Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet en van het Wetboek van Strafrecht, alsmede intrekking van de Wet op de filmvertoningen (26841), en over:

- de motie-Atsma over de deskundigheid van de Nederlandse filmkeuring (26841, nr. 11);

- de motie-Halsema over de relatie tussen beeldcultuur en het dagelijks leven (26841, nr. 12).

(Zie vergadering van 20 juni 2000.)

De voorzitter:

De heer Atsma trekt zijn amendement (stuk nr. 10) in.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring.

De heer Rouvoet (RPF/GPV):

Voorzitter! Ik ben gehouden dit te doen na het debat van de vorige week. De fracties van de RPF en het GPV hebben de afgelopen periode steeds geconditioneerde steun gegeven aan de voorgestelde geconditioneerde zelfregulering, namelijk onder de conditie dat de zelfstandige verantwoordelijkheid van de overheid zichtbaar zou blijven en die is breder dan het Wetboek van Strafrecht alleen. In tweede termijn heb ik twee amendementen aangekondigd, omdat beide staatssecretarissen in het debat nogal afhoudend reageren op mijn pleidooi om die overheidsverantwoordelijkheid ook zichtbaar te houden. Ik heb onze steun voor het wetsvoorstel afhankelijk gesteld van het lot van die nog in te dienen amendementen. In de slotfase van het debat heeft de staatssecretaris op twee belangrijke punten – de uitzendtijdstippen voor tv-films en de handelwijze ten opzichte van niet ter classificatie aangeboden producten – de toezegging gedaan, dat dit tot de erkenningsvoorwaarden van het nieuwe instituut, het Nicam, zou behoren. Daarmee is de voortzetting van de huidige situatie gegarandeerd, ook volgens de brief die ons gisteren bereikte.

Belangrijk voor onze afweging voor steun voor het wetsvoorstel is de huidige situatie, waarin alleen voor bioscoopfilms een wettelijke keuring en classificatie geregeld is. Zonder grondwetswijziging is geen uitbreiding mogelijk. Ook daarover is de brief heel duidelijk.

Voorzitter! Wij hebben ons gerealiseerd dat een stem tegen het wetsvoorstel zou betekenen dat wij ons neerleggen bij de huidige situatie waarin er sprake is van een zeer gebrekkige bescherming van jeugdigen tegen schadelijke mediaproducten. Daar gaat het toch uiteindelijk om. Dat brengt ons tot steun voor het wetsvoorstel waarbij wij veel gewicht hechten aan de uit te voeren evaluatie en waarbij de eventuele wettelijke regeling wat ons betreft een duidelijke stok achter de deur is.

Wat betreft de amendementen en de moties wil ik nog een enkele opmerking maken. Instandhouding van de Nederlandse filmkeuring, ongeacht alle waardering voor al het werk van deze instelling, in een wettelijke rol ligt wat ons betreft niet voor de hand, gelet op het nieuw voorgestelde systeem. Dat betekent dat wij tegen een amendement in die richting zullen stemmen. Er ligt ook een motie voor en vanuit de intentie om de expertise van de Nederlandse filmkeuring voor de classificatie te behouden, zullen wij voor deze motie op stuk nr. 11 van collega Atsma stemmen.

In stemming komt het amendement-Atsma (stuk nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen II en III worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Bommel (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het CDA en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel IV wordt zonder stemming aangenomen.

De beweegreden wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, de VVD, het GPV en de RPF voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt de motie-Atsma (26841, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Halsema (26841, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven