Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

de gevolgen van de uit het regeerakkoord voortvloeiende financiële problematiek en de wijze waarop de bezuinigingen op de defensie-uitgaven zouden kunnen worden verwerkt (23900-X, nrs. 7 en 8) ("Novemberbrief")

, en van:

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. over de voorgestelde reducties op het gebied van de opleidingen (23900-X, nr. 69);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. over de voorgestelde doelmatigheidsmaatregelen op het gebied van geestelijke verzorging en geneeskundige verzorging (23900-X, nr. 70);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over de looptijd van het sociaal beleidskader (23900-X, nr. 71);

- de motie-Zijlstra over het oproepen van dienstplichtigen op basis van vrijwilligheid (23900-X, nr. 72);

- de motie-Zijlstra c.s. over een onderzoek naar de behoefte aan geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht (23900-X, nr. 73);

- de motie-Hoekema c.s. over medegebruik van defensiefaciliteiten door derden (23900-X, nr. 74).

(Zie nota-overleg van 22 mei 1995.)

De beraadslaging wordt heropend.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Tijdens het nota-overleg over de Novemberbrief heeft collega Zijlstra een motie ingediend, waarin de regering onder meer werd verzocht een onderzoek te laten verrichten naar de behoefte aan geestelijke verzorging in de krijgsmacht nieuwe stijl. Naar aanleiding van de ingediende motie is de regering met aanvullende informatie gekomen. Ik doel op de brief van 24 mei, toezeggingen naar aanleiding van het nota-overleg. In die brief wordt toegezegd dat met de voorbereiding van het onderzoek eind 1997 wordt gestart.

Op 1 januari 1997 echter bestaat de krijgsmacht geheel uit vrijwilligers en is er sprake van een krijgsmacht nieuwe stijl. Aan de onzekerheid over de definitieve samenstelling van de geestelijke verzorging moet dan ook zo snel mogelijk een eind komen. Met het onderzoek moet dan ook snel worden gestart. Is de staatssecretaris bereid de voorbereidingen van het onderzoek naar de behoefte aan geestelijke verzorging in de krijgsmacht nieuwe stijl eind 1996 te starten, zodat begin 1997 daadwerkelijk met het onderzoek kan worden aangevangen? Het onderzoek kan dan in 1997 nog worden afgerond. Als de staatssecretaris deze toezegging wil doen, wordt naar de mening van de VVD-fractie in belangrijke mate tegemoetgekomen aan de wensen die in de motie-Zijlstra c.s. zijn neergelegd. Nogmaals, als de staatssecretaris de toezegging doet, kan tegen die achtergrond de motie onzes inziens worden ingetrokken.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! Zoals de heer Van den Doel heeft opgemerkt, heb ik in mijn brief van de 24ste naar aanleiding van het nota-overleg nog enkele opmerkingen gemaakt over de geestelijke verzorging. Daarin heb ik gezegd dat ik eind 1997 met de verschillende instanties gesprekken zal voeren. Ik heb dat gedaan, omdat ik van mening was dat op 1 januari 1997 de krijgsmacht nieuwe stijl zal zijn geformeerd en dat wij dan een jaar de tijd hebben om de formatie te bekijken op haar structurele aard. Ik begrijp dat zowel de indiener van de motie als de heer Van den Doel erom vraagt, een mate van onzekerheid eerder op te heffen en daarom het onderzoek eerder aan te vangen dan ik in mijn brief heb gemeld. Ik ben daar gaarne toe bereid.

De heer Zijlstra (PvdA):

Voorzitter! Gelet op deze toezegging, trek ik de motie op stuk nr. 73 in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Zijlstra c.s. (23900-X, nr. 73) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week te stemmen over de moties.

Daartoe wordt besloten.

Voorzitter: Zijlstra

Naar boven