Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 107, item 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 107, item 10 |
Aan de orde is het VAO Huisvesting doelgroepen (AO d.d. 05/07).
De voorzitter:
Dit AO was ook alweer lang geleden. De spelregels zijn nog steeds hetzelfde: twee minuten spreektijd. De minister is dezelfde. Ik geef het woord aan de heer Ronnes namens de CDA-fractie.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Het AO ging over de huisvesting van vluchtelingen, ouderen en studenten en de groeiende mismatch tussen vraag en aanbod. Kort voor het reces is eindelijk een motie aangenomen over passend toewijzen van een zorgwoning. Het is derhalve op dit moment niet nodig om daar opnieuw aandacht voor te vragen.
Het CDA verwacht wel dat de huisvesting van de nareizigers een probleem wordt. Nu houden alleenstaande vergunninghouders azc-bedden bezet omdat men al rekening houdt met nareizigers. Hoe voorkomen wij verdringing op de huurmarkt als deze stroom op gang gaat komen? Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat volgens het platform Opnieuw Thuis medio 2016 er ruim 16.000 vergunninghouders in de COA-opvang wachten op woonruimte en dat een deel daarvan alleenstaand is en wacht op nareizende gezinsleden;
overwegende dat gemeenten moeite hebben met het huisvesten van deze alleenstaande vergunninghouders en (deels) wachten tot gezinshereniging heeft plaatsgevonden, hetgeen ongewenst is omdat zij plaatsen bezet houden die beter gebruikt kunnen worden voor nieuwe asielzoekers;
verzoekt de regering:
-aard en omvang van de te verwachten gezinsherenigingen concreet in beeld te brengen en dat voor 1 november 2016 aan de Kamer te melden;
-in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zodat met spoed concrete maatregelen genomen kunnen worden om te voorkomen dat alleenstaande vergunninghouders onnodig plaatsen bezet houden;
-tevens de mate van verdringing van woningzoekenden door nareizende gezinsleden in beeld te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Het onderwerp van verdringing op de sociale woningmarkt heeft tot heel veel maatschappelijke commotie geleid. We zien dat de wachtlijsten zijn toegenomen en dat Nederlanders gewoon niet meer aan een goedkope huurwoning komen omdat de asielzoekers voorrang krijgen. Nu heeft de regering ons een beetje voor de gek gehouden. Zij had beloofd om de voorrangsregeling heel snel uit de wet te schrappen, maar tot op vandaag is dat nog niet gebeurd. Het had kunnen gebeuren met een amendement van mijn hand dat ik een aantal maanden geleden indiende. Dat heeft de Kamer, dat hebben de regeringspartijen toen niet gesteund. Tot op de dag van vandaag gaat het maar door.
Dat is niet alleen het probleem. Zelfs als minister Blok eindelijk zijn ei heeft gelegd en het helemaal is geregeld, hebben gemeenten en corporaties laten weten dat zij gewoon doorgaan met het geven van voorrang aan asielzoekers op Nederlandse woningzoekenden, ook als de wettelijke verplichting er niet meer is. Dat kan natuurlijk niet. Daarom dien ik de volgende motie in.
De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat steeds meer mensen met een ondersteuningsvraag zelfstandig willen blijven wonen en dat dit lang niet altijd in de eigen woning kan;
van mening dat aangepaste en/of geclusterde zorgwoningen beschikbaar moeten zijn in zo veel mogelijk wijken en dorpen om een inclusieve samenleving mogelijk te maken waarin een ondersteuningsvraag niet leidt tot een gedwongen verhuizing buiten het eigen sociale netwerk;
van mening dat mensen zelf initiatieven moeten kunnen nemen voor de realisatie van aangepaste en/of geclusterde woningen met zorg en/of ondersteuning voor zichzelf of hun naasten;
van mening dat ook gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders de taak hebben om voldoende kleinschalige woonvoorzieningen met ondersteuning, zorg, dienstverlening en welzijn te realiseren in wijken en dorpen;
verzoekt de regering, een aanjaagteam in stand te houden dat het realiseren van grote aantallen van dergelijke kleinschalige woonvoorzieningen in wijken en dorpen stimuleert;
verzoekt de regering tevens, de Kamer jaarlijks te informeren over de behaalde resultaten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Albert de Vries (PvdA):
En als die woningen er dan zijn, dienen ze wel toegankelijk te zijn voor iedereen, dus ook voor mensen met lage inkomens. Daartoe heb ik samen met collega Ronnes een motie ingediend, die op de laatste dag voor het reces is aangenomen. Ik krijg graag informatie van de minister over de wijze waarop hij deze motie denkt uit te voeren.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. De betaalbaarheid voor huurders is de laatste tijd een groot probleem. De huren zijn gestegen en gestegen. Dat is ook het geval bij de doelgroepen waarover wij het in het algemeen overleg hadden, bijvoorbeeld studenten. Ook zij hebben moeite om rond te komen en de huur te betalen. Tot nu toe wordt de studentenhuisvesting gemonitord door de studentenhuisvesters. Wij vinden dat de minister zelf moet monitoren en er zelf bovenop moet zitten, waarbij hij rekening moet houden met de betaalbaarheid. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er veel studenten zijn die hoge huurprijzen betalen voor hun kamer of appartement;
constaterende dat de minister voor Wonen en Rijksdienst heeft toegezegd te bekijken hoe de voortgang van studentenhuisvesting kan worden gemonitord;
verzoekt de regering om studentenhuisvesting te monitoren en daarbij de betaalbaarheid van studentenhuisvesting te betrekken, en de resultaten te delen met de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Ik dien namens 50PLUS twee moties in. De minister heeft zich in het AO al positief uitgesproken over het onderwerp van de eerste motie, maar omdat 50PLUS dit echt heel belangrijk vindt, dien ik de motie alsnog in ter herinnering en als steun in de rug.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het noodzakelijk is structureel aandacht te besteden aan de beschikbaarheid van geschikte huisvesting voor ouderen en mensen met een zorgbehoefte;
overwegende dat het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen zijn werkzaamheden heeft beëindigd;
verzoekt de regering, de betrokken lokale en regionale partijen breed te faciliteren om hun bijdrage te kunnen leveren;
verzoekt de regering tevens, de aanjaagrol in brede zin te laten opnemen zolang dat nodig geacht wordt, en de Kamer hierover halfjaarlijks te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krol (50PLUS):
Ik dien nu mijn tweede motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen heeft geconstateerd dat gemeenten nog onvoldoende regie nemen bij hun verantwoordelijkheid voor wonen en zorg;
overwegende dat volgens het aanjaagteam slechts ongeveer de helft van de gemeenten over een woonvisie beschikt;
overwegende dat het aanjaagteam een geïntegreerde woonzorgvisie aanbeveelt om de samenwerking rondom langer zelfstandig wonen te optimaliseren;
overwegende dat volgens het aanjaagteam het Rijk hierin een stimulerende rol kan spelen;
verzoekt de regering, een duidelijk ontwikkelvoorbeeld van een geïntegreerde woonzorgvisie voor gemeenten op te stellen, waarin in elk geval duidelijke kaders en doelen worden opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
We zullen even wachten totdat de minister alle moties op papier heeft.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Blok:
Voorzitter. Ik start met de motie-Ronnes op stuk nr. 268. In zijn motie verzoekt hij de regering om de aard en omvang van de te verwachten gezinsherenigingen in beeld te brengen en om dit voor 1 november aan de Kamer te melden. Daarnaast verzoekt hij de regering om in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om maatregelen te nemen om te voorkomen dat alleenstaande vergunninghouders plaatsen bezet houden. Tot slot verzoekt hij de mate van verdringing van woningzoekenden door nareizende gezinsleden in beeld te brengen. Deze motie is overbodig, want de Kamer krijgt al, net als de gemeenten, twee keer per jaar de raming van de verwachte instroom van statushouders waar onder punt 1 om wordt gevraagd. In overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn er ook al maatregelen genomen met het oog op de huisvesting, zoals de subsidieregeling. Daar wordt nog steeds tijdsevenredig gebruik van gemaakt, ook na de laatste rapportage die ik voor de zomer heb gestuurd. Daar is serieuze belangstelling voor en die leidt ertoe dat in de gebieden waarin er een tekort is aan sociale huurwoningen — en dat is lang niet overal het geval — subsidie is om verdringing te voorkomen. Deze motie is daarom overbodig.
Ik kom op de motie van de heer Madlener …
De voorzitter:
Minister, mag ik u heel even onderbreken? "Overbodig" is geen kwalificatie. Althans, u mag die kwalificatie er wel aan geven, maar daarna geeft u, denk ik, ook nog een oordeel. U kunt de motie aan het oordeel van de Kamer laten. U kunt de motie ook overnemen, sinds wij artikel 66 van het Reglement van Orde hebben gewijzigd. Maar wat is uw oordeel?
Minister Blok:
Het spijt mij dat ik artikel 66 niet paraat had. Maar als u het mij zo scherp vraagt, moet ik de motie-Ronnes op stuk nr. 268 ontraden.
De heer Ronnes (CDA):
Het is toch vreemd dat de minister de motie ontraadt, terwijl hij alles onderschrijft wat in de motie staat?
Minister Blok:
Ik heb aangegeven dat de Kamer een jaarlijkse rapportage krijgt. Er is een subsidieprogramma. Daarmee wordt verdringing voorkomen, althans in die gebieden waar een tekort is. Ik begon met het woord "overbodig", maar toen zette de voorzitter mij de pin op de neus. Als mij een vraag wordt gesteld, geef ik netjes antwoord.
De voorzitter:
Dat is mijn rol. Gaat u verder, minister.
Minister Blok:
De heer Madlener begon met zijn ongenoegen uit te spreken over het nog niet behandelen van een wet, maar die wet ligt bij de Kamer. De wet over voorrang van de statushouders bij het toewijzen van sociale huurwoningen is dus in handen van de Kamer.
De formulering die de heer Madlener vervolgens in zijn motie op stuk nr. 269 kiest — hij wil dat aan statushouders nimmer voorrang wordt gegeven —is echt te kort door de bocht. Een gemeente kan een heel goede reden hebben om voorrang te geven, ook in het kader van de nieuwe wet. Misschien doet zij dat dan zelfs wel om redenen die de heer Madlener onderschrijft. Ik weet het niet helemaal zeker, maar je mag bijvoorbeeld ook voorrang geven omdat iemand een baan heeft gevonden in een bepaalde gemeente. Deze motie moet ik dus ontraden.
De heer Madlener (PVV):
De minister heeft er wel voor gekozen de voorrangsregeling uit de wet te halen, ook omdat de regering het ongewenst vindt dat die voorrang tot zulke maatschappelijke ontwrichting leidt. In het blad Binnenlands Bestuur heeft een peiling gestaan. Daaruit blijkt dat de overgrote meerderheid van de gemeenten aangeeft gewoon door te willen gaan met het geven van voorrang. Ook corporaties hebben dat aangegeven. Wat vindt de minister daarvan?
Minister Blok:
Als een gemeente dat wil, moet zij wel verantwoording afleggen aan de eigen gemeenteraad. Als er sprake is van de grote maatschappelijke spanning waar de heer Madlener op doelt, zal de gemeenteraad die ongetwijfeld in zijn oordeel vertalen.
De voorzitter:
Ik aarzel om u het woord te geven, mijnheer Madlener, want er dreigt een heel debat te worden overgedaan dan wel te beginnen. Het gaat om het oordeel van de minister over de motie. Ik geef u heel kort de gelegenheid om nog iets te zeggen, maar laten we er niet een nieuw debat van maken.
De heer Madlener (PVV):
De minister maakt zich er heel gemakkelijk van af. Hij heeft zelf gezegd dat er inderdaad misstanden zijn ontstaan op de woningmarkt. Niet alleen gemeenten, maar ook corporaties zeggen nu: we gaan gewoon door met die voorrang, ook als de minister het wetsartikel schrapt. Het kan toch niet zo zijn dat de minister dan zegt: dat moeten ze zelf maar weten? De minister heeft zelf ook gezegd dat het onacceptabel is dat die voorrang tot dit soort toestanden leidt. Het kan toch niet zo zijn dat de minister voor Wonen nu zegt "we zetten de sluizen open" en dat hij het allemaal maar laat gebeuren?
Minister Blok:
De wet schrapt de automatische voorrang van statushouders. Dat is een vraag van de Kamer, waar ik het mee eens ben. In de motie van de heer Madlener staat "helemaal nooit voorrang". Er kunnen heel goede redenen zijn waarom een gemeente zegt: in dit geval toch voorrang. Ik gaf zojuist een voorbeeld. Iemand vindt een baan in die gemeente, is toevallig ook statushouder en moet in de buurt van zijn werk wonen. Ik zou niet weten waarom je daar tegen zou zijn. De precieze invulling is aan de gemeenteraad en die zal daarover democratisch oordelen.
De motie-Albert de Vries op stuk nr. 270 gaat over de positie van mensen met een ondersteuningsvraag die zelfstandig willen blijven wonen. In de motie wordt de regering verzocht, een aanjaagteam in stand te houden dat het realiseren van grote aantallen kleinschalige woonvoorzieningen stimuleert, en de Kamer daarover jaarlijks te informeren. Ik heb de Kamer bij het overleg over de aanbevelingen van het aanjaagteam langer zelfstandig wonen aangegeven dat met de aanbevelingen van het aanjaagteam de klus nog niet geklaard is en dat collega Van Rijn en ik samen een ondersteuningsprogramma opzetten om gemeenten en andere betrokkenen, zoals woningcorporaties, te helpen om ervoor te zorgen dat die woningen ook echt worden gerealiseerd. Het aanjaagteam waarnaar de heer De Vries verwijst, wil ik langs die lijn invullen. Wat dat betreft is de motie naar mijn smaak ondersteuning van beleid, en dus laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
In zijn motie op stuk nr. 271 verzoekt de heer Bashir de regering om studentenhuisvesting te monitoren en daarbij de betaalbaarheid van studentenhuisvesting te betrekken, en de resultaten te delen met de Kamer. Dat doe ik jaarlijks en dat wil ik ook blijven doen. Deze motie is dus ondersteuning van beleid en daarom laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.
In de motie op stuk nr. 272 verzoekt de heer Krol de regering, structureel aandacht te besteden aan de beschikbaarheid van geschikte huisvesting voor ouderen, lokale initiatieven te faciliteren, de aanjaagrol op te nemen en daarover halfjaarlijks te rapporteren. De motie ligt sterk in lijn met de motie van de heer De Vries, maar halfjaarlijks rapporteren zou ik graag vervangen willen zien door jaarlijks rapporteren. Als de motie zo wordt gewijzigd, kan ik het oordeel aan de Kamer laten, maar dan kan ik mij ook voorstellen dat de motie wordt gecombineerd met de motie van de heer De Vries.
De voorzitter:
Ik kijk nu naar de heer Krol en begrijp dat ik van hieruit kan zeggen "jaarlijks", en dat het dan allemaal rondloopt.
De voorzitter:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het noodzakelijk is, structureel aandacht te besteden aan de beschikbaarheid van geschikte huisvesting voor ouderen en mensen met een zorgbehoefte;
overwegende dat het aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen haar werkzaamheden heeft beëindigd;
verzoekt de regering, de betrokken lokale en regionale partijen breed te faciliteren om hun bijdrage te kunnen leveren;
verzoekt de regering tevens, de aanjaagrol in brede zin te laten opnemen zolang dat nodig geacht wordt, en de Kamer hierover jaarlijks te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Minister Blok:
De motie-Krol op stuk nr. 273 borduurt ook voort op het aanjaagteam langer zelfstandig wonen. De regering wordt verzocht, een duidelijk ontwikkelvoorbeeld van een geïntegreerde woonvisie voor gemeenten op te stellen, waarin in elk geval duidelijke kaders en doelen worden opgenomen. Daar ben ik niet zo enthousiast over. Wij hebben in het kader van de nieuwe Woningwet heel nadrukkelijk gezegd dat huisvesting een lokale opgave is. Gemeenten stellen een lokale huisvestingsvisie op en maken prestatieafspraken. Een van de vier aandachtgebieden bij het maken van die afspraken is langer zelfstandig wonen. Ik vind het dan niet passen dat wij vanuit Den Haag alle gemeenten in Nederland een matrix gaan opleggen in de trant van "zo moet u het gaan doen", nog helemaal los van de vraag of er veel of weinig hulpbehoevenden wonen en helemaal los van de vraag of er wel of geen tekorten aan woningen zijn. Het gaat ook helemaal niet werken, dus deze motie moet ik per saldo ontraden.
De voorzitter:
De heer Krol wil een toelichtende vraag stellen, zo neem ik aan.
De heer Krol (50PLUS):
Bij diverse zaken die wij vanuit Den Haag aan de gemeenten hebben overgedragen, hebben wij gezien dat de gemeenten wel heel veel vrijheid nemen in de interpretatie. Vandaar dat ik het kader heel graag wél zou willen aanbrengen. Daarom handhaaf ik de motie.
Minister Blok:
Ook met deze toelichting handhaaf ik mijn oordeel, want zo'n visie is echt heel iets anders voor een stedelijke omgeving met veel mensen in bovenwoningen dan voor een plattelandsomgeving met veel benedenwoningen en waarschijnlijk ook een heel andere sociale structuur. Daar kan ik niet één panklare visie voor maken. Ik blijf de motie ontraden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden en stel de Kamer voor om aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.
De vergadering wordt van 17.04 uur tot 17.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-107-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.