31 322 Kinderopvang

Nr. 410 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2020

In Nederland gaan meer dan 800.000 kinderen naar de kinderopvang. Dat kan een kinderdagverblijf zijn, maar ook een gastouder of buitenschoolse opvang. Ouders moeten er op kunnen vertrouwen dat hun kind daar veilig is en dat de opvang van voldoende kwaliteit is en een stimulerende omgeving biedt waar het kind kan groeien in de ontwikkeling. Ik vind het belangrijk om inzicht te krijgen in die factoren die de kwaliteit van de opvang bepalen. Daarom laat ik jaarlijks in het kader van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) een meting verrichten die de kwaliteit in de kinderopvang in Nederland toetst.

Hierbij bied ik u het rapport aan die de resultaten van de gecombineerde metingen in 2017, 2018 en 2019 bevat1. Het laat wederom een overwegend positief beeld zien van de kwaliteit van kinderopvang in Nederland. Het rapport geeft ook een trendanalyse over afgelopen 25 jaar en daaruit blijkt dat de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang de afgelopen jaren sterk is toegenomen en nu tot de beste in Europa behoort.

In deze brief geef ik een toelichting op het rapport en daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: de representativiteit van het onderzoek en de werving van gastouders daarbij, de resultaten van de metingen 2017–2019 in alle opvangsoorten inclusief het internationale perspectief, een trendanalyse en de verklarende analyse van factoren die bijdragen aan de kwaliteit van de gastouderopvang.

Representativiteit

Het rapport bevat de resultaten van de gecombineerde metingen in 2017, 2018 en 2019 en is daarmee gebaseerd op de totale gecombineerde steekproef uit deze jaren. Door de steekproef van deze jaren bij elkaar te nemen worden de resultaten steeds robuuster. De totale gecombineerde steekproef over genoemde jaren bestaat uit 425 onderzoekseenheden, verdeeld over de vier verschillende opvangvormen (kinderdagopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang). De steekproeftrekking is zodanig uitgevoerd dat een representatieve spreiding over regio’s, de mate van stedelijkheid en grootte van opvanglocaties gegarandeerd is.

De respons van de peuteropvang is in de jaren 2017–2019 gelijk gebleven en in de kinderdagopvang en buitenschoolse opvang is de respons in de jaren teruggelopen. Het vermoeden bestaat dat de invoering van de wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) hier invloed op hebben gehad. De invoering van de Wet IKK heeft van de kinderopvangorganisaties tijd en inspanningen gevergd, waardoor het meewerken aan een kwaliteitsmeting als extra belasting kan worden gezien. Daarnaast hebben de onderzoekers gemerkt dat kinderopvangorganisaties in het licht van de AVG voorzichtig zijn met het toelaten van observatoren op de groep en het filmen van kinderen en pedagogisch medewerkers, ook omdat dit (extra) communicatie en informatievoorziening naar ouders met zich brengt om toestemming te verkrijgen. Overigens geven de redenen om af te zien van deelname aan de kwaliteitsmeting geen aanleiding te concluderen dat de positieve respons in de kinderdagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang sterk vertekend is. De steekproeven van deze opvangsoorten kunnen daarom als representatief worden gezien.

Werving gastouders

Vanwege de moeizame werving van gastouders in voorgaande jaren hebben de onderzoekers nagedacht over alternatieve manieren van dataverzameling. Daarbij is de wervingsprocedure en kwaliteitsmeting voor gastouders is minder intensief en laagdrempeliger gemaakt. De filmopnamen van kinderen en gastouders, die als vrij indringend werden ervaren, zijn in de laatste meting achterwege gelaten en er is voor gekozen om alleen ter plekke observaties uit te voeren. Met deze maatregelen is de positieve respons gestegen, maar ligt nog steeds lager dan in andere opvangsoorten. De steekproef onder gastouders kan daarom helaas niet als representatief voor de sector worden gezien.

Kwaliteit Nederlandse kinderopvang 2017–2019

Bij kwaliteit van de kinderopvang gaat het om emotionele kwaliteit en educatieve kwaliteit. Emotionele kwaliteit bestaat uit de sfeer op de groep, de sensitiviteit van de medewerkers, aandacht voor het kindperspectief en de begeleiding van het gedrag van kinderen. Educatieve kwaliteit bestaat uit het faciliteren van exploratie en het ondersteunen van de taalontwikkeling, begripsontwikkeling, redenering en kennis van de wereld van kinderen.

Uit de gecombineerde metingen van 2017, 2018 en 2019 komt een overwegend positief beeld naar voren. De gemiddelde emotionele kwaliteit is in alle opvangsoorten voldoende tot goed. De gemiddelde educatieve kwaliteit is lager dan de emotionele kwaliteit, maar gemiddeld voldoende. Het pedagogische klimaat is in alle opvangsoorten als overwegend positief affectief en inclusief2 te karakteriseren. Uit de metingen komt naar voren dat het welbevinden3 van de kinderen in alle opvangsoorten hoog is.

Omdat er tussen en binnen de opvangsoorten relatief kleine verschillen zijn, wijst dit op een sterk verankerd model in de Nederlandse kinderopvang. In alle opvangsoorten, en met name binnen de buitenschoolse opvang, is ruimte voor verbetering ten aanzien van de educatieve kwaliteit door het bieden van een breder aanbod, zoals op het gebied van creatieve en muzikale vorming, wetenschap en technologie en burgerschapsvorming.

Het rapport gaat ook in op de kwaliteit ervaren door pedagogisch medewerkers en gastouders. Hun werkbeleving is overwegend (zeer) positief en de ervaren werkstress is in het algemeen laag, maar varieert binnen de opvangsoorten, wat er op duidt dat deze conclusie niet voor alle groepen binnen de opvangsoort geldt. In het kader van professionalisering zou het aanbod van activiteiten (zoals cursusaanbod, teamoverleg) frequenter kunnen.

Kwaliteit Nederlandse kinderopvang in internationaal perspectief

De metingen uit 2017–2019 kunnen met gegevens vergeleken worden die internationaal beschikbaar zijn over de opvang van peuters (kinder- en peuteropvang samen). De Nederlandse kinderopvang scoort in het algemeen hoger dan andere landen in Europa (waaronder Noorwegen), de Verenigde Staten en Australië. Ook blijkt dat de kinderopvang in Nederland op emotionele en educatieve kwaliteit gemiddeld hoger scoort dan in Vlaanderen, twee deelstaten in Duitsland, Portugal en Zwitserland. Op emotioneel vlak scoort Nederland even hoog als in Finland, maar op educatief vlak lager. De emotionele kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang is iets lager dan in Denemarken, maar de educatieve kwaliteit is aanmerkelijk hoger. Wat opvalt in Nederland is dat dat de spreiding rondom het gemiddelde het laagst is en er dus minder kwaliteitsverschillen tussen groepen zijn.

Trendanalyse: kwaliteit Nederlandse kinderopvang door de jaren heen

Naast de resultaten van de metingen over de afgelopen drie jaren, geeft het LKK-rapport een analyse van de ontwikkelingen in kwaliteit van kinderdagopvang in Nederland over de afgelopen 25 jaar (eerste meting in 1995). Voor peuteropvang en buitenschoolse opvang kan een analyse over de laatste acht jaar gegeven worden omdat eerder geen systematische onderzoeken hebben plaatsgevonden. Voor gastouders is vanwege onvoldoende gegevens nog geen trendanalyse mogelijk.

In 1995 was de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang goed, vooral op het gebied van de inrichting van ruimtes, meubilering en de algehele interactiekwaliteit. Een meting in 2001 laat een kwaliteitsdaling zien, vooral met betrekking tot het taalaanbod en materialen en het activiteitenaanbod. De sterke expansie van het aantal kindplaatsen in deze periode wordt als mogelijke verklaring voor de kwaliteitsdaling genoemd.

Vanaf 2008 is er op meerdere fronten weer een stijging te zien: zowel op de kwaliteit van de inrichting en ruimtes als op de interacties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. Daarbij is ook te zien dat de algehele kwaliteit stijgt: er zijn meer voldoendes en minder onvoldoendes. De huidige kwaliteit van de kinderopvang bevindt zicht nu boven het hoge niveau van 1995.

In 2011 is voor het eerst een kwaliteitsmeting gedaan in de buitenschoolse opvang. Er is weinig verschil in kwaliteit tussen 2011 en 2017–2019. Wat duidelijk wordt, is dat de buitenschoolse opvang een basisactiviteitenaanbod biedt dat vooral gericht is op spel, en minder op andere domeinen als muziek, dans, natuur en techniek.

Verklarende analyse gastouderopvang

In de vorige LKK-rapportage (Kamerstuk 31 322, nr. 407) zijn verklarende analyses voor de dagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang opgesteld. Dit jaar is volgens dezelfde methode een verklarende analyse over gastouderopvang uitgevoerd om zo kwaliteitsverschillen tussen gastouders trachten te verklaren aan de hand van een aantal kenmerken van gastouders en de kinderen die de gastouder opvangt.

De kwaliteit van gastouders is vergelijkbaar met andere opvangsoorten en is met betrekking tot de emotionele kwaliteit gemiddeld voldoende tot goed en ten aanzien van de educatieve kwaliteit lager. Verschil met de andere opvangsoorten is dat de variatie tussen gastouders groter is, wat betekent dat er grotere verschillen in kwaliteit tussen gastouders zijn. Het doel van de verklarende analyse was om na te gaan in hoeverre de kwaliteitsverschillen samenhangen met de kenmerken van gastouders en de kinderen die zij opvangen. Naar aanleiding van de analyse kunnen dus geen oorzakelijke verbanden aangetoond worden, maar worden samenhangen gepresenteerd.

In eerste instantie blijkt dat kwaliteitskenmerken die er in de groepsopvang toe doen -kleinere groepen, opleiding, meer werkervaring- ook in de gastouderopvang verband hebben met kwaliteit. Er zijn echter andere kenmerken die meer verband houden met de kwaliteit dan bovengenoemde kenmerken. Het belangrijkste verband met kwaliteit van gastouders dat gevonden is, is het contact met ouders en de mate waarin ouders invloed kunnen uitoefenen op de dagelijkse pedagogische praktijk. Ook de wijze waarop een gastouder zich profileert en de inschatting van de keuzemotieven van ouders zijn gerelateerd aan de kwaliteit.

Uit de analyse blijkt dat gastouders zich meer dan andere opvangsoorten richten op verschillende marktsegmenten. Dat uit zich bijvoorbeeld in de achtergrond van de kinderen die zij opvangen, door zich te profileren als gemakkelijke en goedkope oplossing of zich juist op een sociaaleconomisch hoger marktsegment te richten.

Hoewel de analyse geen oorzaken aantoont, lijken de resultaten uit de analyse volgens de onderzoekers te wijzen op sociale selectietendensen in de gastouderopvang ten gunste van kinderen van meer welgestelde ouders die weten wat zij in de opvang belangrijk vinden en invloed hebben op de praktijk van de gastouder.

Tot slot

Opnieuw laten de resultaten zien dat het goed gesteld is met de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Tevens komt naar voren dat dat er een stijgende lijn in kwaliteit is en dat de kinderopvangsector in de laatste jaren een flinke professionaliseringsslag heeft gemaakt. Dat heeft er mede voor gezorgd dat de kinderopvang in Nederland op dit moment tot de beste van Europa behoort. Dat stemt mij natuurlijk tevreden en de sector mag daar trots op zijn.

Om het huidige kwaliteitsniveau te behouden en te verbeteren, is het dan ook belangrijk te blijven investeren in professionalisering van pedagogische medewerkers. Ik besef dat het met de huidige druk op de arbeidsmarkt voor kinderopvangvoorzieningen een uitdaging is goed gekwalificeerd personeel te vinden. Ik ondersteun daarom met enthousiasme de campagne «Kinderopvang dankzij jou» die het Arbeidsmarktplatform onlangs is gestart. Het biedt een mooie kans om goede en enthousiaste medewerkers voor de sector te behouden en nieuwe medewerkers te interesseren.

Uit de meting blijkt dat de ervaren werkstress in de sector aan de lage kant is. Ik krijg echter ook signalen uit de praktijk dat door de situatie op de arbeidsmarkt de werkdruk gestegen is. Samen met de sector werk ik nu verdere oplossingsrichtingen uit om de krapte aan te pakken. Hierover informeer ik uw Kamer in de eerste helft van dit jaar.

Het rapport geeft ook aanknopingspunten voor verbetering. Zo constateer ik dat in de gastouderopvang veel verschillen in kwaliteit tussen gastouders voorkomen. De verklarende analyse geeft meer inzicht in mogelijke bepalende factoren voor de kwaliteit van de gastouderopvang. Op dit moment voert de Inspectie van het Onderwijs een themaonderzoek uit naar de gastouderopvang en zij zal de resultaten naar verwachting dit voorjaar uitbrengen. Het ligt voor de hand dat ik de conclusies uit het LKK-rapport over gastouders in samenhang bekijk met de bevindingen van de Inspectie. Naar aanleiding daarvan zal ik bezien welke (mogelijke) knelpunten er in de gastouderopvang zijn en welke vervolgstappen ik nodig acht. Bij het aanbieden van het rapport van de Inspectie zal ik uw Kamer nader informeren. De mogelijke selectietendensen waar de onderzoekers over spreken, hebben daarbij ook mijn aandacht.

Daarnaast zie ik mogelijkheden voor de ontwikkeling van de buitenschoolse opvang als specifieke opvangsoort. De basis van de buitenschoolse opvang is goed en stabiel waarbij sprake is van een goed basisactiviteitenaanbod. Er lijken echter kansen te liggen om een (meer) uitdagende vrijetijdsinvulling voor kinderen te bieden, ook rekening houdend met de grotere leeftijdsspreiding en het naschoolse karakter. Ik zou het nuttig vinden om te kijken hoe we kunnen leren van de vele goede voorbeelden die er in de buitenschoolse opvang zijn. Omdat bekend is dat het gebruik van buitenschoolse opvang in de leeftijd van 10–12 jaar afloopt, zou ik meer inzicht willen verkrijgen in de behoeften van ouders en hun kinderen in deze opvangvorm.

Al met al concludeer ik dat de kinderopvang in Nederland er goed voorstaat: er wordt goede kwaliteit geboden en de kinderen voelen zich op hun gemak op de opvang. Dat zijn goede ingrediënten voor de ontwikkeling van kinderen. Tegelijkertijd zijn er kansen voor verbetering en deze monitor verschaft mij het inzicht en helpt daarbij de juiste accenten te leggen voorbeleidskeuzes. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de kinderopvangsector ook in de toekomst het hoge niveau bestendigt en waar mogelijk verbetert.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Affectief-inclusief gedrag kenmerkt zich bijvoorbeeld door troosten, kinderen stimuleren mee te doen, lief en zorgzaam te zijn.

X Noot
3

Welbevinden: genieten, spontaan en zichzelf zijn, ontspannen zijn, zich openstellen, zelfvertrouwen tonen.

Naar boven