Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden (Arbeidstijdenwet) (23646), en over:

- de motie-Bakker c.s. over de combinatie van zorgtaken en betaalde arbeid (23646, nr. 50);

- de gewijzigde motie-Hofstra c.s. over evaluatie van de consignatieregeling (23646, nr. 56).

(Zie vergadering van 30 mei 1995.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Bakker (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik leg een korte stemverklaring af. Mijn fractie zal tegen het amendement op stuk nr. 61 van de heer Rosenmöller stemmen. Wij menen dat het nodig is om in de Arbeidstijdenwet ook in kleinere bedrijven flexibiliteit en een overlegregeling mogelijk te maken via overeenstemming met de personeelsvertegenwoordiging. Wij vonden dat op dat punt ook de minimumvereisten voldoende deugdelijk in de wet geregeld moesten worden. Die minimumvereisten betreffen dan ontslagbescherming, informatie-, instemmings- en overeenstemmingsrecht. Wij vinden dat er op dit moment in deze wet geen behoefte is aan een heel uitgebreide regeling van medezeggenschap in kleinere bedrijven. Dat wil niet zeggen dat wij menen dat aan een uitgebreidere regeling in het geheel geen behoefte zou zijn. Die discussie hoort echter thuis bij de voorgenomen en op korte termijn plaatsvindende discussie over de Wet op de ondernemingsraden. Daar zullen wij die discussie voeren vanuit een positieve houding.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid zal met gepaste vreugde voor deze wet stemmen. Nadat in de schriftelijke behandeling op het door de vorige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingediende wetsvoorstel veel kritiek, ook van de fractie van de Partij van de Arbeid, was gekomen, wisten deze minister en het huidige kabinet de meeste kritiek van die fractie weg te nemen. Op dat moment, voor de mondelinge behandeling, ging het vooral om de beweegredenen van de wet en wel met name over de combinatie van zorgtaken en betaalde arbeid alsook over een evenwichtige verdeling tussen ondernemingsraden en vakbonden.

De afhandeling van dit wetsvoorstel verdient in de ogen van sommigen misschien geen schoonheidsprijs, maar het resultaat telt en daar is de fractie van de Partij van de Arbeid tevreden over. Om met een van de collega's in het debat te spreken: "Voor het gemak wil ik niet bezwijken".

Wij steunen inhoudelijk het amendement op stuk nr. 61 van de heer Rosenmöller, maar wij zullen niet voor dit amendement stemmen, omdat deze zaak onzes inziens in de Wet op de ondernemingsraden geregeld moet worden. Deze stemverklaring geldt voor mijn fractie als een toezegging aan de indieners van het amendement, dat naast de ontslagbescherming en het informatierecht in de Wet op de ondernemingsraden voor personeelsvertegenwoordiging in "35-min"-bedrijven meer geregeld moet worden. Voor de minister is dit alvast een waarschuwing als voorbereiding op het algemeen overleg over de Wet op de ondernemingsraden, dat volgende week zal plaatsvinden, in de hoop dat het door de minister genoemde lied voor deze wet, namelijk "Hup, Holland, hup", ook nog verder zal werken naar de Wet op de ondernemingsraden, zodat daar een goede regeling getroffen kan worden. Aan de fractie van de Partij van de Arbeid zal het niet liggen!

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Namens de GPV- en de RPF-fractie wil ik een stemverklaring afleggen over het wetsvoorstel.

In de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel voor deze nieuwe Arbeidstijdenwet zijn door onze fracties woorden van waardering gesproken over bijvoorbeeld de modernisering van deze regelgeving en ook over de vernuftige constructie van een standaardregeling en een overlegregeling. Inmiddels zijn wij een X-aantal termijnen verder en ook wijzer geworden.

De cruciale vraag die wij thans beter kunnen beantwoorden, is of de nu voorliggende regeling met normering voor de arbeidstijd voldoende is, gelet op de normstellende verantwoordelijkheid van de overheid en de dynamiek van de flexibilisering van de arbeid waaraan grenzen moeten worden gesteld. Centraal daarbij staat de vraag of deze nieuwe wet de naam waard is van beschermingswetgeving voor werknemers. Welnu, op een vitaal punt, namelijk de arbeid op zondag, geeft deze wet naar onze overtuiging volstrekt onvoldoende bescherming. Het zal niemand zijn ontgaan dat dit een centraal punt in de discussie is geweest, waarbij de coalitiefracties stonden tegenover alle andere fracties. Wij hebben een constructieve poging gedaan om via amendering een hoofdnorm uit het wetsvoorstel, namelijk dat de werknemer op zondag geen arbeid verricht, beter en geloofwaardiger wettelijk vast te leggen. Wij hebben daarvoor helaas niet voldoende medewerking gekregen, zeg ik anticiperend op de uitslag van de stemming over de amendementen. Dat betekent dat de Arbeidstijdenwet op een voor ons principieel punt, namelijk de bescherming tegen een al te gemakkelijk opgelegde verplichting om op zondag te werken, te kort schiet. Om die reden hebben wij niet meer de vrijmoedigheid steun te geven aan het wetsvoorstel en zullen wij er dus tegen stemmen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik zal voor het amendement-Van der Vlies op stuk nr. 19 stemmen. Als dat amendement het niet haalt, zal ik tegen het wetsvoorstel stemmen. Dat amendement is van fundamenteel belang, omdat alleen dat in overeenstemming is met de Europese richtlijnen voor dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Het gewijzigde amendement-Van Middelkoop op stuk nr. 46 is in de vergadering van 3 mei door de regering overgenomen.

De artikelen 1:1 t/m 1:6 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rosenmöller c.s. (stuk nr. 61).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de RPF, het CDA, het AOV, de Unie 55+ en de leden Van Wingerden en Verkerk voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel 1:7 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 2:1 t/m 5:3 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van der Vlies (stuk nr. 19).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de RPF, het GPV, de SP en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het subamendement-Van Dijke (stuk nr. 62).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de RPF, de SGP, het GPV, GroenLinks, de SP, het CDA, de Unie 55+ en de leden Van Wingerden en Verkerk voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Nieuwenhoven c.s. (stuk nr. 49, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, het AOV, de Unie 55+ en de CD voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement ook het andere op stuk nr. 49 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Ik neem aan dat wij nu niet meer behoeven te stemmen over het gewijzigde amendement-Van Middelkoop c.s. op stuk nr. 37.

Artikel 5:4, zoals het is gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Van Nieuwenhoven c.s. (stuk nr. 49, I en II), wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rosenmöller (stuk nr. 26, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de RPF, de SGP en het GPV voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement ook het andere op stuk nr. 26 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Artikel 5:5 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 5:6 en 5:7 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rosenmöller (stuk nr. 35).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de RPF, de SGP en het GPV voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel 5:8 wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rosenmöller (stuk nr. 36).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de RPF, de SGP, het GPV, het CDA, de Unie 55+ en de leden Van Wingerden en Verkerk voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel 5:9 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 5:10 t/m 12:40 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, het AOV, de Unie 55+, de CD en de leden Van Wingerden en Verkerk voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bakker c.s. (23646, nr. 50).

De voorzitter:

Ik constateer, dat behoudens het lid Hendriks de aanwezige leden van alle fracties voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Hofstra c.s. (23646, nr. 56).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze gewijzigde motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige.

Naar boven