Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (24235)

, en van:

- de motie-Esselink over de problematiek van dubbele belasting (24235, nr. 21).

(Zie vergadering van 7 februari 1996.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van de VVD heeft zich in hoge mate verbaasd over de inhoud van het amendement op stuk nr. 22 van de heer Esselink. Het amendement beoogt gemeenten het voorkeursrecht te geven op basis van een uitbreidingstaakstelling. Wat we daaronder precies moeten verstaan, is mijn fractie niet duidelijk. In het debat bleek ook al dat de indiener ten aanzien van het amendement op stuk nr. 16 dat aan zijn amendement op stuk nr. 22 voorafging, geen duidelijkheid kon geven over de wijze waarop de selectie tussen gemeenten die wel of niet in aanmerking zouden kunnen komen voor het voorkeursrecht zou plaatsvinden. Ik stel vast dat het vervangende amendement op dit punt nog vager is.

Er is verder nieuw toegevoegd dat ook gemeenten waaraan geen uitbreidingscapaciteit is toebedacht, het voorkeursrecht kunnen bemachtigen. Dat kan dan gebeuren via de provincie. Wij hebben ons erover beraden welke overwegingen de provincie heeft om dit tegen te houden. Wij kunnen die overwegingen niet vinden, want de provincie heeft er geen belang bij om met gemeenten te ruziën over het feit of ze wel of niet via het voorkeursrecht hun positie op de grondmarkt mogen versterken. Sterker nog, provincies hoeven volgens de inhoud van het amendement niet eens te reageren op een verzoek van de gemeente. Geen reactie is namelijk een instemming.

Waar vindt de zorgvuldige afweging van particuliere rechten versus het algemeen belang dan plaats? Dat is mijn fractie niet duidelijk. In de praktijk zal het betekenen dat alle gemeenten het voorkeursrecht in principe kunnen inzetten. Wij vragen ons dan ook af hoe het CDA zo'n amendement kan indienen. Een amendement van de heer Esselink, die in het Agrarisch Dagblad aankondigt dat het voorkeursrecht er alleen mag komen voor noodgevallen en die deze stelling nogmaals herhaalt in een interview met Kenmerk. Ferme taal van het CDA: het voorkeursrecht geeft een aantasting van het eigendomsrecht en dat zal het CDA voorkomen in die gevallen waarin dat niet nodig zou zijn. Na alle aanzetten voor een draai in het debat maakt het CDA in de laatste minuut plotseling een reuzenzwaai en valt in de armen van D66 en de Partij van de Arbeid. Ik wil "mevrouw Esselink", mevrouw Van der Burg en ook de minister daarmee feliciteren!

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Dit gaat wat al te ver, dit is bijna een persoonlijk feit, maar ik zal het niet als zodanig opvatten.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Ik kan ook de heer Esselink geruststellen. Na deze sprong staat hij niet meer dicht bij de VVD. Dat kan voor hem een opluchting zijn, maar ik stel vast dat hij daarmee ook niet meer dicht staat bij de inhoud van zijn eerdere inbreng. Mijn fractie heeft behoefte aan een nadere uitleg van het amendement, omdat wij hebben vastgesteld dat het rammelt. De wettekst en de toelichting sporen niet. Wij vragen ons af of de CDA-fractie niet te pessimistisch is als zij meent dat er voor alle gemeenten een noodsituatie geldt.

De voorzitter:

Wenst er nog iemand van de heropening gebruik te maken?

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Ik heb het amendement ingediend dat kennelijk aanleiding is voor de heropening. Het lijkt mij dan ook beter dat eerst mijn collega's, die vragen willen stellen over dat amendement...

De voorzitter:

Ik vroeg wie het woord wilde, dus u wilt dat nu niet.

De heer Esselink (CDA):

Ik wil wel een keer het woord.

De voorzitter:

Dat vroeg ik niet!

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Het is een belangrijk onderwerp. Ik stel vast dat het door de heer Esselink ingediende amendement deugdelijk is. Hij gaat ervan uit dat wanneer er nationaal en provinciaal een zodanig ruimtelijk beleid is gevoerd dat er uitbreidingscapaciteit is toegedacht of gegeven aan gemeenten, voor die gemeenten het voorkeursrecht bruikbaar is. Zijn de gemeenten nog niet zover maar al wel een heel eind op streek, dan is het mogelijk om aan de provincie te vragen of het voorkeursrecht gevestigd kan worden. Daarbij wordt dan op het streven en het streekplan gewezen. Als de provincie daarover beslist, kan dat naar de mening van het CDA. Als de provincie het niet de moeite waard vindt om daarop te reageren, is het na vier weken sowieso geregeld. Op zichzelf is het een laagdrempelige regeling, zeker vergeleken met de wet van vroeger.

Ik heb het woord gevraagd naar aanleiding van de toelichting. Daarin is een tussenzin opgenomen die een ander accent geeft aan dit amendement. Ik heb tot dusverre de heer Esselink zien knikken bij mijn interpretatie van zijn amendement. Er staat in de toelichting: een uitbreidingscapaciteit die duidelijk boven de eigen behoefte van de gemeente uitgaat. Is dat zo bij de grote steden in het westen, met de grote Vinex-locaties? Die enorme uitbreidingen vinden voornamelijk plaats voor de eigen inwoners. Vallen dat soort gemeenten er onder? Wat is de interpretatie van de tussenzin? In het amendement zelf wordt geen verwijzing naar meer dan de eigen behoefte aangegeven. Ik verzoek de heer Esselink dan ook om deze tussenzin eruit te halen. Volgens mij is de toelichting dan heel redelijk. Zij doet geen schade aan de inhoud van het amendement.

Mevrouw Van der Burg (PvdA):

Voorzitter! De Partij van de Arbeid vindt dat vestiging van het voorkeursrecht moet kunnen plaatsvinden in die gemeenten waar dat ook echt nodig is. Ik heb dat ook in mijn vorige termijn naar voren gebracht. De grens waarbij precies wordt aangegeven waar een en ander wel en niet nodig is, is moeilijk eenduidig te formuleren. Als alle gemeenten deze mogelijkheid krijgen, is het helder. Maar als je er nog een grens aan toe wilt voegen van waar het nu echt nodig is en waar niet, dan is deze moeilijk te formuleren.

In de toelichting op het amendement staat dat er sprake moet zijn van uitbreidingscapaciteit die duidelijk boven de eigen behoefte van de gemeente uitgaat. Ik zou graag nog een toelichting willen krijgen op de tussenzin tussen de twee komma's. Ik heb de streekplannen van de provincie Utrecht bekeken, maar ik kon niet uitmaken welke gemeenten er wel onder vallen en welke niet. Ik zou daar nog een korte toelichting op willen hebben.

Overigens is de formulering van het amendement voor mij een heel heldere basis. De VVD zegt dat het een verzwakking is, maar dat vind ik zeker niet. Ik vind het geen zwakke, maar een heldere basis. Ik denk dat gemeenten en gedeputeerde staten daarmee wel uit de voeten kunnen.

De termijn die zal vervallen, als gemeenten niet reageren op het verzoek, is dus een fatale termijn. Deze kennen wij ook in andere wetgeving, zoals bij de Woningwet rond de bouwvergunningen. Ik vind het een heldere situatie dat GS daar ook werkelijk op moeten reageren, omdat zij anders uitgespeeld zijn. Als je het niet op deze manier regelt, lopen gemeenten het gevaar dat zij heel lang moeten wachten. De mogelijkheid om het voorkeursrecht effectief te gebruiken, is dan misschien net verspeeld.

Ik ben het dus zeer eens met de tekst van het amendement, maar ik zou graag nog een kleine toelichting op de toelichting van het amendement willen krijgen.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Ik ben blij dat het gewijzigde amendement een aantal van mijn collega's aanmerkelijk meer helderheid heeft verschaft over de bedoelingen die ook volwaardig in het oorspronkelijke amendement zaten. Daarin had ik een verwoording gekozen die ik, daartoe uitgedaagd door mijn collega's en door de minister, hier van een toelichting heb voorzien. Ik heb geprobeerd de bedoeling van het amendement over het voetlicht te brengen. Dat heeft ertoe geleid dat het amendement gewijzigd is ingediend, met de hulp van de minister, die daartoe door mij was uitgenodigd. Dat heeft geleid tot een enkele vraag over de geschreven toelichting, die ik graag beantwoord.

Voorzitter! Het valt mij op dat de sfeer waarin wij nu over het wetsvoorstel en de amendering spreken, al aanmerkelijk verschilt met de wijze waarop de drie dames van de coalitie vorige week met elkaar aan het hekje stonden. Het is aanmerkelijk ontspannener, en dat doet mij deugd. Met mevrouw Versnel ben ik van mening dat wij hier over een volstrekt ernstig onderwerp spreken. De Kamer, als medewetgever, moet samen met de regering het voorkeursrecht aan gemeenten kunnen geven, wanneer daartoe behoefte is. In het interview heb ik gezegd: daar waar de nood is. Dat is wat anders dan een noodsituatie.

Ik ga ervan uit dat het amendement wordt aangenomen, gelet op de welwillende begroeting door een deel van de coalitie. Dan maakt de wet ten principale een zorgvuldige afweging mogelijk tussen het algemeen belang, dat wij door het wetsvoorstel als zodanig wensen te dienen, en het eigendomsrecht. Hoe je het ook wilt benoemen, door de verhandelbaarheid in enig opzicht te beperken, doe je daar linksom of rechtsom toch afbreuk aan. Ik meen dat je voor goede wetgeving zorgt, aangenomen dat het amendement het haalt en wij van het wetsvoorstel een wet maken. Die kan de toets der kritiek bepaald doorstaan.

Voorzitter! Mevrouw Verbugt vraagt wat ik precies bedoel met het tweede lid, waarin het college van gedeputeerde staten de mogelijkheid krijgt, een gemeente de gelegenheid te geven het voorkeursrecht toe te passen, namelijk door een verklaring van geen bezwaar te verlenen dan wel een termijn te laten verlopen.

Het is zoals mevrouw Versnel het zegt. Het provinciaal ruimtelijk beleid ligt in de regel vast in streekplannen. Streekplannen hebben een lange looptijd, vooral als je de voorfase erbij neemt. Er kan in de loop der tijd een situatie ontstaan waarbij het provinciaal bestuur, maar zeker een betrokken gemeente, anders reageert op dat voorgestelde streekplan. Het is zeer voor de hand liggend dat er in vooroverleg tussen een college van burgemeester en wethouders – want in die fase zit je – en het college van gedeputeerde staten afspraken worden gemaakt waarbij het voorkeursrecht door die gemeente in casu het college van burgemeester en wethouders gevraagd wordt. In overleg met gedeputeerde staten kan dan die verklaring van geen bezwaar afgegeven worden.

Daar zit wel een keerzijde aan voor de provincie, maar ook voor de betrokken gemeente. De keerzijde voor de provincie is dat met die verklaring van geen bezwaar bij haar de plicht komt te liggen om het streekplan partieel dan wel geheel te herzien, zeker op dit onderdeel. Bij het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente komt de plicht te rusten om die herziening te laten neerslaan hetzij via een structuurplan in een bestemmingsplan, hetzij rechtstreeks in een bestemmingsplan. Het wetsvoorstel kent daarvoor een heel traject. Daarmee sluit naar mijn oordeel ook de keten tussen provincie en gemeente zich. Van een echte uitoefening in een zeer vroeg stadium – want alleen dan kan het werken naar mijn overtuiging – kan met het vestigen van een voorkeursrecht sprake zijn. Ik vind dat een sluitende redenering.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Deze uitleg heb ik eigenlijk niet gevraagd. Ik krijg die er gratis bij. De betekenis van het tweede lid is mij wel duidelijk. Ik heb nog in mijn achterhoofd hetgeen de heer Esselink in eerste en tweede termijn heeft gezegd. Ik vind het heel moeilijk de alinea daarvoor te begrijpen. Dat is de tweede alinea van het tweede lid. Daar staat: in gevallen waarin een zodanige capaciteit niet is toegedacht of toegekend, kan een gemeente zich wenden tot de provincie. Ik kan daaruit alleen maar concluderen dat ook gemeenten die geen uitbreidingstaakstelling hebben die weg via de provincie kunnen gaan.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Dat onderdeel, de tweede alinea van het eerste lid, sluit perfect aan op het eerste onderdeel, dus de eerste alinea van het eerste lid. Daar gaat het over het staande provinciale ruimtelijk beleid dat in uitbreidingscapaciteit voorziet. De situatie die ik schilder is dat het staande provinciale beleid die uitbreidingscapaciteit niet voorziet, nog niet voorziet wat mij betreft, want anders komt dat punt niet aan de orde. Ik verklaar waarom ik mij zo'n situatie goed kan indenken. Er is een heel lang voortraject voordat je tot een streekplan komt en dan ligt het streekplan er ook nog een hele tijd. In die lange tijd, die wel een periode van twaalf à veertien jaar kan beslaan, kunnen inzichten wijzigen. Er kan een situatie ontstaan dat in een bepaalde gemeente een uitbreidingscapaciteit èn naar het voorgenomen oordeel van de provincie èn naar het oordeel van de gemeente zelf nuttig en nodig is. Daarop slaat de tweede alinea. Dan gaat het traject in zoals geschilderd in het amendement. Mij lijkt dat een goed sluitende aanpak. De essentie van mijn benadering is dat er sprake moet zijn van een ruimtelijk beleid van het Rijk en van een provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van de uitbreidingscapaciteit. Deze kunnen zich in die situaties goed manifesteren.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Als ik het goed begrijp, wordt bij aanneming van dit amendement het toepassingsbereik van het voorkeursrecht ruimer dan u in eerste en tweede termijn betoogde.

De heer Esselink (CDA):

Flexibeler qua toepassing en minder star dan in mijn oorspronkelijke amendement is geformuleerd. De bedoelingen van het oorspronkelijke amendement, die ik vorige week omstandig, ook op uw verzoek, heb toegelicht, zijn in dit amendement exact zo verankerd. Ik vind ook deze tekst beter dan de tekst van het wetsvoorstel. Anders had ik ook geen amendement voorgesteld. Ik vind deze tekst duidelijker en beter qua grensafbakening. Gehoord de opmerkingen over de mogelijke starheid door aan te sluiten bij het staande provinciale en rijksbeleid op ruimtelijk gebied heb ik mij ervan laten overtuigen dat het nuttig en nodig is om vanwege een flexibele toepassing – en dat moet mevrouw Verbugt zeker aanspreken – deze tweede alinea in te voegen. Wij willen toch niet een soort boekhoudersbenadering van de vestiging van een voorkeursrecht toepassen? Dan moet je wetteksten zoeken waarin die boekhoudersbenadering niet zit.

Mevrouw Verbugt (VVD):

U hebt zich dus laten overtuigen.

De heer Esselink (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik ben het gemeen overleg begonnen met te zeggen dat de CDA-fractie de Wet voorkeursrecht gemeenten zodanig uitgebreid wenst te zien dat het voorkeursrecht in gemeenten gevestigd kan worden waar dat nodig is. Ik heb er steeds bij gezegd: en overigens moet het niet aan de orde zijn in de afweging tussen het eigendomsrecht en het algemeen belang. Met het oog daarop heb ik een amenderende tekst gemaakt. Die is in het overleg in de Kamer onderling en in het overleg met de regering getoetst. Daar hebben wij over gesproken. Dat doe ik niet met dovemansoren. Ik luister naar argumenten van anderen. Ik heb mij ervan laten overtuigen dat een betere formulering te verzinnen is. De minister heeft daar op mijn verzoek suggesties voor aangedragen, maar heeft het amendement niet tot het hare willen maken. Ten principale vindt zij nog steeds – in die zin heb ik haar dus niet overtuigd – dat de huidige tekst van het wetsvoorstel beter is.

Door sommigen is in hun vraagstelling in mijn richting gezegd dat wat ik geformuleerd had, verstarrend zou kunnen werken. Ik heb met het oog daarop een ontsnappingsclausule, zou je kunnen zeggen, ingebouwd. Daarmee treed ik niet in de oorspronkelijke bedoelingen waarmee ik dit debat ben ingegaan. Ik tast die ook niet aan. Ik probeer ze beter in de wettekst tot uitdrukking te brengen. Gegeven de reacties en de vragen van mijn collega's – ik hoor straks wel wat de minister ervan vindt – denk ik dat ik daarin redelijk geslaagd ben. Mevrouw Verbugt is eigenlijk de enige die zich niet aangesproken voelt.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Wij kunnen hier nog lang en breed over debatteren, maar ik wil de agenda van de Kamer niet in de war maken. Ik stel vast dat de ontsnappingsclausule die u introduceert, voor mijn fractie geen begaanbare weg is.

De heer Esselink (CDA):

Dat spijt mij, want wij pogen elkaar te overtuigen, maar het zij zo. Dit onderstreept nog eens wat wij vorige week tegen elkaar gezegd hebben: wij staan toch wat verder van elkaar af dan u wellicht wilde construeren.

Voorzitter! Dan kom ik tot de vraag van mevrouw Versnel en van mevrouw Van der Burg over het tussenzinnetje in de toelichting, zou je kunnen zeggen, namelijk: "die duidelijk boven de eigen behoefte van de gemeente uitgaat". Je kunt je een situatie voorstellen in gemeenten – vooral een aantal grotere gemeenten in het westen van het land kan ik mij daarbij zo voor de geest halen – waarin het bouwen door die gemeenten en het zoeken naar uitbreidingslocaties eigenlijk alleen maar geschiedt ten behoeve van de opvang van de eigen inwoners. Dat heb ik geprobeerd te ondervangen, ook al in het vorige amendement, door een koppeling te maken met regio's dan wel samenwerkingsverbanden waarin die gemeenten zich altijd bevinden. Die gemeenten krijgen in het kader van zo'n verband wel degelijk een opvangfunctie die verre de eigen regio overstijgt. Binnen zo'n regio – de vorige week heb ik het geschetst – zal elke gemeente, of zij nu uitsluitend in de eigen behoefte voorziet of mede ten behoeve van de externe opvang werkt, het voorkeursrecht moeten kunnen krijgen.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Ik ben blij met deze uitleg omdat daarmee duidelijkheid wordt verschaft. Ik denk voorts dat de bedoelde tussenzin tot grote verwarring zal kunnen leiden; het woord "regio" komt in de toelichting niet in de geschetste context voor. Inmiddels hebben wij al een brief van de VNG gekregen die in dit verband meteen zeer ingewikkelde constructies heeft bedacht, hetgeen weer voor het amendement van belang zou kunnen zijn. Welnu, die kant moeten wij niet op, omdat wij nu juist een mooie, heldere en simpele formulering hadden. Ik denk dat de verwarring ontstaat door de toelichting. Als de conclusie moet zijn dat de wettekst helderder is dan de toelichting, gaat mijns inziens de wettekst voor en dient de toelichting te worden aangepast.

De heer Esselink (CDA):

De behandeling in deze Kamer, zowel de discussie van de vorige week waarbij dit punt ook al aan de orde kwam als de discussie van heden, maakt deel uit van de wetsgeschiedenis. Wanneer mevrouw Versnel haar interventie opvat als een pleidooi om de bedoelde tussenzin te schrappen, stel ik daar tegenover dat ik de betekenis van die tussenzin exact heb uitgelegd zoals ik het uitgelegd wil zien. Dat is het dan. Het is niet meer dan een teruggrijpen op de hoofdbenadering in de eerste alinea van het eerste lid. Daarin zit wel degelijk, opnieuw door middel van een tussenzin – "waaraan zelfstandig of samen met andere gemeenten" – die opdracht verpakt. Daar slaat het op terug. Naar mijn stellige overtuiging kan zich vervolgens een situatie, zoals door de VNG in haar papiertje geconstrueerd, niet voordoen. Die constructie is na mijn toelichting van vandaag volstrekt van de baan.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

U heeft gelijk waar het uw opmerking over de wetsgeschiedenis betreft; dat is waar. Niettemin constateer ik dat u, om de juistheid van uw toelichting te bewijzen, terug moet naar een andere tekst waar het wèl goed in staat. Op grond daarvan meen ik dat in de toelichting beter dat zinnetje kan worden geschrapt. Nogmaals, dat schept slechts verwarring.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Ik heb er het mijne van gezegd.

Minister De Boer:

Mijnheer de voorzitter! Het is duidelijk dat wij vooral met elkaar praten over het amendement van de heer Esselink, voorkomend op stuk nr. 22. Ik stel voorop dat ik het wetsvoorstel, door mij ingediend, nog steeds steun. Daar sta ik nog steeds achter en ik zie het graag ongewijzigd door de Kamer geaccepteerd omdat ik de daarin gekozen formuleringen beter vind dan die van het amendement op stuk nr. 22. Immers, de wettekst is helder en gaat over alle gemeenten. Daardoor is die tekst gemakkelijk hanteerbaar en uitvoerbaar. Dat zijn toch elementen die wij bij wetgeving graag realiseren.

Niettemin constateer ik dat wij de vorige week een indringende en vruchtbare discussie hebben gehad en dat daarbij het oorspronkelijke amendement op stuk nr. 16 werd vervangen door het amendement op stuk nr. 22. Dat amendement komt – eerlijk is eerlijk – heel dicht in de richting van mijn bedoeling ten aanzien van deze wet. Het gaat immers om het uitvoeren van ruimtelijk beleid, zoals het is vastgesteld door de nationale en de provinciale overheid. Gezocht wordt naar instrumenten om die uitvoering te vergemakkelijken. Door middel van het amendement op stuk nr. 22 vindt een zekere inperking plaats, doordat gesteld wordt dat het vooral gaat om gemeenten die hetzij zelfstandig, hetzij samen met andere gemeenten een bouwtaakstelling uitvoeren. Dat vind ik buitengewoon heldere criteria; duidelijk wordt aangegeven dat het gaat om een gemeente alléén of om het regionale verband dat tegenwoordig steeds vaker wordt gekozen. Ik kan mij wat dat betreft volstrekt vinden in het amendement, waarbij – eerlijk is eerlijk – mijn liefde nog steeds uitgaat naar mijn eigen voorstel, zoals de Kamer zich zal kunnen voorstellen.

Mevrouw Verbugt is nogal bezorgd naar aanleiding van artikel 2a, lid 2. Zij vreest dat GS niet de moed zullen hebben om te ruziën met een gemeente over het ruimtelijk beleid. Ik kan haar boeken vol casuïstiek leveren, waarin aangegeven is dat provincies heel wel bereid zijn, sterker nog, de plicht hebben, van tijd tot tijd te ruziën met gemeenten over het ruimtelijk beleid.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Daar ging het mij niet om. Het ging om de gemeente die niet een zodanige uitbreidingscapaciteit is toebedacht. Die gemeenten hebben een andere opgave te vervullen dan de gemeenten die vallen onder lid 1.

Minister De Boer:

Ik ben het volstrekt met u eens. Op dat moment wordt, terwijl het ruimtelijk plan er nog niet in voorziet, aan GS gevraagd of zij bereid zijn om toestemming te geven. Ik zie absoluut niet in dat een provincie geen "nee" zou durven zeggen, als een gemeente zich tot GS wendt met de wens op een bepaald punt een voorkeursrecht te vestigen en dat zich niet verhoudt tot het ruimtelijk beleid dat GS voor ogen hebben, ook al is dat nog niet neergelegd in provinciale plannen. Mijn ervaring is dat provincies hun beleid over het algemeen heel serieus nemen. Zij durven dan heel wel "nee" te zeggen tegen een gemeente die zou handelen in strijd met het te vestigen ruimtelijk beleid.

Kortom, ik ben zeker tevreden met de formuleringen in lid 2. Dan komen wij bij het tussenzinnetje, dat gezien moet worden in relatie tot de discussie die wij de vorige week hebben gehad. Wij hebben toen op een gegeven moment gesproken over kleine gemeenten en over het positieve migratiesaldo. Ik denk dat de discussie over het tussenzinnetje vooral beïnvloed is door dat element. Constateren wij nu met elkaar dat het zowel gaat om de centrumgemeenten, die misschien alleen nog voor zichzelf kunnen bouwen, als om andere gemeenten, die een taakstelling hebben voor weer andere gemeenten, dan denk ik dat wij hieraan niet veel woorden vuil behoeven te maken. Het is dan volstrekt helder waarover wij het hebben. Kortom, de suggestie van de VNG om met zoveel woorden in de wettekst te vermelden dat het gaat om gemeenten met een centrale functie, is overbodig. Dat is voldoende in het geheel vervat.

Ik beveel de Kamer mijn wetsvoorstel aan. Ik laat het oordeel over het amendement op stuk nr. 22 aan haar over.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven