Besluit van 5 december 2025 tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang, tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang in verband met het afschermen van het woonadres van vraagouders in het landelijk register kinderopvang en tot intrekking van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang [KetenID WGK025490]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 januari 2025, nr. 2024-0000923130;

Gelet op de artikelen 1.47b, tweede lid, 1.49, 1.51a, vijfde lid, 1.56, tweede lid, 1.56b, tweede lid, en 1.56c, derde lid, van de Wet kinderopvang;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 februari 2025, nr. W12.25.00003/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 december 2025, nr. 2025-0000276583;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT KWALITEIT KINDEROPVANG

Het Besluit kwaliteit kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt de volgende begripsbepaling in de alfabetische volgorde ingevoegd:

vraagouder:

ouder die kinderopvang vraagt die geboden wordt door een gastouder;.

B

Artikel 2 wordt verplaatst naar hoofdstuk 1 en wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Verantwoorde kinderopvang.

2. In de aanhef wordt «verantwoorde dagopvang» vervangen door «verantwoorde kinderopvang» en wordt na «de houder» ingevoegd «of de gastouder».

C

In artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt «verantwoorde dagopvang» vervangen door «verantwoorde kinderopvang».

D

Artikel 11 vervalt.

E

In artikel 12, tweede lid, onderdeel a, wordt «verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 11» vervangen door «verantwoorde kinderopvang, bedoeld in artikel 2».

F

Voor artikel 31 wordt een opschrift ingevoegd, luidende «Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen».

G

Hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3. Kwaliteitseisen gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Paragraaf 1. Kwaliteitseisen gastouderbureaus
Artikel 20. Pedagogisch beleid
  • 1. De houder van een gastouderbureau stelt een pedagogisch beleidsplan vast en stelt het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

  • 2. Een pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van:

    • a. de kenmerkende visie op de omgang met kinderen en op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde kinderopvang, bedoeld in artikel 2;

    • b. de wijze waarop gastouders worden begeleid bij het volgen van de ontwikkeling van het kind; en

    • c. de wijze waarop het gastouderbureau invulling geeft aan de coaching van de gastouders door de pedagogisch beleidsmedewerker, bedoeld in artikel 23.

Artikel 21. Veiligheid en gezondheid
  • 1. De houder van een gastouderbureau voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen op het adres waar de opvang plaatsvindt door de gastouder zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • 2. De houder van een gastouderbureau inventariseert ten minste jaarlijks de veiligheids- en gezondheidsrisico’s die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes met zich brengt. Dit gebeurt samen met de gastouder. Daartoe draagt de houder van een gastouderbureau er zorg voor dat elk adres waar opvang plaatsvindt ten minste één keer per jaar wordt bezocht door een bemiddelingsmedewerker.

  • 3. De uitkomsten van de inventarisatie worden opgenomen in een risico-inventarisatiedocument, dat:

    • a. in ieder geval een beschrijving bevat van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s, die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes met zich brengt; en

    • b. wordt ondertekend door zowel de bemiddelingsmedewerker als de gastouder.

  • 4. De houder van het gastouderbureau zorgt ervoor dat in de administratie van het gastouderbureau een exemplaar van het risico-inventarisatiedocument aanwezig is.

  • 5. Bij voorzieningen voor gastouderopvang wordt door de houder van een gastouderbureau in een samen met de gastouder opgesteld plan van aanpak aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn worden genomen in verband met de in het tweede en derde lid bedoelde risico’s.

  • 6. De houder van het gastouderbureau zorgt ervoor dat het risico-inventarisatiedocument in te zien is voor vraagouders.

Artikel 22. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
  • 1. De door de houder van een gastouderbureau voor de gastouders vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen:

    • a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door gastouders met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

    • b. een afwegingskader op basis waarvan gastouders het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling wegen en dat hen in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;

    • c. een toebedeling van verantwoordelijkheden per gastouder bij de stappen, bedoeld in onderdeel a, inclusief vermelding van de gastouder die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;

    • d. specifieke aandacht, indien van toepassing, voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van gastouders vereisen; en

    • e. specifieke aandacht voor de wijze waarop gastouders moeten omgaan met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden.

  • 2. Het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen:

    • a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

    • b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis of een deskundige op het gebied van letselduiding;

    • c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;

    • d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

    • e. het beslissen over:

      • 1°. het doen van een melding; en

      • 2°. het inzetten van de noodzakelijke hulp.

Artikel 23. Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers
  • 1. De houder van een gastouderbureau draagt er aantoonbaar zorg voor dat de pedagogisch beleidsmedewerker iedere bij het gastouderbureau aangesloten gastouder jaarlijks ten minste drie uur coaching aanbiedt in het bieden van verantwoorde kinderopvang als bedoeld in artikel 2.

  • 2. Pedagogisch beleidsmedewerkers beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding.

Artikel 24. Aanvullende regels inzake kwaliteitseisen aan en de zorgplichten van gastouderbureaus

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 1.56, tweede lid, en artikel 1.56b, tweede lid, van de wet, waaronder:

  • a. de kwaliteitseisen aan gastouderbureaus;

  • b. de zorgplicht van gastouderbureaus ten aanzien van de veiligheid en gezondheid en het bieden van verantwoorde kinderopvang door gastouders; en

  • c. de opleidingseisen waaraan bemiddelingsmedewerkers en pedagogisch beleidsmedewerkers moeten voldoen.

Paragraaf 2. Kwaliteitseisen gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang
Artikel 25. Deskundigheids- en opleidingseisen gastouder
  • 1. De deskundigheid van de gastouder omvat:

    • a. het waarborgen van een veilige en gezonde omgeving die aansluit op de leefwereld van de kinderen die gastouderopvang ontvangen;

    • b. het volgen van ten minste zeven uur per jaar aan permanente educatie die aansluit op de werkzaamheden binnen de gastouderopvang;

    • c. het volgen van ten minste drie uur coaching als bedoeld in artikel 23, per gastouderbureau waarbij de gastouder is aangesloten.

  • 2. Gastouders beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding en zijn gekwalificeerd voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Artikel 26. Werkplan
  • 1. Elke gastouder stelt per voorziening voor gastouderopvang een pedagogisch werkplan vast. De gastouder handelt conform het pedagogisch werkplan.

  • 2. Een pedagogisch werkplan bevat ten minste een concrete beschrijving van:

    • a. de wijze waarop de gastouder in de praktijk uitvoering geeft aan het pedagogisch beleidsplan van ieder gastouderbureau, waarbij de voorziening voor gastouderopvang is aangesloten;

    • b. de omvang en leeftijdsopbouw van de groep kinderen die de gastouder opvangt, het dagritme, het activiteitenprogramma, de inrichting van de binnen- en buitenspeelruimtes en de speelmaterialen, alsmede de wijze waarop nieuwe kinderen kunnen wennen op de voorziening voor gastouderopvang; en

    • c. de wijze waarop de gastouder de ontwikkeling van het kind volgt.

Artikel 27. Veiligheid en gezondheid
  • 1. De gastouder neemt het risico-inventarisatiedocument, bedoeld in artikel 21, derde lid, in acht. De gastouder zorgt dat bij iedere voorziening voor gastouderopvang een op die specifieke voorziening toegespitst risico-inventarisatiedocument beschikbaar is.

  • 2. De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, binnen de gestelde termijn worden genomen.

  • 3. De gastouder informeert het gastouderbureau over elke verandering in de voorziening voor gastouderopvang, die tot een nieuwe inventarisatie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, zou kunnen leiden.

  • 4. De gastouder is tijdens opvanguren telefonisch bereikbaar en zorgt ervoor dat er een andere volwassene is, die tijdens de opvanguren telefonisch bereikbaar is, en die binnen vijftien minuten bij de voorziening voor gastouderopvang aanwezig kan zijn in geval van calamiteiten.

Artikel 28. Aantal op te vangen kinderen
  • 1. Bij een gastouder worden maximaal zes kinderen in de leeftijd tot 13 jaar gelijktijdig opgevangen, waarbij eigen kinderen tot 8 jaar worden meegerekend.

  • 2. In de groep bedoeld in het eerste lid, worden maximaal vijf kinderen in de leeftijd tot 4 jaar, waarvan maximaal vier kinderen in de leeftijd tot 2 jaar en daarvan maximaal twee kinderen in de leeftijd tot 1 jaar, gelijktijdig opgevangen.

Artikel 29. Eisen aan ruimtes gastouderopvang
  • 1. De binnen- en buitenruimtes waar de kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

  • 2. De voorziening voor gastouderopvang:

    • a. beschikt over voldoende speel- en slaapruimte, afgestemd op het aantal kinderen, waaronder begrepen een voor kinderen tot de leeftijd van 1,5 jaar op het aantal kinderen afgestemde afzonderlijke slaapruimte;

    • b. beschikt over voldoende buitenspeelmogelijkheden, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen; en

    • c. is rookvrij, ook als er geen kinderen worden opgevangen.

  • 3. De eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden jaarlijks door de houder van een gastouderbureau gecontroleerd tijdens een bezoek aan de voorzieningen voor gastouderopvang.

Artikel 30. Tijdelijke uitbreiding maximum aantal gastouderbureaus

Een tijdelijke uitbreiding van het maximum van twee gastouderbureaus, waarbij een gastouder per voorziening voor gastouderopvang aangesloten kan zijn als bedoeld in artikel 1.56c, tweede lid, van de wet, naar drie is toegestaan voor zover die uitbreiding het gevolg is van een overstap naar een ander gastouderbureau, die in gang is gezet maar nog niet is afgerond.

Artikel 30a. Aanvullende regels inzake kwaliteitseisen gastouderopvang

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld, die betrekking kunnen hebben op:

  • a. kwaliteitseisen aan gastouders, waaronder deskundigheids-, opleidings- en kwalificatie-eisen;

  • b. de aanwijzing van organisaties die belast zijn met de uitvoering van waardering van buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland behaalde bewijsstukken waaruit blijkt dat een gastouder voldoet aan de eisen, bedoeld in onderdeel a, en

  • c. kwaliteitseisen aan voorzieningen voor gastouderopvang.

H

In artikel 32a wordt «en artikel 1.51a, vijfde lid,» vervangen door «1.51a, vijfde lid, en artikel 1.56c, derde lid,».

ARTIKEL II INTREKKING BESLUIT KWALITEIT GASTOUDERBUREAUS, GASTOUDERS EN VOORZIENINGEN VOOR GASTOUDEROPVANG

Het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang wordt ingetrokken.

ARTIKEL III WIJZIGING BESLUIT LANDELIJK REGISTER KINDEROPVANG, REGISTER BUITENLANDSE KINDEROPVANG EN PERSONENREGISTER KINDEROPVANG

Het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van «aantal kindplaatsen» wordt «10 jaar» vervangen door «8 jaar».

2. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

vraagouder:

ouder die kinderopvang vraagt die geboden wordt door een gastouder;.

B

Artikel 5, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «aan de deskundigheidseisen, bedoeld in artikel 13 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang voldoet» vervangen door «aan de deskundigheids- en opleidingseisen, bedoeld in artikel 25 van het Besluit kwaliteit kinderopvang voldoet».

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. voor zover het om een kindercentrum of een gastouderbureau gaat, een pedagogisch beleidsplan als bedoeld in de artikelen 3, 12 en 20 van het Besluit kwaliteit kinderopvang;

3. In onderdeel d wordt «artikel 7, tweede lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang» vervangen door «artikel 21, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang».

C

In artikel 9, eerste lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen a tot en met c tot b tot en met d, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. het adres van de voorziening voor gastouderopvang, voor zover dat het woonadres van de vraagouder betreft;.

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 december 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Uitgegeven de elfde december 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit wijzigingsbesluit wijzigt het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang (hierna: Besluit registers). Hiermee worden aanvullende voorwaarden voor gastouderopvang geregeld. Het geeft uitwerking aan de Wet van 11 juni 2025 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang (Stb. 2025, 164), hierna: de wetswijziging.

Daarnaast wordt met dit wijzigingsbesluit de structuur van de regelgeving voor gastouderopvang gewijzigd. De kwaliteitseisen voor gastouderopvang lagen voorheen grotendeels vast op het niveau van een ministeriële regeling. Om de structuur van de regelgeving voor dagopvang, buitenschoolse opvang (hierna: bso) en gastouderopvang te harmoniseren, worden ook de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang met dit wijzigingsbesluit voor een groot deel opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang. Het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang komt te vervallen. Het bijeenbrengen van de kwaliteitseisen voor alle vormen van kinderopvang in hetzelfde besluit maakt de regelgeving overzichtelijker.

Een aantal kwaliteitseisen wordt nader uitgewerkt bij ministeriële regeling, net als voor de dagopvang en bso het geval is. Daartoe worden de Regeling Wet kinderopvang en de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang gewijzigd en geharmoniseerd in de Regeling Wet kinderopvang. De Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang wordt dan ook ingetrokken.

Met de wijziging in het Besluit registers wordt geregeld dat de adresgegevens van de vraagouders uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) worden afgeschermd in het geval de gastouderopvang bij de vraagouder thuis plaatsvindt.

Verantwoorde kinderopvang

De Wet kinderopvang heeft twee doelen: bijdragen aan arbeidsparticipatie van ouders en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Een voorwaarde voor het bereiken van deze doelen is dat er sprake is van verantwoorde kinderopvang.1 Dat wil zeggen dat de kinderopvang wordt aangeboden in een veilige en gezonde omgeving en dat de pedagogische kwaliteit in orde is. Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang is uitgewerkt in vier pedagogische doelen (deze worden nader toegelicht in paragraaf 2.2 van deze nota van toelichting). De voorwaarde van verantwoorde kinderopvang en de vier pedagogische doelen gelden voor alle opvangsoorten (dagopvang, bso en gastouderopvang).

De nadere uitwerking van verantwoorde kinderopvang in concrete kwaliteitseisen verschilt wel per opvangsoort. In 2018 zijn de kwaliteitseisen voor dagopvang en bso aangepast en uitgebreid met de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK).2 De wetswijziging en dit wijzigingsbesluit maken een vergelijkbare kwaliteitsstap voor de gastouderopvang. De bestaande kwaliteitseisen voor kindercentra (deels afkomstig uit de Wet IKK) hebben daarvoor als inspiratie gediend. Tegelijkertijd vindt kinderopvang bij gastouders plaats in een fundamenteel andere situatie dan opvang bij een kindercentrum. Daardoor zijn niet alle kwaliteitseisen voor kindercentra (zonder aanpassing) passend voor gastouderopvang. En zijn er voor gastouderopvang kwaliteitseisen denkbaar die voor kindercentra niet mogelijk of nodig zijn en vice versa. Op basis van informatie uit de wetenschap, toezichthoudende organisaties en praktijk van de gastouderopvang is gekomen tot de maatregelen in dit wijzigingsbesluit. In paragraaf 2.2 worden de nieuwe of aangepaste kwaliteitseisen toegelicht, waarbij ook wordt ingegaan op verschillen of overeenkomsten met kindercentra.

Een fundamenteel verschil tussen dagopvang en bso enerzijds en gastouderopvang anderzijds zit niet alleen in de opvangsetting (een kindercentrum tegenover een particuliere woonomgeving). Het zit ook in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen verschillende actoren. In de dagopvang en bso is de houder van het kindercentrum eindverantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang conform de Wet kinderopvang. Het gaat daarbij zowel om het voeren van een beleid dat redelijkerwijs leidt tot verantwoorde kinderopvang, als de daadwerkelijke uitvoering daarvan. In de praktijk vindt deze uitvoering veelal plaats door beroepskrachten – de pedagogisch professionals – op de groep. Zij zijn bezoldigd en werkzaam bij het kindercentrum. In de gastouderopvang zijn de verhoudingen anders en hebben het gastouderbureau en de gastouder verschillende eigenstandige rollen en verantwoordelijkheden. De gastouder is een autonome professional. Op grond van artikel 1.49 en 1.56b van de Wet kinderopvang is de gastouder verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. De houder van een gastouderbureau heeft de verantwoordelijkheid de gastouder hierbij te begeleiden. De houder van het gastouderbureau stelt volgens artikel 1.56 van de Wet kinderopvang een beleid op dat redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde kinderopvang. De gastouder maakt, mede op basis van dit beleid, zelf een afweging bij welk gastouderbureau het zich aansluit. Met de maatregelen in de wetswijziging en dit wijzigingsbesluit, wordt getracht om de rollen te verduidelijken. Ze beogen nadrukkelijk niet om deze rollen te veranderen. In de reeds bestaande, begeleidende rol van het gastouderbureau wordt een kwaliteitsslag gemaakt. Het gastouderbureau faciliteert de gastouder bij het pedagogisch werkplan en de permanente ontwikkeling. Daarnaast wordt de autonomie van de gastouder gewaarborgd. Bijvoorbeeld door de gastouder verantwoordelijk te stellen voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. Het gastouderbureau draagt naast de begeleidende rol ook zorg voor de bemiddeling tussen gastouder en vraagouder waardoor de gastouderopvang tot stand komt en vervult een kassiersfunctie.

Leeswijzer

Deze nota van toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de hoofdlijnen van dit wijzigingsbesluit uiteengezet. Na de inleidende paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de aanpassing van de kwaliteitseisen voor gastouderbureaus en gastouders (paragraaf 2.2), de wijziging in het Besluit registers (paragraaf 2.3), de monitoring en evaluatie van dit wijzigingsbesluit (paragraaf 2.4) en de nieuwe structuur voor de verankering van de kwaliteitseisen voor gastouderopvang (paragraaf 2.5). In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de gevolgen van dit wijzigingsbesluit. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de gevolgen voor de regeldruk, de financiële gevolgen, de gevolgen voor het toezicht en de handhaving en de gegevensverwerking, naar aanleiding van dit wijzigingsbesluit. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitkomsten van de internetconsultatie. Op dezelfde wijze worden de uitkomsten uit uitvoeringstoetsen en de wijze waarop dit is verwerkt in het wijzigingsbesluit weergegeven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat over de resultaten van de voorhangprocedure en hoofdstuk 7 betreft de inwerkingtreding. Tot slot wordt in onderdeel II, de artikelsgewijze toelichting, een toelichting gegeven.

Hoofdstuk 2 Hoofdlijnen van dit wijzigingsbesluit

2.1 Aanleiding

De gastouderopvang speelt een belangrijke rol binnen de kinderopvang. Het vindt plaats in een kleinschalige en meer huiselijke sfeer dan dagopvang en bso, wat passender kan zijn voor een kind. Tevens biedt gastouderopvang meer flexibiliteit voor ouders met bijvoorbeeld onregelmatige werktijden. Daarnaast is het in niet-stedelijke gebieden, waar minder aanbod is van dagopvang of bso, een veelvoorkomende vorm van opvang.

Gastouderopvang van goede pedagogische kwaliteit draagt bij aan de ontwikkeling van het kind. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) constateert in een thema-onderzoek «Toezicht op gastouderopvang»3 echter dat het wettelijke kwaliteitskader en de toenmalige frequentie van GGD-toezicht onvoldoende zijn om de kwaliteit van gastouderopvang te waarborgen. Veel bevraagde gemeenten en bijna alle bevraagde GGD’en stellen dat de huidige kwaliteitseisen voor gastouders verdere aanscherping behoeven. Daarnaast benoemt de inspectie de kwaliteitsbewaking door gastouderbureaus als een risicofactor waarop verbetering nodig is. Deze conclusies trekt de inspectie mede op basis van inbreng van gemeenten en GGD’en. In dit rapport beveelt de inspectie onder andere aan om het toezichtkader gastouderopvang kritisch tegen het licht te houden, om de positie van gastouderbureaus te versterken, zodat zij de kwaliteitsbewaking beter kunnen verzorgen en om het toezicht slimmer in te richten.

Uit de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (hierna: LKK) 20194 blijkt dat er gastouderopvang is waarvan de kwaliteit in de gastouderopvang vergelijkbaar is met of beter is dan die van de dagopvang en bso. Het onderzoek toont echter een grotere variatie in de kwaliteit van de gastouderopvang, met grote uitschieters aan de bovenkant én de onderkant.

De uitkomsten van een nadere analyse, die is uitgevoerd5 op basis van deze LKK-gegevens, zijn zorgelijk. Zo blijkt dat ruim 21% van de gastouders in het onderzoek opvang biedt van lage of zeer lage pedagogische kwaliteit. Daar tegenover staat dat uit de nadere analyse blijkt dat bij de gastouders die de hoogste pedagogische kwaliteit bieden er meer kenmerken van professionaliteit zijn. Deze gastouders hebben bijvoorbeeld meer aanvullende cursussen gevolgd en maken vaker gebruik van een kind-volgsysteem.

De LKK-rapporten kunnen geen concluderende uitspraken doen over de gastouderopvang als geheel. De reden hiervoor is dat de respons en deelname onder gastouders helaas onvoldoende zijn. De onderzoekers houden er rekening mee dat de lage respons wijst op een selectie-effect, waardoor de resultaten in de steekproef een positiever beeld geven en daarmee niet representatief zijn voor de gastouderopvang als geheel.

Het beeld dat er aanzienlijke verschillen bestaan in kwaliteit tussen gastouders wordt bevestigd in andere rapporten. Bijvoorbeeld in een inventarisatiestudie van het Kohnstamm Instituut in 2022.6 Zo heeft ongeveer een kwart van de gastouders in (coronajaar) 2021 niet deelgenomen aan professionaliseringsactiviteiten. Terwijl anderzijds ruim 20% van de gastouders aangeeft in 2021 op eigen initiatief ook cursussen te hebben gevolgd, in aanvulling op activiteiten die het gastouderbureau aanbiedt. Ook een analyse die GGD GHOR Nederland in 2020 heeft gemaakt7 geeft een zorgelijk beeld van grote variatie tussen gastouders.

Uit de inventarisatiestudie van Kohnstamm Instituut blijkt ook dat er grote verschillen zijn tussen gastouderbureaus. Zo geeft 9% van de gastouders aan (bijna) nooit contact met het gastouderbureau te hebben, waar 20% van de gastouders maandelijks contact heeft met het gastouderbureau. Van de gastouderbureaus geeft 59% aan 1–4 uur per jaar te besteden aan begeleiding op locatie van de individuele gastouder, terwijl bijna 19% van de gastouderbureaus 10 of meer uur per jaar begeleiding op locatie biedt. Het is van belang dat gastouderbureaus goed zicht hebben op de opvangpraktijk en opvanglocatie om de gastouder de juiste begeleiding te kunnen bieden. Goede begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau draagt namelijk bij aan de kwaliteit van de opvang.

Overigens lijkt er wel sprake van een ontwikkeling van professionalisering onder (een deel van) de gastouders. Uit de inventarisatiestudie van Kohnstamm Instituut blijkt dat gastouders sinds 2014 gemiddeld meer kinderen zijn gaan opvangen en dat het aantal gastouders dat uitsluitend familie opvangt is gedaald. Ook de LKK-rapportage 20238 geeft indicaties dat de variatie in kwaliteit in de gastouderopvang in de afgelopen jaren kleiner is geworden. Dat neemt niet weg dat er nog steeds te veel gastouders zijn die onvoldoende kwaliteit bieden. Anders dan bij kindercentra zijn de wettelijke kwaliteitseisen voor gastouderopvang ontoereikend voor gemeenten en GGD’en om gastouderopvang van onvoldoende kwaliteit tegen te gaan.

Dit sluit aan bij de conclusies van het thema-onderzoek van de inspectie. En bij de conclusies van een eerdere beleidsdoorlichting van de gastouderopvang.9 Ook wordt deze conclusie ondersteund door het feit dat de GGD bij gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang minder tekortkomingen constateert dan bij dagopvang en bso. Zo werd in 2018 een tekortkoming geconstateerd in 12% van de reguliere onderzoeken bij gastouders en 25% van de onderzoeken bij gastouderbureaus, tegenover 39% en 33% bij respectievelijk dagopvang en bso. Terwijl de LKK-cijfers van 2019 laten zien dat er sprake is van een aanzienlijke groep gastouders die onvoldoende kwaliteit levert.

Naar aanleiding van het rapport van de inspectie is de toezichtfrequentie per 2023 verhoogd naar een steekproef van 50% van het aantal voorzieningen voor gastouderopvang per gemeente. Met de wetswijziging en de maatregelen in dit wijzigingsbesluit wordt het toezichtkader aangescherpt, zodat de kwaliteit en professionaliteit van gastouders en goede begeleiding door gastouderbureaus beter kan worden gewaarborgd.

Hiervoor zijn enkele bestaande kwaliteitseisen aangescherpt en nieuwe kwaliteitseisen geïntroduceerd die in dit wijzigingsbesluit zijn uitgewerkt. Met de doorvertaling daarvan naar de praktijk van gastouders en gastouderbureaus en naar het GGD-toezichtkader moet de kwaliteitsverbetering uiteindelijk zichtbaar worden in de toekomstige LKK-rapportages.

In totaal zijn wijzigingen op negen onderwerpen doorgevoerd. Deze worden in de volgende paragrafen nader toegelicht. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • Concretere pedagogische doelen;

  • Pedagogisch beleidsplan;

  • Pedagogisch werkplan;

  • Inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker;

  • Veiligheid en gezondheid en achterwacht;

  • Deskundigheids- en opleidingseisen van de gastouder;

  • Gebruik van de uitzonderingsmogelijkheid voor maximum aantal gastouderbureaus;

  • Eisen aan ruimtes;

  • Aantal op te vangen kinderen.

2.2 Aanpassingen van de kwaliteitseisen
2.2.1 Concretere pedagogische doelen

Met de wetswijziging worden de pedagogische doelen van (em.) professor Marianne Riksen-Walraven, die reeds de basis vormen voor verantwoorde kinderopvang bij kindercentra en gastouders, concreter verankerd in de definitie van verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang.10

Het betreft de volgende vier pedagogische doelen:

  • 1. Het bieden van emotionele veiligheid aan kinderen.

  • 2. Het bevorderen van de persoonlijke competenties van kinderen.

  • 3. Het bevorderen van de sociale competenties van kinderen.

  • 4. De socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

De concretisering van de doelen voor de gastouderopvang beoogt de betekenis van verantwoorde kinderopvang voor het dagelijks werk van gastouders en houders van een gastouderbureau te verduidelijken. Daarmee wordt hen houvast geboden voor het pedagogisch handelen. Er worden handvatten geboden voor de opvangpraktijk. De handvatten bieden tegelijkertijd voldoende ruimte voor een eigen visie op de invulling van de pedagogische doelen door de houder van het gastouderbureau. De gastouder kan hier vervolgens concreet uitvoering aan geven. De concretisering van de pedagogische doelstellingen is ook van belang voor de praktijkobservatie van de toezichthouder bij de gastouder en het gesprek tussen de toezichthouder en gastouder over de pedagogische praktijk.

De gastouder is verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. Middels dit wijzigingsbesluit wordt tot uitdrukking gebracht dat de gastouder in ieder geval zorg draagt voor de verschillende aspecten van verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang die zijn opgenomen in artikel 2, aanhef en onderdelen a tot en met d, van het Besluit kwaliteit kinderopvang. In het pedagogisch werkplan beschrijft de gastouder hoe binnen de eigen voorziening concreet uitvoering wordt gegeven aan het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau of de gastouderbureaus waarbij de gastouder, voor die voorziening, is aangesloten. Denk hierbij aan de activiteiten die de gastouder aanbiedt. De verschillende aspecten van verantwoorde kinderopvang verplichten de houder van het gastouderbureau en de gastouder niet om een bepaald resultaat te bereiken in de ontwikkeling van een kind. De bedoeling is dat er een bepaalde inspanning wordt geleverd, bijvoorbeeld het stimuleren van de sociale vaardigheden van een kind door kinderen te begeleiden in hun interacties. Of een kind daadwerkelijk de bij de ontwikkelingsfase van het kind passende sociale vaardigheden opdoet is uiteraard afhankelijk van meer factoren dan het beleid dat de houder van het gastouderbureau voert en de uitvoering die de gastouder daaraan geeft.

De concretisering van de vier pedagogische doelen in dit wijzigingsbesluit moet in het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau terugkomen. In het pedagogisch beleidsplan geeft de houder van het gastouderbureau een beschrijving van de kenmerkende visie op de omgang met kinderen en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde kinderopvang door de gastouder. Het is belangrijk dat deze visie in het pedagogisch beleidsplan terecht komt, omdat dit voor ouders en gastouders immers een reden kan zijn om zich bij het betreffende gastouderbureau aan te sluiten. Bij deze beschrijving gaat de houder van een gastouderbureau op algemene wijze in op hoe aangesloten gastouders invulling geven aan verantwoorde kinderopvang. Dit is op basis van de visie van het gastouderbureau.

De wijze waarop de vier pedagogische doelen voor wat betreft gastouderopvang in de wetswijziging zijn opgenomen en waarop deze worden geconcretiseerd in dit wijzigingsbesluit, is gelijk aan hoe dit eerder is gedaan voor dagopvang en bso. De concretisering van de pedagogische doelen in het Besluit kwaliteit kinderopvang, in combinatie met de verplichte concrete beschrijving in het pedagogisch beleidsplan van de manier waarop de houder van het kindercentrum hier invulling aan geeft, heeft een positieve bijdrage gehad aan de kwaliteit van de dagopvang en bso. Ten eerste hebben houders meer handvatten voor de vertaling van de pedagogische doelen naar de praktijk. Ten tweede weten beroepskrachten beter wat de pedagogische doelen inhouden en hoe zij deze kunnen toepassen in de praktijk. Tot slot is een stevigere wettelijke basis voor het toezicht gecreëerd doordat met een concretere beschrijving van de doelen in het pedagogisch beleidsplan, de pedagogische praktijk beter getoetst kan worden.11

Met de maatregelen worden daarom deze positieve effecten ook verwacht op de kwaliteit van de gastouderopvang. De houder van het gastouderbureau neemt namelijk in het pedagogisch beleidsplan bij de beschrijving van de kenmerkende visie op de omgang met kinderen deze concretisering van de vier pedagogische doelen mee. Gastouders weten op deze manier beter wat de pedagogische doelen inhouden en hoe ze hier in de eigen opvangpraktijk concreet aan kunnen bijdragen. Daarnaast biedt dit voor de gastouder ook een basis voor een gesprek met de bemiddelingsmedewerker en/of pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau en voor dialoog met de toezichthouder.

2.2.2 Pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau

Middels dit wijzigingsbesluit worden de eisen die worden gesteld aan het pedagogisch beleidsplan geregeld op het niveau van een algemene maatregel van bestuur. Tot voorheen werden de eisen gesteld in het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang.

a) Invulling geven aan de pedagogische doelen

De houder van een gastouderbureau stelt een pedagogisch beleidsplan vast. Voor de houder van een gastouderbureau was het reeds verplicht om de kenmerkende visie op de omgang met kinderen vast te leggen in het pedagogisch beleidsplan. De houder van het gastouderbureau beschrijft nu in zijn kenmerkende visie ook de wijze waarop de aangesloten gastouder invulling geeft aan de aspecten van verantwoorde kinderopvang, die zijn opgenomen in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Het pedagogisch beleidsplan is daarmee een belangrijke basis voor het gastouderbureau, de gastouder en de vraagouder, om bij het aangaan van een samenwerkingsrelatie te toetsen of er voldoende sprake is van een gemeenschappelijke visie op kinderopvang.

Het gastouderbureau heeft ook een begeleidende taak richting de gastouder bij het volgen van de ontwikkeling van het kind. Een gastouder dient bij het bieden van verantwoorde kinderopvang immers rekening te houden met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden. In het pedagogisch beleidsplan beschrijft het gastouderbureau hoe het de gastouder begeleidt als de gastouder bijzonderheden signaleert in de ontwikkeling van het kind, en bij het doorverwijzen van ouders naar passende instanties voor verdere ondersteuning. Hiervoor dient het gastouderbureau in ieder geval goed op de hoogte te zijn van de instanties waarnaar de ouder kan worden doorverwezen.

b) Invulling van de coaching door pedagogisch beleidsmedewerker

In het pedagogisch beleidsplan beschrijft de houder van een gastouderbureau hoe invulling wordt gegeven aan de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker. De houder van een gastouderbureau beschrijft hiervoor hoe het gastouderbureau de coaching organiseert, hoe de pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau invulling geeft aan de coaching en hoe dit bijdraagt aan het doel van de coaching: het bieden van verantwoorde kinderopvang door de gastouder.

c) Beschikbaar stellen van het pedagogisch beleidsplan aan de gastouder

Het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau biedt de kaders voor het bieden van verantwoorde kinderopvang door de gastouder. Het gastouderbureau heeft daarom een actieve rol om het pedagogisch beleidsplan beschikbaar te stellen aan de aangesloten gastouders. Het pedagogisch beleidsplan kan zowel op papier als digitaal aan de gastouder ter beschikking worden gesteld. Dit geldt ook voor eventuele wijzigingen die gedaan worden in het pedagogisch beleidsplan. Het is van belang dat de gastouder op de hoogte is van het pedagogisch beleidsplan. Kennis hiervan is immers noodzakelijk voor het opstellen van een pedagogisch werkplan. In het pedagogisch werkplan beschrijft de gastouder voor de eigen voorziening hoe concreet invulling wordt gegeven aan het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. De houder van een gastouderbureau heeft hierbij een begeleidende rol.

Verder is van belang dat ook ouders op de hoogte kunnen zijn van het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Artikel 1.54a, eerste lid, van de Wet kinderopvang, waarin is opgenomen dat de houder van een gastouderbureau de ouders van de kinderen die gebruik maken van gastouderopvang die door zijn tussenkomst plaats vindt en een ieder die daarom verzoekt informeert over het te voeren beleid, maakt dit al mogelijk. De oudercommissie heeft op grond van artikel 1.60, eerste lid, onderdeel a, van die wet, adviesrecht op het pedagogisch beleid.

d) Eisen ten aanzien van het pedagogisch beleidsplan die niet (langer) gelden

Twee vereisten die werden gesteld aan het pedagogisch beleidsplan, en die voorheen in de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang waren opgenomen, worden in dit wijzigingsbesluit niet overgenomen. Allereerst betreft dat de beschrijving van het aantal kinderen dat door een gastouder wordt opgevangen (artikel 12a, eerste lid, onderdeel b, van die regeling). Aangezien een gastouderbureau meerdere gastouders bemiddelt, zal een beschrijving van de kinderen die door de gastouder kunnen worden opgevangen niet meer zijn dan een beschrijving van de wettelijke vereisten ten aanzien van het maximaal aantal op te vangen kinderen, zoals middels dit wijzigingsbesluit is verankerd in artikel 28 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Dat maakt deze beschrijving overbodig.

Daarnaast geldt niet langer het vereiste om een beschrijving te geven in het pedagogisch beleidsplan van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld (zoals voorheen opgenomen in artikel 12a, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang). Door de grote verschillen tussen de voorzieningen waar gastouders kunnen werken, is het risico dat de beschrijving van de eisen die hieraan worden gesteld in het pedagogisch beleidsplan vooral een opsomming is van de eisen die worden gesteld aan de accommodatie en veiligheid en gezondheid. Daarmee is dit een administratieve last die in beperkte mate bijdraagt aan de pedagogische kwaliteit en is ervoor gekozen deze bepaling te laten vervallen.

Voor de duidelijkheid wordt hier opgemerkt dat aan het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau een aantal voorwaarden niet wordt gesteld, dat wel geldt voor het pedagogisch beleidsplan voor de dagopvang en de bso. Dit betreft bepalingen, zoals het gebruik van meerdere stam- of basisgroepen, de aard en organisatie van activiteiten waarbij kinderen de stam- of basisgroep kunnen verlaten en beschrijvingen die raken aan het vaste gezichtencriterium of de drie-uursregeling. Deze bepalingen gelden niet voor de gastouderopvang. De bepaling over het gebruik kunnen maken van extra dagdelen is ook niet opgenomen voor gastouderopvang. Binnen de context van de gastouderopvang is het niet uitzonderlijk om flexibele opvang (en daarmee extra dagdelen) af te nemen. Ook is de stabiliteit (meer dan bij een kindercentrum) gewaarborgd door de vaste aanwezigheid van dezelfde professional.

2.2.3 Pedagogisch werkplan van de gastouder
a) Uitvoering geven aan de pedagogische doelen

Zoals in hoofdstuk 1 van dit wijzigingsbesluit is toegelicht, wordt de autonomie van de gastouder gewaarborgd door de gastouder verantwoordelijk te stellen voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. Daarvoor wordt met dit wijzigingsbesluit het pedagogisch werkplan geïntroduceerd. De gastouder is verantwoordelijk voor het opstellen van het pedagogisch werkplan en om te werken conform dit werkplan. Vanuit zijn begeleidende rol kan het gastouderbureau daarbij ondersteunen. Als een gastouder aangesloten is bij twee (of tijdelijk meer) gastouderbureaus, dient de gastouder in het pedagogisch werkplan te beschrijven hoe de visies van beide gastouderbureaus in de praktijk worden toegepast.

De verplichting om een pedagogisch werkplan te hebben geldt per voorziening voor gastouderopvang. Als een gastouder in verschillende voorzieningen voor gastouderopvang opvang biedt, moet de gastouder dus ook meerdere pedagogisch werkplannen opstellen. Elke voorziening kan eigenschappen hebben die invloed hebben op de pedagogische praktijk van de gastouder, zoals de ruimtes en inrichting van de betreffende woning en de leeftijdsopbouw van de groep. De pedagogische werkplannen van een gastouder met verschillende voorzieningen voor gastouderopvang, kunnen inhoudelijk uiteraard wel overeenkomsten vertonen.

Het pedagogisch werkplan is afgestemd op onder andere de opvanglocatie en de speelomgeving en de leeftijd en verschillende ontwikkelfases van de kinderen. Deze aspecten kunnen per voorziening voor gastouderopvang verschillen. De gastouder is als pedagogisch professional zelfstandig verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. De gastouder beschrijft in het pedagogisch werkplan hoe deze daar in de praktijk uitvoering aan geeft. Daarbij houdt de gastouder rekening met de pedagogische doelen en de visie daarop van het gastouderbureau (of de gastouderbureaus) waarbij de gastouder zich heeft aangesloten. De gastouder beschrijft in het pedagogisch werkplan de omvang en leeftijdsopbouw van de groep, het dagritme, het activiteitenprogramma, de inrichting van de binnen- en buitenspeelruimtes en de speelmaterialen. Met deze aspecten en de visie van het gastouderbureau op de pedagogische doelen, geeft de gastouder invulling aan de pedagogische doelen om zo bij te dragen aan de ontwikkeling van de kinderen. Bij het opstellen van het pedagogisch werkplan zal de gastouder hier bewust over moeten nadenken en dit moeten beschrijven in het werkplan.

Daarnaast beschrijft de gastouder de wijze waarop nieuwe kinderen kunnen wennen op de voorziening voor gastouderopvang. Als een gastouder niet over een eigen buitenruimte beschikt, beschrijft de gastouder in het pedagogisch werkplan op welke wijze het buitenspelen wordt georganiseerd, oftewel hoe de gastouder met inachtneming van de leeftijdsopbouw van de groep met de kinderen in de nabijheid kan buitenspelen.

Het pedagogisch werkplan is bedoeld als een dynamisch document. Er kunnen regelmatig veranderingen zijn die leiden tot aanpassingen in het pedagogisch werkplan. Bijvoorbeeld veranderingen in de samenstelling van de groep kinderen, in het gebruik van materialen of de pedagogische ontwikkeling van de gastouder kunnen tot aanpassingen leiden in het pedagogisch handelen – en dus het pedagogisch werkplan – van de gastouder. Ook wijzigingen in de visie van het gastouderbureau in het pedagogisch beleidsplan, zouden kunnen leiden tot wijzigingen in het pedagogisch werkplan. De gastouder is verantwoordelijk voor het actueel houden van het pedagogisch werkplan op het moment dat een verandering zich voordoet.

b) Volgen ontwikkeling van het kind

Dit wijzigingsbesluit behelst ook dat in de gastouderopvang de ontwikkeling van het kind gevolgd wordt. Dat wordt door de gastouder gedaan. Daarnaast kan het voorkomen dat de gastouder de inhoud van de observaties of gegevens over de ontwikkeling van het kind wil bespreken met het gastouderbureau. Bijvoorbeeld omdat dit nodig is om ouders te kunnen doorverwijzen naar passende instanties of voor de begeleiding of coaching van de gastouder door de pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van het bieden van verantwoorde kinderopvang. Het gastouderbureau heeft een begeleidende rol, zoals hierboven beschreven in paragraaf 2.2.2. Het gastouderbureau begeleidt gastouders hierbij door een goed beeld te hebben van de betrokken organisaties onder andere op het gebied van (jeugd)zorg en welzijnswerk.

De gastouder beschrijft concreet in het pedagogisch werkplan hoe de ontwikkeling van het kind wordt gevolgd. Gastouderopvang heeft als doel, net als andere vormen van kinderopvang, om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren (zie de pedagogische doelen in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang). Daarom mag van professionals zoals gastouders en beroepskrachten in de dagopvang of bso verwacht worden dat zij goed zicht hebben op de ontwikkeling van het kind. Dit ziet onder meer op de sociaal emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van de sociale en persoonlijke competenties van het kind. Het volgen van de ontwikkeling van het kind heeft als doel om ontwikkelingsgericht te kunnen werken binnen de gastouderopvang. Door het volgen van de ontwikkeling van het kind, kan de gastouder hierin eventuele bijzonderheden of problemen signaleren. In dat laatste geval kan de gastouder, eventueel met hulp van het gastouderbureau, de ouders zo nodig doorverwijzen naar passende instanties voor verdere ondersteuning. Deze taak geldt ongeacht de leeftijd van het kind. Tot slot kan het volgen van de ontwikkeling van het kind bijdragen aan een doorlopende ontwikkellijn met het primair onderwijs en indien van toepassing de bso. De ouder kan namelijk eventueel de verkregen observaties van de gastouder delen met de school.

Bij ontwikkelingsgericht werken hoort een goede observatie van de ontwikkeling van het kind op verschillende ontwikkelterreinen. Gedurende de gastouderopvang is het volgen van de ontwikkeling van het kind door de gastouder van belang, om de opvang zo vorm te geven dat de ontwikkeling wordt gestimuleerd. Met het inzicht dat door observatie van het kind op verschillende ontwikkelterreinen wordt opgedaan, kan de gastouder, eventueel met begeleiding van de pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau, kijken hoe kinderen het beste gestimuleerd kunnen worden in hun ontwikkeling en hier adequaat naar handelen. Bij het volgen van de ontwikkeling van kinderen is het niet noodzakelijk om gebruik te maken van een (digitaal) kind-volgsysteem. Gastouders kunnen de wijze van het volgen van de ontwikkeling van het kind kiezen die bij hun past, bijvoorbeeld afhankelijk van de context van de opvang (zoals aantal en leeftijd van de kinderen) of de (opleidings)achtergrond van de gastouder.

Het is van belang dat gastouders enkel de gegevens vastleggen over de ontwikkeling van een kind die noodzakelijk zijn om veilige en verantwoorde opvang te bieden en om zo ook ontwikkelingsgericht te kunnen werken. De gegevens mogen niet langer dan noodzakelijk worden bewaard.

De observaties kunnen met de ouders van het kind worden gedeeld. Ouders kunnen deze gegevens indien wenselijk op hun beurt delen met bijvoorbeeld bso, onderwijs of passende instanties.

2.2.4 Inzet pedagogisch beleidsmedewerker
a) Drie uur coachen van iedere gastouder

De kwaliteit van de gastouder is bepalend voor de kwaliteit van de opvang. Ontwikkelingsgericht werken met kinderen vraagt veel van gastouders, zowel op het terrein van kennis als op het terrein van vaardigheden. Het gastouderbureau heeft de rol om de gastouder daarin goede begeleiding te bieden. Dit kan bijvoorbeeld door het faciliteren van bijscholing of cursussen. Uit de literatuur12 en de evaluatie van de Wet IKK13 blijkt daarnaast dat coaching on the job een bewezen effectieve maatregel is voor het verhogen van de kwaliteit.

Daarom is met de wetswijziging de rol van pedagogisch beleidsmedewerker geïntroduceerd voor de gastouderopvang. Met het onderhavige wijzigingsbesluit is nadere invulling gegeven aan de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker.

Het doel van de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker is het verbeteren van de pedagogische kwaliteit van de werkzaamheden en professionele ontwikkeling van de gastouder. De pedagogisch beleidsmedewerker coacht de gastouder in het bieden van verantwoorde kinderopvang. Overigens kan de rol van de pedagogisch beleidsmedewerker ook vervuld worden door de bemiddelingsmedewerker in dienst bij het gastouderbureau, mits de bemiddelingsmedewerker aan de gestelde deskundigheidseisen van de pedagogisch beleidsmedewerker voldoet.

De pedagogisch beleidsmedewerker biedt iedere gastouder die is aangesloten bij het gastouderbureau jaarlijks ten minste drie uur coaching. Dit betekent dat als een gastouder bij twee gastouderbureaus is aangesloten, de gastouder van beide gastouderbureaus drie uur coaching ontvangt, dus in totaal jaarlijks zes uur coaching. Ook indien een gastouder zich gedurende het jaar aansluit bij een gastouderbureau, mag van het gastouderbureau redelijkerwijs verwacht worden dat de coaching in dat jaar verleend wordt aan de gastouder. Uiteraard kunnen er uitzonderingen zijn, waardoor de coaching niet wordt verleend door het gastouderbureau. Bijvoorbeeld omdat de gastouder zich pas aan het eind van het jaar aansluit bij het gastouderbureau. Of omdat de gastouder de bemiddelingsrelatie beëindigt met het gastouderbureau voordat de coaching van dat jaar (volledig) heeft plaatsgevonden.

Zoals in paragraaf 2.2.2 reeds toegelicht, beschrijft de houder van het gastouderbureau in het pedagogisch beleidsplan hoe het gastouderbureau invulling geeft aan de coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker. Deze coaching moet zien op het bieden van verantwoorde kinderopvang. Het is van belang dat de coaching aansluit bij de ontwikkelbehoeften van de gastouder. Het pedagogisch werkplan opgesteld door de gastouder kan hiervoor een uitgangspunt zijn. Voor effectieve coaching is het van belang dat de pedagogisch beleidsmedewerker en de gastouder vooraf gezamenlijk afspraken maken over de inhoud en de vorm van de coaching. Dat laatste is nu geregeld in de Regeling Wet kinderopvang. De gastouder kan hiervoor gebruik maken van een persoonlijk ontwikkelplan, waarin de gastouder ontwikkeldoelen opneemt waar hij of zij door middel van coaching en permanente ontwikkeling (toegelicht in paragraaf 2.2.6) aan werkt. Het opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan is niet verplicht.

Het is de verantwoordelijkheid van het gastouderbureau om aan de toezichthouder aan te tonen dat de pedagogisch beleidsmedewerker werkzaam bij het gastouderbureau alle gastouders die worden begeleid door het gastouderbureau ten minste drie uur coaching heeft aangeboden. Deze drie uur ziet op daadwerkelijke coaching van de gastouder. De pedagogisch beleidsmedewerker zal per gastouder ook tijd kwijt zijn aan voorbereiding en verslaglegging. Zie voor een nadere toelichting hiervan de regeldrukparagraaf (3.2.1.d).

Niet voorgeschreven is in welke vorm de pedagogisch coaching plaatsvindt. Echter voor effectieve coaching is het van belang dat de pedagogisch beleidsmedewerker zicht heeft op de opvanglocatie van de gastouder en dat er interactie tussen de gastouder en de pedagogisch beleidsmedewerker mogelijk is. Zo kan de pedagogisch beleidsmedewerker observeren tijdens de opvang en concrete tips geven aan de gastouder. Coaching kan ook in groepsverband plaatsvinden in een intervisiebijeenkomst onder leiding van de pedagogisch beleidsmedewerker met meerdere gastouders samen, mits dit aansluit op het ontwikkeldoel van de gastouders. De pedagogisch beleidsmedewerker kan, in samenspraak met de gastouder, invulling geven aan de coaching. Zoals eerder toegelicht, beschrijft de houder van het gastouderbureau in het pedagogisch beleidsplan hoe de coaching wordt vormgegeven.

b) Deskundigheidseisen pedagogisch beleidsmedewerker

Met de wijziging van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang is de pedagogisch beleidsmedewerker geïntroduceerd binnen de gastouderopvang. In het kader van gastouderopvang wordt onder «pedagogisch beleidsmedewerker» verstaan de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau, bezoldigd is en belast is met het coachen van gastouders bij de uitvoering van hun werkzaamheden en bij het handelen conform het pedagogische beleid.

De pedagogisch beleidsmedewerker kan in loondienst zijn van het gastouderbureau, maar dit hoeft niet. Het gastouderbureau kan een pedagogisch beleidsmedewerker ook inhuren. Van belang is dat de inzet bezoldigd is. Dit betekent dat de pedagogisch beleidsmedewerker hier een vergoeding voor ontvangt.

Het doel is dat de coaching zorgt voor het verbeteren van de pedagogische kwaliteit van de werkzaamheden, het handelen van de gastouder en professionele ontwikkeling van de gastouder. Daarvoor is het essentieel dat de pedagogisch beleidsmedewerker over de juiste expertise beschikt. In het wijzigingsbesluit is bepaald dat de pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau dient te beschikken over een passende opleiding voor de werkzaamheden. In de Regeling Wet kinderopvang worden nadere regels gesteld over de opleidingseisen waaraan de pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau moet voldoen. Hier is voor gekozen, omdat de opleidingseisen voor gastouders al eerder op het niveau van die regeling waren geregeld.

2.2.5 Veiligheid en gezondheid en achterwacht

Met het oog op veiligheid en gezondheid wordt in de gastouderopvang gebruik gemaakt van de risico-inventarisatie. De houder van het gastouderbureau is verantwoordelijk voor het opstellen van deze inventarisatie. De houder van het gastouderbureau doet de inventarisatie ten minste jaarlijks samen met de gastouder. De gastouder informeert de houder van het gastouderbureau over veranderingen in de voorziening voor gastouderopvang die (mogelijk) tot aanpassingen in de risico-inventarisatie zouden kunnen leiden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de komst van een huisdier, nieuwe speeltoestellen of een veranderende gezinssituatie.

Uit deze inventarisatie volgt een plan van aanpak met acties die zijn of worden genomen. Ook het opstellen van het plan van aanpak is de verantwoordelijkheid van de houder van een gastouderbureau, wederom samen met de gastouder. De gastouder neemt vervolgens het risico-inventarisatiedocument in acht en is verantwoordelijk voor het toepassen in de praktijk van het plan van aanpak. Deze verantwoordelijkheden stonden voorheen in het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Ten behoeve van het overzicht en eenduidigheid met de regelgeving voor kindercentra, zijn die verantwoordelijkheden overgeheveld naar het Besluit kwaliteit kinderopvang. Inhoudelijk zijn deze bepalingen niet gewijzigd.

Bij de voorziening voor gastouderopvang en in de administratie van het gastouderbureau dient een door de bemiddelingsmedewerker en de gastouder ondertekend exemplaar van het risico-inventarisatiedocument aanwezig te zijn. Dit wijzigingsbesluit vergt niet langer een origineel exemplaar, zoals voorheen opgenomen in artikel 7 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en artikel 11 van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Daarmee wordt verduidelijkt dat dit nu ook een ondertekende (digitale) kopie mag zijn.

Verder is van belang dat ook ouders op de hoogte kunnen zijn van de risico-inventarisatie.

De werkwijze van een risico-inventarisatie wijkt af van het veiligheids- en gezondheidsbeleid dat met de Wet IKK is geïntroduceerd voor dagopvang en bso. In de dagopvang en bso is sprake van een continu proces van het vormen, implementeren, evalueren en actualiseren van het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Dat beleid bevat onder meer een beschrijving van de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van kinderen en een beschrijving van de wijze waarop kinderen wordt aangeleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor veiligheid en gezondheid beperkt zijn. Vanwege de aard en het karakter van de gastouderopvang is ervoor gekozen om vast te houden aan de risico-inventarisatie en dit instrument niet te vervangen door het veiligheids- en gezondheidsbeleid voor dagopvang en bso. Omdat de gastouder alleen werkt binnen de voorziening voor gastouderopvang, past een continu proces ten aanzien van het veiligheids- en gezondheidsbeleid minder goed. Daarnaast beschikt juist de bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau over de expertise ten aanzien van veiligheid en gezondheid, omdat deze de risico-inventarisatie afneemt.

Achterwachtregeling

Voor gastouders die vier of meer kinderen opvangen is het reeds verplicht om een achterwacht aan te stellen. Dit was al opgenomen in artikel 12 van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Deze norm is nu van die regeling overgeheveld naar het Besluit kwaliteit kinderopvang, waarbij de achterwachtregeling tevens is uitgebreid naar alle gastouders. Deze wijziging komt voort uit het belang van veilige gastouderopvang. De achterwachtregeling houdt in dat een gastouder een achterwacht moet hebben die beschikbaar is, telefonisch bereikbaar is en in geval van calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig kan zijn op de voorziening voor gastouderopvang. Het is belangrijk dat de gastouder in het geval van een calamiteit snel kan handelen. Met een calamiteit wordt een onverwachte gebeurtenis bedoeld die schade of letsel veroorzaakt. Als de gastouder bijvoorbeeld met spoed met een kind naar het ziekenhuis moet, kan de achterwacht in dat geval tijdelijk zorg dragen voor de andere kinderen. Daarnaast wordt de achterwachtregeling op deze manier geharmoniseerd met deze bepaling voor dagopvang en bso. Ook daar dient te allen tijde een achterwacht geregeld te zijn als er slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is. Met het gelijktrekken van deze eis voor gastouderopvang en kindercentra, wordt deze eis voor de gastouderopvang ook overgeheveld naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur.

2.2.6 Deskundigheids- en opleidingseisen gastouder

De deskundigheid van de gastouder omvat het kunnen bieden van verantwoorde kinderopvang aan kinderen die gastouderopvang ontvangen en het waarborgen van een veilige en gezonde omgeving die aansluit op de leefwereld van deze kinderen. Met dit wijzigingsbesluit is daaraan toegevoegd dat de deskundigheid van de gastouder ook permanente educatie en het volgen van coaching omvat. Na een goede basisopleiding is het belangrijk dat gastouders zich verder blijven ontwikkelen en bijscholen. Bijvoorbeeld om op de hoogte te blijven van nieuwe of verdiepende pedagogische inzichten. Daarnaast is de grondslag om in een ministeriële regeling nadere regels te stellen over de kwalificatie om eerste hulp aan kinderen te kunnen verlenen gewijzigd. De formulering is in lijn gebracht met die van artikel 4, vijfde lid, (dagopvang) en artikel 13, vierde lid, (bso) van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

a) Permanente educatie

In de literatuur14 wordt professionalisering van pedagogisch professionals als belangrijke factor genoemd voor de verbetering van de kwaliteit. In het onderzoek van LKK15 naar de verschillen in kwaliteit tussen gastouders wordt dit beeld bevestigd.

Een groot deel van de gastouders volgt nu al bijscholing of cursussen, al dan niet aangeboden door het gastouderbureau.16 Vanuit de zorgplicht van het gastouderbureau, die eerder was opgenomen in artikel 11b van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, had de houder van een gastouderbureau reeds de taak om opleiding of training te bieden. Hierdoor mag verwacht worden dat er voldoende passende bijscholing of cursussen worden aangeboden.

Het wijzigingsbesluit behelst dat de gastouder jaarlijks minimaal zeven uur permanente educatie volgt en minimaal drie uur coaching door de pedagogisch medewerker. Hiermee sluit de gastouderopvang aan bij de eis die reeds geldt in de dagopvang en bso om tien uur coaching per fte te bieden. Voor de gastouderopvang is ervoor gekozen om deze tien uur die per kalenderjaar besteed moet worden, te verdelen in ten minste drie uur coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau en ten minste zeven uur permanente educatie. De gastouder mag zelf de invulling van de permanente educatie bepalen, zolang deze aansluit en bijdraagt aan het bieden van verantwoorde kinderopvang. Hier is voor gekozen om gastouders passende activiteiten te laten volgen die aansluiten bij de eigen ontwikkelbehoeften. Bij de Regeling Wet kinderopvang worden nadere eisen aan de permanente educatie gesteld, zoals ten aanzien van de verantwoording van de uren die de gastouder besteedt aan permanente educatie. Dat alle gastouders jaarlijks minimaal zeven uur moeten besteden aan permanente educatie, komt bovenop de reeds geldende eis dat een gastouder een geldend EHBO-certificaat heeft.

b) Volgen van coaching

In paragraaf 2.2.4, subparagraaf a, is reeds toegelicht dat de pedagogisch beleidsmedewerker iedere gastouder jaarlijks ten minste drie uur coaching biedt. Voor de gastouder is het verplicht om deze coaching te volgen. Deze coaching komt bovenop de permanente educatie, zoals bedoeld in paragraaf 2.2.6, subparagraaf a. De gastouder kan tijdens een inspectiebezoek toelichten waar de coaching over ging en wat de gastouder hiervan meeneemt in de uitvoering van de werkzaamheden. Deze coaching moet zien op het bieden van verantwoorde kinderopvang. Het is van belang dat de coaching aansluit bij de ontwikkelbehoeften van de gastouder. Het pedagogisch werkplan opgesteld door de gastouder kan hiervoor een uitgangspunt zijn. Bij Regeling Wet kinderopvang worden nadere eisen aan de coaching gesteld.

2.2.7 Gebruik uitzonderingsmogelijkheid voor maximum aantal gastouderbureaus

De wetswijziging regelt dat een gastouder per voorziening voor gastouderopvang bij maximaal twee gastouderbureaus aangesloten kan zijn. De situatie kan zich voordoen dat een gastouder die voor de voorziening voor gastouderopvang reeds met twee gastouderbureaus een bemiddelingsrelatie heeft, redenen heeft om een bemiddelingsrelatie met een ander gastouderbureau aan te gaan. Een overstap naar een ander gastouderbureau brengt, voor verschillende partijen, praktische en administratieve handelingen met zich mee. Hier is enige tijd mee gemoeid en deze handelingen zijn veelal volgtijdelijk. Wanneer strikt wordt vasthouden aan het maximum van twee bemiddelingsrelaties met een gastouderbureau, is een overstap naar een ander, een tweede, gastouderbureau praktisch onmogelijk. Zoals ook in de memorie van toelichting bij de wetswijziging toegelicht, wordt dit onwenselijk geacht. Een gastouder moet de mogelijkheid hebben om naar een ander gastouderbureau over te stappen. Met dit wijzigingsbesluit is vastgelegd dat alleen tijdelijk sprake mag zijn van drie bemiddelingsrelaties met een gastouderbureau wanneer dit het gevolg is van een overstap. Deze tijdelijkheid is niet exact in tijd te vatten, omdat het afhankelijk is van de snelheid van de praktische en administratieve handelingen die in gang moeten worden gezet. Het is echter nadrukkelijk de bedoeling dat de situatie eindig is en enkel zo lang duurt als nodig is voor de overstap. Het is de verantwoordelijkheid van de gastouder om hier zorg voor te dragen.

2.2.8 Eisen aan ruimtes

De eisen aan de ruimtes die in de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang waren opgenomen, zijn overgeheveld naar het Besluit kwaliteit kinderopvang en aangepast wat betreft de eisen gesteld aan rookmelders. Vanaf 1 juli 2022 geldt er namelijk een verplichting tot het hebben van rookmelders, zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw. Deze eis is sinds 1 januari 2024 opgenomen in artikel 3.117, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Volgens die bepaling heeft een woonfunctie op iedere bouwlaag met een verblijfsruimte of met een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een rookmelder die voldoet aan EN 14604. Dit betekent dat op iedere verdieping van een zelfstandige woning ten minste één rookmelder is. Daarnaast dienen er ook rookmelders te zijn in besloten ruimtes waar een vluchtroute doorheen loopt, zoals meestal de hal, gang en overloop. De gemeente draagt zorg voor de handhaving van de bovenstaande verplichting.

Nu er een landelijke eis geldt voor rookmelders in alle woningen, is het niet meer nodig dit voor gastouders nog eens apart te regelen in het Besluit kwaliteit kinderopvang. Dit betekent dat de voorheen geldende eis, die was opgenomen in artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, en waarin was bepaald dat de woning is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders conform de eisen uit het vigerende Besluit bouwwerken leefomgeving, overbodig is geworden. Deze wordt dan ook niet overgenomen in het wijzigingsbesluit of nader uitgewerkt op het niveau van een onderliggende ministeriële regeling.

Overigens blijven gastouderbureaus en gastouders verplicht om onder meer de risico’s op het terrein van de veiligheid van kinderen ten aanzien van verbranding te beschrijven in de risico-inventarisatie. Nadere eisen hieromtrent worden opgenomen in de Regeling Wet kinderopvang. De GGD houdt hierop toezicht.

In de gastouderopvang geldt reeds dat de voorziening voor gastouderopvang te allen tijde rookvrij moet zijn. Hierbij wordt nog verduidelijkt dat dit geldt voor alle tabaksproducten volgens artikel 1 eerste lid van de Tabaks- en rookwarenwet.

2.2.9 Aantal op te vangen kinderen

Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang is een amendement17 aangenomen om de leeftijd van de eigen kinderen van de gastouder die meetellen voor het aantal op te vangen kinderen te wijzigen van 10 jaar naar 8 jaar. Deze wijziging wordt ook doorgevoerd in dit wijzigingsbesluit (voorheen was dit onderwerp geregeld in artikel 13 van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang).

2.3 Wijziging Besluit registers

In het Besluit registers is geregeld welke gegevens uit het LRK door een ieder kunnen worden geraadpleegd. Daarmee wordt invulling gegeven aan artikel 1.47b, eerste lid, van de Wet kinderopvang, waarin is opgenomen dat de minister zorgdraagt voor de inrichting van een landelijk register kinderopvang ten behoeve van de waarborging van kwaliteit en rechtszekerheid van de kinderopvang en voor toezicht en handhaving.

In artikel 2, vierde lid, van het Besluit registers is bepaald dat gegevens in het LRK worden verwerkt onder andere met het oog op raadpleging door ouders om na te gaan of kinderopvangvoorzieningen voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en of de desbetreffende kinderopvangvoorzieningen voldoen aan de voorwaarden zodat de ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Met het register kan een ouder weten of de kinderopvangvoorziening is geregistreerd en dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de op grond van de Wet kinderopvang geldende kwaliteitseisen. In artikel 9, eerste lid, van het Besluit registers zijn regels opgenomen omtrent de gegevens uit het LRK die al dan niet door een ieder kunnen worden geraadpleegd.

Vragen over de privacy en signalen over oneigenlijk gebruik in de vorm van marketing bij vraagouders waarbij de gastouderopvang bij de vraagouder thuis is ingericht, waren aanleiding om deze regels tegen het licht te houden. Daarom is door de regering opnieuw gekeken of het openbaar maken van bepaalde gegevens noodzakelijk is. In dit geval gaat het om de persoonsgegevens van vraagouders die in hun eigen huis hun kind(eren) laten opvangen door een gastouder. Met dit wijzigingsbesluit wordt geregeld dat het adres van de voorziening voor gastouderopvang uit het publieke gedeelte van het LRK wordt gehaald als dit het woonadres van de vraagouder is. Adressen van de voorziening voor gastouderopvang bij de gastouder thuis blijven wel zichtbaar in het LRK. Voor een ieder die alleen toegang heeft tot het publieke gedeelte van het LRK, zijn de gegevens van deze vraagouders minder relevant. De desbetreffende vraagouders weten immers zelf hun persoonsgegevens en ook het gastouderbureau kent de persoonsgegevens van de desbetreffende vraagouder. Het opnemen van adressen van vraagouders in het publieke deel van het LRK is daarom heroverwogen met oog op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Na het doorvoeren van deze wijziging ontvangt de houder van het gastouderbureau nog steeds een afschrift van het inspectierapport en deelt dit inspectierapport met de betrokken vraagouders en/of oudercommissie. Het inspectierapport en de naam van de gastouder en de gemeente zijn nog wel te vinden op het publieksportaal met het LRK-identificatienummer van de gastouderopvang.

SZW zal in de komende jaren de gevolgen van de aanpassing van het LRK voor toezicht en handhaving blijven volgen, maar zet daar geen aparte monitor voor op.

Tot slot zijn in het Besluit registers de verwijzingen naar het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang vervangen door verwijzingen naar het Besluit kwaliteit kinderopvang.

2.4 Monitoring en evaluatie

De komende jaren wordt de implementatie van deze kwaliteitseisen gemonitord om zicht te houden of deze eisen goed uitvoerbaar zijn voor gastouders en gastouderbureaus en toetsbaar voor de toezichthouder en wat de gevolgen zijn van de nieuwe kwaliteitseisen.

De kwaliteit van de gastouderopvang wordt gevolgd met behulp van de LKK. Deze metingen zullen voortgezet worden en zo zullen ook gegevens over de kwaliteit van de gastouderopvang voor en na invoering beschikbaar zijn. Deze informatie kan gebruikt worden om te onderzoeken of deze kwaliteitseisen hebben bijgedragen aan een stijging van de kwaliteit in de gastouderopvang. Ook is hiermee zicht op of de uitschieters aan de onderkant minder worden (in aantal en intensiteit) en welke uitspraken gedaan kunnen worden over borging en verbetering van de kwaliteit.

Doordat meerdere kwaliteitseisen voor gastouderbureaus en gastouders gelijktijdig worden ingevoerd, is het niet mogelijk om de effecten van individuele maatregelen te toetsen.

Het doel van de wetswijziging is een kwaliteitsverbetering van de gastouderopvang. Het is niet volledig te voorkomen dat er gastouders zijn die niet aan de nieuwe kwaliteitseisen kunnen of willen voldoen. Bij de uitwerking van de maatregelen houdt de regering rekening met de uitvoerbaarheid van de maatregelen voor gastouders en met het voorkomen van onnodige administratieve lastendruk. Daarnaast heeft de regering onderzoek laten doen naar de daling van het aantal gastouders. Dit om meer zicht te krijgen op de redenen van uitstroom onder gastouders en de gevolgen daarvan voor het aanbod en voor kinderen en hun ouders (bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsparticipatie). Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de regering maatregelen aangekondigd om extra daling van het aantal gastouders tegen te gaan en om de instroom van nieuwe gastouders te bevorderen.18

De regering blijft de ontwikkeling van het aantal gastouders volgen.

2.5 Een nieuwe structuur voor de verankering van de kwaliteitseisen

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een hoger beroepszaak19 geoordeeld dat een beleidsregel op zich geen grondslag biedt voor het opleggen van een sanctie vanwege een overtreding van een norm uit de kwaliteitsregels. Naar aanleiding van deze uitspraak is in 2012 met de vertaling van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen naar een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële regeling voor gekozen om de concrete kwaliteitseisen bijna volledig op het niveau van de ministeriële regeling te verankeren.

Met het Besluit kwaliteit kinderopvang is in 2018 voor de dagopvang en bso deze constructie gewijzigd en is ervoor gekozen om de concrete kwaliteitseisen bijna volledig in een algemene maatregel van bestuur te verankeren en slechts op onderdelen ruimte te bieden voor nadere uitwerking in een ministeriële regeling. Het verankeren van de concrete kwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur vergroot de democratische controle op de kwaliteitseisen.20

Met dit wijzigingsbesluit wordt de structuur van de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang weer in lijn gebracht met die voor dagopvang en bso. De kwaliteitseisen die waren opgenomen in de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang worden voor een groot deel naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur overgeheveld.

Voor de eenduidigheid en overzichtelijkheid van de regelgeving in de kinderopvang is er bovendien voor gekozen om niet langer vast te houden aan een apart besluit waarin de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang zijn geregeld, naast het besluit waarin de kwaliteitseisen voor dagopvang en bso zijn geregeld. De gastouderopvang is immers één van de vier opvangvormen die Nederland kent, samen met de dagopvang, bso en de ouderparticipatiecrèche. De kwaliteitseisen voor al deze opvangvormen zijn in de Wet kinderopvang verankerd. Het is daarmee vanuit het oogpunt van duidelijkheid en overzichtelijkheid logisch de kwaliteitseisen die op het niveau van algemene maatregel van bestuur zijn geregeld, allemaal te verankeren in het Besluit kwaliteit kinderopvang. Daarom worden zowel de kwaliteitseisen die waren opgenomen in het besluit, als vrijwel alle kwaliteitseisen die waren opgenomen in de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, overgeheveld naar het Besluit kwaliteit kinderopvang.

De nadere technische uitwerking van enkele kwaliteitseisen in het Besluit kwaliteit kinderopvang blijft opgenomen in een ministeriële regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de opleidingseisen, de vereisten aan de risico-inventarisatie en de zorgplicht van het gastouderbureau. De kwaliteitseisen voor de gastouderopvang waren voorheen geregeld in de Regeling Wet kinderopvang en in de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Voor de eenduidigheid en overzichtelijkheid van de regelgeving is ervoor gekozen om alle kwaliteitseisen op het niveau van een ministeriële regeling onder te brengen in de Regeling Wet kinderopvang.

Hoofdstuk 3. Maatschappelijke gevolgen

3.1 Inleiding

Doel van het verbetertraject gastouderopvang is om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te borgen. De aanscherping van kwaliteitseisen in wet- en regelgeving draagt hier in belangrijke mate aan bij. In de memorie van toelichting bij de wetswijziging is reeds ingegaan op de gevolgen voor de toegankelijkheid van de gastouderopvang als gevolg van de maatregelen die in dit verbetertraject worden voorgesteld. Tevens is in de memorie van toelichting bij de wetswijziging de verhoging van de maximum uurprijs voor de gastouderopvang met 21 cent toegelicht. De maximum uurprijs is per 1 januari 2025 met 21 cent extra verhoogd, bovenop de jaarlijkse indexering. Deze verhoging was reeds aangekondigd in de Kamerbrief van 31 mei 2023.21

In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de gevolgen voor de regeldruk van de nieuwe of gewijzigde maatregelen die in dit wijzigingsbesluit zijn uitgewerkt. In paragraaf 3.3 wordt gereageerd op het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). In paragraaf 3.4 wordt nader ingegaan op de financiële gevolgen van de maatregelen die in dit wijzigingsbesluit zijn uitgewerkt en die een kostencomponent hebben. In paragraaf 3.5 wordt vervolgens ingegaan op de (financiële) gevolgen voor toezicht en handhaving als gevolg van dit wijzigingsbesluit.

3.2 Gevolgen voor de regeldruk

Dit wijzigingsbesluit heeft gevolgen voor de regeldruk van gastouders en gastouderbureaus. De regeldrukraming bestaat alleen uit directe gevolgen van regelgeving. Tegenover deze regeldruk staat een verwachte verbetering van de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau en een verwachte professionalisering van de gastouder. Tezamen moet dit leiden tot een verhoging van de kwaliteit van de gastouderopvang en naleving van de kwaliteitseisen. Deze indirecte effecten zijn lastig kwantitatief te duiden en daarom alleen kwalitatief omschreven in deze toelichting. De verwachting is echter dat deze verbeteringen opwegen tegen de directe tijdsinvestering en regeldruk. Ten eerste omdat de indirecte winst voornamelijk structureel is en de directe investering deels eenmalig. Ten tweede omdat uit gesprekken met de sector, maar ook uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut,22 blijkt dat veel gastouders en gastouderbureaus al (gedeeltelijk) voldoen aan de nieuwe maatregelen.

Onder de aannames die hierna zijn toegelicht, komen de eenmalige regeldrukkosten van dit wijzigingsbesluit voor gastouders uit op € 3,1 miljoen als gevolg van de nieuwe verplichtingen en de structurele regeldrukkosten op € 6,3 miljoen. Voor gastouderbureaus bedraagt dit € 1,4 miljoen eenmalige regeldrukkosten en € 5,4 miljoen structurele regeldrukkosten. In totaal bedragen de structurele regeldrukkosten daarmee € 11,7 miljoen en de eenmalige regeldrukkosten € 4,5 miljoen.

Naar aanleiding van deze raming van de regeldrukkosten is gekozen voor verhoging van de maximum uurprijs met 21 cent, zoals in paragraaf 3.4 wordt beschreven. Met deze verhoging van de maximumuurprijs worden gastouders en gastouderbureaus tegemoetgekomen doordat zij de kosten als gevolg van de maatregelen (deels) kunnen doorberekenen aan ouders, zonder dat die daardoor meer gaan betalen.

De maatregelen hebben een klein regeldrukeffect voor ouders (burgers). De oudercommissie zal advies moeten kunnen uitbrengen op het gewijzigde pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Daarnaast krijgen ouders te maken met (eenmalige) kennisnemingskosten bij kennisneming van het aangepaste pedagogisch beleidsplan.

3.2.1 Regeldrukkosten per maatregel

Voor de raming van de regeldruk van de maatregelen uit dit wijzigingsbesluit is uitgegaan van de gegevens van de kwartaalrapportage kinderopvang Q3 202323 en het LRK (raadpleging begin 2024). Begin 2024 werden er circa 84.000 kinderen opgevangen in de gastouderopvang door 15.400 gastouders. Gemiddeld ving een gastouder 6 kinderen op. Op dat moment waren er circa 450 gastouderbureaus geregistreerd. Gemiddeld was iedere gastouder bij 1,3 gastouderbureaus aangesloten.

Verder geldt dat er variatie is in het aantal uren dat per gastouder of gastouderbureau voor de desbetreffende activiteit nodig is. Bij de berekening is telkens uitgegaan van een gemiddeld aantal uren.

a) Concretere pedagogische doelen

Dit betreft een concretisering van de vier pedagogische doelen die in de wetswijziging zijn opgenomen. De concretisering van deze doelen zelf leidt niet tot regeldruk.

b) Pedagogisch beleidsplan gastouderbureau

Een gastouderbureau is reeds verplicht om over een pedagogisch beleidsplan te beschikken, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. Ook moet het pedagogisch beleidsplan reeds ingaan op de wijze waarop de gastouder werkt aan de vier pedagogische doelen. Met de wetswijziging worden deze vier pedagogische doelen verankerd in de wet. Met dit wijzigingsbesluit worden deze doelen nader geconcretiseerd. In de praktijk zal dit betekenen dat de houder van het gastouderbureau het pedagogisch beleidsplan hierop moet herzien.

Daarnaast wordt met de wetswijziging en het wijzigingsbesluit pedagogische coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker geïntroduceerd. De houder van het gastouderbureau dient in het pedagogisch beleidsplan de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker te beschrijven.

Het periodiek actualiseren of herzien van het pedagogisch beleidsplan behoort reeds tot de vaste taken van de houder van het gastouderbureau. Met de extra componenten die met dit wijzigingsbesluit aan het pedagogisch beleidsplan worden toegevoegd, zal dit echter leiden tot een extra structurele tijdsinvestering van 5 uur per jaar. De verwachting is dat als gevolg van deze vereisten een incidentele actualisatie van het pedagogisch beleidsplan door gastouderbureaus vereist is. Naast de structurele extra tijdsinvestering, vergen de wijzigingen in het pedagogisch beleidsplan een incidentele tijdsinvestering van 10 uur per gastouderbureau.

Daarbij is rekening gehouden met de vereiste betrokkenheid van ouders bij het pedagogisch beleidsplan. De oudercommissie heeft adviesrecht op het pedagogisch beleidsplan. De houder van het gastouderbureau dient het gewijzigde pedagogisch beleidsplan voor te leggen aan de oudercommissie. Ook dient de houder van het gastouderbureau vraagouders te informeren over het pedagogisch beleid.

De eenmalige regeldrukkosten voor gastouderbureaus van deze maatregel bedragen € 288.000 en de structurele regeldrukkosten € 144.000. Dit volgt uit het Handboek meting regeldrukkosten, waarbij als intern uurtarief is gerekend met € 64.

De houder van een gastouderbureau zal de gastouder moeten informeren en instrueren over de wijzigingen in het pedagogisch beleidsplan naar aanleiding van dit wijzigingsbesluit. Gemiddeld zal dit de houder van het gastouderbureau één uur per gastouder kosten. Dit leidt tot € 1,3 mln. eenmalige regeldrukkosten voor gastouderbureaus.

c) Pedagogisch werkplan van de gastouder

In het pedagogisch werkplan beschrijft de gastouder hoe de gastouder in de praktijk uitvoering geeft aan het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau of de gastouderbureaus waarbij de gastouder is aangesloten. Daarnaast beschrijft de gastouder de omvang en leeftijdsopbouw van de groep kinderen die de gastouder opvangt, het dagritme, het activiteitenprogramma, de inrichting van de binnen- en buitenspeelruimtes en de speelmaterialen alsmede de wijze waarop nieuwe kinderen kunnen wennen op de voorziening voor gastouderopvang. Tevens beschrijft de gastouder hierin de wijze waarop de ontwikkeling van het kind wordt gevolgd.

Uit de inventarisatiestudie onder gastouders van het Kohnstamm Instituut blijkt dat in 2022 al 35% van de gastouders beschikte over een pedagogisch werkplan.

De groep gastouders die over een pedagogisch werkplan beschikt, zal dat werkplan moeten actualiseren. De actualisering van het pedagogisch werkplan zal naar verwachting gemiddeld minder tijd vergen dan het opstellen van een geheel nieuw pedagogisch werkplan. Hier is in de raming rekening mee gehouden.

Naar verwachting kost het opstellen of actualiseren van het pedagogisch werkplan voor gastouders gemiddeld eenmalig 10 uur. Daarnaast dient een gastouder het pedagogisch werkplan periodiek te herzien om deze actueel te houden. Dit zal per gastouder gemiddeld 3 uur per jaar kosten.

In totaal bedragen de eenmalige regeldrukkosten van het pedagogisch werkplan € 3,1 mln. en de structurele regeldrukkosten € 0,9 mln. Hierbij is gerekend met een tarief van € 20. Dit volgt uit de waarde van een uur werken voor de gastouder. Het is gebaseerd op het gemiddelde tarief voor gastouderopvang, het gemiddeld aantal kinderen dat een gastouder opvangt en het gemiddeld aantal uren dat kinderen naar de gastouderopvang gaan.

Voor het volgen van de ontwikkeling van het kind is de inschatting dat de gastouder gedurende de opvang de kinderen kan observeren. Hier iets over bijhouden zal circa 10 à 15 minuten per week kosten. Dit leidt tot een gemiddelde urenbesteding van circa 9,2 uur per gastouder per jaar en daarmee tot structurele regeldrukkosten van € 2,8 mln.

d) Inzet pedagogisch beleidsmedewerker

De pedagogisch beleidsmedewerker dient iedere gastouder jaarlijks voor ten minste drie uur te coachen. Daarnaast zal de pedagogisch beleidsmedewerker per gastouder naar inschatting gemiddeld een uur kwijt zijn aan voorbereiding en/of verslaglegging.

De structurele regeldrukkosten van deze maatregel voor gastouderbureaus bedragen € 5,1 mln. Daarbij is als intern uurtarief gerekend met € 64, op basis van de bijlagen in het Handboek meting regeldrukkosten. Ook is uitgegaan van het gemiddelde van 1,3 gastouderbureaus waarbij een gastouder is aangesloten.

Uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut blijkt dat 67% van de gastouderbureaus al individuele coaching aanbiedt.

De pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau dient te beschikken over een passende opleiding voor de werkzaamheden. Deze opleidingseisen worden nader uitgewerkt middels een wijziging van de Regeling Wet kinderopvang. De regeldrukkosten hiervan worden beschreven in de toelichting van de betreffende wijzigingsregeling.

e) Veiligheid en gezondheid (achterwacht)

Iedere gastouder moet beschikken over een achterwacht. Voor het deel van de gastouders dat op grond van de oude regels nog geen achterwacht nodig had, vergt het een eenmalige, beperkte tijdsinvestering van gastouders om een achterwacht aan te stellen. De regeldrukkosten hiervan zijn verwaarloosbaar.

f) Deskundigheidseisen gastouder

Gastouders dienen jaarlijks ten minste zeven uur te besteden aan permanente ontwikkeling. Daarnaast dienen gastouders jaarlijks ten minste drie uur coaching te volgen. De regeldrukkosten voor alle gastouders van deze maatregel bedragen € 2,6 mln. structureel. Hierbij is gerekend met een tarief van € 20. Dit volgt uit de waarde van een uur werken voor de gastouder.

Uit het onderzoek van het Kohnstamm Instituut blijkt dat circa 69% van de gastouders al aan permanente ontwikkeling doet, voor gemiddeld negen uur per jaar. Daarnaast zal coaching on the job (gedeeltelijk) tijdens de opvanguren plaatsvinden, waardoor dit ook maar gedeeltelijk tot extra regeldruk leidt.

g) Gebruik uitzonderingsmogelijkheid voor maximum aantal gastouderbureaus

Deze wijzigingen leiden niet tot verandering in de regeldruk voor gastouders of gastouderbureaus.

h) Eisen aan ruimtes

Deze wijzigingen leiden niet tot verandering in de regeldruk voor gastouders.

i) Wijziging Besluit registers

Deze wijzigingen leiden niet tot verandering in de regeldruk voor gastouders of gastouderbureaus.

3.2.2 Doenvermogen gastouders en gastouderbureaus

Bij de totstandkoming van dit wijzigingsbesluit, zijn op verschillende momenten bijeenkomsten georganiseerd met gastouders en medewerkers van gastouderbureaus om (uitwerking van) de voorgestelde maatregelen te bespreken. Ook is een inventarisatiestudie onder gastouders en gastouderbureaus uitgevoerd door het Kohnstamm Instituut. Uit dit onderzoek en de bijeenkomsten blijkt onder meer in welke mate gastouders en gastouderbureaus al voldoen aan de maatregelen in dit wijzigingsbesluit en in welke mate zij problemen verwachten in de uitvoering daarvan.

Uit zowel onderzoeken (Kohnstamm24, LKK25) als de bijeenkomsten blijkt dat er grote variatie is onder gastouders. Voor een groot deel van de gastouders zal het naar verwachting goed doenlijk zijn om kennis te nemen van de nieuwe eisen en hier in de praktijk naar te handelen. Voor een deel van de gastouders zal dit mogelijk extra aandacht vragen. Met duidelijke communicatie vanuit de Rijksoverheid, goede begeleiding vanuit het gastouderbureau en voldoende tijd om aan de nieuwe maatregelen te voldoen verwacht de regering dat de maatregelen werkbaar zijn voor het overgrote deel van de gastouders.

Met dit wijzigingsbesluit is coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker geïntroduceerd. Gezien de uitkomsten van de onderzoeken en de bestaande begeleidende taken en verantwoordelijkheden die zij reeds hebben, is de verwachting dat het doenvermogen van gastouderbureaus voldoende is om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving en gastouders daarbij te begeleiden.

3.3 Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft advies uitgebracht naar aanleiding van het wijzigingsbesluit. Het ATR beoordeelt de regeldrukgevolgen aan de hand van een toetsingskader, waarin aandacht wordt besteed aan nut en noodzaak, minder belastende alternatieven, de uitvoeringswijze en de gevolgen voor de regeldruk. In deze paragraaf wordt de verwerking van het advies van het ATR toegelicht.

a) Nut en noodzaak
Probleemanalyse

Het ATR adviseert om in de toelichting inzichtelijk te maken wat de oorzaken zijn van het achterblijven van de pedagogische kwaliteit bij een deel van de gastouders en daarbij aan te geven hoe de voorgestelde maatregelen bij deze oorzaken aangrijpen. Zowel in de memorie van toelichting bij de wijzigingswet als in deze nota van toelichting worden verschillende onderzoeken aangehaald die ingaan op de verschillen in kwaliteit tussen gastouders en de relatie die gelegd kan worden tussen het bieden van pedagogische kwaliteit en professionaliteit van de gastouder. In de memorie van toelichting bij de wijzigingswet geeft de regering aan dat het rapport van de inspectie naar het toezicht op de gastouderopvang26 mede ten grondslag heeft gelegen aan de maatregelen die in dit wijzigingsbesluit zijn uitgewerkt. Om herhaling te vermijden is dit rapport niet expliciet benoemd in de nota van toelichting. Om tegemoet te komen aan het advies van het ATR om de oorzaken van het achterblijven van de pedagogische kwaliteit inzichtelijk te maken, is paragraaf 2.1 van de nota van toelichting nader aangevuld met de aanbevelingen die de inspectie in het genoemde rapport heeft gedaan.

Doel(bereik)

Het ATR adviseert om in de nota van toelichting nader te onderbouwen dat de voorgestelde maatregelen de pedagogische kwaliteit van een deel van de gastouderopvang zullen verhogen. De kwaliteitseisen, zoals die voorheen golden, bieden onvoldoende waarborg voor een voldoende pedagogische kwaliteit. Gastouders voldoen wel aan die wettelijke eisen, maar desondanks schiet de kwaliteit bij een deel van de gastouders tekort. Daarom worden de kwaliteitseisen met de wetswijziging en het wijzigingsbesluit aangescherpt.

Hierna volgt per voorgestelde maatregel een nadere onderbouwing in reactie op het voornoemde advies van het ATR. Daarnaast is op verschillende plaatsen de nota van toelichting aangevuld naar aanleiding van dat advies.

  • Concretere pedagogische doelen en pedagogisch beleidsplan

    Voor de houder van een gastouderbureau was het reeds verplicht om de kenmerkende visie op de omgang met kinderen vast te leggen in het pedagogisch beleidsplan. Aanvullend hierop beschrijft de houder van het gastouderbureau nu ook de visie op de wijze waarop de gastouder invulling geeft aan de aspecten van verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang. Het pedagogisch beleidsplan is daarmee een belangrijke basis voor het gastouderbureau, de gastouder en ouder, om te toetsen of er voldoende sprake is van een gemeenschappelijke visie op kinderopvang. En komt daarmee de kwaliteit van de gastouderopvang ten goede.

    Het ATR adviseert om algemene en vage formuleringen die met de doelen samenhangen te verduidelijken. De regering licht in reactie daarop toe dat deze doelen algemeen aanvaard zijn in de kinderopvang. Van een kinderopvangorganisatie of gastouderbureau mag de gehanteerde terminologie dan ook als bekend worden verondersteld.

  • Pedagogisch werkplan

    Uit onderzoek blijkt dat gastouders die lage kwaliteit bieden laag scoren op basale kwaliteitsaspecten, zoals de inrichting van de ruimte en meubilering, het hebben van een dagritme dat tegemoetkomt aan de behoeften van kinderen en de kwaliteit van de interactie tussen de gastouder en de kinderen. Deze interactie is belangrijk voor het stimuleren van de ontwikkeling van het kind.27 Om de kwaliteit beter te kunnen waarborgen en toetsen, is iedere gastouder verplicht om een pedagogisch werkplan op te stellen. De gastouder beschrijft hierin hoe aan de hand van het dagritme, de inrichting van de ruimtes en gebruik van materialen, wordt bijgedragen aan de vier pedagogische doelen.28 Bij het opstellen van het pedagogisch werkplan zal de gastouder bewust moeten nadenken over deze aspecten, die bij gastouders van lage kwaliteit nu niet (goed) op orde zijn. Ook wordt het voor ouders inzichtelijker wat een gastouder aanbiedt.

  • Ten minste drie uur coaching van de gastouder

    Uit wetenschappelijke literatuur29 blijkt dat coaching on the job een positief effect heeft op de pedagogische doelen. De voorgestelde maatregel dat iedere gastouder tenminste drie uur coaching ontvangt, heeft daarom een verwacht positief effect op de kwaliteit van de gastouderopvang. Dit volgt eveneens uit de ervaringen van houders en pedagogisch medewerkers in de evaluatie van de Wet IKK.30

  • Achterwacht die bij calamiteiten binnen een kwartier aanwezig kan zijn

    Deze voorgestelde maatregel draagt niet direct bij aan het waarborgen van de pedagogische kwaliteit in de gastouderopvang, maar draagt wel bij aan de veiligheid van kinderen. Deze eis geldt in de gastouderopvang nu alleen als er meer dan drie kinderen worden opgevangen. Voortschrijdend inzicht leidt ertoe dat niet uitlegbaar is waarom een gastouder geen achterwacht zou moeten hebben als er drie kinderen of minder worden opgevangen.

  • Permanente educatie van de gastouder

    Uit het rapport van het Kohnstamm Instituut31 blijken grote verschillen in de mate waarin gastouders bezig zijn met hun professionele ontwikkeling. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat de deskundigheid van de pedagogisch professional de basis vormt voor goede kwaliteit van de opvang. Daardoor is professionalisering van pedagogisch professionals een belangrijke factor voor de verbetering van de kwaliteit.32 Meer aandacht en vereisten voor permanente educatie leidt naar verwachting tot een positief effect op de pedagogische kwaliteit van de gastouderopvang.

  • Maximering van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang

    Het gastouderbureau vervult een belangrijke rol in de gastouderopvang. Het gastouderbureau brengt de opvang tussen gastouder en ouder tot stand, begeleidt de gastouder en vervult de kassiersfunctie. Om deze rol goed te kunnen vervullen, is het belangrijk dat het gastouderbureau over voldoende expertise beschikt en goed zicht heeft op de (kwaliteit van) opvang die door de gastouder wordt geboden. Hoe meer gastouderbureaus er betrokken zijn bij een voorziening voor gastouderopvang, hoe moeilijker het is om te beoordelen wie welke verantwoordelijkheid heeft en welk gastouderbureau mogelijk in overtreding is. Een maximering van het aantal gastouderbureaus per voorziening zal leiden tot minder rolvervaging tussen gastouderbureaus, en daardoor naar verwachting leiden tot een verbetering in de begeleiding van de gastouder en daardoor een verbetering van de kwaliteit van de gastouderopvang.

Het ATR adviseert verder om in de toelichting met behulp van een concrete toetsbare norm aan te geven in welke mate de voorgenomen maatregelen effect op de kwaliteit van de gastouderopvang gaan hebben. In reactie hierop geeft de regering aan dat met de voorgestelde maatregelen en de doorvertaling daarvan naar het toezichtkader de gastouder verantwoorde kinderopvang moet bieden. Het gastouderbureau moet hierin goede begeleiding bieden én de kwaliteit van de gastouderopvang bewaken, en ten slotte moet de toezichthouder kunnen controleren of er sprake is van een goede kwaliteit. Uiteindelijk moet de kwaliteitsverbetering zichtbaar worden in de toekomstige LKK rapportages. Paragraaf 2.1 is op dit punt aangevuld.

b) Minder belastende alternatieven

Het ATR adviseert om inzicht te bieden in mogelijk minder belastende alternatieven en te onderbouwen waarom niet is gekozen voor een eventueel minder belastend alternatief. Veel gastouders en gastouderbureaus voldoen reeds aan (een deel van) de nieuwe kwaliteitseisen. Daarmee zijn de voorgestelde eisen slechts in beperkte mate belastend voor de totale groep.

Voor het bieden van verantwoorde kinderopvang in de gehele gastouderopvang is het noodzakelijk dat alle gastouders en gastouderbureaus voldoen aan de kwaliteitseisen. Door de kwaliteitseisen generiek te stellen voor alle gastouders en gastouderbureaus, is de consequentie dat de ene groep zich meer zal moeten verbeteren en/of veranderen dan de andere groep.

c) Werkbaarheid en merkbaarheid

Het ATR adviseert in de toelichting op de aspecten (1) werkbaarheid voor achterblijvend deel gastouders, (2) vage formuleringen en (3) personeelsschaarste en risico op uitval, te motiveren of de maatregelen voor gastouderbureaus en gastouders voldoende werkbaar en doenbaar zijn. De regering is het eens met de constatering van het ATR dat de omstandigheid dat een deel van de gastouders al aan de nieuwe eisen voldoet, niet betekent dat de achterblijvers dit ook zal lukken. Met duidelijke communicatie vanuit de Rijksoverheid, goede begeleiding vanuit het gastouderbureau en voldoende tijd om aan de nieuwe maatregelen te voldoen, verwacht de regering echter dat de maatregelen werkbaar zijn voor het overgrote deel van de gastouders. Paragraaf 3.2.2. is nader aangevuld naar aanleiding van het advies van het ATR.

d) Berekening regeldrukgevolgen

In de nota van toelichting zijn de gevolgen voor de regeldruk van gastouderbureaus en gastouders volgens het ATR helder beschreven. Het ATR adviseert de beschrijving en berekening aan te vullen met de regeldruk die voor ouders optreedt. Dit advies van het ATR is overgenomen in paragraaf 3.2.

3.4 Financiële gevolgen

Het doel van de maatregelen die de wetswijziging en dit wijzigingsbesluit introduceren, en die nader worden uitgewerkt in de Regeling Wet kinderopvang, is om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen en te verhogen. In de wetswijziging is toegelicht dat deze maatregelen tot extra kosten kunnen leiden, omdat gastouders en gastouderbureaus meer tijd kwijt zijn aan begeleiding, bijscholing en het opstellen van een pedagogisch werkplan. Als gastouders en gastouderbureaus deze extra kosten (gedeeltelijk) doorberekenen in hun tarieven, kan dit tot hogere kosten leiden voor ouders. Om de extra kosten van deze maatregelen niet volledig ten laste te laten komen van ouders en daarmee de toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk te zetten heeft de regering besloten tot een verhoging van de maximumuurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang. De maximumuurprijs is per 2025 met 21 cent verhoogd, bovenop de jaarlijkse indexatie. De kosten hiervoor bedragen € 16,3 miljoen structureel. In het wijzigingsbesluit kinderopvangtoeslag voor 2025 is de precieze verhoging van de maximumuurprijs geregeld. De verwachting is dat met de verhoging van 21 cent gastouders en gastouderbureaus gemiddeld genomen in staat zijn om extra kosten hiermee te dekken.

3.5 Gevolgen voor toezicht en handhaving

De wijzigingen in de kwaliteitseisen, zoals deze worden doorgevoerd met dit wijzigingsbesluit, hebben voor het toezicht en de handhaving directe consequenties. GGD’en en gemeenten moeten toezien en handhaven op de nieuwe eisen. Om GGD’en en gemeenten voor te bereiden op veranderingen in het toezicht en de handhaving als gevolg van de maatregelen in dit wijzigingsbesluit, zullen GGD GHOR Nederland en VNG het toezichtinstrumentarium aanpassen, hierover communiceren met GGD’en en gemeenten en hen ondersteunen bij de implementatie.

De wijzigingen in de wet, dit besluit en de onderliggende ministeriële regeling zullen volgens GGD GHOR Nederland en VNG leiden tot een extra tijdsinvestering van toezicht en handhaving en daarmee tot extra kosten. De regering voegt hiervoor extra middelen toe aan het gemeentefonds: € 1,4 miljoen voor 2026, € 2,2 miljoen voor 2027 en 2028 en daarna aflopend naar € 1,8 miljoen in 2029 en structureel € 1,7 miljoen vanaf 2030. Om deze en andere beleidswijzigingen binnen de kinderopvang te financieren is in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigd dat de maximumuurprijzen voor de kinderopvangtoeslag in 2025 minder worden geïndexeerd.

3.6 Gegevensverwerking

In het kader van een Data Protection Impact Assessment (DPIA) is een analyse uitgevoerd van de gegevensverwerking in dit wijzigingsbesluit.

In dit wijzigingsbesluit wordt één maatregel geïntroduceerd waarbij ook persoonsgegevens worden verwerkt. Dit betreft het volgen van de ontwikkeling van het kind door de gastouder. De gastouder beschrijft in het pedagogisch werkplan hoe de ontwikkeling van het kind wordt gevolgd. Het doel van deze maatregel is dat de gastouder de sociaal emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties observeert, om zo adequaat in te kunnen spelen op de ontwikkeling van het kind. Ook kan de gastouder door deze observaties eventuele bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind signaleren. Dit kan ertoe leiden dat bijzondere persoonsgegevens van een kind worden geregistreerd door de gastouder. Daarbij kan het ook voorkomen dat de gastouder deze gegevens deelt met het gastouderbureau.

Gastouders kunnen de wijze van het volgen van de ontwikkeling van het kind kiezen die bij hen past, bijvoorbeeld afhankelijk van de context van de opvang (zoals het aantal en de leeftijd van de kinderen) of de (opleidings)achtergrond van de gastouder. Er worden geen eisen gesteld aan de wijze waarop de ontwikkeling wordt gevolgd en dus of en op welke wijze hier eventueel persoonsgegevens bij worden verwerkt. Bij het volgen van de ontwikkeling van het kind gaat het vaak over een langere periode. Ook vangen gastouders vaak meerdere kinderen op. Daarom is de verwachting dat gastouders doorgaans gegevens over de ontwikkeling van het kind vastleggen om goed uitvoering te kunnen geven aan deze eis. Gastouders kunnen bijvoorbeeld de bevindingen schriftelijk vastleggen in een papieren schrift, een word-document of een digitaal kind-volgsysteem. Als gastouders bevindingen schriftelijk vastleggen, dan is er sprake van gegevensverwerking. Er is hierbij sprake van het verwerken van gevoelige persoonsgegevens, omdat het persoonsgegevens van minderjarige kinderen betreft. Dit is een kwetsbare groep van betrokkenen. Daarnaast kunnen de gegevens bijzonder zijn omdat het gegevens over de gezondheid van kinderen kan betreffen.

Het gastouderbureau heeft een begeleidende rol ten aanzien van het volgen van de ontwikkeling van het kind. Het gastouderbureau heeft zicht op instanties waar de gastouder ouders naar toe kan doorverwijzen en kan de gastouder hierbij begeleiden. Om die reden kan het voorkomen dat de gastouder de inhoud van de observaties of gegevens over de ontwikkeling van het kind wil bespreken of delen met het gastouderbureau. Bijvoorbeeld omdat de gastouder hulp van het gastouderbureau wil bij het doorverwijzen naar passende instanties. Ook in het kader van begeleiding van de gastouder of coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker voor het bieden van verantwoorde kinderopvang, kan de gastouder gegevens delen. Het kan voorkomen dat het gastouderbureau deze gegevens registreert, bijvoorbeeld in interne documenten of software ten behoeve van overdracht of afstemming tussen medewerkers van het gastouderbureau.

De uitwisseling van deze persoonsgegevens kan plaatsvinden op basis van het bestaande wettelijke kader, neergelegd in de AVG. In artikelen 6 en 9 van de AVG zijn regels opgenomen omtrent de rechtmatigheid van de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens, waaronder gezondheidsgegevens. Het uitgangspunt is dat verwerking van bijzondere persoonsgegevens in beginsel is verboden (artikel 9, eerste lid, van de AVG), tenzij er sprake is van een uitzondering (artikel 9, tweede lid, van de AVG). Een zo’n uitzondering doet zich voor als de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer welbepaalde doeleinden (artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de AVG en artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de AVG). Nadere voorwaarden voor een rechtmatige toestemming zijn uitgewerkt in artikel 7 van de AVG.

Indien sprake is van gegevensverwerkingen door de gastouder en indien van toepassing het gastouderbureau, dan is het op grond van deze bepalingen van belang dat de ouders aan de gastouder en indien van toepassing het gastouderbureau uitdrukkelijke toestemming moeten geven. Uit gesprekken met de sector blijkt dat het al gangbare praktijk is dat gastouders gegevens verwerken waar ouders toestemming voor geven.

Deze gegevensverwerking wordt als noodzakelijk beschouwd, omdat daarmee beter rekening kan worden gehouden met de ontwikkeling van het kind. Door de inhoud van de observaties of gegevens over de ontwikkeling van het kind vast te leggen en, waar nodig te delen met het gastouderbureau, kan bijvoorbeeld beter worden bepaald of het nodig is een kind door te verwijzen naar passende instanties. Bovendien kunnen de ouders deze gegevens, indien zij dit wenselijk vinden, delen met de basisschool of bso voor het bewerkstelligen van een doorlopende leerlijn.

Hoofdstuk 4. Internetconsultatie

4.1 Inleiding

Het wijzigingsbesluit heeft opengestaan voor internetconsultatie van 18 maart 2024 tot en met 15 april 2024. Er zijn 148 unieke reacties binnengekomen, waarvan 26 niet openbaar. De ontvangen reacties zijn met name afkomstig van gastouders, gastouderbureaus en brancheorganisaties. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste opmerkingen beschreven en wordt aangegeven wanneer deze hebben geleid tot aanpassingen. De regering bedankt alle respondenten voor de inbreng.

Vrijwel alle respondenten benadrukken dat zij de gastouderopvang een warm hart toedragen. De kenmerkende eigenschappen van gastouderopvang, zoals kleinschaligheid en flexibiliteit, zijn voor een deel van de ouders en kinderen in het bijzonder van belang. Gastouderopvang heeft daarmee een belangrijke functie en draagt bij aan de diversiteit van het kinderopvangaanbod. De regering deelt dit belang. Veel respondenten waarderen dat met de wetswijziging en dit wijzigingsbesluit de overheid aandacht besteedt aan de gastouderopvang en aan het waarborgen van de kwaliteit daarvan.

4.2 Reacties op maatregelen in dit wijzigingsbesluit

Voor alle maatregelen in dit wijzigingsbesluit wordt inhoudelijk steun uitgesproken door veel van de respondenten. Een groot aantal gastouders en gastouderbureaus geeft zelfs aan dat zij al volgens (een deel van) de nieuwe eisen werken. Bijvoorbeeld door het hebben van een werkplan, het volgen van permanente educatie en het bieden van coaching door het gastouderbureau aan de gastouder. Het brede draagvlak voor de maatregelen hangt waarschijnlijk samen met de constructieve gesprekken over de totstandkoming van de maatregelen, waar brancheorganisaties BK en Stichting Nysa in hun gezamenlijke reactie naar verwijzen. Deze gesprekken zijn gevoerd door vertegenwoordigers van gastouders, gastouderbureaus, ouders, GGD’en, gemeenten en het ministerie van SZW.

In de internetconsultatie worden wel enkele aandachtspunten genoemd bij de maatregelen. Veel van de opmerkingen gaan over een bepaalde specifieke invulling van de maatregelen die respondenten nu in de praktijk hanteren of waar zij de voorkeur voor hebben. Er wordt bijvoorbeeld aangedrongen op ruimte voor gastouders om zelf een passende invulling te kunnen geven aan permanente educatie, bijvoorbeeld door deel te nemen aan een aantal fysieke bijeenkomsten door het gastouderbureau. Volgens de regering laat de vormgeving van de maatregelen in dit wijzigingsbesluit ruimte voor deze diverse invullingen, zodat de toepassing ervan het gewenste effect heeft in de praktijk. Ook het volgen van bestaand scholingsaanbod van gastouderbureaus kan voldoen als vorm van permanente educatie. Gastouderbureaus geven verder aan dat een deel van de gastouders hier op dit moment structureel niet aan deelneemt. Met de voorgestelde verplichting voor iedere gastouder om permanente educatie te volgen, beoogt de regering te voorkomen dat er gastouders zijn die op geen enkele manier activiteiten ondernemen ten behoeve van hun eigen ontwikkeling (via het gastouderbureau of anderszins). Als aandachtspunt ten aanzien van de coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau, wordt door gastouderbureaus genoemd dat het vereiste opleidingsniveau voor de pedagogisch beleidsmedewerker moet aansluiten bij of haalbaar moet zijn voor bemiddelingsmedewerkers die nu reeds coaching bieden.

Deze inbreng is door de regering betrokken bij de wijzigingsregeling, waarin de opleidingseisen voor de pedagogisch beleidsmedewerker worden vastgelegd.

4.3 Volgen van de ontwikkeling van kinderen

Een eerdere conceptversie van dit wijzigingsbesluit, waarop is gereageerd in de internetconsultatie, bevatte een nieuwe verplichting voor gastouders om de ontwikkeling van kinderen te volgen, die op een vergelijkbare wijze was opgesteld als de verplichting zoals deze geldt voor kindercentra (artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit kwaliteit kinderopvang). Het doel daarvan is om te streven naar een doorlopende ontwikkellijn met het basisonderwijs en om bijzonderheden in de ontwikkeling te kunnen signaleren en zo nodig te kunnen doorverwijzen naar passende instanties voor verdere ondersteuning. De meeste gastouders en gastouderbureaus die hierop reageren in de internetconsultatie onderschrijven het doel van het volgen van de ontwikkeling van het kind en geven zelfs aan dat hier in de praktijk al invulling aan wordt gegeven. Tegelijkertijd maken in het bijzonder bij deze nieuwe verplichting de meeste respondenten zich zorgen over de gevolgen voor de regeldruk. De brancheorganisaties BK en Nysa noemen in hun gezamenlijke reactie deze maatregel als belangrijkste knelpunt op het gebied van regeldruk. Ook in de uitvoeringstoetsen door de VNG en GGD GHOR Nederland worden zorgen uitgesproken over de gevolgen van deze maatregel (zie hoofdstuk 5). Uit de reacties blijkt dat het voorgestelde artikel de indruk wekt dat de bestaande praktijk van gastouders die de ontwikkeling van kinderen reeds volgen niet voldoet. Zo gaan de meeste reacties er vanuit dat de gastouder verplicht is om een digitaal kindvolgsysteem te gebruiken (zoals gebruikelijk in een kindercentrum) en uitgebreide observatieverslagen te maken. Dat leidt tot forsere tijdsinvestering en meer administratieve lasten. Dit is niet de intentie van de regering.

Voor de regering is het volgen van de ontwikkeling van kinderen een randvoorwaarde voor verantwoorde kinderopvang. Een van de doelen van kinderopvang is immers het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Uit de internetconsultatie en gesprekken met brancheorganisaties blijkt dat veel gastouderbureaus en gastouders het belang hiervan onderschrijven en hieraan reeds invulling geven in de praktijk. De kleinschalige setting van gastouderopvang maakt dit zelfs meer vanzelfsprekend. Anders dan in een kindercentrum is er geen sprake van meerdere pedagogisch professionals die zich met hetzelfde kind bezighouden en van een overgang van bijvoorbeeld een babygroep naar een peutergroep. De regering constateert op basis van de internetconsultatie dat de voorgestelde formulering van de verplichting niet het beoogde effect lijkt te hebben, maar juist wordt ervaren als een onnodige verhoging van de regeldruk. De branchepartijen en respondenten wijzen op het risico dat dit leidt tot hogere uitstroom van het aantal gastouders en daarmee een daling van het kinderopvangaanbod. Op grond van deze overwegingen heeft de regering besloten de formulering van de nieuwe verplichting aan te passen en enkele deelbepalingen te schrappen. De regering vindt het volgen van de ontwikkeling van kinderen belangrijk. Bij de monitoring en evaluatie van de wetswijziging en van dit wijzigingsbesluit zal voor dit onderwerp specifieke aandacht zijn.

4.4 Uurtarief

In veel reacties wordt uitgesproken dat gastouders met de tarieven die zij in rekening brengen een te laag inkomen zouden hebben en dat de maximumuurprijs meer zou moeten worden verhoogd. Ook geven gastouders aan dat zij tijdens opvanguren geen mogelijkheid hebben om sommige maatregelen uit te voeren, zoals het schrijven van een werkplan. Zij noemen dat ze ook nu al uren werken die ze niet bij ouders in rekening kunnen brengen, bijvoorbeeld om de opvangruimte schoon te maken.

In 2025 is een kostprijsonderzoek uitgevoerd, dat bevestigt dat de kostprijs in de gastouderopvang hoger ligt dan de maximum uurprijs of het gemiddelde tarief dat gastouders vragen. Zoals aangegeven in de Nota naar aanleiding van het Verslag33 over de wetswijziging, is het inkomen van gastouders afhankelijk van de bedrijfsmatige keuzes die gastouders maken, en niet direct van de maximum uurprijs. Gastouders en gastouderbureaus dienen zelf de hoogte te bepalen van het tarief dat zij ouders in rekening brengen. Net zoals kindercentra, kunnen gastouders en gastouderbureaus een hoger tarief vragen dan de maximum uurprijs, om te voorzien in hun kosten en de door hen benodigde inkomsten te waarborgen. Daarbij kunnen zij er rekening mee houden dat er ook sprake is van uren die zij niet in rekening kunnen brengen bij ouders. De overheid ondersteunt ouders met de kinderopvangtoeslag in het betalen van de kosten van kinderopvang. Om de extra kosten van de maatregelen in dit wijzigingsbesluit niet volledig ten laste te laten komen van ouders en daarmee de toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk te zetten, heeft de regering in 2024 besloten tot een verhoging van de maximumuurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang per 2025. De verwachting is dat met de verhoging van 21 cent gastouders en gastouderbureaus gemiddeld genomen in staat zijn om extra kosten als gevolg van deze nieuwe maatregelen te dekken. Het kabinet heeft op dit moment geen budgettaire ruimte om de maximum uurprijs voor gastouderopvang extra te verhogen.34

Verder wordt in enkele reacties verwezen naar het Wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (Wet Vbar). Daarin is een weerlegbaar rechtsvermoeden op basis van een uurtarief opgenomen. De hoogte van dit tarief is thans € 32,24. In de wetswijziging voor gastouderopvang is gerekend met een uurtarief van € 20,–. Dit is in praktijk het gemiddelde inkomen per uur van een gastouder op basis van het aantal gewerkte uren, opgevangen kinderen en het gehanteerde uurtarief. Indien een gastouder een hoger inkomen wenst, kan een gastouder ervoor kiezen om het opvangtarief te verhogen of om – binnen de wet- en regelgeving – meer uren opvang aan te bieden of meer kinderen op te vangen. Met het rechtsvermoeden in de Wet Vbar beoogt de regering een kwetsbare werkende laagdrempelig een arbeidsovereenkomst op te laten eisen bij de werkgever of – desnoods – via de rechter. Het doel hiervan is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Het uurtarief van rechtsvermoeden gaat uit van een uurtarief van 120 procent van het wettelijke minimumloon. Vervolgens is het met een aantal procentuele opslagen vermeerderd, voor kosten voor arbeidsongeschiktheidsverzekering, pensioen, algemene, niet aan de opdracht toerekenbare kosten (zoals kosten voor administratie of acquisitie) en niet-facturabele uren. Het tarief van € 32,24 is nadrukkelijk geen hard minimumtarief voor het werken als zelfstandige. Daarmee heeft dit rechtsvermoeden een ander doel.

4.5 Toezicht in de gastouderopvang

Sommige gastouders en gastouderbureaus adviseren in hun reactie om te investeren in versterking van het toezicht door de GGD, in plaats van of aanvullend op de voorgestelde aanpassing in de kwaliteitseisen. Een eerste stap die de regering reeds heeft gezet om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen is het intensiveren van het toezicht. Per 2022 hebben gemeenten hier meer geld voor ontvangen via het gemeentefonds en vanaf 2023 is er een wettelijke verplichting om per gemeente jaarlijks ten minste 50% van de voorzieningen voor gastouderopvang te inspecteren. Voorheen gold een minimale steekproef van 5%, waarbij het landelijk gemiddelde 14% was.35 Met deze extra middelen hebben GGD’en tevens het aantal uren dat per inspectie beschikbaar is kunnen uitbreiden. Met de oude wetgeving had de toezichthouder van de GGD niet voldoende instrumenten in handen om de kwaliteit goed te toetsen en om de gastouder of het gastouderbureau daar op aan te spreken. Daarom achtte de regering het van belang om naast de intensivering van het toezicht ook wettelijke maatregelen te nemen om de gastouder te professionaliseren en de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau te verbeteren. Hiermee is uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de inspectie.36 Met de nieuwe norm van 50% wijkt de gastouderopvang nog steeds af van de overige opvangvormen, waar jaarlijks alle locaties worden geïnspecteerd door de GGD. De regering zal op basis van de resultaten van de intensivering en de monitoring naar aanleiding van de wetswijziging bezien of verdere intensivering van het toezicht nodig en wenselijk is. Indien een verdere intensivering van de inspectienorm wordt overwogen, zal ook rekening gehouden worden met de benodigde dekking op de SZW-begroting.

4.6 Zorgen over regeldruk en gevolgen voor de sector

Veel respondenten spreken, naast steun voor de inhoudelijke maatregelen, zorgen uit over de regeldruk die de maatregelen met zich zouden brengen. En over een mogelijke uitstroom van gastouders die hiervan het gevolg zou kunnen zijn. De regering heeft bij de vormgeving van de maatregelen en in het proces van implementatie daarvan aandacht voor de genoemde risico’s. Zo is het ministerie van SZW in gesprek gegaan met brancheorganisaties over de periode die gastouders en gastouderbureaus nodig hebben om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen. Het is immers van belang dat gastouders en gastouderbureaus, maar ook toezichthouders van GGD’en en ambtenaren van gemeenten na publicatie van de definitieve regelgeving voldoende tijd hebben om te voldoen aan de aangepaste kwaliteitseisen. Daarnaast is het van belang dat voor gastouders en gastouderbureaus duidelijk is wat de maatregelen behelzen en wat er van hen wordt verwacht. Daarbij moet in het bijzonder worden voorkomen dat er bij gastouders en gastouderbureaus misverstanden ontstaan over de nieuwe verplichtingen. Hiervan zijn helaas ook voorbeelden te zien in de internetconsultatie. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat een gastouder twee werkplannen moet opstellen wanneer wordt samengewerkt met twee gastouderbureaus. Dit is onjuist. Een ander voorbeeld is dat wordt gesuggereerd dat de vereiste achterwacht zou moeten voldoen aan bepaalde kwalificaties. Ook dit is niet het geval. Om gastouderbureaus en gastouders zo goed mogelijk te informeren over en ondersteunen bij de implementatie van de maatregelen werkt het ministerie van SZW samen met brancheorganisaties aan heldere communicatie hierover.

Tot slot erkent de regering dat met het gehele pakket aan maatregelen een grote stap wordt gezet in de kwaliteit van de gastouderopvang en dat dit een forse inspanning vereist van velen in de sector. Tegelijkertijd geldt dat veel gastouderbureaus en gastouders al voldoen aan (een deel van) de maatregelen, zo blijkt ook uit de internetconsultatie. De regering benadrukt dat bij het opstellen van de maatregelen rekening is gehouden met het beperken van de regeldruk (zie ook paragraaf 3.2), met de uitvoerbaarheid in de praktijk en met het doenvermogen van gastouders en gastouderbureaus. Om die reden is gedurende het traject uitgebreid gesproken met gastouders, gastouderbureaus en brancheorganisaties. De regering is voornemens dit te blijven doen. Het doel is dat de kwaliteit van de gastouderopvang wordt gewaarborgd, dat zoveel mogelijk gastouders, ouders en kinderen hiervan profiteren en dat het aantal gastouders dat uiteindelijk niet voldoet aan de aangepaste kwaliteitseisen tot een minimum beperkt wordt. Dit is nodig om de waarde te behouden die gastouderopvang heeft in het kinderopvangstelstel.

Hoofdstuk 5. Uitvoeringstoetsen

5.1 Inleiding

Het wijzigingsbesluit is gelijktijdig met de internetconsultatie ter toetsing voorgelegd aan de VNG, GGD GHOR Nederland, DUO en de inspectie. De uitvoeringstoetsen geven op enkele onderdelen aanleiding om het wijzigingsbesluit aan te passen. In dit hoofdstuk worden de opmerkingen besproken die hebben geleid tot inhoudelijke aanpassingen of die niet hebben geleid tot aanpassingen. Daarnaast zijn enkele opmerkingen gemaakt die hebben geleid tot technische verbeteringen van de artikelen of verduidelijkingen in de toelichting. De regering bedankt de inspectie, DUO, GGD GHOR Nederland en de VNG voor de inbreng.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de uitvoeringstoets alleen heeft plaatsgevonden op de kwaliteitseisen die nieuw zijn of wijzigen. De maatregelen die met dit wijzigingsbesluit niet inhoudelijk wijzigen, maar slechts overgeheveld worden van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang of van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang naar het Besluit kwaliteit kinderopvang, hebben niet ter toetsing voorgelegen.

5.2 Besluit kwaliteit kinderopvang
5.2.1 Geen gevolgen uitvoering DUO

Ten aanzien van het Besluit kwaliteit kinderopvang constateert DUO dat het wijzigingsbesluit geen proces- of systeemaanpassingen vraagt van de huidige faciliteiten in het LRK of de bijbehorende systemen.

5.2.2 Inwerkingtredingsdatum

Zowel de VNG, GGD GHOR als de inspectie vragen zich af of er met een invoeringsdatum van 1 januari 2025 voldoende tijd is voor een goede implementatie. Partijen doen de suggestie van gefaseerde inwerkingtredingsdata. De regering deelt deze zorgen en heeft daarom gezamenlijk met de sector- en toezichtspartijen per voorgestelde maatregel bekeken wat een haalbaar tijdspad is voor de inwerkingtreding. Hier is rekening mee gehouden door de sector voldoende voorbereidingstijd te geven tussen de publicatie van de wet- en regelgeving en inwerkingtreding. De beoogde inwerkingtredingsdatum voor de meeste artikelen van dit besluit is 1 juli 2026 (zie verder artikelsgewijs deel, onder Artikel IV).

5.2.3 Verantwoorde kinderopvang

Zowel GGD GHOR als de VNG geven aan dat de term verantwoorde kinderopvang niet passend is. Beide partijen adviseren om te spreken over verantwoorde gastouderopvang, of om de termen «verantwoorde dagopvang» en «verantwoorde buitenschoolse opvang» in het besluit ook aan te passen in «verantwoorde kinderopvang». De regering kiest voor deze laatste oplossing, vanuit het oogpunt van uniformiteit in de regelgeving. Daarom is het wijzigingsbesluit aangepast zodat ook de aparte begrippen voor dagopvang en bso komen te vervallen. Voor alle opvangsoorten wordt verwezen naar het artikel over verantwoorde kinderopvang. De regering hecht eraan om op te merken dat, hoewel het van belang is om recht te doen aan de kenmerkende verschillen tussen de opvangvormen, de uiteindelijke doelen voor alle vormen van kinderopvang gelijk zijn. Namelijk ten eerste ouders ondersteunen bij de arbeidsparticipatie en ten tweede bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Daarvoor is een goede pedagogische kwaliteit van belang. In de kinderopvang zijn de vier pedagogische doelen algemeen aanvaard als basis voor de kwaliteit van alle opvangvormen. De regering kiest voor één artikel met de omschrijving van verantwoorde kinderopvang, om tot uiting te laten komen dat alle opvangsoorten hetzelfde doel en dezelfde kwaliteit nastreven. Voor kinderen moet het immers niet uitmaken of de opvang plaatsvindt in een kindercentrum of bij een gastouder. Zoals GGD GHOR en de VNG terecht aangeven, verschilt de nadere uitwerking van verantwoorde kinderopvang in concrete kwaliteitseisen wel per opvangsoort. Hiermee wordt aangesloten bij de kenmerkende verschillen tussen dagopvang en bso in een kindercentrum en gastouderopvang. Verder merkt de regering op dat er met het artikel over verantwoorde kinderopvang geen termen geïntroduceerd worden die niet reeds bekend zijn in de gastouderopvang.

VNG en GGD GHOR verzoeken om in de toelichting te expliciteren dat, naast de gastouder, ook het gastouderbureau kan worden aangesproken op het ontbreken van verantwoorde kinderopvang. In artikel 1.56, eerste lid, van de Wet kinderopvang staat dat de houder van het gastouderbureau zijn werkzaamheden op zodanige wijze organiseert, het bureau zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig voorziet van personeel en materieel, zorgdraagt voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en een zodanig beleid voert, dat een en ander redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde kinderopvang door de gastouder, waarvoor de gastouder op grond van artikel 1.56b van de Wet kinderopvang primair verantwoordelijk is. Deze zorgplicht wordt uitgewerkt in verschillende taken van het gastouderbureau in lagere regelgeving. Dit wijzigingsbesluit bevat een uitbreiding van deze taken, zoals het bieden van ten minste drie uur coaching aan de gastouder. Daarnaast wordt bij de Regeling Wet kinderopvang de zorgplicht van het gastouderbureau nader uitgewerkt. De toezichthouder kan het gastouderbureau derhalve aanspreken op tekortkomingen in het nakomen van de zorgplicht en in het uitvoeren van de taken en verantwoordelijkheden van de werkzaamheden op het gastouderbureau. Wanneer er geen sprake is van het bieden van verantwoorde kinderopvang, is de gastouder daarvoor eindverantwoordelijk en kan op de tekortkomingen worden aangesproken door de toezichthouder. De regering acht het niet wenselijk dat op een en dezelfde tekortkoming zowel het gastouderbureau als de gastouder zou kunnen worden aangesproken. Per situatie zal de toezichthouder dus moeten beoordelen of er sprake is van tekortkomingen door het gastouderbureau of door de gastouder.

5.2.4 Veiligheid en gezondheid

Ten aanzien van veiligheid en gezondheid geven zowel GGD GHOR als de VNG aan dat niet duidelijk is op welke manier de risico-inventarisatie actueel moet worden gehouden voor de gastouderopvang. Naar aanleiding hiervan verduidelijkt de regering dat het van belang is dat de risico-inventarisatie actueel is, in die zin dat de inhoud overeenkomt met de praktijk. Dit volgt reeds uit de artikelen. Naar aanleiding van de uitvoeringstoetsen en overleg met toezicht- en sectorpartijen is in het wijzigingsbesluit een bepaling toegevoegd die de gastouder verplicht om het gastouderbureau te informeren indien zich wijzigingen voordoen in de voorziening voor gastouderopvang. Indien nodig kan het gastouderbureau de risico-inventarisatie daarop aanpassen, aanvullend op de jaarlijkse exercitie die verplicht is.

VNG verzoekt om verduidelijking welke eisen worden gesteld aan het veiligheids- en gezondheidsbeleid van het gastouderbureau. Op grond van artikel 1.51 van de Wet kinderopvang voert het gastouderbureau een beleid dat er toe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. Het gastouderbureau legt in een risico-inventarisatie vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt. Deze verplichting is nader uitgewerkt in artikel 21. Bij de Regeling Wet kinderopvang worden hieraan nadere regels gesteld. De verplichting van een risico-inventarisatie wijkt af van de systematiek van een veiligheids- en gezondheidsbeleid voor kindercentra, zoals toegelicht in paragraaf 2.2.5.

VNG merkt op dat de bestaande verplichting dat de risico-inventarisatie inzichtelijk moet zijn voor vraagouders niet meer is opgenomen in het wijzigingsbesluit. Dit lijkt VNG onwenselijk. De regering is het met VNG eens dat het van belang is dat ouders ook op de hoogte kunnen zijn van de risico-inventarisatie en dat het ontbreken van deze verplichting een omissie is. De verplichting is opnieuw toegevoegd aan artikel 21 in dit wijzigingsbesluit.

VNG merkt daarnaast op dat niet duidelijk is op wie de verplichting rust dat er een exemplaar van de risico-inventarisatie aanwezig is bij het gastouderbureau en bij de voorziening voor gastouderopvang. In het wijzigingsbesluit is verduidelijkt dat de verplichting hiervoor respectievelijk ligt bij het gastouderbureau en bij de gastouder.

VNG merkt op dat een grondslag ontbreekt om bij ministeriële regeling nadere eisen te kunnen stellen aan het plan van aanpak. Dit is mogelijk op grond van het nieuwe artikel 24.

Ten slotte is er bij zowel VNG als GGD GHOR onduidelijkheid over het gebruik van de term «document» in het voorgestelde artikel 21, derde lid. De regering begrijpt de verwarring en licht toe dat de houder van het gastouderbureau samen met de gastouder in eerste instantie een inventarisatie van de risico’s doet. De uitkomsten hiervan komen terecht in een document (conform artikel 21, derde lid). In het lid is verduidelijkt dat het om een risico-inventarisatiedocument gaat. Dit inventarisatiedocument wordt ondertekend door zowel de bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau als de gastouder. Waarbij een exemplaar beschikbaar moet zijn in de administratie van het gastouderbureau, dit is de verantwoordelijkheid van de houder van het gastouderbureau. Daarnaast moet er een exemplaar aanwezig zijn in de voorziening voor gastouderopvang waar de inventarisatie heeft plaatsgevonden, dit is de verantwoordelijkheid van de gastouder.

5.2.5 Pedagogisch beleidsplan en pedagogisch werkplan

Ten aanzien van het pedagogisch beleidsplan geven zowel VNG als GGD GHOR aan dat zij het belangrijk achten dat dit bepaalde algemene beleidsuitgangspunten bevat, die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang. De onderwerpen die zij missen in het artikel betreffen onder andere de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de groep, de aard en organisatie waarbij de voorziening wordt verlaten voor een activiteit, de aanwezigheid van derden tijdens de opvang, vervanging tijdens ziekte en verlof en de specifieke situatie dat een voorziening voor gastouderopvang door meerdere gastouderbureaus wordt bemiddeld. Dit zijn voor een belangrijk deel onderwerpen waarvan de regering verwacht dat een gastouder deze beschrijft in het pedagogisch werkplan. Kaders vanuit het gastouderbureau kunnen wellicht behulpzaam zijn, maar het blijft de verantwoordelijkheid van de gastouder om hier individueel en toegespitst op de eigen voorziening invulling aan te geven. Verder geldt dat bij het bepalen van de verplichte onderdelen van het pedagogisch beleidsplan een afweging is gemaakt tussen het waar mogelijk beperken van administratieve lasten en het richten van de verplichting op die onderdelen waar het grootste effect op de kwaliteit wordt verwacht.

GGD GHOR stelt voor om als verplicht onderdeel van het pedagogisch werkplan op te nemen dat een gastouder beschrijft hoe uitvoering wordt gegeven aan het pedagogisch beleidsplan in de situatie dat de voorziening voor gastouderopvang is aangesloten bij meerdere gastouderbureaus. Naar aanleiding van deze opmerking heeft de regering in artikel 26, tweede lid geëxpliciteerd dat in het werkplan wordt beschreven hoe de gastouder uitvoering geeft aan het pedagogisch beleidsplan van ieder gastouderbureau waarbij deze is aangesloten.

GGD GHOR merkt op dat in het wijzigingsbesluit geen eis is opgenomen dat het gastouderbureau zorgdraagt dat de gastouder handelt conform het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Het wijzigingsbesluit bevat de verplichting voor de gastouder om in het werkplan te beschrijven hoe de gastouder in de praktijk uitvoering geeft aan het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Daarnaast is opgenomen dat de gastouder dient te handelen conform het pedagogisch werkplan. De regering is van mening dat dit voldoende is.

GGD GHOR verzoekt om expliciet te regelen dat de gastouder verantwoordelijk is voor het actueel houden van het pedagogisch werkplan. En dat het gastouderbureau verantwoordelijk is om de gastouder op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn pedagogisch beleid. Volgens de regering volgt dit reeds uit de voorgestelde artikelen. Het pedagogisch beleidsplan moet immers ter beschikking worden gesteld aan de gastouders. Dat geldt ook als er wijzigingen in het pedagogisch beleidsplan worden doorgevoerd.

Verder signaleert de VNG dat er niet langer een grondslag is opgenomen om bij ministeriële regeling nadere eisen te kunnen stellen aan het pedagogisch beleidsplan. Dit is een bewuste keuze, als gevolg van de nieuwe structuur voor de verankering van de kwaliteitseisen (zie paragraaf 2.5).

5.2.6 Permanente educatie en coaching

Daarnaast merkt VNG op dat permanente educatie en coaching een manier zijn om het kennisniveau van de gastouders omhoog te krijgen. VNG vraagt zich echter af of de nu voorgestelde tien uur totaal (drie uur coaching en zeven uur permanente educatie) per jaar recht doen aan het kunnen voldoen aan de kwaliteitsverhogende maatregelen. Uit onderzoek blijkt dat coaching een effectieve manier is om kennis en vaardigheden van de gastouder te verbeteren. Daarbij is het wel van belang dat de coaching ziet op de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan verantwoorde kinderopvang. Het aantal van tien uur is tot stand gekomen op basis van overleg met de sector- en toezichtpartijen. Daarbij is sprake van een afweging tussen een ambitieus aantal uren en de haalbaarheid daarvan voor een gastouder. Met het aantal van tien uur is aangesloten bij de verplichting voor houders van een kindercentrum om coaching te bieden aan pedagogisch medewerkers. De regering is van mening dat gastouders evenveel recht hebben als pedagogisch medewerkers om zich te blijven ontwikkelen.

GGD GHOR en de VNG merken op dat het de voorkeur heeft dat een pedagogisch beleidsmedewerker werkzaam bij een gastouderbureau ook ingezet kan worden voor pedagogische beleidsontwikkeling en niet enkel voor coaching van de gastouder. Voor kindercentra is het verplicht om de pedagogisch beleidsmedewerker in te zetten voor zowel coaching als beleidswerk. Ook gastouderbureaus houden deze mogelijkheid. Bij het opstellen van de verplichte kwaliteitseisen in dit wijzigingsbesluit heeft de regering echter gekozen om de nadruk te leggen op de coaching, omdat hiervan het grootste effect op de kwaliteit wordt verwacht.

De VNG en GGD GHOR zijn van mening dat het doel van coaching nauwer omschreven zou moeten worden in het wijzigingsbesluit, zodat de coaching beperkt blijft tot pedagogische aspecten en niet gaat over veiligheid en gezondheid. De regering houdt vast aan de formulering dat de coaching moet zien op verantwoorde kinderopvang. Dit geeft gastouders en gastouderbureaus de mogelijkheid om gezamenlijk te bezien welke coaching voor de gastouder passend is. Bij de Regeling Wet kinderopvang worden nadere regels gesteld aan de (aantoonbaarheid van de) coaching, bijvoorbeeld door vast te leggen dat gastouderbureau en gastouder hier afspraken over maken.

De VNG verzoekt om nader te specificeren dat de coaching door de gastouder en het gastouderbureau gezamenlijk wordt ingevuld en dat dit ook kan zien op de uitvoering van het pedagogisch werkplan. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de coaching. Deze suggestie is daarbij betrokken.

De VNG verzoekt om nader toe te lichten hoe de verplichting om drie uur coaching aan te bieden zich verhoudt tot de zorgplicht voor gastouderbureaus om per gastouder jaarlijks 16 uur te besteden aan begeleiding en bemiddeling (zoals voorheen opgenomen in het oude artikel 11b, tweede lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang). De regering gaat hier nader op in bij de toelichting van de wijzigingsregeling waarvan dat artikel een onderdeel is.

VNG vraagt aandacht voor de definitie van pedagogisch beleidsmedewerker in de Wet kinderopvang. De formulering hiervan is van belang voor de uitvoerbaarheid van de nieuwe bepalingen over de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker in de gastouderopvang. De gewijzigde definitie van pedagogisch beleidsmedewerker is onderdeel van de wetswijziging.

Verder vraagt de VNG zich af of het wijzigingsbesluit een grondslag bevat om nadere regels te kunnen stellen aan de nieuwe taken van het gastouderbureau bijvoorbeeld ten aanzien van de coaching. De grondslag is zo geformuleerd dat deze mogelijkheid er is.

5.2.7 Achterwacht

Ten aanzien van de achterwacht adviseren VNG en GGD GHOR om de bepaling uit te breiden en «ten minste» toe te voegen aan het zinsdeel: «waarin wordt verstaan». Waardoor er, naar inzicht van beide partijen, ruimte ontstaat om de noodzakelijke achterwachtregeling af te stemmen op de concrete situatie van de gastouder en de samenstelling van de groep en hierover de dialoog te voeren als toezichthouder. De regering gaat hier niet in mee. Een gastouder, gastouderbureau of kindercentrum is verantwoordelijk om verantwoorde kinderopvang en de veiligheid van kinderen te waarborgen. Hierover kan in het toezicht een dialoog worden gevoerd. Voor wettelijke verplichtingen geldt dat zij het minimum vastleggen waaraan (in dit geval) gastouders moeten voldoen. De toevoeging «ten minste» is in die zin overbodig. Daarnaast is de toevoeging in de ogen van de regering onwenselijk, omdat daarmee gesuggereerd zou worden dat de toezichthouder een gastouder kan aanspreken op het niet voldoen aan deze norm, terwijl feitelijk wel wordt voldaan aan de voorgeschreven regeling.

5.2.8 Deskundigheidseisen van de gastouder

Uit de reactie van zowel GGD GHOR als VNG merkt de regering op dat behoefte is aan duidelijkheid over de deskundigheids- en opleidingseisen van de gastouder. Over de invulling hiervan heeft overleg plaatsgevonden met de sector- en toezichtspartijen. Deze deskundigheids- en opleidingseisen worden uitgewerkt in de Regeling Wet kinderopvang.

5.2.9 Maximering aantal gastouderbureaus

Ten aanzien van het maximum aantal gastouderbureaus waar een gastouder bij mag zijn aangesloten merkt de inspectie op dat er geen termijn wordt genoemd hoe lang deze situatie mag duren. Tevens vraagt de inspectie zich af of er voldoende rekening is gehouden met het feit dat een gastouder bij wijzigingen van de bemiddelingsrelatie afhankelijk is van het gastouderbureau en van de gemeente. De regering is van mening dat de bedoeling van de wetgever, namelijk dat de tijdelijke situatie mag bestaan voor de duur van de administratieve en praktische handelingen die in gang gezet moeten worden, voldoende duidelijk is. Zowel voor de gastouder als voor de toezichthouder. Juist het feit dat een gastouder afhankelijk is van het gastouderbureau en van de gemeente voor de termijn waarbinnen kan worden voldaan aan de maximering, is een reden om hier geen harde termijn aan te verbinden.

Zowel VNG als GGD GHOR stellen een kleine tekstuele wijziging voor in het voorgestelde artikel 30, zodat duidelijker wordt dat de tijdelijke uitzondering om bij drie gastouderbureaus aangesloten te zijn ook mogelijk is wanneer er sprake is van een overstap van het eerste gastouderbureau naar een ander gastouderbureau.

De voorgestelde tekst van het artikel leek de suggestie te wekken dat het alleen mogelijk was om vanuit het tweede gastouderbureau een overstap te maken. De formulering van het artikel is aangepast.

5.2.10 Kosten van toezicht en handhaving

GGD GHOR en de VNG geven in hun uitvoeringstoets een inschatting van de financiële gevolgen van het wijzigingsbesluit voor toezicht en handhaving. De regering voegt (zoals reeds beschreven in paragraaf 3.5) hiervoor extra middelen toe aan het gemeentefonds: € 1,4 miljoen voor 2026, € 2,2 miljoen voor 2027 en 2028 en daarna aflopend naar € 1,8 miljoen in 2029 en structureel € 1,7 miljoen vanaf 2030. Deze bedragen zijn tot stand gekomen op basis van een eerdere raming van de VNG en GGD GHOR Nederland. Op het moment van die eerdere raming was nog niet de volledige uitwerking van de maatregelen bekend. De uitvoeringstoets bevat een geactualiseerde raming op basis van de uitgewerkte maatregelen in het wijzigingsbesluit. Dit leidt tot licht hogere bedragen; het verschil bedraagt ongeveer € 300.000 voor 2025 en 2026 en ongeveer € 200.000 structureel vanaf 2027. Dit verschil wordt echter geneutraliseerd doordat in het definitieve wijzigingsbesluit een artikel is geschrapt ten opzichte van het besluit waarop de uitvoeringstoets heeft plaatsgevonden (zie paragraaf 4.3) en er inmiddels minder voorzieningen voor gastouderopvang zijn dan ten tijde van de raming werd uitgegaan. In overleg met GGD GHOR Nederland en de VNG is daarom geconcludeerd om vast te houden aan de hiervoor genoemde bedragen.

5.2.11 Uitvoerbaarheid en gevolgen voor gastouders

GGD GHOR en de VNG maken tot slot opmerkingen over de uitvoerbaarheid en de gevolgen van de maatregelen voor gastouders. Wanneer gastouders niet kunnen of willen voldoen aan de gewenste kwaliteit, kunnen gemeenten voor een dilemma komen te staan, zo stelt de VNG. Vanuit hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kinderopvang hebben zij mogelijk belang bij handhaving van de naleving van de kwaliteitseisen. Handhaving zou voor gemeenten echter niet opportuun zijn vanuit hun bredere verantwoordelijkheid in het sociaal domein en het belang van voldoende (divers) kinderopvangaanbod.

De zorgen betreffen meerdere van de maatregelen. Ten aanzien van de verplichting om de ontwikkeling van kinderen te volgen heeft de regering besloten dit artikel aan te passen, mede naar aanleiding van de internetconsultatie. Dit wordt uitgebreid toegelicht in paragraaf 4.3. Ten aanzien van de overige maatregelen deelt de regering de bezwaren van de VNG en GGD GHOR niet. Bij het ontwikkelen van de maatregelen is rekening gehouden met het beperken van de regeldruk (zie ook paragraaf 3.2), met de uitvoerbaarheid in de praktijk en met het doenvermogen van gastouders en gastouderbureaus. Zo heeft de regering er bijvoorbeeld voor gekozen om de inhoudelijke eisen aan het pedagogisch werkplan beperkt te houden. Mede met het oog op de uitvoerbaarheid is tijdens het traject uitgebreid gesproken met gastouders, gastouderbureaus en brancheorganisaties. En ook met GGD GHOR Nederland, de VNG en individuele GGD-toezichthouders en gemeenteambtenaren. Veel gastouderbureaus en gastouders voldoen in de praktijk al aan (een deel van) de maatregelen, zo blijkt uit deze gesprekken en uit de internetconsultatie.

De VNG merkt op dat niet duidelijk is wat de voorgestelde maatregelen (zoals het verhogen van de kennis van gastouders door coaching en permanente educatie en het opstellen van een werkplan) bijdragen aan de kwaliteit voor het kind. De voorgestelde maatregelen sluiten aan bij ideeën en wensen die door de brancheorganisaties, GGD GHOR en de VNG zijn uitgesproken in de overleggen en eerder door deze partijen zijn opgeschreven in diverse beleidsvisies en rapporten. Een van de aanleidingen voor de start van het verbetertraject (waar de wetswijziging en dit wijzigingsbesluit het resultaat van zijn) is het rapport waarin de inspectie constateert dat het huidige kwaliteitskader niet voldoet om middels toezicht en handhaving de kwaliteit te waarborgen. Deze conclusie heeft de inspectie getrokken op basis van toezichtdata en van vragenlijsten onder GGD’en en gemeenten. De regering acht het daarom nodig om de kwaliteitseisen voor gastouderopvang aan te scherpen, teneinde de kwaliteit beter te waarborgen en waar nodig te verhogen. Het belang van de kwaliteit en veiligheid voor kinderen staat voor de regering voorop. Helaas kan niet volledig worden uitgesloten dat sommige gastouders niet kunnen of willen voldoen aan de nieuwe kwaliteitseisen. Bij dit pakket aan maatregelen is afgewogen dat dit aantal echter tot een minimum wordt beperkt, zoals reeds uitgebreider beschreven in paragraaf 4.6. Zodat zoveel mogelijk gastouders, ouders en kinderen profiteren van kwalitatief goede gastouderopvang.

VNG en GGD GHOR brengen hun zorgen over de uitvoerbaarheid van de maatregelen mede in relatie tot het feit dat de regering er niet voor kiest om het minimale opleidingsniveau van gastouders generiek te verhogen naar MBO niveau 3. Een deel van de taken en bevoegdheden van gastouders, die in dit wijzigingsbesluit voorliggen, achten GGD’en niet passend bij het huidige opleidingsniveau (MBO niveau 2). De regering realiseert zich dat er een verschil in opleidingsniveau kan zijn tussen gastouders en pedagogisch medewerkers in de dagopvang of bso. Echter in het rapport van LKK uit 2023 komt het opleidingsniveau niet naar voren als voorspeller voor de kwaliteit van de opvang die geleverd wordt. In de groep met best presterende gastouders zijn ook gastouders met het minimale opleidingsniveau van MBO niveau 2. Bovendien zou het generiek verhogen van de opleidingseis naar minimaal MBO niveau 3 forse impact hebben op het aantal gastouders en daarmee op het aanbod van kinderopvang, waar naast de brancheorganisaties ook de VNG voor waarschuwt. Mede naar aanleiding van het advies van ATR, waar VNG ook naar verwijst, is paragraaf 3.2.2. aangevuld.

5.3 Besluit registers

DUO, de inspectie, GGD GHOR en de VNG hebben gereageerd op de wijziging van artikel 9 van het Besluit registers, om het adres van de voorziening voor gastouderopvang, voor zover dat het woonadres van de vraagouder betreft, in het LRK niet meer openbaar te maken.

VNG en GGD GHOR geven aan dat het doel van het register, zoals verwoord in artikel 2, vierde lid, van het Besluit registers, om ouders te informeren over de kwaliteit van de kinderopvang en het recht op kinderopvangtoeslag, niet wordt bereikt als de LRK-gegevens van vraagouders niet meer openbaar zijn. Deze zorgen heeft de regering in haar afweging meegenomen.

Het niet meer zichtbaar maken van persoonsgegevens betreft het adres van de vraagouder(s). Het blijft voor ouders mogelijk alle kinderopvangvoorzieningen in een gemeente te vinden in het LRK met de daarbij behorende inspectierapporten. Ouders kunnen op basis van de naam en/of het registratienummer van de kinderopvangvoorziening ook het bijbehorende inspectierapport vinden.

De inspectie, GGD GHOR en de VNG zien bij deze wijziging een knelpunt met betrekking tot de intentie van artikel 2, zesde lid, van het Besluit registers. Zij vinden dat omwonenden, betrokkenen of instanties niet meer kunnen nagaan of een bepaalde opvang op een woonadres is geregistreerd, hetgeen gevolgen kan hebben voor eventuele signalen over de kwaliteit van de kinderopvang. Dit heeft de regering als afweging meegenomen. Voor de kwaliteit van kinderopvang is primair het toezicht door de GGD van belang. Signalen van omwonenden en betrokkenen die betrekking hebben op kinderen, al dan niet in kinderopvang, kunnen worden doorgegeven aan betrokken instanties zoals de politie, gemeente of GGD.

De VNG adviseert de term vraagouder, in artikel I, onderdeel A, van dit wijzigingsbesluit te wijzigen in «ouder». Vraagouder is een ouder die kinderopvang vraagt die geboden wordt door een gastouder. De term «vraagouder» is eerder gedefinieerd in het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en die definitie is in dit wijzigingsbesluit overgenomen.

DUO merkt op dat in het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK) vraagouders ook zichtbaar zijn en dat voor deze vraagouders dezelfde privacyregels van toepassing zijn. De regering wenst dit punt nader te bestuderen en eventueel mee te nemen in een volgende wijziging van het Besluit registers.

De inspectie geeft aan dat vertrouwensinspecteurs LRK-data van DUO ontvangen. De leveringen aan de vertrouwensinspecteur worden niet geraakt door dit wijzigingsbesluit.

De inspectie merkt terecht op dat in het LRK wordt vooruitgelopen op dit wijzigingsbesluit, door per 3 juli 2024 de adressen van vraagouders niet meer zichtbaar te maken. Het niet meer zichtbaar maken van adressen van vraagouders is een gevolg van de interpretatie van bestaande privacy wet- en regelgeving. De privacy van vraagouders weegt zodanig dat de regering heeft gekozen om de adressen niet meer zichtbaar te maken voor ouders, vooruitlopend op dit wijzigingsbesluit.

Hoofdstuk 6. Resultaten voorhangprocedure

Een ontwerp van dit wijzigingsbesluit is op 7 juni 202337 aangeboden aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer voor de op grond van artikel 3.4 van de Wet kinderopvang voorgeschreven voorhangprocedure van vier weken. Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Eerste Kamer zijn vragen gesteld door de leden van de BBB-fractie.38

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer heeft het ontwerpbesluit betrokken bij de plenaire wetsbehandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen gastouderopvang op 11 en 25 september 2024.39

De schriftelijke vragen en de plenaire behandeling hebben geleid tot enkele tekstuele aanpassingen van het ontwerpbesluit. Dit betreft paragraaf 2.1 waarin de volgorde van de aanleiding is gewijzigd en enkele cijfers over toezicht zijn toegevoegd om de aanleiding te verduidelijken. Daarnaast zijn er nog enkele zinnen in paragraaf 2.2.3 gewijzigd om de aanleiding van het pedagogisch werkplan en de maatregel dat de gastouder de ontwikkeling van het kind moet volgen te verduidelijken. Er is aangevuld dat de introductie van het pedagogisch werkplan past bij de autonomie van de gastouder als verantwoordelijke om verantwoorde kinderopvang te bieden. Er is verduidelijkt dat het volgen van de ontwikkeling van het kind als doel heeft de ontwikkeling van het kind te stimuleren en dat dit volgen vormvrij kan.

In de schriftelijke vragen en de plenaire behandeling zijn geen specifieke vragen gesteld over maatregelen uit dit wijzigingsbesluit. Wel is tijdens de plenaire behandeling een amendement40 aangenomen om de leeftijd van de eigen kinderen van de gastouder die meetellen voor het aantal op te vangen kinderen te wijzigen van 10 naar 8 jaar. Dit heeft geleid tot aanpassing van artikel 28 van het Besluit kwaliteit kinderopvang in dit wijzigingsbesluit. Ook zijn tijdens de plenaire behandeling vragen gesteld over de extra kosten die gastouders maken, over de uitvoerbaarheid van de maatregelen en zijn er zorgen geuit dat de nieuwe maatregelen leiden tot extra uitstroom van gastouders. Ook zijn er drie moties aangenomen.41 De motie van de leden Welzijn (NSC), Van der Plas (BBB) en Van Dijk (CDA) verzoekt de regering om in overleg met betrokken brancheorganisaties en de GGD met een plan van aanpak te komen om de regeldruk in de kinderopvang en meer specifiek in de gastouderopvang te verlagen. Daarmee raakt deze motie aan de wet- en regelgeving in de gastouderopvang. Dit heeft niet geleid tot aanpassing in dit wijzigingsbesluit, maar dit is wel meegenomen in de uitwerking van kwaliteitseisen in de Regeling Wet kinderopvang. In de wijzigingsregeling zijn enkele kwaliteitseisen gewijzigd om de regeldruk te verminderen. In de Kamerbrief van april 2025 heeft de regering beschreven hoe uitvoering is gegeven aan deze motie.42 De andere twee moties raken niet aan wet- en regelgeving maar gaan over twee lopende onderzoeken. Namelijk het onderzoek naar de kostprijs van kinderopvang, waaronder gastouderopvang en het onderzoek naar redenen van uitstroom van gastouders.

De leden van de BBB-fractie in de Eerste Kamer hebben vragen gesteld over de inwerkingtredingsdatum van het wijzigingsbesluit. Met sector- en toezichtspartijen is gesproken over de inwerkingtreding van de maatregelen. Een gedeelde conclusie is dat de sector circa 12 maanden de tijd nodig heeft om het gehele pakket aan kwaliteitsmaatregelen in te voeren. Tijdens de plenaire behandeling is toegezegd dat de sector circa 12 maanden implementatietijd krijgt na publicatie van de wet.

Ook hebben deze leden vragen gesteld over de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en de kosten van de voorgestelde maatregelen. Bij de handhaafbaarheid wijzen zij onder andere op de uitvoeringstoets van de VNG. In de beantwoording is aangegeven dat de VNG niet zozeer de handhaafbaarheid van de eisen ter discussie stelt in haar uitvoeringstoets, maar dat VNG zich zorgen maakt over de uitvoerbaarheid van deze maatregelen door gastouders. Bij de uitwerking van deze maatregelen is zorgvuldig rekening gehouden met de uitvoerbaarheid door gastouders. Hier is tijdens het traject ook uitvoerig over gesproken met gastouders, gastouderbureaus en sector- en toezichtspartijen.

Hoofdstuk 7. Inwerkingtreding

Gezamenlijk met de sector- en toezichtspartijen zijn afspraken gemaakt over de voorbereidingstijd die de sector nodig heeft voor inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Beoogd wordt om de meeste bepalingen van dit wijzigingsbesluit vanaf 1 juli 2026 in werking te laten treden. Enkel Artikel III, onderdelen A, onder 2, en C, treedt op een eerder moment in werking, omdat die wijziging een bestaande praktijk vastlegt (zie verder artikelsgewijs deel, onder Artikel IV).

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (Wijziging Besluit kwaliteit kinderopvang)

Onderdeel A

Met dit onderdeel is het begrip «vraagouder» uit artikel 1 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang overgeheveld naar artikel 1 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Dat geldt niet voor de begrippen «bemiddelingsmedewerker» en «groep», die eveneens waren opgenomen in het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Het begrip «bemiddelingsmedewerker» is middels de wetswijziging van de Wet kinderopvang gedefinieerd en geldt daarmee ook voor de onder die wet vallende besluiten en ministeriële regelingen. In het Besluit kwaliteit kinderopvang worden voor de dagopvang en de bso de begrippen «stamgroep» en «basisgroep» gebruikt. Het algemenere «groep» voor de gastouderopvang past daarnaast niet goed. Bovendien werd dat begrip in de artikelen weinig gebruikt. Er is daarom voor gekozen in het betreffende artikel (artikel 26 van het Besluit kwaliteit kinderopvang) duidelijk te maken om welke groep het gaat.

Onderdelen B tot en met E

Onderdeel B voorziet erin dat de pedagogische doelen ten aanzien van verantwoorde kinderopvang, zoals gedefinieerd in de Wet kinderopvang, in artikel 2 generiek voor alle opvangvormen gaan gelden, dus ook voor gastouderopvang. De pedagogische doelen zijn daarom verplaatst naar de algemene bepalingen opgenomen in hoofdstuk 1 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. In samenhang daarmee is het begrip «verantwoorde kinderopvang» in artikel 2 en ook in hoofdstuk 2 doorgevoerd in de artikelen 3 en 12, en is artikel 11 vervallen (onderdelen C tot en met E).

Onderdeel F en G

Met de onderdelen F en G zijn de geldende bepalingen uit het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang overgeheveld naar het Besluit kwaliteit kinderopvang en in hoofdstuk 3 geplaatst, waarbij de nog bestaande overgangs- en slotbepalingen in een nieuw hoofdstuk 4 zijn ondergebracht. De volgorde van de bepalingen is aangepast en in overeenstemming gebracht met die van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Voor zover de artikelen worden aangepast wordt dat hieronder toegelicht.

Artikel 20

De eisen aan het pedagogisch beleidsplan, zoals eerder opgenomen in artikel 11 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, zijn in dit nieuwe artikel uitgebreid met de zorgplicht van gastouderbureaus voor verantwoorde kinderopvang door gastouders, de begeleiding van de gastouders bij het volgen van de ontwikkeling van het kind en de invulling aan de coaching van de gastouders door de pedagogisch beleidsmedewerker.

Artikel 21

De nadere eisen ten aanzien van de risico-inventarisatie uit artikel 7 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang zijn overgeheveld naar artikel 21 van het Besluit kwaliteit kinderopvang en verduidelijkt. Nieuw is de eis dat de inventarisatie niet jaarlijks, maar ten minste jaarlijks geschiedt. Een melding van een gastouder over een verandering in de voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in artikel 27, derde lid, kan aanleiding zijn om binnen het jaar een nieuwe risico-inventarisatie uit te voeren.

Ter verduidelijking is het onderzoek naar de risico’s, de inventarisatie zelf, onderscheiden van het geschrift waarin de geconstateerde risico’s worden beschreven; voor dat laatste wordt de term risico-inventarisatiedocument gebruikt. Tevens wordt niet langer verwezen naar een origineel van het risico-inventarisatiedocument, maar slechts naar een exemplaar, nu dit document veelal digitaal wordt bewaard. Verduidelijkt is in het vierde lid dat het gastouderbureau zorg moet dragen voor de aanwezigheid van dat risico-inventarisatiedocument in de administratie en in het zesde lid dat dit document in te zien is door vraagouders. De grondslag voor nadere eisen aan de risico-inventarisatie is veralgemeniseerd en verplaatst naar artikel 24. Zie hieronder de toelichting op dat artikel.

Artikel 23

In het nieuwe artikel 23 zijn met betrekking tot de nieuwe pedagogisch beleidsmedewerkers de taken ten aanzien van het coachen van gastouders opgenomen. De opleidingseisen worden bij de Regeling Wet kinderopvang bepaald. Zie ook de toelichting op artikel 24.

Artikel 24

De grondslagen om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen aan de kwaliteitseisen aan gastouderbureaus en de zorgplicht van gastouderbureaus voor de gastouderopvang, zijn verplaatst naar het slot van de paragraaf en veralgemeniseerd. De grondslag is daarmee robuuster en omvat alle in de artikelen 1.56 en 1.56b van de Wet kinderopvang bedoelde kwaliteitseisen, waaronder ook specifieke onderdelen waarvan de grondslag voorheen in het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang was opgenomen, zoals het voeren van gesprekken met gastouders en vraagouders en de nadere eisen aan de risico-inventarisatie. De grondslag is in het nieuwe artikel 24 ten opzichte van de eerdere grondslagen uitgebreid met de zorgplicht ten aanzien van (de nieuwe eisen aan) verantwoorde kinderopvang, alsmede met de opleidingseisen aan pedagogisch beleidsmedewerkers.

Artikel 25

Met dit nieuwe artikel 25 zijn de deskundigheidseisen aan de gastouder, zoals deze in artikel 13 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang stonden, aangescherpt. Nieuw zijn de eisen ten aanzien van permanente educatie en coaching. De aangescherpte eisen aan de gastouderopvang zelf zijn opgenomen in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Onderdeel a van het eerste lid van het voorheen geldende artikel 13 van het eerstgenoemde besluit komt daarom in het nieuwe artikel 25 niet terug. De voorheen in het tweede lid van artikel 13 opgenomen opleidingseisen worden, in lijn met de opleidingseisen die gesteld worden aan beroepskrachten in de kinderopvang, gedelegeerd naar regelingsniveau. Het tweede lid van artikel 25 bepaalt daarom slechts dat gastouders over een passende opleiding moeten beschikken, alsmede gekwalificeerd zijn voor het bieden van eerste hulp aan kinderen. De formulering van de laatstgenoemde eis is in lijn gebracht met die van artikel 4, vijfde lid, (dagopvang) en artikel 13, vierde lid, (buitenschoolse opvang) van het Besluit kwaliteit kinderopvang. De grondslag om bij ministeriële regeling (nadere) deskundigheids-, opleidings- en kwalificatie-eisen te stellen is opgenomen in een algemenere grondslagbepaling aan het slot van de paragraaf, in het nieuwe artikel 30a.

Artikel 26

In het nieuwe artikel 26 zijn de nieuwe eisen opgenomen ten aanzien van het door de gastouder op te stellen werkplan. Zie voor een toelichting op deze nieuwe eisen paragraaf 2.2.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 27

In artikel 27 zijn de eisen uit het oude artikel 12 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang ten aanzien van veiligheid en gezondheid opgenomen en op onderdelen aangevuld. In het eerste lid is verduidelijkt dat de gastouder verantwoordelijk is voor de aanwezigheid op het adres van de voorziening voor gastouderopvang van een risico-inventarisatiedocument. Nieuw is de eis in het derde lid dat de gastouder elke verandering in de voorziening voor gastouderopvang die tot een nieuwe risico-inventarisatie zou kunnen leiden moet doorgeven aan het gastouderbureau. Tevens zijn enkele eisen uit de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang overgeheveld naar dit artikel. Het gaat om het tijdig treffen van de maatregelen uit het plan van aanpak, alsmede om de nadere invulling van de achterwachtregeling. De achterwachtregeling wordt daarbij uitgebreid naar alle gastouders, ongeacht het aantal opgevangen kinderen.

Artikel 28 en 29

In de artikelen 28 (groepsgrootte) en 29 (eisen aan de ruimtes) zijn eisen uit de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang overgeheveld naar dit besluit. Ten aanzien van kindercentra en bso zijn deze eisen eveneens in het Besluit kwaliteit kinderopvang opgenomen. Het in hoofdstuk 6 genoemde amendement tot verlaging van de leeftijd waarop eigen kinderen van de gastouder nog meetellen voor het maximum aantal op te vangen kinderen, van 10 naar 8 jaar, is in artikel 28 van het Besluit kwaliteit kinderopvang doorgevoerd.

Voor wat betreft artikel 29, tweede lid, onderdeel c, geldt dat dit onderdeel iets anders is geformuleerd ten opzichte van het voorheen geldende artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Daarin stond dat de voorziening voor gastouderopvang te allen tijde rookvrij is. In de huidige bepaling staat dat de voorziening voor gastouderopvang rookvrij is, ook als er geen kinderen worden opgevangen. Deze nieuwe formulering is gekozen om te verduidelijken dat de voorziening voor gastouderopvang niet alleen rookvrij moet zijn tijdens opvanguren, maar ook daarbuiten. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel 30

Artikel 30 bevat een nadere regeling voor de tijdelijke uitbreidingsmogelijkheid van twee naar drie gastouderbureaus waarbij de gastouder per voorziening voor gastouderopvang mag zijn aangesloten, waarvoor de Wet kinderopvang in artikel 1.56c, tweede lid, een grondslag biedt. Een tijdelijke uitbreiding is toegestaan indien dat het gevolg is van een overstap naar een ander gastouderbureau die in gang is gezet maar nog niet is afgerond.

Artikel 30a

De grondslag voor het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling aan de kwaliteitseisen, waaronder deskundigheids-, opleidings- en kwalificatie-eisen, aan gastouders en aan voorzieningen voor gastouderopvang is aan het slot van de paragraaf opgenomen en veralgemeniseerd, zoals dat ook in de paragraaf betreffende de kwaliteitseisen aan en zorgplichten van gastouderbureaus is gebeurd. De specifieke grondslagen, zoals deze oorspronkelijk in de artikelen waren opgenomen, zijn daaruit geschrapt. Toegevoegd is een grondslag om organisaties aan te wijzen die belast zijn met de uitvoering van waardering van bewijsstukken die behaald zijn buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waaruit blijkt dat een gastouder voldoet aan de in onderdeel a bedoelde eisen.

Als gevolg van het opnemen van opleidingseisen op het niveau van ministeriële regeling, is ook de overgangsbepaling, zoals deze was opgenomen in artikel 17 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, niet in het Besluit kwaliteit kinderopvang overgenomen. De overgangsbepaling wordt op het niveau van ministeriële regeling geregeld.

Onderdeel H

In artikel 32a is de nieuwe grondslag voor de tijdelijke uitbreiding van twee naar drie gastouderbureaus toegevoegd. Zie ook onderdeel G, artikel 30.

Artikel II (Intrekken Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang)

Het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang is ingetrokken als gevolg van het opnemen van de artikelen uit dat besluit in het Besluit kwaliteit kinderopvang en de Regeling Wet kinderopvang.

Artikel III (Wijziging Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang)

Onderdelen A en C

In artikel 1 van het Besluit registers is de begripsomschrijving van «aantal kindplaatsen» gewijzigd. Deze wijziging is het gevolg van het eerdergenoemde amendement,43 waarmee de leeftijd van de eigen kinderen van de gastouder die meetellen voor het aantal op te vangen kinderen is gewijzigd van een leeftijd tot 10 jaar naar een leeftijd tot 8 jaar. Het amendement heeft geleid tot aanpassingen in de begripsomschrijving van «gastouderopvang» in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en tot een wijziging van artikel 28 van dit besluit. Artikel 1 van het Besluit registers is daarmee nu in lijn gebracht.

Met de wijziging van artikel 9 van het Besluit registers is geregeld dat het woonadres van vraagouders, tevens zijnde een voorziening voor gastouderopvang, niet zichtbaar wordt gemaakt in het LRK. Daartoe is in artikel 1 de begripsbepaling «vraagouder» opgenomen, die gelijk is aan de begripsbepaling van vraagouder, zoals opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Onderdeel B

De wijzigingen van artikel 5 hangen samen met het intrekken van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en de opname van de bepalingen betreffende gastouderopvang in het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Artikel IV Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2026, met uitzondering van artikel III, onderdelen A, onder 2, en C. Met de laatstgenoemde onderdelen wordt het Besluit registers gewijzigd en wordt daarmee vastgelegd dat het adres van de voorziening voor gastouderopvang, voor zover dat het woonadres van de vraagouder betreft, en dat is opgenomen in het LRK, niet langer door een ieder kan worden geraadpleegd. Omdat al in de praktijk het woonadres van vraagouders, tevens zijnde een voorziening voor gastouderopvang, niet zichtbaar is gemaakt in het LRK, is deze wijziging voorzien op 1 januari 2026.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Bijlage 1 behorende bij de nota van toelichting van het besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang en tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang in verband met het afschermen van het woonadres van vraagouders in het landelijk register kinderopvang

Transponeringstabel nieuwe bepalingen Besluit kwaliteit kinderopvang naar oude bepalingen Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Besluit kwaliteit kinderopvang

(nieuw)

Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (oud)

Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (oud)

Artikel 1

Artikel 1 (deels)

Artikel 2

Artikel 3 t/m 19b

Artikel 20

Artikel 11

Artikel 21

Artikel 7

Artikel 22

Artikel 8

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 7, zesde lid, en artikel 9

Artikel 25

Artikel 13 (deels)

Artikel 26

Artikel 27, eerste lid

Artikel 12, eerste lid

Artikel 27, tweede lid

Artikel 11, tweede lid

Artikel 27, derde lid

Artikel 27, vierde lid

Artikel 12, tweede lid

Artikel 12

Artikel 28

Artikel 13

Artikel 29, eerste lid

Artikel 15, eerste lid

Artikel 29, tweede en derde lid

Artikel 14

Artikel 30

Artikel 30a

Artikel 31 tot en met 34

Bijlage 2 behorende bij de nota van toelichting van het besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang en tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang in verband met het afschermen van het woonadres van vraagouders in het landelijk register kinderopvang

Transponeringstabel oude bepalingen Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang naar nieuwe bepalingen Besluit kwaliteit kinderopvang

Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

(oud)

Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (oud)

Besluit kwaliteit Kinderopvang (nieuw)

Artikel 1 (deels)

 

Artikel 1

Artikel 7

 

Artikel 21 (aangepast) en artikel 24 (aangepast)

Artikel 8

 

Artikel 22

Artikel 9

 

Artikel 24 (aangepast)

Artikel 11

 

Artikel 20 (aangepast)

Artikel 12

Artikel 11, tweede lid, artikel 12

Artikel 27 (aangepast)

Artikel 13 (deels)

 

Artikel 25 (aangepast)

 

Artikel 13

Artikel 28 (aangepast)

Artikel 15, eerste lid

 

Artikel 29, eerste lid (aangepast)

 

Artikel 14

Artikel 29, tweede lid

Artikel 16

 

Vervallen

Artikel 17

 

Naar Regeling Wet kinderopvang

Artikel 18

 


X Noot
1

Conform artikel 1.49, eerste lid, en artikel 1.56b, eerste lid, van de Wet kinderopvang.

X Noot
2

Stb. 2017, 251.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 414.

X Noot
4

LKK 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 410).

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 491.

X Noot
6

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
7

De analyse is gebaseerd op en bevat individuele casussen, die mogelijk herleidbaar zijn naar individuele personen. Om deze reden is de analyse niet openbaar.

X Noot
8

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 508.

X Noot
9

Kamerstukken II 2016/17, 34 597, nr. 3.

X Noot
10

Riksen-Walraven, M. (2000), Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang (oratie), Amsterdam, Vossiuspers AUP. Zie verder Singer, E. en Kleerekoper L. (2009), Pedagogisch kader kindercentra 0–4 jaar, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen; Schreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., Hoex, J., (2011), Pedagogisch Kader Kindercentra 4–13 jaar, Reed Business, Amsterdam.

X Noot
11

Kok, L., Schwartz, T. & Koeman, N. (2022). Evaluatie Wet IKK. SEO-rapport 2022-32. Amsterdam: SEO.

X Noot
12

Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat coaching on the job een positief effect heeft op de pedagogische doelen (Fukkink, R. G., & Tavecchio, L. W. (2010). Effects of video interaction guidance on early childhood teachers. Teaching and Teacher Education, 26(8), 1652–1659; Moreno, A. J., Green, S., & Koehn, J. (2015). The effectiveness of coursework and onsite coaching at improving the quality of care in infant–toddler settings. Early Education and Development, 26(1), 66–88).

X Noot
13

Kok, L., Schwartz, T. & Koeman, N. (2022). Evaluatie Wet IKK. SEO-rapport 2022-32. Amsterdam: SEO.

X Noot
14

Slot, P. (2018). Early childhood education and care in the Netherlands: A shift towards an integrated system aimed at enhancing children's development and learning.

X Noot
15

LKK, Verschillen in kwaliteit tussen gastouders Een typologische verkenning. Gecombineerde metingen 2017–2019 (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 491).

X Noot
16

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

X Noot
17

Kamerstukken II 2023/24, 36 513, nr. 9.

X Noot
18

Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 554.

X Noot
19

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8881.

X Noot
20

Op grond van artikel 3.4 van de Wet kinderopvang wordt een voordracht voor onder andere een krachtens artikel 1.50, tweede lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

X Noot
21

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 491.

X Noot
22

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
24

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
25

LKK 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 508).

X Noot
26

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020.

X Noot
28

Deze doelen staan al sinds 2005 centraal in de kinderopvang (ook in de gastouderopvang). Later, met de invoering van de Wet IKK, hebben deze een stevigere plek in de wet- en regelgeving gekregen voor dagopvang en buitenschoolse opvang.

X Noot
29

Fukkink, R. G., & Tavecchio, L. W. (2010). Effects of video interaction guidance on early childhood teachers. Teaching and Teacher Education, 26(8), 1652-1659; Moreno, A. J., Green, S., & Koehn, J. (2015). The effectiveness of coursework and onsite coaching at improving the quality of care in infant–toddler settings. Early Education and Development, 26(1), 66–88.

X Noot
30

Kok, L., Schwartz, T. & Koeman, N. (2022). Evaluatie Wet IKK. SEO-rapport 2022-32. Amsterdam: SEO.

X Noot
31

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

X Noot
32

Slot, P. (2018). Early childhood education and care in the Netherlands: A shift towards an integrated system aimed at enhancing children's development and learning.

X Noot
33

Kamerstukken II 2023/24, 36 513, nr. 5.

X Noot
34

Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 569.

X Noot
35

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020.

X Noot
36

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020.

X Noot
37

Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. H.

X Noot
38

Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 1.

X Noot
39

Handelingen TK 2023/24, nr. 97, items 11 en 13.

X Noot
40

Kamerstukken II 2023/24, 36 513, nr. 9.

X Noot
41

Kamerstukken II 2024/25, 36 512, nr. 16, nr. 17 en nr. 18.

X Noot
42

Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 554.

X Noot
43

Kamerstukken II 2023/24, 36 513, nr. 9.

Naar boven