Aan de orde het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over tracébesluiten.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! De Kamer heeft deze week met de minister gesproken over de vaststelling van verschillende tracébesluiten. Bij dezen wil ik met name op één punt terugkomen en dat betreft de A4. De minister heeft – dat ondersteunen wij – gezegd dat een doortrekking van de A4 van Bergen op Zoom naar Dinteloord niet nodig is. Zij zegt dat, gezien de verkeersintensiteiten die verwacht worden, er tot 2010 geen autosnelweg nodig is. Wij ondersteunen die visie. Wel zegt zij dat een omlegging van de autoweg bij Halsteren noodzakelijk is. Ook daarvoor zijn goede redenen, vinden wij. De minister kiest echter voor de oostzijde, omdat zij denkt dat er in de toekomst misschien toch wel een autosnelweg zou moeten komen. De oostzijde, zo is duidelijk geworden, is een omleiding die de meeste schade aan natuur en landschap aanbrengt, die de ecologische hoofdstructuur doorsnijdt. Wij hebben echter als Kamer afgesproken, dat wij dat alleen doen bij zwaarwegende maatschappelijke belangen. Mijn fractie vindt dan ook dat er alle reden is te kiezen voor de westelijke omleiding, die aanzienlijk minder schade aan natuur en landschap aanbrengt. Dat willen wij in een motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat uit de trajectnota/MER A4/A16 blijkt:

  • - dat een westelijke omlegging bij Halsteren uit oogpunt van natuur en landschap de voorkeur verdient boven een omlegging langs oost;

  • - dat ook de westelijke omlegging een afdoende oplossing biedt voor de verkeerskundige problemen;

verzoekt de regering het ontwerp-tracébesluit voor de A4 uit te werken volgens de tracévariant H11A (west),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (24601).

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Mijnheer de voorzitter! Wij steunen het kabinetsbesluit om de A4 op dit moment niet aan te leggen. Ons standpunt inzake de omlegging bij Halsteren is echter gewijzigd. Intensief beraad met het gemeentebestuur van Bergen op Zoom heeft duidelijk gemaakt dat er aan de westkant een woningbouwlocatie is gepland. De weg zou die locatie doorsnijden. Dan ontstaat dezelfde problematiek die nu aan de orde is met betrekking tot Halsteren, namelijk een weg dwars door een woongebied. Het gemeentebestuur heeft mij verzekerd dat met variant A aan de oostzijde in verhouding ook minder schade wordt toegebracht aan natuur en milieu dan met de variant aan de westkant. Daarnaast worden er door het gemeentebestuur compensatiemaatregelen voorgesteld. Om die reden zullen wij de motie van de fractie van GroenLinks niet steunen.

Voorzitter! Ik dien een motie in inzake een inhaalverbod voor vrachtwagens op de A16. Een uitbreiding tot een zesbaansstrook is acceptabel, maar wij willen dit voorzien van een inhaalverbod voor vrachtwagens.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de uitbreiding van de A16 van belang is voor een goede verbinding van de Rotterdamse haven met het achterland;

overwegende, dat een inhaalverbod voor vrachtwagens een positief effect heeft op verkeersveiligheid en doorstroming;

verzoekt de regering voor de uitgebreide A16 een inhaalverbod voor vrachtwagens in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van 't Riet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (24601).

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Wij komen bij de begrotingsbehandeling terug op de corridorstudie Amsterdam-Utrecht. In de procedurevergadering zullen wij een afspraak maken over een eventueel extern onderzoek naar de kosten. Op dit moment gaan wij daar verder niet op in.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De plotselinge ommezwaai van mevrouw Van 't Riet verbaast mij. In de MER, in de trajectnota wordt duidelijk aangegeven dat omlegging van de A4 aan de westkant de voorkeur verdient. Blijkbaar is mevrouw Van 't Riet door het gemeentebestuur van Bergen op Zoom overtuigd, maar welk belang hecht zij dan aan het oordeel in de MER?

Mevrouw Van 't Riet (D66):

De uitbreiding van de woningbouwlocatie heeft bij mij de doorslag gegeven. De problematiek in Halsteren is urgent omdat de weg deze plaats doorsnijdt. Diezelfde situatie kan ontstaan als wordt gekozen voor de variant aan de westkant. Daarnaast heeft het gemeentebestuur mij ervan overtuigd dat inpassing van de oostelijke variant acceptabel is met het oog op natuur en milieu. Er zijn compensatiemaatregelen toegezegd. In overleg met mijn fractie heeft dit mij ertoe gebracht voor de oostzijde te kiezen. Ik heb gisteren duidelijk genoeg aangegeven dat de aanleg van een autosnelweg aldaar niet aan de orde is.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Wij zijn op z'n zachtst gezegd nogal teleurgesteld over de houding van de minister ten opzichte van de Kamer inzake het knelpunt Abcoude. Ik vind de opstelling van de minister onnodig confronterend. Het gaat ons erom dat regering en Kamer samen een knelpunt oplossen op het gebied van landschap, cultuurhistorie en geluidsoverlast. Het voorstel van de minister voldoet niet op de genoemde punten. Van een precedent is naar mijn mening absoluut geen sprake. Ik dien op dit punt dan ook een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat moet worden gestreefd naar spoedige realisatie van de spoorverdubbeling tussen Amsterdam en Utrecht;

overwegende, dat de Kamer heeft uitgesproken dat verdiepte aanleg van het spoor bij Abcoude wenselijk is;

constaterende, dat de minister ten aanzien van genoemd traject een tracébesluit heeft genomen, maar dat dit besluit geen rekening houdt met een verdiepte aanleg;

verzoekt de regering bij de voorbereidende werkzaamheden geen stappen te zetten die de uitvoering van een verdiepte aanleg van het tracédeel bij Abcoude onmogelijk maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (24403).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Over het probleem A16/A4 heb ik gisteren gezegd dat mijn fractie neigt naar aanleg van de A4, maar dat er wel relaties zijn met de verbreding van de A16. Ook in het MIT wordt die relatie met nadruk gelegd (bladzijde 94). Daar staat Dinteloord-Bergen op Zoom en/of Moerdijk-Breda. Wij zijn het met de prioriteitenstelling van de regering niet eens, maar wel met de prioriteitenstelling van de provincie in het bestuurlijk overleg, namelijk de keuze voor de A4. Dit betekent dat de verbreding van de A16 voorlopig zeker niet aan de orde kan zijn en dat het beschikbare geld aan de A4 kan worden besteed. Ook op dat punt dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in geval van aanleg van het ontbrekende deel van de A4 tussen Bergen op Zoom en Dinteloord en het tegelijkertijd verbreden van de A16 tussen Breda en Moerdijk geen recht wordt gedaan aan het vigerende mobiliteitsbeleid;

overwegende, dat de keus voor èn aanleg van het ontbrekende deel van de A4 èn verbreding van de A16 onvoldoende stimulansen bieden om te komen tot de noodzakelijke wijziging van de modal split;

spreekt uit dat prioriteit dient te worden gegeven aan aanleg van het ontbrekende deel van de A4 tussen Bergen op Zoom en Dinteloord en dat de beoogde verbreding van de A16 dient te worden opgeschort tot het moment waarop voldoende inzicht bestaat in de feitelijke effecten van de aanleg van dat deel van de A4,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf en Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (24601).

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! De heer Stellingwerf legt een duidelijke voorkeur vast in de motie. Het zou heel goed kunnen zijn dat hij uiteindelijk precies datgene bereikt wat hij zegt te vrezen, namelijk dat hij morgen als er gestemd wordt, wellicht een kamermeerderheid op de been brengt voor de A4 als autosnelweg, terwijl vervolgens ook de A16 tot twee maal drie stroken wordt uitgebreid. Kan hij aangeven hoe hij op dat punt zijn afweging gaat maken?

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Deze motie biedt volstrekte helderheid. Wij stellen voor de prioriteitsvolgorde te veranderen en de verbreding van de A16 dus niet nu uit te voeren maar te laten wachten tot de effecten van de aanleg op de mobiliteitsontwikkeling voldoende duidelijk zijn. Wat mij betreft hoeft daar geen probleem te zijn, maar ik kan ook niet in de harten kijken van alle overige leden hier. Dat hangt mede van de heer Van Heemst af.

De heer Van Heemst (PvdA):

U hoeft ook niet in de harten te kijken. U kunt luisteren naar wat er gezegd wordt. Gisteren is mij in ieder geval duidelijk geworden dat een deel van de Kamer vindt dat het en/en is. Ik leg u voor dat door uw benadering het risico levensgroot aanwezig is dat u de A4 aan een meerderheid helpt en dat vervolgens een andere meerderheid vindt dat de twee maal drie stroken, waar de regering voor heeft gekozen, een verstandige keuze is en er ook moet komen. Wat u dan bereikt, staat dan precies haaks op datgene wat u in uw motie neerlegt. Het is geen kwestie van in de harten kijken. Het is gewoon een kwestie van luisteren en turven.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik denk dat dat turven absoluut niet zo duidelijk ligt als u nu suggereert. Dat hangt ook af van het stemgedrag van die fracties die gisteren hebben aangegeven dat zij tegen de A4 zullen zijn. Wanneer morgen dan volgens uw suggestie duidelijk zal worden dat de A4 de hoogste prioriteit zal krijgen, ligt dezelfde vraag die u nu aan mij stelt ook op uw bord. Ik ben dus heel benieuwd wat uw keuze dan zal zijn.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! De prognoses wijzen op een forse toename van het verkeer op de N259 in het spanningsveld tussen de twee wereldhavens Rotterdam en Antwerpen. De VVD-fractie vreest dat deze ontwikkeling een ernstige aantasting geeft van het woon- en leefklimaat in een aantal Westbrabantse kernen in de flessehals tussen Dinteloord en Bergen op Zoom. De VVD-fractie is van mening dat de aanleg van een stukje autosnelweg tussen deze kernen niet langer uitgesteld mag worden. Na 25 jaar van studie, overwegen en heroverwegen vinden wij dat dit knelpunt eindelijk aangepakt moet worden. Wij vinden dat de door de regering voorgestelde aanpassing te weinig is om het probleem aan te pakken. Daarom willen wij de Kamer de volgende uitspraak voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het tracé A4/N259 in het SVV-2 als onderdeel van een hoofdtransportas is opgenomen;

voorts constaterende, dat de geprognosticeerde toename van het verkeer op de N259 zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat;

overwegende, dat realisering van de ontbrekende schakel Dinteloord-Bergen op Zoom in de A4 bijdraagt aan een verbeterde verkeersafwikkeling in de corridor Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en dat hiermee tevens voor West-Brabant een optimaal effect op het woon- en leefklimaat, de verkeersveiligheid en de economische ontwikkeling wordt bereikt;

voorts overwegende, dat er in Noord-Brabant een algemene bestuurlijke consensus bestaat over de realisering van de ontbrekende schakel;

verzoekt de regering een autosnelweg tussen Dinteloord en Bergen op Zoom te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbugt en Leers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (24601).

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Kiest mevrouw Verbugt hiermee voor de verbreding van de A16 van twee keer twee naar twee keer drie rijstroken of gaat het één gelijk op met het ander?

Mevrouw Verbugt (VVD):

Ik heb geen motie ingediend waarin wordt gepleit de verbreding van de A16 geen doorgang te doen vinden.

De heer Van Heemst (PvdA):

Het is dus en/en, de ontbrekende schakel in de A4 en de uitbreiding van de A16?

Mevrouw Verbugt (VVD):

Wij vinden beide verbindingen van belang. Bij de fasering van de uitvoering dient nader bezien te worden op welke wijze een en ander zich verhoudt, ook tot de verdere planning van de HSL.

De heer Van Heemst (PvdA):

De heer Stellingwerf had deze vraag moeten stellen, maar ik ben blij dat ik dit namens hem heb gedaan!

De voorzitter:

Ik wens mevrouw Verbugt overigens van harte geluk met haar verjaardag!

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij bij uw gelukwensen aan en wens mevrouw Verbugt namens de CDA-fractie van harte geluk met haar verjaardag.

Voorzitter! De CDA-fractie heeft er gisteren in het debat met de minister geen twijfel over laten bestaan dat wat ons betreft zowel de verbreding van de A16 als de aanleg van de A4 als autosnelweg op korte termijn noodzakelijk is. Wij bepleiten dus een en/en-aanpak van twee belangrijke Brabantse wegen van nationale betekenis.

Over de A16 kan ik kort zijn, want iedereen die deze achterlandverbinding gebruikt – dat zijn er velen – zal erkennen dat er snel iets moet gebeuren. De weg is overvol en is ook onveilig. De verbreding is hoe dan ook noodzakelijk.

Het verbreden van de A16 laat onverlet dat er ook aan de westkant van Brabant iets moet gebeuren. De infrastructuur aldaar behoeft hoognodig verbetering. Voorzitter! Na 25 jaar studeren op de Zoomweg-noord wordt het tijd dat er knopen worden doorgehakt ten behoeve van het oplossen van het groeiende verkeersprobleem in dit deel van de provincie. Met het weer naar de toekomst schuiven van een besluit is Brabant niet gediend, maar de regio's rond Rotterdam en in Zeeland evenmin. Wij moeten niet in de situatie terechtkomen waarin iedereen op iedereen blijft wachten en wij ondertussen kansen missen om bij te dragen aan de economische ontwikkeling en de werkgelegenheidsgroei. Daar komt bij dat de verkeersontwikkeling binnen de vervoerscorridor A4/A16 onherroepelijk dreigt vast te lopen. Nu al zijn de streefcijfers voor het jaar 2010 door de praktijk anno 1996 achterhaald. Zo dreigen wij opnieuw achter de feiten aan te moeten hollen. Wij vinden een alternatieve verbinding hoe dan ook noodzakelijk, en dat is in onze ogen de A4 als autosnelweg. Wij hebben daar geen geheim van gemaakt.

Wij hebben dan ook samen met mevrouw Verbugt een motie opgesteld, die zij zojuist heeft ingediend. In die motie wordt precies zowel hetgeen onder praktisch alle bestuurders in de provincie leeft als hetgeen er nationaal nodig is, verwoord. Het zou van grote arrogantie getuigen als wij aan die belangen voorbij zouden gaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wij horen u vaak over auto's praten, maar gelukkig praat het CDA ook nog wel eens over het milieu. Minister Jorritsma zegt dat de verkeersintensiteit voorlopig nog niet zodanig is, dat er een autosnelweg aangelegd moet worden. Moeten wij dan niet alle kansen aangrijpen en de tijd gebruiken om een andere weg op te gaan, om alternatieven te bieden voor het autoverkeer, bijvoorbeeld meer goederenvervoer via de binnenvaart? Moet het CDA die keuze nu niet eens maken?

De heer Leers (CDA):

Mevrouw Vos krijgt mij altijd aan haar zijde, als het erom gaat het goederenvervoer zoveel mogelijk over andere modaliteiten te laten plaatsvinden dan over de weg. Daarom heeft de CDA-fractie zich altijd een voorstander betoond van de Betuwelijn en andere spoorlijnen. Maar je moet ook realistisch blijven. Het goederenvervoer over de weg en over water kan niet als enige modaliteit gelden. Wij kunnen wel onze ogen sluiten, maar er dient zich een geweldige verkeersvraag aan, die alleen maar afgewikkeld kan worden over de weg. Ik vind dat wij de verantwoordelijkheid hebben om daar een oplossing voor te bieden. Die oplossing zal gezocht moeten worden in de achterlandverbindingen. Dit zijn er twee. Daarom blijven wij daar van harte achter staan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Daarmee sluit u uw ogen voor een verdere milieu-aantasting. Daar legt u zich bij neer.

De heer Leers (CDA):

Dat is een onterechte conclusie. Tijdens de begrotingsbehandeling hebt u van ons mogen vernemen dat wij wel degelijk een afgewogen oordeel hebben, waarin zowel het milieu als de automobiliteit in evenwicht aan de orde moet komen. Dat evenwicht zoeken wij ook hier. Nogmaals, je moet realistisch blijven en niet een illusie najagen. Daarom zijn wij voor de aanleg van de A4 als autosnelweg.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! De reactie van de minister in het algemeen overleg gisteren over de aanleg van de A4 versus de A16 was voor onze fractie teleurstellend. Evident is dat bij niet aanleg van de A4 als autosnelweg in West-Brabant een onaanvaardbare situatie ontstaat. Bovendien is deze verbinding als doorgaande route vanuit de Randstad naar het zuiden, naar Antwerpen enzovoorts, zonder meer noodzakelijk.

Bij de keuze tussen de aanleg van de A4 als autosnelweg en verbreding van de A16 ligt onze prioriteit heel duidelijk bij de A4, conform het standpunt van de provincie Noord-Brabant en anderen. In onze ogen is het niet en/en, maar bij de keuze waar wij nu voor staan, is het of/of. Die mogelijkheid wordt in het MIT uitdrukkelijk open gelaten. De heer Stellingwerf wees daar al op.

Wij zullen zien dat het afleidende effecten heeft voor het verkeer op de A16, als de A4 wordt verbreed tot autosnelweg. Daarom geeft mijn fractie de voorkeur aan aanleg thans van de A4. Op termijn wil zij de effecten daarvan op de A16 bekijken. Dan pas kunnen wij verdere besluitvorming treffen. Intussen kunnen er natuurlijk allerlei maatregelen worden genomen. Ik heb het al gehad over de spitsstrook en over het inhaalverbod voor vrachtwagens.

Het standpunt van mijn fractie is verwoord in de motie die de heer Stellingwerf heeft ingediend. Ik heb daar verder niets aan toe te voegen.

De heer Van Heemst (PvdA):

De heer Van den Berg zegt dat het voor hem of/of is en niet en/en, maar feitelijk kan dat heel goed betekenen dat zijn standpunt precies oproept wat hij zegt niet te willen, namelijk dat het toch en/en wordt. Dat is nog duidelijker in kaart gebracht na de bijdrage van VVD en CDA in dit debat.

De heer Van den Berg (SGP):

Dat geldt feitelijk voor iedereen, en voor u ook. Als u zich verzet tegen de keuze die de heer Stellingwerf en ik u voorleggen, en als er een meerderheid is voor de motie van VVD en CDA, neemt u zelf ook het risico van en/en. Dat is heel duidelijk.

De heer Van Heemst (PvdA):

Daar vergist u zich in. Het is duidelijk dat ik een A4-motie niet aan een meerderheid zal helpen, maar u wel en de heer Stellingwerf ook. Dat is het fundamentele verschil in de verantwoordelijkheid die u bij de stemming draagt en die ik draag. U helpt een A4-motie aan een meerderheid en vervolgens hoopt u dat de verbreding van de A16 niet wordt doorgezet. Maar u bent ook in de positie om zo'n motie niet aan een meerderheid te helpen. Als u deze aan een meerderheid helpt, wordt het en/en.

De heer Van den Berg (SGP):

Ik denk dat u dat verkeerd inschat. Ik heb onze visie heel duidelijk neergelegd in onze eigen motie. Dat recht hebben wij gelukkig als parlementariër. Het hangt van het stemgedrag van anderen af hoe dat verder gaat verlopen, net zo goed van u als van mij. Dat is helder.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Allereerst wil ik even iets zeggen over de A4 en de A16. Er moet mij iets van het hart. Ik begrijp dat het een gecompliceerde afweging is – dat geldt eigenlijk voor de aanleg van alle autosnelwegen – maar als ik luister naar het gemak waarmee de heer Leers spreekt over "knopen doorhakken" en "niet achter de feiten blijven aanhollen", dan denk ik: het moment waarop het CDA ontdekt dat het niet achter de feiten moet blijven aanhollen, begint op het moment dat het in de oppositie belandt. Het CDA heeft immers als regeringsfractie heel lang voor deze kwestie een directe verantwoordelijkheid gehad.

De voorzitter:

Ik wil erop wijzen dat wij met de afronding van een overleg bezig zijn. Dit is nu typisch een punt waar je uren in een algemeen overleg over kunt praten, tot in detail.

De heer Van Heemst (PvdA):

Daarin hebben wij het juist over de inhoud gehad. Dat vond ik een frappant motief van de heer Leers.

Wij zijn eveneens geneigd om de voorkeur vast te leggen voor een westelijke omleiding in plaats van een oostelijke, zoals dat ook is voorgesteld in de motie van mevrouw Vos. Ik zie zelf niet een directe of overtuigende relatie tussen die keuze en mogelijke ontwikkelingen in de Hoekse Waard. Mijn stelling is dat verstedelijking en bedrijvigheid in de regio Rotterdam-Rijnmond eerder een beperking van de mobiliteitsontwikkeling op de as Zuid-Holland-zuid en westelijk Noord-Brabant betekent dan een versterking, omdat het dan ook gaat om woningen dicht bij het stedelijk gebied voor mensen die nu nog vaak noodgedwongen of om andere redenen naar verderop verhuizen terwijl zij wel in de regio Rijnmond blijven werken. Ik denk dus dat daar niet echt een sterk argument aan te ontlenen is als het gaat om die keuze tussen een oostelijke en een westelijke omleiding.

Ik dat verband wil ik erop wijzen dat het college van gedeputeerde staten in Noord-Brabant inmiddels duidelijk lijkt af te koersen op de keuze voor een aantal locaties voor grootschalige bedrijvigheid. Daarbij komt Dinteloord waarschijnlijk niet meer op dat lijstje te staan, maar wel de Moerdijk, Bergen op Zoom en het noordwestelijke deel van de Augustapolder. Dat zou in mijn ogen ook nog een aanvullend argument kunnen opleveren om te kiezen voor die westelijke omleiding.

Over de A73 wil ik een motie indienen. De discussie daarover is gisteren onbevredigend verlopen. De minister had het over prima technische oplossingen die inmiddels ambtelijk zijn uitgewerkt. Zij kon echter niet aangeven om welke oplossingen het gaat, laat staan waarom die prima zijn. Uiteraard willen wij geen blanco cheque afgeven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de aanleg van rijksweg 73 niet alleen verkeersproblemen in en rond Roermond oplost, met name bij het noord-zuid-verkeer, maar ook verkeersproblemen veroorzaakt, met name bij het oost-west-verkeer;

verzoekt de regering in overleg met het gemeentebestuur van Roermond na te gaan welke adequate maatregelen naast die in de binnenstad moeten worden getroffen om de laatstgenoemde problemen weg te nemen en de Kamer van de uitkomsten op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heemst, Van 't Riet en Reitsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (24566).

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Ik wil de heer Van Heemst hierover een vraag stellen. Wij hebben daar gisteren in het debat uitvoerig bij stilgestaan. De minister heeft ons toen medegedeeld, dat zij al met Roermond en met de provincie Limburg overleg heeft gevoerd, dat men ambtelijk tot overeenstemming is gekomen en dat zij de Kamer op korte termijn in een brief hierover zou informeren. Wat voegt de motie van de heer Van Heemst nu toe aan datgene wat de minister de Kamer gisteren al heeft toegezegd?

De heer Van Heemst (PvdA):

Die motie voegt het volgende toe. Ten eerste, wij gaan ervan uit dat de minister met een open oog en oor kijkt naar de resultaten van het ambtelijke overleg. Ten tweede, er wordt wat verder gekeken dan alleen maar de verkeersproblematiek binnen Roermond. Ik meen uit mijn hoofd dat daarvoor een bedrag van 11 mln. is gereserveerd, terwijl het bruine vermoeden bestaat dat met een adequate oplossing wat meer geld is gemoeid. Roermond heeft overigens geïndiceerd dat zij ook zelf wil zoeken naar een mogelijkheid om daar een redelijke bijdrage aan te leveren. Ten derde, de minister heeft gisteren gezegd dat er ambtelijk-technisch prima oplossingen zijn bedacht. Maar zij heeft niets gezegd over de aard, de reikwijdte en de strekking van die oplossingen. Waarom die prima zijn, heeft zij niet kunnen aangeven. Ik denk dus dat de motie nog eens even een streep zet onder het feit dat er met open oog en oor bestuurlijk moet worden gekeken naar een fatsoenlijke oplossing die niet bij voorbaat uit dat bedrag van 11 mln. moet worden geput en waarbij naar meer wordt gekeken dan naar de interne verkeersmaatregelen in Roermond. Dat is ook al aangegeven in de brief van de minister bij het tracébesluit.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Maar als de minister aangeeft dat er ambtelijke overeenstemming is bereikt, hebt u dan toch nog reden om te twijfelen?

De heer Van Heemst (PvdA):

Ik zeg niet dat ik twijfel. Het is een dringende oproep aan de minister om, daar waar wij landelijk de effecten, ook op de interne verkeersproblematiek bij Roermond, moeten beoordelen, te proberen om daar een fatsoenlijke mouw aan te passen. Ik heb het bruine vermoeden dat wat de minister "prima technische oplossingen" noemt, zich in hoge mate beperkt tot de verkeersproblematiek in Roermond zelf, terwijl Roermond natuurlijk ook aangeeft dat het gaat om de aansluitende voorzieningen naar de A73. Roermond is ook bereid om oplossingen de revue te laten passeren en om eventueel ook zelf een uiterste inspanning te leveren om daar geld voor op tafel te leggen. Ik vind dat die ruimte, zonder dat je een blanco cheque afgeeft, moet worden geboden. Het gaat dus allemaal een stap verder dan wat de minister ambtelijk op tafel heeft liggen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Het gaat op dit moment om een serie tracébesluiten. Ik haal er twee uit; de rest zal morgen bij de stemming wel blijken.

Wat de A4 betreft, steun ik de motie van de leden Verbugt en Leers van harte, omdat het opkrikken van een nabijliggende autoweg niet de juiste manier is. Het verleden heeft mij te vaak bewezen dat de autosnelweg nooit meer komt als een autoweg wordt opgekrikt en dat de ellende structureel blijft.

Een tweede motie is de motie van de heer Stellingwerf. Die is geheel zoals ik mij dat had voorgesteld: tot het uiterste pogen om de tunnelbak te krijgen. Dat wordt bij wijze van voorbereiding voorgesteld. Ik hoop toch dat de hemel nog eens naar de aarde komt en dat een ondergronds spoorwegsysteem bij Abcoude zal worden aangelegd.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Waar wij de motieven over een aantal onderwerpen gisteren, maar op een enkel onderdeel ook al in een eerder stadium hebben gewisseld, volsta ik nu met in te gaan op datgene wat inmiddels door de Kamer in moties is neergelegd.

Laat ik beginnen met de motie op stuk nr. 2. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik alle moties al heb genummerd, maar misschien komt dat nog in de loop van mijn beantwoording. De motie op stuk nr. 2 gaat over de trajectnota/MER A4/A16 en is ingediend door mevrouw Vos. Wij hebben de argumenten gisteren uitgebreid gewisseld. Ik heb toen niet de argumenten gebruikt die mevrouw Van 't Riet nu heeft gebruikt om haar standpunt toe te lichten, omdat ik mij beperkt heb tot de situatie rond Halsteren. Ik neem overigens aan dat ook de door mevrouw Van 't Riet genoemde argumenten – die ik overigens niet ken – een rol spelen. Ik vind nog steeds dat het een buitengewoon wijze beslissing zou zijn. Omdat ook het zeer uitgesproken verschil tussen "west" en "oost", waar mevrouw Vos telkens op duidt, niet aanwezig is – zowel aan de west- als aan de oostkant doorsnijden wij een aantal natuurgebieden en in beide gevallen zal sprake moeten zijn van compensatie – gaat mijn voorkeur uit naar de oostkant. Ik moet die motie daarom ontraden.

Dan komen wij bij de motie van mevrouw Van 't Riet over een inhaalverbod voor vrachtauto's. Ik zou bijna zeggen: "t.z.t."; dat betekent dus: op het moment dat de weg gereed is. Ik vind het een beetje moeilijk om een positief of een negatief oordeel te vellen, omdat ik vrees dat het besluit daartoe ooit door een van mijn opvolgers zal moeten worden genomen. Ik heb de neiging te zeggen dat wij, wie weet, tegen die tijd wel over doelgroepstroken dan wel over een inhaalverbod praten. Ik kan dit eerlijk gezegd op dit moment een beetje moeilijk overzien. Op grond van die overweging zit ik een beetje met die motie in de maag, omdat ik het gevoel heb dat zij over een situatie gaat waarin dit kabinet niet meer verantwoordelijk is voor het beleid en het een beetje raar is als ik daarop vooruitloop.

Ook de motie op stuk nr. 4, van de heren Stellingwerf en Van den Berg, gaat over de trajectnota A4/A16. Aanneming van deze motie moet ik ten stelligste ontraden. Er wordt gesuggereerd dat alle verkeersproblemen in de regio opgelost worden als je nu dat stukje A4 aanlegt. Dat is absoluut niet aan de orde. De A16 heeft een aantal problemen. Die heeft een capaciteitsprobleem. Dat is zeker waar en dat is ook de reden waarom wij die weg gaan uitbreiden. Die heeft ook een verkeersveiligheidsprobleem. Op sommige stukken zijn nauwelijks vluchtstroken aanwezig. Op andere stukken zijn de op- en afritten veel en veel te kort. Er moet dan ook sowieso iets aan die weg gebeuren. Mijn voorkeur gaat ernaar uit hem te verbreden. Dit zal ook nodig zijn om hem ooit op een fatsoenlijke manier te kunnen laten functioneren, beter dan op dit moment. Ik hoorde de heer Van den Berg zeggen dat wij maar een inhaalverbod voor vrachtauto's op dat stuk moeten instellen. Onderzoek heeft uitgewezen dat een inhaalverbod voor vrachtauto's op dat stuk in de huidige situatie buitengewoon onveilig is, doordat er dan een file van vrachtauto's op de rechterbaan kan ontstaan, waardoor er geen auto meer kan in- en uitvoegen. Dit is in de huidige situatie absoluut niet acceptabel, omdat de op- en afritten te kort zijn. Dat zou dus tot een zeer onverkwikkelijke situatie leiden.

De motie op stuk nr. 5, van de leden Verbugt en Leers, spreekt uit om op het deel van de A4 dat in de volksmond de Zoomweg-noord genoemd wordt, tussen Dinteloord en Bergen op Zoom, toch een autosnelweg te realiseren. Ook aanneming van deze motie moet ik ontraden, op basis van datgene wat ik er gisteren over heb gezegd en omdat er geen relatie meer wordt gelegd met het deel erboven. Daar moet je toch ook over spreken. Ik vind dit overigens geen argument om dat erbij op te nemen. Het kan echter niet alleen over dat kleine stukje gaan. Naar onze beste berekeningen kan met de uitbreiding van de A16 en de rondweg om Halsteren het verkeer worden afgewikkeld in de jaren tot 2010.

De heer Van Heemst (PvdA):

Gisteren zei u, vertaald in mijn woorden, dat het geen fair play is om ad hoc op basis van geprognotiseerde verkeersontwikkelingen te zeggen dat de A4 als autosnelweg moet worden uitgevoerd. Hiermee zeg je eigenlijk op één punt het vertrouwen in het SVV op. Stel dat deze motie een kamermeerderheid achter zich krijgt. Moet u dan het SVV helemaal opnieuw uitschrijven?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik geloof niet dat dit het dictum van de motie is en het lijkt mij een iets te vergaande conclusie. Ik heb gisteren erover gezegd wat ik erover gezegd heb in mijn argumentatie. Deze heb ik net nog een keer aangehaald om te verwijzen naar de reden waarom ik aanneming van de motie ontraad. Dat lijkt mij in dit stadium meer dan voldoende.

De motie op stuk nr. 12, van de heer Stellingwerf, gaat over de spoorverdubbeling tussen Amsterdam en Utrecht, de CAU-studie. Daar zit een contradictio in terminis in. De eerste overweging is dat er moet worden gestreefd naar een spoedige realisering van de spoorverdubbeling tussen Amsterdam en Utrecht. Vervolgens wordt de regering verzocht bij de voorbereidende werkzaamheden geen stappen te zetten die de uitvoering van verdiepte aanleg van het tracédeel bij Abcoude onmogelijk maken. Dit kan niet. Of ik ga nu snel aan de slag op basis van het tracébesluit dat genomen is, of de Kamer spreekt uit dat ik dat niet mag doen. Dat is een uitspraak die de Kamer kan doen. Wat ik er vervolgens mee doe, zal ik de Kamer dan meedelen. Op basis van het tracébesluit dat genomen is, gaan wij natuurlijk met de gemeenten praten en proberen een optimale inpassing te vinden. Het staat vervolgens iedereen vrij om in die periode te bezien of er nog alternatieven te bedenken zijn. Ik ga er ook van uit dat de gemeente ons zal proberen te overtuigen van ons ongelijk aangaande de kosten van een verdiepte ligging. Mocht mij intussen een geweldig aanbod worden gedaan waardoor gebeurt waar wij het gisteren over hadden, namelijk dat de kostenverschillen zeer gering worden, dan kom ik ongetwijfeld bij de Kamer terug. Maar nu mag er geen onduidelijkheid blijven bestaan. Ik kan niet verder als ik niet zeker weet dat ik de procedure door kan, want dan kom ik nooit een stap verder met de gemeente en dan zal de gemeente ook niet meer bereid zijn om verder te praten.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik denk dat de minister het te zwart/wit ziet. Ik refereer aan de gang van zaken bij de Betuwelijn. Ook daar zijn uit de uitvoering van het tracébesluit een of twee delen gehaald, die later nader zullen worden vastgesteld. De minister kan met bijna het hele tracé aan de slag, behalve met dat kleine stukje waar de motie over gaat. Dat hoeft voor de minister absoluut geen tijdverlies op te leveren.

Minister Jorritsma-Lebbink:

U zegt nu dat het tracébesluit op dat punt niet genomen mag worden.

De heer Stellingwerf (RPF):

Op dat stukje.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Maar dat is iets anders dan wat er bij de PKB Betuweroute is gebeurd. Daar had de Kamer de mogelijkheid om een keuze te maken en het kabinet heeft natuurlijk ook altijd die mogelijkheid. Het ging daarbij om een PKB-procedure en dat is echt iets anders. Met uw verzoek kan ik zeker niet voort, want dat betekent dat ik in elk geval bij Abcoude niet verder kan met het tracébesluit. Dat is net een van de punten waar overleg nodig is. Met andere woorden, als u vindt dat er spoedig gerealiseerd moet worden, dan moet die motie niet zo worden uitgevoerd.

De motie die door de heer Van Heemst is ingediend, bevreemdt mij zeer. Eerlijk gezegd, ben ik om twee redenen van mening dat ik haar zeer moet ontraden: 1. als die motie inhoudt wat er staat, dan is zij zeer overbodig want ik heb de Kamer toegezegd, dat ik het zal gaan doen; 2. ik kan toch niet tot overeenstemming komen met de gemeente Roermond over dingen die niet spelen in de gemeente Roermond? Wanneer het gaat om bovenlokale problemen, pleeg ik overleg met de provincie. Dit is zo'n zaak die geregeld wordt met de provincie waarmee overigens al overeenstemming bestaat. Datgene wat tot nu toe zowel door de provincie als onszelf, en zelfs door de gemeente op ambtelijk niveau, als acceptabel wordt gezien, is nog steeds de beste oplossing. Laat ik het maar ronduit zeggen, want ook hier heb ik het gevoel dat ik niet de illusie moet laten bestaan dat er nog heel veel ruimte is. Het budget voor deze weg loopt echt tegen zijn grenzen aan. Ik ben de mening toegedaan dat met het zeer ruime budget dat wij nu in de rijksweg 73-oost gaan steken, een buitengewoon goede oplossing voor heel Limburg en voor Roermond in het bijzonder wordt getroffen.

Voorzitter! Dat betekent dat ik deze laatste motie ontraad vanwege het feit dat zij overbodig is dan wel, als zij meer beoogt te zijn, omdat het een camelnose is waar ik ook niet mee kan leven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 21.37 uur

Naar boven