Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 4 februari 1998 over het Meerjarenplan gewasbescher- ming.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! Graag zou ik een korte toelichting geven op de in te dienen motie, dit naar aanleiding van het overleg op 4 februari jl. over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij kleine teelten door middel van "derdenuitbreiding".

In Nederland schrijft de Bestrijdingsmiddelenwet voor dat iedere toepassing op het etiket vermeld wordt. Volgens de Europese harmonisatierichtlijn 91/414 kun je uitbreiding van toepassingen, aangevraagd door derden, ook op een andere wijze dan via etikettering aanwijzen, bijvoorbeeld met een officiële publicatie. Hierbij kun je denken aan een formulierensysteem. Dit systeem werkt in Engeland al enige tijd tot volle tevredenheid. Het gehanteerde systeem zou mijn fractie ook in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd willen zien. Door middel van het formulierensysteem wordt de aansprakelijkheid bij de gebruiker gelegd. De derdenuitbreiding wordt immers niet door de toelatingshouder aangevraagd. Die moet echter wel de dossiers beschikbaar stellen.

In de Europese regelgeving, die vrij streng is, wordt voorgeschreven dat er bij de toelating van middelen in verband met de volksgezondheid getoetst moet worden op deugdelijkheid, fytotoxiciteit, arbeidsveiligheid, milieu en residuen. Voor een derdenuitbreiding moet er volgens de normale procedure een aanvraag bij het CTB worden ingediend. Het CTB behoeft bij de beoordeling niet meer te toetsen op de deugdelijkheid en de fytotoxiciteit. Hieromtrent worden dan ook geen extra onderzoekskosten gemaakt. Om onderzoekskosten te besparen is het echter mogelijk om een uitbreiding van de toelating aan te vragen, waarbij de dosering en de toepassingstechniek overeenkomt met de oorspronkelijke toelating. Hierbij zou gebruik kunnen worden gemaakt van de bestaande dossiers van de toelatingshouder. Er zijn bij een derdenuitbreiding geen concessies aan de orde met betrekking tot milieu, arbeidsveiligheid en residuen.

Gelet op de door mij genoemde argumenten en de mogelijkheden van de Europese harmonisatierichtlijn zou ik de Kamer een motie willen voorleggen, voorzitter, mede namens mijn collega's Feenstra, Ter Veer en Van Ardenne-van der Hoeven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Europese harmonisatierichtlijn diverse mogelijkheden biedt om de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen in kleine teelten en bij kleine toepassingen te faciliteren;

voorts overwegende, dat in tegenstelling tot landen als België en het Verenigd Koninkrijk de Nederlandse overheid deze mogelijkheid niet ten volle benut;

verzoekt de regering alle mogelijkheden die de Europese harmonisatierichtlijn 91/414 biedt voor het beschikbaar houden en krijgen van gewasbeschermingsmiddelen voor kleine teelten en kleine toepassingen, op korte termijn in de Nederlandse wet- en regelgeving te implementeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keur, Feenstra, Ter Veer en Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (21677).

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Als wij spreken over bestrijdingsmiddelen, gaat het om een sluitstuk in een aanpak waaraan mechanische en biologische stappen vooraf zijn gegaan. Als het gaat om gewasbeschermingsmiddelen, spreken wij uitsluitend over toegelaten middelen binnen hoge kwaliteitseisen. In dat kader vinden wij het pleidooi van onze collega Keur in verband met de derdenuitbreiding interessant, niet alleen om kleine toepassingen en kleine teelten te kunnen behouden, maar ook om de omgevingskwaliteit in een aantal gevallen te kunnen bewaren. Het niet kunnen inzetten van een breed pakket van middelen brengt namelijk met zich mee dat een grote hoeveelheid minder effectieve middelen wordt ingezet, maar ook dat de dreiging van het inzetten van illegale middelen zou kunnen toenemen.

Beleid dat ook andere landen zouden kunnen voeren, is beleid dat ook hier zou moeten kunnen worden gevoerd. En beleid dat op dit punt niet begrepen wordt, zal weerstand opleveren. Vaak is Europa bedreigend voor ons beleid, zeker als het om milieubeleid gaat, maar er zijn ook mogelijkheden. En aansluitend op de opmerkingen van mijn collega Keur zeg ik dat die mogelijkheden naar onze mening optimaal gebruikt moeten worden.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Met de woorden van de heer Feenstra zou ik kunnen zeggen dat het betoog van de heer Keur inderdaad interessant is. Gelet op zijn pleidooi en op de motie die hij heeft ingediend, moet ik er wel aan toevoegen dat niet geheel duidelijk is of de Europese richtlijn werkelijk dat "off label use" mogelijk maakt. Er zijn vele theorieën in dit verband, maar de zaak is niet helemaal duidelijk.

De heer Keur heeft in zijn motie verwezen naar de situatie in België en het Verenigd Koninkrijk. Met name in het Verenigd Koninkrijk is op dit moment sprake van een nationale invulling, die in wezen nog nooit echt getoetst is aan de Europese richtlijn. De Nederlandse wet- en regelgeving is in overeenstemming met de Europese richtlijn 91/414 en zij voorziet in wezen in de bedoelde mogelijkheden: de beschikbaarheid van middelen voor kleine teelten en kleine toepassingen, althans het faciliteren daarvan. Het is dan allereerst aan het bedrijfsleven om van die mogelijkheden gebruik te maken. Het is mij opgevallen dat voor de kleine toepassingen in wezen geen aanvragen zijn gedaan. Dat kan te maken hebben met de kosten voor dossiervorming. Wellicht kan de overheid nagaan of er op dit punt mogelijkheden van ondersteuning zijn. In ieder geval is zij daartoe bereid. De motie kan ik niet anders zien dan een ondersteuning van datgene wat het kabinet in dezen reeds beoogt. Ik heb daar dan ook geen problemen mee.

Voorzitter! Dit debat biedt mij ook nog de gelegenheid om u te zeggen dat ik zeer binnenkort de Kamer een brief zal sturen naar aanleiding van een overleg met het college.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! De minister ziet mijn motie als een ondersteuning van zijn beleid. Dat zou mij enigszins gerust moeten stellen. Echter, tot nu toe blijkt dat we in een vicieuze cirkel zitten en er geen gebruik door derden is. Daarom is ook de motie ingediend. De minister heeft in een brief al aangekondigd dat het bedrijfsleven geen actie onderneemt, maar dat heeft natuurlijk een reden. De aansprakelijkheid is thans in Nederland niet voldoende geregeld. De toelatingshouder zegt: ik verleen geen medewerking voor het gebruik door derden omdat de aansprakelijkheid niet is geregeld. De teler kan niet meedoen, omdat het kostenpakket van het dossier bij toelating opnieuw samengesteld moet worden. Hij vindt dat het bedrijfsleven eerst maar voor een oplossing moet zorgen. De bedoeling van de motie is nu om uit deze vicieuze cirkel te komen, zodat een organisatie tot uitbreiding voor gebruik door derden kan komen en daarvoor aanvragen kan doen à la de situatie in Engeland. Ik heb de formulieren gezien die in Engeland worden gebruikt voor de publicaties en de etikettering. Daarmee wordt dan aangegeven wat er aan de hand is. Wellicht kent de minister die formulieren. De minister zegt nu wel dat mijn motie een ondersteuning van zijn beleid is, maar ik stel vast dat wij niet uit de vicieuze cirkel komen waarin wij zitten bij onze pogingen om tot uitbreiding voor het gebruik door derden te komen. Weliswaar ben ik blij dat de minister mijn motie als een ondersteuning ziet, maar ik hoop tegelijk dat hij mogelijkheden ziet om tot het beoogde te komen. Nu komt er nog niets van de grond.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Ik verwacht dat onze pogingen wel succes zullen hebben. Die veronderstelling heb ik mede naar aanleiding van het overleg dat er over dit punt met het college is geweest. Het college is bereid de mogelijkheden in aanmerking te nemen en de kansen die de richtlijn voor Nederland biedt zoveel mogelijk te benutten. Zoals ik al zei, kan er een probleem zijn bij de dossiervorming. De overheid kan bezien of zij bij het oplossen van dat probleem behulpzaam kan zijn. We moeten wel in aanmerking blijven nemen dat we hier niet alleen te maken hebben met het milieu, maar ook met het vraagstuk van de arbeidsomstandigheden en dat van de volksgezondheid. Beide zijn in zowel de optiek van de overheid als die van het college van groot belang.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 19.30 uur tot 19.55 uur geschorst.

Naar boven