Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen (31301).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom in dit huis.

Ik verzoek alle leden en ook de staatssecretaris om zo beknopt mogelijk te zijn vanwege het feit dat wij uitlopen in de tijd.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik zal zeer sterk proberen om van de twintig minuten waarvoor ik heb ingeschreven maar tien minuten te benutten. Dat hangt echter ook van de medesenatoren af.

Vandaag bespreken wij met spoed, en mijn fractie werkt daar graag aan mee, een wetsvoorstel waarvan de variëteit aan onderwerpen deze Kamer moet doen gruwen. Door de staatssecretaris zijn zaken die niets met elkaar van doen hebben in één wetsvoorstel gestopt. Onder de naam "Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen" gaat een veelheid aan voorstellen schuil die niets, maar dan ook helemaal niets met elkaar te maken hebben. Mijn fractie vraagt zich af waarom deze staatssecretaris eraan vasthoudt om voorstellen die niets met elkaar te maken hebben, toch in één wetsvoorstel neer te leggen; het zogenaamde meeliften. Deze Kamer heeft daartegen – net als de Raad van State overigens – al vaak gefulmineerd.

De staatssecretaris trekt zich daarvan voor de zoveelste keer niets aan. Hij ontneemt voor de zoveelste keer deze Kamer het recht om zich over elk voorstel een oordeel te vormen en daarnaar te handelen. Hij mengt graag zuur met zoet en hoopt dat het gerecht deze Kamer dan toch nog voldoende smaakt om er een positief oordeel over te geven. Waarom respecteert deze staatssecretaris de gerechtvaardigde wens van onze Kamer niet om in één wetsvoorstel maar één onderwerp of uitsluitend met elkaar samenhangende onderwerpen te regelen? Deze wens is vastgelegd in een strak geformuleerde en Kamerbreed gedragen motie. Graag vernemen de leden van mijn fractie ook de expliciete mening van de overige fracties hierover.

Mevrouw de voorzitter. Ik ga in op enkele afzonderlijke voorstellen. Als ik niet op een voorstel inga, hebben de leden van mijn fractie geen behoefte aan commentaar omdat het voorstel voor de hand ligt en daarom geen commentaar nodig heeft.

Het eerste voorstel betreft de vervanging van het g-rekeningenstelsel door een depotstelsel. Wij achten dit een prima voorstel. Ondernemers hebben behoefte aan deze wijziging en om die reden steunt de VVD-fractie dit wijzigingsvoorstel dan ook graag.

Het tweede voorstel, de tijdelijke verlaging van het mkb-tarief in de Wet op de vennootschapsbelasting van 23% naar 20%, spreekt ons evenzeer aan. Wij zijn immers voor een compacte overheid en daarbij passen zo laag mogelijke belastingen.

Bij dit wetsvoorstel wordt ook het tarief van de vliegtaks op aangeven van verkeersminister Eurlings op nul gezet. Bij de invoering van die taks heb ik namens mijn fractie al aangegeven dat wij tegen deze belasting zijn. Wij waren en zijn overigens nog steeds van mening dat Nederland geen eiland is en daarom met een dergelijke heffing de schatkist niet kan vullen. Bovendien kan en zal het grensoverschrijdende milieu niet verbeteren door deze heffing. Degenen die de vliegtaks destijds steunden omdat zij van mening waren dat het milieu daardoor zou verbeteren, zijn nu ongetwijfeld hard geland en als dat nog niet is gebeurd, volgt dat vandaag wel. Deze groene staatssecretaris draait de heffing – in onze ogen gelukkig – terug nu blijkt dat die heffing per saldo niets opbrengt en alleen maar geld kost.

De vliegtaks wordt overigens niet rechttoe rechtaan afgeschaft, het tarief wordt slechts op nul gezet. Wij zijn voor een directe afschaffing. Een van de redenen waarom het tarief op nul gezet wordt, is om Schiphol onder druk te zetten – en te laten staan – om tot een serieuze tariefverlaging te komen. Ons bekruipt een gevoel van détournement de pouvoir. Wij ontvangen graag een reactie van de staatssecretaris op dit gevoel. Wat is de garantie dat de reeds betaalde vliegtaks door de vliegmaatschappijen aan de burgers wordt terugbetaald? Het schijnt om 700.000 tickets te gaan!

Het intensiveren van de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk en het toepassen van de energie-investeringsaftrek voor energiebesparing in huurwoningen juichen wij toe. Ook de fiscale stimuleringsmaatregelen die de staatssecretaris bij besluit invoert, hebben onze instemming. Ik doel op de verruiming van de verliesverrekening over 2008, het uitstel van de btw-afdracht, de intensivering van de MIA en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Ik ga niet in op de politieke vraag of dit kabinet voldoende maatregelen heeft getroffen om de crisis te dempen. Het antwoord op die vraag is overigens duidelijk. Dit kabinet doet absoluut te weinig en wat het kabinet doet, doet het veel te laat en veel te traag. Reeds eerder heb ik gezegd dat een coalitie waarvan de partners elkaars hand vast moeten houden omdat anders deze of gene omvalt, niet slagvaardig kan opereren.

Bij de vijfde nota van wijziging, en wij zijn dan overigens ook twee naamswijzigingen van dit wetsvoorstel verder, introduceert de staatssecretaris een nieuw fenomeen aan het fiscale front. Er wordt een boete van 300% geïntroduceerd voor inkomen in box 3. Wij zijn voorstanders van het hard aanpakken van belastingfraudeurs, laat daarover absoluut geen misverstand bestaan. Door de crisis is het tij voor zwartspaarders drastisch gewijzigd. Internationaal is eindelijk het besef ontstaan dat bankgeheimen opgeheven moeten worden, belastingparadijzen aangepakt moeten worden en internationale uitwisseling van gegevens noodzakelijk is om tot een rechtvaardigere belastingheffing te komen.

De vraag is echter waarom een speciale groep van belastingplichtigen, namelijk degenen met een inkomen dat in box 3 valt, driedubbel gestraft moeten worden. Er kan meer boete geheven worden dan er zwart gespaard is. Is deze boete mede om die reden wel proportioneel? Wat is de rechtvaardiging voor deze boete? Past dit voorstel wel in ons wetsysteem? Kan de staatssecretaris aangeven waarom hij deze maatregel neemt, en of hij deze rechtvaardig en passend in ons wetsysteem acht? Uit de toezegging van de staatssecretaris dat hij bereid is om het totale boetesysteem aan een meer fundamentele bezinning te onderwerpen, leid ik af dat ook hij niet helemaal gelukkig is met deze maatregel. De boete van 300% is een maximumboete. Wanneer is dit maximum van toepassing?

Afgelopen week sprak de staatssecretaris in verband met de vele inkeerders over de mogelijkheid om de tarieven van de inkomstenbelasting te verlagen. Hoeveel belasting storten die inkeerders structureel in de schatkist? En hoeveel kunnen de tarieven van de inkomstenbelasting omlaag?

Mevrouw de voorzitter. Wij wachten de reactie van de staatssecretaris af.

De heer Essers (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de stimuleringsmaatregelen die het kabinet in het fiscaal stimuleringspakket voorstelt ter bestrijding van de gevolgen van de kredietcrisis voor de reële economie. Daarbij gaan wij ervan uit dat met dit pakket waarschijnlijk uiteindelijk niet zal kunnen worden volstaan om de tsunami van financieel-economische ellende die ons land heeft getroffen te kunnen opvangen. Tegelijkertijd realiseren wij ons dat het hier om een mondiale crisis gaat die ook om mondiale oplossingen vraagt. De mogelijkheden die Nederland eenzijdig kan nemen, zijn dan ook beperkt, gegeven de grote afhankelijkheid van de Nederlandse economie van de wereldhandel.

De inzet op versterking van Nederland als kennisland en het streven naar meer duurzaamheid en energiebesparing kunnen rekenen op onze instemming. Dat geldt ook voor het verlagen van de tarieven in de vliegbelasting naar nul. Het mislukte experiment van de vliegbelasting leert ons nogmaals hoezeer Nederland afhankelijk is van zijn buurlanden. Het eenzijdig invoeren van een dergelijke belasting zonder dat onze buurlanden dit ook doen, leidt slechts tot een verslechtering van de Nederlandse concurrentiepositie op dit terrein.

Gelet op het voorgaande had de afdoening van dit wetsvoorstel wat de CDA-fractie betreft dan ook bij wege van hamerslag kunnen plaatsvinden, ware het niet dat het proces dat dit wetsvoorstel heeft doorgemaakt voordat het aan de Eerste Kamer werd aangeboden bepaald niet de schoonheidsprijs verdient. Oorspronkelijk ging dit wetsvoorstel alleen over een wijziging van de Invorderingswet, namelijk de vervanging van het g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, hetgeen inhoudt dat er een uniform systeem komt waarmee aannemers, inleners en opdrachtgevers zich kunnen vrijwaren tegen een aansprakelijkstelling door de belastingontvanger. Vervolgens zijn opschrift en considerans van het oorspronkelijke voorstel bij nota van wijziging aangepast. Behalve de reeds genoemde fiscale stimuleringsmaatregelen werd bij vijfde nota van wijziging ook nog een verhoging van de maximale vergrijpboete voor het niet aangeven van box 3-inkomen van 100% naar 300% aangebracht. Op aandringen van de Tweede Kamer is van de Raad van State wel nog een spoedadvies gevraagd op de aangebrachte wijzigingen. In een uitgebreide brief van 5 juni 2009 gericht aan de Voorzitter van de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën een en ander uitgelegd en de Eerste Kamer verzocht om het wetsvoorstel zo mogelijk nog voor het begin van het zomerreces in stemming te brengen. Aan dit verzoek heeft de commissie voor Financiën unaniem willen meewerken.

Dit neemt uiteraard niet onze kritiek weg op het feit dat voor het snel invoeren van een fiscaal stimuleringspakket is meegelift met en gekoppeld aan een toevallig aanhangig zijnd wetsvoorstel van een geheel andere aard. Ook de Raad van State heeft dit bekritiseerd. Hij is van mening dat deze gang van zaken afbreuk doet aan een ordelijk adviserings- en wetgevingsproces. Het kabinet wijst ter verdediging op de ernstige financiële crisis en de noodzaak om te komen tot snelle besluitvorming. Hoezeer wij ook begrip hebben voor de wens van het kabinet om snelheid te betrachten in tijden van crisis, het probleem zit hem wat ons betreft niet in de snelheid waarmee de voorstellen worden ingevoerd, maar in de keuze van het kabinet om het fiscaal stimuleringspakket te koppelen aan een wetsvoorstel van een geheel andere aard. Vanwege het ontbreken van het recht van amendement dreigt de Eerste Kamer daardoor haar door de Grondwet opgedragen taak niet goed te kunnen uitvoeren. Door de fiscale stimuleringsmaatregelen en de verhoging van de vergrijpboete op te nemen in afzonderlijke spoedwetsvoorstellen zou de uitvoering van die grondwettelijk opgelegde taak niet in gevaar zijn gekomen, zonder dat dit overigens afbreuk zou hebben gedaan aan de door de barre economische tijden vereiste snelheid van handelen van de wetgever.

Naar onze mening is het kabinet er tot dusverre niet in geslaagd om duidelijk te maken waarom met de invoering van afzonderlijke spoedwetsvoorstellen niet evenzeer de gewenste resultaten hadden kunnen worden bereikt. Dat wordt in deze dagen eens te meer duidelijk nu het kabinet in staat blijkt te zijn om binnen een week na het arrest van de Hoge Raad van 19 juni van dit jaar over pensioen- en lijfrenteaanspraken met een reparatiewetsvoorstel te komen. Graag vernemen wij van de staatssecretaris dan ook waarom niet ook voor deze weg is gekozen in het kader van het thans voorliggende crisispakket, temeer omdat anders dan bij het pensioenreparatiewetsvoorstel er voor de invoering van het fiscaal stimuleringspakket meer tijd beschikbaar was. Mijn fractie hecht zeer aan het antwoord op deze vraag.

De stapeling van voorstellen van diverse aard in één wetsvoorstel is in het verleden diverse malen in deze Kamer aan de orde gekomen en bekritiseerd. Dit speelde veelal rondom de thematiek van belastingen, maar ook op andere wetgevingsterreinen is de stapelingsproblematiek ter discussie gesteld. Meestal beloofde de desbetreffende bewindspersoon beterschap, tot het volgende incident zich weer aandiende. Deze problematiek is dermate belangrijk voor het goed functioneren van de Eerste Kamer dat wij een afzonderlijk fundamenteel debat hierover met de regering zouden toejuichen teneinde te komen tot duidelijk spelregels hierover. Dit debat zou kunnen plaatsvinden naar aanleiding van de door het kabinet toegezegde notitie over deze problematiek.

De vraag die vervolgens voorligt is of wij, los van de fundamentele noodzaak om te komen tot duidelijke afspraken over het stapelen van wetsvoorstellen, van mening zijn dat wij in het onderhavige geval door de stapeling van verschillende voorstellen ons belemmerd voelen in de uitvoering van onze constitutionele opdracht. Dat is niet het geval voor de voorstellen ter invoering van het depotstelsel en de fiscale stimuleringsmaatregelen. Zoals reeds gezegd, kunnen wij ons in deze maatregelen goed vinden.

Veel meer moeite hebben wij in dit verband met de bij vijfde nota van wijziging aangebrachte verhoging van de maximale vergrijpboete van 100% naar 300% voor het niet aangeven van box 3-inkomen. Dit voorstel heeft op zichzelf niets met het fiscaal stimuleringspakket te maken. De enige link is dat vooral in deze tijden van crisis zwartspaarders hard moeten worden aangepakt. Dit komt ook tot uitdrukking in de recente aanpak van de G20, de OECD en de EU van belastingparadijzen. Onlangs nog heeft de commissie voor Financiën aan deze problematiek aandacht besteed in het succesvolle symposium Tax Justice.

Uiteraard is de CDA-fractie een sterk voorstander van de aanpak van zwartsparen en van belastingparadijzen. Zij prijst deze staatssecretaris dan ook voor zijn inspanningen in dit verband. Het probleem met de verhoging van de maximale vergrijpboete voor verzwegen box 3-inkomsten is echter dat daarmee onderscheid lijkt te worden gemaakt tussen verschillende vormen van fiscale fraude. Een zwartwerkende werknemer of een frauderende ondernemer kan maximaal met een boete van 100% worden bestraft, terwijl een zwartspaarder geconfronteerd kan worden met een boete van maximaal 300%. Er bestaan naar onze mening geen zodanige principiële verschillen in de verwijtbaarheid van de verschillende vormen van belastingfraude dat deze die verschillende maximale boetepercentages zouden kunnen rechtvaardigen. Principieel zien wij geen verschil tussen een frauderende ondernemer of werknemer en een zwartspaarder. Ook de Raad van State heeft zich zeer kritisch uitgelaten over dit onderdeel en erop gewezen dat voor het verhogen van de maximale vergrijpboete voor uitsluitend box 3-inkomen geen objectieve en redelijke grond is aangevoerd. Naar de mening van de Raad dient een verhoging van de maxima van de vergrijpboeten in de fiscale sfeer dan ook in zijn geheel te worden bezien en niet geïsoleerd.

De eigenlijke reden voor de verhoging van de maximale vergrijpboete voor box 3-inkomsten van 100% naar 300% is de hoogte van de belasting over box 3-inkomen, namelijk 30% van een fictief rendement van 4% oftewel 1,2% over het box 3-vermogen. Een boete van 100% zet dan in de regel weinig zoden aan de dijk. Daar staat echter tegenover dat de wetgever destijds bewust voor deze vorm van belastingheffing in box 3 heeft gekozen. Een van de belangrijkste argumenten voor deze heffing was dat daardoor zou worden voorkomen dat spaarders hun geld naar landen zouden brengen die een bankgeheim kennen zoals Luxemburg en Zwitserland; sterker nog, dat daardoor spaargeld uit die landen zou worden teruggehaald naar Nederland. De paradox doet zich thans voor dat uitgerekend de hoogte van de box 3-heffing wordt gezien als reden waarom het zwartsparen in het buitenland zo is toegenomen. Van de in absolute zin lage vergrijpboete gaat immers te weinig afschrikkende werking uit.

Aan de andere kant bewijst de hier geschetste paradox dat inderdaad sprake is van een schijnbare tegenstelling, die bij nader onderzoek wel enig hout snijdt. Immers, op zich is wel iets te zeggen voor de stelling dat degene die ondanks de box 3-heffing er toch voor kiest om zijn geld zwart in het buitenland onder te brengen, ook extra hard moet worden bestraft. Daarbij dient men zich wel te realiseren dat deze boete ook na de invoering van de maximale vergrijpboete van 300% voor box 3-inkomen effectief veelal minder zal zijn dan de maximale vergrijpboete van 100% bij een toptarief van 52% in box 1, met name in die gevallen waarin het feitelijke rendement hoger is dan het wettelijke forfait van 4%. Dat roept dan weer de vraag op of deze maatregel wel afdoende is om het zwartsparen tegen te gaan. Als daarentegen het feitelijke rendement lager is dan 4%, zal de box 3-boete veelal disproportioneel harder aankomen dan een box 1-boete.

Aangezien de voorgestelde boete van 300% een maximumpercentage is, heeft de CDA-fractie er behoefte aan om te weten in welke gevallen dat maximum zal worden ingezet. Wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen het verstoppen van vermogen in een oude sok dan wel het stallen van vermogen op een bankrekening? Maakt het verschil of het zwart geld in Nederland of in het buitenland wordt aangehouden? Is het bewust waarderen van incourante bezittingen op een te laag bedrag minder erg dan zwartsparen?

In dit verband verwijs ik ook naar het commentaar dat de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op 25 mei 2009 heeft uitgebracht naar aanleiding van de vijfde nota van wijziging. Daarin worden terechte vragen gesteld over welke strafverminderende omstandigheden een rol kunnen spelen bij het toepassen van de hier bedoelde vergrijpboete. Ook wijst de Orde op het feit dat thans in paragraaf 8, achtste lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst een verhoging van de boete tot het maximum van 100% mogelijk is, indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning. In de vijfde nota van wijziging heeft de staatssecretaris echter aangegeven dat de verhoging van de maximale boete tot 300% ook betrekking heeft op inkomen dat relatief eenvoudig buiten het zicht van de Belastingdienst is gehouden. Betekent dit dat de criteria van listigheid, valsheid of samenspanning niet gaan gelden voor verzwegen box 3-inkomsten?

Al met al moge het duidelijk zijn dat de leden van de CDA-fractie in ieder geval dit onderdeel van het crisispakket in een afzonderlijk wetsvoorstel ondergebracht hadden willen zien. Dit voorstel kan immers niet geïsoleerd worden beschouwd van het integrale stelsel van vergrijpboeten. Aanhouden van het voorstel teneinde die geïntegreerde behandeling alsnog tot stand te brengen dan wel aandringen op een novelle op dit punt zou echter de ook door ons gewenste invoering van het fiscaal stimuleringspakket per I juli onmogelijk maken. Zie hier het dilemma waar de staatssecretaris ons voor heeft gesteld.

Om toch uit deze impasse te komen, doe ik het volgende constructieve voorstel aan de staatssecretaris. Aangezien de voorgestelde 300%-verhoging van de vergrijpboete een maximale boete is en toepassing en nadere invulling van die boete moeten worden geregeld in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, roep ik de staatssecretaris op ons toe te zeggen dat de aanpassing van dit besluit eerst wordt voorgelegd aan in ieder geval deze Kamer. Dit geeft ons de mogelijkheid om de invulling van de verhoging van de maximale vergrijpboete voor box 3-inkomsten nader te beoordelen, inclusief de samenhang met de overige vergrijpboeten. Dit voorstel maakt het verder mogelijk dat het onderhavige stimuleringspakket per 1 juli 2009 kan ingaan, zonder dat het parlement de mogelijkheid wordt ontnomen om de boeteproblematiek integraal te beoordelen.

Wij zien met belangstelling het antwoord van de staatssecretaris tegemoet.

De heer Reuten (SP):

Ik sluit mij volledig aan bij wat de senatoren Essers en Biermans hebben gezegd over stapelen en meeliften. De heer Essers vraagt zich zelfs af of het ons belemmert in onze constitutionele opdracht. Dat zijn zware woorden. Daarom begrijp ik niet goed dat hij daaraan vervolgens geen principiële consequenties verbindt. Hij gaat inhoudelijk in op de punten. Hij zegt dat hij de stimuleringsmaatregelen wel ziet zitten, en de 300% boete niet. In hoeverre gaat het hem in fundamentele zin om belemmering van de constitutionele opdracht? Of gaat het om een toevalligheid?

De heer Essers (CDA):

Wij vinden dit probleem een fundamenteel debat waard. Het kabinet heeft hierover een notitie toegezegd. Het zou een goede zaak zijn als dat debat naar aanleiding daarvan plaatsvindt. Dat kan ik nu ook bepleiten, maar dan komen wij in de problemen met de realiteit dat dit fiscaal stimuleringspakket zo spoedig mogelijk in moet gaan. Vandaar mijn, ik geef het toe, ietwat pragmatische benadering: welke onderdelen zouden wij hebben aanvaard, ook als ze in afzonderlijke wetsvoorstellen zouden zijn gegoten? Dat zijn de fiscale stimuleringsmaatregelen, maar het boeteaspect hadden wij echt in een afzonderlijk wetsvoorstel willen zien, om daarmee de samenhang met het andere boetebeleid te beoordelen.

De heer Reuten (SP):

Ik vind dat toch niet helemaal principieel. Dat kan voor een andere fractie immers net andersom liggen. Als wij kwade trouw vermoeden bij de staatssecretaris – dat doen we niet – is dat precies wat je bereikt met de mix. De ene keer is de ene fractie voor en de andere keer de andere fractie, dus dat is weinig principieel.

De heer Biermans (VVD):

Het kost mij wat moeite om op dit punt de coalitie te gaan steunen, maar ik heb het punt zelf als oppositiepartij ook opgebracht. Daarom ga ik er toch even op in. Ik proef dat wij aankoersen op een bevestiging van de motie die deze Kamer al heeft aangenomen. Wellicht kunnen wij ons daar straks in de pauze op vinden. Ik nodig de woordvoerders van de andere partijen daarvoor uit. Ik wil dat wij keihard vastleggen dat wij hier niet van gediend zijn, en dat wij graag onze grondwettelijke taak serieus willen uitoefenen.

De heer Essers (CDA):

De motie zag met name op het Belastingplan, dat maar een beperkt aantal afzonderlijke voorstellen mocht bevatten. Dat gaat mij wat ver, zodat wij die motie niet hebben gesteund. Wij moeten heldere spelregels afspreken met de regering, los van de belastingproblematiek, in welk gevallen je wel of niet een gekoppeld wetsvoorstel aanbiedt.

De heer Biermans (VVD):

Ik begrijp dat het voor de CDA-woordvoerder, die in de coalitie zit, moeilijk is om een voorstel van de oppositie te steunen. Dan nemen we toch een nieuwe motie aan, waarin we hetzelfde vastleggen?

De heer Essers (CDA):

Wij zijn altijd bereid naar nieuwe moties te kijken, maar mijn voorkeur heeft het dat wij dat doen in dat fundamentele debat, waarop wij niet vooruit moeten lopen. Wij wachten de notitie van de regering af, en komen dan met een doordachte motie. Daarin steun ik u graag.

De heer Reuten (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik spreek tevens namens de D66-fractie. Ik bespreek achtereenvolgens zes onderwerpen: de aard van dit wetsvoorstel, de vliegbelasting, de 300% boete bij belastingfraude op het gebied van vermogensinkomsten, twee conjunctuurgerelateerde punten en ten slotte de terugwerkendekrachtbepalingen.

Over de aard van het wetsvoorstel is al een en ander gezegd. Ik sluit mij aan bij senator Biermans en senator Essers, zodat ik een stuk van mijn tekst achterwege kan laten. Zoals senator Essers het uitdrukt, belemmert het wetsvoorstel ons in de uitvoering van onze constitutionele opdracht. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij nu precies de coherentie in dit wetsvoorstel ziet. Wij vragen niet om een herhaling van de ontoereikende argumenten, zoals de Raad van State dat aanduidde, maar om nieuwe, steekhoudende argumenten dan wel de erkenning van het kabinet dat die argumenten voor de coherentie er niet zijn.

Ik wil eraan toevoegen dat spoed niet het punt kan zijn. Zowel de Raad van State als deze Kamer is altijd bereid om in spoedeisende gevallen snel te handelen. Dat ziet men bij het spoedvoorstel dat hier volgende week voorligt. Uiteindelijk komt mijn vraag neer op wat de heer Essers ook al heeft gevraagd. Kan de staatssecretaris de toezegging doen om in het vervolg slechts coherente wetsvoorstellen aan de Kamer voor te leggen? Over de vraag wat wij precies onder coherentie verstaan, moeten wij in een later debat spreken.

Mijn tweede onderwerp is de vergrijpboete van maximaal 300% bij zogenaamde belastingontduiking op vermogensinkomsten. Ik stel de staatssecretaris een iets andere vraag dan zojuist aan de orde kwam. Waarom hanteert hij de term "belastingontduiking" en niet "belastingdelict", "belastingfraude" of iets dergelijks? Ontduiking staat in het rijtje van vermijden en ontgaan. Een van de oorzaken van de ellende op dit gebied is dat nogal wat personen het niet betalen van belasting als een vrijwel geoorloofd spel zien, iets waarop zij pochen. Waarom speelt de staatssecretaris dit spel mee, in de onderhavige bewoordingen althans? Ik vermoed dat dit niet zijn bedoeling is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het taalgebruik van het ministerie en de Belastingdienst op dit gebied wordt aangescherpt?

Mijn fractie is, in tegenstelling tot de twee vorige sprekers, voorstander van deze boeteverhoging, omdat zij een indicatie is van de zwaarte van het delict en aldus aan de burgers een signaal wordt gegeven, maar ook omdat deze preventief werkt. Wat de preventieve werking ervan betreft, lijkt de boete ons overigens aan de lage kant. In zijn negatieve advies over deze maatregel had de Raad van State wel oog voor de relatieve zwaarte, maar niet voor de preventie. Als ik mij goed herinner, heeft de staatssecretaris die preventie ook niet in zijn antwoord betrokken en ook niet in zijn antwoorden aan de Tweede Kamer. Bij beide aspecten zou een evaluatie van het gehele boetestelsel zeer welkom zijn. Ik refereer aan het antwoord van de staatssecretaris hierover aan de Raad van State.

Mijn derde onderwerp is de vliegbelasting. Wetgeving is in hoge mate een kwestie van belangenafweging en dat geldt ook voor belastingwetgeving. De hoofdlijn van de belangenafweging dient deel te zijn van de formele wet en deze dient zo nodig nader gespecificeerd te worden in de toelichting op de wet c.q. het wetsvoorstel. Bij wetswijziging is belangenafweging binnen de formele wet vaak lastig. Wij zijn dan geheel aangewezen op de toelichting. Naar gelang de gepercipieerde belangentegenstellingen pregnanter zijn, zal de argumentatie in de toelichting uitgebreider moeten zijn.

Mij dunkt dat er vooral bij het voorstel tot het op nul stellen van de vliegbelasting pregnante belangentegenstellingen een rol spelen die in de toelichting genegeerd zijn. Ik vraag de staatssecretaris daarom in zijn antwoord uitgebreid in te gaan op de belangenafweging bij dit voorstel. Ik geef een korte opsomming van het type belangenafweging dat ik bedoel. Het zijn zeven punten. Uitgangspunt is uiteraard het thans geldende belastingregime.

1. Het afschaffen van de vliegbelasting stelt impliciet de overige bedrijven en de niet-vliegende consumenten een relatief hogere belasting in het vooruitzicht. Bij gelijkblijvende overheidsuitgaven moet de verlaging immers gefinancierd worden uit andere verhogingen, al was het alleen maar ter financiering van de rente op de staatsschuld. Op grond van welke belangenafweging gebeurt dit? Ik zeg "impliciet", maar een rechtvaardige wetgever behoort die toekomstige verhoging bij de overige belastingbetalende categorieën uiteraard expliciet te maken.

2. Een kwestie tegen het milieu en voor specifieke economische doeleinden speelt ook een rol. Hoe wordt dit afgewogen, zo vraag ik de staatssecretaris. Meer specifiek: wordt afbreuk gedaan aan het toch al aarzelend in gang zetten van het principe "de vervuiler betaalt"?

3. Meso-economisch gezien gaat het voorstel in tegen de belangen van de Nederlandse horeca ten faveure van de belangen van de buitenlandse horeca. Die afweging zal eveneens moeten worden gemaakt.

4. Meso-economisch gezien worden ook de luchtvaartondernemingen bevoordeeld boven de trein- en busondernemingen.

5. Het gaat bij dit alles natuurlijk ook om werkgelegenheidsbelangen in de ene sector versus de andere, alsmede om de verschillende multipliereffecten op de economie als geheel.

6. Er zijn ook micro-economische afwegingen te maken. Zo ken ik het voorbeeld van een kleine luchtvaartonderneming die vanwege de bestaande Nederlandse vliegbelasting een langetermijncontract heeft afgesloten met een Duitse luchthaven. Dit bedrijf ondervindt van de zigzagkoers – het in een halfjaar tijd invoeren en weer afschaffen van een belasting – een concurrentienadeel.

7. Deze belastingmaatregel heet conjunctureel stimulerend te zijn. De staatssecretaris moet dan ook nog hard maken dat het inderdaad om een conjuncturele maatregel gaat. Hij moet in de afweging de negatieve conjuncturele effecten op andere sectoren betrekken, zoals de Nederlandse horeca of busvervoerders.

Ik wens de staatssecretaris succes met de beantwoording van deze lastige vragen, maar tenslotte heeft hij, en niet mijn fractie, deze kennelijk spoedeisende maatregel bedacht. Hij zal die maatregel dus moeten onderbouwen.

Mijn fractie vraagt van de staatssecretaris de toezegging om een dergelijke belangenafweging in het vervolg deel te doen uitmaken van de toelichting op een wetsvoorstel. Ik geef drie redenen voor het vragen van die toezegging. 1. De betrokken personen zijn gediend met het inzicht in de maatschappelijke belangenafweging van de wetgever. 2. De Kamerleden kunnen zich dan beter voorbereiden op de discussie van de belangenafweging. 3. Soms kan een gedegen toelichting een debat overbodig maken.

Mevrouw de voorzitter, ik kom tot mijn vierde onderwerp, de beoogd conjuncturele stimuleringsmaatregelen van het wetsvoorstel. Mijn fractie is voorstander van zo veel mogelijk automatische stabilisatoren. De verruiming van de verliesrekening heeft daarom onze steun, maar deze is per AMvB geregeld. Afgezien daarvan is mijn fractie niet onder de indruk van de fiscale maatregelen voor zover zij fiscale conjuncturele stimulering van de economie beogen. Fiscale conjunctuursturing is sowieso lastig omdat de effectiviteit ervan nauw samenhangt met de specifieke conjunctuurfase. In de fase waarin de afzet stagneert of daalt helpt het fiscaal stimuleren van investeringen niet, ook niet via de winstbelasting. Ik wil dan ook graag dat de staatssecretaris uitlegt in welk opzicht de verlaging van het zogenoemde mkb-tarief in de vennootschapsbelasting een conjuncturele stimuleringsmaatregel is. Ook het conjuncturele aspect van de facilitering van speur- en ontwikkelingswerk ontgaat mij. Ik zie echter wel wat in de tijdelijke energie-investeringsaftrek omdat het hier niet gaat om een capaciteitsinvestering voor de opdrachtgevers, maar omdat deze afzetverhogend werkt voor de uitvoerders. De 160 mln. die hiervoor staat, houdt niet over, maar meer kan de uitvoerdersbranche waarschijnlijk niet aan. Op de vliegbelasting ben ik al ingegaan. De conjuncturele stimulans die hiervan moet uitgaan, ontgaat ons.

Samenvattend kan ik stellen dat het wetsvoorstel beter de niet spannende titel "fiscale maatregelen" had kunnen dragen.

Dan, mevrouw de voorzitter, mijn vijfde onderwerp. In het kader van de financiering van de crisis hebben de senatoren Schuurman en Noten de regering gevraagd naar haar opvatting over de invoering van een tijdelijke crisisbelasting op topinkomens boven de Balkenendenorm. Op 25 juni antwoordden de premier en de minister van Financiën dat deze procyclisch zou werken. Ik stel de staatssecretaris hierover drie vragen. 1. Kunnen wij uit dit antwoord opmaken dat een uitgestelde crisisbelasting naar de opvatting van het kabinet wel juist zou zijn bij de eerstvolgende hoogconjunctuur, dat wil zeggen, wanneer deze contracyclisch werkt? 2. Is het kabinet bereid de juistheid van zo'n belasting nu al publiek te maken? 3. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de premier en de minister dat zo'n belasting in de huidige conjunctuurfase procyclisch werkt en, zo ja, kan hij dit uitleggen, onder andere door aan te geven wat bij topinkomens gemiddeld de marginale consumptiequote, de marginale beleggingsquote en de marginale investeringsquote is boven de grens van ongeveer € 150.000 per jaar? Voor alle duidelijkheid: met "marginaal" doel ik op het deel van het inkomen boven € 150.000. Dus bij een inkomen van € 250.000 doel ik op de quoten die gelden voor het topdeel van € 100.000.

Ten slotte, mevrouw de voorzitter. Dit wetsvoorstel is niet slechts inhoudelijk een gedrocht, het is ook een gedrocht wat betreft de voorgestelde inwerkingtreding ervan. Er zijn acht verschillende ingangsbepalingen. Zes daarvan kennen een terugwerkende kracht of een mogelijk terugwerkende kracht. Ik ga kort in op twee bijzondere ingangsbepalingen uit het voorstel, namelijk de twee met een mogelijk terugwerkende kracht tot een ongespecificeerd tijdstip. Het gaat hierbij om artikel XII, de leden 2 en 3. Mijn fractie acht het in beginsel onaanvaardbaar dat een wet of wetonderdeel bij delegatie met terugwerkende kracht kan ingaan op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, zonder dat dit tijdstip gespecificeerd of ten minste gelimiteerd is. Als ik het goed zie, gaat het bij lid 3 om maximaal 150 mln. Dit wil zeggen dat de vliegbelasting volgens de letter teruggedraaid kan worden tot de invoering ervan op 1 januari 2009. Al naar gelang je het meet, is dat bedrag groot of klein. Het gaat mij hier vooral om het precedent van zo'n ongelimiteerde terugwerkende kracht. Misschien moet ik wel spreken over een nieuw precedent. De constructie dat de werking van een formele wet, in dit geval de terugwerkende kracht, geregeld kan worden bij delegatie, is volgens mijn fractie in strijd met de motie-Jurgens c.s. op stuk nr. 21109 D, die door de Kamer met algemene stemmen is aangenomen. Hoe ziet de staatssecretaris deze strijdigheid? Mijn fractie wenst van het kabinet de toezegging dat in ieder geval een gedelegeerde invoering van belastingwetgeving met ongespecificeerde terugwerkende kracht niet meer aan deze Kamer wordt voorgelegd. Voorts vraag ik de staatssecretaris om straks beide bepalingen nader te specificeren.

Afsluitend ga ik nog in op een klein puntje, mede naar aanleiding van de 300% boete. Dit is eigenlijk ook relevant voor het wetsvoorstel dat wij hier volgende week zullen bespreken. Het lid Bashir, SP-woordvoerder in de Tweede Kamer, vroeg de staatssecretaris naar de mogelijkheid om over een wetsvoorstel advies te vragen aan de Hoge Raad. Tot mijn verbazing antwoordde de staatssecretaris in de Tweede Kamer dat dit niet kan. Hij zei: er is in Nederland een scheiding tussen de machten. Dit betekent dat de Hoge Raad oordeelt naar de feiten en omstandigheden. Het is juist dat wij in Nederland een scheiding der machten hebben, maar de rest van het antwoord lijkt mij onjuist. Artikel 74 van de Wet op de rechterlijke organisatie luidt: "De Hoge Raad geeft advies of inlichtingen wanneer dat vanwege de regering wordt gevraagd." Ik vraag de staatssecretaris eigenlijk alleen om te bevestigen dat zijn antwoord in de Tweede Kamer onjuist was. Of hij dat wil toepassen is een andere kwestie.

Mevrouw de voorzitter. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris met belangstelling af.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Misschien mag ik beginnen met een opmerking die betrekking heeft op de orde. De heer Reuten voegde in zijn betoog een onderwerp aan de agenda toe, namelijk de antwoorden op de vragen van de heren Schuurmans en Noten. Als die, met uw welnemen, aan de agenda zijn toegevoegd – de staatssecretaris gaat straks op de vragen daarover antwoorden – dan zou ik wel graag beschikken over die antwoorden. Mij zijn ze in ieder geval nog niet geworden.

De heer Reuten (SP):

Ze staan gewoon op het web. Ik heb ze van de website van de Tweede Kamer.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik heb ze in ieder geval nog niet gezien, en ik wist ook niet dat ze vanmiddag aan de orde waren.

De heer Reuten (SP):

De crisismaatregelen zijn toch aan de orde?

De heer Leijnse (PvdA):

Ongetwijfeld, maar de vraag is of die antwoorden hier nu ook aan de orde zijn. Als ze worden besproken, zou ik graag alsnog over die antwoorden willen beschikken.

Voorzitter. De Kamer heeft besloten geen debat te wijden aan het pakket voornemens dat de regering ons op 25 maart onder de titel Aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst heeft toegezonden. Wij kunnen ons achteraf afvragen of die beslissing van het College van Senioren is ingegeven door wijsheid of door luiheid, maar dat is vandaag niet aan de orde. Wij spreken vanmiddag met de regering over een pakket fiscale maatregelen dat ten dele bedoeld is om bij te dragen aan de stimulering van de economie en het verzachten van de gevolgen van de recessie.

Aan dit pakket maatregelen valt allereerst de ongebruikelijke vormgeving op. In december besloot de regering tot een verdere verlaging van de vennootschapsbelasting voor kleine en middelgrote ondernemingen ter verlichting van de lasten op het bedrijfsleven. In het gegeven, zeer depressieve economisch klimaat kon verwacht worden dat een wetsvoorstel van deze strekking in het parlement op een warm onthaal zou mogen rekenen. Snelle behandeling en bekrachtiging spoedig na het kerstreces lagen in de rede.

Niettemin besloot de regering geen afzonderlijk wetsvoorstel in te dienen maar de verlaging van het tarief in de tweede schijf van de Vpb middels een nota van wijziging te "verhangen" in een reeds in behandeling zijnd fiscaal wetsvoorstel: de vervanging van het stelsel van geblokkeerde rekeningen door een depotstelsel. Kennelijk heeft de regering gedacht hiermee tijd te winnen, maar het blijft de vraag waarop die schatting gebaseerd is en vooral of dit voldoende reden was om van de koninklijke weg der wetgeving af te wijken.

Die vraag klemt te meer omdat de regering vervolgens bij vier nota's van wijziging nog een scala van technische aanpassingen en materiële stimuleringsmaatregelen aan het wetsvoorstel heeft toegevoegd. De Raad van State heeft bij zijn advisering over met name de vierde en vijfde nota van wijziging gewezen op de ongebruikelijkheid van deze handelwijze en de regering gevraagd een splitsing aan te brengen in drie afzonderlijke wetsvoorstellen: het depotstelsel, de fiscaaltechnische aanpassingen en het fiscale stimuleringspakket. Dat de regering niet op deze suggestie is ingegaan, is ook en vooral voor de Eerste Kamer een punt van zorg. Omdat deze Kamer het recht van amendement ontbeert, kan zij zich immers slechts uitspreken over wetsvoorstellen in hun integraliteit. En als aan die integraliteit iedere samenhang ontbreekt, wordt de taak van deze Kamer nodeloos moeilijk gemaakt. Zeker gezien de van oudsher zeer coöperatieve opstelling van de Eerste Kamer zou de regering de schijn moeten vermijden dat zij deze arena niet serieus neemt. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat de rechtvaardiging is voor deze ongebruikelijke procedure.

Zoals ik al opmerkte, mag de verlaging van het tarief in de tweede schijf van de vennootschapsbelasting van 23% naar 20%, zodat een verlengde eerste schijf voor winsten tot € 200.000 ontstaat, op onze instemming rekenen. Die verlaging geeft wat lucht aan kleine en middelgrote bedrijven die een belangrijke rol zullen moeten spelen bij het opvangen van de recessie en daarin door de banken te weinig worden geholpen. In dit verband is ook de in de vierde nota van wijziging opgenomen verruiming van de afdrachtsvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk van belang. Graag verneem ik van de staatssecretaris of de voorgestelde maatregel in zijn uitwerking meer bij kleine bedrijven zal neerslaan dan bij grote of dat dit niet het geval is. Ook rijst de vraag welke vorm van speur- en ontwikkelingswerk door de toesnijding van de maatregel het meest gestimuleerd wordt: het langetermijngerichte meer fundamentele speurwerk of het meer toegepaste op kortetermijninvesteringen gerichte ontwikkelingswerk. Ik stel deze vragen, onverlet onze instemming met de voorgestelde intensivering.

De technische aanpassingen in de tweede en derde nota van wijziging hebben bij de fractie van de PvdA niet tot nadere vragen geleid. Instemming is er met de in de vierde nota van wijziging opgenomen uitbreiding van de investeringsaftrek voor energiebesparende maatregelen in huurwoningen. Mijn fractie heeft de indruk dat wat betreft de fiscale stimulering van energiebesparing en decentrale energieopwekking de laatste jaren het enthousiasme van de regering wat is verflauwd. Deze Kamer heeft hier eerder over gesproken bij gelegenheid van het debat over de begroting van Economische Zaken en het Fonds Economische Structuurversterking op 17 februari jongstleden. Misschien kan de staatssecretaris nog eens aangeven wat het geheel en de samenhang van de maatregelen op dit terrein is en waarom de indruk kan ontstaan dat Nederland hier minder actief is dan buurlanden, in het bijzonder Duitsland.

Minder enthousiast is mijn fractie vanzelfsprekend over de eveneens in de vierde nota van wijziging opgenomen verlaging van het tarief van de vliegbelasting tot nul. Die belasting is nog maar zeer onlangs en op zeer goede gronden door de wetgever ingesteld. Wij hebben er daarbij geen twijfel over laten bestaan weinig onder de indruk te zijn van de bezwaren van luchthavens en toeristische verenigingen. Dat mensen die twee- of driemaal per jaar duizenden euro's uitgeven voor een vliegvakantie ineens aan de bedelstaf zouden geraken door een paar tientjes vliegbelasting, leek en lijkt ons schromelijk overdreven. De bedoeling van de belasting was het vliegverkeer te ontmoedigen en alternatieven relatief aantrekkelijker te maken om zo de belasting van het milieu te verminderen. Belasting op het vliegen óf belasting van het milieu, dat was de keuze, en die viel vanzelfsprekend op het eerste alternatief.

De afgelopen maanden hebben een stevige daling van het vliegverkeer te zien gegeven. Dat is, net als de afname van de files en de geringere drukte in de treinen een rechtstreeks gevolg van de krimp van de economie. De vliegbelasting kan hier nauwelijks invloed op hebben gehad, en áls zij al invloed heeft gehad dan in de gewenste richting, namelijk van minder vliegbewegin­gen. Ons ontgaat dus waarom de noodzaak tot stimulering van de economie, die overigens door ons van harte wordt onderlijnd, zou moeten leiden tot een verlaging van het tarief van de vliegbelasting. De fractie van de PvdA vindt deze maatregel dan ook een dissonant in het stimuleringspakket en vraagt van de staatssecretaris een nadere uitleg. Wij zien daarbij met genoegen dat de regering geen afschaffing van de vliegbelasting voorstelt maar slechts een verlaging van het tarief naar nul. Wij gaan ervan uit dat deze verlaging van tijdelijke aard is en dat het tarief wanneer de huidige inzinking voorbij is, op het oude niveau zal worden hersteld.

De heer Reuten (SP):

Als ik het goed begrijp, heeft senator Leijnse kritiek op het terugdraaien van die belasting. Vervolgens zegt hij ervan uit te gaan dat het op de langere termijn wordt hersteld. Daarmee lijkt hij te impliceren er op korte termijn niet zo veel moeite mee te hebben. Kan hij dat nog even uitleggen?

De heer Leijnse (PvdA):

De heer Reuten moet letterlijk nemen wat ik zeg. Ik zeg niet dat ik bezwaar heb tegen het terugdraaien van de vliegbelasting; die blijft namelijk gewoon bestaan. Het tarief wordt alleen op nul gesteld. Dat doet de regering in het kader van het stimuleren van de economie omdat zij meent dat daarmee het vliegverkeer wordt gestimuleerd. Die redenering staat volgens mij haaks op de redenering die eerder is gegeven voor deze vliegbelasting en het gehanteerde tarief, namelijk het verminderen van het vliegverkeer vanwege de milieubelasting. De heer Biermans vindt dat geen argument, want hij gelooft niet in die milieubelasting van het vliegverkeer. Daarin is hij in Nederland echter zo ongeveer de enige. Wij zijn als Kamer destijds voluit met de regering meegegaan in de stelling dat je het vliegverkeer moet verminderen om de milieubelasting te verlagen. Een van de manieren om onnodige vliegbewegingen te ontmoedigen is het heffen van een vliegbelasting, wat wij hebben gedaan. Als die redenering nog steeds staat – dat is natuurlijk zo – dan is het niet logisch om in het kader van de stimulering van de economie de terugloop van het vliegverkeer als gevolg van de recessie te gaan bestrijden met een verlaging van het tarief van de vliegbelasting tot nul.

De heer Reuten (SP):

Wij zijn het op dit punt helemaal eens, maar de heer Leijnse lijkt te impliceren dat hij kan leven met de korte termijn als de belasting op lange termijn maar wordt gehandhaafd.

De heer Leijnse (PvdA):

Op de korte termijn wordt het tarief naar nul verlaagd. Ik constateer overigens met vreugde dat de staatssecretaris niet voorstelt om de vliegbelasting af te schaffen.

De heer Reuten (SP):

Aan de overkant heeft hij iets anders gesuggereerd.

De heer Leijnse (PvdA):

Als dat zo is, kan hij dat misschien in zijn eerste termijn weer terugnemen. De vliegbelasting wordt niet afgeschaft; het tarief gaat naar nul.

De heer Reuten (SP):

Het is mij bekend dat het tarief naar nul gaat, maar aan de overkant heeft de staatssecretaris gesuggereerd dat dit een opstapje is naar het geheel afschaffen in het Belastingplan. De staatssecretaris knikt van "ja".

De voorzitter:

Misschien is het goed om de eerste termijn van de staatssecretaris af te wachten.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter, dat lijkt mij buitengewoon verstandig. Dan kunnen wij het uit zijn eigen mond horen en het er dan met hem over hebben.

Ten slotte heeft ook de fractie van de PvdA met belangstelling kennisgenomen van de verhoging van de maximumboete bij het verzwijgen van vermogen tot 300% van de verschuldigde heffing. Deze verhoging is door de regering in de vijfde nota van wijziging voorgesteld na suggesties vanuit de Tweede Kamer. Gene zijde van het Binnenhof ziet hierin een signaal dat het verzwijgen van vermogen voor de fiscus, inderdaad een typische vorm van witteboordencriminaliteit, niet licht wordt opgenomen. Als men ziet hoe "de kleine man" en zelfs de modale belastingbetaler af en toe fiscaal worden aangepakt, dan lijkt een dergelijk signaal geen overbodige luxe. Na de fluwelen handschoen van de inkeerregeling wordt het nu, ook voor deze staatssecretaris, langzamerhand tijd voor de ijzeren vuist. AI lijkt dat minder in zijn karakter te liggen: bewindslieden kunnen het nu eenmaal niet altijd "leuker maken".

Dat gezegd zijnde, rijst natuurlijk wel de vraag hoe het niveau van de 300% boete past in het gehele bouwwerk van fiscale naheffingen en boetes. Als ik het goed heb, bedraagt de heffing over de vermogensaanwas in box 3 in het algemeen 30% over een fictief rendement van 4% , dat is dus 1,2% van het vermogen. Een boete van 300% zou de totale naheffing brengen op viermaal 1,2% is 4,8%. In een groot aantal gevallen wordt hiermee het gehele nominale vermogensrendement weggenomen, inclusief de daarin opgenomen inflatiecorrectie. Dat roept de vraag op of deze boete nog wel proportioneel is aan het vergrijp. Het gaat hier bovendien om een bestuurlijke boete, waar normaliter geen rechter aan te pas komt. Is er voorzien in de mogelijkheid van matiging van deze boete? Zo ja, door wie en op welke gronden?

Al met al blijft het een pittige boete, die in veel gevallen een feitelijke aantasting van het reële vermogen betekent. Het signaal is dus in dit geval bijzonder duidelijk: wie rijk is, doet er verstandig aan, open kaart te spelen met de fiscus en zijn belastingen op tijd te betalen. Zo blijven onze tarieven aan de lage kant. Ik hoor hierover graag de opvattingen van de staatssecretaris.

Voorzitter. We zien de antwoorden van de regering met de gebruikelijke belangstelling tegemoet.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Voorzitter. Deze bijdrage is namens de fracties van ChristenUnie en SGP.

Het voorliggende wetsvoorstel heeft een lange weg afgelegd, voordat het hier in de Eerste Kamer is beland. Van een vrij technisch voorstel – het vervangen van de g-rekening door een depot bij de Belastingdienst – klom het voorstel op tot fiscaal stimuleringspakket voor het bedrijfsleven en al dan niet aanverwante voorstellen. Hierbij stonden snelheid en effectiviteit voorop en daar kunnen de ChristenUnie en de SGP zich in principe wel iets bij voorstellen. Het proces stond daardoor echter op gespannen voet met de gewenste constitutionele zorgvuldigheid. Daar is al een fors aantal vragen over gesteld. Ik sluit mij daarbij aan en ga er niet verder op in.

Ik begin met het onderwerp waar het wetsvoorstel oorspronkelijk voor bedoeld is, namelijk het voorstel om de g-rekeningen te vervangen door een depotstelsel. Het voorstel is bedoeld om een bestaande praktijk te formaliseren en het ondernemers gemakkelijker te maken. Die insteek steunen wij en het voorstel lijkt hierin ook te slagen. Naast het formaliseren van deze praktijk hopen wij dat de inzage in het depot en het eventueel betwisten en daardoor terug ontvangen van gelden in ieder geval niet verslechtert voor ondernemers. De opname in een onlinesysteem verbetert het inzicht in hopelijk een niet al te verre toekomst. We benadrukken verder om waakzaam te zijn op signalen uit het bedrijfsleven inzake de werkbaarheid van dit systeem, en dan niet pas bij een evaluatie over enkele jaren. Mogen we ervan uitgaan dat de staatssecretaris die waakzaamheid zal betrachten?

De inkeerregeling was nog deze week in de actualiteit met het goede nieuws dat de staatssecretaris een verdrag heeft gesloten met Zwitserland over de uitwisseling van bancaire gegevens. De vergrote openheid en de afbraak van het bankgeheim heeft grote voordelen voor Nederland en maakt de wereld een beetje minder ongelijk. Door de verhoogde druk op zwartspaarders vloeit er vermogen terug naar Nederland. De inkomsten die hieruit komen, kunnen wij goed gebruiken voor andere maatregelen.

Nu er meer openheid komt tussen de Nederlandse fiscus en buitenlandse banken wordt de grond in toenemende mate heet onder de voeten van de betreffende personen. Het is dan de kunst om een evenwicht te vinden tussen het verdiende straffen en het toch enigszins belonen van mensen die ten halve keren, want dat is toch altijd nog beter dan blijven dwalen. Het geamendeerde voorstel biedt daar de gewenste ruimte voor. Spaarders die onder de druk van een dreigende en afschrikwekkende 300% boete alsnog aangifte doen, verdienen wel een boete. De tijdelijke inkeerregeling volgend op de aangifte geeft voldoende gelegenheid voor het rechtzetten van de scheve situatie. Vervolgens moet de boete na die tijd wel voldoende afschrikwekkend zijn. Wij volgen de staatssecretaris ook als hij aangeeft dat dit eerder aan het vermogen dan aan het rendement moet worden afgemeten. Maar is een boete van 300% op die manier passend? Hoe wordt met deze maximale boete omgegaan, naar wij aannemen door de Belastingdienst? Ook hier is een aantal vragen over gesteld, waar wij ons graag bij aansluiten, ook dit weer kortheidshalve.

Overigens: is het met Zwitserland gesloten akkoord wel een echte doorbraak? Blijft feitelijk het Zwitserse bankgeheim niet intact, nu de banken in het land, naar wij begrepen hebben, slechts verplicht zijn om informatie te verschaffen bij verdenking van fiscale fraude? Wil de staatssecretaris hier misschien toch nog even op ingaan?

Wij hebben begrepen dat de WBSO-regeling met name bedoeld is om baanbehoud voor S&O-personeel in het bedrijfsleven te borgen. In tijden van economische krimp is het hemd nader dan de rok en lopen dergelijke duurzame investeringen gevaar. Wij ondersteunen het streven van het kabinet om in ieder geval te stimuleren dat dit niet te snel gebeurt. Daar komt bij dat het positieve advies van het CPB bij dit voorstel al bijna reden zou zijn om het te adopteren. Daarbij is het goed dat ook in de onderste inkomensschijf de verlichting al doorwerkt, zodat ook het kleinbedrijf hiervan kan profiteren. In de motivatie van de staatssecretaris waarmee de maatregel onderbouwd wordt, past helaas geen uitbreiding van de steun voor zzp'ers en ondernemers. Wij wachten met belangstelling af of hier bij het komende Belastingplan alsnog een oplossing voor gevonden kan worden. Innovatie vindt bepaald niet zelden plaats in het echte midden- en kleinbedrijf en bij de zogenaamde eenpitters. Voor zover fiscale maatregelen iets bij- of afdoen aan creativiteit, laat het dan ook gelden voor de groepen die deze creativiteit zo vaak tonen. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?

Wat de btw-aangifte betreft, kunnen wij kort zijn. We onderschrijven de verruiming van harte. Een bedrijf moet rendabel zijn om te overleven, maar juist een gebrek aan liquiditeit is dikwijls de directe aanleiding tot problemen. De overheid moet daarin bijspringen voor zover dit in haar vermogen ligt en voor zover het redelijk is. De kwartaalafdracht in plaats van een maandelijkse afdracht past hierin. In dit kader wil ik erop attenderen dat de rijksoverheid en lokale overheden onbetwiste facturen nog steeds te lang vasthouden en niet betalen. Sneller betalen zou een eenvoudige wijze zijn om de liquiditeit bij de bedrijven te vergroten of te borgen. Het gaat hier om bedragen waar bedrijven recht op hebben. Ik vraag mij af of de rijksoverheid hier wel voldoende aan doet en of zij de lokale overheden voldoende aanspoort. Wij krijgen nog te veel signalen dat de 100 dagen nog steeds worden gebruikt om niet te betalen.

Mijn laatste onderwerp is de vliegtaks. De opkomst en het weer neerhalen van de vliegtaks hebben voor ChristenUnie en SGP toch iets treurigs. Vliegen is voor steeds meer mensen een "commodity" geworden in de afgelopen jaren, als logische aanvulling op auto, bus en trein. Daarbij werd gestunt met prijzen door luchtvaartmaatschappijen, hoewel er natuurlijk diverse belastingen en heffingen bestonden die de prijs alsnog opdreven. Vervolgens kwam er een vliegtaks van € 11 of € 45 en sindsdien zou het noodlot hebben toegeslagen. Waar eerst probleemloos honderden euro's werden opgehoest voor een ticket naar een verre bestemming, is honderden plus 45 euro een onoverkomelijk probleem.€ 80 voor een Europees ticket valt prima een aantal keer per jaar te betalen, maar als het € 91 kost, rijden we liever om naar Düsseldorf.

Voorzitter, wij geloven daar niet in. De ChristenUnie en de SGP lijkt het een stuk waarschijnlijker dat mensen nog eens extra naar alle heffingen en kosten zijn gaan kijken door alle tamtam die er juist is gemaakt over het invoeren van die bescheiden vliegtaks. Dat mogen de betrokkenen zich toch wel aanrekenen. Vervolgens is het snel afschaffen van die taks zonder dat Schiphol haar afgesproken tegenprestatie levert, wat al te gemakkelijk. Als er dan toch ingegrepen moet worden en Schiphol de beloning al krijgt – we zouden het nog liever anders zien, dat moge duidelijk zijn – houd Schiphol dan toch in ieder geval ook de stok voor. Door nu te kiezen voor het niet afschaffen, maar voorlopig op nul stellen van de belasting en tegelijkertijd kort op de bal te zitten bij het afdwingen van maatregelen bij Schiphol, wordt dit nog enigszins bereikt. Verder kunnen wij alleen maar hopen dat er snel een internationale vervanger van deze taks zal komen.

We willen in dit verband overigens nog wel een ander, voor ons belangrijk punt aanroeren. In de tijd dat de staatssecretaris nog met verve de vliegtaks verdedigde, wees hij ook op het positieve resultaat ervan voor het milieu. De uitstoot van CO2 zou wereldwijd maar liefst 1,5 megaton lager uitvallen. Hoe wordt dit nu gerealiseerd in het kader van het bereiken van de milieudoelstellingen van het kabinet? Het kan toch niet zo zijn dat na het niet-doorgaan van de kilometerheffing nu alweer een pijler van het milieubeleid zomaar sneuvelt?

Voorzitter. Wij wachten de antwoorden van de staatssecretaris met belangstelling af.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.55 uur geschorst.

Naar boven