, kerkelijke organisaties, landbouworganisaties, vakbonden en vrouwenorganisaties. Publiek-private samenwerking en partnerschappen met als instrument capaciteitsopbouw kunnen volgens het CDA een belangrijke impuls geven aan de ontwikkeling van een vitale samenleving en aan de versterking van het probleemoplossend vermogen van de ontvangende landen zelf. Juist bij dit soort publiek-private partnerschappen ligt ook het begin van een structurele oplossing voor andere grote problemen. Ik denk hierbij aan klimaatproblematiek, verwoestijning, duurzaamheid energie, beheer en milieu. Op welke wijze bevordert de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dergelijke partnerschappen?
Het kabinet stelt terecht dat het Sachsrapport weinig aanknopingspunten biedt voor het partnerschap. Dit punt zal naar onze mening bijdragen aan het behalen van de millenniumdoeleinden. Welke stappen zet het kabinet, zodat de top een concrete vorm zal krijgen?
Goed bestuur speelt een belangrijke rol bij het effectief bestrijden van armoedebestrijding. Goed bestuur in de ontvangende landen is een voorwaarde voor ontwikkeling. Het respecteren van mensenrechten, een stabiel politiek systeem, sterke staatsinstituten en een goed functionerend justitioneel apparaat dragen bij aan een omgeving waarin economische bedrijvigheid en economische groei mogelijk zijn. Er zal echter ook moeten worden geïnvesteerd in goed bestuur. Wij zijn het dan ook eens met het Nederlandse beleid, dat die lijn volgt. Goed bestuur is een voorwaarde voor duurzame armoedebestrijding, maar het is geen absoluut criterium om een land de status van partnerland toe te kennen of te onthouden. De intentie tot goed bestuur, in combinatie met maatregelen tot verbetering, kan wat ons betreft evenzeer tot de status van partnerland leiden.
De regering staat overigens kritisch tegenover de indruk die het Sachsrapport wekt dat die vereiste bestuurlijke veranderingen op korte termijn haalbaar zijn. De regering verwijst daarbij vooral naar het feit dat er enige diepgewortelde systemen van patronage en cliëntelisme zijn. Welke consequenties verbindt de regering daaraan?
Gebrek aan goed bestuur zien wij in zekere zin ook aan de kant van de donorlanden. Ik doel in dit geval op fragmentatie of een gebrek aan coördinatie. Zolang er op het punt van donorcoördinatie geen verbetering komt, is de hulp minder effectief dan die zou kunnen zijn. Naar de mening van mijn fractie biedt juist de top dit jaar een kans ook op dit gebied stappen voorwaarts te zetten.
De minister heeft sinds haar aantreden de deur wijd opengezet voor het bedrijfsleven. Wij prijzen haar daarin. Wij delen de mening van de minister dat armoedebestrijding niet zonder economische groei kan. Hoewel hulp op verschillende terreinen een belangrijke bijdrage kan leveren aan armoedebestrijding, is economische groei een conditio sine qua non voor ontwikkeling en daarmee voor de bestrijding van armoede. Wij zijn het eens met de regering dat het daarbij primair gaat om het stimuleren van lokale bedrijvigheid van de Afrikaanse landen zelf. Daarnaast kan het Nederlandse bedrijfsleven natuurlijk een grote rol spelen bij het overdragen van kennis en kapitaal alsook bij het creëren van banen om de lokale bedrijvigheid te bevorderen. Wij constateren dat het Nederlandse bedrijfsleven in toenemende mate een speler van formaat is in het streven de millenniumdoelen te behalen. Dat is toe te juichen. Kan de minister ons inzicht geven in de precieze omvang van het Nederlandse bedrijfsleven per partnerland? Kan zij in kaart brengen welke bedrijven in welke landen actief bezig zijn en welke resultaten er tot dusver zijn geboekt? Het wordt dan duidelijk waaraan het ontbreekt en welke nieuwe initiatieven kunnen worden gestimuleerd.
De initiatieven van de G8 op het gebied van de schuldkwijtschelding zijn van groot belang. Het is een stap in de goede richting. Wij vinden wel dat de schuldkwijtschelding van de G8 additioneel moet zijn voor de landen die de internationale norm van 0,7% nog steeds niet hebben gehaald. Het geld moet niet uit hun bestaande hulpbudgetten komen. Alleen dan kun je spreken van een echte doorbraak. Het G8-initiatief wint aan geloofwaardigheid wanneer tijdens de aanstaande top in Gleneagles juist op dit punt vooruitgang wordt geboekt. Het is goed dat Nederland de G8, maar ook andere donoren die nog niet voldoen aan de internationale afspraak om 0,7% van het bnp aan ontwikkelingshulp te besteden, zal oproepen om de extra bijdrage te gebruiken om bestaande hulpbudgetten te verhogen, maar dat zou eigenlijk de inzet van de EU moeten zijn. Welke initiatieven worden op dit punt in EU-verband genomen?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Zou het de geloofwaardigheid van Nederland niet verhogen als Nederland zelf met additionele middelen voor schuldverlichting komt?
De heer Verhagen (CDA):
Ik constateer wederom dat GroenLinks een pleidooi houdt voor de verhoging van het Nederlandse aandeel in de internationale samenwerking. Waar haalt u, evenals de heer Bos, de middelen vandaan? Wij hebben hier geen geldpers staan, dus wat zou u willen schrappen?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Waarom zegt u niet gewoon dat u akkoord gaat, en begint u niet daarna over de financiën? Dan kom ik met voorstellen daarvoor. Zoals bekend, presenteren wij in onze tegenbegroting altijd 1% voor ontwikkelingssamenwerking, wat betekent dat er altijd een dekking is.
De heer Verhagen (CDA):
Klopt, maar zoals u weet heb ik bij de algemene beschouwing de tegenbegroting van GroenLinks niet direct omarmd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Kunt u over uw schaduw heen springen, en Den Haag even laten voor wat het is? Kunt u even nadenken over hoe het Nederlandse parlement en de Nederlandse regering één signaal richting de andere landen kunnen geven? Wilt u zeggen dat wij bereid zijn er een schepje bovenop te doen, ook al voldoen wij aan de 0,8%?
De heer Verhagen (CDA):
Sinds jaar en dag praten wij al over de noodzaak dat landen zich houden aan de 0,7% bnp. Daarvan hebben wij gezegd: wij maken daar 0,8% van, wij zijn niet kinderachtig, wij hebben onze eigen prioriteiten, in de hoop dat andere landen worden meegetrokken. Dat heeft niet gewerkt. Integendeel, juist als je nu zegt dat er concrete doelstellingen zijn om de schuldkwijtschelding te realiseren, moet je die ook gebruiken om daarvoor additionele hulp mogelijk te maken. Dat was immers de bedoeling toen de ministers van financiën zich daarover bogen. Als ik kijk naar de afspraken die nu in EU-verband zijn gemaakt om een gemiddelde van 0,56% te bereiken, dan zeg ik: wij zitten al zover boven het gemiddelde in de EU, dat je landen op hun eerder aangegane verplichtingen moet aanspreken. Dat heeft op geen enkele wijze te maken met uw gedachte dat, als wij maar tweemaal zoveel geven, andere landen zich verplicht voelen dat voorbeeld te volgen. Nee, wij spreken landen aan op hun verantwoordelijkheid, wij hebben in ons verkiezingsprogramma gezet dat wij voor die 0,8% bnp staan. Wij hebben ons daarvoor hard gemaakt in de formatiebesprekingen, en dit kabinet voert dat uit.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Weet u wat ik zo jammer vind? U heeft net zelf gezegd: de effectieve armoedebestrijding kan alleen lukken als er politieke wil is. Ik appelleer bij u aan uw politieke wil. Natuurlijk heeft u gelijk als u zegt: wij doen een beroep op de andere landen om de afspraken na te komen. Maar er is momentum, dus wij kunnen wat doen. Dat is een oproep om er een schepje erbovenop te doen.
De heer Verhagen (CDA):
Die oproep doen wij. Wij zeggen tegen de andere landen dat zij zich moeten houden aan de afspraken. Als wij, omdat andere landen tekortschieten, nog meer aan OS zouden geven, bijvoorbeeld een verdubbeling, zou dat eerder voor die landen aanleiding zijn om zelf maar achterover te leunen en niets te doen, want het geld is er toch al, in plaats van wat u en ik beogen te bereiken, namelijk dat die landen eindelijk 0,7% van het bnp aan OS geven.
De heer Bos (PvdA):
De heer Verhagen veronderstelt terecht dat ook de PvdA-fractie ervoor pleit, het geld dat is gemoeid met de financiering van de kwijtschelding van schulden te vinden bovenop de 0,8%-verplichting. Hij vraagt zich af of daarvoor dekking aanwezig is. Weet hij om hoeveel geld het gaat?
De heer Verhagen (CDA):
Dat hangt ervan af. Ik vermoed dat de heer Bos er 0,01% bij wil doen.
De heer Bos (PvdA):
Ik kan de heer Verhagen precies zeggen om welk bedrag het gaat.
De heer Verhagen (CDA):
Waarom vraagt de heer Bos het dan aan mij?
De heer Bos (PvdA):
De financiering is in dit geval niet het probleem. Het gaat om € 20 mln. van het totaalbedrag van € 4 mld. dat wij besteden. Er zal € 20 mln. nodig zijn, bovenop de verplichting van 0,8%, om aan andere landen het duidelijke signaal te geven dat dit het moment is om iets extra's te doen. De fractie van het CDA maakt al dagenlang goede sier met tal van plannen in de context van de Voorjaarsnota. Die plannen kosten echter veel meer dan € 20 mln. Dekking lijkt desalniettemin nooit een probleem te zijn. Als de heer Verhagen met mij van mening is dat een dergelijk signaal weinig kost maar veel effect kan hebben, vinden wij die dekking ook wel.
De heer Verhagen (CDA):
Blijkbaar wil de fractie van de PvdA een bedrag van € 20 mln. extra geven voor internationale samenwerking, bovenop de 0,8% die wij nu beschikbaar stellen. Dat weten wij nu. Als de heer Bos meent dat hij daarmee de toezeggingen van de G8 inzake de schuldkwijtschelding in totaliteit kan financieren, heeft hij het naar mijn idee mis. Ik meen namelijk dat dit meer geld kost.
Onlangs heeft de minister in een speech bij de ABN AMRO Bank opgeroepen om tot een duurzame toekomst te komen en te voorkomen dat men nogmaals wordt geconfronteerd met fouten die in het verleden zijn gemaakt. Hij doelde op fouten bij de realisatie van de economische groei in ontwikkelingslanden. Wij hebben wat dat betreft inderdaad een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Naar onze mening is daarbij in de eerste plaats een mondiale aanpak van belang. In de tweede plaats dient men aandacht te besteden aan de milieudegradatie. Wij hebben geconstateerd dat ontwikkelingslanden vaak onevenredig hard met dergelijke problemen worden geconfronteerd. Denk daarbij aan verwoestijning, droogte, overstromingen en onveilig water. Deze landen beschikken echter niet of in onvoldoende mate over de noodzakelijke middelen om die problemen het hoofd te bieden. Ook in dit geval is capaciteitsversterking noodzakelijk om die problemen te boven te komen. Hoe ziet de regering dat? Naar mijn idee is het daarbij noodzakelijk om die mondiale aanpak te realiseren en dient men tot een omvorming van de UNEP te komen. Het lijkt mij goed om tot een gespecialiseerde organisatie te komen die kan bijdragen aan de noodzakelijke versterking van het mondiale milieubestuur. Dat is onder meer mogelijk door de relaties tussen armoedebestrijding en milieubescherming beter uit te werken. Duurzaamheid strekt zich overigens ook voor ons verder uit dan het milieu. Die duurzaamheid heeft ook met nadruk betrekking op sociaal-economische aspecten van ontwikkeling en op alle acht de millenniumdoelstellingen. Juist door de onderlinge samenhang tussen die acht doelstellingen kunnen wij bereiken dat er sprake zal zijn van een duurzame ontwikkeling.
Voor het behalen van de VN-doelen en voor het garanderen van meer veiligheid en vertrouwen binnen de internationale rechtsorde, is een effectieve VN noodzakelijk. Nu is de tijd dan ook rijp voor een hervorming van de VN die meer inhoudt dan hervorming van de VN-Veiligheidsraad. In relatie tot de Veiligheidsraad merk ik op dat wij in ieder geval niet de uitbreiding van het vetorecht zullen steunen. Wij zijn wel bereid om onder voorwaarden uitbreiding van het aantal permanente leden van de VN te steunen. Die voorwaarden gaan niet ten koste van de mogelijkheid van een Nederlandse niet-permanente zetel en steun aan een Duits lidmaatschap zonder daarbij het streven naar een EU-zetel op te geven. Ik realiseer mij overigens wel dat de haalbaarheid van een EU-zetel door de discussie over het Europees grondwettelijk verdrag niet dichterbij is gekomen.
Wij zijn het met de regering eens dat het voorliggende ontwerpslotdocument een goed stuk is dat ambitie bevat, al is dat niet in alle opzichten ideaal. Het tweede hoofdstuk is positief. Dat gaat over het belang van goede nationale armoedestrategieën die een kader vormen voor de versterking van goed bestuur, corruptiebestrijding, bevordering van het investeringsklimaat, werkgelegenheid en het genereren van eigen middelen voor ontwikkeling. Op welke wijze zullen die nationale ontwikkelingsstrategieën van de EU-lidstaten voldoen aan de millenniumdoelstellingen?
Al met al is het een evenwichtig pakket dat zo goed mogelijk gehandhaafd moet worden. Wat ons betreft, is aanscherping nodig op het punt van hiv/aids, gezondheidszorg, toegang tot voorbehoedsmiddelen en het ontwikkelen van partnerschappen. De top is een unieke gelegenheid en een historisch moment om ook de mensenrechten fundamenteel beter op de VN-kaart te zetten.
Wij zijn het eens met de instelling van een mensenrechtenraad, maar daaraan verbinden wij twee voorwaarden. Het mag geen extra bureaucratische laag worden. Het gaat om de concrete verbetering van de mensenrechten. Daarnaast moeten er eisen gesteld worden aan de landen die in deze raad zitting hebben. Wij hebben ons er dood aan geërgerd dat een land met een abject regime zoals Soedan, waar de mensenrechten met voeten getreden werden, in de mensenrechtencommissie vertegenwoordigd was en een oordeel mocht uitspreken over het respecteren van mensenrechten. Dit soort landen hoort niet in de mensenrechtenraad thuis.
De heer Bos (PvdA):
Ik heb u niet gehoord over de landbouwpolitiek, maar die is hier wel aan de orde. Het is een onderdeel van het bredere spectrum van het handelsbeleid en daarmee behoort het tot het hart van de achtste millenniumdoelstelling, die vooral ook betrekking heeft op ons eigen handelen. Hoe staat de CDA-fractie in het conflict tussen de minister-president en de minister van Landbouw? Vandaag meldde de minister van Landbouw dat hij, ondanks een uitspraak van de Kamer, geen enkele reden ziet om de hoogte van het Europees budget voor het landbouwbeleid ter discussie te stellen.
De heer Verhagen (PvdA):
Wij voeren discussies over hervormingen, ook in het kader van de WTO. Ik herinner aan de moties naar aanleiding van de Europese top waar wij vandaag voor gestemd hebben. Ik noem ook de motie van de heer Vendrik inzake het realiseren van de millenniumdoelstellingen in relatie tot de WTO. Ook daar hebben wij voor gestemd. Ik zie geen conflict. Binnen de afspraken die in 2002 in Brussel zijn gemaakt met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn hervormingen voorzien. Er is een plafond aan het budget gesteld. Dat geldt ook voor de toetreding van nieuwe lidstaten. Ik zie het conflict niet. Ik zie niet waarom uitvoering van deze moties tot verlaging van het budget moet leiden. Een budget is iets anders dan hervormingen. De hervormingen hebben betrekking op de inhoud van het beleid.
De heer Bos (PvdA):
In de motie waar u vandaag voor gestemd heeft, staat...
De heer Verhagen (CDA):
Welke motie is dat?
De heer Bos (PvdA):
De motie-Timmermans/Van Baalen. Ik kan haar helemaal voorlezen, maar ik houd het even bij het relevante deel.
De heer Verhagen (CDA):
Er zijn vandaag meerdere moties behandeld, dus wilde ik dat even weten.
De heer Bos (PvdA):
In deze motie staat heel duidelijk dat een drastische hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig is om geld vrij te maken voor nieuwe prioriteiten. Daar hebt u voor gestemd. Is er dan geen conflict met de minister van Landbouw als deze zegt dat hij geen enkele noodzaak ziet om de lopende afspraken tot 2013 ter discussie te stellen?
De heer Verhagen (CDA):
U denkt steeds dat het over de hoogte van het budget gaat, maar dat is niet zo. Je kunt binnen het budget prioriteiten stellen. Je kunt de prioriteit verleggen van productsteun naar plattelandsteun. Je kunt het beleid ten aanzien van de wijn- of de suikerproductie hervormen. In Brussels zijn in 2002 ook afspraken gemaakt over hervormingen. In de motie staat niet dat de hoogte van het budget moet worden aangepakt.
De heer Bos (PvdA):
Anders kunt u niet voldoen aan hetgeen in de overwegingen van de motie staan, namelijk dat er geld vrijgemaakt moet worden.
De heer Verhagen (CDA):
Dan kent u de creativiteit van de minister van Landbouw niet.
De heer Bos (PvdA):
U zegt dat de motie gaat over het handhaven van het huidige beleid dat al in hervormingen voorziet. Dan kan er echter geen geld vrijgemaakt worden voor andere prioriteiten.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter. Ik constateer dat de heer Bos niet luistert. Ook als de hoogte van het budget op het huidige niveau blijft, kan er wel degelijk sprake zijn van hervormingen. In de afspraken uit 2002 is voorzien in hervormingen.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik hoop dat de heer Verhagen de motie goed heeft gelezen voordat hij ervoor stemde. Zo ken ik hem althans wel.
De heer Verhagen (CDA):
Ja. Daar kunt u bij mij wel van uitgaan.
De heer Van Baalen (VVD):
Dat wil ik toch even verifiëren. In de motie staat met nadruk dat het gaat om het beperken van de uitgaven.
De heer Verhagen (CDA):
Op bepaalde terreinen.
De heer Van Baalen (VVD):
Het is dus geen reallocatie, maar een beperking van de uitgaven van het landbouwbeleid.
De heer Verhagen (CDA):
Maar niet van het totale budget.
De heer Van Baalen (VVD):
Van het totale budget. Een lager budget. Dat staat erin.
De heer Verhagen (CDA):
Tijdens het debat is ook in de reactie van het kabinet op deze motie heel duidelijk gemaakt dat dit werd gezien als een ondersteuning van het beleid. Als het kabinet dat zo formuleert, begrijp ik niet hoe de heer Van Baalen kan denken dat er sprake is van een conflict. Hij ziet spoken.
De heer Van Baalen (VVD):
Het zijn geen spoken. De heer Verhagen moet zijn bril opzetten en zien wat er staat en dat is dat het uitgavenplafond uiteindelijk omlaag zal gaan. Dat staat er zwart op wit. Dan is het tussen hem en het kabinet om te bepalen of zij van mening verschillen.
De heer Verhagen (CDA):
Ik denk dat ik duidelijk ben geweest over mijn opvatting. Ik zie op dit punt geen conflict tussen de opvatting van mijn fractie en die van het kabinet.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Het is belangrijk om op dit punt duidelijkheid te krijgen, vooral omdat een Kamermeerderheid de afspraken die in principe tot 2013 vastliggen, wel wil openbreken. Als de heer Verhagen niet echt uit de motie komt, wil ik hem vragen of hij in ieder geval wil reageren op de volgende tekst uit de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die hij tijdens dit debat veelvuldig heeft geprezen. Zij zegt: een billijker internationaal handelsregime, het wegnemen van marktbescherming van rijke landen, het uitfaseren van handelverstorende subsidies en het ontbinden van hulp zijn voor voedselproducenten van levensbelang. "Levensbelang" betekent dat er levens op het spel staan. Wij kunnen met deze veranderingen dus niet wachten tot 2013. Ik hoop dan toch dat het CDA het openbreken van die afspraken zal steunen.
De heer Verhagen (CDA):
Als mevrouw Van der Laan goed luistert naar hetgeen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op dit punt heeft gezegd, zal blijken dat er geen licht zit tussen de uitspraken van de CDA-fractie en die van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Ook de CDA-fractie stelt dat juist het openbreken van gesloten markten noodzakelijk is. Daarvoor hebben wij onder andere WTO-onderhandelingen. Het moet wel duidelijk zijn dat je geen toegang tot de markten van ontwikkelingslanden kunt realiseren als Europa de zaak wel opengooit en de Verenigde Staten van Amerika en Azië niet. Gelet op de records die de Europese Unie heeft als inzet voor de WTO, als inzet voor het vrijmaken van de handel, moet ik zeggen dat de Europese Unie absoluut haar aandeel levert. Dan blijkt dat de Europese Unie haar markt helemaal niet gesloten wil houden of de toegang wil blokkeren voor producenten uit ontwikkelingslanden. Het zijn juist de andere handelsblokken die dat doen. Bij onderhandelingen kun je wel van tevoren alles weggeven zonder dat je iets hebt teruggekregen, maar ik heb nogal wat onderhandeld in mijn leven en ik weet dat je dat niet te snel moet doen. Voorts is het nog maar de vraag of de ontwikkelingslanden ervan profiteren als Europa zijn markt openstelt, maar de Verenigde Staten en Azië hun markten niet. Het gaat erom – en dat is de inzet van deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking en van dit kabinet – ervoor zorg te dragen dat de ontwikkelingslanden toegang krijgen tot en een eerlijke plaats krijgen in de wereldhandel. Daar moet de inzet op gericht zijn. De genoemde uitspraak van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking sloeg daar ook op.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ook, maar ook op het uitfaseren van handelverstorende subsidies. Volgens de Novib, Oxfam International, zijn de exportsubsidies in de Europese Unie met meer dan € 30 mln. extra toegenomen. Dat is nou precies wat niet de bedoeling is van dat beleid. De enige manier om daarvan af te komen is om van die afspraken af te komen die minister Veerman, en dus kennelijk ook de CDA-fractie, maar gewoon in stand willen laten.
De heer Verhagen (CDA):
Op karikaturen kan ik moeilijk reageren.
De heer Szabó (VVD):
Ik heb goed geluisterd naar de insteek van de heer Verhagen inzake de economische ontwikkeling in Afrika. Hij heeft de minister gevraagd om een aantal zaken nader te bekijken. Ik ben blij dat hij niet van het loket is "als je maar veel liedjes zingt, dan wordt het allemaal opgelost".
De heer Verhagen heeft een aantal keren de heer Sachs genoemd. De heer Sachs heeft de interessante opmerking gemaakt dat een aantal landen kan excelleren, ook in Afrika: laten wij de landen die meer geld en meer hulp kunnen absorberen en daardoor hun economie sneller kunnen ontwikkelen, steunen. Hoe kijkt de heer Verhagen tegen dat idee aan?
De heer Verhagen (CDA):
Ik heb hierop al enigszins gepreludeerd in mijn bijdrage. Ik heb gezegd dat Sachs stelt dat goed bestuur een noodzaak is. In die zin durf ik ook te stellen dat goed bestuur een voorwaarde is voor duurzame armoedebestrijding, maar dat is voor ons geen absoluut criterium om een land de status van partnerland toe te kennen of te onthouden. Het gaat mij niet alleen om de landen waar goed bestuur is gerealiseerd, maar ook om landen waar de intentie van goed bestuur is, in combinatie met maatregelen ter verbetering. Je kunt ontwikkelingssamenwerking wel degelijk gebruiken om dat goede bestuur te stimuleren of mogelijk te maken. Naar onze mening moet je dat ook doen.
Op het moment dat Sachs zo wordt uitgelegd dat je je beperkt tot landen waar al goed bestuur is, en dat doet de heer Szabó, dat weet ik, dan wordt er een interpretatie aan Sachs gegeven die niet de onze is. Dan verschillen wij op dat punt van opvatting.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Voorzitter. De millennium development goals kunnen worden verwezenlijkt tegen 2015, maar alleen indien alle betrokkenen hun standaardwerkwijze laten varen en onmiddellijk in een veel hoger tempo, op veel bredere schaal actie ondernemen. Dit is een citaat van Kofi Annan uit "In larger freedom". D66 zou graag zien dat alle deelnemers, en vooral de Nederlandse regering, de top in september op deze manier tegemoet gaan.
De realiteit is helaas dat nog steeds, elke dag, duizenden kinderen onnodig sterven, omdat er geen klamboes zijn om hen te beschermen tegen malariamuskieten, omdat zij diarree hebben of omdat er geen schoon drinkwater is. Er is nog buitengewoon veel nodig om die doelen te bereiken. Daar zouden wij alleen al de hele avond over kunnen praten, maar ik zal ook een paar minuten moeten besteden aan de hervormingen van de VN. Ik richt mij op drie punten: mensenrechten, de internationale rechtsstaat en duurzame ontwikkeling.
D66 maakt zich hard voor een onmiddellijke, rigoureuze hervorming van de ernstig gepolitiseerde VN-mensenrechtencommissie. De wijze waarop president Mugabe in Zimbabwe tekeergaat, ik kan het helaas niet anders noemen, terwijl de VN buitengewoon weinig doet als gevolg van verschillende no-actionmoties tijdens de 59e Algemene Vergadering, zijn slechts een voorbeeld van hoe deze commissie disfunctioneert.
D66 pleit voor de instelling van een human rights council als hoofdorgaan van de VN. Deze zou elk jaar alle landen van de wereld langs de mensenrechtenmeetlat moeten leggen en objectief moeten beoordelen in hoeverre de mensenrechten worden overtreden. Door deze transparante manier van beoordelen is het veel beter mogelijk om landen op hun verantwoordelijkheden aan te spreken en kunnen de politieke spelletjes over de ruggen van de slachtoffers tot het verleden behoren. Wij hebben in de Europese Unie goede ervaringen opgedaan met deze methode bij de toetredingsonderhandelingen. Ik vind dat Europa op dit vlak de leiding zou moeten nemen.
Nu ik het toch over Europa heb, ik moet even kwijt dat ik de toon van de brieven van de regering zeer bilateraal vond. Er staat steeds dat Nederland dit of dat doet, terwijl je ervan uit kunt gaan dat veel van deze dingen in Europees verband gezamenlijk worden gedaan. Kan de regering dat bevestigen?
Op het gebied van de mensenrechten is D66 net als de regering van mening dat de speciale procedures en de rechten van de ngo's behouden moeten blijven. Wij hopen op een zeer succesvolle, stevige Nederlandse stem bij dit dossier. Verder zou D66 graag zien dat de regeringen zich tijdens de top in september committeren aan een slotdocument, waarin wordt gesteld dat alle ondertekenende regeringen de mensenrechten volledig moeten beschermen en dat zij meetbare stappen moeten nemen om de verplichtingen uit de universele verklaring en de daaruit voortkomende mensenrechtenverdragen na te leven.
Dan de internationale rechtsstaat. De regering steunt de voorstellen van de SG om criteria voor het gebruik van geweld, anders dan in zelfverdediging, aan te nemen in de Veiligheidsraad. Ik vraag mij af of het niet beter zou zijn voor de legitimiteit van deze voorstellen, als zij door de Algemene Vergadering zouden worden aangenomen. Ik wil ook graag horen hoe deze nieuwe criteria dan ook consequent zullen worden toegepast.
Daarnaast denkt D66 dat er ook duidelijke criteria moeten komen om conflicten te voorkomen, bijvoorbeeld via de voorgestelde Peace Building Commission. Als wij duidelijk maken wat wel en niet kan en bij schending consequent tot sancties overgaan, kan veel leed voorkomen worden. Ik wil graag weten wat de inzet van de regering is bij de conflictpreventie. In de ene brief zie ik begrip voor de houding van de SG, die zich meer op wederopbouw dan op conflictpreventie wil richten, maar bij andere onderwerpen, zoals non-proliferation en terrorisme, zie ik dat de regering wel wil inzetten op preventie.
Enkele woorden over de duurzame ontwikkeling. Een West-Europese koe krijgt nog steeds meer steun dan een Afrikaanse man. De koe doet het met € 2 per dag, maar een miljard medemensen doen het nog steeds met minder dan € 2 per dag. Het is dan ook heel duidelijk wat wij moeten doen om de armsten een kans te geven, namelijk het Europees landbouwbeleid drastisch hervormen. Vandaag zijn bij de stemming meerdere moties aangenomen. Ik had opgeschreven dat ik nu complimenten zou geven aan het CDA, maar die schrap ik maar weer. Het is mij immers niet zo duidelijk of dat nog wel staat. Het is echter duidelijk wat een brede Kamermeerderheid wil: openbreken van de afspraken die nu tot 2013 vastliggen, met het oog op het opengooien van onze markt en het stoppen van exportsubsidies. Gelukkig krijgen wij aanstaande vrijdag van de regering duidelijkheid over haar inzet op de korte termijn. Het lijkt mij echter logisch als de premier op dat punt vandaag al een tipje van de sluier kan oplichten. De minister van LNV heeft via de media immers al laten weten dat hij niet van plan is om die moties uit te voeren. Ik vind dat de Kamer er recht op heeft om nog voor het reces te horen wat precies de inzet van de premier is.
Naast de actie die Europa op dit vlak moet nemen, maakt de fractie van D66 zich zorgen over het feit dat eigenlijk niemand concreet probleemeigenaar is van de millenniumdoelen. Wie kunnen wij straks eigenlijk aanspreken op het falen? Is het niet mogelijk om landen meer individueel aanspreekbaar, liefst zelfs aansprakelijk te maken voor een deel van de doelen? Zou Nederland bijvoorbeeld een deel van het project van Botswana kunnen adopteren door te zeggen: 10.000 van de meisjes die naar school moeten, komen voor onze rekening? Als je op die manier die doelen opknipt en behapbaar maakt en mensen daarvoor aanspreekbaar en aansprakelijk maakt, is er misschien ook meer kans dat zij echt kunnen worden uitgevoerd. Dan kunnen wij samen daarnaar toe gaan werken.
Naast de ontwikkeling is voor D66 ook de duurzaamheid van belang. Ik krijg een beetje de indruk dat er op de top, behalve over klimaatverandering, eigenlijk weinig aandacht zal zijn voor het milieu. Ik wil graag weten of de regering die inschatting deelt en of daar nog iets aan te veranderen valt.
Tot slot drie opmerkingen. De fractie van D66 is voorstander van een internationaal wapenhandelsverdrag en vraagt de regering om zich hiervoor sterk te maken. De fractie van D66 wil in dit jaar van het microkrediet veel meer aandacht voor dit middel, dat op bepaalde punten zeer effectief zou kunnen zijn. Wij vragen de regering om zich ook daarvoor sterk te maken. Tot slot is de fractie van D66 voor verbetering van de regionale representativiteit en verhoging van het democratisch gehalte van de Veiligheidsraad, maar ik heb eigenlijk weinig illusies dat dat het grote verschil gaat maken. Daarvoor is echt een mentaliteitsomslag in de Veiligheidsraad nodig. Politieke wil, visie en daadkracht; niet alleen de Veiligheidsraad, maar wij allemaal hebben dat nodig om de top tot een succes te maken. Ik wens de regering veel van alle drie toe.
De vergadering wordt van 22.45 uur tot 22.55 uur geschorst.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik dank de sprekers van harte voor hun inbreng in dit debat. Het millenniumdebat is belangrijk en wij willen dan ook vooruitgang boeken. Zoals mevrouw Karimi al zei, is dit noodzakelijk omdat er zoveel op het spel staat. Ik deel die opvatting. Ik zal in grote lijnen een reactie geven op de inbreng van de verschillende sprekers. Daarbij neem ik de hoofdlijnen van onze inzet op de VN-top als leidraad. Vervolgens zal de minister van Buitenlandse Zaken meer specifiek ingaan op vragen die op zijn terrein liggen, zoals de hervorming van de Veiligheidsraad en de verschillende modellen die daartoe op tafel liggen. Ook zal hij ingaan op zaken als mensenrechten en de Peace Building Commission. Daarna zal de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de vragen op het gebied van ontwikkeling en armoedebestrijding beantwoording. Zij zal dieper ingaan op de millenniumdoelen en het Sachsrapport, de schuldenkwijtschelding en de rol van de civil society. Ook zal zij ingaan op ontwikkelingen binnen de WTO.
Met groeiende armoede, om zich heen grijpende ziekten en ernstige milieudegradatie in het achterhoofd beloofden 189 VN-lidstaten in september 2000 om zich actief te gaan inzetten om de daaropvolgende vijftien jaar het leven in de arme delen van de wereld te verbeteren. Na eenderde van de verstreken termijn is het de hoogste tijd om na te gaan in hoeverre de wereldgemeenschap erin slaagt om de gestelde doelen te realiseren. Gaat het lukken om honger en extreme armoede in 2015 fors terug te dringen? Slagen wij erin de verspreiding van aids en malaria een halt toe te roepen? Leven in 2015 meer mensen in een duurzaam leefmilieu? De vraag die hiermee onlosmakelijk is verbonden luidt: zijn de millenniumdoelen wel te bereiken met het multilaterale stelsel zoals wij dat de afgelopen decennia hebben gekend? Is de huidige VN-architectuur wel opgewassen tegen de enorme uitdagingen die zich voordoen?
In de afgelopen vijf jaar zijn deze dreigingen in veel opzichten alleen nog maar groter geworden. Samen met mevrouw Karimi doel ik dan niet alleen op armoede, besmettelijke ziekten en milieudegradatie, maar ook op conflicten tussen staten en interne conflicten, inclusief burgeroorlog, genocide en andere grootschalige gruweldaden. Voorts doel ik op de verspreiding van massavernietigingswapens, terrorisme en grensoverschrijdende georganiseerde misdaad. Secretaris-generaal Kofi Annan stelt in zijn rapport In Larger Freedom dat "freedom from want, freedom from fear and freedom to live in dignity" onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Een sterk multilateraal stelsel is nodig om deze vrijheden te bereiken en te bewaken. Terecht kijkt de top in september hier in onderlinge samenhang naar.
Nederland heeft traditioneel een hoog profiel als voorvechter van sterk multilateralisme en een sterke VN. Het is verheugend dat ook het maatschappelijke middenveld in Nederland zich hier intensief mee bezig houdt. Datzelfde geldt voor deze Kamer, zo is vanavond weer duidelijk geworden. Terecht. Wij moeten het nu gecreëerde momentum benutten om de slagkracht van de VN te vergroten op terreinen van vrede, veiligheid, ontwikkeling en mensenrechten en om de internatio nale gemeenschap bij de les te houden voor wat betreft het behalen van de MDG's. Het succes van de top hangt onder andere af van de vraag of het lukt concensus te bereiken over de sterke onderlinge verbondenheid tussen de diverse dreigingen waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd. Al die dreigingen hangen met elkaar samen. Sterken en zwakken bevinden zich in een situatie van gedeelde kwetsbaarheid. Collectieve actie is dus noodzakelijk voor een samenhangende aanpak. De heer Verhagen heeft terecht gewezen op die gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
Preventie van dreigingen als terrorisme en proliferatie van massavernietigingswapens alsook grootschalige mensenrechtenschendingen vereist een krachtige rol van de Veiligheidsraad. Legitimiteit van de Veiligheidsraad is dan ook van groot belang. Er gaat veel aandacht uit naar dit aspect. Terecht, maar wij willen niet dat andere belangrijke onderwerpen daardoor worden overschaduwd.
Het is bijzonder belangrijk dat er harde afspraken worden gemaakt om de Millennium Development Goals te kunnen halen. Daarbij gaat het onder andere om het genereren van voldoende middelen. Voor Nederland staat het halen van de 0,7%-norm voorop. Coherentie en verdergaande schuldenverlichting zijn essentieel, evenals handel. Bij de G8 zullen wij aandringen op het realiseren van die 0,7% en op het mogelijk maken van additonaliteit van de schuldkwijtschelding.
De heer Bos vroeg naar de Doharonde. De VN-top moet hier een sterke impuls aan geven, onder meer het oog op spoedige afschaffing van subsidies op landbouwproducten als katoen, suiker en rijst en extra verlaging van handelsverstorende subsidies voor landbouwproducten die van belang zijn voor ontwikkelingslanden. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal hier nader op ingaan. Eerder deze maand spraken wij op verschillende momenten in deze Kamer over het gemeenschappelijk landbouwbeleid naar aanleiding van de uitkomsten van de Europese Raad. Zoals gezegd, zal het kabinet zich hier aanstaande vrijdag nader over buigen. Ik ga op dit specifieke punt nu niet verder in. Ik heb al gezegd dat het staand beleid is dat wij pleiten voor het wegnemen van handelsverstorende elementen voor producten die van belang zijn voor ontwikkelingslanden.
Niet alleen de ontwikkelde landen zullen hun aandeel moeten leveren. De ontwikkelingslanden moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen en hun nationale armoedestrategieën richten op het behalen van de MDG's. Daartoe is actieve deelname van alle actoren, inclusief civil society en bedrijfsleven, noodzakelijk. Ik meen dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking onlangs de rol van het bedrijfsleven heeft belicht in antwoord op vragen van de heer Szabó over de situatie in sub-Sahara Afrika.
De heer Bos (PvdA):
U sneed het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan, maar was er mee klaar voordat ik het door had.
Minister Balkenende:
U moet bij de les blijven, mijnheer Bos.
De heer Bos (PvdA):
Ik doe mijn best. Wij gaan toch proberen om er een echt debat van te maken. Het is natuurlijk prima dat u aanstaande vrijdag in het kabinet over van alles en nog wat discussieert, maar wij hebben vanavond ook een debat over de materie. Een van de zaken die daarbij aan de orde is, is of het nu wel of niet staand beleid is van dit kabinet om te streven naar een vermindering van de budgetten die in Europa worden besteed aan het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Ik zeg dat mede omdat u de afgelopen weken ook met de Kamer hebt gedebatteerd over dit onderwerp naar aanleiding van de Europese top en toen een Kameruitspraak dienaangaande hebt omschreven als een ondersteuning van uw eigen beleid.
Minister Balkenende:
De motie-Timmermans/Van Baalen is aangenomen. Ik heb toen in mijn tweede termijn gezegd dat ik deze motie beschouw als een ondersteuning van ons beleid. Wij zullen hier in het kabinet op terugkomen. Wij moeten een onderscheid maken tussen onze inbreng voor de VN-top en de verdere discussie over het landbouwbeleid in het kader van bijvoorbeeld de financiële perspectieven. Wij zullen de motie nader invullen naar aanleiding van de discussie in het kabinet en wij zullen de Kamer daarover nader berichten.
De heer Bos (PvdA):
De Kamer vult over het algemeen zelf haar eigen moties en uitspraken in. Ik zou het toch op prijs stellen als u een helder antwoord kunt geven op de volgende vraag. U beschouwt een Kameruitspraak waarin wordt gepleit voor een verlaging van het Europese landbouwbudget als een ondersteuning van uw beleid. Betekent dit dat u hier vanavond bevestigt dat een verlaging van het budget dat is gemoeid met het Europese landbouwbeleid ook een van de doelstellingen van uw beleid is?
Minister Balkenende:
Ik heb al voor, tijdens en na de Europese Raad gezegd dat wij oog moeten hebben voor de toekomst van de Europese Unie. Ik heb ook kritiek gehad op de laatste onderhandelingsbox van het Voorzitterschap omdat ik vond dat er te veel nieuw ingeleverd werd voor oud. Ik heb geluiden in de Kamer gehoord die mij aanstonden. Bij de verdere invulling van het landbouwbeleid moet onderscheid worden gemaakt tussen zaken voor de korte termijn en die voor de lange termijn. Het Britse voorzitterschap heeft het gehad over algemene uitgangspunten en heeft geen bedragen genoemd. Dat lijkt mij eerlijk gezegd in dit stadium ook te ver gaan. Ik beschouw de opmerkingen, de opvattingen en de overwegingen in de motie inderdaad als een onderstreping. Dat betekent dat wij moeten bezien wat er op de korte en op de lange termijn kan worden gedaan. Wij zullen daarover een discussie voeren in het kabinet.
Ik heb ook toegezegd dat wij het Britse voorzitterschap op de hoogte zullen stellen van de opvattingen van de Kamer en van de Nederlandse regering. Wij zullen het voorzitterschap verzoeken om deze Nederlandse opvattingen te betrekken bij hun activiteiten ten aanzien van de financiële perspectieven. Daarmee denk ik dat wij recht doen aan hetgeen in de Kamer naar voren is gebracht.
De heer Bos (PvdA):
U hebt in mijn ogen alleen nog geen antwoord gegeven op mijn vraag, terwijl dat volgens mij echt in twee of drie woorden kan. Is het nu wel of niet het beleid van dit kabinet om te streven naar beperking van de Europese landbouwuitgaven? Ik vraag dit mede omdat uw minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vandaag natuurlijk naar buiten heeft gebracht dat dit wat hem betreft niet voor 2013 aan de orde kan zijn.
Minister Balkenende:
U weet dat wij in het verleden al hebben gewerkt aan het veranderen van de uitgaven aan landbouw. Op een gegeven moment stonden wij daar volstrekt alleen in. Dit was het resultaat van 2002. U weet dat wij al flink bezig zijn met de hervorming van het Europese landbouwbeleid. Daarmee gaan wij door. U weet ook dat er een plafond aan het landbouwbudget zit en dat dit niet tot de nok toe hoeft te worden gevuld. De uitgaven zijn wel vastgesteld, maar er is nog ruimte voor hervormingen of andere zaken. Dat staat in uw motie; zo denken wij er ook over. In tal van kabinetsstukken kunt u deze redenering vinden.
De heer Bos (PvdA):
Als ik het zo hoor, ben ik bang dat ik moet concluderen dat de minister-president eigenlijk zegt dat er geen enkele reden is om het systeem te veranderen dat tot 2013 is afgesproken. Hij zegt dat hij wel zijn best zal doen om ervoor te zorgen dat niet alle landen gebruikmaken van de mogelijkheden die het systeem biedt, omdat zij niet tot aan het plafond hoeven te gaan. Als hij denkt dat deze interpretatie van de motie overeenstemt met wat in deze Kameruitspraak tot uiting is gebracht, moet ik hem teleurstellen. De Kameruitspraak laat geen ruimte tot misverstanden. De Kamer heeft uitgesproken dat er tussen nu en 2013 daadwerkelijk naar moet worden gestreefd dat er binnen Europa minder geld wordt besteed aan het GLB. Het zou u sieren als u de Kameruitspraak gewoon op die manier duidde en tot inzet van uw verdere ambities in Europa maakte.
Minister Balkenende:
Ik vind dat de heer Bos recht behoort te doen aan wat ik zeg. Ik heb gezegd dat het hervormingsproces dat allang bestaat, door zal gaan. Dat is de opvatting van het gehele kabinet. Dat is één. Ten tweede heb ik onderscheid gemaakt tussen maatregelen die je op de korte termijn kunt nemen en maatregelen waar je meer tijd voor nodig hebt. De heer Blair zegt ook niet dat het direct in 2007 is veranderd. Dat is zijn intentie niet. Je moet nagaan wat je op een bepaald moment kunt doen. De hervormingen gaan dus door. Ik herinner mij de interventie van de heer Rouvoet heel goed. Hij zei dat er een onderscheid moest worden gemaakt tussen de financiële aspecten en de hervormingsaspecten. Ik heb ook nog eens gezegd dat een plafond een plafond is en dat je op een gegeven moment door hervormingen minder hoeft uit te geven, zodat je het geld aan andere zaken kunt besteden. Hiermee ben ik helemaal tegemoetgekomen aan wat de Kamer heeft gezegd. Daar bestaat geen misverstand over. Ik beschouw deze motie dan ook als ondersteuning van het kabinetsbeleid. Ik hoef niet te herhalen dat wij dit vorige week al tegen elkaar hebben gezegd. Wij zullen dit komende vrijdag nader met elkaar bespreken. Ik zal de Kamer en het Britse voorzitterschap informeren, zoals ik heb gezegd. Het signaal van de Kamer is duidelijk. Wij moeten oppassen dat wij niet exact het zelfde gesprek gaan voeren als wij vorige week hebben gevoerd.
Mevrouw Van der Laan (D66):
De Kamer vraagt maar over één punt om duidelijkheid. Daarom haal ik mijn motie er toch maar weer bij. Die was trouwens geen ondersteuning van het kabinetsbeleid. In die motie staat niet dat wij de regering vragen om het Britse voorzitterschap te informeren over de standpunten van de Kamer, want de Britten zitten er meestal zelf bij, dus die kennen ze al. In de motie staat wel heel duidelijk dat de afspraken voor de periode tussen 2002 en 2013 opengebroken moeten worden. De vraag is: gaat de regering dat doen?
Minister Balkenende:
Wij zijn het erover eens dat hervormingen nodig zijn. Wij zijn het er ook over eens dat financiële ruimte moet worden geschapen voor andere zaken. Zoals u weet, kan Nederland niet in zijn eentje de afspraken openbreken. Daar heeft Nederland de andere lidstaten voor nodig in het kader van de unanimiteit. Er is een mooie regel die stelt dat over een aangenomen motie eerst wordt gesproken in het kabinet. Ik heb inderdaad een ander oordeel gegeven over uw motie dan over die van de heren Timmermans en Van Baalen. Het is een goed gebruik dat wij er eerst in het kabinet over spreken. Het kabinet zal dan ook uw motie van commentaar voorzien. Ik vind helemaal niet dat het op mijn weg ligt om hier opmerkingen over te maken, vooruitlopend op het debat in de ministerraad. Daarmee doe ik namelijk geen recht aan de bespreking met het kabinet en ook niet aan de moties die vandaag zijn aangenomen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Het is natuurlijk wel een zeer essentieel onderdeel van het debat van vanavond. Ik heb net geciteerd uit de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking waaruit blijkt dat wij iets cruciaals willen doen om de millenniumdoelstellingen dichterbij te brengen. Het zou mooi zijn als de Nederlandse regering dit duidelijke signaal vanavond al kon uitzenden, zeker nu de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit volledig tegenovergestelde signalen heeft uitgezonden in de media.
Minister Balkenende:
Ik geloof dat het goed is als zowel de leden van de Tweede Kamer als die van het kabinet scherp zijn. Wij horen scherp te zijn. Wij weten allemaal dat een debat over het gemeenschappelijk landbouwbeleid op het ogenblik wordt voorbereid door het Brits voorzitterschap. Wij gaan er in onze debatten ongetwijfeld de komende maanden over door. Wij hopen dat wij resultaten kunnen boeken, maar dat zullen wij moeten zien.
Los van de precieze inhoud van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zullen wij resultaat moeten boeken bij de millenniumtop van de Verenigde Naties. Daarover zijn wij vanavond in gesprek. Daarnaast zijn er nog andere bijeenkomsten waarop over deze zaken zal worden gesproken. Bij de WTO zal het ook aan de orde zijn.
Wij weten dat in de sfeer van de WTO al verschillende zaken gebeuren. De Kamer kent de verschillende instrumenten die ten dienste staan om meer liberalisatie te bewerkstelligen en meer kansen te geven aan ontwikkelingslanden. Het kan niet zo zijn, dat een debat dat volledig handelt over het Europees landbouwbeleid, in de weg staat van wat wij op mondiaal niveau nodig hebben op meer kansen te bieden aan de allerarmste landen. Daarom ben ik van mening dat wij de zaken moeten scheiden. Natuurlijk ben ik best bereid om het debat van vorige week nog eens over te gaan doen. Maar dat past hier niet.
Waar het om gaat, is dat wij een aantal principes tegenover elkaar uitspreken. Dat zijn de principes ten aanzien van de positie van de armste landen en liberalisatie in het wereldeconomisch verkeer. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de landen die het het moeilijkst hebben, de beste mogelijkheden krijgen? Dat omvat ook de landbouwsector. Het is de Kamer bekend dat op dat terrein al de nodige hervormingen hebben plaatsgevonden. Daarmee moet worden doorgegaan.
Het is niet alleen een kwestie van Europa. Laat ik dat ook nog maar eens zeggen. Voor een land als de Verenigde Staten geldt hetzelfde, evenals voor andere landen in de wereld. Het is ook van belang wat andere landen, ook in de derde wereld, doen. Het is ook van belang wat het beleid van ontwikkelingslanden is. Dit zal in samenhang moeten worden bekeken.
Ten aanzien van het landbouwbeleid acht ik het eerlijk gezegd normaal dat als vandaag moties worden ingediend en het duidelijk is dat het kabinet er vrijdag over spreekt, ik de ruimte vraag om er eerst in het kabinet over te praten. Ik ga daarop helemaal niet vooruit lopen. Dat zou niet gepast zijn.
De voorzitter:
Ik sta alleen de heer Van Baalen nog één vraag over dit onderdeel toe. Er is al veel over gevraagd.
De heer Van Baalen (VVD):
Omdat het kabinet zich vrijdag beraadt op deze zaak, vind ik het van belang te zeggen dat de VVD-fractie met de motie heeft bedoeld te zeggen dat het plafond en de inhoud van het Europees landbouwbeleid ter discussie moeten worden gesteld en dat wij dienen te streven naar financiële perspectieven waarbij ook de landbouwuitgaven worden verminderd. Hiervan akte.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik heb goed naar de Kamer geluisterd. Dat heb ik ook vorige week in het debat gezegd. De intenties zijn volstrekt helder. Wij kunnen het hebben over het plafond. Natuurlijk kun je zeggen dat het plafond omlaag moet. Je zou misschien wel eens meer kunnen bereiken wanneer je het plafond laat zoals het is, maar andere hervormingen doorvoert, waardoor je een stuk lager uitkomt. Dat is mijn boodschap op dit moment. Laten wij elkaar die ruimte gunnen. Ik stel mij voor dat ik de opmerkingen die de Kamer vanavond heeft gemaakt meeneem en betrek in de voorbereidingen voor het gesprek dat wij vrijdag in de ministerraad zullen voeren.
Ik was gebleven bij het thema veiligheid. Een van de grootste bedreigingen waarmee de wereld zich ziet geconfronteerd, is de verspreiding van massavernietigingswapens. Nu de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag afgelopen mei in New York zonder resultaten is geëindigd, hopen wij dat de millenniumtop aanzetten zal kunnen geven tot een aantal verbeteringen, zoals een versterking van het waarborgstelsel van het Internationaal Atoomenergie Agentschap en een betere internationale controle op de splijtstofcyclus. Wij moeten daarbij streven naar een balans tussen concrete, tegen proliferatie gerichte maatregelen en voortgang op het gebied van kernontwapening. Op de top zou op dit gebied een stevig signaal moeten worden afgegeven.
Uit een oogpunt van de bescherming van mensenrechten, de "Freedom to live in dignity", ziet Nederland graag dat op de top het concept van de "Responsibility to protect" wordt aanvaard. De verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap om adequate maatregelen te nemen ten aanzien van staten die hun burgers niet kunnen of willen beschermen tegen ernstige en grootschalige mensenrechtenschendingen. Veel sprekers hebben hiervoor terecht aandacht gevraagd.
Voorts dienen mensenrechten ook institutioneel op een hoger niveau in het VN-systeem te worden gebracht. Om recht te doen aan het wezenlijke belang van het onderwerp, moet het op gelijk niveau worden gesteld als ontwikkeling en veiligheid. De nieuwe mensenrechtenraad moet daarom volgens Nederland als een hoofdorgaan worden opgericht op dezelfde voet als de Veiligheidsraad en ECOSOC. De minister van Buitenlandse Zaken zal nader ingaan op dit punt.
Ik kom toe aan het onderwerp van de noodzaak tot institutionele versterking van de VN. Wij merken in nogal wat discussies dat de meeste aandacht hierbij uitgaat naar de uitbreiding van de Veiligheidsraad. Gegeven zijn cruciale rol in het VN-systeem, is versterkte legitimiteit door een meer representatieve samenstelling van de Veiligheidsraad geboden. Om daarbij de effectiviteit te waarborgen, wijst de regering additionele vetorechten af.
Voorts achten wij het van groot belang om een duidelijke tijdslimiet te verbinden aan de huidige hervormingen van de Veiligheidsraad, zodat over tien tot vijftien jaar opnieuw kan worden bezien of de samenstelling van de Veiligheidsraad voldoet aan de dan geldende politieke realiteit. Ook kan dan het instellen van een gemeenschappelijke zetel voor de Europese Unie nogmaals worden bestudeerd. Ook moet gelet worden op de criteria bij het bepalen van de samenstelling van de Veiligheidsraad. In het licht van de Nederlandse bijdrage aan diverse VN-instellingen is het ook van belang dat onze kansen om zitting te hebben in de Veiligheidsraad niet kleiner worden ten opzichte van de huidige situatie.
De deelnemers aan de top buigen zich over een breed scala aan onderwerpen. Dit is logisch gelet op de complexiteit van de mondiale samenleving. De secretaris-generaal van de VN verdient bijzondere waardering voor het feit dat hij dit proces een enorme impuls heeft gegeven. Het zou te betreuren zijn als alles in de schaduw van het punt van de uitbreiding van de Veiligheidsraad kwam te staan. De Nederlandse inzet richt zich op een evenwichtige uitkomst van de top met een geïntegreerde aanpak, gericht op ontwikkeling, veiligheid en mensenrechten. Besluiten die effectief multilateralisme dienen, geven de VN meer daadkracht en zetten ontwikkelingsprocessen in een hogere versnelling.
Ik constateer dat ten aanzien van de inzet van de Nederlandse regering er een groot gevoel van overeenstemming is tussen de Kamer en het kabinet. De Kamer heeft gevraagd om ambitie en om een succesvolle top. Wees ervan verzekerd dat onze inzet is om aan dat verzoek te voldoen. Wij zullen ons hiervoor met enthousiasme inzetten. Er staat veel op het spel. Dat betekent dat wij straks niet mogen zeggen: het is een mislukking geworden. Dat betekent ook dat ondanks het feit er veel discussies zijn over de Veiligheidsraad wij die andere doelen absoluut niet mogen vergeten. Zo zitten wij in het proces. Ik zal zeer gemotiveerd naar New York gaan om, indachtig de opmerkingen die hier vanavond zijn gemaakt, het Nederlandse standpunt uiteen te zetten. Daarmee zijn wij trouwens druk bezig. Ik ben bijvoorbeeld zelf lid van de Foxgroep. Op 5 juli hebben wij een bijeenkomst. Zij zal worden voorgezeten door de minister van Buitenlandse Zaken en dat zal de mogelijkheid bieden om over de inzet van de Nederlandse regering nader te spreken.
Ik ben zeer gemotiveerd, ook na de inbreng van de leden van uw Kamer.
Minister Bot:
Voorzitter. Er zijn veel opmerkingen gemaakt over de belangrijke onderwerpen die aan de orde zullen zijn tijdens de top in september. Tot mijn vreugde heb ik gemerkt dat er tussen de geachte afgevaardigden en de regering grote overeenstemming is over de uitgangspunten. Om drie redenen zou ik dan ook kort kunnen zijn. Ten eerste omdat ik het in de meeste gevallen geheel eens ben met de benadering van de Kamer. Ten tweede omdat de minister-president al op een aantal punten is ingegaan, zoals op de opmerkingen over de Veiligheidsraad. Ten derde omdat ik zie dat het al vrij laat is en ik meen dat wij allen daarom belang hechten aan een korte beantwoording.
Heel even wil ik nog iets zeggen over de Mensenrechtenraad. Door iedereen zijn daarover vragen gesteld. Ik meen dat wij het erover eens zijn dat de Mensenrechtenraad een van de essentialia van de hervormingen wordt en dat zeker Nederland ervoor moet zorgen dat dit een hoofdorgaan, een charter body wordt. Op die manier zou namelijk optimaal recht worden gedaan aan wat de secretaris-generaal heeft genoemd de driehoek veiligheid, ontwikkeling en mensenrechten.
Het is heel belangrijk om op te merken dat in het geval wij tot het instellen van zo'n Mensenrechtenraad komen, wij bepaalde kinderen niet met het badwater moeten weggooien. Ik denk aan de onafhankelijke rapporteurs en de betrokkenheid van ngo's. Verschillende sprekers hebben op dat laatste gewezen. Ik vind het van eminent belang dat de grote rol die in het verleden door ngo's is gespeeld en de grote rol die zij nog spelen bij het mensenrechtenproces, niet verloren gaan. Wij moeten er dus voor zorgen dat al die positieve elementen mee overgaan naar de nieuwe Mensenrechtenraad. Ik vind het dus van cruciaal belang dat op de top een principebesluit wordt genomen over de Mensenrechtenraad. Wel moeten het mandaat, de samenstelling en de relatie tot de derde commissie zorgvuldig worden geformuleerd. Dat mag echter niet leiden tot uitstel van het nemen van het principebesluit. Ook mag het niet ten koste gaan van de mainstreaming van de mensenrechten in de Verenigde Naties. Als alles goed gaat wil ik graag met de heer Bos het Glory, glory, halleluja aanheffen. Misschien kunnen wij dan aan het eind zeggen: God bless you.
Mijnheer de voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de brief van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten. De Nederlandse regering staat volledig achter alle opgesomde punten. Wij zullen ervoor zorgen dat die in de discussies helder naar voren komen en proberen die zoveel mogelijk te verwezenlijken. Ik denk hierbij aan zowel de elementen ten aanzien van het aantal leden als aan de criteria voor toetreding. Daarin kunnen wij ons vinden. Ik meen namelijk dat als je werkelijk een efficiënte Mensenrechtenraad wilt, je de aangegeven richting op moet. Wij zijn zeer voor hervorming van de Veiligheidsraad. Dit hangt ten nauwste samen met onze filosofie over multilateralisme met tanden. Gegeven het feit dat de Veiligheidsraad een centraal orgaan is, meen ik dat wij er scherp op moeten toezien dat de hervormingen zodanig plaatsvinden dat wij niet alleen te maken krijgen met een forse uitbreiding, maar ook met een substantiële uitbreiding van de capaciteiten van de bevoegdheden van de Veiligheidsraad.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik kom terug op de Mensenrechtenraad. Het is toch ook voor de Nederlandse regering niet goed denkbaar dat in deze nieuwe raad landen zitting zullen nemen die de mensenrechten met voeten treden? Wij moeten criteria ontwikkelen om te voorkomen dat dit soort landen lid van die nieuwe raad wordt.
Minister Bot:
Daarmee ben ik het graag eens. Daarom heb ik gewezen op het Juristen Comité voor de Mensenrechten, waarin dit element heel nadrukkelijk naar voren is gebracht dat wij goed moeten toezien op de criteria om te voorkomen dat landen als Sudan, dat de heer Van Baalen heeft genoemd, toetreden en zelfs zo'n Mensenrechtenraad zouden kunnen voorzitten en andere landen de maat zouden kunnen nemen. Ik denk dat dit een belangrijk element is. Een aantal suggesties ligt ter tafel. Een van de criteria is benoeming door twee derde van de leden van de Algemene Vergadering, maar zo zijn er vele andere te bedenken. Daarop zullen wij goed moeten toezien.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb de suggestie gedaan om systematisch alle landen van de wereld te beoordelen op de mensenrechtencriteria, zoals wij hebben gedaan bij de toetredingslanden. Wordt daarover gesproken?
Minister Bot:
Daarover wordt niet gesproken. Wij zijn op dit moment nog bezig met het formuleren van het mandaat van die nieuwe Mensenrechtenraad. Het zal al een hele toer worden – dat zeg ik heel eerlijk – om tot een Mensenrechtenraad te komen die voldoet aan de criteria die ik net heb geschetst: een lidmaatschap dat beperkt is tot landen die het echt serieus nemen, een Mensenrechtenraad die het hele jaar zitting heeft, rapporteurs die blijven, ngo's die daarbij betrokken blijven. Ik meen echter dat het op dit moment wat te ver zou gaan om voor te stellen dat alle landen eenmaal per jaar de maat wordt genomen. Dat betekent dat 192 landen moeten worden bekeken. Ik meen dat dit menselijkerwijs wat moeilijk zou zijn. Ik denk dat daarom die rol van de ngo's zo belangrijk is, omdat die over het algemeen de inbreng leveren. Ik denk dat via een soort roulatiesysteem moet worden gekeken welke landen wanneer worden bekeken en onderzocht, zeker als er concrete klachten voorliggen aan de hand van rapporten van ngo's als Amnesty International en vele andere. Ieder jaar alle landen de maat nemen lijkt mij te leiden tot een bureaucratie die nergens toe dient omdat heel veel landen voortreffelijk functioneren. Ik denk niet dat dit de efficiëntie en de coherentie zou bevorderen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik kan mij voorstellen dat wij dit niet op korte termijn kunnen bereiken, maar het voordeel op de langere termijn zou in ieder geval zijn dat er een soort consistentie wordt ingebracht, dat politieke spelletjes worden voorkomen en dat politieke deals achterwege blijven. Als men weet dat elk land elk jaar langs een bepaalde meetlat wordt gelegd en dat men kan vergelijken of een land het beter doet dan vorig jaar, kan dit een heel nuttige exercitie zijn. Wij hebben het gezien bij de uitbreiding, waarbij het bij een land als Malta heel anders is dan bij een land als Roemenië. Het brengt wat objectiviteit en misschien ook een bepaalde rust in een proces dat nu veel te gepolitiseerd is.
Minister Bot:
Daarin verschillen wij kennelijk van mening, maar ik denk eerder dat juist als men wat gaat doen de politieke spelletjes zullen optreden. Omdat iedereen wordt gemeten, worden er veel te veel concessies gedaan. Dat betekent namelijk dat ook die heel grote groep landen waarmee iets aan de hand is uiteindelijk niet bereid zal zijn om serieus anderen de maat te nemen omdat zij weten dat zij ook vandaag of morgen aan de beurt zullen komen en dan moeten vrezen voor retaliatie of denken: laat ik maar voorzichtig zijn, want je weet nooit wat er zal gebeuren. Ik ben er dus niet helemaal zeker van dat dit de ideale oplossing is, afgezien van de bureaucratie die dit met zich meebrengt. Je zou kunnen denken aan een rotatiesysteem: het ene jaar dertig landen, het volgende jaar dertig andere, enzovoort. Dat lijkt mij een zinniger benadering.
Er wordt heel veel over de Veiligheidsraad gepraat. Het is belangrijk dat de andere hervormingsonderwerpen niet in gijzeling worden genomen door de discussie over de Veiligheidsraad. In deze Kamer is dat tot mijn vreugde geenszins het geval; er is maar heel weinig over de Veiligheidsraad gezegd. Buiten de Kamer wordt het debat echter nog behoorlijk door deze kwestie overheerst: hoe, wie en wanneer? Op de bijeenkomst op 5 juli met de ministers van de Foxgroep willen wij proberen om het hele pakket te bekijken van alle onderwerpen, behalve de Veiligheidsraad. Wij willen trachten redelijke voorstellen op tafel te leggen. Als wij dat pak voorstellen er tijdens de top doorheen kunnen jassen, krijgen wij in ieder geval geen heronderhandelingen over de responsibility, de mensenrechtenraad, de Peace Building Commission, enzovoort.
Er zijn suggesties gedaan over de verschillende modellen. Alle modellen zijn van tafel, behalve het G4-voorstel. Dat is het enige waar nu nog over gesproken wordt. Plan B is voor Nederland niet goed. Het gaat uit van een samenvoeging van de WEOG met de Oost-Europese landen. Dat zou zeer negatief voor Nederland uitwerken, omdat wij dan ineens in de cyclus zitten waarin wij ongeveer één keer in de veertig jaar aan de bak komen. In de voorstellen van de G4 hebben wij, als Duitsland erin komt, eenmaal in de twaalf tot zestien jaar het lidmaatschap. Belangrijk blijven de criteria, die door de secretaris-generaal zijn genoemd. Je wordt niet alleen lid omdat je groot en sterk bent, maar ook als je veel bijdraagt aan de VN. Nederland is zeker een land dat daaraan voldoet. Wij zullen bezien welke voorstellen daaraan beantwoorden, uitgaande van algemene criteria als geen vetorecht en een review clause. Het laatste instrument is bedoeld om te bezien of er een mogelijkheid is om de drie Europese zetels te vervangen door één Europese zetel. Dat is toekomstmuziek, maar wel iets om rekening mee te houden. Ik heb al gewezen op de criteria: draag je wat bij aan de VN, in ODA, in geld, in peace keepingbuilding missions, enzovoort? Als je aan alle criteria voldoet, heb je recht op een zetel. Er wordt nog erg over gesteggeld en het is dus heel moeilijk aan te geven waar het op uitloopt. Ik heb er vandaag weer uitvoerig met collega Lavrov over gesproken en kan niet zeggen dat het zonnetje echt straalt over de hervorming van de Veiligheidsraad. De spelers beziend, kan ik niet voorspellen hoe de Veiligheidsraad eruit gaat zien. Nogmaals, het G4-voorstel beantwoordt het meest aan onze verlangens.
Het mandaat van de Peace Building Commission heeft vooral betrekking op de post-conflictfase. Wij hebben gemerkt dat conflictpreventie bij veel landen erg gevoelig ligt en de oprichting van PBC onnodig hindert. Wij hechten erg aan verbetering van de rol van de secretaris-generaal en zijn speciale gezant bij conflictpreventie, vredeshandhaving en vredesopbouw. Het is een belangrijke schakel tussen de PBC en de coördinatie in het betreffende land. De PBC moet geen nieuwe bureaucratische laag vormen, maar slagvaardig aan het werk gaan. Er moet een nauwe relatie ontstaan met de Veiligheidsraad. Ik vind dat in de responsibility to protect ook een element van conflictpreventie zit. Je moet daarbij niet alleen denken aan militaire middelen, maar ook aan diplomatie, sancties en technische assistentie. De Veiligheidsraad speelt daarin een belangrijke rol.
Aansturing door de Veiligheidsraad is niet mogelijk. De meeste landen zijn voorstander van de oprichting door de AVVN.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Kan bij de conflictpreventie worden gewerkt met duidelijke criteria? Nu kijkt men na afloop naar mogelijke sancties. Kun je niet beter van tevoren vertellen wat het gevolg is van een bepaald gedrag?
Minister Bot:
Dat is überhaupt een probleem in de Verenigde Naties. De heer Van Bommel vroeg al naar artikel 5.1 en artikel 2.4 over de criteria bij geweld en zelfverdediging. Er heerst veel angst bij de kleinere lidstaten dat zij wel sancties krijgen en de grotere landen niet. De responsibility to project is een uitstekend concept, maar door die angst verzandt al snel de discussie, die uitmondt in criteria die je kunt aanwenden voor zowel geweld als voor conflictpreventie.
De heer Van Baalen heeft ook gevraagd naar de criteria voor gebruik van geweld, waarbij hij heeft verwezen naar zijn motie. De secretaris-generaal heeft vijf criteria gebruikt voor het gebruik van geweld, anders dan zelfverdediging. Artikel 51 gebruiken wij in het licht van moderne situaties en moderne dreigingen. De secretaris-generaal heeft gezegd dat de Veiligheidsraad toestemming geeft, maar ook de Raad moet een leidraad hebben. Hij noemde toen de ernst van bedreiging, heldere doelstelling, geweld als laatste optie, proportioneel optreden en evenwichtige consequenties. Wij onderschrijven deze elementen, omdat de Veiligheidsraad deze criteria kan gebruiken als een toetsingskader om te beoordelen of de internationale gemeenschap legitiem militaire interventie gerechtvaardigd vindt als laatste redmiddel om een conflict te voorkomen. Dan gaat men uit van genocide of heel ernstige schendingen van de mensenrechten. Dan kom je bij een derde mogelijkheid, namelijk zelfverdediging. De Veiligheidsraad komt dan ondanks al deze criteria niet tot een besluit. Ik heb al uitgelegd dat wij hebben gezien dat het formuleren van criteria in dat soort gevallen buitengewoon moeilijk is, omdat je ziet dat er zoveel weerstand van een aantal lidstaten is, omdat ze bang zijn dat zij wel getroffen zullen worden, en grotere lidstaten niet. Het uitgangspunt van de top is dat wij tot een soort collectieve veiligheid komen, collectief in de zin dat wij proberen zowel in conflictpreventie als in postconflictsituaties oplossingen te vinden, en meer af te gaan op de hierboven gestelde criteria. Die moeten worden aangescherpt, zodat je precies weet wanneer de Veiligheidsraad dat kan, omdat deze raad zich veiliger voelt om dat soort maatregelen te nemen.
Ik heb al iets gezegd over de rol van maatschappelijke actoren. Ik denk dat het bedrijfsleven, de ngo's en andere niet-statelijke actoren al zeer actief zijn, en dat wij er vooral voor moeten zorgen dat civil society een rol kan blijven spelen. Wij zijn daarvan altijd een groot voorstander geweest, op het gebied van dienstverlening, maar ook als het gaat om bijdragen aan het bouwwerk, met name op terreinen als mensenrechten en milieu.
De heer Szabó (VVD):
Het behalen van de millenniumdoelstellingen is beleid van het kabinet. Ik ben blij dat het kabinet met drie ministers aanwezig is, zodat wij u kunnen aanspreken op het tot op heden gevoerde beleid. Wij hebben vandaag gesproken over de te verkiezen economische strategie om Afrika er weer bovenop te helpen. Op een gegeven moment gaat het om het maken van economische substantie. U heeft wel eens gezegd: wie vooruitgang in Afrika wil boeken, zal zich veel meer dan thans het geval is moeten richten op verdere ontwikkeling van de beloftevolle landen, en daaraan gekoppeld "daarom moeten wij ons meer gaan richten op landen die een politieke of economische trekfunctie in hun regio kunnen vervullen". Dat is ook een beetje het verhaal van mijnheer Sachs. Is wat u daar hebt gezegd nog steeds uw beleid?
Minister Bot:
Het ene hoef je niet te laten om het andere te doen. Ons concept van armoedebestrijding gaat zeer wel samen met het leggen van nadruk op de ontwikkeling van succesvolle staten. In verleden en heden hebben wij daaraan aandacht gegeven, en dat zullen wij blijven doen.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Voorzitter. De top 2005, in september in New York, markeert een cruciaal moment. De heer Bos sprak zelfs over cruciale voortgang. Op zich is het heel bijzonder dat vijf jaar geleden die grote internationale afspraak is gemaakt. Als je het hebt over een heel bijzonder gemeenschappelijk kader om armoede duurzaam te bestrijden, waar tweezijdige afspraken zijn gemaakt tussen rijke en arme landen, waar een agenda voor geldt van 25 jaar, waarvan dit jaar de balans wordt opgemaakt, dan kunnen wij inderdaad spreken van een cruciaal moment. De MDG's zijn een soort referentiekader, maar ook doelstellingen op zich, een gemeenschappelijke visie, een gemeenschappelijke agenda voor duurzame armoedebestrijding. Die hebben wij nu! Als je het dan hebt over elan, dan is dit het jaar van het elan binnen het kabinet en bij de minister-president, die wij zojuist hebben kunnen horen over zijn inzet richting de G8, om het niet te laten bij 0,2% van het bnp, maar naar 0,7% toe te werken.
Dat geldt ook voor het vinden van additioneel geld voor schuldverlichting, Wij gaan gezamenlijk naar die top om die afspraken daar te verzilveren en om voor de komende tien jaar nieuwe afspraken te maken. Alle rapporten wijzen uit dat de millenniumdoelstellingen kunnen worden gehaald, dat wij op weg zijn maar dat nog lastige punten zijn. Er is niet alleen maar goed nieuws te melden met betrekking tot de MDG's. Denk aan Afrika en de hot spots waarover mevrouw Huizinga-Heringa heeft gesproken. De allerarmsten worden met in- en uitsluiting bedreigd. Daaraan moeten wij extra aandacht blijven besteden in India, Brazilië en in andere delen van de wereld. Natuurlijk is ook beter besturen door de overheden zelf van belang. Het is vaak een kwestie van verdeling en niet altijd van extra geld.
Mevrouw Huizinga-Heringa heeft gelijk dat de reproductieve gezondheidszorg en de aidsbestrijding de prioriteiten zijn van het Nederlands ontwikkelingsbeleid. Daarvoor hebben wij bewust gekozen, omdat wij ook daarmee die armoededoelstellingen dichterbij kunnen brengen.
Het zijn niet alleen de millenniumtop en de millenniumdoelen die een referentiekader vormen, maar dat geldt natuurlijk ook voor de andere toppen van de afgelopen jaren. Denk daarbij aan Johannesburg, Cairo en Beijing. Mevrouw Karimi heeft daarover gesproken. Ook die referentiekaders gebruiken wij voor de integrale aanpak van de komende tijd. Met name in de rapporten en de brief van de secretaris-generaal van de VN wordt gepleit voor het verbinden van vrede, veiligheid en ontwikkeling. Daarover bestaat inmiddels geen misverstand meer. Het is mede dankzij de inzet van Nederland in de OESO bij de DAC dat wordt gesproken over dit thema. Wij hebben daar niet binnengehaald wat wij wilden, maar de onderwerpen vrede veiligheid en ontwikkeling zijn nu ook in de VN als integraal thema bespreekbaar. Hetzelfde geldt voor de Wereldbank, de OESO en de EU waar wij the African Peace Facility hebben. Wij vinden het immers nodig dat wij snel kunnen reageren en dat wij over een flexibel instrument beschikken in situaties van wederopbouw. Nationaal hebben wij het Stabiliteitsfonds dat wij ook daarvoor gebruiken. Daarvan hebben wij ongelooflijk veel plezier. Er is echter ook een andere integraliteit, namelijk die van hulp, handel en schulden. De heer Bos heeft daarnaar ook verwezen. Het is niet voldoende om hulp te verlenen en financiën beschikbaar te hebben. Wij zullen tot een eerlijk handelsveld moeten komen, alsmede tot een verbetering van de markttoegang. Daarnaast dienen wij ervoor te zorgen dat landen daarvan kunnen profiteren. Dat kan natuurlijk niet zomaar, want niet iedereen kan meteen concurrerend meedoen. Ik kom daarop later in mijn betoog terug. Hetzelfde geldt voor het terrein van de schulden.
Het is het jaar van de millenniumdoelen, maar ook dat van de microfinanciering. De Kamer heeft niet specifiek over dat punt gesproken. Als wij het echter hebben over goed bestuur, dan spreken wij ook over de mogelijkheid tot financiële dienstverlening, kapitaalverschaffing, het kunnen lenen en sparen. Ook verzekeringssystemen speken daarbij een rol. Prinses Máxima houdt zich bezig met microfinanciering en ik hoop dan ook dat wij tijdens de top op dit terrein ook weer goede afspraken kunnen maken. Tevens spreek ik de hoop uit dat de ontwikkelingslanden het mogelijk maken om deze speciale financiële inzet ten behoeve van het mkb mogelijk te maken. Op die manier kan de armoede ook duurzaam worden bestreden. De heer Szabó heeft terecht steeds aandacht gevraagd voor die economische inzet en voor de inzet van bedrijven. Daarvoor hebben wij echter ook banken en andere financiële instellingen nodig. Wij zullen proberen daarover afspraken te maken tijdens de VN-top.
Voorzitter. De omvang van de hulp moet verdubbeld worden. In de Kamer wordt daar vaak over gesproken. Wij hoeven daar vandaag niet lang bij stil te staan, omdat de Nederlandse inzet tijdens het voorzitterschap van de EU optimaal was. Er is met alle macht geprobeerd om de lidstaten zover te krijgen dat zij binnen een bepaalde periode op 0,7% zouden uitkomen. Op dit moment is het nog niet voldoende, maar wij zijn altijd ongeduldig. De afspraken zijn echter gemaakt en wij hopen dat de belangrijke rijke landen in de G8 een rol kunnen spelen in het streven naar 0,7%.
De heer Verhagen heeft terecht opgemerkt dat het niet alleen om geld gaat, maar ook om de effectiviteit. In OESO-verband hebben wij de zogenaamde Paris Declaration tot stand kunnen brengen, waarbinnen de effectiviteit van de hulp, de donorharmonisatie en de coördinatie een plaats hebben gekregen. De heer Bos sprak over de 2400 rapporten die de onderwijsminister van Tanzania moet produceren. Daarna moet hij ook nog eens 800 delegaties ontvangen om die rapporten mee te bespreken. Het is een loden last voor de ontvangende landen en het is abnormaal dat wij daarmee doorgaan. De Nederlandse regering zet zich er al langer voor in om in landen zoals Zambia, Mozambique en Tanzania de afspraken te harmoniseren en te coördineren. Dat lukt ons ook. Wij hebben andere landen over de streep kunnen trekken. Het blijkt mogelijk om gezamenlijk op te trekken met de Wereldbank, de IMF en de VN-organisaties, maar ook met de donorgemeenschap. Wij zitten nu met vijftien landen om de tafel om een eensluidende procedure af te spreken waarop de ontvangende landen aangesproken kunnen worden. Wij leggen de middelen bij elkaar om het eenvoudiger te maken en de transactiekosten te beperken. De dollar die beschikbaar is, moet ook echt besteed worden aan armoedebestrijding.
Wij zien nu dat het beleid gaat kantelen, ook bij de ontvangende landen. Zij zien in dat het veel beter is om in een geharmoniseerde structuur te werken. De inzet van de Nederlandse regering is om de aanbevelingen van de Paris Declaration tijdens de top aangenomen te krijgen, zodat ook de VS, Japan, Australië en Canada meedoen.
Bij de kwaliteit van de hulp gaat het ook over handel. Handel is essentieel voor ontwikkelingslanden, ook tussen buurlanden. Tal van ontwikkelingslanden zullen nooit voor de Europese markt of de Amerikaanse markt produceren. Zij komen niet verder dan de buurlanden. Wij weten allemaal dat hetgeen Nederland binnen de Unie exporteert, voor een groot deel in onze welvaart voorziet. Het is niet per se nodig om te exporteren naar andere werelddelen. Toch zullen wij tijdens de WTO-onderhandelingen een sterke impuls moeten geven aan ontwikkelingsgerichte resultaten. Ik wijs op de afspraken die al zijn gemaakt inzake de vrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen, spoedige afschaffing van handelsverstorende subsidies op producten zoals katoen, rijst en suiker, extra verlaging van subsidies op landbouwproducten die voor die landen van levensbelang zijn en het omlaag brengen van piek- en andere importtarieven. Het was de agenda van Cancún en het is de agenda van Hongkong.
De heer Bos (PvdA):
Bent u het eens met het pleidooi van Mandelson en Lamy dat het moet gaan om een round for free waarbij de ontwikkelingsbelangen vooropstaan en niet de handelsbelangen van bijvoorbeeld Europa?
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
In deze ronde gaat het om de belangen van de ontwikkelingslanden. Dat betekent echter niet dat er geen deals gesloten zouden moeten worden. Ik betreur het dat er bij de ontwikkelingslanden sprake is van het misverstand dat alles naar hen toe wordt geschoven. Zo werkt het niet binnen de WTO. Ook de ontwikkelingslanden zullen in hun eigen omgeving, regionaal, zuid-zuid, handel moeten gaan drijven. Dat is van betekenis. Hadden ze het maar eerder gedaan, zeg ik vaak. De SADEC-regio, de ECOWAS-regio, waar dan ook. De economische en sociale vooruitgang zou ongelooflijk zijn als die grenzen daar allang waren opengesteld.
De heer Bos (PvdA):
Ik neem aan dat de minister het met ons eens is dat een begrip zoals "wederkerigheid" in dit verband ten onrechte suggereert dat degenen die met elkaar aan tafel zitten om zulke deals te sluiten, zich in een gelijkwaardige positie bevinden, met gelijke belangen en gelijke mogelijkheden. Ik hoor de minister zeggen dat het om een "ontwikkelingsgericht resultaat" gaat. Ik neem aan dat dit betekent dat zij zich rekenschap geeft van die ongelijke uitgangsposities, van die ongelijke mogelijkheden, en in die zin een correctie op het begrip "wederkerigheid" voorstelt.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Ik kan mij niet voorstellen dat welke minister van dit kabinet dan ook heeft bedoeld dat het één op één oversteken is. Dat kan absoluut niet. Het gaat om een ongelijke positie, die rechtgetrokken moet worden. Dat waren wij al van plan in Cancún, maar door allerlei omstandigheden is de zaak geklapt. Wij hebben ons weer hernomen, mede onder leiding van Lamy, nu onder leiding van Mandelson. Ik hoop dat wij die slag nu wel kunnen maken, met afspraken voor de komende jaren, inclusief het Everything But Arms initiatief. Dat staat nu alleen nog maar in Europa open, maar dat kan natuurlijk ook door andere rijke landen worden benut ten behoeve van ontwikkelingslanden.
De heer Verhagen (CDA):
De minister spreekt terecht over de zuid-zuidbelemmeringen. Zij wees terecht op de initiatieven die op dat punt in het kader van SADEC genomen kunnen worden. Kan de minister ons voor Hongkong een overzicht verstrekken van de zuid-zuidbelemmeringen die de economische groei in ontwikkelingslanden in de weg staan?
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Dat lijkt mij heel nuttig. Het is waar dat de ontwikkelingslanden niet altijd inzien hoe belangrijk het kan zijn voor landen in een bepaalde regio om de handelsbelemmeringen weg te nemen. Het gaat overigens niet altijd alleen om tarieven en quota, maar soms ook om zoiets als het ontbreken van infrastructuur. Men was bijvoorbeeld jarenlang in oorlog en alle mogelijkheden van transport zijn doorgesneden. Dat moet allemaal weer opgebouwd worden. Het is nuttig om voor bepaalde regio's eens na te gaan wat de belemmeringen zijn. Overigens zie ik ook goede tekenen sinds januari van dit jaar. De landen Oeganda, Tanzania en Kenia hebben voor het eerst één interne markt ingesteld. De tarieven en quota zijn daar weg. Daar werkt men aan een opbouw die vergelijkbaar is met die van de Benelux, waar wij ooit mee zijn begonnen. Men gaat ook een eigen parlement vormen. Dat moet werkende weg gerealiseerd worden. Het voorbeeld van Europa is er en men kijkt daar ook vaak naar. Vandaar dat men zich de laatste tijd, en de laatste weken, afvraagt hoe het nu verdergaat met Europa. De bezorgdheid over de gebeurtenissen in Europa in de laatste weken is begrijpelijk.
De heer Verhagen (CDA):
Wij moeten ze volgens mij in die regio's geen referendum aanraden.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Ik probeer dat ook wel eens te vertellen, maar sommige landen vinden dat juist heel goed. Aan de bevolking vragen hoe het verder moet met het meerpartijenstelsel of andere onderwerpen vinden zij het toppunt van democratie.
De voorzitter:
Ik stel voor het onderwerp "referendum" in de derde termijn te bespreken.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Laat ik bij het onderwerp van vanavond blijven. Ik wil namelijk ook nog graag iets zeggen over de kwaliteit van de hulp, de handel en de schulden. Je bent er niet met het openen van de markten en zeggen "komt u maar". Wij moeten ook handelsgerelateerde assistentie realiseren. Ik denk ook aan de capaciteit bij de duurzame ontwikkeling. Daar sprak de heer Verhagen ook over. De capaciteitsversterking is ook nodig voor de concurrentiekracht. De positie van landen moet worden versterkt op het gebied van de producten, de kwaliteit van de producten en marketing. Tal van dingen zijn van betekenis om een speler te kunnen zijn op de internationale markt.
Mevrouw Karimi sprak over de coherente thema's: handel, landbouw, migratie, wapenexport. Nederland maakt daar serieus werk van. Nederland doet dat niet alleen. Dat is tijdens het voorzitterschap naar het Europese niveau opgeschaald om ervoor te zorgen dat de coherentietoets in Brussel structureel wordt toegepast.
Ik kom toe aan het thema "financiering", omdat de Kamer daar ook over sprak. Ik heb al over het belang van de 0,7% gesproken. Dat heeft ook iets te maken met betrouwbaarheid en herstel van vertrouwen, om 0,7% niet alleen uit te spreken, maar ook werkelijk na te streven.
Wij hebben al jaren een groot schuldeninitiatief in het kader van HIPIC, maar daar is aan toegevoegd het akkoord dat de ministers van Financiën van de G8 op 10 en 11 juni hebben bereikt over het voorstel van honderd procent kwijtschelding van de multilaterale schulden van de allerarmste landen aan de Wereldbank, IMF en de African Development Bank.
Nederland is in de aanloop naar die bijeenkomst betrokken geweest bij het voorstel. Nederland heeft gezegd dat wij wel willen meedoen, maar dat de financiering additioneel moet zijn. Zoals mevrouw Karimi zegt, kan het geen sigaar uit eigen doos zijn, dat de bestaande hulpgelden worden gekort voor dit schuldeninitiatief. Dat is een belangrijk punt voor Nederland. Dat is iets waar wij de G8 op aanspreken, ook straks bij de Wereldbank- en de IMF-vergadering waar de laatste beslissingen over dit schuldeninitiatief worden genomen.
Een ander punt is de wijze waarop het voorstel wordt uitgewerkt. Een sigaar uit eigen doos kan natuurlijk niet, maar Nederland heeft van meet af aan een ander element in de discussie ingebracht. Schuldkwijtschelding is een ding, maar opening van markten en handelsmogelijkheden zijn minstens zo belangrijk. Vandaar dat de G8 dit ook in het pakket heeft zitten. Je kunt dat niet echt uitruilen. De ministers van Financiën zijn hiermee bezig. Het is wel van betekenis dat de G8 zich in de verklaring niet alleen baseert op schuldkwijtschelding, maar ook op het belang van handelsinitiatieven voor de komende WTO-ronde.
De heer Van Bommel en anderen vragen naar de positie van Nederland als het gaat om die 20 mln. of 30 mln. Wij hebben een rekensom gemaakt en het is iets meer. Nederland doet voor 2,8% of 2,9% mee in dit systeem. VS en VK komen op respectievelijk 20% en 10%, omdat dit allemaal is toegerekend naar de hoogte van het IDA-percentage. Wij zullen ons eindoordeel pas kunnen opstellen bij de bijeenkomst over Finance for development, in september. Wat is er precies nodig om die 18 landen honderd procent schuldkwijtschelding te kunnen geven? Wij zijn ook bezig met lobbyen, om te zorgen dat alle rijke landen hieraan meedoen, niet alleen in de G8, maar ook daarbuiten. Nederland is geen G8-land, maar is wel bereid om mee te doen. Met die 2,8% of 2,9% zitten wij op ongeveer 20 mln. of 30 mln.
Die schuldkwijtschelding brengen wij gewoon onder ons ODA-percentage, zoals wij altijd doen. Dat is toegestaan, want dat is niets bijzonders. Wij voldoen aan de 0,7%-doelstelling, maar dat geldt niet voor de G8-landen. Daarom is het zeer terecht dat wij pleiten voor additionaliteit, als het gaat om de schuldkwijtschelding van de G8. Wij zullen dat met een stevige inzet blijven doen.
De heer Bos (PvdA):
Als ik mij goed herinner, maakte u er twee minuten geleden een enorm punt van dat het ook wat het kabinet betreft moet gaan om een additionele inzet en niet om een sigaar uit eigen doos, en vervolgens zegt u dat het gewoon uit die 0,8% moet. Hoe kan dat nu allebei tegelijk waar zijn?
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Wereldwijd zetten wij ons in voor het behalen van de 0,7%-doelstelling. De heer Bos weet dat VK, VS en Duitsland, waar het is gehalveerd door de rood-groene coalitie, er niet toe komen om die 0,7%-doelstelling te behalen. Als er een schuldeninitiatief wordt voorgesteld door de G8, waarin de genoemde landen zitten, kunnen zij niet proberen om dat bedrag binnen het bestaande budget te vinden, maar zij zullen ten minste moeten opplussen. Dat is ook een van de redenen waarom Nederland heeft gezegd dat wij meedoen. Wij lopen op zichzelf niet zo hard, als het gaat om schuldkwijtschelding, omdat wij vinden dat landen per definitie hun schulden moeten aflossen. Op dit punt willen wij heel graag meedoen om die 0,7%-doelstelling te behalen. Dat is een logisch verhaal. Het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Duitsland zullen dat ook op die manier doen, hoop ik. Het zou nog erger zijn, als zij de middelen die nodig zijn voor schuldkwijtschelding, van bestaande afspraken of van de bestaande hulpstromen naar Afrika of Azië afhalen. Dat zou natuurlijk immoreel zijn.
De heer Bos (PvdA):
Als dat voor hen immoreel is, waarom is dat dan voor u niet immoreel? Ik deel met u alle blijdschap over het feit dat Nederland de 0,8%-drempel haalt, maar als u het als "immoreel" bestempelt dat de financiering van deze inspanning ten koste gaat van andere inspanningen, dan geldt dat toch ook als u straks het geld ergens anders vandaan moet halen? Dan moet u geld dat nu naar deze landen toe gaat in het kader van de kwijtschelding van schulden, immers afhalen van de inspanningen die eigenlijk voor andere landen bedoeld waren. Dat is dan toch net zo immoreel?
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
In de praktijk gebeurt dat niet. Wij hebben een percentage dat inhoudt dat het budget elk jaar toeneemt. Wij hebben een afspraak die al vijftien of twintig jaar of misschien nog wel langer bestaat. Ook voorgangers hebben het dus zo gedaan: alles wat je doet, haal je uit de groei van het budget. Je gaat niet herschikken. De middelen die nodig zijn voor schuldkwijtschelding, haal je uit de groei van het budget. Dat is niets nieuws. Dat gaat niet om grote bedragen; het gaat om dit bedrag.
Er is gevraagd naar de goudverkoop van het IMF. Daarvan heeft de Nederlandse regering al vaker gezegd dat zij niet staat te trappelen om dit als instrument te gebruiken voor die multilaterale schuldkwijtschelding. Het zou beter zijn als het uit reguliere geldstromen zou kunnen komen, maar wij zien best wel dat dit om een forse aderlating gaat. Wij gaan wat dat betreft wel akkoord met het benutten van het rendement van een beperkte goudverkoop om de kosten van kwijtschelding te dekken. Ik betwijfel ernstig of dat zal gebeuren. Ik heb de indruk dat de VS niet staan te dringen om die goudverkoop nogmaals te accorderen. Het is eerder gebeurd. Als daar overeenstemming over is, zal Nederland zich daar niet tegen verzetten.
Moeten wij de schuldhoudbaarheid gaan koppelen aan de MDG's? Nee, de schuldhoudbaarheid wordt gekoppeld aan de economische handelspositie. Hoe sterker je positie is, hoe beter je schuldhoudbaarheidspositie dus is. Het gaat immers niet alleen om schuldkwijtschelding. Er zijn andere methoden om de armoedebestrijding en het behalen van de MDG's te kunnen financieren.
Dat brengt mij op de vraag van de heer Verhagen over de positie van de MDG's in de nationale strategieën. Wij hebben een eerste generatie armoedestrategieën gehad. Daar zitten die MDG's helemaal nog niet in. Bij de tweede generatie armoedestrategieën moeten wij de MDG's incorporeren. Dat moet ook de afspraak zijn bij de VN-top in september, zodat het behalen van de millenniumdoelen wordt geïncorporeerd in alle nationale armoedestrategieën. Dan komt de verantwoordelijkheid dus ook daar. Een aantal landen hebben dat al gedaan en een aantal landen moeten dit de komende tijd nog doen, wanneer zij met de millenniumdoelen aan de slag gaan.
De heer Verhagen (CDA):
Hoe zijn de vooruitzichten op dit punt van de EU-lidstaten? Als je die coördinatie als hoofddoelstelling hebt, hoewel wij met bestaande verdragen werken waar dit volgens mij afdoende in staat, vraag ik mij immers af hoe dit eruit ziet bij de EU-lidstaten.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Het is terecht gezegd dat het achtste millenniumdoel onze verantwoordelijkheid is. Daar zitten die coördinatie, harmonisatie en handel in schuldkwijtschelding in. Door Brussel wordt de stand van zaken de komende tijd jaarlijks opgenomen. Het eerste rapport is volgens mij inmiddels beschikbaar. Het zou goed zijn als de Kamer daar kennis van zou nemen. Wij zijn op de goede weg, maar ik vind niet dat er echt al fluks wordt gewerkt aan datgene wat zou moeten gebeuren in termen van omvang, kwaliteit, schuldkwijtschelding en handel. Dat zijn de vier elementen die door ons moeten worden bevorderd. Wij hebben er tijdens het voorzitterschap hard aan getrokken. Wij weten dat de Britten dat van ons zullen overnemen, want wij hebben een doorlopende agenda. Ik hoop dus dat wij dat de komende tijd verder stevig in de steigers kunnen zetten. Wij blijven het in ieder geval tot onze verantwoordelijkheid rekenen om binnen de OESO-landen deze punten van het MDG 8 te blijven bepleiten. Wij hebben ook beloofd om regulier aan de OESO te rapporteren, waardoor een soort "peer review"-mechanisme ontstaat waarmee wij elkaar kunnen beoordelen op die inzet. Dat geldt inmiddels ook voor Nepad, de Afrikaanse Unie: ook daar is een "peer review"-mechanisme, waar landen elkaar beoordelen op basis van governance, goed bestuur en economic governance, dus op de manier waarop het land wordt bestuurd. Dat zijn de methodes waar wij naar toe moeten. Je kunt elkaar geen dingen opleggen. Er wordt vaak gevraagd of er sancties zijn. Die zijn er nauwelijks, maar je kunt het veel beter vanuit de stimulerende initiatieven doen. Die zijn er en die worden met grote serieusheid toegepast. Dat is niet altijd even simpel, zeker niet voor Afrikaanse landen.
Ik kom op het terrein van duurzame ontwikkeling en milieu waarover de heer Verhagen uitgebreid heeft gesproken. Ik noemde Johannesburg al. Publiek-private partnerschappen kunnen een instrument zijn om de duurzame armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling te bevorderen. Wij doen dat op het terrein van water, duurzame energie en stroomgebieden. Men probeert grote gebieden beter te managen door het gebruik van water te stimuleren voor irrigatie, transport en het opwekken van hydro-energie. Het Nile Basin, het Congobekken en de Mekong zijn grote stroomgebieden. Dergelijke gebieden zijn overigens ook van betekenis voor vis en voedsel. Deze onderwerpen zet Nederland de komende tijd hoog op de agenda, omdat zij van betekenis zijn voor het tegengaan van milieudegradatie en ontbossing. Bovendien wordt adaptatie aan de klimaatverstoring bevorderd.
De landen in Afrika en Azië hebben veel meer te lijden van klimaatverandering dan wij. Door toename van de temperatuur worden wij geconfronteerd met het stijgen van de zeespiegel, maar wij kunnen dat nog wel managen. Er zijn echter ook landen waar dit praktisch niet te doen is. Wij moeten daar meer op inzetten dan wij hebben gedaan. Het is daarom goed dat internationaal milieubeleid en duurzaamheid die door alle milieudoelstellingen heen moet worden doorgetrokken, tijdens de VN-top belangrijke thema's zijn. Wij gaan landen ook ondersteunen om duurzaamheidsaspecten expliciet op te nemen in hun armoedestrategieën door alle thema's heen. Milieuvriendelijk produceren is een onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als wij publiek-private partnerschappen afsluiten en het bedrijfsleven stimuleren om te investeren in ontwikkelingslanden, dan is altijd de toets dat het moet gaan om maatschappelijk verantwoord, duurzaam en sociaal verantwoord ondernemen. Er moeten echter ook extra dingen worden gedaan in de omgeving.
Dat brengt mij op de opmerkingen van de heer Szabó over offshore activiteiten en innovatietechnologie. Ik ben het van harte met hem eens dat innovatie en technologie van enorme betekenis zijn, ook in termen van duurzame ontwikkeling. Wij moeten daar ook veel meer in investeren. Wij hebben nieuwe arrangementen met Nederlandse universiteiten afgesloten, juist om de innovatieve agenda beter uit te werken ten behoeve van ontwikkelingssamenwerking. Dat was wat verwaarloosd de afgelopen tijd en wij gaan dat weer oppakken. Bovendien gaan wij meer inzetten op economische ontwikkeling in de landen zelf. Het gaat dan om het verspreiden van kennis en kapitaal en het zorgen voor banen.
Ik zou graag eens willen nagaan wat de inzet van het Nederlandse bedrijfsleven oplevert. De heer Verhagen sprak daarover en misschien kunnen wij dat koppelen aan het verzoek van de heer Szabó. Wat kunnen bedrijven doen in landen en wat betekent dat precies? Het kan niet in alle landen, maar ik denk dat wij een redelijk zicht op onze partnerlanden kunnen krijgen. Het helpt ons ook om na te gaan wat het meest effectief is. Welk type onderneming en welk type economische activiteit slaat het beste aan in land x, y of z? Dat zal natuurlijk een grote variëteit opleveren, maar het is van betekenis om te weten wat wij doen. Daarbij hoort ook altijd de rol van de civil society. Het is niet alleen het bedrijfsleven, maar ook vakbonden en organisaties. Wij kunnen het niet vaak genoeg zeggen en wij hebben eerder een debat gevoerd met de Kamer over het nieuwe medefinancieringsstelsel. Tijdens dat debat heb ik mevrouw Karimi toegezegd om nog eens na te gaan wat maatschappijopbouw vanuit onze organisaties betekent in ontwikkelingslanden. Als wij daarin niet blijven investeren, dan kunnen wij economische activiteiten aantrekken, maar dan zal de effectiviteit ervan ten behoeve van sociale, economische en duurzame ontwikkeling niet optimaal zijn. En wij gaan voor het optimale.
De heer Van Bommel sprak over de evaluaties van Wereldbank, IMF en de VN-organisaties. Dat zijn onafhankelijke evaluaties. Er zijn weliswaar evaluatiediensten bij die instellingen, maar dat zijn onafhankelijke instituten. Het is niet de VN zelf, maar een apart instituut dat zich bezighoudt met evaluaties. Ik denk dat ik de heer Van Bommel daarmee gerust kan stellen.
De heer Szabó heeft nog gewezen op het element van de fast-tracklanden in het rapport van de heer Sachs. Als er in de komende tijd meer middelen beschikbaar zijn – dat zal gebeuren, want er komt alleen al € 20 mld. vanuit de EU – moet heel goed worden bekeken waar die worden besteed. Die middelen kunnen het beste worden besteed in landen waar men goed met het geld kan omgaan. Dat neemt niet weg dat wij moeten investeren in het ondersteunen van instituties en capaciteit in landen waar die wat zwakker zijn. Wij doen dat ook in Oost-Europese landen. Ik ben onlangs in Georgië en Armenië geweest. Wij hebben daar een aantal jaren ingezet op public finance management, op het verbeteren van instituties, het belastingsysteem en het fiscale systeem en op macro-economische stabiliteit. Dat werpt zijn vruchten af. Dat helpt als later extra wordt ingezet op armoedestrategieën omdat die inzet dan zal beklijven. Ik heb niet de neiging om onze lijst van partnerlanden in te dikken. Ik denk ook niet dat dit de vraag is van de heer Szabó. Wij moeten wel case by case, land voor land bekijken hoe wij onze middelen het beste kunnen inzetten en hoe wij dat gezamenlijk kunnen doen. Wij moeten dat niet alleen als Nederland doen, maar zo veel mogelijk met elkaar geharmoniseerd en gecoördineerd.
Ik denk dat ik de vragen van de Kamer heb beantwoord. Ik sluit mij aan bij hetgeen waarmee de minister-president eindigde in zijn eerste termijn. Het elan is er bij het kabinet. Wij zijn er klaar voor om naar de VN-top te gaan. Er is veel in geïnvesteerd door het hele kabinet op alle terreinen die nu in de VN-top aan de orde zullen zijn, dus financiën, handel, hulp, veiligheid en de hervorming van de VN. Ik ben vergeten om het UNEP te noemen. De hervorming van de VN is van betekenis om adequaat te kunnen reageren, dus efficiënter en effectiever. Waar het gaat om de milieuorganisaties is er nog een wereld te winnen. Het staat ook bovenaan ons verlanglijstje om dat bij de VN-top in te brengen zodat wij alvast kunnen beginnen met het samenvoegen van alle VN-organisaties die zich met milieu en duurzame ontwikkeling bezighouden. Het zal ook het vertrouwen in de VN kunnen versterken is als deze slagvaardiger, effectiever en efficiënter is.
De voorzitter:
Wij zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn. Omdat het ook in deze weken vooral mijn taak is om te waken over uw aller welzijn en gezondheid, stel ik u voor om de tweede termijn alleen te gebruiken voor degenen die een motie willen indienen. Het gaat dus alleen om het indienen van moties, eventueel met twee of drie zinnen toelichting.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Ik neem aan dat een dankwoord aan de ministers en de minister-president voor de gegeven antwoorden ook is toegestaan. Er is veel bemoedigends gezegd over de mensenrechtenraad, over de responsibility to protect en de centrale rol van de Veiligheidsraad, over de inzet bij de Dohaconferentie en over de initiatieven tot verdere donorharmonisatie. Er zijn twee punten waar wij bezorgd over blijven. Een daarvan is de toekomst van het Europese landbouwbeleid en de manier waarop de Nederlandse regering haar inzet zal kiezen. Het grote draaien is begonnen. Ik hoop dat ik mede namens de heer Van Baalen zeg dat wij uiteindelijk het handelen van het kabinet zullen toetsen aan de interpretatie die wij geven aan de uitspraak die de Kamer op dit punt heeft gedaan. Ook mevrouw Van der Laan heeft daarover een niets aan twijfel overlatende Kameruitspraak afgedwongen.
Het tweede punt waarover wij bezorgd zijn, is de redenering over de wijze waarop de kwijtschelding van de schulden zou moeten worden gefinancierd. Natuurlijk weten ook wij niet of het een effect zal hebben op anderen als Nederland zou besluiten om dit additioneel te financieren, dus niet uit de 0,8%. Wij weten wel dat het effect er in ieder geval niet zal zijn als Nederland dat niet doet. Gezien de omvang van het bedrag – de minister zei dat het om 20 mln. tot 30 mln. gaat – kan dekking in elk geval geen probleem zijn. Het zou de kracht waarmee Nederland zich aan andere spelers in dit veld kan richten met de boodschap om andere noodzakelijke uitgaven er niet mee te verdringen en om het bovenop de inspanning die al wordt gedaan te doen, alleen maar ten goede kunnen komen. Met het oog hierop wil ik mede namens mevrouw Karimi, mevrouw Huizinga-Heringa, de heer Van der Staaij en de heer Van Bommel een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het recente G8-voorstel voor extra multilaterale schuldverlichting door alle betreffende donoren moet worden gefinancierd, additioneel aan hun bestaande (ODA-)hulpbudgetten;
verzoekt de regering, via de betreffende multilaterale organisaties kenbaar te maken dat ook Nederland daartoe bereid is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Karimi, Huizinga-Heringa, Van der Staaij en Van Bommel.
Zij krijgt nr. 24(26150).
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Voor de VVD-fractie vormen de mensenrechten het belangrijkste punt bij de hervormingen van de Verenigde Naties. Wij hebben hier als Kamer over gesproken. De VVD-fractie hecht eraan om de meningen samen te vatten en vast te leggen, opdat de regering zich van die mening kan bedienen in de internationale onderhandelingen en opdat wij als Kamer wat preciezer zijn in wat wij wensen dan de regering. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het beschermen van de rechten van de mens tot de hoogste prioriteiten van de Verenigde Naties behoort;
overwegende dat de voorstellen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor een Raad voor de Rechten van de Mens een juiste koers uitzetten;
overwegende dat het voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van deze Raad van essentieel belang is dat lidstaten met een slecht mensenrechtendossier geweerd worden;
verzoekt de regering, aan de discussie over de Raad voor de Rechten van de Mens criteria toe te voegen, waaraan de leden van deze Raad dienen te voldoen, bijvoorbeeld dat zij de VN-mensenrechtenverdragen moeten hebben geratificeerd en deze dienen na te leven, dat zij bereid zijn, zich te onderwerpen aan de controle van de VN, inclusief het toelaten van VN-rapporteurs en dat zij moeten beschikken over een goed mensenrechtendossier,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baalen en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25(26150).
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter. Dit is echt een zeer mooie motie. Zij is echt uit het hart gegrepen. Ik heb alleen ook heel goed geluisterd naar de minister. Ik probeer uw goede inzet natuurlijk te steunen, maar vraag mij af wat u toegevoegd wil zien aan de inzet van het kabinet. Ik heb zelf ook gezegd dat wij niet meer in een situatie verzeild mogen raken als wij nu in de mensenrechtencommissie hebben, waar landen als Sudan in zitten met een abject regime. Ik dacht dat de minister deze criteria ook vrij helder uiteen had gezet. Als u nu één criterium kunt noemen dat u toegevoegd wilt zien aan het kabinet en dat hout snijdt, ben ik uiteraard bereid om u te steunen. Ik heb dat alleen nog niet gehoord.
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Allereerst vinden de fracties van de VVD en de PvdA het van belang dat de Kamer zich uitspreekt. Wij achten het van belang dat de Kamer duidelijk aangeeft dat dit hoge prioriteit geniet. Ten tweede hebben wij de criteria specifieker gesteld. Ik noem als bijvoorbeeld het ratificeren van VN-mensenrechtenverdragen en het naleven daarvan. Kortom: wij achten dit een toevoeging aan de discussie en daarom niet overbodig.
De heer Szabó (VVD):
Voorzitter. Ik wil eerst kort iets zeggen over offshoring en economische activiteiten. Wij hebben hier van de bewindslieden al een aantal antwoorden op gekregen. Dit wordt steeds serieuzer genomen.
De voorzitter:
U gaat nu toch weer een heel betoog houden, terwijl wij hadden afgesproken om zeer korte zinnen te maken en vervolgens een motie in te dienen. Dit is niet rechtvaardig tegenover degenen die geen motie willen indienen.
De heer Szabó (VVD):
Dat is waar. Ik dien geen motie in over offshoring, omdat de minister op dat vlak al stappen heeft gezet. Het verdient alleen nog slechts een 6-. Wij moeten samenwerken om hier in de komende twee jaar een 10 van te maken.
Ik dien wel een motie in om meer aandacht te besteden aan landen met een grote potentie om zich economisch snel te ontwikkelen. Ik heb al geciteerd wat de minister van Buitenlandse Zaken daarover heeft gezegd. In dit kader vind ik het belangrijk genoeg om specifiek te zeggen dat landen met een grote potentie additioneel moeten worden ondersteund op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de millenniumdoelen alleen kunnen worden bereikt indien er sprake is van duurzame economische ontwikkeling;
constaterende dat een van de aanbevelingen in het rapport van Jeffrey Sachs "Investing in Development: A practical Plan to Achieve the Millennium Development Goals" is dat "fast-tracklanden" moeten worden geïdentificeerd die in staat zijn om op basis van goed bestuur en absorptiecapaciteit, substantiële vooruitgang te boeken;
verzoekt de regering, deze aanbeveling over te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Szabó. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26(26150).
Ik constateer dat mevrouw Karimi geen gebruik wenst te maken van de tweede termijn. Mevrouw Huizinga heeft gevraagd haar te verontschuldigen. Dan is nu dus het woord aan de heer Van Bommel.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. In de tweede termijn kunnen wij vaststellen dat wij vanavond een aantal meningsverschillen opnieuw hebben zien voorbijkomen, zoals: wat breng je onder officiële ontwikkelingssamenwerking en op welke wijze kun je andere landen aansporen om meer te doen in plaats van er alleen maar op papier voor te zorgen dat je dichter bij de VN-norm komt?
Ook op het punt van de schuldhoudbaarheid blijft het verschil van mening tussen mijn fractie en de regering bestaan. Vandaar dat ik graag de volgende motie wil indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het ontwerpslotdocument voor de millenniumtop is opgenomen dat millenniumdoelstellingenoverwegingen moeten worden opgenomen in de definitie van schuldhoudbaarheid;
overwegende dat de regering van zins is deze definitie aan te passen en de term schuldhoudbaarheid te reserveren voor een macro-economisch begrip;
overwegende dat een dergelijke aanpassing niet bevorderlijk is voor het behalen van de millenniumdoelstellingen in 2015;
overwegende dat het behalen van de millenniumdoelstellingen in 2015 wenselijk is;
verzoekt de regering, af te zien van de voorgestelde aanpassing van de term schuldhoudbaarheid en akkoord te gaan met het voorstel millenniumdoelstellingenoverwegingen op te nemen in de definitie van schuldhoudbaarheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27(26150).
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Dit alles is natuurlijk bedoeld om de millenniumdoelstellingen, waarvan iedereen zegt dat wij ze in 2015 moeten halen, dichterbij te brengen en ze centraal te stellen op alle beleidsterreinen waarmee wij op dit gebied bezig zijn.
De voorzitter:
Ik constateer dat de heren Van der Staaij en Verhagen afzien van hun tweede termijn en dat mevrouw Van der Laan niet in de zaal aanwezig is. Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer.
Ik stel vast dat de ministers er geen behoefte aan hebben te wachten totdat zij alle moties op papier ter beschikking hebben en geef dus direct het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Bot:
Voorzitter. Ik wil gaarne iets zeggen over de motie die is ingediend door de heer Van Baalen en die is medeondertekend door de heer Bos. Ik ben van mening dat deze motie in feite overbodig is. Ik meen dat de geachte afgevaardigde de heer Verhagen daarop al heeft gewezen. Naar mijn mening is de motie misschien ook niet nuttig, omdat erin wordt gesteld dat aan criteria moet worden voldaan, "bijvoorbeeld dat..."
Ik heb duidelijk aangegeven, dat wij willen voorkomen dat landen die het in het geheel niet nauw nemen met de mensenrechten, zouden worden toegelaten als lid van de nieuwe mensenrechtenraad. Ik ben echter wel van mening dat men een zekere vrijheid behoort te hebben in het bepalen van die criteria. Er wordt nu een aantal voorbeelden opgesomd, maar daar kan ik er natuurlijk nog wel een aantal bij bedenken. Eerlijk gezegd vind ik de motie daarom overbodig.
Ik heb gezegd dat wij in ieder geval zullen handelen in de geest van deze motie. Het is de inzet van de Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat de mensenrechtenraad een serieuze raad wordt, waarin serieuze lidstaten zitting hebben die andere landen inderdaad de maat kunnen nemen en die ervoor kunnen zorgdragen dat een einde komt aan de toestanden zoals wij die nu kennen in de mensenrechtencommissie in Genève. De motie is overbodig, omdat wat erin staat datgene is, wat de regering in meer algemene zin al gaat doen, zonder zich daarbij vast te pinnen op een bepaald aantal criteria.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
In de eerste motie die is ingediend door de heer Bos cum suis, vraagt hij eigenlijk een beetje naar de bekende weg.
Het is een discussie die zich twee keer per jaar herhaalt, als wij een algemeen overleg voeren over de jaarvergadering en over de voorjaarsvergadering van de Wereldbank en van de IMF.
Nu wordt in een motie vastgelegd om de schuldkwijtschelding bovenop de 0,8% ontwikkelingssamenwerking te gaan verlenen. Dat staat niet met zoveel woorden in de motie, maar het komt er wel op neer.
Ik heb al vaker betoogd dat schuldkwijtschelding binnen de ODA valt. Landen die nog lang niet aan 0,7% komen, zal daaraan moeten voldoen. Wij zullen zeggen dat additioneel voor die landen betekent: bovenop de bestaande hulpbijdragen. Voor deze landen betekent het dus een extra inspanning om aan het percentage van 0,7 toe te komen. Dat betekent dat Nederland binnen de 0,8% blijft. Ik heb ook helemaal niet de indruk dat wij met iets extra's de G8-landen over de streep halen. Integendeel! Zij kunnen namelijk nog niet tippen aan datgene wat Nederland doet. Ik denk daarbij aan de omvang van onze hulp en de kwaliteit ervan. Ik ontraad dan ook aanneming van deze motie.
De heer Szabó heeft een motie ingediend over het fast track initiative. Ik heb eerder gezegd dat landen met een regering van goede politieke wil, die het bestuur willen verbeteren, een beter beleid willen voeren en transparant willen handelen wat Nederland betreft een aparte behandeling kunnen krijgen als het bijvoorbeeld gaat om macrosteun. Dergelijke regeringen kunnen wij vertrouwen. Ik ken in dat verband goede voorbeelden. Echter, ik heb niet de neiging om op basis van deze ervaring een kleine groep landen, dus de fast-tracklanden, een exclusieve behandeling te geven en de rest te laten voor wat het is. De tekst van deze motie wekt de indruk dat de indiener dat wil. Anderen zouden uit aanneming van de motie namelijk kunnen afleiden dat wij onze inspanningen tot een zeer kleine groep van landen beperken. Dat is niet zo. Elk land vergt een andere behandeling en die behandeling is afhankelijk van de omstandigheid. Ik heb dus niet de neiging om de fast-tracklanden als enige categorie aan te merken. Ik ontraad aanneming van deze motie.
De heer Van Bommel heeft ten aanzien van de schuldhoudbaarheid gesproken over het belang van het centraal stellen van de millenniumdoelen. Ik wijs erop dat de schuldhoudbaarheidsanalyse zich richt op andere termen: op de eigen verdiencapaciteit. Als je verdiencapaciteit voldoende is, is de schuld ook houdbaar. Dat is van grotere betekenis dan het centraal stellen van de millenniumdoelen. De heer Van Bommel heeft wel gelijk met zijn opmerking dat die een rol spelen. Echter, ik meen dat wij er niet veel verder mee komen door die één op één te koppelen aan de schuldhoudbaarheid. Derhalve ontraad ik aanneming van deze motie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande donderdag aan het eind van de vergadering – ik neem aan dat het dan inmiddels vrijdag is – te stemmen over de ingediende moties.
Daartoe wordt besloten.
Sluiting 00.30 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-5807-5836.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.