Aan de orde is het opmaken van een voordracht van drie kandidaten ter vervulling van een vacature onder de leden van de Algemene Rekenkamer (24633).

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik wil op dit punt een vraag over de orde stellen. Twee weken geleden is door de algemene commissie voor de Rijksuitgaven het verzoek gedaan om volgens het oude systeem, met het invullen van papieren, te stemmen. Uiteraard wordt er dan volgens het oude systeem gestemd. Inmiddels is mij echter ter ore gekomen dat de onderliggende redenen, die verder niet ter zake doen, verdwenen zouden zijn en dat geen der leden van de Kamer bezwaar zou hebben om volgens het nieuwe systeem te stemmen, hetgeen ons aanzienlijk veel tijd zou opleveren. Zou ik u mogen vragen om in de Kamer, met de nu aanwezige leden, te polsen of een der leden volgens het oude systeem wil stemmen?

De voorzitter:

Ik ben uiteraard bereid te polsen, maar wij hebben een heel zorgvuldige procedure van afwijking gekozen, namelijk dat wanneer één lid te kennen geeft volgens het oude systeem te willen stemmen, dit gebeurt, dan wel dat de commissie daartoe adviseert. Wij hebben vorige week besloten het oude systeem te volgen. Ik vind het niet correct om nu, even voor de stemming, van het besluit van vorige week af te wijken. Ik zie het punt dat u maakt over de tijd. Ik kan hooguit voorstellen om de stemming uit te stellen tot donderdagmiddag, opdat ik tussentijds kan polsen. Maar wanneer ik de Kamer zo rondkijk, heb ik het gevoel dat sommigen er behoefte aan hebben om gewoon de traditionele wijze van stemmen te volgen. Ik zie enkele leden knikken en dat betekent dat wij de oude stemmingsmethodiek volgen. Het spijt mij, maar wij moeten dat heel precies en zorgvuldig doen, omdat de andere procedure een afwijking is die slechts zonder tegenstem kan worden gevolgd.

Door mij worden tot stemopnemers benoemd de leden Zijlstra, tevens voorzitter, De Hoop Scheffer, Van Heemskerck Pillis-Duvekot en Rehwinkel.

(Hierna wordt tot schriftelijke stemming overgegaan.)

Bij de stemming voor de eerste kandidaat, waaraan 141 leden hebben deelgenomen, terwijl 142 leden de presentielijst hebben getekend, verkrijgen de heer mr.drs. A.J. Modderkolk 1 stem, de heer R.M. Brockhus 2 stemmen, de heer A.J.A. Verduyn Lunel 2 stemmen, de heer drs. M.B. Botman 3 stemmen en de heer mr.dr. A.J.E. Havermans 126 stemmen, terwijl 1 ongeldige stem en 6 blanco stemmen werden uitgebracht.

De voorzitter:

Aangezien de heer mr.dr. A.J.E. Havermans de volstrekte meerderheid van stemmen op zich heeft verenigd, zal hij als eerste kandidaat op de voordracht worden geplaatst.

Bij de stemming voor de tweede kandidaat, waaraan 114 leden hebben deelgenomen, terwijl 142 leden de presentielijst hebben getekend, verkrijgen de heer drs. M.B. Botman 106 stemmen, de heer R.M. Brockhus 2 stemmen, de heer drs. A. Vermeulen 2 stemmen en de heer A.J.A. Verduyn Lunel 1 stem, terwijl 3 blanco stemmen werden uitgebracht.

De voorzitter:

Aangezien de heer drs. M.B. Botman de volstrekte meerderheid van stemmen op zich heeft verenigd, zal hij als tweede kandidaat op de voordracht worden geplaatst.

Bij de stemming voor de derde kandidaat, waaraan 98 leden hebben deelgenomen, terwijl 142 leden de presentielijst hebben getekend, verkrijgen de heer mr.drs. A.J. Modderkolk 59 stemmen, de heer drs. A. Vermeulen 33 stemmen en de heer R.M. Brockhus 2 stemmen, terwijl 3 blanco stemmen en 1 ongeldige stem werden uitgebracht.

De voorzitter:

Aangezien de heer Modderkolk de volstrekte meerderheid van stemmen op zich heeft verenigd, zal hij als derde kandidaat op de voordracht worden geplaatst.

Deze voordracht zal schriftelijk aan Hare Majesteit de Koningin worden aangeboden.

Ik dank de leden-stemopnemers, in het bijzonder de voorzitter van deze commissie, voor de gewichtige taken die zij zoëven hebben vervuld.

Er is nu gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring achteraf over de moties waarover zoëven is gestemd.

Aanstellingswijze van burgemeesters

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik verklaar voor de moties van de leden De Cloe en Scheltema-De Nie (21427, nrs. 131 en 139) te hebben gestemd, omdat er in ons land een grote behoefte bestaat aan het kiezen van een burgemeester door de gemeenteraad zelf. Eveneens verklaar ik voor de motie-Te Veldhuis (21427, nr. 135) te hebben gestemd, omdat naar mijn mening experimenten voor het instellen van meersoortige colleges van burgemeester en wethouders volgens ons beginsel van bestuurlijke rechtsgelijkheid niet toelaatbaar zijn.

Naar boven