Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet ter verbetering van de mogelijkheden tot bestrijding van grootschalige verstoringen van de openbare orde (26735).

(Zie vergadering van 22 februari 2000.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Mevrouw de voorzitter! Grootschalige ordeverstoringen moeten zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen en weerstaan. Daar is ook D66 van overtuigd, ook bij het Europese kampioenschap voetbal. Het gaat echter om de maatvoering en over de vraag wat zich met belangrijke beginselen in onze rechtsstaat verdraagt.

Bij het wetsvoorstel over de bestuurlijke ophouding wordt wat D66 betreft de Rubicon overschreden. Een groepsgewijze vrijheidsbeneming, opgelegd door het bestuur, betekent in tweeërlei opzicht een zeer principiële wijziging in ons rechtsstelsel. Tot nu toe kenden wij slechts een vrijheidsbeneming op individuele basis, op grond van verdenking van strafbare feiten en slechts opgelegd door justitiële autoriteiten, niet door het bestuur. D66 vindt dat dat zo moet blijven. De Grondwet en het EVRM waarborgen niet voor niets de persoonlijke vrijheid van mensen.

Naast deze overweging van principiële aard heeft voor D66 zwaar meegewogen dat bij groepsgewijze vrijheidsbeneming vrijwel niet is uit te sluiten dat de goeden met de kwaden, de raddraaiers, zullen worden ingesloten. De voorziene rechtsbescherming zal dit euvel alleen al vanwege de praktische onuitvoerbaarheid niet of onvoldoende kunnen keren. D66 is van mening dat met de reeds ter beschikking staande bevoegdheden, waaronder de noodbevoegdheden van de burgemeester, en met een uitbreiding van strafrechtelijke ophoudingsmogelijkheden en met een verruiming van de strafbaarstelling van openlijke geweldpleging, voldoende handvatten worden geboden om grootschalige ordeverstoringen het hoofd te kunnen bieden. Wij zullen dan ook tegen het voorstel over de bestuurlijke ophouding stemmen.

De aanhef van artikel I en onderdeel A, artikel 154a, eerste lid, worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Halsema (stuk nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Het tweede lid wordt zonder stemming aangenomen.

Het derde t/m zesde lid worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Halsema (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en D66 voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Het zevende lid wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rietkerk (stuk nr. 10) tot invoeging van een nieuw lid 7a.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Het achtste t/m tiende lid worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rietkerk (stuk nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Het elfde lid wordt zonder stemming aangenomen.

Het twaalfde t/m veertiende lid worden zonder stemming aangenomen.

Artikel 154a wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Scheltema-de Nie (stuk nr. 9, I) tot het doen vervallen van onderdeel A.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en D66 voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Onderdeel A wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen B t/m E worden zonder stemming aangenomen.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel II en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven