Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 maart 2004 over de emancipatie van etnische minderheden.

De voorzitter:

Er gelden spreektijden van twee minuten. De spreektijd is alleen bedoeld voor het indienen van moties en niet om het debat opnieuw te voeren.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over het plan van aanpak op hoofdlijnen van de integratie en emancipatie van vrouwen uit etnische minderheden heeft mijn fractie de plannen van het kabinet gesteund om voorzieningen te treffen omtrent onderwijs en arbeid. Wij hebben echter ook duidelijk gemaakt dat het grootste obstakel op de weg van emancipatie en integratie van een aanzienlijk deel van vrouwen uit etnische minderheden het zogenaamde cultuurgelegitimeerde geweld is. Toen ik namens de VVD-fractie vroeg om een specifiek beschermprogramma voor deze vrouwen, stelde de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie voor, om te wachten op het algemeen overleg over huiselijk geweld, dat de dag daarna zou plaatsvinden. Tijdens dat algemeen overleg kreeg ik geen toezegging en geen antwoord op mijn vragen. Helaas, op tragische wijze is afgelopen vrijdag het gelijk van de VVD-fractie gebleken door de moord op Gül, 32 jaar oud, moeder van drie kinderen. Zij is uit eermotieven vermoord voor het blijf-van-mijn-lijf-huis in Zaanstad. Het huis is ontruimd, omdat de familie van haar man, de dader, letterlijk zei dat de klus pas geklaard was als zij ook de kinderen hebben kunnen pakken. Daarom wil mijn fractie opnieuw de nadruk leggen op de veiligheid van deze vrouwen. Zolang deze vrouwen bedreigd worden met geweld door hun families en naasten zal hun integratie en emancipatie niet slagen. Daarom wil de VVD-fractie een drietal moties indienen. Wij doen een dringend beroep op de minister van Immigratie en Integratie in haar coördinerende functie om de uitvoering van deze motie te bespoedigen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eerwraak een geweldsvorm is die een specifiek deel van de vrouwen uit etnische minderheden treft;

constaterende dat volgens ons Wetboek van Strafrecht slechts de hoofddader(s) bestraft wordt/worden, terwijl eerwraak meestal in familiekring wordt voorbereid;

verzoekt de regering de juridische mogelijkheden te onderzoeken om alle betrokkenen op te sporen, te vervolgen en te berechten en de resultaten van dit onderzoek voor 1 september naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsi Ali en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(29203).

Mevrouw Stuurman (PvdA):

Aan welke juridische mogelijkheden denkt mevrouw Hirsi Ali? In het Wetboek van Strafrecht staan natuurlijk al medeplegen en medeplichtigheid. Dat is nogal ruim, daar vallen heel veel zaken onder. Waar wordt in dit kader aan gedacht?

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Neemt u het voorbeeld van Gül. Zij is vermoord door haar man en er is ruimte om haar man te vervolgen en misschien andere medeplichtigen die erbij betrokken zijn, maar als het gaat om eerwraak, dan is de familie in den brede erbij betrokken. Er zou ruimte geschapen moeten worden om bijvoorbeeld het verschoningsrecht op een andere manier te bezien. Dat is het recht van een familielid om te zeggen: ik praat niet over mijn andere familieleden. Het gaat ook niet alleen om de daad op zichzelf. Soms zijn er ook moeders of dochters bij betrokken. Soms is al maanden van tevoren bekend dat een meisje of een vrouw vermoord gaat worden. Ik vraag hier om een onderzoek om te kijken in hoeverre de wet aangepast kan worden om de hele familie te kunnen opsporen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de emancipatie en integratie van een aanzienlijk deel van de vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen een achterstand vertoont;

constaterende dat indien deze vrouwen en meisjes eigen, zelfstandige, geëmancipeerde keuzes maken, zij vaak geconfronteerd worden met (de dreiging van) geweld door hun families alsook met gedwongen uithuwelijking, ontvoering naar het land van herkomst, ontzegging van het recht om naar school te gaan of andere vergaande beperkingen in hun bewegingsvrijheid;

van mening dat deze vrouwen en meisjes er als inwoners van Nederland recht op hebben dat de Nederlandse autoriteiten zich om hun lot en hun rechten bekommeren;

verzoekt de regering om voor 1 juni de Kamer te rapporteren over een noodzakelijk beschermingsprogramma, waarvan onder meer onderdeel moeten uitmaken:

  • - een verscherping van het vervolgingsbeleid in genoemde gevallen;

  • - versterking van de ambassades en aanscherping van de instructies aan ambassades in die landen waarin met regelmaat sprake is van uithuwelijking en gijzeling van uit Nederland afkomstige meisjes en vrouwen;

  • - proactieve maatregelen om geweld, uithuwelijking en andere verschijnselen, in strijd met de beginselen van de Nederlandse rechtsstaat, te voorkomen door beschermings- en opvangmaatregelen voor deze vrouwen en meisjes;

  • - de totstandkoming van een "aware"-project, specifiek gericht op genoemde vrouwen en meisjes,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsi Ali en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(29203).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eerwraak een geweldsvorm is die een specifiek deel van de vrouwen uit etnische minderheden treft;

constaterende dat voorvallen van eerwraak in Nederland een structureel karakter vertonen;

constaterende dat een aparte registratie van eerwraak een noodzakelijke bijdrage levert in de bestrijding van deze misdaad;

verzoekt de regering, de landelijke registratie van gevallen van eerwraak met onmiddellijke ingang te starten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsi Ali, Stuurman en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(29203).

Mevrouw Stuurman (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg op 10 maart hebben wij gesproken over het plan van aanpak Emancipatie en integratie voor vrouwen en meisjes uit etnische minderheden. Het is een plan op hoofdlijnen en het uitvoeringsplan moet nog worden uitgewerkt. Het grootste kritiekpunt van de PvdA-fractie is het gebrek aan aandacht voor de arbeidsmarkt en voor scholing. Volgens de PvdA-fractie zou hier juist de nadruk op moeten liggen, omdat arbeidsmarkt en scholing zeer belangrijke factoren zijn in de emancipatie en integratie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden. De reactie van de minister op deze kritiek was dat het niet nodig was om veel aandacht te besteden aan arbeidsmarktbeleid en scholing omdat deze zaken wel terug zouden komen in het algemene arbeidsmarktbeleid zoals dat nu al wordt gevoerd. Het plan van aanpak is echter juist gemaakt omdat is gebleken dat zowel in het algemene emancipatiebeleid als in het algemene minderhedenbeleid vrouwen en meisjes uit etnische minderheden onzichtbaar zijn. In dit licht is de reactie van de minister dan ook tegenstrijdig. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat allochtone vrouwen gemiddeld een lage arbeidsparticipatie hebben;

van mening dat arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen voor de emancipatie en de integratie van zowel de vrouwen als de rest van de allochtone gemeenschappen van groot belang is;Stuurman

verzoekt de regering om bij de uitwerking van het plan van aanpak van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden (Kamerstuk 29203, nr. 3) arbeidsmarktbeleid en scholing een substantieel onderdeel te laten zijn waarbij de volgende onderwerpen worden betrokken:

  • - jeugdwerkloosheid van meisjes uit etnische minderheden;

  • - duale trajecten van inburgering en reïntegratie;

  • - speciale leerwerktrajecten gericht op allochtone vrouwen;

  • - allochtone herintreedsters;

  • - allochtone vrouwen in de WAO;

  • - taalonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stuurman, Vos, Hirsi Ali en Kraneveldt. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(29203).

De heer Eski (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vorige week overleg gevoerd met de minister over emancipatie en integratie van allochtone meisjes en vrouwen. De CDA-fractie heeft een aantal voorstellen gedaan om het probleem van geweld tegen vrouwen aan te pakken. Er zijn echter aanvullende maatregelen nodig om dit probleem op te lossen. Het mag immers niet zo zijn dat mensen die geweld gebruiken tegen hun partners hertrouwen met een partner uit het land van herkomst zonder dat zij de consequenties van hun daden onder ogen zien. Ik dien hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat van de vrouwen die als gevolg van huiselijk geweld een beroep doen op de vrouwenopvang, 59% van allochtone afkomst is;

overwegende dat een dader van huiselijk geweld zonder problemen een volgende partner uit het land van herkomst kan halen, terwijl de vaak niet geïntegreerde partner terechtkomt in een opvangtehuis;

verzoekt de regering om maatregelen te onderzoeken die daders van huiselijk geweld de mogelijkheden ontnemen om gedurende een periode van vijf jaar tot gezinsvorming met een nieuwe partner uit het land van herkomst over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eski, Bakker, Kraneveldt en Stuurman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(29203).

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Verdonk:

Voorzitter. In het AO over huiselijk geweld van afgelopen donderdag heb ik gezegd dat allochtone vrouwen en meisjes die worden belemmerd in hun streven om zelf vorm te geven aan hun leven, te emanciperen of te integreren, steun verdienen van de samenleving, de professionals en hun instellingen, dus ook van het kabinet.

Bescherming van meisjes en vrouwen die bedreigd worden, is van groot belang. Er moet bij dreiging van geweld of bij echt geweld adequate bescherming worden geboden. In die zin is er geen verschil van mening met mevrouw Hirsi Ali.

Het plan van het kabinet voor een sluitende en kwalitatief goede aanpak van huiselijk geweld ondersteunt dit uitgangspunt. Voor elke situatie dienen, afhankelijk van de aard van de geweldsdreiging, passende maatregelen genomen te worden. Dat geldt niet alleen voor allochtone, maar ook voor autochtone vrouwen. De lokale regie van de aanpak van huiselijk geweld kan maatwerk realiseren.

Hoe mis het kan gaan, hebben wij tot ons afgrijzen afgelopen dagen moeten beleven: een jonge vrouw, van Turkse komaf, die vlak voor de vrouwenopvang in Zaanstad is dood geschoten, volgens de berichten door haar man. Een dodelijk slachtoffer en een opvangvoorziening waarvan personeel en bewoners zich zodanig bedreigd voelden, dat het pand is ontruimd! Dit is een onverteerbare situatie die velen van ons schokt. Ik betuig mijn medeleven aan al degenen die gepoogd hebben, deze vrouw, Gül, bij te staan en te helpen. Mijn medeleven gaat met name uit naar haar kinderen.

Het is begrijpelijk, wanneer er bij deze en soortgelijke gebeurtenissen een verband wordt gelegd met de emancipatie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden, wat dit kabinet met beleid poogt te ondersteunen en te bevorderen. Ik heb er ook begrip voor wanneer er in het kader van de emancipatie aandacht voor de veiligheid wordt gevraagd, zeker voor degenen die ook in Nederland nog in een gezins- of familieband leven waar eer een grote rol speelt, soms zo'n grote rol dat de eer van man, familie of groep boven het belang van de vrouw wordt gesteld. Dan kunnen banden onacceptabel knellend worden, met excessen als gevolg die via ons rechtssysteem bestraft moeten worden. Ik denk hierbij aan moord, huiselijk geweld en bedreiging.

In de eerste motie van mevrouw Hirsi Ali staat: verzoekt de regering de juridische mogelijkheden te onderzoeken om alle betrokkenen op te sporen, te vervolgen en te berechten en de resultaten van het onderzoek vóór 1 september naar de Kamer te sturen. Als er bij eerwraak sprake is van familieberaad, waarin het delict wordt voorbereid, is er dus in zekere zin sprake van georganiseerde misdaad. Immers, men zit met elkaar om de tafel en men praat over het misdrijf. Minister Donner heeft die term verleden week ook gebruikt in het AO over huiselijk geweld. In het Wetboek van Strafrecht is ook deelneming, waaronder medeplichtigheid, strafbaar. Ook voorbereiding van ernstige misdrijven is strafbaar gesteld. Het gaat dan ook om personen die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf, alsook om personen die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen.

De door mevrouw Hirsi Ali gewenste strafrechtelijke aansprakelijkheid van familieleden die bij eerwraak betrokken zijn, bestaat dus al. Dit geldt ook voor voorbereiding of deelneming. Wat mij betreft, hoeft er dus geen nader onderzoek te worden gedaan. Wij gaan ermee aan de slag om dit toe te passen op de gevallen van eerwraak. Ik heb op dit moment dus geen behoefte aan deze motie.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Ik ben het eens met de minister, als zij zegt dat het Wetboek van Strafrecht in dit geval mogelijkheden biedt. Het gaat hierbij echter om een botsing van culturen. De familie die bij de misdaad betrokken is, is er zelf niet van overtuigd dat zij een misdaad aan het plegen is. Zou het tegen deze achtergrond niet beter, gepaster zijn en helemaal passen bij de urgentie van dit probleem, als deze families duidelijk werd gemaakt, ook in de wet, dat het toepassen van eerwraak in Nederland strafbaar is? Is het niet mogelijk om daarvoor ruimte in het Wetboek van Strafrecht te creëren? Dit is dan een eerbetoon aan vrouwen die slachtoffer zijn of mogelijk worden van eerwraak.

Minister Verdonk:

Ik kan mij uw uitgangspunt voorstellen. Het gaat om het principe dat eerwraak in onze samenleving niet kan en niet mag. Soms is het beter om te profiteren van reeds bestaande zaken. Wij gebruiken de term eerwraak niet in het strafrecht, maar ik vind wel dat die term altijd moet worden gebruikt in preventie- en voorlichtingstrajecten. Die bestaan al. Zo houden de Stichting Inspraakorgaan Turken in Nederland en de Stichting Kezban zich hier nauwgezet mee bezig. Er bestaan nog meer activiteiten. Die juicht het kabinet allemaal van harte toe. Het gaat echter te ver om eerwraak als zodanig in het Wetboek van Strafrecht op te nemen. Dat is ook mijn taak niet; het is de taak van minister Donner. Moord en doodslag worden al strafbaar gesteld. Aan de hand van die strafbepalingen kunnen wij eerwraak afdoende bestraffen. Laten wij daar dus zo snel mogelijk gebruik van maken.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Ik ben het helemaal met u eens, ook omdat u vindt dat de term eerwraak in voorlichtings-, preventieprojecten en dergelijke moet worden gebruikt en daarbij moet worden opgemerkt dat dit georganiseerde misdaad is. Als u dat toch vindt, is het toch een kleine moeite om hiervoor ruimte te maken in het Wetboek van Strafrecht? Ik vraag u om dit te doen, omdat u de coördinerend minister van onder andere integratie bent en omdat u er bij de minister van Justitie op kan aandringen om de term toch op te nemen in het Wetboek van Strafrecht. Dat is toch een kleine moeite?

Minister Verdonk:

Zo werkt ons wetsysteem niet. Het is ook helemaal geen kleine moeite; het kost ontzettend veel tijd. Het is in mijn ogen veel praktischer om in preventieve trajecten duidelijk te maken dat hoewel eerwraak niet in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht staat, degene die eerwraak neemt wordt gestraft wegens het plegen van moord, doodslag, geweld enz.

In de tweede motie van mevrouw Hirsi Ali en anderen staat een aantal gedachtestreepjes. Ik behandel ze een voor een. Ten eerste wordt de regering verzocht om voor 1 juni 2004 te rapporteren over een noodzakelijk beschermingsprogramma. Over de datum wil ik nog wel iets zeggen zonder overigens iets te willen afdoen aan de spoedeisendheid van een aantal zaken. Minister Donner heeft in het laatste algemeen overleg al toegezegd om maatregelen te nemen ter verscherping van het vervolgingsbeleid in genoemde gevallen. Ik verzeker u dat hij en ik in dezen hand in hand optrekken.

Het verzoek tot versterking van ambassades en tot aanscherping van de instructies aan ambassades in landen waarin met regelmaat sprake is van uithuwelijking en gijzeling zal ik bespreken met mijn collega van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naar aanleiding van het verzoek om voor vrouwen proactief beschermings- en opvangmaatregelen te nemen ter voorkoming van geweld, uithuwelijking en andere verschijnselen die in strijd zijn met de beginselen van de Nederlandse rechtsstaat, merk ik op dat inburgering in het land van herkomst wordt ingevoerd. Dat is een van de genomen maatregelen. Bruiden en jonge vrouwen die hiernaartoe komen, dienen in hun land Nederlands te leren en een cursus maatschappijoriëntatie te volgen. Op die manier wordt aan die vrouwen duidelijk gemaakt hoe in Nederland mannen en vrouwen met elkaar omgaan.

Wij zijn het helemaal met elkaar eens dat vrouwen en meisjes die worden belaagd en zich bedreigd voelen, alarm moeten kunnen slaan en moeten weten dat accuraat en snel hulp wordt geboden. Dat is natuurlijk het allerbelangrijkste. Om die reden heeft minister Donner in een aantal gemeenten projecten gesubsidieerd waarmee een lokaal Aware-systeem kon worden ontwikkeld. Die projecten zijn inmiddels afgerond en geëvalueerd. De VNG heeft ze zo beschreven dat implementatie ervan op lokaal niveau mogelijk is. De invoering van een dergelijk systeem kost ook betrekkelijk weinig geld. Het is nu dus aan de gemeenten om een besluit te nemen over de invoering van een dergelijk systeem. Daartoe moeten afspraken worden gemaakt met de politie en met lokale hulporganisaties. Ik zal dit natuurlijk wel monitoren, maar ik zie op dit moment geen mogelijkheden voor invoering van een landelijk Aware-systeem. Ik denk dat wij dit systeem in de gemeenten die hiermee werken, zich als een olievlek moeten laten uitbreiden. Ik ontraad de Kamer derhalve aanneming van deze motie.

In motie nr. 6 wordt de regering gevraagd, met onmiddellijke ingang een landelijke registratie van gevallen van eerwraak te starten. Er zijn hierover al Kamervragen gesteld en minister Donner en ik hebben al aangegeven dat wij willen nagaan, hoe wij op een praktische manier zicht kunnen krijgen op de aard en de omvang van eerwraak in Nederland. Er is allerlei overleg voor opgestart, zoals met het WODC en de politie. In het overleg van verleden week hebben wij toegezegd dat wij in een of twee politieregio's een pilotproject willen starten en dat wij daarbij juist bij huiselijk geweld en bij eerwraak de afkomst van de verdachte zullen registreren, omdat dit zo belangrijk is voor een plan van aanpak. Ik verwijs dan ook naar deze toezegging.

Mevrouw Stuurman heeft een motie ingediend met een groot aantal onderdelen. Er is een plan voor de aanpak van jeugdwerkloosheid, waarvoor minister De Geus een aantal toezeggingen heeft gedaan. Ik ben het er helemaal mee eens dat meisjes uit etnische minderheden daarbij zeker aandacht moeten krijgen. Er wordt in de motie verder nog gevraagd, bij het plan van aanpak voor vrouwen en meisjes uit etnische minderheden de onderwerpen duale trajecten van inburgering en reïntegratie, speciale leerwerktrajecten, gericht op allochtone vrouwen, allochtone herintreedsters, allochtone vrouwen in de WAO en taalonderwijs te betrekken. Binnenkort zal de inburgeringsplicht worden ingevoerd; die geldt voor iedereen, maar daarbij vormen allochtone vrouwen wel een aparte doelgroep. Wij zijn in overleg met de gemeenten druk bezig om voor deze vrouwen specifiek beleid te ontwikkelen, ook voor vrouwen in de genoemde subgroepen. Wij hebben dus eigenlijk alles in werking gezet wat er in de motie van mevrouw Stuurman gevraagd wordt. Wij zullen aan deze onderwerpen aandacht blijven besteden.

Mevrouw Stuurman (PvdA):

Maar dit wordt dus bij de uitvoerings plannen niet in een apart hoofdstuk of in een aparte bijlage opgenomen. Ik ben bang dat wij dan door de versnippering het zicht hierop kwijtraken en dat de aandacht voor deze groep helemaal verloren gaat, als deze onderwerpen niet worden ondergebracht waar ze eigenlijk thuishoren.

Minister Verdonk:

Daar ben ik het mee eens, maar daarom hebben wij juist een specifiek doelgroepenbeleid voor deze vrouwen en monitoren wij dit afzonderlijk. En wij zijn bezig om met de VNG na te gaan welke speciale instrumenten wij kunnen ontwikkelen om deze vrouwen te kunnen laten deelnemen aan de projecten uit dit beleid.

In de motie van de heer Eski wordt de regering verzocht, te onderzoeken welke maatregelen er kunnen worden genomen om daders van huiselijk geweld gedurende vijf jaar de mogelijkheid te ontnemen om met een nieuwe partner uit het land van herkomst tot gezinsvorming te komen. Dit is een moeilijk punt, want in Nederland kun je niemand verbieden om te trouwen. Wij gaan nu de inburgering al in het land van herkomst starten en wij laten de vrouwen daar al weten hoe wij in Nederland met elkaar omgaan. Wij laten hen daar ook al Nederlands leren. Als men praat over gebrekkige integratie, zal die minder gebrekkig zijn als de nieuwe maatregelen zijn ingevoerd. Ik kan op dit moment niemand verbieden om met een ander te trouwen. Ik heb daar al eens onderzoek naar gedaan. Hoezeer ik het ook met de heer Eski eens ben, het is niet mogelijk.

De heer Eski (CDA):

Deelt de minister de opvatting dat in elk geval maatregelen moeten worden genomen tegen mensen die geweld gebruiken tegen hun partner, die nu zonder belemmeringen opnieuw kunnen trouwen met een volgende potentieel slachtoffer voor de vrouwenopvang? Is de minister bereid om maatregelen te nemen?

Minister Verdonk:

Ik ben het helemaal met de heer Eski eens dat huiselijk geweld niet is toegestaan. Geweld is niet toegestaan; niet tegen partners en niet tegen anderen. Ik zeg toe dat ik nog eens de mogelijkheid zal onderzoeken. Wat ik al heb gedaan, zal ik op papier zetten en aan de Kamer doen toekomen.

De heer Eski (CDA):

Dank voor de toezegging. Of de mensen mogen trouwen of niet is een andere discussie, maar het gaat erom dat mensen die geweld hebben gebruikt en daarvoor ook veroordeeld zijn, daarvan de consequenties onder ogen moeten zien. Het moet consequenties hebben voor de gezinsvorming. Daar praat ik over.

Minister Verdonk:

Ik vraag u toestemming, voorzitter, om dit als geheel te bekijken. Het punt is mij duidelijk. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden, maar ik zal de Kamer rapporteren wat ik al heb gedaan.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Ik heb namens mijn fractie de motie ondertekend, maar had over het hoofd gezien de periode van vijf jaar. Als iemand een vrouw uit het buitenland haalt en die vervolgens met geweld bejegent, waarna Nederland die vrouw opvangt en haar een verblijfsvergunning geeft, vindt mijn fractie het niet gepast en onaanvaardbaar dat de man wordt beloond doordat hij de mogelijkheid heeft om terug te keren naar zijn dorp van herkomst om daar opnieuw een vrouw te halen, waarna hetzelfde weer kan gebeuren.

Minister Verdonk:

Ik ben het met de twee vorige sprekers eens dat dit een ongewenste situatie is, maar je moet wel instrumenten hebben om in zo'n situatie op te treden. Ik heb echter al een toezegging gedaan en ik zal daarbij de opmerking van mevrouw Hirsi Ali betrekken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik zal op een nader te bepalen moment voorstellen doen wanneer wij over de ingediende moties zullen stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven