Aanwijzingskader voor de aanwijzing van certificatieschema’s voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB)

Versie 17 januari 2022

Onderwerp: Aanwijzing certificatieschema voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties

Doel: Aanwijzing van certificatieschema’s voor certificering van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties met als doel het voorkomen van incidenten waarbij koolmonoxide vrijkomt, op basis van toetsing aan het wettelijk kader

Regelgeving: artikel 2, vierde lid en artikel 3 Woningwet en artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a Omgevingswet

Inleiding en uitgangspunten

Voor de aanwijzing van de certificatieschema’s binnen het stelsel van certificering van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (hierna: ‘CO-stelsel’) maakt de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) gebruik van het ‘Aanwijzingskader certificatieschema voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’ (Aanwijzingskader CO-certificatieschema’s). Dit aanwijzingskader is gebaseerd op de nationale wet- en regelgeving, namelijk de Woningwet (Staatsblad 2019, 383), het Bouwbesluit 2012 ‘Introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’ (Staatsblad 2020, 348), de Regeling Bouwbesluit 2012 (Staatscourant 2020, 50199), de Wijzigingsregeling Bouwbesluit 2012 (Staatscourant 2020, 66974), het koninklijk besluit in verband met wijziging van het Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2020, 354) en het koninklijk besluit in verband met wijziging van het Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2021, 555).

Het aanwijzingskader bestaat uit vijf hoofstukken:

  • 1. Toepassingsvoorwaarden voor het certificatieschema

  • 2. Administratie van de certificaathouder

  • 3. Inrichting en proces van de uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden aan de gasverbrandingsinstallaties

  • 4. Werkwijze van de certificerende instelling

  • 5. Tussentijdse en afsluitende informatieplicht

Het aanwijzingskader vormt het uitgangspunt van de toetsing en aanwijzing van het certificatieschema van het CO-stelsel. Dit aanwijzingskader is uitgewerkt in criteria, toetsvragen en vormgegeven als een gestructureerde checklist. De checklist bestaat voor een deel uit volledigheidstoetsen en voor een deel uit inhoudelijke toetsen met in beide gevallen als uitkomst in welke mate het certificatieschema voldoet aan het betreffende criterium.

Het oordeel kan de volgende uitkomsten hebben:

  • Voldoet niet (VN) = voldoet niet aan de relevante normen en verwachtingen;

  • Voldoet beperkt (VB) = voldoet in beperkte mate aan de relevante normen en verwachtingen. Situaties waarbij de kwaliteit van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties mogelijk in het geding raakt;

  • Voldoet overwegend (VO)= voldoet overwegend maar niet volledig aan de relevante normen en verwachtingen. Situaties waarbij sprake is van een administratieve tekortkoming;

  • Voldoet (V) = voldoet aan de relevante normen en verwachtingen.

Uit de toetsing volgt een eindoordeel dat bepaalt of de TloKB1, namens de minister, het certificatieschema voor de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallatie aanwijst binnen het CO-stelsel en opneemt in het Register gasverbrandingsinstallaties. De oordelen op de verschillende criteria bieden inzicht in de kwaliteit van de beschrijving van het certificatieschema in relatie tot het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Aanwijzing van het certificatieschema vindt alleen plaats indien het eindoordeel (op alle criteria uit het aanwijzingskader) ‘voldoet’ is. De TloKB weigert de aanwijzing van een certificatieschema voor de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallatie, indien het certificatieschema niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 1.37, van het Bouwbesluit 20122 gestelde regels. Bij elk criterium staat de grondslag uit wet- en regelgeving vermeld.

Dit document kan in publicaties worden aangehaald onder de titel: ‘Aanwijzingskader certificatieschema’s voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties van 17 januari 2022’.

Begrippen

Bb:

Bouwbesluit 2012

Bbl:

Besluit bouwwerken leefomgeving

Bkl:

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bal:

Besluit activiteiten leefomgeving

Ob:

Omgevingsbesluit

RB:

Regeling Bouwbesluit 2012

Huidige en toekomstige wetgeving

Op het moment van de introductie (1 oktober 2020) van het stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties is het geldend wettelijk kader het Bouwbesluit 2012 (Bb). Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, vervalt het Bouwbesluit 2012 en zijn de wettelijke eisen opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit (Ob). In het aanwijzingskader is een verwijzing opgenomen naar het Bouwbesluit 2012. Door middel van voetnoten is de verwijzingen gegeven naar wet- en regelgeving zoals deze geldt bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Zodra de Omgevingswet en de onderliggende regelingen onherroepelijk zijn geworden zijn krijgt dit een uitwerking in een nieuwe versie van het aanwijzingskader.

De TloKB vraagt de schemabeheerder hiermee om ook te anticiperen op de aanstaande wetgeving. Met het indienen van het certificatieschema zijn er de volgende mogelijkheden:

  • per Bouwbesluit 2012 eis ook een verwijzing opnemen naar het toekomstige wettelijk kader (Bbl, Bkl en Ob), of

  • het opnemen van een kruisverwijzingstabel in het certificatieschema met zowel een verwijzing naar de wettelijke eisen in het Bouwbesluit 2012 als naar de wettelijke eisen in het toekomstige Bbl, Bkl en Ob, of

  • het indienen van een wijzigingsblad van het certificatieschema met verwijzingen naar de vanaf dat moment geldende wet- en regelgeving.

Wijziging van het aanwijzingskader

De minister is de stelselverantwoordelijke. De TloKB doet dit toezicht namens de minister op de werking van certificatieschema’s voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties met het oog op verbetering van de werkzaamheden. Met dit stelsel wordt beoogd het aantal koolmonoxideongevallen als gevolg van het handelen of nalaten van handelen door installateurs te reduceren. Bevindingen uit het toezicht kunnen aanleiding geven tot onder andere het aanpassen van dit aanwijzingskader. De TloKB communiceert eerst met schemabeheerders over de bevindingen en aanpassingen van het aanwijzingskader voordat deze wijzigt. Voordat het gewijzigde aanwijzingskader van kracht wordt, is duidelijk welke consequenties dit heeft voor de reeds aangewezen certificatieschema’s voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Uitgangspunt voor het wijzigen van het aanwijzingskader is dat dit maximaal eenmaal per jaar kan plaatsvinden. Kritieke aanpassingen in het aanwijzingskader, die kunnen leiden tot onterecht afgegeven (proces)certificaten, geven aanleiding dat de aanpassing van het aanwijzingskader per direct van kracht wordt.

Overzicht van wijzigingen

Deze versie van het aanwijzingskader vervangt de versie 1.0 van 13 oktober 2020.

In onderstaande overzicht zijn alle wijzigingen in dit aanwijzingskader ten opzichte van de voorgaande versie aangegeven:

Criterium

Omschrijving wijziging in het aanwijzingskader

Algemeen

De vormgeving van het aanwijzingskader is gewijzigd door het toevoegen van criteria en toetsvragen. De nieuwe vormgeving en structuur zorgen voor verduidelijking en verbetering in leesbaarheid.

COS-1.02

Criterium ‘Het certificatieschema maakt zijn geldigheid duidelijk en bevat een procedure om de geldigheid te controleren’ is ter verduidelijking toegevoegd met de bijbehorende toetsvragen. Dit betreft een beleidsneutrale wijziging.

COS-1.03

Criterium waarbij het certificatieschema zich alleen beperkt tot de werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen is aangepast door ‘alleen eisen stelt’ te vervangen door ‘volstaat met eisen’ aan het controleren van rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen. Dit geeft de schemabeheerder mogelijkheid om naast ‘het controleren’ ook andere eisen te stellen aan het beoordelen van de uitgevoerde beperkte werkzaamheden. Dit betreft een beleidsneutrale wijziging.

COS-1.06

Criterium en de toetsvraag is aangepast door het toevoegen van ‘voorgeschreven door §1.8 van het Bouwbesluit 2012 en door §1.7 van de Regeling bouwbesluit 2012’. De toevoeging geeft verduidelijking dat het wettelijke eisen betreffen binnen het CO-stelsel. Dit betreft een beleidsneutrale toevoeging.

COS-2.01

Criterium is aangepast met het verwijderen van de eis ‘Het uitvoeren van metingen en controles tijdens de uitvoering van de werkzaamheden’. Hiermee zijn de stappen in COS-2.01 in overeenstemming gebracht met het criterium COS-3.01. Dit betreft een beleidsneutrale wijziging.

COS-2.03

Aan het criterium is onderdeel E toegevoegd om expliciet te maken dat voorkomen moet worden dat door het louter volgen van het certificatieschema ten onrechte een gasverbrandingsinstallaties wordt vrijgegeven: ‘altijd bijzondere omstandigheden kan signaleren waarbij louter navolging van het certificatieschema naar zijn professionele oordeel ten onrechte zou leiden tot het in gebruik stellen van een gasverbrandingsinstallatie.’ Dit betreft een beleidsneutrale toevoeging.

Correctie aan de verschrijving van het BBL artikel. Van Bbl 4.1428 naar Bbl 4.142

COS-2.03

Correctie van de verschrijving in de tweede toetsvraag. Het artikel moet zijn Bbl 4.142 in plaats van Bbl 4.1428.

COS-2.06

Toetsvraag onder het vierde opsommingsteken aangepast naar ‘laat uitvoeren’, zodat de certificaathouder mogelijkheid heeft om onderhoud uit te besteden. Dit betreft een beleidsneutrale wijziging.

COS-3.01 F

Criterium is aangepast op basis van aanpassing wet- en regelgeving d.d. 21 december 2020 met de inwerkingtreding per 1 januari 2021. De tekst ‘indien daar een voorziening voor aanwezig is’ is nieuw toegevoegd.

COS-4.01

Aan onderdeel B is toegevoegd: ‘Voor het rechtvaardigen van de representativiteit is er voldoende spreiding in alle bij de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten personen, typen gasverbrandingsinstallaties, soorten gecertificeerde werkzaamheden (COS-1.03). Frequentie en diepgang van de steekproeven worden bepaald op basis van voorafgaand toezicht en mogelijke andere signalen over de certificaathouder.’ De subcategorieën die de representativiteit definiëren, zijn niet gewijzigd. Door de toevoeging is de beschrijving bondig en gestructureerd. Dit betreft een beleidsneutrale toevoeging.

COS-4.02

De omschrijving van de kritieke en niet-kritieke afwijkingen is verduidelijkt. Dit betreft een beleidsneutrale wijziging.

COS-4.03

Toetsvraag: ‘Beschrijft het certificatieschema een escalatieladder waarin naar aanleiding van de ernst en omvang van de vastgestelde afwijking(en) de consequenties voor de certificaathouder zijn beschreven?’ is verwijderd. Uit de beantwoording van de toetsvragen over de werkwijze bij kritieke en niet-kritieke afwijkingen moet al blijken wat de consequenties voor de certificaathouder zijn.

COS-4.04

Criterium is toegevoegd met het voorschrijven van uitgifte van een certificaat. In de versie 1.0 van 13 oktober 2020 zijn alleen eisen gesteld aan het uit te geven certificaat door de aangewezen certificerende instelling. Ter verduidelijking van de verbodsbepaling (artikel 1.35, lid 1, van het Bouwbesluit 2012) is dit criterium toegevoegd door expliciet het uitgeven van het certificaat te voorschrijven indien sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen in de werkzaamheden die de certificaathouder uitvoert. Dit betreft een beleidsneutrale toevoeging.

COS-5.04

Dat een certificatieschema een certificaattemplate voorschrijft is toegevoegd. Daarnaast zijn de verplichte elementen op het certificaat (datum & versie van het certificatieschema, datum van eerste uitgifte van het certificaat, aanduiding van het vervangen certificaat met naam en nummer en de verwijzing naar het openbaar Register gasverbrandingsinstallaties) nieuw toegevoegd. Het vermelden van het bedrijfslogo van de certificaathouder is aangepast naar facultatief. De aanpassingen zijn in lijn gebracht met hetgeen dat bij certificering gebruikelijk is om te benoemen in het certificaat. De verwijzing naar het TloKB Register gasverbrandingsinstallaties is vereist om daarmee de vindbaarheid van de actuele gegevens met betrekking tot de partijen binnen het CO-stelsel te vergroten. Dit betreft een beleidsneutrale toevoeging.

COS-5.07

Aan de toetsvraag onder het derde opsommingsteken is ‘CO-VRIJ’ toegevoegd, waarmee de naam van het beeldmerk van het CO-stelsel expliciet is gemaakt. Dit betreft een beleidsneutrale toevoeging.

1. Toepassingsvoorwaarden voor het certificatieschema

Een certificatieschema voor de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties is onderhevig aan een aantal gebruiks- en gebruikersvoorwaarden. Het certificatieschema dient duidelijk kenbaar te maken wat de geldigheid, de reikwijdte en het toepassingsgebied is. Zowel de gebruiker (certificaathouder en certificerende instelling) als de schemabeheerder dienen aan een aantal voorwaarden te voldoen. Eén van de belangrijkste toepassingsvoorwaarden is dat de certificerende instelling bij de toepassing van het certificatieschema geaccrediteerd moet zijn. Ook het certificatieschema moet van tevoren positief geëvalueerd zijn door de nationale accreditatie instantie en geldt als een van de aanwijzingsvoorwaarden (verantwoordelijkheid schemabeheerder).

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)1

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, en het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide.

COS-1.01 Evaluatie certificatieschema

Het certificatieschema is vooraf geëvalueerd door de nationale accreditatie-instantie, die voldoet aan de artikel 2, eerste lid van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

□ Is het certificatieschema positief geëvalueerd door de RvA, zoals bedoeld in de RvA beleidsregel BR012 of een vergelijkbaar document uitgegeven door de RvA waaruit een positieve evaluatie over het certificatieschema blijk?

Bb artikel 1.40 (Openbaar register)2

1. Onze Minister draagt zorg voor een openbaar

register van aangewezen certificerende instellingen, certificatieschema’s en de door de certificerende instelling verstrekte gegevens over certificaathouders.

COS-1.02 Geldigheid certificatieschema

Het certificatieschema maakt zijn geldigheid duidelijk en bevat een procedure om de geldigheid te controleren.

□ Bevat het certificatieschema een kenmerk waaruit blijkt dat dit is aangewezen, wanneer het is aangewezen en hoeverre het juist, volledig en actueel is?

□ Bevat het certificatieschema een procedure en/of verwijzing waarmee de belanghebbenden de geldigheid van het certificatieschema kunnen controleren in het Register gasverbrandingsinstallaties?

□ Bevat het certificatieschema een procedure op welke wijze wijzigingen in wet- en regelgeving worden doorgevoerd in het certificatieschema?

□ Bevat het certificatieschema een procedure op welke wijze de verbeteringen worden doorgevoerd in het certificatieschema?

Bb artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)3

2. De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden zijn:

a. het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

b. het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

c. het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; of

d. het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen a tot en met c.

COS-1.03 Reikwijdte en toepassingsgebied werkzaamheden

A. Het certificatieschema maakt zijn voorgeschreven reikwijdte duidelijk, namelijk:

1) het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

2) het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

3) het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; of

4) het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen bovenstaande drie onderdelen.

B. Indien het certificatieschema slechts beperkt is tot de werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen dan volstaat het certificatieschema met eisen aan het controleren van rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie.

C. Het certificatieschema beschrijft dat het certificatieschema toegepast kan worden binnen een of meerdere van benoemde typen gasverbrandingsinstallaties.

D. Het certificatieschema is niet van toepassing op een stookinstallatie vallend onder de keuring en onderhoudsregime conform artikel 3.10p van het Activiteitenbesluit.5

□ Beschrijft het certificatieschema op welke werkzaamheden dit toegepast kan worden per type gasverbrandingsinstallatie?

□ Indien het certificatieschema specifiek op bepaalde werkzaamheden en/of gasverbrandingsinstallaties toegepast kan worden is dit dan ook vastgelegd?

□ Het installeren van:

□ gasverbrandingstoestellen;

□ verbrandingsluchttoevoervoorzieningen;

□ rookgasafvoervoorzieningen?

□ Het repareren van:

□ gasverbrandingstoestellen;

□ verbrandingsluchttoevoervoorzieningen;

□ rookgasafvoervoorzieningen?

□ Het onderhouden van:

□ gasverbrandingstoestellen;

□ verbrandingsluchttoevoervoorzieningen;

□ rookgasafvoervoorzieningen?

□ Het inbedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden?

□ Het controleren van rookgasafvoer- en verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie?

□ Indien de reikwijdte zich toespitst op specifieke werkzaamheden is dat dan ten minste een combinatie van het inbedrijf stellen en vrijgeven van de installatie na uitgevoerde werkzaamheden?

□ Indien de reikwijdte beperkt is tot werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen worden de uitgevoerde werkzaamheden dan gecontroleerd en een bewijs door de certificaathouder verstrekt aan belanghebbenden waaruit blijkt dat de rookgasafvoervoorziening of verbrandingsluchttoevoervoorziening veilig is om te gebruiken en voor welke periode dat geldt?

□ Maakt het certificatieschema duidelijk dat gasverbrandingsinstallaties behorende tot vergunningplichtige milieuactiviteiten buiten het toepassingsgebied van het certificatieschema vallen?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)4

3. In het geval dat een certificatieschema slechts

betrekking heeft op werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen zijn de eisen genoemd in het tweede lid, onderdelen d en e niet van toepassing en kan het schema, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, de eis bevatten dat alleen de rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie worden gecontroleerd.

Bb artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)6

3. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. een stookinstallatie die krachtens artikel 3.10p van het Activiteitenbesluit milieubeheer moet voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen inzake keuring en onderhoud.

RB artikel 1.16

Een certificatieschema vermeldt in ieder geval:

a. voor welk type of welke typen gasverbrandingsinstallaties het schema is bedoeld.

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)7

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

b. het op adequate wijze uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, onder a tot en met c, voor zover van toepassing op de reikwijdte van de werkzaamheden.

COS-1.04 Legitimiteit certificatieschema

A. Het certificatieschema is gericht op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide.

B. Het certificatieschema stelt eisen aan de uitvoering van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, zodat daarmee voldaan wordt aan de eisen in afdeling 3.8 van het Bouwbesluit 2012.8

□ Is het certificatieschema gericht op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide?

□ Bevat het certificatieschema methodes en/of procedures voor de certificaathouder, waarmee hij de werkzaamheden op een adequate wijze kan uitvoeren, zodat te allen tijde het resultaat van de uitvoering voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan de toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rookgas?

RB artikel 1.15

Een aanwijzing als certificerende instelling heeft betrekking op de in het certificatieschema waarvoor de certificerende instelling geaccrediteerd is opgenomen werkzaamheden.

COS-1.05 Accreditatieplicht

Het certificatieschema beschrijft een verplichting voor de certificerende instelling dat deze geaccrediteerd is om op basis van het certificatieschema installateurs (certificaathouders) te certificeren voor de in het certificatieschema beschreven werkzaamheden (COS-1.03).

□ Voorziet het certificatieschema in een verplichting voor de certificerende instelling om geaccrediteerd te zijn voor de ISO/IEC 17065 norm door een nationale accreditatie instantie voor de in het certificatieschema beschreven werkzaamheden (COS-1.03)?

RB artikel 1.16

Een certificatieschema vermeldt in ieder geval:

b. welke van de in het schema opgenomen eisen voor certificaathouders voorgeschreven zijn door paragraaf 1.8 van het besluit en deze paragraaf.

COS-1.06 Reikwijdte kwaliteitseisen

Het certificatieschema maakt duidelijk onderscheid in de wettelijke kwaliteitseisen voorgeschreven door §1.8 van het Bouwbesluit 2012 en door §1.7 van de Regeling bouwbesluit 2012 en eventuele aanvullende private kwaliteitseisen.

□ Maakt het certificatieschema duidelijk onderscheid in de verschillende kwaliteitseisen:

□ die invulling geven aan de wettelijke eisen die voorgeschreven zijn door §1.8 van het Bouwbesluit 2012 en door §1.7 van de Regeling bouwbesluit 2012;

□ eventueel aanvullende private eisen?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14a

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
5

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bal 6.38

X Noot
6

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
7

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.26a

X Noot
8

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bbl 4.134 t/m 4.1428 en 5.16, 3.74 t/m 3.78, Ob 4.3

2. Administratie van de certificaathouder

Voor toepassing van het certificatieschema dient de administratie van de certificaathouder aan een aantal eisen te voldoen. Een certificatieschema voor de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties bevat eisen over de personele inzet, ofwel welke personen zijn bevoegd om volgens het certificatieschema werkzaamheden te mogen uitvoeren aan een gasverbrandingsinstallatie en deze in gebruik te mogen stellen. Daarnaast bevat het certificatieschema eisen die gesteld worden aan de projectadministratie van de certificaathouder.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)1

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

a. de reikwijdte van de werkzaamheden waarop het certificatieschema betrekking heeft;

b. het op adequate wijze uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, onder a tot en met c, voor zover van toepassing op de reikwijdte van de werkzaamheden;

c. het op adequate wijze controleren van de gasverbrandingsinstallatie voordat deze in bedrijf wordt gesteld;

d. de vakbekwaamheid van personen die de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, onder d, uitvoeren, het actueel houden van het hiervoor benodigde kennisniveau en de wijze waarop dit wordt beoordeeld;

e. het melden van de inbedrijfstelling van gasverbrandingsinstallaties door de certificaathouder aan de certificerende instelling na afronding van werkzaamheden;

f. de beschikbaarheid, het gebruik, onderhoud en beheer van bij de uit te voeren werkzaamheden noodzakelijke meetinstrumenten en andere hulpmiddelen;

g. het buiten bedrijf stellen van toestellen als wordt vastgesteld dat bij het gebruik ervan koolmonoxide vrijkomt; en

h. de wijze waarop medewerkers zich bij klanten dienen te legitimeren.

3. In het geval dat een certificatieschema slechts betrekking heeft op werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen zijn de eisen genoemd in het tweede lid, onderdelen d en e niet van toepassing en kan het schema, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, de eis bevatten dat alleen de rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie worden gecontroleerd.

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

c. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder door de certificerende instelling ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem.

COS-2.01 Het kwaliteitssysteem

Het certificatieschema beschrijft op welke wijze de kwaliteitszorg voor de gecertificeerde werkzaamheden binnen de organisatie, van de certificaathouder, is geborgd. De certificaathouder houdt in zijn administratieve organisatie een actueel overzicht bij met:

A. de registratie van projecten die betrekking hebben op de gecertificeerde werkzaamheden;

B. het beheer van projectdossiers;

C. de controle van het ontwerp (van de te realiseren installatie);

D. de controle van startsituatie (bouwkundige voorwaarden);

E. de registratie van vakbekwaamheid;

F. de in te zetten personen voor de gecertificeerde werkzaamheden;

G. de ingangscontrole van materialen;

H. het beheer van meetinstrumenten en hulpmiddelen;

I. het uitvoering van een CO-meting voorafgaand aan de werkzaamheden;

J. het uitvoeren van metingen en controles na de uitvoering van de werkzaamheden;

K. de beheersing van afwijkingen;

L. het vrijgeven van een gasverbrandingsinstallatie;

M. de uitbesteding van gecertificeerde werkzaamheden;

N. de klachtenbehandeling;

O. de kwaliteitssysteemverantwoordelijke;

P. het documenten- en versiebeheer;

Q. de archivering en bewaartermijn(en).

□ Voorziet het certificatieschema dat het kwaliteitssysteem van de certificaathouder minimaal de volgende onderwerpen beschrijft:

□ de registratie van projecten die betrekking hebben op de gecertificeerde werkzaamheden (zie COS-2.05);

□ het beheer van projectdossiers (zie COS-2.05);

□ de controle van het ontwerp (van de te realiseren installatie) (zie COS-3.01);

□ de controle van startsituatie (bouwkundige voorwaarden) (zie COS-3.01);

□ de registratie van vakbekwaamheid (zie COS-2.03);

□ de in te zetten personen voor de gecertificeerde werkzaamheden (zie COS-2.03);

□ de ingangscontrole van materialen (zie COS-3.01);

□ het beheer van meetinstrumenten en hulpmiddelen (zie COS-2.04);

□ het uitvoering van een CO-meting voorafgaand aan de werkzaamheden (zie COS-3.01);

□ het uitvoeren van metingen en controles na de uitvoering van de werkzaamheden (zie COS-3.01);

□ het vrijgeven van een gasverbrandingsinstallatie (zie COS-3.01);

□ de vastlegging van uitbesteding van gecertificeerde werkzaamheden (zie COS-2.02);

□ de beheersing van afwijkingen;

□ de klachtenbehandeling;

□ de kwaliteitssysteemverantwoordelijke;

□ de archivering en de bewaartermijn(en)?

□ Schrijft het certificatieschema voor dat de certificaathouder documenten- en versiebeheer uitvoert binnen zijn kwaliteitssysteem?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)2

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

c. het op adequate wijze controleren van de gasverbrandingsinstallatie voordat deze in bedrijf wordt gesteld;

d. de vakbekwaamheid van personen die de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, onder d, uitvoeren, het actueel houden van het hiervoor benodigde kennisniveau en de wijze waarop dit wordt beoordeeld;

COS-2.02 Personele inzet

A. Het certificatieschema schrijft voor dat de

certificaathouder van alle in te zetten personen vastlegt:

1) de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

2) de in de ministeriële regeling voorgeschreven werkzaamheden.

3) de actualiteit van de vakbekwaamheid.

4) de registraties van de vakbekwaamheid.

B.

Het certificatieschema schrijft voor de wijze waarop de certificaathouder de uitbesteding van gecertificeerde werkzaamheden vastlegt.

□ Schrijft het certificatieschema een wijze voor waarop (aantoonbaarheid) de certificaathouder de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vastlegt voor de in te zetten personen?

□ Voorziet het certificatieschema erin dat de certificaathouder de bevoegde personen als volgt vastlegt in de administratieve organisatie:

□ een overzicht met de bevoegde personen die een gasverbrandingsinstallatie in bedrijf mogen stellen?

□ Een overzicht per bevoegde persoon waarin is vastgelegd dat de persoon aantoonbaar in staat is om:

□ de opstelruimte voor gasverbrandingsinstallaties, in ieder geval inhoudende de ventilatievoorziening, te beoordelen;

□ rookgasafvoerkanalen en -leidingen inclusief uitmonding, te beoordelen en te beproeven;

□ collectieve rookgasafvoeren te beoordelen en te beproeven, in het geval van werkzaamheden daaraan;

□ de toevoer van verbrandingslucht te beoordelen;

□ de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties te beoordelen daar waar het gaat om het vrijkomen van koolmonoxide;

□ gasverbrandingsinstallaties in bedrijf te stellen;

□ de metingen en controles te verrichten alsmede de resultaten van deze metingen en controles te interpreteren;

□ voorlichting te geven aan de gebruiker over het functioneren van de gasverbrandingsinstallatie in samenhang met het systeem, inclusief luchttoevoer, rookgasafvoer en plaatsing in het gebouw?

□ Schrijft het certificatieschema een wijze voor waarop de certificaathouder uitbesteding van gecertificeerde werkzaamheden vastlegt?

RB artikel 1.18

Een certificatieschema schrijft voor dat de persoon die de inbedrijfstelling uitvoert, met het oog op het kunnen voldoen aan de in artikel 1.17 gestelde eisen aantoonbaar in staat is:

a. de opstelruimte voor gasverbrandingsinstallaties, in ieder geval inhoudende de ventilatievoorziening, te beoordelen;

b. rookgasafvoerkanalen en -leidingen inclusief uitmonding, te beoordelen en te beproeven;

c. collectieve rookgasafvoeren te beoordelen en te beproeven, in het geval van werkzaamheden daaraan;

d. de toevoer van verbrandingslucht te beoordelen;

e. de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties te beoordelen daar waar het gaat om het vrijkomen van koolmonoxide;

f. gasverbrandingsinstallaties in bedrijf te stellen;

g. de metingen en controles, bedoeld in artikel 1.17, onderdelen a, b en c, te verrichten alsmede de resultaten van deze metingen en controles te interpreteren;

h. voorlichting te geven aan de gebruiker over het functioneren van de gasverbrandingsinstallatie in samenhang met het systeem, inclusief luchttoevoer, rookgasafvoer en plaatsing in het gebouw.

COS-2.03 Vakbekwaamheid personen

Het certificatieschema schrijft voor dat de voor de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten persoon:

A. vakbekwaam is om op adequate wijze controle van de gasverbrandingsinstallatie uit te voeren.

B. vakbekwaam is voor de in ministeriele regeling voorgeschreven werkzaamheden.

C. actueel vakbekwaam is.

D. aantoonbaar vakbekwaam is.

E. altijd bijzondere omstandigheden kan signaleren waarbij louter navolging van het certificatieschema naar zijn professionele oordeel ten onrechte zou leiden tot het wel of niet in gebruik stellen van een gasverbrandingsinstallatie.

□ Schrijft het certificatieschema voor de minimale vakbekwaamheidseisen (opleiding, ervaring, training, vaardigheden, kennis) voor het uitvoeren van de metingen en controles, het uitvoeren van de werkzaamheden, beoordelen van resultaten en het in bedrijf stellen van een gasverbrandingsinstallatie waaraan de certificaathouder moet voldoen?

□ Schrijft het certificatieschema voor dat de benodigde kennis van de certificaathouder minimaal Bouwbesluit 2012 afdeling 3.8 (Bbl 4.134 t/m 4.142 en 5.16, 3.74 t/m 3.78, Ob 4.3) en de daarbij behorende (gas)normen betreft?

□ Schrijft het certificatieschema voor dat de normkennis van de certificaathouder minimaal gericht is op de ventilatie van gebouwen (nieuwbouw & bestaande bouw), afvoer van rookgassen van een gasverbrandingsinstallatie in gebouwen (nieuwbouw & bestaande bouw) en de praktijkrichtlijnen voor gasverbrandingsinstallaties?

□ Voorziet het certificatieschema in de mogelijkheid dat de certificaathouder altijd bijzondere omstandigheden kan signaleren dat louter navolging van het certificatieschema naar zijn professionele oordeel ten onrechte zou leiden tot het wel of niet in gebruik stellen van een gasverbrandingsinstallatie?

□ Schrijft het certificatieschema voor op welke wijze de certificaathouder aantoont dat aan het beschreven kennisniveau van het certificatieschema wordt voldaan?

□ Schrijft het certificatieschema voor op welke wijze de certificaathouder het vereiste kennisniveau actueel houdt?

□ Schrijft het certificatieschema een wijze voor waarop de certificaathouder actief intern toezicht houdt op de voor de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten personen?

Bb artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)3

1. Het is verboden werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren aan een gebouwgebonden verbrandingstoestel, werkzaam op gas bestaande uit koolstofverbindingen, en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas, zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat, afgegeven door een instelling die door Onze Minister is aangewezen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen de werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die zijn opgenomen in een door Onze Minister aangewezen certificatieschema.

COS-2.04 Bevoegd persoon

Het certificatieschema vereist dat het in bedrijf stellen van een gasverbrandingsinstallatie door een daartoe bevoegd persoon wordt uitgevoerd.

□ Vereist het certificatieschema dat het in bedrijf stellen van een gasverbrandingsinstallatie altijd door een daartoe bevoegd persoon wordt uitgevoerd?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)4

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

a. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder door de certificerende instelling ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem.

COS-2.05 Projectadministratie

A. Het certificatieschema schrijft voor dat de certificaathouder een transparante projectadministratie bijhoudt waarbij alle beoordelingsresultaten, tussentijdse aanpassingen en afwijkingen van het gehele proces van gecertificeerde werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties reproduceerbaar zijn.

B. Het certificatieschema schrijft een archiefplicht en bewaartermijn(en) van de projectadministratie voor.

□ Beschrijft het certificatieschema dat certificaathouder, door middel van een kwaliteitssysteem, minimaal de volgende onderwerpen in zijn administratie vastlegt:

□ de registratie van projecten die betrekking hebben op de gecertificeerde werkzaamheden;

□ het beheer van projectdossiers met daarin minimaal beoordelingsresultaten, tussentijdse aanpassingen en afwijkingen van het gehele proces van gecertificeerde werkzaamheden;

□ archivering en bewaartermijn(en)?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)5

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het

certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

f. de beschikbaarheid, het gebruik, onderhoud en beheer van bij de uit te voeren werkzaamheden noodzakelijke meetinstrumenten en andere hulpmiddelen;

COS-2.06 Beheer van meetinstrumenten en hulpmiddelen

Het certificatieschema beschrijft de noodzakelijke meetinstrumenten en hulpmiddelen die door de certificaathouder worden ingezet en de geschiktheid daarvan ten behoeve van de concentratiemetingen (COS-3.01).

□ Beschrijft het certificatieschema welke meetinstrumenten en hulpmiddelen noodzakelijk zijn voor de certificaathouder?

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze voor het correct gebruik van meetinstrumenten en hulpmiddelen door de certificaathouder?

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop is geregeld dat de meetinstrumenten en hulpmiddelen voortdurend geschikt zijn voor beoogd gebruik door de certificaathouder?

□ Beschrijft het certificatieschema op welke wijze de certificaathouder het (periodiek) onderhoud van de instrumenten en hulmiddelen uitvoert of laat uitvoeren?

□ Beschrijft het certificatieschema welke kritische meetinstrumenten mogen worden gebruikt, hoe deze worden toegepast en onderhouden (kalibratie, eventueel justeren) moeten worden door de certificatiehouder?

□ Beschrijft het certificatieschema een procedure hoe de certificaathouder moet handelen in het geval een meetinstrumenten en hulpmiddelen defect is?

Bb artikel 1.41 (Beeldmerk)6

1. Certificaathouders voeren een door Onze Minister bij ministeriële regeling vastgesteld beeldmerk.

COS-2.07 Verplicht gebruik beeldmerk

Het certificatieschema verplicht dat de certificaathouder:

A. het ‘CO-VRIJ’ beeldmerk toepast.

B. het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties toepast.

C. het beeldmerk gebruikt bij het legitimeren aan klanten.

D. zich houdt aan het ‘Reglement voor het beeldmerk voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’ bij het gebruik van het beeldmerk ‘CO-VRIJ’.

□ Beschrijft het certificatieschema de verplichting dat de certificaathouder het door de minister vastgesteld beeldmerk ‘CO-VRIJ’ toepast?

□ Beschrijft het certificatieschema het verplicht naleven van het ‘Reglement voor het beeldmerk voor gasverbrandingsinstallaties’ door de certificaathouder?

□ Beschrijft het certificatieschema dat op alle uitingen die te maken hebben met de gecertificeerde werkzaamheden het beeldmerk ‘CO-VRIJ’ is opgenomen door de certificatiehouder? Bijvoorbeeld op briefpapier, offertes, website, de bedrijfswagen en andere vormen waarmee het bedrijf zich in het kader van CO-stelsel als gecertificeerd bedrijf legitimeert.

RB artikel 1.23

1. Het beeldmerk, bedoeld in artikel 1.41, eerste lid, van het besluit is het beeldmerk opgenomen in bijlage IIa.

2. Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bij het zich legitimeren bij klanten.

RB artikel 1.23

2. Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bij het zich legitimeren bij klanten.

COS-2.08 Legitimeren

Het certificatieschema beschrijft dat de certificaathouder verplicht is zich te legitimeren bij de klanten.

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop in te zetten personen van de certificaathouder zich bij klanten legitimeren?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
5

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
6

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.47

3. Inrichting en proces van de uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden aan de gasverbrandingsinstallaties

De uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden aan de gasverbrandingsinstallaties is onderhevig aan een aantal inhoudelijke eisen en proceseisen. Het certificatieschema dient duidelijk kenbaar te maken dat de werkzaamheden altijd gestart en afgerond worden met de uitvoering van een CO-meting. Daarbij is situationeel beschreven wanneer een gasverbrandingsinstallatie wel of juist niet in bedrijf gesteld mag worden. In sommige situaties is sprake van een (bijna-)ongeval dat de certificaathouder moet melden aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)1

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

c. het op adequate wijze controleren van de gasverbrandingsinstallatie voordat deze in bedrijf wordt gesteld;

e. het melden van de inbedrijfstelling van gasverbrandingsinstallaties door de certificaathouder aan de certificerende instelling na afronding van werkzaamheden;

g. het buiten bedrijf stellen van toestellen als wordt vastgesteld dat bij het gebruik ervan koolmonoxide vrijkomt;

COS-3.01 Uitvoering gecertificeerde werkzaamheden

Het certificatieschema beschrijft dat:

A. de certificaathouder voorafgaand aan de werkzaamheden (COS-1.03) een (start)meting van de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte en in de verbrandingsgassen van het toestel uitvoert volgens het meetprotocol.

B. de certificaathouder de werkzaamheden uitvoert conform de installatie- en onderhoudsvoorschriften van de leverancier of de fabrikant van de installatie rekening houdend met de vereisten uit COS-3.01.

C. de certificaathouder de gasverbrandingsinstallatie controleert, doormiddel van een eindmeting, voordat hij deze inbedrijf stelt.

D. de certificaathouder de gasverbrandingsinstallatie buiten bedrijf stelt, als vastgesteld is dat bij het gebruik van de gasverbrandingsinstallatie koolmonoxide vrijkomt.

E. de certificaathouder de gasverbrandingsinstallatie niet eerder in bedrijf stelt dan de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte van het toestel lager is dan 5 ppm.

F. de certificaathouder de gasverbrandingsinstallatie (indien daar een voorziening voor aanwezig is) niet eerder in bedrijf stelt dan blijkt dat de concentratie koolmonoxide in de verbrandingsgassen van het toestel niet hoger is dan:

1) 50 ppm in het geval van een afvoerloos open gasverbrandingstoestel;

2) 200 ppm in het geval van een afvoergebonden gasverbrandingstoestel;

3) 400 ppm in het geval van een gesloten gasverbrandingstoestel.

G. de certificaathouder een gemeten concentratie koolmonoxide van 20 ppm en hoger meldt aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling (COS-5.05).

H. de certificaathouder een inbedrijfstelling van een gasverbrandingsinstallatie meldt aan de certificerende instelling.

I. de certificaathouder controleert of het gebruiksvoorschrift van het gasverbrandingstoestel aanwezig is.

J. de certificaathouder de gebruiker /bewoner wijst op het ontbreken van het gebruiksvoorschrift (indien van toepassing).

K. de certificaathouder het voorgeschreven meetprotocol voor de concentratiemetingen toepast.

L. Het meetprotocol bevat beschrijving over de te meten waardes, de wijze voor het meten, de meetonzekerheid, het vaststellen en omgaan met foutieve meetwaardes en het afwijken van meetapparatuur.

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder voorafgaand aan de werkzaamheden een nulmeting/startmeting uitvoert in de opstellingsruimte van het toestel?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder de werkzaamheden uitvoert conform de installatie- en onderhoudsvoorschriften van de leverancier/fabrikant van de installatie, voor zover deze voorschriften niet in strijd zijn met hetgeen is bepaald in de wet?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder:

□ een controle van het ontwerp (van de te realiseren installatie) uitvoert;

□ een controle van startsituatie (bouwkundige voorwaarden) uitvoert?

□ Beschrijft het certificatieschema dat certificaathouder een ingangscontrole van materialen uitvoert en dit vastlegt?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder voorafgaand aan de inbedrijfstelling een meting van de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte van het toestel en in de verbrandingsgassen van het toestel uitvoert?

□ Beschrijft het certificatieschema dat indien de certificaathouder in de opstellingsruimte en/of in de verbrandingsgassen van het toestel boven de wettelijk vastgelegde waardes meet (zie hieronder), het gasverbrandingstoestel buiten bedrijf stelt?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder het toestel enkel in bedrijf mag stellen indien in de opstellingsruimte van het toestel een concentratie koolmonoxide lager dan 5 ppm is gemeten en het resultaat van concentratiemeting in de verbrandingsgassen (indien voorziening voor de meting aanwezig is) niet hoger is dan:

□ 50 ppm voor een afvoerloos open gasverbrandingstoestel;

□ 200 ppm voor een afvoergebonden open gasverbrandingstoestel;

□ 400ppm voor een gesloten gasverbrandingstoestel?

□ Beschrijft het certificatieschema dat indien de certificaathouder in een ruimte waar zich mensen kunnen bevinden een concentratie koolmonoxide van meer dan 20 ppm meet, deze meldingsplichtig is bij de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder bij verhoogde concentraties koolmonoxide de oorzaak eerst dient weg te nemen alvorens de gasverbrandingsinstallatie (opnieuw) in bedrijf mag worden gesteld?

□ Beschrijft het certificatieschema dat certificaathouder het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingsinstallatie na uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden (met uitzondering van certificatieschema’s die alleen werkzaamheden aan rookgasafvoer- of luchttoevoervoorzieningen betreffen) meldt bij de certificerende instelling?

□ Beschrijft het certificatieschema het controleren op de aanwezigheid van de gebruiksvoorschriften van de installatie door de certificaathouder?

□ Indien de certificaathouder vaststelt dat de gebruiksvoorschriften ontbreken wordt de gebruiker/eigenaar hierop gewezen?

□ Bevat het certificatieschema een meetprotocol voor de bedoelde concentratiemetingen (startmeting en inbedrijfstelling metingen) dat de certificaathouder moet volgen?

□ Is in het meetprotocol aandacht voor de gemeten waardes en de wijze waarop die moet worden gemeten, de meetonzekerheid, foutieve meetwaardes en afwijkingen van meetapparatuur?

RB artikel 1.17

Een certificatieschema schrijft in ieder geval voor dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, van het besluit:

a. een certificaathouder voorafgaand aan de werkzaamheden een meting van de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte van het toestel uitvoert;

b. een certificaathouder de gasverbrandingsinstallatie niet eerder in bedrijf stelt dan nadat hij de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte van het toestel heeft gemeten en deze concentratie lager dan 5 ppm is;

c. een certificaathouder, wanneer de gasverbrandingsinstallatie daar een voorziening voor heeft, de gasverbrandingsinstallatie niet eerder in bedrijf stelt dan nadat hij de concentratie koolmonoxide in de verbrandingsgassen van het toestel heeft gemeten en de concentratie niet hoger is dan:

1°.50 ppm in het geval van een open, afvoerloos gasverbrandingstoestel;

2°.200 ppm in het geval van een open, afvoergebonden gasverbrandingstoestel;

3°.400 ppm in het geval van een gesloten gasverbrandingstoestel.

d. door certificaathouders wordt gecontroleerd of het gebruiksvoorschrift van het gasverbrandingstoestel aanwezig is en dat zij, indien dit niet het geval is, de gebruiker of bewoner wijzen op het ontbreken van deze informatie;

e. certificaathouders de werkzaamheden uitvoeren conform de installatie- en onderhouds-voorschriften van de leverancier of de fabrikant van de installatie, voor zover de voorschriften niet in strijd zijn met hetgeen in deze paragraaf is bepaald.

RB artikel 1.18

Een certificatieschema schrijft voor dat de persoon die de inbedrijfstelling uitvoert, met het oog op het kunnen voldoen aan de in artikel 1.17 gestelde eisen aantoonbaar in staat is:

g. de metingen en controles, bedoeld in artikel 1.17, onderdelen a, b en c, te verrichten alsmede de resultaten van deze metingen en controles te interpreteren;

RB artikel 1.20

De concentratie koolmonoxide, bedoeld in artikel 1.38 van het besluit, bedraagt 20 ppm.

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)2

3. In het geval dat een certificatieschema slechts betrekking heeft op werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen zijn de eisen genoemd in het tweede lid, onderdelen d en e niet van toepassing en kan het schema, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, de eis bevatten dat alleen de rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie worden gecontroleerd.

COS-3.02 Uitvoering van beperkte werkzaamheden

Het certificatieschema beschrijft dat:

A. de certificaathouder een controle van enkel de rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieniningen en de aansluiting daarvan op andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallaties uitvoert wanneer de certificaathouder slechts werkzaamheden uitvoert aan de rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallaties (COS-1.03).

B. de certificaathouder aan de eigenaar/ gebruiker een bewijs verstrekt waaruit blijkt dat de rookgasafvoervoorziening of verbrandingsluchttoevoervoorziening veilig is om te gebruiken en voor welke periode dat geldt. (NB Derden kunnen zich dan op dat bewijs baseren).

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder een controle uitvoert aan enkel de rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie wanneer er slechts sprake is van beperkte werkzaamheden?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder van de beperkte werkzaamheden aan de eigenaar/ gebruiker een bewijs verstrekt waaruit blijkt dat deze voorzieningen en de aansluiting daarvan op andere onderdelen van de installatie veilig zijn en voor welke periode dit bewijs geldt? (NB dit is geen inbedrijfstelling melding/bewijs)

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

4. Werkwijze van de certificerende instelling

Op de toepassing van het certificatieschema dient de certificerende instelling toezicht te houden. Een certificatieschema voor de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties dient duidelijk kenbaar te maken hoe dit toezicht door de certificerende instelling wordt ingevuld. Voorwaarde aan het toezicht is dat het certificatieschema beschrijft op welke wijze de certificerende instelling toeziet op de naleving van de voorschriften van het certificatieschema en de werking van het certificatieschema door middel van bureau-audits en steekproeven. Vervolgens beschrijft het certificatieschema in welke gevallen de certificerende instelling sanctionerend zal optreden. Daarbij worden de sancties en andere mogelijke ingrepen die het certificatieschema kent beschreven. Het moet voor de certificaathouder duidelijk zijn in welke gevallen een sanctie opgelegd kan worden, de zwaarte daarvan en wat daarvan de consequenties zijn. Vervolgens is ook een procedure omschreven op welke wijze de opgelegde sanctie opgeheven kan worden. Als laatste maakt het certificatieschema duidelijk op welke wijze de certificerende instelling informatie aan de TloKB verstrekt.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)1

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

b. de wijze, frequentie en omvang van de steekproefcontroles op de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, door de certificerende instelling;

c. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder door de certificerende instelling ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem;

COS-4.01 Toezicht certificerende instelling

Het certificatieschema schrijft voor:

A. op welke wijze de certificerende instelling toezicht houdt op het toepassen van het certificatieschema voor het verkrijgen en het behouden van het procescertificaat voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.

B. de wijze, frequentie en omvang van de steekproefcontroles die de certificerende instelling uitvoert op de werkzaamheden (COS-1.03) van de certificaathouder. De steekproefcontroles zijn representatief voor de uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden en de omvang van de certificaathouder. Voor het rechtvaardigen van de representativiteit is er voldoende spreiding in alle bij de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten personen, typen gasverbrandingsinstallaties, soorten gecertificeerde werkzaamheden (COS-1.03). Frequentie en diepgang van de steekproeven worden bepaald op basis van voorafgaand toezicht en mogelijke andere signalen over de certificaathouder.

C. de wijze, frequentie en omvang van audits die de certificerende instelling uitvoert bij de certificaathouder ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem.

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop de certificerende instelling toetst dat een certificaathouder voldoet aan de certificatievereisten (bij verkrijgen en gedurende de looptijd van het certificaat)?

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop een certificaathouder het procescertificaat verkrijgt en behoudt, waarbij de certificerende instelling toezicht houdt op:

□ de hoofd- en ondersteunende activiteiten binnen de organisatie van de certificaathouder ten behoeve de gecertificeerde werkzaamheden;

□ de inzet van bijvoorbeeld ondersteunende personen, lager gekwalificeerde personen (waaronder ook leerlingmonteurs) naast de kernactiviteiten en de inzet van de vakbekwame personen?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificerende instelling een geldigheidsduur van het certificaat hanteert?

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop de certificerende instelling de representativiteit van de steekproefcontroles bepaalt?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de bovengenoemde representativiteit in het geval van initieel onderzoek (voor het verkrijgen van het certificaat) minimaal de volgende onderdelen bevat:

□ de omvang van het onderzoek, beschrijving van de bureau-audit en de wijze van steekproefcontrole;

□ een onderzoek gericht op de te certificeren werkzaamheden en typen gasverbrandingsinstallaties;

□ alle bij de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten personen?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de bovengenoemde representativiteit in het geval van periodiek onderzoek en hercertificatie-onderzoek (voor het behouden en vernieuwen van het certificaat) minimaal de volgende onderdelen bevat:

□ de omvang van het onderzoek, beschrijving van de bureau-audit en de wijze van steekproefcontrole;

□ de frequentie van de bureau-audits en de steekproefcontroles, op basis van de onderzoeksresultaten uit het verleden, zodat gerechtvaardigd vertrouwen in uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden uitgesproken kan worden;

□ een onderzoek gericht op de gecertificeerde werkzaamheden en typen gasverbrandingsinstallaties;

□ alle bij de gecertificeerde werkzaamheden in te zetten personen?

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)2

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

d. de wijze waarop wordt omgegaan met niet-naleving van de eisen door certificaathouders; en

e. de gevallen waarin een aanvraag voor een certificaat wordt afgewezen of een certificaat wordt geschorst of ingetrokken, waaronder het geval waarin de aanvrager van het certificaat respectievelijk certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

COS-4.02 Conformiteitseis

Het certificatieschema beschrijft:

A. de definitie van niet-kritieke en kritieke afwijkingen.

B. dat kritieke afwijkingen (ernstig) kritieke gevolgen hebben voor de werkwijze en resultaatverplichtingen van de gecertificeerde werkzaamheden. Deze afwijkingen leiden tot CO-gevaarlijke situaties voor de gebruiker/eigenaar.

C. dat niet-kritieke afwijkingen geen kritieke gevolgen hebben voor de werkwijze en resultaatverplichtingen van de gecertificeerde werkzaamheden.

□ Beschrijft het certificatieschema de definitie en een overzicht van kritieke en niet-kritieke afwijkingen?

□ Beschrijft het certificatieschema de volgende uitgangspunten:

□ kritieke afwijking: betreft afwijkingen die direct gevolgen hebben voor de werkwijze en resultaatverplichtingen van de gecertificeerde werkzaamheden. Deze afwijkingen leiden tot CO-gevaarlijke situaties voor de gebruiker/eigenaar.

□ In ieder geval zijn dit de volgende situaties:

□ het in bedrijf stellen van een CO-onveilige installatie;

□ het in bedrijf (laten) stellen van een installatie door een onvoldoende gekwalificeerd persoon;

□ het niet voldoen aan de voorwaarden voor opheffing van een gegeven waarschuwing en/of schorsing binnen de daarvoor geldende termijn;

□ het niet voldoen aan de eisen ten aanzien van de competenties van de personen die installaties in bedrijf stellen.

□ niet-kritieke afwijking: betreft afwijkingen die tot aanpassing van de werkwijze en tot verbetering van resultaatverplichtingen leiden zonder dat er een CO-gevaarlijke situatie kan ontstaan.

COS-4.03 Handhaving certificerende instelling

Het certificatieschema beschrijft:

A. op welke wijze de certificerende instelling handelt bij een onjuiste toepassing van het certificatieschema door de certificaathouder.

B. op welke wijze de certificerende instelling handelt in de gevallen waarin een aanvraag voor een certificaat wordt afgewezen of een certificaat wordt geschorst of ingetrokken.

C. op welke wijze de certificerende instelling handelt in het geval dat de aanvrager van het certificaat respectievelijk certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

□ Beschrijft het certificatieschema op welke wijze de certificerende instelling handelt indien de werkzaamheden van de certificaathouder niet voldoen aan de eisen die van toepassing zijn op de gecertificeerde werkzaamheden?

□ Beschrijft het certificatieschema op welke wijze de certificerende instelling handelt indien de interne kwaliteitsbewaking van de certificaathouder niet overeenkomt met zijn kwaliteitssysteem?

□ Beschrijft het certificatieschema op welke wijze de certificerende instelling handelt indien de certificaathouder niet voldoet aan de (overige) eisen die het certificatieschema aan de certificaathouder stelt?

□ Beschrijft het certificatieschema op welke wijze de kritieke en niet-kritieke afwijkingen opgelost en afgehandeld moeten worden door de certificaathouder en de certificerende instelling en binnen welke termijnen dat moet gebeuren?

□ Beschrijft het certificatieschema in welke gevallen de certificerende instelling een aanvraag voor een certificaat afwijst of een certificaat schorst of intrekt, waaronder het geval waarin de aanvrager van het certificaat of de certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard?

Bb artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)3

1. Het is verboden werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren aan een gebouwgebonden verbrandingstoestel, werkzaam op gas bestaande uit koolstofverbindingen, en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas, zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat, afgegeven door een instelling die door Onze Minister is aangewezen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen de werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die zijn opgenomen in een door Onze Minister aangewezen certificatieschema.

COS-4.04 Verstrekking (proces)certificaat

Het certificatieschema schrijft voor dat:

A. een door de minister voor het wettelijk stelsel aangewezen certificerende instelling gerechtigd is om een certificaat voor de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties af te geven.

B. de certificerende instelling alleen bij een gerechtvaardigd vertrouwen in de werkzaamheden die de certificaathouder uitvoert volgens de kwaliteitseisen (zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3 van dit aanwijzingskader) uit het aangewezen certificatieschema een (proces)certificaat afgeeft.

□ Vereist het certificatieschema een uitgifte van certificaat door een door de minister voor het wettelijk stelsel aangewezen certificerende instelling?

□ Beschrijft het certificatieschema dat alleen het gerechtvaardigd vertrouwen in de werkzaamheden die de certificaathouder uitvoert volgens de kwaliteitseisen (zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3 van dit aanwijzingskader) uit het aangewezen certificatieschema, leidt tot de afgifte van het (proces)certificaat door de certificerende instelling?

Bb artikel 1.39 (Informatieverstrekking)4

2. De certificerende instelling verstrekt gegevens met betrekking tot certificaathouders aan Onze Minister ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 1.40.

3. De certificerende instelling verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taken benodigde inlichtingen.

4. De certificerende instelling zendt Onze Minister jaarlijks een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar en meldingen als bedoeld in artikel 1.38. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit verslag.

COS-4.05 Informatieplicht certificerende instelling

Het certificatieschema beschrijft dat:

A. de certificerende instelling informatie aan de minister verstrekt over de certificaathouders. (NB Deze gegevens worden gebruikt voor het openbaar register gasverbrandingsinstallaties).

B. de certificerende instelling op verzoek van de minister kosteloos informatie verstrekt.

C. de certificerende instelling jaarlijks een verslag aan de minister stuurt over de uitgevoerde werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar en ontvangen meldingen over bijna-ongevallen (COS-4.06).

□ Beschrijft het certificatieschema dat certificerende instelling actuele informatie over de certificaathouders ten behoeve van het openbaar register gasverbrandingsinstallaties verstrekt aan de TloKB?

□ Beschrijft het instrument dat op verzoek van de TloKB de certificerende instelling op ieder moment informatie kosteloos verstrekt ten behoeve van het stelseltoezicht?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificerende instelling de volgende informatie over het afgelopen jaar verstrekt aan de TloKB ten behoeve van het jaarlijks verslag:

□ de uitgevoerde werkzaamheden;

□ de rechtmatigheid van die werkzaamheden;

□ de doeltreffendheid van die werkzaamheden;

□ de (bijna-)ongeval meldingen?

RB artikel 1.21

1. De certificerende instelling zendt het verslag, bedoeld in artikel 1.39, vierde lid, van het besluit, jaarlijks voor 1 maart aan de minister.

2. In het verslag worden ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

a. een overzicht van de controles die de certificerende instelling heeft uitgevoerd, inclusief de resultaten van elke controle;

b. de door de instelling afgegeven, ingetrokken en geschorste certificaten;

c. wijzigingen in de voor de instelling relevante accreditaties, reglementen en procedures;

d. knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

e. de hoeveelheid en aard van de door de certificerende instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

f. ingediende bezwaren op beslissingen van de certificerende instelling over al dan niet verleende certificaten en de ingestelde beroepen tegen de beslissingen op bezwaar, alsmede de wijze van afhandeling daarvan.

COS-4.06 Jaarverslag door de certificerende instelling

Het certificatieschema schrijft voor dat de certificerende instelling jaarlijks voor 1 maart aan de minister verslag (COS-4.05) zendt met de in de ministeriële regeling voorgeschreven onderwerpen.

□ Beschrijft het certificatieschema dat de volgende informatie in het jaarlijks verslag door de certificerende instelling aan de TloKB wordt verstrekt:

□ een overzicht van de controles die de certificerende instelling heeft uitgevoerd, inclusief de resultaten van elke controle;

□ de door de certificerende instelling afgegeven, ingetrokken en geschorste certificaten;

□ wijzigingen in de voor de instelling relevante accreditaties, reglementen en procedures;

□ knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

□ de hoeveelheid en aard van de door de certificerende instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

□ ingediende bezwaren op beslissingen van de certificerende instelling over al dan niet verleende certificaten en de ingestelde beroepen tegen de beslissingen op bezwaar, alsmede de wijze van afhandeling daarvan?

□ Schrijft het certificatieschema voor dat de certificerende instelling de voorgeschreven informatie jaarlijks voor 1 maart stuurt aan de TloKB?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
3

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Ob 10.14b

5. Tussentijdse en afsluitende informatieverstrekking

Met de uitvoering van het certificatieschema wordt tal van informatie verzameld door de certificerende instelling en de certificaathouder. Het certificatieschema voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallatie dient duidelijk te maken in welke gevallen informatie aan de certificerende instelling, de TloKB, de bewoner/gebruiker en eigenaar van het gebouw en het bevoegd gezag gestuurd dient te worden.

Wet- en regelgeving

Criteria

Toetsvragen

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)1

4. Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

a. de wijze waarop certificerende instellingen gegevens over en van certificaathouders verwerken;

COS-5.01 Informatieverstrekking certificaathouder

Het certificatieschema schrijft voor welke informatie en op welke momenten aan de certificerende instelling wordt verstrekt door de certificaathouder. Deze informatie betreft tenminste de in criteria COS-5.03, COS-5.05 en COS-5.06 beschreven gegevens.

□ Beschrijft het certificatieschema welke informatie de certificaathouder ten minste aan de certificerende instelling dient te verstrekken met betrekking tot de registratie van projecten? Betreft deze informatie tenminste de informatie uit de criteria COS-5.03, COS-5.05 en COS-5.06?

□ Beschrijft het certificatieschema de frequentie en termijnen voor het verstrekken van de gevraagde informatie door certificaathouder aan de certificerende instelling?

□ Beschrijft het certificatieschema de mogelijkheid dat op ieder moment door de certificaathouder aan de certificerende instelling inzage in de actuele lijst van projectregistraties dient te worden verleend?

□ Beschrijft het certificatieschema de medewerking die een certificaathouder aan de certificerende instelling verleent bij informatiebehoefte?

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze en frequentie van het doorgeven van mutaties (administratief en organisatorisch) door de certificaathouder aan de certificerende instelling?

COS-5.02 Gegevensverwerking

Het certificatieschema legt de wijze vast waarop certificerende instellingen gegevens over en van certificaathouders verwerken.

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop de certificerende instelling de informatie over en van de certificaathouders verwerkt?

RB artikel 1.22

1. In het register, bedoeld in artikel 1.40, eerste lid, van het besluit, worden de volgende gegevens met betrekking tot certificaathouders opgenomen:

a. het nummer waarmee de certificaathouder geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel;

b. een beschrijving van de werkzaamheden die door de certificaathouder mogen worden uitgevoerd;

c. het schema waarvoor het certificaat is verleend;

d. de datum waarop een certificaat is verleend, geschorst of ingetrokken, de geldigheidsduur van het certificaat en, in het geval van schorsing, de termijn van de schorsing.

2. De certificerende instelling verstrekt de gegevens aan de minister.

COS-5.03 Informatie over certificaathouders

Het certificatieschema beschrijft dat de certificerende instelling de in de ministeriële regeling voorgeschreven gegevens verstrekt aan de minister (COS-5.02) en deze actueel houdt.

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificerende instelling de gegevens met betrekking tot de certificaathouders aan de TloKB verstrekt en actueel houdt?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de volgende gegevens van de certificaathouder worden bijgehouden:

□ KvK-nummer;

□ de gecertificeerde werkzaamheden en de typen gasverbrandingsinstallaties waaraan werkzaamheden worden verricht;

□ het certificatieschema waarvoor het certificaat is verleend;

□ de datum waarop een certificaat is verleend, geschorst of ingetrokken, de geldigheidsduur van het certificaat en, in het geval van schorsing, de termijn van de schorsing?

Bb artikel 1.35 (Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen)2

1. Het is verboden werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren aan een gebouwgebonden verbrandingstoestel, werkzaam op gas bestaande uit koolstofverbindingen, en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas, zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat, afgegeven door een instelling die door Onze Minister is aangewezen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen de werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die zijn opgenomen in een door Onze Minister aangewezen certificatieschema.

COS-5.04 (Proces)certificaat

Het certificatieschema voorziet in een template van het (proces)certificaat (uitgegeven door een aangewezen certificerende instelling) met de volgende gegevens:

A. nummer en naam van het aangewezen certificatieschema;

B. datum en versie van het aangewezen certificatieschema;

C. aanduiding van het vervangen certificaat met naam en nummer;

D. datum uitgifte- en geldigheidsduur certificaat;

E. datum eerste uitgifte van het certificaat;

F. beeldmerk ‘CO-VRIJ’;

G. naam van de certificaathouder; organisatie; dan wel rechtspersoon;

H. reikwijdte van de gecertificeerde werkzaamheden;

I. type gasverbrandingsinstallaties;

J. een uniek nummer;

K. koppeling met de regelgeving;

L. verwijzing openbaar Register gasverbrandingsinstallaties, van de minister op de site van de TloKB3;

M. het logo van de certificerende instelling, de nationale accreditatie-instantie, eventueel het bedrijfslogo van de certificaathouder en het in het kader van dit wettelijk stelsel verplichte beeldmerk ‘CO-VRIJ’.

□ Voorziet het certificatieschema in een (proces)certificaat model met de volgende minimale elementen:

□ nummer en naam van het aangewezen certificatieschema;

□ datum en versie van het aangewezen certificatieschema;

□ aanduiding van het vervangen certificaat met naam en nummer;

□ datum uitgifte en geldigheidsduur certificaat;

□ datum eerste uitgifte van het certificaat;

□ beeldmerk ‘CO-VRIJ’;

□ naam van de certificaathouder; organisatie; dan wel rechtspersoon;

LET OP: indien er meerdere vestigingen/franchises zijn is eenduidig identificeerbaar en traceerbaar wie gecertificeerd is.

□ reikwijdte van de gecertificeerde werkzaamheden;

□ type gasverbrandingsinstallaties;

□ het certificaat bevat een uniek nummer;

□ koppeling met de regelgeving;

□ verwijzing naar het Register gasverbrandingsinstallaties op de site van de TloKB?

□ Zijn er geen andere logo’s dan die van de certificerende instelling, de nationale accreditatie-instantie, het bedrijfslogo van de certificaathouder (facultatief) en het in het kader van dit wettelijk stelsel verplichte beeldmerk ‘CO-VRIJ op het (proces)certificaat? (tenzij hiervoor door de TloKB schriftelijk toestemming is gegeven)?

Bb artikel 1.38 (Meldplicht van

(bijna-)ongevallen)4

Indien een certificaathouder bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden constateert dat een gasverbrandingsinstallatie een hogere concentratie koolmonoxide produceert dan een bij ministeriële regeling vastgestelde concentratie en dat deze vrijkomt in een ruimte waar zich personen in kunnen bevinden, meldt hij dit terstond aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

COS-5.05 (Bijna-)ongeval melding door de certificaathouder

Het certificatieschema beschrijft:

A. dat de certificaathouder een (bijna-)ongeval onverwijld meldt in het geval dat bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden vastgesteld is dat een gasverbrandingsinstallatie een concentratie van meer dan 20 ppm produceert.

B. dat de certificaathouder een (bijna-)ongeval (uit bovenstaande punt) meldt aan de bewoner/gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

C. de wijze waarop de certificaathouder een (bijna-)ongeval meldt.

D. dat de (bijna-)ongeval melding tenminste de voorgeschreven informatie in de ministeriele regeling bevat:

1) de gemeten concentratie koolmonoxide;

2) een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten.

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder een (bijna-)ongeval (COS-3.01) onverwijld meldt?

□ Beschrijft het certificatieschema dat de certificaathouder een (bijna-) ongeval aan de volgende betrokkenen meldt:

□ aan de bewoner/gebruiker;

□ aan de eigenaar van het gebouw;

□ aan het bevoegd gezag;

□ aan de certificerende instelling?

□ Beschrijft het certificatieschema dat een (bijna-) ongeval melding de volgende informatie bevat:

□ informatie over de gemeten concentratie koolmonoxide;

□ beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten?

□ Beschrijft het certificatieschema de wijze waarop een certificaathouder een (bijna-)ongeval meldt?

RB artikel 1.21

3. Over iedere melding als bedoeld in artikel 1.38 van het

besluit wordt ten minste de volgende informatie verstrekt:

a. de gemeten concentratie koolmonoxide;

b. een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten.

Bb artikel 1.37 (Aanwijzing certificatieschema’s)5

2. Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

e. het melden van de inbedrijfstelling van gasverbrandingsinstallaties door de certificaathouder aan de certificerende instelling na afronding van werkzaamheden;

COS-5.06 Inbedrijfstelling door de certificaathouder

Het certificatieschema beschrijft dat de certificaathouder aan de certificerende instelling meldt dat een gasverbrandingsinstallatie in bedrijf is gesteld nadat de werkzaamheden zijn afgerond.

□ Beschrijft het certificatieschema de minimale informatie die de melding van het in bedrijf stellen en het vrijgeven dient te bevatten?

RB artikel 1.23

2. Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bij het zich legitimeren bij klanten.

COS-5.07 Legitimatiebewijs

Het certificatieschema schrijft voor dat het legitimatiebewijs van een bevoegd persoon (certificaathouder) de volgende gegevens bevat:

A. naam van het bedrijf;

B. naam en pasfoto van de medewerker;

C. beeldmerk ‘CO-VRIJ’ van het stelsel;

D. datum afgifte legitimatiebewijs.

□ Beschrijft het certificatieschema dat het legitimatiebewijs minimaal de volgende gegevens bevat:

□ naam van het bedrijf;

□ naam en pasfoto van de medewerker;

□ beeldmerk ‘CO-VRIJ’ van het stelsel;

□ datum afgifte legitimatiebewijs?

X Noot
1

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.45

X Noot
4

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de volgende voorschrift van toepassing: Bbl 6.46

X Noot
5

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a


X Noot
1

De TloKB voert deze taak uit in overeenstemming met de Ministeriële regeling ‘Besluit tijdelijk ondermandaat TloKB i.o.’ (Staatscourant 2021, 36218). Zolang de TloKB nog niet als zelfstandig bestuursorgaan is ingesteld, wijst de minister certificatieschema’s na advies van de TloKB aan. Wanneer de TloKB als zelfstandig bestuursorgaan is ingesteld, voert de TloKB deze taak namens de minister uit.

X Noot
2

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de volgende voorschriften van toepassing: Bkl 3.37, Ob 10.26a

Naar boven