NOTA VAN TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
In deze regeling worden regels gesteld over specifieke
uitkeringen voor zes verschillende doeleinden. De activiteiten die de
betreffende gemeenten in de provincie Groningen of de provincie Groningen met
behulp van de specifieke uitkering ontplooien houden verband met de uitvoering
van de versterking, of zijn gericht op de verbetering van de sociale cohesie,
of zijn gericht op de toekomstbestendigheid of leefbaarheid van de provincie
Groningen.
Deze regeling komt de bestuurlijke afspraken na die hierover zijn
gemaakt op 6 november 2020 (Kamerstukken II 2020/21,
33529,
nr. 830).
In de artikelen 15a en 15b van de Tijdelijke wet Groningen1 zijn grondslagen opgenomen voor de verstrekking van een
specifieke uitkering als bedoel in deze regeling. Op het moment van vaststellen
van deze regeling, bestaan deze grondslagen in de Tijdelijke wet Groningen nog
niet (zie voetnoot 1 voor een toelichting). Vooruitlopen op deze wettelijke
grondslagen is mogelijk, op grond van artikel 17, tweede lid, van de
Financiële-verhoudingswet, in samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel
a, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Inhoud
2.1 Algemeen over de inhoud
Deze regeling betreft een meerjarige regeling die het raamwerk
biedt voor de specifieke uitkeringen. In de bijlage wordt de specifieke hoogte
van de uitkeringen per ontvanger vastgesteld. Als er nieuwe verstrekkingen
nodig zijn, wordt de bijlage vervangen door een nieuwe bijlage waarin de hoogte
van de uitkering per ontvanger voor die nieuwe verstrekkingen bepaald is.2
Afhankelijk van de lokale behoefte op dat moment, is het dus
mogelijk dat niet voor alle zes de in artikel 2, onderdelen a tot en met f,
van
deze regeling opgenomen categorieën van activiteiten specifieke uitkeringen
worden toegekend, maar bijvoorbeeld slechts voor één of enkele
categorieën.
De eerste keer dat de bijlage wordt vastgesteld zijn daarin
de benodigde uitkeringen geregeld voor in het najaar van 2021, en betreft het
de volgende verstrekkingen:
-
– vijfde tranche inzake het Nationaal Programma Groningen
(artikel 2, eerste lid, onderdeel a);
-
– eerste tranche inzake Blok B (artikel 2, eerste lid,
onderdeel b);
-
– tweede tranche inzake aardbevingsgerelateerde inzet
(artikel 2, eerste lid, onderdeel c); en
-
– eerste tranche inzake sociaal-emotionele ondersteuning
(artikel 2, eerste lid, onderdeel e).
Er zijn in het najaar 2021 dus geen specifieke uitkeringen
nodig voor de resterende twee categorieën: Blok D (artikel 2, eerste lid,
onderdeel d) en batch 1.588 (artikel 2, eerste lid, onderdeel f).
Zoals hiervoor al aangeven bevat artikel 2, eerste lid, van
deze regeling in de onderdelen a tot en met f verschillende categorieën
activiteiten. Per onderdeel komen er aparte beschikkingen voor de betreffende
gemeenten of de provincie Groningen. Daarin kunnen voorwaarden worden opgenomen
die specifiek gelden voor die uitkering (en niet voor de andere uitkeringen)
zoals een uiterlijke bestedingsdatum, en er moet ook per onderdeel door de
ontvanger over de middelen verantwoord worden. Deze verantwoording verloopt
via
de single information, single audit
(SiSa)-methodiek. Elke activiteit heeft dus ook aparte SiSa-indicatoren.
Daarnaast heeft elke activiteit een aparte SiSa-codering. Zowel de indicatoren
als de codering worden vastgelegd in de beschikking.
Voor alle zes de doeleinden waarvoor specifieke uitkeringen
worden geregeld geldt dat dit doelen betreft waarvoor over een periode van
meerdere jaren activiteiten door gemeenten en provincie worden ontplooid. Er
zijn daarom meerdere tranches, dat wil zeggen meerdere uitkeringsmomenten,
steeds afhankelijk van de behoeften van de betreffende medeoverheid voor de
betreffende opgave op dat moment.
In deze regeling worden voor de specifieke uitkeringen het
volgende geregeld:
-
– artikel 2: in dit artikel is bepaald ten behoeve van
welke activiteiten de specifieke uitkering kan worden verstrekt. Deze
activiteiten verschillen onderling tussen de zes types specifieke uitkeringen.
Die activiteiten zijn opgenomen in de onderdelen a tot en met f, en zullen
hieronder in de paragraaf met het tussenkopje ‘Activiteiten
waarvoor een uitkering kan worden verstrekt’ nader worden toegelicht.
Met betrekking tot de overige artikelen in deze regeling geldt dat deze
generiek gelden voor alle specifieke uitkeringen uit deze regeling.
-
– artikel 3: de voorwaarden (dit artikel bevat een
grondslag op grond waarvan in de beschikkingen tot toekenning van de uitkering
aanvullende voorwaarden kunnen worden opgenomen);
-
– artikel 4: de wijze van betaling van de uitkering
(hierover wordt ook telkens in de beschikkingen een passage opgenomen);
-
– artikel 5: informatievoorziening vanuit de ontvangers ten
behoeve van controle van de voortgang en ten behoeve van evaluatie;
-
– artikel 6: verantwoording, terugvordering en
vaststelling.
2.2 Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden
verstrekt
Zoals in paragraaf 2.1 is opgemerkt, vallen de activiteiten
waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt uiteen in zes
categorieën, die zijn opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en
met f, van deze regeling. Deze activiteiten zijn hieronder per categorie
toegelicht.
2.2.1 De uitvoering van projecten die zijn goedgekeurd in
bestuursvergaderingen van het Nationaal Programma Groningen
De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2,
eerste lid, onderdeel a, zien op de uitvoering van projecten die zijn
goedgekeurd in bestuursvergaderingen door het dagelijks en algemeen bestuur
van
het Nationaal Programma Groningen.
Op 5 oktober 2018 zijn het kabinet en de regionale
bestuurders het startdocument Nationaal Programma Groningen3 overeengekomen. Deze middelen voor het Nationaal
Programma Groningen (hierna: NPG) worden uitgegeven aan verschillende
doeleinden. Gedacht kan worden aan het oplossen van maatschappelijke
vraagstukken inzake demografische veranderingen, energietransitie en
economische uitdagingen rond digitalisering en vergroening. Het NPG beoogt dat
de regio Groningen een toekomstbestendig en leefbaar gebied blijft, met behoud
van eigen identiteit, waar het goed wonen, werken en recreëren is.
Op 11 maart 2019 zijn in de bestuursovereenkomst van het
Nationaal Programma Groningen4 en het document ‘Een programma dat groeit’5 de samenwerkingsafspraken voor het vervolg van het NPG
vastgelegd en zijn ambities en doelen verscherpt. In dat document zijn ook
afspraken gemaakt over de manier waarop het NPG georganiseerd wordt, welke
positie gemeenteraden en provinciale staten krijgen en onder welke voorwaarden
middelen beschikbaar komen voor het NPG. Ten slotte is het 'programmakader
Nationaal Programma Groningen'6 vastgesteld door het NPG-bestuur op 19 september 2019 en
in de periode 14 oktober 2019 tot en met 27 november 2019 door provinciale
staten van de provincie Groningen en de (toen nog) 7 verschillende
gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. In dit programmakader zijn de
verschillende ambities van NPG gedefinieerd en zijn 6 randvoorwaarden
vastgesteld waar elk project aan moet voldoen.
Met het NPG investeren het Rijk en de NAM € 1,15 miljard in
Groningen. Vanuit het Rijk wordt hiervoor € 650 miljoen verstrekt die gedurende
de looptijd van het NPG in meerdere tranches wordt overgemaakt aan de betrokken
gemeenten en provincie Groningen. Het NPG kent een looptijd van tien jaar. De
bestuursovereenkomst eindigt op 11 maart 2029. Die termijn kan eventueel
verlengd worden als er door de betrokken partijen gebruik wordt gemaakt van
de
verlengingsmogelijkheid in de bestuursovereenkomst. In het document ´Financiële
opbouw Nationaal Programma Groningen´7 is weergegeven via welke verdeelsleutel de financiële
middelen zijn verdeeld over gemeenten en de provincie. De uiteindelijke
toekenning van de middelen is vervolgens nog afhankelijk van de projecten die
aangevraagd worden. Deze projecten worde getoetst door een onafhankelijke
beoordelingscommissie aan de hand van de beoogde bijdrage aan de ambities van
NPG en de vraag of ze voldoen aan de 6 gestelde randvoorwaarden zoals deze zijn
vastgesteld in het programmakader Nationaal Programma Groningen. Uiteindelijk
wordt er in de bestuursvergaderingen door het dagelijks en algemeen bestuur
van
het Nationaal Programma Groningen besloten of de projecten uitgevoerd mogen
worden. Die bedragen die de deelnemende partijen ontvangen zijn daarbij
afhankelijk van de toegekende projecten, de programma’s en hun kasritmes.
Gedurende de looptijd van het NPG worden ministeriële regelingen vastgesteld
ter verstrekking van de specifieke uitkeringen.
Met de eerste tranche NPG van 12 juli 2019 (Stcrt. 2019,
40228); gewijzigd op 9 september 2019 (Stcrt. 2019, 49943), de tweede
tranche NPG van 4 december 2019 (Stcrt. 2019, 66468), de derde tranche NPG van
28 september 2020 (Stcrt. 2020, 50516) en de vierde tranche van
juni 2021 zijn reeds middelen ter beschikking gesteld voor projecten uit het
NPG.
Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke
uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en
ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.
2.2.2 Verbetering van de sociale cohesie
De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2,
eerste lid, onderdeel b, zien op de verbetering van de sociale cohesie in het
aardbevingsgebied. In de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 zijn ter
bevordering van de sociale cohesie afspraken gemaakt om te voorkomen dat de
versterkingsoperatie leidt tot sociale ontwrichting.8 Deze afspraken waren nodig omdat de sociale cohesie in
verschillende dorpen, wijken en straten onder druk stond door de scheidslijnen
die de toepassing van nieuwe inzichten (nieuwe versies van de gebruikte
beoordelingsmethode) veroorzaakte.9
In deze bestuurlijke afspraken zijn daarom afspraken gemaakt
over adressen waarbij door de versterking vraagstukken rondom sociale
ontwrichting spelen. Zoals gezegd komt dit voor wanneer door de toepassing van
nieuwe inzichten (met betrekking tot veiligheid in het aardbevingsgebied en
de
daarmee samenhangende vereiste versterking van gebouwen) moeilijk uitlegbare
verschillen ontstaan in een straat, wijk of dorp. Op basis van een beoordeling
op grond van nieuwe inzichten kan een gebouw namelijk veel lichtere of geen
versterkingsmaatregelen nodig hebben dan bij een beoordeling op grond van oude
inzichten. Het hierdoor ontstane verschil tussen gebouwen kan onwenselijk zijn.
Met de gemaakte afspraken wordt beoogd meer keuzemogelijkheid te bieden voor
bewoners en onterechte ongelijkheid te voorkomen. In die gevallen waar moeilijk
uitlegbare verschillen ontstaan, wordt namelijk een tegemoetkoming of maatwerk
mogelijk gemaakt.
Aan de hierboven beschreven categorie gebouwen wordt in de
bestuurlijke afspraken gerefereerd met de term ‘Blok B’. Voor blok B is een
totaalbedrag van € 300 miljoen beschikbaar. Dit blok bestaat uit circa 4.000
adressen waarvoor de aardbevingsgemeenten clustervoorstellen hebben gedaan.
De
aardbevingsgemeenten hebben hiermee de groep adressen afgebakend en hebben voor
de uitwerking van dit blok de verantwoordelijkheid genomen. De
(subsidie)regelingen voor blok B worden dan ook door de gemeenten zelf
vastgesteld.
Door middel van de op grond van de specifieke uitkering
verstrekte middelen kunnen de gemeenten in het kader van de sociale cohesie
verschillende doeleinden financieren. Ten eerste zal een deel van de middelen
gebruikt worden om het grootste deel van de gebouweigenaren van gebouwen
waarvoor door de aardbevingsgemeenten clustervoorstellen zijn gedaan aanspraak
te laten maken op een tegemoetkoming van € 13.000, en een subsidie van € 17.000
voor verduurzaming, onderhoud en/of woningverbetering. Deze tegemoetkoming is
vergelijkbaar met de vergoeding die in de bestuurlijke afspraken beschikbaar
is
gesteld voor adressen die al een versterkingsadvies hebben en kiezen voor
herbeoordeling, dat betreft de groep waaraan wordt gerefereerd met de term
‘Blok A’ in de bestuurlijke afspraken. Ook kan de specifieke uitkering bij deze
adressen gebruikt worden voor het inzetten van aanvullende
(versterkings)maatregelen, dit is het eerdergenoemde maatwerk. De extra inzet
kan nodig zijn voor het oplossen van specifieke problematiek, om bewoners
tegemoet te komen die zich onveilig voelen, en om pakketten aan te bieden die
qua woningverbetering gelijkwaardig zijn aan de maatregelen die eerder
voortvloeiden uit de NPR 2018. Wanneer een bewoner kiest voor dergelijk
maatwerk komt dit in de plaats van de € 13.000 tegemoetkoming.
Ook is voor een groep van circa 1.300 adressen binnen blok B
afgesproken dat deze een alternatieve, specifieke aanpak krijgen om verschillen
met nabijgelegen adressen tegen te gaan. Het gaat hierbij om de zogeheten
resultaatafspraken, waarbij de specifieke aanpak inhoudt dat bij de versterking
bij deze adressen eenzelfde resultaat wordt nagestreefd als bij nabijgelegen
en
vergelijkbare adressen. Dit gaat in sommige gevallen om een concrete afspraak
over sloop-nieuwbouw, in andere gevallen betekent het dat de uitvoering van
de
versterking gaat volgens een reeds beschikbaar versterkingsadvies voor een
typologisch vergelijkbare woning. Voorbeelden van dergelijke resultaatafspraken
zijn het Hart van Opwierde en Zandplaten-Zuid. De middelen die via een
specifieke uitkering voor deze adressen worden verstrekt zijn bedoeld om de
kosten te dekken die worden gemaakt om aan de gemaakte afspraken te kunnen
voldoen.
Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke
uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en
ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.
2.2.3 Aardbevingsgerelateerde inzet
De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2,
eerste lid, onderdeel c, zien op de activiteiten die zijn gericht op de
uitvoering van de versterkingsopgave en op activiteiten die daaraan
ondersteunend zijn.
Het Rijk werkt intensief samen met de aardbevingsgemeenten en
de provincie Groningen (hierna: de regio) in het kader van de
versterkingsopgave. Dit brengt kosten met zich mee. De regio verwacht de
komende jaren meer inzet nodig te hebben om uitvoering te geven aan de
versterkingsopgave. Het budget uit deze specifieke uitkeringen wordt
beschikbaar gesteld voor de regionale samenwerking- en organisatiekosten rondom
de inzet in het dossier als gevolg van de gaswinning, waarbij het zwaartepunt
op de versterkingsopgave ligt. Er kan op grond van artikel 2, eerste lid,
onderdeel c, een specifieke uitkering worden verstrekt aan de gemeenten
Eemsdelta, Groningen, het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt en de provincie
Groningen ten behoeve van activiteiten die zijn gericht op de uitvoering van
de
versterkingsopgave en op activiteiten die daaraan ondersteunend zijn.
In 2016 is afgesproken dat de gemeenten en de provincie in
het aardbevingsgebied gecompenseerd zouden worden voor de extra werkzaamheden.
In de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 is vastgelegd dat er middelen
beschikbaar worden gesteld aan de aardbevingsgemeenten en provincie Groningen
ten behoeve van de extra organisatiekosten die direct te maken hebben met de
versterkingsopgave.
De verdeling van de middelen is vastgesteld in het
Bestuurlijk Overleg Groningen (BOG). De onderlinge verdelingssystematiek is
door vertegenwoordigers van de aardbevingsgemeenten en provincie vormgegeven
op
basis van een vast deel, dat minimale extra inzet vraagt en een variabel deel,
welke gebaseerd is op het aantal woningen die naar rato over de gemeenten en
provincie worden verdeeld.
Er zijn naast de aardbevingsgemeenten en de provincie diverse
maatschappelijke organisaties die zich eveneens inzetten in het kader van de
versterkingsoperatie en de negatieve gevolgen van bodemdaling door de
gaswinning. Naast de middelen die aan de aardbevingsgemeenten of de provincie
beschikbaar worden gesteld, komt het voor dat maatschappelijke organisaties
gefinancierd worden met additionele middelen vanuit het Rijk. Het Rijk keert
hiertoe middelen uit via een specifieke uitkering. De middelen gaan vanuit het
Rijk naar de provincie Groningen, deze verstrekt de middelen vervolgens aan
de
betreffende maatschappelijke organisaties. Dit is bijvoorbeeld het geval voor
organisaties zoals het Gasberaad en de Groninger Bodembeweging, maar ook de
Veiligheidsregio Groningen en Stut en Steun vallen hieronder.
Ook aan een meldpunt zoals de Onafhankelijke Raadsman wordt
middels deze constructie middelen verstrekt. De Onafhankelijke Raadsman is een
onafhankelijk aanspreekpunt voor inwoners van Groningen bij het
gaswinningsdossier. Hij behandelt meldingen over schadeafhandeling en
versterking als gevolg van gaswinning. In die hoedanigheid vervult de
Onafhankelijke Raadsman een bemiddelende en signalerende rol, waarbij hij
adviezen kan geven aan de verschillende betrokken organisaties binnen het
gaswinningsdossier. Daarnaast rapporteert de Raadsman over de trends die hij
ziet en doet hij aanbevelingen aan de betrokken partijen. Bewoners in het
aardbevingsgebied kunnen een beroep doen op de Onafhankelijke Raadsman.
Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke
uitkeringen meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en ontvangers
telkens in de bijlage worden vastgesteld. De verantwoording voor de bijdragen
aan aardbevingsgerelateerde inzet, maatschappelijke organisaties en de
Onafhankelijke Raadsman zal per onderdeel plaatsvinden.
2.2.4 Activiteiten in de openbare ruimte die noodzakelijk zijn
in verband met de versterkingsopgave
Hier kan op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, een
specifieke uitkering voor worden verstrekt. In de bestuurlijke afspraken van
6 november 2020 is vastgelegd dat er in totaal € 300 miljoen beschikbaar wordt
gesteld voor blok D. Hierbij is € 250 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het
Rijk en € 50 miljoen vanuit het gereserveerde lokale deel Nationaal Programma
Groningen, als bijdrage in de ontwikkeling van het gebied. Blok D wordt ook
wel
het ´Gebiedsfonds´ genoemd.
De middelen uit het Gebiedsfonds kunnen voor verschillende
doeleinden worden ingezet. De meeste middelen worden ingezet voor de
gebiedsontwikkeling in de openbare ruimte. Zo kunnen middelen worden ingezet
voor de inpassingskosten10 die de gemeenten maken bij sloop-nieuwbouw van huizen en
bij de versterking. Hier wordt in ieder geval onder verstaan de aansluiting
van
riool, wegen en de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast kunnen de
middelen worden ingezet voor het aanbrengen van noodzakelijke verbeteringen
in
de openbare ruimte die samenhangen met de versterking. Tevens zullen de
middelen moeten worden uitgegeven aan inpassingskosten die optreden bij de
uitvoering van projecten waarvoor een vast bedrag is afgesproken en waarbij
de
gemeente beslist over de uitvoering. Hierbij kan gedacht worden aan de
uitvoering van het Scholenprogramma, Zorgprogramma en Erfgoedprogramma. In het
VOG is de verdeelsleutel met betrekking tot de allocatie van de middelen van
het Gebiedsfonds (gebiedsontwikkeling) vastgesteld. Tot slot wordt er 21
miljoen van het Gebiedsfonds ingezet om het tekort te dekken in de uitvoering
van Batch 1.588. Een dergelijk tekort bestaat wanneer het voor batch 1.588
beschikbare budget ontoereikend blijkt voor de uitvoering van de in het
convenant vastgelegde afspraken over versterking.
Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke
uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en
ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.
2.2.5 Sociaal-emotionele ondersteuning
De specifieke uitkeringen die zijn geregeld in artikel 2,
eerste lid, onderdeel e, van activiteiten die gericht zijn op het bieden van
sociale en emotionele ondersteuning aan inwoners.
De gevolgen van de gaswinning kunnen namelijk leiden tot
stress en een verslechterde mentale gezondheid. De impact van de aardbevingen,
de versterking en de lange processen op de mentale gezondheid zijn onderzocht
en beschreven in verschillende rapporten. Begin 2019 bracht GGD Groningen het
eindrapport ‘Aanpak Gezondheidsgevolgen
aardbevingen’11 uit. Hierin wordt beschreven hoe de gemeenten in het
aardbevingsgebied hun inwoners kunnen ondersteunen in het verminderen of
voorkomen van negatieve gezondheidsgevolgen door aardbevingen. De noodzaak om
hiermee aan de slag te gaan is groot. Ook het eindrapport van Gronings
Perspectief bevestigde deze noodzaak12.
In de bestuurlijke afspraken van 6 november 202013 zijn daarom toezeggingen gedaan om de inzet voor sociale
en emotionele ondersteuning vanuit het Rijk voor de inwoners van Groningen te
continueren. Bestuurlijk is besloten om € 10 miljoen voor de komende vijf jaar
te reserveren om effectief middelen in te zetten voor de sociale en emotionele
ondersteuning in relatie tot de gevolgen van de aardbevingsproblematiek.
Voorbeelden van dergelijke ondersteuning zijn aardbevingscoaches, opbouwwerkers
en extra investeringen in maatschappelijk ondersteuning, als ook geestelijke
verzorging. Deze lijst is niet uitputtend, maar geeft een indicatie waarvoor
de
middelen ingezet kunnen worden door de gemeenten. Belangrijk is wel dat de
middelen worden ingezet ten behoeve van de (mentale) gezondheid en welzijn van
de inwoners in Groningen. Het is tevens de verantwoordelijkheid van de
gemeenten om zelf te bepalen voor welk soort sociaal en emotionele
ondersteuning de middelen worden ingezet wel moet dit aantoonbaar te
verantwoorden zijn.
Het besluit over de verdeling van de middelen wordt genomen
door het gemeentelijke deel van de bestuurlijke tafel Sociaal en Gezondheid,
waarin de wethouders van de aardbevingsgemeenten aanschuiven die zich
bezighouden met sociale en maatschappelijke vraagstukken.
Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke
uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en
ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.
2.2.6 Batch 1.588
De categorie specifieke uitkeringen die zijn geregeld in
artikel 2, eerste lid, onderdeel f ten behoeve van het versterken van gebouwen
in batch 1.588. Batch 1.588 is een groep woningen in het aardbevingsgebied in
Groningen. Deze woningen waren al in een ver gevorderd stadium met versterking
op het moment dat het kabinet heeft besloten om de gaswinning te beëindigen.
Op
basis van het verwachte dreigingsniveau bij voortdurende hoge gaswinning zouden
deze gebouwen gesloopt en herbouwd moeten worden. In de zomer van 2018 heeft
de
minister van EZK in samenspraak met de gemeenten besloten dat de versterking
van deze gebouwen, ondanks het dalende dreigingsniveau, worden voortgezet op
basis van de voorbereide versterkingsadviezen. De reden hiervoor was dat het
onzeker was hoe het dalende dreigingsniveau voor deze gebouwen zou doorwerken.
Een herbeoordeling van deze gebouwen is onwenselijk, gelet op de fase waarin
de
gebouwen verkeerden.
In het Convenant Batch 1.588 is afgesproken dat er middelen
voor de versterking van batch 1.588 aan de betrokken gemeenten ter beschikking
worden gesteld (Stcr. 2019, 18984). De gemeenten stellen het
budget op basis van de bij het convenant opgenomen prijslijst vervolgens ter
beschikking aan de eigenaren van de gebouwen. Ongeveer een derde van de
woningen is eigendom van particulieren. De rest is eigendom van
woningbouwcorporaties. Het bedrag dat in de eerste tranche is uitgekeerd maakte
deel uit van het totaalbudget dat beschikbaar is gesteld voor de versterking
van batch 1.588. Het budget dat in de tweede tranche is uitgekeerd en de
bedragen die in de komende tranches worden verstrekt, zullen eveneens ingezet
worden voor de uitvoering van versterkingswerkzaamheden omtrent batch 1.588.
De
verlening van de middelen van de gemeenten aan de eigenaren van de gebouwen
wordt in gemeentelijke subsidieverordeningen geregeld. Deze
subsidieverordeningen voor batch 1.588 worden uitgevoerd door
Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)14.
Met onderhavige regeling wordt het kader voor de specifieke
uitkeringen nu meerjarig geregeld, en zullen vervolgens de bedragen en
ontvangers telkens in de bijlage worden vastgesteld.
3. Verantwoording en Terugvordering
Het beschikte bedrag dient uiterlijk op 15 juli van het jaar
volgend op de begrotingsjaren te worden verantwoord. De provincie Groningen en
de gemeenten verantwoorden conform de
Financiële-verhoudingswet over de rechtmatigheid van
bestedingen waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt. Dit gebeurt via de
single information, single audit (SiSa)-methodiek in de jaarrekening, conform
de vereisten in de Financiële-verhoudingswet.
Bij het niet tijdig indienen van verantwoordingsinformatie,
treedt het maatregelenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK) in werking. Er volgt opschorting van uitbetaling van
de algemene uitkering totdat de verantwoordingsinformatie is ontvangen, tot een
maximum van 26 weken.
Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering
niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, dan
kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de
minister) dat deel van de toegekende specifieke uitkering terugvorderen. De
minister kan terugvorderen:
-
a. voor zover er geen (volledige) of onjuiste
verantwoordingsinformatie is verstrekt;
-
b. indien de verantwoordingsinformatie te laat is
ontvangen;
-
c. voor zover de daadwerkelijke kosten lager zijn dan de
uitkering;
-
d. voor zover de uitkering niet rechtmatig is besteed;
-
e. voor zover de rechtmatigheid van de besteding volgens de
controlerende accountant onzeker is.
Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet
volledig wordt verstrekt, stelt de minister de uitkering op een lager bedrag
vast als volledige terugvordering tot een onbillijkheid van overwegende aard
zou leiden.
Bij het ontvangen van een specifieke uitkering leggen zowel
gemeenten als de provincie verantwoording af aan de minister. Indien provincies
en gemeenten van elkaar middelen ontvangen die afkomstig zijn uit een
specifieke uitkering, verantwoorden zij rechtsreeks bij de minister (op basis
van artikel 17a, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet).
4. BTW
De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen
activiteiten zijn waarover de provincie of de gemeenten BTW verschuldigd zijn.
De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor de over de activiteiten
verschuldigde BTW. De BTW-component wordt gestort in het BTW-compensatiefonds
(BCF) van het Ministerie van Financiën. Provincies en gemeenten kunnen op grond
van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op compensatie van de BTW
via het BCF. Hierdoor speelt de BTW geen rol meer tussen het in- of uitbesteden
van activiteiten. Het bedrag dat dient te worden gestort in het
BTW-compensatiefonds kan pas bij de vaststelling van de tranches berekend
worden.
Ten behoeve van de specifieke uitkeringen die zijn opgenomen in
de bijlage op het moment van vaststelling van deze regeling wordt er
€ 1.402.000 gestort in het BTW-compensatiefonds voor de uitvoering van
projecten en werkzaamheden ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen
(artikel 2, eerste lid, onderdeel a). Er wordt bovendien € 16.000 ten behoeve
van activiteiten die zijn gericht op de uitvoering van de versterkingsopgave en
op activiteiten die daaraan ondersteunend zijn (artikel 2, eerste lid,
onderdeel c), gestort in het BTW-compensatiefonds. Daarnaast is denkbaar dat de
provincie of een gemeente met de uitkering activiteiten verricht waarbij de
kosten aftrekbaar zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. De
specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor deze kosten. Het geldende
uitgangspunt is: kosten die op een andere wijze gecompenseerd kunnen worden,
worden niet uit de specifieke uitkering betaald.
5. Staatssteun
Omdat de specifieke uitkering onder meer besteed kan worden aan
door derden verleende diensten, is het van belang dat de gemeenten en de
provincie Groningen bij de besteding alert zijn op de – Europese – regels
inzake staatssteun. De gemeenten en de provincie hebben een zelfstandige
verantwoordelijkheid om te waarborgen dat geen verboden staatssteun wordt
verstrekt. Wel wordt opgemerkt dat bij aanbestedingen ten behoeve van de
projecten de regels uit de Aanbestedingswet 2012 van toepassing kunnen
zijn.
Ten aanzien van staatssteun is met name van belang de vraag of er
sprake is van bevoordeling van een onderneming in Europeesrechtelijke zin (als
bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie), welke door de subsidie bepaalde kosten, die ze normaal zelf
moeten betalen, niet hoeven te dragen. Aangezien de projecten waarvoor de
specifieke uitkering kan worden verleend in een samenwerkingsverband tussen het
Rijk, provincie Groningen, en gemeenten in Groningen zijn besproken, maar nog
niet precies zijn ingevuld (zoals welke partijen worden ingehuurd), kan op
rijksniveau geen staatssteuntoets worden uitgevoerd. Conform de
interdepartementale afspraken over staatssteun15 moeten de provincies daarom zelfstandig een staatssteuntoets
uitvoeren.
Het Ministerie van BZK coördineert provinciale en gemeentelijke
staatssteunprocedures via het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden
(hierna: CSDO BZK) en heeft in dat kader periodiek overleg met de provincies en
VNG. Voor informatie over staatssteun kunt u zich wenden tot Kenniscentrum
Europa decentraal via
www.europadecentraal.nl.
6. Relatie met andere wet- en regelgeving
6.1 Algemene wet bestuursrecht
Een beschikking tot het verstrekken van een specifieke
uitkering is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb). Indien het college van burgemeester en wethouders dan wel het
college van gedeputeerde staten het niet eens is met de beschikking van de
minister, dan kan het college daartegen in bezwaar gaan en vervolgens beroep
bij de bestuursrechter instellen op grond van de Awb. Voor de goede orde wordt
opgemerkt dat volgens deze regeling alleen de provincie Groningen en gemeenten
in aanmerking komen voor het ontvangen van een specifieke uitkering voor de
betreffende activiteiten. Dat betekent dat derden, zoals de bij de uitvoering
van de activiteiten betrokken andere partijen, geen rechtstreeks belang hebben
bij de beschikking van de minister en dat zij om die reden niet als
belanghebbenden tegen die beschikking in bezwaar of beroep kunnen gaan.
6.2 Financiële-verhoudingswet
De financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten is
geregeld in de Financiële-verhoudingswet. De bepalingen over specifieke
uitkeringen uit de Financiële-verhoudingswet zijn op deze regeling van
toepassing. Daarom is in deze regeling toepassing gegeven aan de artikel 17a
van de Financiële-verhoudingswet met betrekking tot de wijze van verantwoording
door de gemeente van de besteding van de uitkering en de eventuele
terugvordering als deze onrechtmatig zou worden besteed. Dit is gedaan in lijn
met het uitgangspunt bij specifieke uitkeringen om de wijze van verantwoording
en terugvordering in de regeling van de specifieke uitkering op te nemen.
7. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
Aangezien deze regeling specifieke uitkeringen betreft, en daarom
uitkeringen aan medeoverheden, worden er geen uitvoeringslasten voor burgers en
bedrijven verwacht. Medeoverheden kunnen met behulp van de uitkering
activiteiten ontplooien waarbij ze derde partijen inschakelen, en dat kunnen
burgers en bedrijven zijn. Die zullen dan in het kader van hun gebruikelijke
dienstverlening optreden.
Het Adviescollege Toetsing en Regeldruk (ATR) heeft aangegeven de
verwachting te delen dat er geen regeldrukgevolgen worden verwacht voor burgers
en bedrijven, en heeft daarom aangegeven geen formeel advies uit te brengen bij
deze regeling.
8. Evaluatie
Indien de minister een evaluatie van de doelmatigheid en
doeltreffendheid van deze regeling wenst, zijn de colleges van burgemeester en
wethouders dan wel het college van gedeputeerde staten op basis van artikel 5,
tweede lid, verplicht om de daarvoor benodigde informatie op verzoek te
verstrekken.
9. Consultatie
Een conceptversie van dit besluit is aangeboden voor
internetconsultatie via de website
www.internetconsultatie.nl van 1 oktober 2021 tot en met
28 oktober 2021. Er zijn geen reacties binnengekomen. Daarnaast zijn relevante
partijen benaderd ter afstemming van deze regeling. Dit heeft plaatsgevonden
met een vertegenwoordiging van de provincie en gemeenten, het NPG, het
Groninger Gasberaad en de Groninger Bodembeweging. De opmerkingen hebben geleid
tot aanscherpingen in de toelichting. VNG en IPO hebben aangegeven dat
specifieke afstemming met de betrokken provincie en gemeenten met name van
belang is en dat zij niet specifiek betrokken hoeven te worden.
De Minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren