Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) (31953).

(Zie vergadering van 9 maart 2010.)

De voorzitter:

Ik heet de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van harte welkom in de Eerste Kamer. Ik breng de Kamer in herinnering dat de behandeling van dit wetsvoorstel op 9 maart 2010 is geschorst in afwachting van een brief van de minister. Deze brief, onder letter H (31953), heeft de Kamer inmiddels bereikt. Wij zijn toe aan de derde termijn van de kant van de Kamer.

De beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Voorzitter. Voor de VVD-fractie kan deze derde termijn kort zijn. De minister heeft in haar brief van 16 maart jongstleden klip en klaar geschreven wat zij, overigens naar mijn waarneming, in haar beantwoording in eerste termijn al bedoelde, maar in tweede termijn even hard ontkende.

Op twee punten wil ik nader ingaan, namelijk de wettelijke borging en de invoeringsdatum. Ik wil echter eerst bij de minister nog een misverstand, of laat ik liever zeggen een verkeerde beeldvorming, wegnemen. Zij leek er twee weken geleden van overtuigd dat deze Kamer niet goed op de hoogte was van de relatie tussen de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de realisatie van de regionale uitvoeringsdiensten. Volgens haar is die er namelijk niet. Daarmee heeft zij zich voor de volle 100% achter het standpunt van de meerderheid van deze Kamer op dit dossier gesteld. Dat de indruk en de beleving van het standpunt van de regering hierover in gemeenten, provincies, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer de afgelopen twee jaar een totaal andere waren, blijkt nu achteraf gelukkig op een misverstand te berusten. Eind goed, al goed. Bijna, want de minister stelt voor de discussie over de wettelijke borging te laten rusten om gemeenten en provincies de ruimte en rust te bieden om zich te concentreren op een goede invoering van de Wabo. Ook daar zijn wij het mee eens. Om dat te optimaliseren, is de meerderheid van deze Kamer van mening dat deze discussie niet geparkeerd, maar gestopt moet worden door reeds nu duidelijk af te zien van wettelijke borging. Daarvoor dien ik mede namens mevrouw Meindertsma en de heren Janse de Jonge, Smaling en de De Boer een motie met die strekking in.

De voorzitter:

Door de leden Huijbregts-Schiedon, Meindertsma, Janse de Jonge, Smaling en De Boer wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht om de afhandeling van aanvragen die de fysieke leefomgeving betreffen, te vereenvoudigen, te stroomlijnen en te versnellen alsmede de dienstverlening te verbeteren, inhoudelijk wordt gedeeld;

overwegende dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die wet primair bij het lokaal en provinciaal bestuur ligt;

overwegende dat de gemeenten en provincies daarbij tevens de verantwoordelijkheid hebben om een goede kwaliteit van de besluitvorming inzake vergunningverlening en handhaving te waarborgen;

overwegende dat voor de fragmentatie bij het milieutoezicht en de milieuhandhaving en de vrijblijvendheid in de samenwerking, informatie-uitwisseling en uitvoering een oplossing moet worden gevonden;

van mening dat het primaat bij de gemeenten moet liggen om samen met de provincie inhoud, schaal en vorm van samenwerking, bijvoorbeeld in een regionale uitvoeringsdienst, te kiezen, en dat de regering daar geen hypotheek op mag leggen;

van mening dat gemeenten en provincies ruimte en gelegenheid moet worden gelaten om zelf uitvoering te geven aan hun verantwoordelijkheden voor de invoering van de Wabo;

spreekt uit dat de vormgeving en realisatie van de Regionale uitvoeringsstructuur (RUD's) niet bij wet dient te worden opgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter I (31953).

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Voorzitter. Ten slotte de invoeringsdatum. Juist deze afgelopen twee weken maken duidelijk dat invoering per 1 juli aanstaande hoogst risicovol is. Ondanks de voorkeur van de VVD voor een snelle effectuering van de beoogde resultaten vrezen wij ook dat juist deze niet zullen worden bereikt, omdat de ICT-infrastructuur nog dermate onbetrouwbaar is dat het afbreukrisico groter is dan de voordelen van snelle invoering. Door zo star nog steeds vast te houden aan de datum van 1 juli wekt de minister de schijn dat de oorzaak van eventuele vertraging bij de gemeenten zou liggen, terwijl zij weet dat dat allerminst het geval is. Het zou haar sieren om de verantwoordelijkheid hiervoor te nemen. Ook de minister moet zich de afgelopen twee weken hierop toch nog eens hebben bezonnen. De VVD wacht met belangstelling de reactie van de minister af.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Mijn fractie dankt de minister hartelijk voor haar brief van 16 maart, waarin zij benadrukt dat wat haar betreft de Invoeringswet Wabo en de ontwikkeling van regionale uitvoeringsdienstentwee gescheiden ontwikkelingen zijn. Zij maakt dat ook wel aannemelijk en deze wet is ook aan te nemen zonder regionale uitvoeringsdiensten, dus dat is duidelijk. Maar hoe je het ook wendt of keert, deze twee zaken zijn wat mijn fractie met elkaar verknoopt. Al sinds vorige zomer wordt in kabinetsstukken met regelmaat gesproken over het eindbeeld-Mans/Wabo/Oosting. Milieuhandhaving dient goed geregeld te zijn en misschien is het ook wel beter om dat bovenlokaal te beleggen. Mijn fractie is ook niet tegen regionale uitvoeringsdiensten, maar wel tegen het proces van totstandkoming op dit moment. Laat de gemeenten zelf hun model kiezen. Als voorbeeld kan ik misschien noemen wat in Gelderland is gebeurd met de Gelderse Maat. Ik kan niet helemaal zien in hoeverre dat binnen gemeenten wordt gedragen, maar het is in ieder geval een gezamenlijk, op consensus gebaseerd plan van gemeenten, waterschappen en provincie, die hebben gekozen voor het principe dat datgene wat lokaal kan worden geregeld daar ook wordt geregeld, dicht bij de gemeentelijke schaal, als verlengd lokaal bestuur. Ook het Openbaar Ministerie is erin gekend en was akkoord. Graag nog een reactie van de minister, wellicht met dit voorbeeld in het achterhoofd.

Het verknoopt zijn van Wabo en Mans is ook terug te vinden in de kwaliteitscriteria die thans op tafel liggen. Dat is natuurlijk ook in eerste en tweede termijn besproken. Ik hoef dat niet te herhalen, maar mijn fractie is nog altijd van mening dat de kritische massa-eisen uit het KPMG-rapport 2.0 van tafel moeten. Deze inputsturing is niet meer van deze tijd en is niet de juiste prikkel voor de mensen die in een gemeentelijke dienst werken. Ik neem aan dat deze kwestie tijdens de binnenkort te houden werkconferentie uitvoerig geagendeerd wordt, maar dan graag echt bottom-up, dus met deelname van Wabo-projectleiders en andere mensen van de werkvloer, en graag met de conclusies van het rapport van Arena Consulting in de hand. Dit is ook een verkapte oproep aan VNG en IPO om dit te realiseren.

De ICT komt aan het eind van de brief van de minister ook aan bod. Wij zijn het er denk ik bijna allemaal over eens dat de ICT niet klaar is en op 1 juli ook niet klaar zal zijn. De VNG geeft dit aan en de minister erkent dat ook in haar brief van 5 maart jongstleden. Wij werden de afgelopen twee weken nog bedacht met een brandbrief van de gemeente Rotterdam, toch niet de eerste de beste gemeente.

Verbazend was al een beetje dat de minister in haar brief van 5 maart jongstleden zei dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat 1 juli 2010 als invoeringsdatum onverantwoord is, omdat er toch juist een heleboel redenen werden genoemd waarom dat problematisch was. In de brief van 16 maart staat helemaal aan het slot: "Uiteraard zal ik het in procedure brengen van de inwerkingtredings-KB laten afhangen van de kwaliteit van de ICT tool." Dat is ook conform de zaken die wij twee weken geleden met elkaar hebben besproken, maar volgens mijn fractie is dit toch niet werkbaar. Het zou betekenen dat de wet wel op 1 april wordt gepubliceerd, maar dat het voor de gemeenten dan nog steeds niet duidelijk is of er op 1 juli kan worden begonnen. De regievoerders bij gemeenten kunnen pas in actie komen wanneer zaken definitief zijn. Gemeenteraden en B en W hebben misschien nog één vergadering tussen een eventueel besluit van de minister eind april en het zomerreces. Wellicht moeten bouwverordeningen hier en daar nog worden aangepast.

Het softwareprogramma dat een groot deel van de Nederlandse gemeenten gaat gebruiken, Squit XO, levert begin juni de Wabo-applicatie op. Gemeenten moeten die vervolgens implementeren en ermee leren werken. Gelet op de uitlevering van Squit XO voor de huidige wetgeving levert dit allerlei problemen op. Ook speelt hierbij een rol dat nog steeds niet duidelijk is in hoeverre vergunningsvrij bouwen is opgenomen in het gewijzigde Besluit omgevingsrecht.

Kortom, het zou best kunnen dat in de loop van april en mei het Omgevingsloket online goed gaat functioneren, maar dan hebben de gemeenten nog altijd problemen met hun eigen softwareprogramma en de ervaring leert dat dit niet makkelijk is op te lossen.

Kortom, het boven de markt laten hangen van de werkelijke invoering is wat mijn fractie betreft geen optie. Graag hoor ik van de minister of zij deze mening deelt en of zij ook zou kunnen instemmen met invoering op 1 oktober.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Voorzitter. Hoewel de liefde na de stemming van vorige week over de Crisis- en herstelwet wat bekoeld is tussen de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA mag ik nu toch namens hen in de derde termijn over de Invoeringswet Wabo spreken. Dus mijn bijdrage is mede namens de fracties van GroenLinks en D66.

Het ging bij de behandeling twee weken geleden over drie punten, ten eerste de invoeringswet en de datum van de invoering, ten tweede de kwaliteitseisen en de omvang daarvan en ten derde de uitvoeringsorganisatie. Wat de invoeringsdatum betreft, zijn wij akkoord gegaan met het aannemen van de invoeringswet op dit moment na de toezegging van de minister dat zij de komende maand vooral met de VNG gaat kijken of de digitalisering zodanig op orde is dat men naar haar gevoel met een gerust hart kan beginnen op 1 juli. Ook zij zal ongetwijfeld een kopie hebben gekregen, of een rechtstreekse brief, van de gemeente Rotterdam.

Die gemeente had twee hoofdpunten van bezwaar. Het eerste bezwaar was de burgeronvriendelijkheid van de digitalisering. De gemeente Rotterdam heeft mij ook haar tool toegestuurd, die ik eens even heb geprobeerd als burger. Het viel mij ook niet mee om op een goede manier de invulling voor elkaar te krijgen. Het tweede bezwaar was dat men bang was voor onveilige situaties wanneer door het kwijtraken of het niet helemaal op orde hebben van de gegevens door de lex silencio positivo, waarover wij in deze Kamer heel wat hebben gediscussieerd, de vergunning van rechtswege moet worden verleend zonder dat voldoende is gekeken of de bouwtechnische en veiligheidsaspecten in orde zijn. Ik neem aan dat de minister ook met de gemeente Rotterdam nog wel even contact opneemt om te zien hoe ernstig deze bezwaren zijn om voor haar met een gerust hart samen met de VNG te besluiten wat nu de echte invoeringsdatum is. Wat ons betreft, hoeft het ja zeggen tegen de wet daar niet op te wachten.

Over de kwaliteitseisen kan ik heel kort zijn. Ook daarover heeft de minister toezeggingen gedaan. Wij kwamen met elkaar tot de conclusie dat de kwaliteitseisen zoals zij er schijnbaar uitzagen wel erg disproportioneel waren ten opzichte van 90% van de aanvragen die toch zeer eenvoudig zijn. Zij heeft aangegeven dat nog eens opnieuw naar de kwaliteitseisen zal worden gekeken. Het staat wat ons betreft buiten kijf dat aan een omgevingsvergunning, en aan het verlenen van een omgevingsvergunning, kwaliteitseisen moeten worden gesteld. Dat moet absoluut gebeuren. Er moet vervolgens ook gekeken worden of aan die kwaliteitseisen wordt voldaan. Er is niets op tegen dat dit gebeurt in een nieuwe uitvoeringsorganisatie door een bevoegd gezag. Wij hebben echter twee weken geleden duidelijk gemaakt dat wij niet van mening zijn dat bij voorbaat gezegd moet worden hoe deze organisatie er uit zou moeten zien. Mevrouw Huijbregts heeft dit nog eens herhaald. Laten wij de mensen alsjeblieft enige rust geven. Zij moeten nu met enige rust aan de uitvoering van de invoeringswet kunnen werken.

Ik zeg dit niet in de laatste plaats omdat wij toch de indruk hebben dat de heroverwegingsoperatie ook in gemeentehuizen behoorlijk hard zal neerkomen. Gemeenten zullen moeten gaan nadenken over de wijze waarop zij gaan bezuinigen. Verder hebben wij de indruk dat de heroverwegingsoperatie mogelijkerwijs aanleiding is om nog eens goed te kijken naar de organisatie van het binnenlands bestuur en de bestuurlijke drukte die zich daarin voordoet. Het zou onhandig en onverstandig zijn, en ook nogal wat extra uitvoeringskosten met zich brengen, als wij op voorhand nieuwe tussenorganisaties maken die mogelijkerwijs in een ander perspectief gezien kunnen worden.

Ik wacht met belangstelling het antwoord van de minister af.

De heer Janse de Jonge (CDA):

Voorzitter. In deze derde termijn komen wij aan het slot van al onze discussies en beschouwingen over de Wabo. Direct hierna zullen wij ook over de invoeringswet gaan stemmen. Wij hebben met elkaar een heel fascinerende discussie gevoerd. Ik denk dat bijna alle fracties in de Kamer dat vinden. Ik heb waardering voor de manier waarop de fracties en de regering deze discussie hebben gevoerd. Ook heb ik waardering voor de actiebereidheid van de regering, voor haar antwoorden en voor de brief van 16 maart, de meest recente van een hele serie.

Het is precies zoals in deze brief wordt gesteld; de hele discussie over de Wabo mag geen hypotheek leggen op de vormgeving van de RUD's. Het is niet toevallig dat deze term in de motie van mevrouw Huijbregts terugkomt. RUD's passen in een veel bredere aanpak van een goede coördinatie en afstemming bij de handhaving van de regels in dit land.

In de brief wordt verder gesproken over de zogenaamde bottom-upprocessen, waarin gemeenten en provincies komen tot samenwerking. Daaruit is de befaamde packagedeal gerold. Wij hopen dan ook dat er tijdens de aangekondigde werkconferentie de nodige stappen vooruit zullen worden gezet. De Kamer wil hierbij graag een voorzet geven door de motie in stemming te brengen.

Ten slotte wordt in de brief ook geschreven over de datum van inwerkingtreding en de kwaliteit van de ICT. Mijn collega's hebben hierover ook gesproken en dit punt is uitvoerig besproken. Het standpunt van mijn fractie hierover is steeds heel duidelijk geweest. Net als mijn collega's heb ook ik met enige zorg kennisgenomen van de brief van de gemeente Rotterdam. Dat is niet de eerste de beste gemeente. Wat daarin wordt gesteld, moet de minister aanleiding geven tot zeer zorgvuldig werken, afwegen en opereren. Zij vroeg veertien dagen geleden om ons vertrouwen. Dat kan zij van ons krijgen. Wij gaan ervan uit dat zij deze signalen serieus neemt. Als immers ICT niet goed werkt, er dossiers zoekraken en er ook nog eens sprake is van een lex silencio positivo, dan snijdt de overheid in haar eigen vlees. Dat is niet alleen in het nadeel van burgers, maar leidt ook tot een heel scheve situatie. Wij liggen er daarom niet echt wakker van als de datum van inwerkingtreding niet 1 juli wordt, maar bijvoorbeeld 1 oktober of daaromtrent. Een finaal besluit hierover laten wij graag aan de minister over.

Mevrouw Huijbregts heeft over het gehele onderdeel, en met name over de discussie rond de verhouding tussen de Wabo en de RUD's, een motie ingediend. Die steunt mijn fractie graag.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Voorzitter. Namens de fractie van de ChristenUnie en die van de SGP dank ik de minister voor de brief van 16 maart jongstleden. In deze brief staat duidelijk wat het standpunt is van de minister over het punt van discussie van twee weken geleden, dus over de regionale uitvoeringsdiensten. Wij zijn het eens met wat de minister schrijft in het eerste deel van haar brief over de formele positie van de Wabo met betrekking tot het eventueel instellen van RUD's. Een koppeling tussen de Wabo en de RUD's is er formeel niet. In de Wabo zijn RUD's niet verplicht. Dat is juist.

Onze fracties zijn het ook eens met het tweede punt in de brief van de minister, waarin zij stelt dat er bottom-upprocessen gaande zijn, waarin provincies en gemeenten ook bij de vorming van RUD's samenwerken. In de packagedeal die met provincies en gemeenten is gesloten, is ook de overheid partner. Onze fracties hechten aan de uitwerking van deze packagedeal, dus inclusief de daarin gemaakte afspraken over de borging van de gewenste kwaliteitsverbetering in de uitvoering van de Wabo. Daarbij willen wij wel opmerken dat gemeenten bij de invoering van de Wabo toch echt voldoende gelegenheid moeten hebben om de frontoffice goed op orde te krijgen, om vervolgens de kwaliteitsslag te maken naar de backoffice. Daarbij moet volgens onze fracties maatwerk mogelijk zijn. Maatwerk is iets anders dan het dwingend opleggen van een vaste structuur. In veel provincies wordt dan ook gewerkt aan maatwerk. Dat is prima. Het komt ons voor dat daarover tussen ons en de minister geen verschil van mening is.

Dit gezegd hebbend, betekent dat niet alleen dat geen starre indeling van RUD's gewenst is, maar ook dat gemeenten en provincies, maar ook de regering, niet achterover kunnen gaan leunen met het idee dat de backoffice zo'n vaart niet loopt. Zij moeten niet redeneren: we zien wel wat het wordt. Nee, voor kwaliteit is een goed backoffice nodig. Dat zal hoe dan ook in vrijwel alle situaties leiden tot samenwerking tussen gemeenten en provincies. Wellicht zullen in bepaalde situaties daarbij RUD's worden gecreëerd, op welke schaal ook. Wij stellen ons voor dat het verder werken aan de goede backoffice nog wat uitwerking van principebesluiten zal vragen.

Dit gezegd hebbend, kunnen mijn fracties ook akkoord gaan met het derde onderdeel van de brief van de minister. Het lijkt ons inderdaad heel verstandig dat een nieuw kabinet zich buigt over de vraag hoe de resultaten worden geborgd die in het bottom-upproces zijn bereikt. Er moet dus wel ruimte worden gecreëerd voor betrokken lokale en regionale overheden. Betrokken zijn ze allemaal. Met die ruimte moeten deze overheden de backoffice voor de uitvoering van de Wabo prima voor elkaar krijgen, inclusief de duidelijkheid over inhoudelijke kwaliteitseisen. Vervolgens moet ruimte worden gecreëerd voor een nieuwe regering om de backoffice adequaat te borgen.

De inwerkingtreding van de Wabo zal afhankelijk zijn van het goed functioneren van de ICT-tool. Dat heeft de minister echter al in het vorige debat gezegd. Onze fracties vertrouwen er volledig op dat zij de Wabo pas in werking zal laten treden als het verantwoord is.

Al met al heeft de minister ons een duidelijke brief gestuurd, met een helder perspectief. Met de motie die zojuist is ingediend, willen we die helderheid verder bevorderen.

De voorzitter:

Dank u. Wenst een van de andere leden het woord in de derde termijn nog te voeren? Ik constateer dat dit niet het geval is. Het woord is aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor haar antwoord in derde termijn.

Minister Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Ik had even de tijd nodig om mijn papieren te rangschikken, maar die liggen nu perfect op volgorde. Ik zal reageren op de verschillende bijdragen in de volgorde waarin zij zijn gehouden. Ik begin dus met mijn reactie op de bijdrage van mevrouw Huijbregts.

Mevrouw Huijbregts roert een aantal zaken nog eens aan. Zij wil geen relatie tussen de Wabo en de regionale uitvoeringsdiensten in formele zin. Dat heb ik in mijn eerste termijn, en naar mijn beste weten ook in mijn tweede termijn proberen duidelijk te maken. Ik ben blij dat mevrouw Huijbregts wat dit betreft mijn brief verhelderend vond.

Niet alleen mevrouw Huijbregts, maar ook veel andere woordvoerders wijzen op het grote belang van een goede ICT-tool. Door gebreken in de ICT mogen geen onwenselijke situaties ontstaan, zeker niet in combinatie met de lex silencio positivo. In zulke situaties zouden dingen niet helder gemaakt kunnen worden en niet goed kunnen worden nagegaan. Dat is inderdaad iets wat aandacht vraagt. Vandaar dat ik de Kamer – ik herhaal het graag – heb toegezegd dat ik heel goed zal bezien of de ICT-tool inderdaad zodanig is dat de Wabo ingevoerd kan worden. Ik heb de Kamer om vertrouwen gevraagd. Ik wil nogmaals zeggen dat ik daar heel goed naar zal kijken; daar kan men van op aan. Ik zit er net als de Kamer niet op te wachten dat zich situaties gaan voordoen waarvoor Rotterdam bijvoorbeeld bang is. Dat moet niet gebeuren. Aan de andere kant, om nu al te zeggen dat ik zeker weet dat het per 1 juli niet klaar is, gaat mij ook te ver. Ik weet dat er al vanaf 1 december een tool is. Ik schat nog steeds in dat het wel mogelijk is dat de zaak per 1 juli goed op orde is. Maar nogmaals, als dat niet zo is, kan men ervan op aan dat ik de Wabo niet zal invoeren per 1 juli. Zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Dat geldt overal en ook in dit geval.

De heer Smaling heeft mij gevraagd om een reactie op een situatie in Gelderland. Wat de veiligheidsregio's en de RUD's betreft, in het bestuurlijk overleg op 27 januari heeft mijn voorgangster ingestemd met een verdere uitwerking van alle provinciale gemeentelijke voorstellen. Wij hebben dus ook de "Gelderse Maat", zoals men dat in Gelderland noemt, geaccepteerd. Er is niet star vastgehouden aan de eis dat de toekomstige RUD moet samenvallen met de veiligheidsregio.

In aanvulling op wat mevrouw Meindertsma over ICT zei: ik heb gezegd dat dit in overleg met de VNG en het IPO gaat. Ik zal Rotterdam daar heus bij betrekken.

Verschillende woordvoerders hebben gesproken over de kwaliteitseisen. Mevrouw Meindertsma heeft gezegd: laten wij niet bij voorbaat zeggen hoe de uitvoeringsorganisatie eruit moet zien. Anderen hebben daar ook over gesproken. De kwaliteitseisen komen aan de orde in de werkconferentie die georganiseerd wordt door de VNG en het IPO. Dan zal daarover gesproken worden. Ik neem aan dat de oproep die de heer Smaling deed om bepaalde partijen uit te nodigen ongetwijfeld ook door het IPO en de VNG zal worden opgepikt.

De heer De Boer heeft een aantal behartigenswaardige opmerkingen gemaakt. Ook hij heeft gesproken over de ICT-tool. De heer Janse de Jonge heeft uitgebreid aandacht gevraagd voor het feit dat invoering van de Wabo alleen dan kan als een en ander ook verantwoord is.

Dan kom ik op de motie, die door een groot deel van de Kamer is ondertekend. Hierin wordt min of meer teruggegrepen op mijn brief en wordt uitgesproken dat de vormgeving en realisatie van de regionale uitvoeringsstructuur niet bij de wet dient te worden opgelegd. Een van de leden – volgens mij was het mevrouw Huijbregts als eerste indiener van de motie – maakte de opmerking: parkeer dit niet, maar stop de wettelijke borging. Ondanks het feit dat veel leden de motie hebben ondertekend, moet ik haar toch ontraden, en wel met de volgende motivering. In mijn brief heb ik geschreven: wel of geen wettelijke borging wil ik overlaten aan het nieuwe kabinet. Het bottum-upproces gaat natuurlijk van start, maar of hierbij wettelijk geborgd wordt of niet is aan een nieuw kabinet. Voor die besluitvorming zal deze motie ongetwijfeld dienstig zijn, maar ik ontraad de motie om de genoemde reden.

Hiermee ben ik aan het einde van mijn beantwoording gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er stemming over het wetsvoorstel wordt gevraagd. Wij gaan direct over tot stemming over het wetsvoorstel en de ingediende motie, maar niet voordat de overige leden de gelegenheid hebben gekregen, zich naar de zaal te begeven.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven