Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 november 2021, nr. 2021-0000417507, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten in de provincie Groningen en aan de provincie Groningen ten behoeve van activiteiten die verband houden met de uitvoering van de versterking, of die gericht zijn op de verbetering van de sociale cohesie, of die gericht zijn op de toekomstbestendigheid of leefbaarheid van de Provincie Groningen (Meerjarige regeling verstrekking specifieke uitkeringen aardbevingsgebied Groningen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

batch 1.588:

door de Nationaal Coördinator Groningen benoemde batch van 1.588 woningen in de gemeenten waarvoor versterkingsadviezen zijn opgesteld;

minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Nationaal Programma Groningen:

Nationaal Programma Groningen als bedoeld in de Bestuursovereenkomst Nationaal Programma Groningen (Kamerstukken II, 2018/19, 33 529, nr. 587, bijlage 1).

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een uitkering wordt verstrekt

  • 1. De minister kan een specifieke uitkering verstrekken aan:

    • a. de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Westerkwartier en de provincie Groningen voor de uitvoering van projecten en werkzaamheden ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen;

    • b. de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt en de provincie Groningen, ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op de verbetering van de sociale cohesie, door middel van het maken en uitvoeren van afspraken die voor dat doel zijn gemaakt;

    • c. de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt en de provincie Groningen ten behoeve van activiteiten die zijn gericht op de uitvoering van de versterkingsopgave en op activiteiten die daaraan ondersteunend zijn;

    • d. de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt en de provincie Groningen ten behoeve van activiteiten in de openbare ruimte die noodzakelijk zijn in verband met de versterkingsopgave;

    • e. de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op het bieden van sociale en emotionele ondersteuning aan inwoners; en

    • f. de gemeenten Eemsdelta, Groningen en Midden-Groningen ten behoeve van het versterken van gebouwen in batch 1.588.

  • 2. De hoogte van een specifieke uitkering als bedoeld in het eerste lid bedraagt de in de bijlage bij dit artikel per gemeente of de provincie Groningen opgenomen bedragen.

  • 3. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW die verschuldigd is over kosten voor de uitvoering van projecten en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of voor zover de kosten in aanmerking komen voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel 3. Verplichtingen

  • 1. De gemeente of provincie besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor deze is verstrekt.

  • 2. Aan de verstrekking van een specifieke uitkering kunnen nadere verplichtingen worden verbonden.

Artikel 4. Wijze van betaling

  • 1. De minister kan aan een gemeente of de provincie voorschotten op het toegekende bedrag van een specifieke uitkering verlenen.

  • 2. De wijze van bevoorschotting en uitbetaling van de uitkering worden in de beschikking tot toekenning van de uitkering bepaald.

Artikel 5. Informatievoorziening na toekenning

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders of het college van gedeputeerde staten informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is toegekend.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders of het college van gedeputeerde staten verleent op verzoek van de minister medewerking en verstrekt informatie ten behoeve van de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.

Artikel 6. Verantwoording, terugvordering en vaststelling

  • 1. De gemeente of provincie waaraan op grond van artikel 2 een specifieke uitkering is verstrekt legt jaarlijks verantwoording af over de besteding daarvan op de wijze, bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Als uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, of dat niet is voldaan aan de verplichtingen gesteld op grond van artikel 3, tweede lid, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.

  • 3. De specifieke uitkering wordt vastgesteld uiterlijk op 31 december in het jaar dat de eindverantwoordingsinformatie is ingediend.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Meerjarige regeling verstrekking specifieke uitkeringen aardbevingsgebied Groningen.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 2 VAN DE MEERJARIGE REGELING VERSTREKKING SPECIFIEKE UITKERINGEN AARDBEVINGSGEBIED GRONINGEN

  • 1. De specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt voor:

    • a. de provincie Groningen: € 37.881.511, waarvan:

      • 1°. € 18.442.500 voor de uitvoering van projecten uit het programma Toukomst, waarvan:

        • € 9.152.500 voor de uitvoering van het project Roemte;

        • € 150.000 voor de uitvoering van het project Markante Kultuurhoezen;

        • € 300.000 voor de uitvoering van het project Zo willen wij wonen;

        • € 1.090.000 voor de uitvoering van het project Voorbereidend project Landschapswerkplaats;

        • € 105.000 voor de uitvoering van het project Aardbeving beleving;

        • € 50.000 voor de uitvoering van het project (Boeren)Erven, als stapstenen voor de natuur;

        • € 400.000 voor de uitvoering van het project Elk dorp zijn eigen voedseltuin;

        • € 3.000.000 voor de uitvoering van het project Zummerbühne;

        • € 2.000.000 voor de uitvoering van het project Sterke musea;

        • € 200.000 voor de uitvoering van het project Nu leren wat later is;

        • € 1.000.000 voor de uitvoering van het project Kunst in de zorg;

        • € 55.000 voor de uitvoering van het project Filosofie op het Vmbo;

        • € 210.000 voor de uitvoering van het project Kansrijke Generatie;

        • € 115.000 voor de uitvoering van het project De Barst;

        • € 115.000 voor de uitvoering van het project Touripedia;

        • € 250.000 voor de uitvoering van het project Waddenburger;

        • € 250.000 voor de uitvoering van het project Groningen groen en Duurzaam: Agrifuture; en

      • 2°. € 19.439.011 voor de uitvoering van projecten uit het Thematisch programma, waarvan:

        • € 375.000 voor de uitvoering van het project Organisatielasten thematisch programma;

        • € 72.200 voor de uitvoering van het project Zorg Nabij; en

        • € 880.775 voor de uitvoering van het project Digitale academie;

        • € 2.000.000 voor de uitvoering van het project Ondernemersportaal GroBusiness;

        • € 5.500.000 voor de uitvoering van het project Field labs autonoom vervoer;

        • € 234.244 voor de uitvoering van het project 8 persoons OV-bus en taxibus op waterstof

        • € 1.621.845 voor de uitvoering van het project Retrofit Q-liner en intercitybus naar waterstof elektrisch;

        • € 1.500.000 voor de uitvoering van het project Hive mobility Center (fase 2);

        • € 1.020.584 voor de uitvoering van het project Innovatiehub Oost-Groningen;

        • € 1.494.600 voor de uitvoering van het project Venturelab Noord;

        • € 3.000.000 voor de uitvoering van het project Waterstof Werkt;

        • € 1.739.763 voor de uitvoering van het project REGAIN;

    • b. de gemeente Groningen: € 1.000.000, voor de uitvoering van het project Budgetten voor dorpsagenda's;

    • c. de gemeente het Hogeland: € 3.131.691, waarvan:

      • 1°. € 1.602.000 voor de uitvoering van het project Enne Jans Heerd; en

      • 2°. € 1.529.691 voor de uitvoering van het project Centrumplan Leens;

    • d. de gemeente Midden-Groningen: € 3.330.585, waarvan:

      • 1°. € 300.000 voor de uitvoering van het project Organisatielasten Lokaal Programma Midden-Groningen;

      • 2°. € 1.064.000 voor de uitvoering van het project Ontwikkelbedrijf;

      • 3°. € 680.000 voor de uitvoering van het project Moeders van Midden-Groningen;

      • 4°. € 500.000 voor de uitvoering van het project Toekomstbestendig Cultureel erfgoed;

      • 5°. € 786.585 voor de uitvoering van het project Verbeteren veiligheid Midden-Groningen; en

    • e. de gemeente Eemsdelta: € 9.853.588, waarvan:

      • 1°. € 3.283.500 voor de uitvoering van het project Gebiedsontwikkeling Delfzijl Centrum Zuidoost – Fase 2: Wonen met een plus;

      • 2°. € 290.000 voor de uitvoering van het project Modern Noaberschap;

      • 3°. € 780.450 voor de uitvoering van het project Inzet van buiten- fitnessvoorzieningen;

      • 4°. € 20.000 voor de uitvoering van het project Tijd voor Toekomst (deel Eemsdelta);

      • 5°. € 3.930.000 voor de uitvoering van het project Sociaal programma Eemsdelta;

      • 6°. € 1.179.638 voor de uitvoering van het project Recreatie en toerisme aanpak; en

      • 7°. € 370.000 voor de uitvoering van het project Versterken centrumgebieden Eemsdelta.

  • 2. De specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt voor:

    • a. de gemeente Groningen: € 15.524.342, waarvan:

      • 1°. € 4.000.000 voor aanvullende Maatwerkafspraken; en

      • 2°. € 11.524.342 voor de tegemoetkomingen Blok B;

    • b. de gemeente het Hogeland: € 4.837.378 ten behoeve van de tegemoetkomingen Blok B;

    • c. de gemeente Midden-Groningen: € 3.943.073 ten behoeve van de tegemoetkomingen Blok B;

    • d. de gemeente Eemsdelta: € 40.089.273, waarvan:

      • 1°. € 2.000.000 voor Sloop/Nieuwbouw;

      • 2°. € 38.089.273 voor de tegemoetkomingen Blok B; en

    • e. de gemeente Oldambt: € 4.390.226 ten behoeve van de tegemoetkomingen Blok B.

  • 3. De specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, bedraagt voor:

    • a. de provincie Groningen: € 4.020.540, waarvan:

      • 1°. € 550.000 voor de kosten van het Programmabureau;

      • 2°. € 20.000 voor de kosten van de Sociale Pijler;

      • 3°. € 50.000 voor de kosten van de Veiligheidsregio;

      • 4°. € 310.000 voor de kosten van de Agrarische Tafel;

      • 5°. € 700.000 voor de organisatiekosten;

      • 6°. € 150.000 voor de kosten voor de uitwerking van bestuurlijke afspraken;

      • 7°. € 80.000 voor de kosten voor de uitbreiding opdracht aan Lysias;

      • 8°. € 277.540 voor de extra gemaakte kosten in het kader van de versterkingsopgave voor de provincie Groningen;

      • 9°. € 100.000 voor het Ondersteunend Bureau Gaswinning; en

      • 10°. € 1.783.000 ten behoeve van de maatschappelijke organisaties;

    • b. de gemeente Groningen: € 3.230.000 ten behoeve van de organisatiekosten;

    • c. de gemeente het Hogeland: € 1.970.000 ten behoeve van de organisatiekosten;

    • d. de gemeente Midden-Groningen: € 2.350.000 ten behoeve van de organisatiekosten;

    • e. de gemeente Eemsdelta: € 9.281.000, waarvan:

      • 1°. € 8.770.000 ten behoeve van de organisatiekosten;

      • 2°. € 511.000 ten behoeve van de Onafhankelijk Raadsman; en

    • f. de gemeente Oldambt: € 710.000 ten behoeve van de organisatiekosten.

  • 4. De specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, bedraagt voor:

    • a. de gemeente Eemsdelta: € 1.063.132;

    • b. de gemeente Oldambt: € 121.760;

    • c. de gemeente het Hogeland: € 204.150;

    • d. de gemeente Midden-Groningen: € 244.972; en

    • e. de gemeente Groningen: € 365.987.

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In deze regeling worden regels gesteld over specifieke uitkeringen voor zes verschillende doeleinden. De activiteiten die de betreffende gemeenten in de provincie Groningen of de provincie Groningen met behulp van de specifieke uitkering ontplooien houden verband met de uitvoering van de versterking, of zijn gericht op de verbetering van de sociale cohesie, of zijn gericht op de toekomstbestendigheid of leefbaarheid van de provincie Groningen.

Deze regeling komt de bestuurlijke afspraken na die hierover zijn gemaakt op 6 november 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 33529, nr. 830).

In de artikelen 15a en 15b van de Tijdelijke wet Groningen1 zijn grondslagen opgenomen voor de verstrekking van een specifieke uitkering als bedoel in deze regeling. Op het moment van vaststellen van deze regeling, bestaan deze grondslagen in de Tijdelijke wet Groningen nog niet (zie voetnoot 1 voor een toelichting). Vooruitlopen op deze wettelijke grondslagen is mogelijk, op grond van artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet, in samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Inhoud

2.1 Algemeen over de inhoud

Deze regeling betreft een meerjarige regeling die het raamwerk biedt voor de specifieke uitkeringen. In de bijlage wordt de specifieke hoogte van de uitkeringen per ontvanger vastgesteld. Als er nieuwe verstrekkingen nodig zijn, wordt de bijlage vervangen door een nieuwe bijlage waarin de hoogte van de uitkering per ontvanger voor die nieuwe verstrekkingen bepaald is.2

Afhankelijk van de lokale behoefte op dat moment, is het dus mogelijk dat niet voor alle zes de in artikel 2, onderdelen a tot en met f, van deze regeling opgenomen categorieën van activiteiten specifieke uitkeringen worden toegekend, maar bijvoorbeeld slechts voor één of enkele categorieën.

De eerste keer dat de bijlage wordt vastgesteld zijn daarin de benodigde uitkeringen geregeld voor in het najaar van 2021, en betreft het de volgende verstrekkingen:

  • vijfde tranche inzake het Nationaal Programma Groningen (artikel 2, eerste lid, onderdeel a);

  • eerste tranche inzake Blok B (artikel 2, eerste lid, onderdeel b);

  • tweede tranche inzake aardbevingsgerelateerde inzet (artikel 2, eerste lid, onderdeel c); en

  • eerste tranche inzake sociaal-emotionele ondersteuning (artikel 2, eerste lid, onderdeel e).

Er zijn in het najaar 2021 dus geen specifieke uitkeringen nodig voor de resterende twee categorieën: Blok D (artikel 2, eerste lid, onderdeel d) en batch 1.588 (artikel 2, eerste lid, onderdeel f).

Zoals hiervoor al aangeven bevat artikel 2, eerste lid, van deze regeling in de onderdelen a tot en met f verschillende categorieën activiteiten. Per onderdeel komen er aparte beschikkingen voor de betreffende gemeenten of de provincie Groningen. Daarin kunnen voorwaarden worden opgenomen die specifiek gelden voor die uitkering (en niet voor de andere uitkeringen) zoals een uiterlijke bestedingsdatum, en er moet ook per onderdeel door de ontvanger over de middelen verantwoord worden. Deze verantwoording verloopt via de single information, single audit (SiSa)-methodiek. Elke activiteit heeft dus ook aparte SiSa-indicatoren. Daarnaast heeft elke activiteit een aparte SiSa-codering. Zowel de indicatoren als de codering worden vastgelegd in de beschikking.

Voor alle zes de doeleinden waarvoor specifieke uitkeringen worden geregeld geldt dat dit doelen betreft waarvoor over een periode van meerdere jaren activiteiten door gemeenten en provincie worden ontplooid. Er zijn daarom meerdere tranches, dat wil zeggen meerdere uitkeringsmomenten, steeds afhankelijk van de behoeften van de betreffende medeoverheid voor de betreffende opgave op dat moment.

In deze regeling worden voor de specifieke uitkeringen het volgende geregeld:

  • artikel 2: in dit artikel is bepaald ten behoeve van welke activiteiten de specifieke uitkering kan worden verstrekt. Deze activiteiten verschillen onderling tussen de zes types specifieke uitkeringen. Die activiteiten zijn opgenomen in de onderdelen a tot en met f, en zullen hieronder in de paragraaf met het tussenkopje ‘Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt’ nader worden toegelicht. Met betrekking tot de overige artikelen in deze regeling geldt dat deze generiek gelden voor alle specifieke uitkeringen uit deze regeling.

  • artikel 3: de voorwaarden (dit artikel bevat een grondslag op grond waarvan in de beschikkingen tot toekenning van de uitkering aanvullende voorwaarden kunnen worden opgenomen);

  • artikel 4: de wijze van betaling van de uitkering (hierover wordt ook telkens in de beschikkingen een passage opgenomen);

  • artikel 5: informatievoorziening vanuit de ontvangers ten behoeve van controle van de voortgang en ten behoeve van evaluatie;

  • artikel 6: verantwoording, terugvordering en vaststelling.

2.2 Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

Zoals in paragraaf 2.1 is opgemerkt, vallen de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt uiteen in zes categorieën, die zijn opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van deze regeling. Deze activiteiten zijn hieronder per categorie toegelicht.

2.2.1 De uitvoering van projecten die zijn goedgekeurd in bestuursvergaderingen van het Nationaal Programma Groningen

De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, zien op de uitvoering van projecten die zijn goedgekeurd in bestuursvergaderingen door het dagelijks en algemeen bestuur van het Nationaal Programma Groningen.

Op 5 oktober 2018 zijn het kabinet en de regionale bestuurders het startdocument Nationaal Programma Groningen3 overeengekomen. Deze middelen voor het Nationaal Programma Groningen (hierna: NPG) worden uitgegeven aan verschillende doeleinden. Gedacht kan worden aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken inzake demografische veranderingen, energietransitie en economische uitdagingen rond digitalisering en vergroening. Het NPG beoogt dat de regio Groningen een toekomstbestendig en leefbaar gebied blijft, met behoud van eigen identiteit, waar het goed wonen, werken en recreëren is.

Op 11 maart 2019 zijn in de bestuursovereenkomst van het Nationaal Programma Groningen4 en het document ‘Een programma dat groeit’5 de samenwerkingsafspraken voor het vervolg van het NPG vastgelegd en zijn ambities en doelen verscherpt. In dat document zijn ook afspraken gemaakt over de manier waarop het NPG georganiseerd wordt, welke positie gemeenteraden en provinciale staten krijgen en onder welke voorwaarden middelen beschikbaar komen voor het NPG. Ten slotte is het 'programmakader Nationaal Programma Groningen'6 vastgesteld door het NPG-bestuur op 19 september 2019 en in de periode 14 oktober 2019 tot en met 27 november 2019 door provinciale staten van de provincie Groningen en de (toen nog) 7 verschillende gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. In dit programmakader zijn de verschillende ambities van NPG gedefinieerd en zijn 6 randvoorwaarden vastgesteld waar elk project aan moet voldoen.

Met het NPG investeren het Rijk en de NAM € 1,15 miljard in Groningen. Vanuit het Rijk wordt hiervoor € 650 miljoen verstrekt die gedurende de looptijd van het NPG in meerdere tranches wordt overgemaakt aan de betrokken gemeenten en provincie Groningen. Het NPG kent een looptijd van tien jaar. De bestuursovereenkomst eindigt op 11 maart 2029. Die termijn kan eventueel verlengd worden als er door de betrokken partijen gebruik wordt gemaakt van de verlengingsmogelijkheid in de bestuursovereenkomst. In het document ´Financiële opbouw Nationaal Programma Groningen´7 is weergegeven via welke verdeelsleutel de financiële middelen zijn verdeeld over gemeenten en de provincie. De uiteindelijke toekenning van de middelen is vervolgens nog afhankelijk van de projecten die aangevraagd worden. Deze projecten worde getoetst door een onafhankelijke beoordelingscommissie aan de hand van de beoogde bijdrage aan de ambities van NPG en de vraag of ze voldoen aan de 6 gestelde randvoorwaarden zoals deze zijn vastgesteld in het programmakader Nationaal Programma Groningen. Uiteindelijk wordt er in de bestuursvergaderingen door het dagelijks en algemeen bestuur van het Nationaal Programma Groningen besloten of de projecten uitgevoerd mogen worden. Die bedragen die de deelnemende partijen ontvangen zijn daarbij afhankelijk van de toegekende projecten, de programma’s en hun kasritmes. Gedurende de looptijd van het NPG worden ministeriële regelingen vastgesteld ter verstrekking van de specifieke uitkeringen.

Met de eerste tranche NPG van 12 juli 2019 (Stcrt. 2019, 40228); gewijzigd op 9 september 2019 (Stcrt. 2019, 49943), de tweede tranche NPG van 4 december 2019 (Stcrt. 2019, 66468), de derde tranche NPG van 28 september 2020 (Stcrt. 2020, 50516) en de vierde tranche van juni 2021 zijn reeds middelen ter beschikking gesteld voor projecten uit het NPG.

Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.

2.2.2 Verbetering van de sociale cohesie

De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, zien op de verbetering van de sociale cohesie in het aardbevingsgebied. In de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 zijn ter bevordering van de sociale cohesie afspraken gemaakt om te voorkomen dat de versterkingsoperatie leidt tot sociale ontwrichting.8 Deze afspraken waren nodig omdat de sociale cohesie in verschillende dorpen, wijken en straten onder druk stond door de scheidslijnen die de toepassing van nieuwe inzichten (nieuwe versies van de gebruikte beoordelingsmethode) veroorzaakte.9

In deze bestuurlijke afspraken zijn daarom afspraken gemaakt over adressen waarbij door de versterking vraagstukken rondom sociale ontwrichting spelen. Zoals gezegd komt dit voor wanneer door de toepassing van nieuwe inzichten (met betrekking tot veiligheid in het aardbevingsgebied en de daarmee samenhangende vereiste versterking van gebouwen) moeilijk uitlegbare verschillen ontstaan in een straat, wijk of dorp. Op basis van een beoordeling op grond van nieuwe inzichten kan een gebouw namelijk veel lichtere of geen versterkingsmaatregelen nodig hebben dan bij een beoordeling op grond van oude inzichten. Het hierdoor ontstane verschil tussen gebouwen kan onwenselijk zijn. Met de gemaakte afspraken wordt beoogd meer keuzemogelijkheid te bieden voor bewoners en onterechte ongelijkheid te voorkomen. In die gevallen waar moeilijk uitlegbare verschillen ontstaan, wordt namelijk een tegemoetkoming of maatwerk mogelijk gemaakt.

Aan de hierboven beschreven categorie gebouwen wordt in de bestuurlijke afspraken gerefereerd met de term ‘Blok B’. Voor blok B is een totaalbedrag van € 300 miljoen beschikbaar. Dit blok bestaat uit circa 4.000 adressen waarvoor de aardbevingsgemeenten clustervoorstellen hebben gedaan. De aardbevingsgemeenten hebben hiermee de groep adressen afgebakend en hebben voor de uitwerking van dit blok de verantwoordelijkheid genomen. De (subsidie)regelingen voor blok B worden dan ook door de gemeenten zelf vastgesteld.

Door middel van de op grond van de specifieke uitkering verstrekte middelen kunnen de gemeenten in het kader van de sociale cohesie verschillende doeleinden financieren. Ten eerste zal een deel van de middelen gebruikt worden om het grootste deel van de gebouweigenaren van gebouwen waarvoor door de aardbevingsgemeenten clustervoorstellen zijn gedaan aanspraak te laten maken op een tegemoetkoming van € 13.000, en een subsidie van € 17.000 voor verduurzaming, onderhoud en/of woningverbetering. Deze tegemoetkoming is vergelijkbaar met de vergoeding die in de bestuurlijke afspraken beschikbaar is gesteld voor adressen die al een versterkingsadvies hebben en kiezen voor herbeoordeling, dat betreft de groep waaraan wordt gerefereerd met de term ‘Blok A’ in de bestuurlijke afspraken. Ook kan de specifieke uitkering bij deze adressen gebruikt worden voor het inzetten van aanvullende (versterkings)maatregelen, dit is het eerdergenoemde maatwerk. De extra inzet kan nodig zijn voor het oplossen van specifieke problematiek, om bewoners tegemoet te komen die zich onveilig voelen, en om pakketten aan te bieden die qua woningverbetering gelijkwaardig zijn aan de maatregelen die eerder voortvloeiden uit de NPR 2018. Wanneer een bewoner kiest voor dergelijk maatwerk komt dit in de plaats van de € 13.000 tegemoetkoming.

Ook is voor een groep van circa 1.300 adressen binnen blok B afgesproken dat deze een alternatieve, specifieke aanpak krijgen om verschillen met nabijgelegen adressen tegen te gaan. Het gaat hierbij om de zogeheten resultaatafspraken, waarbij de specifieke aanpak inhoudt dat bij de versterking bij deze adressen eenzelfde resultaat wordt nagestreefd als bij nabijgelegen en vergelijkbare adressen. Dit gaat in sommige gevallen om een concrete afspraak over sloop-nieuwbouw, in andere gevallen betekent het dat de uitvoering van de versterking gaat volgens een reeds beschikbaar versterkingsadvies voor een typologisch vergelijkbare woning. Voorbeelden van dergelijke resultaatafspraken zijn het Hart van Opwierde en Zandplaten-Zuid. De middelen die via een specifieke uitkering voor deze adressen worden verstrekt zijn bedoeld om de kosten te dekken die worden gemaakt om aan de gemaakte afspraken te kunnen voldoen.

Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.

2.2.3 Aardbevingsgerelateerde inzet

De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, zien op de activiteiten die zijn gericht op de uitvoering van de versterkingsopgave en op activiteiten die daaraan ondersteunend zijn.

Het Rijk werkt intensief samen met de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen (hierna: de regio) in het kader van de versterkingsopgave. Dit brengt kosten met zich mee. De regio verwacht de komende jaren meer inzet nodig te hebben om uitvoering te geven aan de versterkingsopgave. Het budget uit deze specifieke uitkeringen wordt beschikbaar gesteld voor de regionale samenwerking- en organisatiekosten rondom de inzet in het dossier als gevolg van de gaswinning, waarbij het zwaartepunt op de versterkingsopgave ligt. Er kan op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, een specifieke uitkering worden verstrekt aan de gemeenten Eemsdelta, Groningen, het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt en de provincie Groningen ten behoeve van activiteiten die zijn gericht op de uitvoering van de versterkingsopgave en op activiteiten die daaraan ondersteunend zijn.

In 2016 is afgesproken dat de gemeenten en de provincie in het aardbevingsgebied gecompenseerd zouden worden voor de extra werkzaamheden. In de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 is vastgelegd dat er middelen beschikbaar worden gesteld aan de aardbevingsgemeenten en provincie Groningen ten behoeve van de extra organisatiekosten die direct te maken hebben met de versterkingsopgave.

De verdeling van de middelen is vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Groningen (BOG). De onderlinge verdelingssystematiek is door vertegenwoordigers van de aardbevingsgemeenten en provincie vormgegeven op basis van een vast deel, dat minimale extra inzet vraagt en een variabel deel, welke gebaseerd is op het aantal woningen die naar rato over de gemeenten en provincie worden verdeeld.

Er zijn naast de aardbevingsgemeenten en de provincie diverse maatschappelijke organisaties die zich eveneens inzetten in het kader van de versterkingsoperatie en de negatieve gevolgen van bodemdaling door de gaswinning. Naast de middelen die aan de aardbevingsgemeenten of de provincie beschikbaar worden gesteld, komt het voor dat maatschappelijke organisaties gefinancierd worden met additionele middelen vanuit het Rijk. Het Rijk keert hiertoe middelen uit via een specifieke uitkering. De middelen gaan vanuit het Rijk naar de provincie Groningen, deze verstrekt de middelen vervolgens aan de betreffende maatschappelijke organisaties. Dit is bijvoorbeeld het geval voor organisaties zoals het Gasberaad en de Groninger Bodembeweging, maar ook de Veiligheidsregio Groningen en Stut en Steun vallen hieronder.

Ook aan een meldpunt zoals de Onafhankelijke Raadsman wordt middels deze constructie middelen verstrekt. De Onafhankelijke Raadsman is een onafhankelijk aanspreekpunt voor inwoners van Groningen bij het gaswinningsdossier. Hij behandelt meldingen over schadeafhandeling en versterking als gevolg van gaswinning. In die hoedanigheid vervult de Onafhankelijke Raadsman een bemiddelende en signalerende rol, waarbij hij adviezen kan geven aan de verschillende betrokken organisaties binnen het gaswinningsdossier. Daarnaast rapporteert de Raadsman over de trends die hij ziet en doet hij aanbevelingen aan de betrokken partijen. Bewoners in het aardbevingsgebied kunnen een beroep doen op de Onafhankelijke Raadsman.

Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke uitkeringen meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld. De verantwoording voor de bijdragen aan aardbevingsgerelateerde inzet, maatschappelijke organisaties en de Onafhankelijke Raadsman zal per onderdeel plaatsvinden.

2.2.4 Activiteiten in de openbare ruimte die noodzakelijk zijn in verband met de versterkingsopgave

Hier kan op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, een specifieke uitkering voor worden verstrekt. In de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 is vastgelegd dat er in totaal € 300 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor blok D. Hierbij is € 250 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het Rijk en € 50 miljoen vanuit het gereserveerde lokale deel Nationaal Programma Groningen, als bijdrage in de ontwikkeling van het gebied. Blok D wordt ook wel het ´Gebiedsfonds´ genoemd.

De middelen uit het Gebiedsfonds kunnen voor verschillende doeleinden worden ingezet. De meeste middelen worden ingezet voor de gebiedsontwikkeling in de openbare ruimte. Zo kunnen middelen worden ingezet voor de inpassingskosten10 die de gemeenten maken bij sloop-nieuwbouw van huizen en bij de versterking. Hier wordt in ieder geval onder verstaan de aansluiting van riool, wegen en de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast kunnen de middelen worden ingezet voor het aanbrengen van noodzakelijke verbeteringen in de openbare ruimte die samenhangen met de versterking. Tevens zullen de middelen moeten worden uitgegeven aan inpassingskosten die optreden bij de uitvoering van projecten waarvoor een vast bedrag is afgesproken en waarbij de gemeente beslist over de uitvoering. Hierbij kan gedacht worden aan de uitvoering van het Scholenprogramma, Zorgprogramma en Erfgoedprogramma. In het VOG is de verdeelsleutel met betrekking tot de allocatie van de middelen van het Gebiedsfonds (gebiedsontwikkeling) vastgesteld. Tot slot wordt er 21 miljoen van het Gebiedsfonds ingezet om het tekort te dekken in de uitvoering van Batch 1.588. Een dergelijk tekort bestaat wanneer het voor batch 1.588 beschikbare budget ontoereikend blijkt voor de uitvoering van de in het convenant vastgelegde afspraken over versterking.

Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.

2.2.5 Sociaal-emotionele ondersteuning

De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van activiteiten die gericht zijn op het bieden van sociale en emotionele ondersteuning aan inwoners.

De gevolgen van de gaswinning kunnen namelijk leiden tot stress en een verslechterde mentale gezondheid. De impact van de aardbevingen, de versterking en de lange processen op de mentale gezondheid zijn onderzocht en beschreven in verschillende rapporten. Begin 2019 bracht GGD Groningen het eindrapport ‘Aanpak Gezondheidsgevolgen aardbevingen11 uit. Hierin wordt beschreven hoe de gemeenten in het aardbevingsgebied hun inwoners kunnen ondersteunen in het verminderen of voorkomen van negatieve gezondheidsgevolgen door aardbevingen. De noodzaak om hiermee aan de slag te gaan is groot. Ook het eindrapport van Gronings Perspectief bevestigde deze noodzaak12.

In de bestuurlijke afspraken van 6 november 202013 zijn daarom toezeggingen gedaan om de inzet voor sociale en emotionele ondersteuning vanuit het Rijk voor de inwoners van Groningen te continueren. Bestuurlijk is besloten om € 10 miljoen voor de komende vijf jaar te reserveren om effectief middelen in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning in relatie tot de gevolgen van de aardbevingsproblematiek. Voorbeelden van dergelijke ondersteuning zijn aardbevingscoaches, opbouwwerkers en extra investeringen in maatschappelijk ondersteuning, als ook geestelijke verzorging. Deze lijst is niet uitputtend, maar geeft een indicatie waarvoor de middelen ingezet kunnen worden door de gemeenten. Belangrijk is wel dat de middelen worden ingezet ten behoeve van de (mentale) gezondheid en welzijn van de inwoners in Groningen. Het is tevens de verantwoordelijkheid van de gemeenten om zelf te bepalen voor welk soort sociaal en emotionele ondersteuning de middelen worden ingezet wel moet dit aantoonbaar te verantwoorden zijn.

Het besluit over de verdeling van de middelen wordt genomen door het gemeentelijke deel van de bestuurlijke tafel Sociaal en Gezondheid, waarin de wethouders van de aardbevingsgemeenten aanschuiven die zich bezighouden met sociale en maatschappelijke vraagstukken.

Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.

2.2.6 Batch 1.588

De categorie specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f ten behoeve van het versterken van gebouwen in batch 1.588. Batch 1.588 is een groep woningen in het aardbevingsgebied in Groningen. Deze woningen waren al in een ver gevorderd stadium met versterking op het moment dat het kabinet heeft besloten om de gaswinning te beëindigen. Op basis van het verwachte dreigingsniveau bij voortdurende hoge gaswinning zouden deze gebouwen gesloopt en herbouwd moeten worden. In de zomer van 2018 heeft de minister van EZK in samenspraak met de gemeenten besloten dat de versterking van deze gebouwen, ondanks het dalende dreigingsniveau, worden voortgezet op basis van de voorbereide versterkingsadviezen. De reden hiervoor was dat het onzeker was hoe het dalende dreigingsniveau voor deze gebouwen zou doorwerken. Een herbeoordeling van deze gebouwen is onwenselijk, gelet op de fase waarin de gebouwen verkeerden.

In het Convenant Batch 1.588 is afgesproken dat er middelen voor de versterking van batch 1.588 aan de betrokken gemeenten ter beschikking worden gesteld (Stcr. 2019, 18984). De gemeenten stellen het budget op basis van de bij het convenant opgenomen prijslijst vervolgens ter beschikking aan de eigenaren van de gebouwen. Ongeveer een derde van de woningen is eigendom van particulieren. De rest is eigendom van woningbouwcorporaties. Het bedrag dat in de eerste tranche is uitgekeerd maakte deel uit van het totaalbudget dat beschikbaar is gesteld voor de versterking van batch 1.588. Het budget dat in de tweede tranche is uitgekeerd en de bedragen die in de komende tranches worden verstrekt, zullen eveneens ingezet worden voor de uitvoering van versterkingswerkzaamheden omtrent batch 1.588. De verlening van de middelen van de gemeenten aan de eigenaren van de gebouwen wordt in gemeentelijke subsidieverordeningen geregeld. Deze subsidieverordeningen voor batch 1.588 worden uitgevoerd door Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)14.

Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.

3. Verantwoording en Terugvordering

Het beschikte bedrag dient uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op de begrotingsjaren te worden verantwoord. De provincie Groningen en de gemeenten verantwoorden conform de

Financiële-verhoudingswet over de rechtmatigheid van bestedingen waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt. Dit gebeurt via de single information, single audit (SiSa)-methodiek in de jaarrekening, conform de vereisten in de Financiële-verhoudingswet.

Bij het niet tijdig indienen van verantwoordingsinformatie, treedt het maatregelenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in werking. Er volgt opschorting van uitbetaling van de algemene uitkering totdat de verantwoordingsinformatie is ontvangen, tot een maximum van 26 weken.

Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, dan kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) dat deel van de toegekende specifieke uitkering terugvorderen. De minister kan terugvorderen:

  • a. voor zover er geen (volledige) of onjuiste verantwoordingsinformatie is verstrekt;

  • b. indien de verantwoordingsinformatie te laat is ontvangen;

  • c. voor zover de daadwerkelijke kosten lager zijn dan de uitkering;

  • d. voor zover de uitkering niet rechtmatig is besteed;

  • e. voor zover de rechtmatigheid van de besteding volgens de controlerende accountant onzeker is.

Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast als volledige terugvordering tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.

Bij het ontvangen van een specifieke uitkering leggen zowel gemeenten als de provincie verantwoording af aan de minister. Indien provincies en gemeenten van elkaar middelen ontvangen die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, verantwoorden zij rechtsreeks bij de minister (op basis van artikel 17a, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet).

4. BTW

De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover de provincie of de gemeenten BTW verschuldigd zijn. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor de over de activiteiten verschuldigde BTW. De BTW-component wordt gestort in het BTW-compensatiefonds (BCF) van het Ministerie van Financiën. Provincies en gemeenten kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op compensatie van de BTW via het BCF. Hierdoor speelt de BTW geen rol meer tussen het in- of uitbesteden van activiteiten. Het bedrag dat dient te worden gestort in het BTW-compensatiefonds kan pas bij de vaststelling van de tranches berekend worden.

Ten behoeve van de specifieke uitkeringen die zijn opgenomen in de bijlage op het moment van vaststelling van deze regeling wordt er € 1.402.000 gestort in het BTW-compensatiefonds voor de uitvoering van projecten en werkzaamheden ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen (artikel 2, eerste lid, onderdeel a). Er wordt bovendien € 16.000 ten behoeve van activiteiten die zijn gericht op de uitvoering van de versterkingsopgave en op activiteiten die daaraan ondersteunend zijn (artikel 2, eerste lid, onderdeel c), gestort in het BTW-compensatiefonds. Daarnaast is denkbaar dat de provincie of een gemeente met de uitkering activiteiten verricht waarbij de kosten aftrekbaar zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor deze kosten. Het geldende uitgangspunt is: kosten die op een andere wijze gecompenseerd kunnen worden, worden niet uit de specifieke uitkering betaald.

5. Staatssteun

Omdat de specifieke uitkering onder meer besteed kan worden aan door derden verleende diensten, is het van belang dat de gemeenten en de provincie Groningen bij de besteding alert zijn op de – Europese – regels inzake staatssteun. De gemeenten en de provincie hebben een zelfstandige verantwoordelijkheid om te waarborgen dat geen verboden staatssteun wordt verstrekt. Wel wordt opgemerkt dat bij aanbestedingen ten behoeve van de projecten de regels uit de Aanbestedingswet 2012 van toepassing kunnen zijn.

Ten aanzien van staatssteun is met name van belang de vraag of er sprake is van bevoordeling van een onderneming in Europeesrechtelijke zin (als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), welke door de subsidie bepaalde kosten, die ze normaal zelf moeten betalen, niet hoeven te dragen. Aangezien de projecten waarvoor de specifieke uitkering kan worden verleend in een samenwerkingsverband tussen het Rijk, provincie Groningen, en gemeenten in Groningen zijn besproken, maar nog niet precies zijn ingevuld (zoals welke partijen worden ingehuurd), kan op rijksniveau geen staatssteuntoets worden uitgevoerd. Conform de interdepartementale afspraken over staatssteun15 moeten de provincies daarom zelfstandig een staatssteuntoets uitvoeren.

Het Ministerie van BZK coördineert provinciale en gemeentelijke staatssteunprocedures via het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden (hierna: CSDO BZK) en heeft in dat kader periodiek overleg met de provincies en VNG. Voor informatie over staatssteun kunt u zich wenden tot Kenniscentrum Europa decentraal via www.europadecentraal.nl.

6. Relatie met andere wet- en regelgeving

6.1 Algemene wet bestuursrecht

Een beschikking tot het verstrekken van een specifieke uitkering is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Indien het college van burgemeester en wethouders dan wel het college van gedeputeerde staten het niet eens is met de beschikking van de minister, dan kan het college daartegen in bezwaar gaan en vervolgens beroep bij de bestuursrechter instellen op grond van de Awb. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat volgens deze regeling alleen de provincie Groningen en gemeenten in aanmerking komen voor het ontvangen van een specifieke uitkering voor de betreffende activiteiten. Dat betekent dat derden, zoals de bij de uitvoering van de activiteiten betrokken andere partijen, geen rechtstreeks belang hebben bij de beschikking van de minister en dat zij om die reden niet als belanghebbenden tegen die beschikking in bezwaar of beroep kunnen gaan.

6.2 Financiële-verhoudingswet

De financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten is geregeld in de Financiële-verhoudingswet. De bepalingen over specifieke uitkeringen uit de Financiële-verhoudingswet zijn op deze regeling van toepassing. Daarom is in deze regeling toepassing gegeven aan de artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet met betrekking tot de wijze van verantwoording door de gemeente van de besteding van de uitkering en de eventuele terugvordering als deze onrechtmatig zou worden besteed. Dit is gedaan in lijn met het uitgangspunt bij specifieke uitkeringen om de wijze van verantwoording en terugvordering in de regeling van de specifieke uitkering op te nemen.

7. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven

Aangezien deze regeling specifieke uitkeringen betreft, en daarom uitkeringen aan medeoverheden, worden er geen uitvoeringslasten voor burgers en bedrijven verwacht. Medeoverheden kunnen met behulp van de uitkering activiteiten ontplooien waarbij ze derde partijen inschakelen, en dat kunnen burgers en bedrijven zijn. Die zullen dan in het kader van hun gebruikelijke dienstverlening optreden.

Het Adviescollege Toetsing en Regeldruk (ATR) heeft aangegeven de verwachting te delen dat er geen regeldrukgevolgen worden verwacht voor burgers en bedrijven, en heeft daarom aangegeven geen formeel advies uit te brengen bij deze regeling.

8. Evaluatie

Indien de minister een evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling wenst, zijn de colleges van burgemeester en wethouders dan wel het college van gedeputeerde staten op basis van artikel 5, tweede lid, verplicht om de daarvoor benodigde informatie op verzoek te verstrekken.

9. Consultatie

Een conceptversie van dit besluit is aangeboden voor internetconsultatie via de website www.internetconsultatie.nl van 1 oktober 2021 tot en met 28 oktober 2021. Er zijn geen reacties binnengekomen. Daarnaast zijn relevante partijen benaderd ter afstemming van deze regeling. Dit heeft plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van de provincie en gemeenten, het NPG, het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodembeweging. De opmerkingen hebben geleid tot aanscherpingen in de toelichting. VNG en IPO hebben aangegeven dat specifieke afstemming met de betrokken provincie en gemeenten met name van belang is en dat zij niet specifiek betrokken hoeven te worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Artikel 15b zal, indien het wetsvoorstel door het parlement wordt aangenomen, worden ingevoegd in de Tijdelijke wet Groningen in een wetsvoorstel dat momenteel bij de Eerste Kamer aanhangig is, in afwachting van een novelle. Dat betreft het wetsvoorstel: Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Kamerstukken I 2020/21, 35 603, nr. A).

X Noot
2

De verstrekkingen uit het verleden zijn terug te vinden in de wettendatabase op www.wetten.nl. De oude verstrekkingen vindt u door op de webpagina van de regeling rechtsboven op het zwarte vierkante symbool met de kleine ‘i’ te klikken (“toon wetstechnische informatie”), en vervolgens op het tabje ‘wijzigingenoverzicht’. Onder de kolom ‘bekendmaking’ vindt u vervolgens voorgaande publicaties in de Staatscourant.

X Noot
3

Kamerstukken II 2018/19, 33 529, 528

X Noot
8

Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830.

X Noot
9

Zie hiervoor ‘Adressen die in aanmerking komen voor clustering en maatwerk’ in: Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830.

X Noot
10

Onder inpassingskosten verstaan wij de grondexploitatiekosten van het (openbaar) gebied rondom en onder de in Groningen te versterken woningen en alles wat daarmee samenhangt waardoor het gebied vanwege de overheid veilig en betrouwbaar in (her)gebruik genomen kan worden voor de beoogde functies (wonen, bedrijven, kantoren, winkels voorzieningen etc.) op basis van wetgeving, beleid en verordeningen.

X Noot
13

(Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830) pagina 7.

X Noot
15

Interdepartementale afspraken inzake staatssteun 2017, 12 oktober 2017. https://wetten.overheid.nl/BWBR0040099/2017-10-21

Naar boven