Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 26, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 26, item 8 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Allereerst dank ik de Kamer voor haar inbreng van dinsdag en voor de gestelde vragen. Natuurlijk feliciteer ook ik de heer De Vries en mevrouw Fokke met hun maidenspeeches. Dit is voor mij ook een bijzonder moment, want ik start mijn huidige functie met deze begrotingsbehandeling. Wellicht heeft u gelezen dat ik dossiervreterig overkom, maar het was een soort zomerse wolkbreuk van papier. Ik zal mijn best doen.
Ik wil graag even kort ingaan op wat ik zie als mijn belangrijkste opgave en de manier waarop ik een en ander wil oppakken. Daarna zal ik de vragen in drie blokjes beantwoorden: ov en spoor; klimaat, milieu en duurzaamheid; en, tot slot, luchtvaart. Wij hebben het vandaag over een beleidsarme begroting in een uiterst dynamische portefeuille, vol innovatie, beweging en ontwikkeling. Dat is een portefeuille waarin ik mij thuis voel. Ik sta namelijk voor beweging en meters maken, met als doel een Nederland dat sterker uit de crisis komt, dankzij een groene weg. Met mijn portefeuille lever ik daar graag een bijdrage aan, op een zo concreet mogelijke wijze. Ik denk dat dit ook kan in deze commissie.
Wat het openbaar vervoer betreft, is een sterk Nederland gebaat bij een goede bereikbaarheid. Cruciaal daarvoor is een kwalitatief goed en betrouwbaar openbaar vervoer, dat mensen veilig en op een duurzame manier van a naar b brengt. Wat de luchtvaart betreft: onze economie is gebaat bij een sterke luchtvaart, met ruimte voor groei, maar wel een groei in evenwicht met een veilige en gezonde leefomgeving. Wat milieu betreft, is een sterk Nederland gebaat bij het streven naar een leefbaar en duurzaam Nederland. Wij hebben in dit land alles in huis om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan een snelle ontwikkeling van duurzame energiebronnen zoals biomassa, zon, wind en water. Er is in dit land ook voldoende kennis, ondernemerschap en mogelijkheid om te innoveren.
Dat is kort de kern van het beleid waar ik voor wil staan. In de uitvoering ervan houd ik een scherp oog voor de sterke kanten van Nederland, ook waar het gaat om de nationale en internationale concurrentiepositie. Wat kunt u van mij verwachten? U kent mijn cv. Ik heb lang gewerkt in Groningen. Ik neem graag de goede eigenschappen van regio’s over. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik in dit geval een voorstander ben van een nuchter en realistisch. Voor mij persoonlijk horen daar drie kernbegrippen bij, te beginnen bij consistent beleid. Ik zie dat als een belangrijke voorwaarde voor vertrouwen bij bedrijven maar ook particulieren. Ik vind het belangrijk dat er een balans wordt gevonden. Economische groei moet in goede balans gaan met een verbetering van de gezondheid, de veiligheid en de leefomgeving. Ik ben iemand die graag aansluiting zoekt, internationaal maar zeker ook dicht bij huis. Ik heb het dan over aansluitingen voor de reiziger in het openbaar vervoer, maar ook over het bieden van een luisterend oor aan de vakmensen op de verschillende terreinen waarmee ik mij bezighoud. Zij hebben er immers verstand van.
Voor mij hoort hier ook bij dat alles concreet gemaakt wordt. Mensen veranderen niet omdat wij zeggen dat het nodig is, mensen veranderen omdat ze zelf het verschil merken. Duurzaamheid is van groot belang voor ons land, voor onze toekomst maar ook voor mij persoonlijk. Een voorbeeld. Ik heb sinds enkele maanden zonnepanelen op mijn dak. Pas sinds dat moment werd duurzaamheid voor mij iets heel concreets. Als ik nu op het lichtknopje in de keuken druk, denk ik: dat komt van het dak. Ik kan ook zien wat ik bespaard heb. Het is mijn ambitie om meer mensen op deze manier met duurzaamheid in aanraking te laten komen, dus niet door ze aan te spreken als veroorzakers van een groot probleem, maar door ze te verleiden om voor een klein stukje van de oplossing te zorgen.
Dit was mijn inleiding. Ik wil nu verdergaan met mijn blokjes.
De voorzitter:
Maar dit is ook een soort blokje en de heer De Graaf wil hierover een vraag stellen.
De heer De Graaf (PVV):
Dank aan de staatssecretaris voor haar heldere en mooie inleiding. Hierin komen het woord “concreet” en het begrip “duurzaamheid” naar voren. Ik wil graag voor de hele periode door de staatssecretaris vast laten leggen wat zij verstaat onder “duurzaamheid”: wat is de meest concrete definitie die de staatssecretaris wil hanteren? Dan weten wij voor de komende jaren – wij hopen dat die periode kort duurt, niet vanwege mevrouw Mansveld maar vanwege het kabinet – in ieder geval waar wij haar op aan kunnen spreken.
Staatssecretaris Mansveld:
Dat is eigenlijk de perfecte vraag, want hiermee kan ik mijn blokje nog wat uitbreiden. “Duurzaamheid” is een begrip waar heel veel onder valt. Als je het woord “duurzaam” gebruikt, moet je meteen uitleggen wat je daarmee op dat moment bedoelt. Er zijn immers heel veel vormen van duurzaamheid. “Een duurzame samenleving” kan voor mensen een heel verschillende betekenis hebben. Voor mij is “bewust zijn van duurzaamheid” het hebben van zonnepanelen op mijn dak. Ik kan dus geen antwoord geven op de vraag wat “duurzaamheid” in het algemeen betekent. Maar als ik het gebruik, zal ik uitleggen wat ik bedoel met “duurzaam” in combinatie met een zelfstandig naamwoord. Dat zal de Kamer van mij mogen verwachten.
De heer De Graaf (PVV):
Het was een mooie vraag, zo zei de staatssecretaris. Maar er komt geen mooi antwoord op. Ik weet nu immers niet waar ik van uit moet gaan. Ik moet ieder debat afwachten wat er op dat moment onder “duurzaamheid” verstaan wordt of hoe het op dat moment geconcretiseerd wordt. Het is lastig debatteren als de definities niet duidelijk zijn.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik wil mijn woorden wel herhalen. “Duurzaamheid” is een woord dat je op veel manieren kunt invullen. Ik kan alleen iets met de combinatie “duurzaam” en een zelfstandig naamwoord. Zo betekent “duurzame energie” voor mij zonnepanelen. Een definitie van het begrip “duurzaamheid” wordt te algemeen. De Kamer mag mij afrekenen op “concreet”.
De heer De Graaf (PVV):
Dan gaan wij maar uit van telkens een definitie. Ik zal er scherp op toezien dat de staatssecretaris haar definities niet verandert. Anders worden het nog leuke debatten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat zij mensen wil verleiden om hun bijdrage te leveren aan de oplossing van de duurzaamheidsproblemen, zoals rond het klimaat en de biodiversiteit. Ik ben heel erg benieuwd of zij daar in haar komende blokjes nog op ingaat. En ik ben benieuwd of zij toevallig weet wat het gemakkelijkste en goedkoopste is voor mensen om te doen voor klimaat en biodiversiteit en wat het meeste resultaat oplevert?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb geen antwoord op de vraag wat het gemakkelijkste en goedkoopste is. Het is belangrijk dat er doelen gesteld worden en dat wij kijken naar hoe wij met zijn allen die doelen bereiken, concreet met bedrijven, particulieren, overheden en vooral ook met kennisinstellingen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zal de staatssecretaris even helpen. De Partij voor de Dieren heeft het niet zelf bedacht, want dat zou je ook kunnen denken, maar dat is niet zo. De vee-industrie levert wereldwijd de belangrijkste bijdrage aan de opwarming van de aarde. Internationale klimaatwetenschappers zeggen: het makkelijkste wat je kunt doen, is minder vlees eten. Dat vertellen wij mensen ook altijd. Ik ben erg benieuwd of de staatssecretaris die resultaten voor het klimaatbeleid meeneemt in de uitwerking van wat zij mensen wil vertellen over hoe zij kunnen bijdragen aan de oplossing van het probleem.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb in eerste termijn gehoord dat mevrouw Ouwehand wat in Los Angeles gebeurt, ook graag in Nederland wil zien, namelijk dat er bepaalde dagen in de week geen vlees gegeten wordt. Dat is een keuze van de mensen zelf. Ik kom even terug op de motie-Samsom (31200-XI, nr. 44). Ik hoor dat die de “jacuzzimotie” heet. Die is uit 2008. Als je die motie leest, je bedenkt wat toen gewenst werd en je ziet hoe duurzaamheid en nadenken over consumptiegoederen nu al zijn verankerd in de maatschappij, dan denk ik dat dat een goede ontwikkeling is. Als ik de supermarkt inloop, dan zie ik opeens een enorm alternatief voor vlees bijvoorbeeld. Mensen stoppen niet met vlees eten omdat ik dat zeg. Mensen stoppen met vlees eten als ze alternatieven zien en zich bewust zijn van duurzaamheid, onze omschakeling naar duurzame energie en allerlei aspecten die belangrijk zijn om bij onze doelen van 2050 uit te komen. Ik ben dus niet van mensen vertellen wat ze moeten doen, maar meer van de verleiding. Ik denk dat mensen dat zelf ook moeten doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het gaat alweer snel mis. Ik hoor de staatssecretaris het VVD-trucje doen. Ik zei ook lachend in eerste termijn: u bent echt de eerste niet, hoor. Ik heb het echter niet over verplichten gehad. Ik onderschrijf ten volle dat het een vrije keus is, maar de staatssecretaris duikt eigenlijk meteen in de reactie: ik hoef niks te doen, want u vraagt mij om aan mensen op te leggen om minder vlees te eten. Maar zij moet echt beter luisteren. Ik hoop op een constructievere houding, want er is veel werk te doen om overconsumptie en kiloknallers aan te pakken. Wij eten ook meer dan de Gezondheidsraad verantwoord vindt. De staatssecretaris kan dus best iets doen zonder weg te duiken in platitudes als: als ik het zeg, gaan mensen echt niet minder vlees eten. Er zijn tal van mogelijkheden. Ik daag haar uit om die op te pakken.
Staatssecretaris Mansveld:
Wij zullen elkaar nog ontmoeten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb de definitie snel even op Wikipedia opgezocht, zodat wij haar in het Nederlands hebben. De definitie die ik het mooiste vond is de volgende. Ik wil de staatssecretaris de vraag voorhouden of dat ook de definitie van duurzame ontwikkeling is die het kabinet gaat hanteren. Dat is de definitie van de VN-commissie Brundtland, de staatssecretaris vast bekend: “Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”. Is dit de definitie van duurzaamheid waar wij het kabinet aan kunnen houden?
Staatssecretaris Mansveld:
Dit is exact wat ik bedoelde. Dit is een van de algemene definities van duurzaamheid. Als ik dat in de supermarkt bij de vleeswaren tegen iemand zeg, dan is die al afgeslagen naar de soep. Het is voor mij belangrijk mensen concreet uit te leggen waar het woord “duurzaamheid” bij past. Er is een aantal algemene definities van duurzaamheid. Dat zijn uitstekende definities. Dat geldt min of meer voor alle definities. Er zijn er meerdere, niet alleen van de VN.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het begon zo mooi en nu wordt het onduidelijk: er zijn allerlei verschillende definities van duurzaamheid en die zijn allemaal goed. Hoe kunnen wij het kabinet straks afrekenen op doelstellingen als er niks concreets genoemd wordt? Ik probeerde behulpzaam te zijn en niet direct bij mijn allereerste interruptie op de nieuwe staatssecretaris fel van leer te trekken. Ik zou echter wel graag willen weten wat die mooie woorden in het regeerakkoord betekenen. Wat betekent “ambitieus internationaal klimaatbeleid” en “we doen niets wat de ecologie schade berokkent”?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik kom verderop in mijn beantwoording terug op wat ik voor ogen heb met de duurzaamheid die ik in het klimaatbeleid en het milieubeleid wil zien. Die VN-definitie is een heel mooie definitie, maar die is ingewikkeld om aan mensen uit te leggen. Ik wil het graag concreet maken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben blij met beide constateringen. Natuurlijk moet je het daar waar je bent, uitleggen zodat het begrijpelijk is. Wij staan hier in de Tweede Kamer. Ik dacht dat dit een heel simpele, in mooi Nederlands gestelde definitie was, die ook voor de kijkers thuis goed te begrijpen is. Ik hoop dat het kabinet deze definitie onderschrijft en wacht een concretere invulling af in de rest van het betoog van de staatssecretaris.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heet allereerst de staatssecretaris welkom. Ze kiest meteen voor een vuurdoop door een begrotingsbehandeling met een ruim aantal interrupties voor haar rekening te nemen. Ik kijk uit naar een goede samenwerking.
Ik heb een vraag over een van de eerste principes die de staatssecretaris noemde, namelijk consistent beleid. Dat is erg belangrijk. Wat verstaat de staatssecretaris daaronder? Betekent dat voor haar ook dat we de komende jaren gaan proberen om prikkels die tegengestelde richtingen op wijzen, op te ruimen?
Staatssecretaris Mansveld:
Met “consistent” bedoel ik vooral precies wat dit woord zegt: consistent proberen een koers aan te geven, een focus te leggen en daaraan vast te houden, zodat mensen weten waarnaar we met zijn allen op weg zijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat is nastrevenswaardig en lovenswaardig, maar de staatssecretaris zei ook: mensen gaan niet iets doen omdat ik zeg dat ze dat moeten doen, maar mensen reageren ook op prikkels. Nu zijn er in ons totale pakket aan wet- en regelgeving, subsidiemaatregelen en dergelijke prikkels die een tegenovergestelde richting op wijzen. Dat maakt het moeilijk om die ene koers vast te houden. Gaat de staatssecretaris die tegenstrijdige prikkels opruimen?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik weet niet op welke prikkels mevrouw Van Veldhoven doelt, maar ik zei al dat het de bedoeling is dat we alles wat we doen zo consistent mogelijk in dezelfde richting brengen. Als daarin zichtbare tegenstrijdigheden zouden zijn, dan lijkt het me verstandig om het daarover te hebben.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik geef de staatssecretaris graag een aantal voorbeelden. Dan zie ik vervolgens uit naar de oplossingen daarvoor.
Staatssecretaris Mansveld:
Dit antwoord had ik verwacht.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat verder met haar betoog.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik ga door naar openbaar vervoer en spoor. Daarover is in eerste termijn heel weinig gesproken door de commissieleden. Ik denk ook wel te weten hoe dat komt. We gaan namelijk drie AO’s tegemoet. Die worden volgende week gehouden. De AO’s gaan over het rapport van de commissie-Kuiken, de langetermijnspooragenda en de vervoersconcessies. Ik ga ervan uit dat ik de woordvoerders dan wel tegenkom in het debat.
De heer Bashir heeft wel een aantal vragen gesteld. Hij vroeg of ik wil ingaan op de visie en ambitie voor de komende periode ten aanzien van het spoor. Ook vroeg hij of ik de minister kan inspireren. Ik denk niet dat ik de minister hoef te inspireren, want zij heeft net heel geïnspireerd het woord gevoerd. Mijn hoofddoel is kort gezegd: het ov moet betrouwbaar, toegankelijk en efficiënt zijn. Daarmee moeten we de reiziger verleiden om te kiezen voor het openbaar vervoer. Dat wil ik samen met de spoorsector en reizigersorganisaties doen. Daar moeten we de schouders onder blijven zetten. Juist de langetermijnspooragenda kun je gebruiken om de richting en de koers aan te geven en daarbinnen dat consistente beleid te voeren. Ik ga ervan uit dat daarbij niet alles mogelijk is en dat er financieel wellicht keuzes moeten worden gemaakt, maar die maken we dan samen met de Kamer. De spooragenda zal een kompas zijn voor de manier waarop we in Nederland verder willen met het spoor. Ik ga ervan uit dat ik de woordvoerders daarover in het AO zal tegenkomen.
De voorzitter:
Mijnheer De Rouwe, ik zie dat u wilt interrumperen. Ik stel voor om nog even te wachten totdat het blokje over ov en spoor voorbij is.
Staatssecretaris Mansveld:
De heer Bashir stelde ook dat investeren in het openbaar vervoer bijdraagt aan de oplossing van de files. Hij vroeg of ik ga investeren, bijvoorbeeld in de intercity tussen Roosendaal en België. Op 9 december gaat de nieuwe dienstregeling 2012 van start voor de verbinding met Brussel. Op dit moment zijn we nog bezig met gesprekken over de wijze waarop dit vorm zal krijgen. Ik zal de Kamer hierover informeren zodra ik daarover uitsluitsel heb. Ik verwacht dat dit op korte termijn is.
De heer De Vries heeft gevraagd of ik een internationale spoortop wil organiseren. Dat vind ik een heel intrigerende vraag. Toevallig werden wij vorige week in het bestuurlijk MIRT-overleg met Limburg geconfronteerd met de vraag hoe het zit met de spoorlijn naar Düsseldorf. Dat is in Limburg een belangrijk onderwerp. Als je een internationale spoortop gaat organiseren, vrees ik dat we voorbijgaan aan de specifieke grensoverschrijdende problemen, bijvoorbeeld de lijnen naar Brussel en Düsseldorf. De regio heeft ons juist gevraagd om regionaal overleg met de betrokken partijen en men wil dat wij daar ook bij aanschuiven. Mij lijkt dat een ontzettend goed plan. Mijn vrees is dus dat een internationale spoortop in grote onderwerpen verzandt. Het internationale overleg dat we hebben, gaat juist over specifieke problemen en casussen. Er is ook nog de verbinding Groningen-Leer. Laat voor die drie verbindingen de overleggen vooral plaatsvinden waar een actuele casus is.
Er is ook gedebatteerd over de decentralisatie van spoorlijnen. Daar spreken we elkaar verder over op 13 december. Zoals ik net al zei, heb ik een soort zomerse wolkbreuk aan papieren. Ik zal me daarin verdiepen voor dat AO.
De heer De Rouwe (CDA):
Het lijkt wel alsof mevrouw Mansveld gedachten kan lezen, want over dat laatste wilde ik net iets gaan vragen. Zij vraagt om nog wat tijd. Die geef ik haar. Als de uitkomst is dat de staatssecretaris een voorbeeld gaat nemen aan het noorden en aan de manier waarop het regionale spoor daar op een andere manier is ingevuld, dan kunnen we goed zaken doen. Die suggestie zou ik willen meegeven. De staatssecretaris kent het noordelijke spoor misschien nog wel beter dan ik, maar zij begrijpt wat ik bedoel. Als zij nog wat tijd nodig heeft, zal ik hier nu niets over vragen. Ik geef haar alleen deze verkapte boodschap mee.
Staatssecretaris Mansveld:
Het is een heel dossier. We kunnen nu wel vast dingen wisselen, maar dat zou het AO misschien kunnen beïnvloeden. Ik kom er graag op 13 december op terug.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb een vraag over die internationale spoortop, maar als de heer De Vries daarop wil ingaan, mag hij natuurlijk eerst, aangezien het zijn punt was.
De heer De Vries (PvdA):
We snappen dat je in bilateraal overleg dieper op de problematiek kunt inzoomen, maar dan moeten de buitenlandse partners wel allemaal aan tafel komen. We kennen de situatie van de Beneluxtrein. De minister heeft daar eindeloos over onderhandeld en het is nog steeds niet vlot getrokken. We vinden dat het op hoog niveau moet gebeuren met alle buitenlandse partijen erbij. Gebeurt het apart met België en apart met Duitsland? Is dat het voorstel van de staatssecretaris?
Staatssecretaris Mansveld:
Dat is exact wat er op dit moment gebeurt. Over de verbinding Amsterdam-Brussel zijn we in contact met België. Dat zijn we op verschillende niveaus, met de NMBS, de NS en alle betrokken partijen. Voor Düsseldorf gaat het natuurlijk om Duitsland en zitten in Limburg overheden van de andere zijde en ook het spoorbedrijf aan tafel. We kunnen het dan specifiek hebben over de casus waarover het gaat, over de investeringen, wie wat gaat doen en over de vraag welke mogelijkheden er zijn. Er kan echt op de casus worden ingezoomd en dat kan alleen als je met alle partijen aan tafel zit.
De heer De Vries (PvdA):
Betekent dat dus dat er ook voor de Beneluxtrein opnieuw en breed – dus niet alleen bilateraal tussen bewindspersonen – een overleg wordt gepland?
Staatssecretaris Mansveld:
Nee, dat zei ik niet. We zitten nu in de laatste gesprekken voor de dienstregeling die 9 december van start moet gaan. Daar zijn verschillende partijen bij betrokken geweest. Sterker nog, volgens mij loopt het verhaal ongeveer vanaf 2001. In die elf jaar zijn de nodige partijen daarbij betrokken geweest. Ik zie de minister naast mij knikken. Zij heeft dit dossier heel lang gedaan.
De heer De Vries (PvdA):
Dan moeten wij ons nog even beraden op wat wij gaan doen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mijn fractie hecht veel waarde aan goede internationale verbindingen. Ik ben dus blij dat de staatssecretaris bereid is om daar veel gesprekken over te voeren. Ik zie echter niet helemaal in wat de tegenstelling is tussen de mogelijkheid om wat meer op de lange termijn, structureel, met elkaar te overleggen en overleggen over individuele dossiers. Dat kan elkaar volgens mij aanvullen.
Mijn concrete vraag is hoe de staatssecretaris het probleem met de aansluiting op Den Haag opgelost ziet worden. Vlak voor deze begrotingsbehandeling hebben wij nog een petitie gekregen van onder anderen de wethouder uit Den Haag, die zich er ernstig zorgen over maakt dat onze parlementaire hoofdstad, de internationale stad van recht en vrede, in het voorliggende voorstel niet direct aangesloten zou zijn op het buitenland.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb de wethouder inmiddels gesproken. Zoals ik al zei, zitten wij op dit moment in de laatste fase van gesprekken om te bekijken hoe een en ander vorm gaat krijgen. Daarbij zijn ook de lijnen Roosendaal-Antwerpen en Breda-Antwerpen betrokken. Er wordt ook nog gekeken naar de situatie bij Den Haag. Ik ga ervan uit dat ik de Kamer zo snel mogelijk kan informeren als de gesprekken zijn afgerond.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Is de minister nog steeds van mening dat er een internationale aansluiting met Den Haag moet komen?
Staatssecretaris Mansveld:
Volgens mij doelt mevrouw Van Veldhoven in relatie tot de internationale aansluiting met Den Haag op de Beneluxtrein. Vanaf 2001 is al duidelijk dat die niet meer gaat rijden. De wijze waarop Den Haag aangesloten zou kunnen worden, is nog onderwerp van gesprek. Daar hebben wij ook met de wethouder over gesproken. Er loopt onder andere een lijn van Den Haag naar Rotterdam. Er wordt naar gekeken, maar ik ga nu liever niet in op het specifieke verhaal. Ik wil even de gesprekken afwachten om te bekijken wat de uitkomst daarvan is.
Voorzitter: Van Miltenburg
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Om de onderhandelingen niet nodeloos onder druk te zetten, ga ik er nu niet verder op in. Ik wacht het even af, maar laat het signaal duidelijk zijn dat mijn fractie veel waarde hecht aan een zeer goede ontsluiting van Den Haag. Ik zie de resultaten van de gesprekken graag tegemoet.
De heer Bashir (SP):
Een internationale spoortop kan natuurlijk interessant zijn, maar veel interessanter zijn op dit moment vooral de spoorverbindingen waarover nu gediscussieerd wordt. De SP-fractie heeft gevraagd om een goede verbinding tussen Den Haag en België, maar ook tussen Roosendaal en Antwerpen. Ik ben benieuwd of het ook de inzet van de staatssecretaris is om die twee verbindingen voor elkaar te krijgen.
Staatssecretaris Mansveld:
De inzet is om naar het totaalplaatje te kijken, zoals ik net al zei. Ik bericht de Kamer zo snel mogelijk over de uitkomst van de gesprekken. Ik heb net verteld dat de lijnen Breda-Antwerpen en Roosendaal-Antwerpen daarbij ook in beeld zijn.
De heer Bashir (SP):
Dit is niet echt het antwoord waar ik naar op zoek ben. Uiteraard wordt de Kamer geïnformeerd als de uitkomsten van de onderhandelingen bekend zijn, maar we willen ook weten wat de inzet is. De staatssecretaris kan ook gewoon zeggen welke verbindingen Nederland in ieder geval wil realiseren. Dat is dan de inzet waarmee Nederland de gesprekken ingaat. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris in ieder geval die inzet kan bevestigen.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik herhaal wat ik heb gezegd. Het gaat om het totaalplaatje en er wordt al elf jaar over gesproken. We zitten nu in de laatste fase van de onderhandelingen. We kijken naar het totaalplaatje en uiteindelijk levert dat een bepaalde uitkomst op.
De heer Bashir (SP):
Dan kan ik niet anders dan de Kamer hierover om een uitspraak vragen.
De voorzitter:
Dat mag u in tweede termijn doen, mijnheer Bashir.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil even terug van het internationale naar het nationale spoor. Bij mijn weten zijn de knelpunten op het spoor richting Almere de grootste in Nederland. Ziet de staatssecretaris die knelpunten ook en, zo ja, is zij bereid om die op te lossen?
Staatssecretaris Mansveld:
Zoals ik al zei, staan er drie algemeen overleggen gepland. Ik stel voor om de spooronderwerpen, in dit geval het knelpunt Almere, mee te nemen in die algemeen overleggen over de Lange Termijn Spooragenda, de commissie-Kuiken en indien nodig die over de vervoersconcessie. Dat zijn de drie onderwerpen die wij gaan bespreken en daarbij wil ik de spooronderwerpen laten terugkomen.
De voorzitter:
Dat lijkt me een redelijk verzoek, mevrouw Dik.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat vind ik ook een redelijk verzoek, maar ik geef heel graag het volgende mee aan de staatssecretaris omdat er nog een aantal bezuinigingen zijn in te vullen. Ik denk dat Almere een van de grootste knelpunten op het Nederlandse spoor is. Er staat ook een verbreding van de A9 op stapel. Er ligt een rapport van het CPB dat daarover vrij kritisch is. Misschien kunnen we met elkaar in gesprek gaan over versobering van die plannen, zodat er toch een oplossing bij Almere kan komen. Daarover voer ik bij het AO graag het gesprek met de staatssecretaris.
De heer Elias (VVD):
Er werden suggesties gedaan over een internationale spoortop. Er werd gesteld dat het belangrijk is dat alle partners daarbij aanwezig zijn en dat dit zo moeilijk is, maar wel zou moeten gebeuren. Ik heb een simpele, concrete suggestie: wellicht is dit te plannen in de coulissen van de Transportraad die op 12 december plaatsvindt. Misschien is dat de beste oplossing.
Staatssecretaris Mansveld:
Er is heel veel te organiseren, maar de vraag is wel wat de verwachtingen van zo’n internationale spoortop zijn, als ik net heb uitgelegd dat wij vrij intensief gesprekken over grensoverschrijdende spoorlijnen voeren met grensoverschrijdende organisaties.
Ik ga nu in op leefomgeving en milieu. Mijn inzet op het gebied van milieu en duurzaamheid is om economische groei hand in hand te laten gaan met de verbetering van de gezondheid, de veiligheid en de leefomgeving en om goed om te gaan met de grondstoffenschaarste. Dat is een van de pijlers van dit kabinet. Met mijn portefeuille wil ik graag een bijdrage leveren aan een ambitieuze, groene groeistrategie die concreet en doelgericht is. Die valt uiteen in drie delen: ambities op het gebied van klimaat, ambities op het gebied van milieu en ambities op het gebied van duurzaamheid.
Wij zetten in op een ambitieus klimaatbeleid, zoals ook in het regeerakkoord is te lezen. De EU loopt wereldwijd voorop met klimaatbeleid en ik vind het belangrijk om te laten zien dat dit ook werkt. Ik wil graag dat Nederland aansluiting houdt bij de kopgroep. Daar wil ik ook voor zorgen. Het gaat erom dat wij hierbij effectieve instrumenten vinden. Op welke manier kunnen wij de meeste meters maken die resultaat opleveren? Op het gebied van klimaatmitigatie maken wij de meeste meters in internationaal verband met de vraag hoe wij de opwarming van de aarde voorkomen. De ambities van dit kabinet voor klimaatbeleid in Europa en de wereld liggen vast. Als onderdeel van de EU is Nederland bereid om 30% minder CO2 uit te stoten in 2020, maar wel op voorwaarde dat alle landen vergelijkbare prestaties leveren. Voor het jaar 2050 ligt de Europese doelstelling veel hoger, namelijk 80% tot 95% minder CO2-uitstoot. Het Nederlandse aandeel hierin wordt in belangrijke mate met Brussels beleid gehaald. De helft is emissiehandel, bronbeleid voor auto’s en onder andere stookinstallaties. Voor de zomer hoop ik naar de Kamer te komen met een roadmap die laat zien hoe wij de CO2-doelen kunnen halen en wat andere sectoren als landbouw, woningen, industrie en mobiliteit kunnen bijdragen.
De heer De Graaf (PVV):
Is de staatssecretaris ervan op de hoogte hoeveel procent van alle CO2 in de atmosfeer wordt veroorzaakt door de mens?
Staatssecretaris Mansveld:
Dat feit heb ik even niet “voor de bril”.
De heer De Graaf (PVV):
Ik zal de staatssecretaris uit de droom helpen. Het is maximaal 3% à 4%. Als wij daarop 95% willen gaan beknibbelen, wat heel veel miljarden gaat kosten, houden wij nog steeds ongeveer 97% over van wat wij nu aan CO2 in de atmosfeer hebben. Is de staatssecretaris, met dit feit in het achterhoofd, met mij van mening dat al deze maatregelen om plantenvoeding – CO2 – terug te dringen, geen enkel effect hebben?
Staatssecretaris Mansveld:
Die mening deel ik niet. Zoals ik al zei, ik kom voor de zomer met een roadmap die laat zien hoe wij de CO2-doelen kunnen halen en wat andere sectoren daaraan kunnen bijdragen.
De heer De Graaf (PVV):
Ik hoop dat de staatssecretaris ook deze wetenschap mee zal nemen in die roadmap, evenals de wetenschap dat uit ijsboringen blijkt dat CO2-toename in de geschiedenis vaak na een warmteperiode kwam en nooit ervoor. Dat lijken me aardige feiten om mee te nemen. Uiteindelijk krijgen we dan waarschijnlijk een heel ander regeringsbeleid dan wat nu al vooraf met potlood in de roadmap getekend staat.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het CDA is blij met de roadmap die de staatssecretaris aankondigt. Moeten we de roadmap ook zien als de visie van het kabinet hierop of komt de staatssecretaris voorafgaand aan de roadmap nog met een visie? Ik neem aan dat de staatssecretaris daarin ook het internationale en Europese deel meeneemt en de rol van Nederland in het klimaat.
Staatssecretaris Mansveld:
Op internationaal gebied is er binnenkort een milieutop in Doha. We zullen op 29 november nog met elkaar van gedachten wisselen over de input daarvoor. In de roadmap gaat het zowel om mijn visie als om de concretisering.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik denk dat misschien nog 2% of 3% van de mensen twijfelt over de vraag of de mens klimaatveranderingen veroorzaakt. Paul Crutzen zei: welkom in het Anthropoceen; de mens is nu degene die de sleutel tot de situatie op aarde in handen heeft. Mijn vraag ligt in het verlengde daarvan. De staatssecretaris wil dat Nederland in Europees verband weer koploper is in het klimaatbeleid. Eén zin later zei ze: alleen als in internationaal verband iedereen even hard loopt. Als iedereen even hard loopt, loop je toch naast elkaar? Dan ben je geen koploper. Hoe moet ik dat vooroplopen nu zien in de context dat iedereen evenveel moet doen, omdat wij anders ook niets doen?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb niet gezegd dat iedereen evenveel moet doen. Ik heb gezegd dat wij graag bij de kopgroep willen horen. Ik zie het altijd als een wielerwedstrijd. In een kopgroep is steeds iemand anders aan kop om ervoor te zorgen dat de kopgroep gezamenlijk sneller gaat. Dat is een van mijn motto’s: alleen ga je misschien sneller, maar samen kom je verder. In de wereld lopen een aantal landen voorop. De EU loopt bijvoorbeeld voorop. Er zijn ook landen die het ingewikkelder vinden. Ik denk dat je er gezamenlijk voor moet zorgen dat er een kopgroep blijft bestaan, maar dat je ook goed achterom blijft kijken en iedereen meeneemt.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat is een prachtige parallel. Die trek ik graag even door. Zonder peloton heb je geen kopgroep. Je zit in de kopgroep of in het peloton. Als iedereen vergelijkbaar presteert, zoals de staatssecretaris volgens mij net zei, is er dus geen kopgroep meer. Ik hoop met de staatssecretaris dat we via een kopgroep niet alleen elkaar, maar ook dat peloton mee zullen trekken. Daar zet ik me graag mede voor in. Dan moet de Europese Unie wel in die kopgroep willen blijven zitten. Dan kunnen we dus niet als ontbindende voorwaarde blijven zeggen dat het peloton even hard moet rijden als wij.
Staatssecretaris Mansveld:
Soms heb je verleidingsstrategieën nodig om het peloton bij de kopgroep te trekken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik laat deze wielervergelijking nog even op mij inwerken. De staatssecretaris zei net dat zij graag concreet was en dingen had die je bij het soeprek in de Albert Heijn uit kunt leggen. Daarom heb ik een heel concrete vraag: vindt deze staatssecretaris dat er een gelijk speelveld zou moeten zijn tussen elektrische oplaadstations en benzinestations? Elektrische rijden is namelijk duurzaam en het creëert groene werkgelegenheid. Wat vindt de staatssecretaris?
Staatssecretaris Mansveld:
De staatssecretaris vindt dat zij dit antwoord niet kan geven. Zij komt er later op terug.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Zelfs in zijn algemeenheid kan deze staatssecretaris niet zeggen dat je elektrisch rijden in ieder geval hetzelfde zou moeten behandelen als het rijden met benzine?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik denk dat elektrisch rijden heel belangrijk is. Er zijn ook andere vormen van duurzaam vervoer en daar wil ik me graag verder in verdiepen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Als ik met een voorstel kom om deze beide zaken gelijk te bedienen, zou u daar dan positief naar willen kijken?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik ben een positief ingesteld mens en ik wil overal positief naar kijken. Dat wil echter nog niet zeggen dat ik het er daarna ook mee eens ben.
We hebben heel ambitieuze doelen gesteld, ook voor het aandeel duurzame energie. Daar is collega Kamp van Economische Zaken verantwoordelijk voor. Nationaal is de doelstelling 16% duurzame energie in 2020 en internationaal 100% in 2050. Waar mogelijk zullen wij vanuit ons departement daar alle steun aan verlenen.
Hoe kunnen wij ons wapenen tegen de effecten van klimaatverandering? Wij zijn met ons Deltaprogramma, waar de minister verantwoordelijk voor is, een voorbeeld voor tal van landen hoe je kunt inspelen op de verwachte zeespiegelstijging en toenemende weersextremen. Dit blijkt ook uit het rapport van de Algemene Rekenkamer. In eerste termijn heeft een aantal Kamerleden al verwezen naar dit rapport. Terecht stelt de Rekenkamer dat de gevolgen van klimaatverandering verder reiken dan alleen het risico van overstromingen. Klimaatverandering brengt ook risico’s mee voor volksgezondheid, voor energie, voor transport, voor recreatie; dus voor meerdere beleidsterreinen. Vanuit het voorzorgsprincipe zullen we ook moeten nadenken over de vraag hoe wij ons uit het oogpunt van gezondheid, natuur, energie en transport wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Ook constateert de Rekenkamer dat wij in de EU nu nog in de pas lopen, maar dat er om aansluiting te blijven houden bij Europa meer samenhang nodig is. Daarom is een brede samenhangende visie op klimaatmitigatie en -adaptatie nodig. Daarom willen wij, de minister en ik, een voortrekkersrol vervullen. De klimaatvisie moet helder maken wat onze doelen zijn en hoe wij daar willen komen. Vanzelfsprekend zullen wij daar ook de collega’s van de andere departementen bij betrekken. Ook deze visie wil ik in juni, voor de zomer, met de Kamer delen. Met onze Nederlandse visie op klimaatadaptatie zoeken wij ook vanzelfsprekend aansluiting bij de Europese Climate Adaptation Strategy, die naar verwachting in april 2013 zal uitkomen, waarbij wij ook de link kunnen leggen naar internationale samenwerking en internationaal op dezelfde koers komen. In de voorbereiding zullen wij ook zeker de ideeën uit de samenleving serieus nemen, met als doel dat Nederland op alle fronten en niet alleen uit een oogpunt van waterveiligheid goed voorbereid wil zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
Tot zover mijn ambitie op het klimaatbeleid. Ik kom nu te spreken over mijn tweede ambitie, het milieubeleid.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb de staatssecretaris gevraagd naar de brief die Stichting Urgenda heeft gestuurd. Die was gericht aan de minister-president, maar met een cc naar het departement van de staatssecretaris. Omdat zij de eerstverantwoordelijke is voor het klimaatbeleid, hoor ik graag een reflectie van haar. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat zij een ambitieus klimaatbeleid wil voeren, maar 20% is niet ambitieus. Dat komt ook niet tegemoet aan de verplichtingen die Nederland zichzelf heeft opgelegd in de verdragen.
Staatssecretaris Mansveld:
Op welke 20% doelt u? De CO2-reductie?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, de CO2-reductie.
Staatssecretaris Mansveld:
De ambitie voor Nederland is 30%, maar wij zullen kijken hoe de onderhandelingen verlopen en hoe andere partijen zich daarbij opstellen. Wij hebben gezegd dat wij eventueel, om bij elkaar te komen, akkoord kunnen gaan met 20%. De ambitie waar wij van willen uitgaan, is 30%.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. De lijn is dat wij ons willen uitspreken voor 30, maar dat wij ook ja zeggen als het 20 wordt. Wat nodig is, is 40. Dat heeft Urgenda aangetoond en wij hadden dat ook zonder Urgenda wel kunnen weten. Dat wil ik graag horen. Het stoort me dat het klimaatpakket van dit regeerakkoord wordt verkocht als ambitieus, terwijl iedereen weet dat dit niet waar is. Wees er dan eerlijk over. Zeg dan: het doet me pijn. Of zeg: we gaan het niet halen; jammer mensen, maar 20% is het, misschien 30%, maar meer niet. Je kunt het echter niet ambitieus noemen. Ik wil graag een reactie op de internationale verplichtingen die voortvloeien uit het klimaatverdrag.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik geloof dat ik niet helemaal duidelijk ben geweest over de ambities. Ik heb gezegd dat wij voor juni over klimaatmitigatie en -adaptatie een visie en een plan zullen neerleggen voor deze Kamer en er met dit kabinet naar zullen kijken. De brief van Urgenda heb ik niet paraat. Daarop wil ik in tweede termijn terugkomen.
Ik was bij de tweede ambitie gekomen, het milieubeleid. Mijn conclusie is dat wij inmiddels belangrijke stappen in de goede richting hebben gezet en dat er de komende jaren nog een aanzienlijke inzet nodig is om de gestelde beleidsdoelen te halen. Het is een feit dat wij het ook in internationaal opzicht niet slecht gedaan hebben de afgelopen jaren. De zure regen is opgelost en ook de waterkwaliteit is aanzienlijk verbeterd, maar dat neemt niet weg dat we een tandje bij kunnen zetten. Ik wil de komende maanden gebruiken om helder te maken op welke doelen ik mij ga focussen. Past wat wij al doen daarbinnen? Ik denk dan aan de afvalagenda, het duurzaam inkoopbeleid, initiatieven voor green deals, de luchtkwaliteit en het geluid. Daarin wil ik helder maken of wij misschien meer willen doen en wie ik het beste hierbij kan betrekken. Ik zeg toe de Kamer ook hierover in juni 2013 nader te informeren.
Er waren een aantal concrete vragen, onder andere over de spaarlamp. Een effectief milieubeleid speelt niet alleen op mondiaal niveau, maar zeker ook op een niveau dat dichterbij de mensen ligt. De spaarlamp is hier bij uitstek een voorbeeld van, zeg ik in antwoord op de vraag van de heer De Graaf. Hij vraagt of ik mij in Brussel sterk wil maken voor het teruggeven van de keuzevrijheid aan burgers, te beginnen bij de gloeilamp. Gloeilampen zijn echte energievreters. Een gloeilamp zet 15% van de gebruikte energie om in licht, wat wil zeggen dat 85% nutteloze warmte is. Dat is precies de reden dat Europa heeft besloten de gloeilamp uit te faseren, want er zijn betere, zuinigere en mooiere alternatieven op de markt zoals de spaarlamp en de ledlamp. Hierdoor worden in heel Europa besparingen gehaald. Voor heel Europa betekent de verordening een besparing zo groot als het elektriciteitsverbruik van een land als België, de uitstoot van 20 energiecentrales van elk 500 megawatt of het elektriciteitsverbruik van 23 miljoen huishoudens. Energiebesparing is goed voor onze economie en goed voor ons klimaat. Ik zie dan ook geen reden om mij in Europa hard te maken voor de terugkeer van de gloeilamp.
De heer De Graaf (PVV):
Wij hebben geen definitie van duurzaamheid. Nu blijkt de gloeilamp slecht te zijn voor het klimaat. Tenminste, de spaarlamp is beter voor het klimaat. Er zitten twee zaken in: de keuzevrijheid en het gevaar van de spaarlamp. Waarom gunt deze staatssecretaris mensen niet zelf de keuze welke lamp zij willen aanschaffen of op welke manier zij hun eigendommen willen verlichten?
Een ander punt is het gevaar van de stoffen die in de spaarlamp zitten. De spaarlamp is aan alle kanten gepromoot, vanuit de industrie tot en met Postbus 51. In april 2011 dat spotje gelukkig gestopt. Overigens, over een lamp gesproken, als een spaarlamp op de grond valt, is het advies om de kinderen uit de huiskamer te halen omdat het gevaarlijk is. Van de week heb ik gegrapt dat de Explosieven Opruimingsdienst moet komen om het op te ruimen, maar het is wel bijna zo. Zo goed voor het milieu is het dus niet. En waarom geen keuzevrijheid? Mensen kunnen zelf beslissen.
Staatssecretaris Mansveld:
De mensen hebben een keuzevrijheid: spaarlamp of ledlamp. De gloeilamp is om zeer goede redenen niet meer in roulatie, behalve de exemplaren die nog branden. Als die op zijn, zijn ze uit. Bij mijn weten zijn de spaarlamp en de ledlamp beide zeer goede alternatieven op het gebied van energieverbruik. Ik kom in tweede termijn terug op het punt van de stoffen.
De heer De Graaf (PVV):
Dan trek ik toch de conclusie dat Europa knibbelt aan de keuzevrijheid van mensen. Dat vind ik een gevaarlijke ontwikkeling.
Staatssecretaris Mansveld:
De heer Van Gerven vraagt hoe het zit met het saneren van een aantal ernstige verontreinigingen zoals asbest op scholen en in andere publieke gebouwen. Er is een eerste ronde inventarisaties gehouden. Daaruit blijkt dat in een aantal gevallen mogelijk sprake is van een hoog risico. Ik heb de desbetreffende scholen schriftelijk aangesproken en ook de betrokken gemeenten geïnformeerd. Binnen enkele weken kunt u de informatie over een tweede ronde asbestinventarisaties op scholen tegemoetzien. Voor de andere publieke gebouwen geldt geen algemene inventarisatieplicht. Ik verwacht dat alle gebruikers of eigenaren hun verantwoordelijkheid nemen bij het slopen of verbouwen van gebouwen met asbest en dat, indien dat aan de orde is, zij het door een gecertificeerd bedrijf laten verwijderen.
De heer Van Gerven heeft ook een vraag gesteld over de stand van zaken rond de lijst van plekken met bodemverontreiniging, die bij het huidige gebruik risico’s opleveren voor de gezondheid van mensen. Dat zijn 414 locaties, die met spoed moeten worden gesaneerd, en wel voor 2015. Verantwoordelijk voor het saneren en beheren van deze locaties zijn in de meeste gevallen de provincies, dan wel de grotere gemeenten. Wij vragen jaarlijks een inventarisatie van de stand van zaken. Midden 2013 zal de volgende inventarisatie verschijnen. Die zal ik de Kamer direct toesturen. En ik zal de Kamer begin 2013 informeren over de stand van zaken rond de afspraken uit het Convenant bodemontwikkelingsbeleid.
Ik kom toe aan de veiligheid en de risicovolle bedrijven. Een aantal leden heeft hierover specifieke vragen gesteld die ik schriftelijk heb beantwoord. In het algemeen zeg ik dat ten aanzien van de veiligheid bij de meest risicovolle bedrijven geldt dat ik mijn energie vooral wil richten op het uitwerken van wat is afgesproken. Dat betreft in de eerste plaats de acties die het bedrijfsleven via zijn branchevereniging VNCI zelf heeft aangekondigd in het programma Veiligheid voorop. Ik denk dat het heel goed is dat de branche zelf een plan ontwikkelt. Dit is vooral gericht op het verbeteren en versterken van de veiligheidscultuur in de bedrijven zelf, maar ook op het verbeteren van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. In 2013 ontvangt de Kamer daartoe voorstellen voor aangepaste regelgeving.
De vorming van regionale uitvoeringsdiensten acht ik in dit verband van groot belang. Ik ben blij dat er inmiddels met IPO en VNG overeenstemming is over de financiering van het gemoderniseerde stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Veiligheid van mens en milieu vergt continue aandacht van alle spelers in de keten.
Mevrouw Dik heeft een vraag gesteld over het opnemen van recycling in duurzaam bouwen. Voor duurzaam bouwen is onder meer een milieuprestatiecoëfficiënt opgenomen in het Bouwbesluit. Onderdeel daarvan is dat duurzaam geproduceerde bouwmaterialen worden toegepast. Er wordt nog geen onderscheid gemaakt in het hergebruik van materialen en het gebruik van duurzaam geproduceerde materialen. Dit kabinet zal de milieuprestatiecoëfficiënt verder uitwerken, waardoor preciezer kan worden geduid, welke bouwmaterialen meer relevant zijn vanuit het oogpunt van duurzaamheid, en hoe deze in de berekeningen moet worden meegenomen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik had nog een vraag over veiligheid en handhaving. Is deze staatssecretaris het met mij eens dat bedrijven zich aan alle geldende wet- en regelgeving moeten houden?
Staatssecretaris Mansveld:
Daar ben ik het mee eens.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wij zijn al een tijd bezig met de veiligheid in de chemie. Er is een flink aantal bedrijven dat nog steeds niet voldoet aan de huidige wet- en regelgeving. Kan de staatssecretaris een update geven van de quickscan die staatssecretaris Atsma destijds heeft gegeven van de veiligheid bij onze gevaarlijkste chemische bedrijven?
Staatssecretaris Mansveld:
Daar kan ik nu geen antwoord op geven, simpelweg omdat ik niet kan overzien wat de impact van een update kan zijn. Daar wil ik graag in tweede termijn op terugkomen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor graag in tweede termijn wat het wordt. Maar als de staatssecretaris het met mij eens is dat bedrijven zich ook gewoon aan wetten en regels moeten houden, dan is het toch logisch dat je weet wie nog niet daaraan voldoet?
De voorzitter:
Daar kunt u in tweede termijn misschien weer vragen over stellen.
Staatssecretaris Mansveld:
De heer Van Gerven heeft een vraag gesteld over milieucriminaliteit. Zie ik ook een stijging daarvan, zoals het weg mengen van afval en dergelijke? Ik heb laten navragen wat de cijfers zijn, en ik heb begrepen dat ze stabiel zijn. Ik zie de stijging dus niet. Uiteraard zijn er altijd kwaadwilligen die afval proberen weg te mengen, maar ik denk dat het wapen daartegen professionalisering van de handhaving is. Als dat gebeurt, zijn we steeds beter in staat dit soort zaken te bestrijden. De vorming van RUD’s zal dit wat mij betreft verder versterken.
Vervolgens kom ik te spreken over het verpakkingenakkoord en meer in het bijzonder het onderdeel statiegeld. Dit onderwerp heeft de Kamer meer dan eens beziggehouden. Ik heb de opmerkingen en gevoelens die in de eerste termijn van de Kamer naar voren zijn gebracht, goed gehoord. Ik kan ook begrijpen dat het een gevoelig onderwerp is. Over het proces dat achter ons ligt, kan ik kort zijn. Dat proces verdient niet de schoonheidsprijs. Kijkend naar waar wij nu staan, constateer ik wel dat sinds het tekenen van de raamovereenkomst de VNG en het bedrijfsleven met elkaar in gesprek zijn gegaan over aanvullende afspraken. Het zijn dus geen nieuwe afspraken maar uitwerkingen van de raamovereenkomst. Ik heb begrepen dat ze een akkoord hebben bereikt, waar ik blij mee ben, en dat de VNG een positief advies voorlegt aan haar leden. Ik heb de Kamer gisteren of vandaag het addendum doen toekomen.
De heer Van Gerven (SP):
Steunt de staatssecretaris de ideeën van haar eigen PvdA-fractie zoals gisteren naar voren gebracht in eerste termijn?
Staatssecretaris Mansveld:
Mijn voorganger heeft de raamovereenkomst ondertekend en daarmee treedt die ook voor een deel in werking aankomende januari.
De heer Van Gerven (SP):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. De PvdA-fractie heeft gisteren via haar woordvoerster uitdrukkelijk gepleit voor behoud van de mogelijkheid om statiegeld te heffen. De SP is daar ook een groot voorstander van. De vraag is of ook de staatssecretaris de mening is toegedaan dat het heffen van statiegeld een heel probaat middel is om wat betreft afvalstoffen hergebruik, recycling en preventie te bevorderen.
Staatssecretaris Mansveld:
Kijkend naar de situatie van vóór de raamovereenkomst en kijkend naar de ambities die in diezelfde raamovereenkomst zijn verwoord en die breed het verpakkingenmateriaal betreffen, ben ik tevreden met die overeenkomst zoals die nu voorligt. Dat is ook de reden waarom ik de overeenkomst, zoals die in maart/april dit jaar is voorgelegd aan de Kamer, heb ondertekend.
De heer Van Gerven (SP):
We zullen in tweede termijn een motie indienen omdat de samenstelling van de Kamer inmiddels is gewijzigd en er wellicht nu een Kamermeerderheid is voor het heffen van statiegeld. Dat laatste zou overigens heel goed kunnen bestaan naast de afspraken die gemaakt worden met de VNG en het bedrijfsleven.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb dan de vraag aan de staatssecretaris of zij deze motie dan zou afwijzen in het belang van consistentie van beleid, zoals zij dat eerder vanmiddag heeft ingebracht.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik vind het erg ongemakkelijk om moties die ik nog niet ken, al af te wijzen.
De voorzitter:
Daar hebt u groot gelijk in. We wachten die motie af en dan kunt u die vraag opnieuw stellen, mevrouw Mulder. Gaat u verder, mevrouw de staatssecretaris.
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik heb twee van mijn drie ambities behandeld zodat ik nu kom op mijn derde ambitie en dat is duurzaamheid. Dan haak ik meteen even in op de vraag van mevrouw Ouwehand in eerste termijn of ik alsnog aan de slag wil gaan met de motie-Samsom. Die motie ging over een maatschappelijk debat over de relatie tussen onze dagelijkse consumptie en een duurzame wereld. Ik denk dat het nu al onderwerp is van een maatschappelijk debat in het dagelijks leven. Het is er dus niet afhankelijk van of Den Haag daarvoor het initiatief neemt. Dat neemt niet weg dat we wel ambities hebben op dit terrein. Dit kabinet heeft nieuwe doelen gesteld, onder andere op het gebied van duurzame energie. Dat is wat mij betreft voldoende aanleiding om de duurzaamheidsagenda, die door de Kamer lange tijd controversieel is verklaard, opnieuw tegen het licht te houden. Met plezier zal ik, in lijn met de vorige week door de Kamer aangenomen motie, bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties betrekken bij het herzien van de duurzaamheidsagenda. Natuurlijk ga ik met betrokken collega’s in het kabinet om de tafel en kom ik in juni met een nieuwe duurzaamheidsagenda. Er komt op dit punt dus heel wat post van mij naar de Kamer: een samenhangende visie over klimaatmitigatie en -adaptatie, een strategie en visie met betrekking tot het milieubeleid en een herziene duurzaamheidsagenda.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik hoop dat de staatssecretaris ook nog antwoord gaat geven op twee concrete vragen die ik in de eerste termijn heb gesteld: hoe staat het met de reeds gestarte pilot voor een afvalloze overheid en welke rol kan de rijksoverheid spelen bij het helpen van decentrale overheden, bijvoorbeeld bij de aanschaf van schone bussen? Daarmee lossen de decentrale overheden immers ook een probleem van dit ministerie op, namelijk de luchtkwaliteit in de binnensteden, een van de knelpunten in ons luchtkwaliteitsbeleid. Dat waren twee concrete vragen. Ik heb ook nog een andere vraag.
De voorzitter:
Zullen we eerst deze twee vragen doen?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja, dat is prima.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik hoor net van de minister dat in het aanbestedingsbeleid aandacht wordt besteed aan de schone bussen. Op de andere vraag kom ik terug in de tweede termijn. Merkwaardigerwijs heb ik die vraag gemist.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, u had nog een vraag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat zij daar in de tweede termijn op terugkomt. Toch nog even over de schone bussen: ik heb het gevoel dat er een “kip en ei”-probleem is. Het zou heel erg helpen als de rijksoverheid, vanuit haar verantwoordelijkheid voor het luchtkwaliteitsbeleid in totaliteit, gemeenten, aanbestedende partijen en misschien mensen die de technologie in handen hebben, bij elkaar kunnen gaan zitten om te bekijken of we op dat punt een doorbraak kunnen bereiken.
Mijn vraag gaat over een uitspraak die de staatssecretaris zojuist deed in antwoord op de vraag van mevrouw Van Tongeren of wij ervoor moeten zorgen dat bedrijven de wet naleven. De staatssecretaris antwoordde: ja, dat moeten zij. Bedrijven zijn volgens de Wet milieubeheer ook verplicht om alle energiebesparende maatregelen te nemen die zij binnen vijf jaar terugverdienen. Een recent uitgekomen rapport geeft aan dat je nog een heleboel energiebesparingspotentieel kunt realiseren als je dit veel beter handhaaft. Dat is belangrijk voor het realiseren van de doelstelling van 16% en van onze CO2-doelstellingen. Er zijn ook een paar concrete suggesties voor de wijze waarop wij die handhaving zouden kunnen versterken, omdat gemeenten moeite hebben om te bepalen of zo’n bedrijf alles doet wat mogelijk is.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, u moet echt uw vraag gaan stellen, want u houdt echt een enorm betoog.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja voorzitter, maar dit is een beetje een technische kwestie. Ik wil het daarom goed inleiden voor de staatssecretaris.
De voorzitter:
Ja, maar de bedoeling van een interruptie is om een vraag te stellen. U kunt in het reglement lezen dat het moet gaan om korte vragen. U houdt elke keer een lang betoog.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik doe mijn best om korte vragen te stellen, maar deze staatssecretaris is nieuw en ik geef haar graag een beetje achtergrondinformatie, want anders moet zij zeggen dat zij hier in de tweede termijn op terugkomt.
De voorzitter:
Maar dan krijgt u wel een goed antwoord. Ik vind dat ook een zeer charmante oplossing van deze staatssecretaris. Stelt u uw vraag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb er geen bezwaar tegen dat de staatssecretaris het zo doet, maar ik wil wel kunnen uitleggen waarover het gaat. Vindt de staatssecretaris ook dat wij de mogelijkheden moeten benutten om gemeenten in staat te stellen om deze verplichting beter te handhaven?
Staatssecretaris Mansveld:
Op die vraag kan ik bijna niet met nee antwoorden, maar ik wil de argumentatie toch voor mezelf op een rij hebben. Het antwoord komt dus in de tweede termijn.
Ik kom tot slot bij het blokje “luchtvaart”. Daarover is één vraag gesteld. Allereerst merk ik op dat ik ruimte wil bieden voor groei, maar wel in evenwicht met de leefomgeving. Dat heb ik al eerder gezegd. Nederland heeft veel baat bij een sterke luchtvaart. Onze internationale concurrentiepositie hangt mede af van de functie van de Mainport Schiphol. Ons uitgangspunt is helder. Om de groei van Schiphol te kunnen accommoderen, is een luchthavenbesluit nodig voor Lelystad. De heer De Rouwe vroeg mij welke acties de komende maanden en jaren nodig zijn om echt op Lelystad te kunnen gaan vliegen en wat er moet gebeuren als dit niet op korte termijn mogelijk blijkt te zijn.
Op 11 september dit jaar heeft mijn voorganger de kabinetsreactie op het Aldersadvies over Lelystad naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin is op hoofdlijnen het advies van de Alderstafel omarmd. Er liggen nog twee openstaande vraagpunten die moeten worden opgelost voordat er daadwerkelijk op Lelystad kan worden gevlogen. Dat heeft te maken met de betrouwbaarheid en de fasering van de verkeersafwikkeling. Hierover zijn wij momenteel met Schiphol in gesprek.
Tot slot dank ik de Kamer voor dit constructieve overleg. Wat mij betreft staan wij aan het begin van een nieuw hoofdstuk. Ik hoop dat samen met de Kamer te kunnen schrijven.
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid om vragen aan de orde te stellen die nog niet beantwoord zijn. Eventuele betogen kunnen in tweede termijn worden gehouden. Wij inventariseren nu welke vragen er nog over zijn. Het lijkt mij efficiënt als de staatssecretaris mee kan schrijven.
De heer De Rouwe (CDA):
Voorzitter. Ik heb nog vragen over het luchtvaartblokje. Zal ik die maar direct stellen?
De voorzitter:
Ja, want daarover hebt u nog geen vragen kunnen stellen.
De heer De Rouwe (CDA):
De staatssecretaris geeft aan wat het traject is rond Lelystad en Schiphol. Dat is correct. Ik heb eerder de vraag gesteld of de staatssecretaris denkt dat Lelystad op tijd klaar is ingeval Schiphol vol dreigt te lopen.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik ga ervan uit dat Lelystad op tijd klaar is. Wij zijn al in gesprek met Schiphol over deze twee zaken. Mochten er complicaties optreden of mocht blijken dat het niet haalbaar is, dan zal de Kamer snel van mij horen.
De heer De Rouwe (CDA):
Akkoord, zeker, graag. Daarbij hoort een volgende vraag. Als de luchtvaart daar niet geaccommodeerd kan worden, geeft de staatssecretaris dan ruimte aan Schiphol om boven de 510.000 vluchten te groeien? Of wordt die groei gewoon niet geaccommodeerd?
Staatssecretaris Mansveld:
Groei boven de 510.000 vluchten is op dit moment niet aan de orde. Ik ga ervan uit dat het gaat lukken. Als dat onverhoeds niet het geval mocht zijn, dan sta ik bij de Kamer op de stoep.
De voorzitter:
Iemand nog een vraag over luchtvaart? Nee, dan maak ik een rondje om te inventariseren welke vragen nog niet zijn beantwoord.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In het werkprogramma van de nieuwe Adviesraad voor de leefomgeving en infrastructuur is niets opgenomen over gevaarlijke stoffen en veiligheid. Is het de intentie van de staatssecretaris om hierin niets over gevaarlijke stoffen op te nemen?
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter.
De voorzitter:
Staatssecretaris, wij inventariseren eerst de overgebleven vragen.
De heer Van Gerven (SP):
Ik heb nog twee vragen. De eerste vraag is die over de milieumaffia. De staatssecretaris zegt dat de cijfers niet groeien. Wij spreken veel met politie en inspecteurs die zeggen dat de maffia wel groeit. Ik wil graag van de staatssecretaris de meest actuele en officiële cijfers hebben waarop zij zich baseert. Ik adviseer haar om eens samen met de inspecteurs op pad te gaan.
De voorzitter:
Geen adviezen, alleen een overgebleven vraag.
De heer Van Gerven (SP):
Oké. De tweede vraag is die over asbest. Er vallen 1.000 tot 1.500 doden per jaar door asbest. In 2011 is een motie aangehouden om de situatie in alle scholen te inventariseren. Die inventarisatie zou medio 2012 klaar zijn. Mijn vraag is of dat inderdaad zo is en of ook alle riskante situaties op scholen op dit moment aangepakt zijn of worden. Voor onze kinderen hebben wij natuurlijk een extra belofte waar te maken.
De heer Bashir (SP):
Ik heb in mijn eerste termijn vragen gesteld over illegale taxi’s. De staatssecretaris is schriftelijk niet ingegaan op illegale taxi’s, maar op de instrumenten die zij heeft om legale taxi’s te controleren. Mijn vraag ging over illegale taxi’s. Hoe pakt zij die aan?
Staatssecretaris Mansveld:
Eerst een antwoord op de laatste vraag. De heer Bashir heeft een schriftelijk antwoord ontvangen. Hij heeft het nu over illegale taxi’s. Ik neem aan dat als er illegale taxi’s in de rij staan, het Openbaar Ministerie, de politie en de gemeenten als eerste in de rij staan om die illegaliteit aan te pakken. Wij handhaven op het gebied van de legale taxi’s. Wij bekijken of die doen wat wij hebben afgesproken over legale taxi’s.
Nu de milieumaffia. Ik ga ervan uit dat ik de Kamer de meest actuele cijfers kan doen toekomen. Ik baseer me namelijk op cijfers en dat zullen geen geheime cijfers zijn. Mijn antwoord op de vraag of ik eens met de inspecteurs op pad wil gaan, is: ja. Dat geldt niet alleen voor de milieumaffia. Ook bij het spoor en op andere gebieden zal ik op werkbezoek gaan om te zien wat daar de problemen zijn. Ik heb in mijn inleiding gezegd dat ik ook van de werkende mensen wil horen wat de problemen zijn, wat er speelt.
De heer Van Gerven had het over een motie over asbest, die ik op dit moment niet kan reproduceren.
De heer Van Gerven (SP):
Het gaat om een motie van 16 februari 2011, over een asbestinventarisatieplicht, op stuk 22343, nr. 252.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik kom daarop terug in mijn tweede termijn. Het antwoord op de vraag over het advies van de Raad voor de leefomgeving heb ik ook niet paraat. Ik zal daar ook op terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee is een eind gekomen aan de eerste termijn van de regering. Eigenlijk wilde ik gelijk doorgaan met de tweede termijn van de Kamer, maar wij gaan nu voor enkele ogenblikken schorsen, want de eerste spreker moet nog even wachten op een printje.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik zou een iets langere schorsing enorm op prijs stellen, ook in verband met het in elkaar schuiven van een aantal moties.
De voorzitter:
Ik kijk naar de klok. Om 18.00 uur staat er alweer een VAO gepland. Het is gebruikelijk dat leden hun moties hebben voorbereid. Maar goed, ik schors de vergadering tot 15.50 uur.
De vergadering wordt van 15.44 uur tot 15.50 uur geschorst.
De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik dank beide dames, de minister en de staatssecretaris, voor de antwoorden. Ik zie uit naar mooie debatten over zowel infra als milieu en klimaat. Dat worden nog warme dagen in de Kamer ...
Ik wil drie moties indienen. De eerste dien ik in om de minister, ondanks haar toezegging, toch een steuntje in de rug te geven. De moties luiden als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verkeersdeelnemers het grootste risico op lichamelijk letsel lopen op andere wegen dan snelwegen;
overwegende dat flitscontroles met de hoogste prioriteit dienen te worden ingezet op de meest onveilige plaatsen;
verzoekt de minister van Infrastructuur en Milieu, in overleg te treden met de minister van Veiligheid en Justitie om de prioriteit met betrekking tot flitscontroles te leggen bij verkeersveiligheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het ratjetoe aan wisselende maximumsnelheden op de Nederlandse snelwegen verwarrend werkt voor de automobilist;
overwegende dat automobilisten door het ontbreken van een eenduidige maximumsnelheid op snelwegen worden afgeleid van het veilig besturen van hun voertuig;
overwegende dat een standaardmaximumsnelheid van 140 km/u de automobilist de vrijheid geeft om tot die grens zijn of haar eigen snelheid te kiezen;
overwegende dat zulks de doorstroming bevordert;
verzoekt de regering, eenduidigheid in maximumsnelheden te bevorderen middels het invoeren van een maximumsnelheid van 140 km/u op de Nederlandse snelwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederlanders vanwege Brusselse regels niet meer vrij zijn in de keuze in de manier waarop zij hun eigendommen willen verlichten;
overwegende dat LED- en spaarlampen schadelijker voor het milieu blijken dan de gloeilamp;
verzoekt de regering, zich in Brussel hard te maken voor het terugdraaien van het verbod op de productie van gloeilampen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (33400-XII).
De heer Elias (VVD):
Voorzitter. De staatssecretaris kreeg een zomerse wolkbreuk aan papier over zich heen. Wij wensen haar veel succes en hopen in dit geval dat het een beetje gaat miezeren.
Het betoog van de minister over het gebrek aan speelruimte dat zij heeft en haar pleidooi om besteedbare gelden voor de lange termijn maximaal in te zetten nu wij er het meeste behoefte aan hebben, brengt de VVD-fractie ertoe de volgende motie in te dienen, mede namens collega Kuiken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat investeren in infrastructuur van belang is voor het versterken van de Nederlandse economie;
constaterende dat met de aanpassing van het regeerakkoord het Infrastructuurfonds wordt gekort;
constaterende dat in het regeerakkoord is vastgelegd dat de resterende investeringsruimte in Infrastructuurfonds en Deltafonds tot 2028 in de komende kabinetsperiode voor 80% kan worden bestemd voor nieuwe projecten;
verzoekt de regering, mogelijk te maken dat de in het regeerakkoord beschikbaar gestelde resterende investeringsruimte van het Infrastructuurfonds wordt verhoogd van 80% naar 100%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Elias en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (33400-A).
De heer Elias (VVD):
Voorzitter. Door een misverstand over de tijd die mij nog restte, heb ik het onderwerp luchtvaart in de eerste termijn tekortgedaan. Ik zet dit graag recht door alsnog het belang van de luchtvaart te onderstrepen. Het kabinet doet dat ook door in het regeerakkoord vast te leggen dat het “de ontwikkeling van Schiphol en de Rotterdamse haven bevordert vanwege het grote belang voor de Nederlandse economie. Zij krijgen de ruimte om te groeien.” Een compliment voor het kabinet omdat het andermaal onverkort inzet op het verdienvermogen van Nederland en dus op structurele banen op de langere termijn. Dat zijn de kernpunten van het VVD-mobiliteitsbeleid. Voor de luchtvaart is en blijft de spilfunctie van Schiphol essentieel. Ik wil er overigens sterk voor pleiten om het woord “spilfunctie” te gaan gebruiken in plaats van dat rare “hub”. Onze Nederlandse taal heeft voor al die merkwaardige en vaak gedachteloos overgenomen Engelse kreten prima eigen termen en uitdrukkingen. Ik zou zeggen: spilfunctie.
Schiphol, dat is 50 miljoen passagiers per jaar, honderdduizenden banen in de regio en een toegevoegde waarde van 26 miljard euro. De luchtvaart is een mondiale sector die ondanks de crisis de komende jaren verder zal blijven groeien. Er wordt in die sector niet gedacht in landen maar in continenten en internationale samenwerkingsverbanden. Luchtvaartmaatschappijen werken in een extreem concurrerende internationale omgeving. Een zo gelijk mogelijk speelveld op mondiaal niveau is altijd het uitgangspunt voor de VVD. Dan zullen de juiste prijs-kwaliteitsverhouding en bedrijfsvoering namelijk de doorslag geven voor de consument.
Om die spilfunctie van Schiphol zo goed mogelijk te benutten is de luchtruimvisie van groot belang. Deze geeft regionale vliegvelden als Lelystad en Eindhoven kansen om chartervliegbewegingen een plek te geven. Het is dan ook met genoegen dat ik aan het eind van het betoog van de staatssecretaris ervan kennisnam dat Lelyveld waarschijnlijk op tijd klaar is en dat wij anders van haar horen.
Ik heb wat tijd overgehouden omdat ik ook graag iets aan debat doe in plaats van alleen maar moties indienen. Ik zei mevrouw Dik-Faber toe dat de VVD mee wil denken over een manier om extra aandacht te vestigen op P+R-mogelijkheden ofwel Park and Ride-mogelijkheden. Extra aandacht lijkt mij prima, maar mocht dat financiële consequenties hebben, dan moet dat wel binnen het programma Beter Benutten passen en dus daaruit of uit andere bestaande budgetten gefinancierd kunnen worden.
Ik spreek uit ervaring als ik zeg dat de bereikbaarheid van stations per auto een belangrijke stimulans is voor verstokte automobilisten om eens wat vaker de trein te pakken, zeker als ze op hun tomtom zien dat ze dan sneller op hun bestemming zijn. Zoals ik in mijn eerste termijn al aanstipte, is dat een fijne innovatieve ontwikkeling vanuit de markt. Nadat je lekker in de trein met wifi hebt gewerkt is het heel plezierig als je weer bij je auto komt, maar dan moet wel je ruit niet ingeslagen zijn. Verlichting en beveiliging zijn dus nodig. Kortom, de aantrekkelijkheid moet sterk worden verhoogd. Ik heb een motie van mevrouw Dik daarover dan ook meegetekend.
Mijn collega De Rouwe trok nogal van leer. Hij had het over monsterbezuinigingen. In alle eerlijkheid, ik vind dat een vorm van ongeloofwaardige oppositie. Het CDA heeft voor 200 miljoen aan bezuinigingen in het Lenteakkoord meegetekend. Er stond voor een half miljoen aan bezuinigingen op infrastructuur in het verkiezingsprogramma. Dan vind ik werkelijk dat het niet terecht is om zo tegen dit kabinet tekeer te gaan. Bovendien is het tegengesteld aan de veel rustigere uitlatingen van de heer Buma, zijn fractievoorzitter, van vorige week bij de regeringsverklaring. Wij hebben dan ook de indruk dat die wat wilde, eenpittigere oppositie van de heer De Rouwe nog zal worden teruggedraaid. We zien wel hoe dat verder loopt.
De voorzitter:
U vraagt om een debat, dan kunt u het krijgen.
De heer De Rouwe (CDA):
Zo is het. Daar help ik altijd graag aan mee. Even over die laatste woorden, namelijk dat het teruggedraaid wordt. Ik neem aan dat u de enorme VVD-uitglijder bedoelt om deze megamonsterbezuinigingen terug te draaien, mijnheer Elias. U refereert terecht aan de geringe bezuiniging die het CDA eerlijk heeft verkondigd tijdens de campagne. Die achten wij ook nodig in de komende periode, maar dat is iets heel anders dan alle loze en valse beloftes van de VVD voor en tijdens de campagne om extra te investeren. Dat is het grote verschil tussen het CDA en de VVD. Terwijl het CDA eerlijk was en zei dat een kleine bezuiniging noodzakelijk was, triomfeerde de VVD maandenlang door te roepen en te tetteren dat er miljarden bij kwamen. Het resultaat is een kaalslag van in totaal 9,1 miljard, waar de VVD volledig, maar dan ook volledig, voor verantwoordelijk is.
De heer Elias (VVD):
Dat had u gisteren al gezegd, een paar keer zelfs, maar nu vraag ik u in te gaan op wat ik in het debat vroeg. Als straks het stof van die oppositionele ketelmuziek, die waarschijnlijk niet door uw hele fractie wordt gedragen gelet op wat de heer Buma vorige week zei, een beetje is neergedaald en er concrete voorstellen naar de Kamer komen om infrastructurele projecten aan te pakken die nog wel kunnen, wat gaat u dan doen? Toen zei u: dan ga ik tegenstemmen, ik ben daartegen. Ik houd u daaraan, of u maakt tegen die tijd een draai, want ook u wilt dat de wegen die nog wel kunnen, gewoon worden aangelegd. Dat is ook in lijn met wat de heer Buma vorige week zei, namelijk: bij mijn fractie is het besef leidend dat de uitweg uit de crisis voor Nederland voorop moet staan, welk kabinet er ook zit. Dit kabinet bezuinigt en zorgt ervoor dat de staatskas weer op orde komt. Ik betwist niet dat daar een nare, vervelende greep in de kas van het Infrastructuurfonds bij hoort. Dat is naar, dat is vervelend, maar het is ook noodzakelijk.
De heer De Rouwe (CDA):
Het CDA is er in zijn campagne eerlijk over geweest dat dit voor een deel noodzakelijk is. Het verwijt aan de VVD, de heer Elias voorop met al zijn debatten met transportondernemers, is dat ze een volledig vals verhaal heeft gehouden. Evenals het CDA was de VVD ervan op de hoogte dat er moest worden bezuinigd. De VVD beloofde dat ze miljarden zou investeren in de wegen. Het resultaat is dat ze volledig, maar dan ook volledig, door de PvdA is uitgekleed en nu zelf het probleem van een miljardenbezuiniging heeft. Dan moet de VVD niet bij het CDA aankloppen met de vraag of het CDA bereid is om dit voor haar op te lossen. Nee, dan moet u een vent zijn en zeggen dat u het zelf oplost. Deze Kamer zal dan beoordelen of dat nuttig of noodzakelijk is. Het CDA heeft al aangegeven dat de extreme bezuinigingen, de megabezuinigingen die de VVD wil doorvoeren op infrastructuur, nog los van de verhoging van 3 cent op diesel voor de transportsector, niet de keuzes van het CDA zijn. Ik zie dat de voorzitter hierbij nu zelfs de wave inzet. Nee, dat gaat om wat anders.
De voorzitter:
De voorzitter werd al aangesproken: of ze maar een vent wilde zijn. Ik heb die behoefte nog nooit gehad.
De heer De Rouwe (CDA):
Daar kan ik niet over oordelen.
De voorzitter:
Ik kan het u verzekeren! Het zou fijn zijn als u via mij spreekt.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik geloof u direct, voorzitter. Ik ga weer terug naar de heer Elias. Het punt is dat de VVD voor de verkiezingen mooie verhalen hield, wetende dat er een crisis was, maar nu als een blad aan de boom is omgedraaid en gaat bezuinigen in plaats van miljarden te investeren.
De heer Elias (VVD):
De VVD regeert met een partij waarmee zij het op een aantal punten oneens is. De VVD heeft keuzes gemaakt en heeft een compromis gesloten. U staat aan de zijkant. Als u straks voorstellen krijgt om te realiseren wat nog mogelijk is, dan zegt u op voorhand: daar ga ik niet in mee. Ik vind dat onverantwoordelijk gedrag.
Collega Bashir van de SP maakte enkele opmerkingen over de taxibranche. Als hij er geen socialistische ideologische rimram over de mislukte liberalisering en de falende marktwerking bij haalt, dan kan ik een heel eind met hem meegaan. De heer Bashir komt waarschijnlijk met een motie, die ik dan ook zal ondersteunen. Ik wil de staatssecretaris op dit punt nadrukkelijk het volgende meegeven. Dat geldt overigens ook voor de minister. Het zou niet helemaal eerlijk zijn om alleen de staatssecretaris aan te spreken, want zij zit er nog maar net. In september 2009 is een mede door mijn voorganger Aptroot ondertekende motie aangenomen waarin wordt verzocht om de Taxiwet een jaar na invoering te evalueren. Die evaluatie hebben we nog niet binnen. Ik adviseer de bewindslieden dringend om in ieder geval moties waaronder mijn naam prijkt, wel uit te voeren, want we zitten hier in de Kamer tenslotte niet voor Piet Snot. Ik dien overigens niet zo heel vaak moties in, omdat mijn fractie meent dat dit instrument anders bot wordt en aan kracht inboet.
Collega Van Veldhoven probeerde ons in het keurslijf van de kilometerheffing te krijgen, en wel omdat staatssecretaris Weekers heeft voorgesteld om de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting af te schaffen en een soort tussenoplossing te bedenken voor degenen die in een klassieker als hobbyauto rijden. Hierbij schijnt te worden gekeken naar een maximumaantal dagen waarop je daarin mag rijden. We hebben moties in die richting ook gesteund. Het wordt allemaal onderzocht en uitgewerkt. We hebben dus oog voor de hobbyist met zijn of haar klassieker, het rijdend erfgoed. Zoals bekend ben ik er terughoudend over – mijn collega Neppérus doet dit onderwerp bij de behandeling van de belastingplannen – want ik heb zelf zo’n prachtexemplaar van 50 jaar oud. Dat zal dus waarschijnlijk wel worden opgelost. Maar dat de vrijstelling voor een uit Duitsland geïmporteerde smerige Mercedes diesel uit 1986 waarmee iemand dagelijks rijdt, wordt afgeschaft, blijft natuurlijk overeind. De staatssecretaris van Financiën komt nu dus met een oplossing, maar ik zeg via de voorzitter tegen mevrouw Van Veldhoven dat dit in geen enkel opzicht een opmaat is voor welke vorm van kilometerheffing dan ook. Die illusie moet mevrouw Van Veldhoven niet hebben. Haar verhaal was een constructie om de VVD-fractie in een fuik te trekken. Ik meld haar en iedereen die meeluistert: dat gaat niet lukken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb het gevoel dat de heer Elias mij en mevrouw Van Tongeren geheel door elkaar haalt. Ik heb namelijk helemaal niet gesproken over rekeningrijden. We hadden het over auto’s waarvan weinig gebruik wordt gemaakt. Ik zei toen: laten we niet aan leeftijdsdiscriminatie doen. Dat was mijn enige voorstel.
De heer Elias (VVD):
Nee, nee. U probeerde ons te framen als degenen die de eerste draai maakten in de richting van een kilometerheffing.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja, nu bevestigt u het. Dat was mevrouw Van Tongeren. Ik heb u alleen uitgenodigd om een pasje extra te doen.
De heer Elias (VVD):
Excuus. Oké, lees voor “Van Veldhoven” in dat geval “Van Tongeren”, maar de redenering blijft dezelfde.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Aangezien de heer Elias ons allebei uitnodigde aan de interruptiemicrofoon ben ik wel heel benieuwd of hij nu in zijn betoog ingaat op mijn verzoek om een pasje extra te doen.
De heer Elias (VVD):
Nee, Ik deed meer dan alleen maar moties voorlezen in tweede termijn. Dat heet debatteren en daarvoor zijn we hier, volgens mij.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Maar …
De voorzitter:
Hè, kom op jongens. Even op de inhoud.
De heer Elias (VVD):
Wij houden helemaal niet van een oplossing van een oplossing en een categorie voor een uitzondering van een categorie. Dat gaan we dus niet doen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren was ook uitgedaagd, dus die is naar voren gekomen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter, als u geen vent bent, zijn wij geen jongens. Sorry, maar dit kon ik even niet laten. Wat zou de VVD-afgevaardigde dan “rekeningrijden” noemen? Kennelijk gaat het voor hem niet over betalen naar gebruik. Het onderscheid dat gemaakt is, gaat daar echter wel degelijk over. Gebruik je die auto zes keer per jaar op een mooie zondag of rij je elke dag met die vieze Mercedes? Ik vind het alleen maar een compliment waard dat de VVD ook op dit dossier een klein stapje zet.
De heer Elias (VVD):
Complimenten van GroenLinks acht ik doorgaans tamelijk dubieus, zeker als ze aan ons adres zijn en op dit front. Dit was geen opmaat voor rekeningrijden of een grootschalige toestand. De vorige keer dat we dat zouden optuigen, kostte dat geloof ik 4 miljard. Ons verkiezingsprogramma verzet zich er zeer tegen. We gaan dat dus gewoon niet doen. We zijn het er met mevrouw Van Tongeren over oneens dat dit een prima instrument zou zijn. We kunnen er wel zeventien keer over heen en weer pingpongen, maar ons standpunt gaat niet veranderen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het verkiezingsprogramma van de VVD is geen graadmeter voor wat de VVD later vanuit de regering verdedigt.
De heer Elias (VVD):
Je kunt ook zeggen dat het verkiezingsprogramma van GroenLinks aanmerkelijk minder relevant is voor het regeringsbeleid.
De voorzitter:
Ik heb het gisteren ook al gezegd: ik houd niet zo van jij-bakken in het debat.
De heer Elias (VVD):
Dan moeten ze niet gemaakt worden.
Ik sluit mijn inbreng af met dit doortastende duo veel werklust, denkkracht en besluitvaardigheid toe te wensen in de wetenschap dat ze een prachtig en voor Nederland cruciaal beleidsterrein in beheer hebben.
De voorzitter:
Ik heb begrepen dat de heer Dijkstra afziet van zijn tweede termijn. Dan is nu het woord aan de heer Van Gerven. En hij heeft nog drie minuten spreektijd over.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. In eerste termijn was er sprake van een novum: een minister die de schijn van belangenverstrengeling acceptabel vindt. Hier is echt sprake van normvervaging die correctie behoeft in het belang van een geloofwaardige overheid. Vandaar dat wij de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de voorzitter van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) de schijn van belangenverstrengeling met zich draagt;
overwegende dat hierdoor de legitimiteit, transparantie en integriteit van het openbaar bestuur worden aangetast;
spreekt uit dat het vertrouwen in de voorzitter van de Rli hiermede in het geding is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (33400-XII).
De heer Elias (VVD):
Wil de heer Van Gerven ingaan op mijn citaten uit het rapport? Die zijn namelijk in zeer sterke mate aanvullend op zijn gemankeerde citaten uit datzelfde rapport. De onderdelen die ik geciteerd heb, zijn in hoge mate ontlastend voor de functionaris die de heer Van Gerven in het vizier heeft. Vindt hij niet dat hij die delen van het rapport ook tot zich had moeten nemen voordat hij zijn motie indiende?
De heer Van Gerven (SP):
Ik stel allereerst vast dat het rapport van de commissie Schoon Schip is aangenomen door de Staten van Noord-Holland, inclusief de VVD-fractie. Een van de conclusies uit het rapport, en het betreft de heer Meijdam, luidt als volgt. “Omdat door het opzetten van “dubbele petten” het risico van (de schijn van) belangenverstrengeling ontstaat en daardoor een situatie kan ontstaan waardoor besluitvorming binnen het openbaar bestuur niet boven elke twijfel is verheven.” Het gaat juist om de formuleringen “niet boven elke twijfel is verheven” en “de schijn van belangenverstrengeling”. Als dat aan de orde is, is het standpunt van de SP dat de voorzitter van zo’n belangrijk adviesorgaan de eer aan zichzelf moet houden.
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, ik verzoek u om geen namen van personen te noemen. U probeert het te vermijden, maar het is ook een keer mislukt. De persoon in kwestie is niet aanwezig om zich te verdedigen en dan noemen we dus geen namen.
De heer Van Gerven (SP):
De naam is in eerste termijn ook door de minister genoemd, dus vandaar. Maar ik begrijp de gevoeligheid.
De voorzitter:
Als ik toen had voorgezeten, had ik dezelfde zin in de richting van de minister uitgesproken.
De heer Elias (VVD):
Ik citeer nogmaals uit hetzelfde rapport. De heer Van Gerven wil daar bewust overheen lezen, maar dat vind ik onjuist. In dat rapport staat ten eerste over dezelfde functionaris dat er geen gevallen zijn “waarin duidelijk regels worden overtreden”. Ten tweede heb ik de heer Van Gerven niet gehoord toen leden van deze Kamer ook van de schijn van belangenverstrengeling werden beticht. Hij moet dus niet met twee maten meten.
De heer Van Gerven (SP):
Ik citeer even de heer Elias: “In zijn algemeenheid hanteert de VVD als partij een buitengewoon strikt integriteitsbeleid.” Daar houden wij de hand aan. Ik moet constateren dat het OM op dit moment zijn handen vol heeft om al die VVD-vertegenwoordigers aan te pakken.
De voorzitter:
Nee, nee, mijnheer Van Gerven, beperkt u zich alstublieft tot de beantwoording van de vraag. We moeten hier echt zorgvuldig mee omgaan.
De heer Van Gerven (SP):
Ik breng even in herinnering dat u die norm ook voor de heer Elias moet hanteren, want hij haalde er kennelijk nog weer een aantal Kamerleden bij. Mijn constatering is dat er geen sprake van normvervaging mag zijn. Dat is voor ons de meetlat. Het gaat er niet om of iemand al dan niet veroordeeld is. Het gaat erom of al dan niet de schijn van belangenverstrengeling bestaat. Het feit dat de betrokkene dubbele petten op had, is door de Staten ten strengste veroordeeld. Als wij het over zo’n belangrijke functie hebben, moet de persoon in kwestie van volstrekt onbesproken gedrag zijn. Er mag geen enkele twijfel over zijn onafhankelijkheid in zijn functioneren bestaan.
De heer Elias (VVD):
Ik houd staande dat u belangrijke delen van het rapport weglaat.
De voorzitter:
Mijnheer Elias, wilt u alstublieft via mij spreken? Juist in dit soort interruptiedebatjes is dat heel belangrijk.
De heer Elias (VVD):
Zeker. Ik vergeet dat iedere keer, sorry. De geachte afgevaardigde van de zijde van de SP, de heer Van Gerven, citeert bepaalde zeer belangrijke onderdelen van het rapport niet. Daarom is zijn conclusie niet gerechtvaardigd. Bovendien meet hij met twee maten, want de functionaris in kwestie heeft onmiddellijk afstand van de desbetreffende zaken gedaan. In een vergelijkbaar geval is iemand uit deze Kamer echter gewoon blijven zitten.
De voorzitter:
Mijnheer Elias, laten wij het nou beperken tot die ene vraag.
De heer Van Gerven (SP):
Ik constateer tot slot dat de betreffende persoon in de ogen van de commissie Schoon Schip al verwerpelijk gedrag vertoonde toen hij voorzitter was van de VROM-raad, maar dat hij toen zelf niet tot die conclusie is gekomen. Dat moet te denken geven. Vandaar ook de motie die wij hebben ingediend.
De heer Bisschop (SGP):
Dit lijkt een beetje kinnesinne van de SP ten opzichte van bepaalde VVD’ers. Als het alleen dat was, zou ik me er niet in mengen, maar dit heeft een veel verdergaande strekking. Daarom teken ik bezwaar aan tegen de gang van zaken. Ik ben kakelvers in de Kamer en kan dat dus hopelijk onbekommerd doen. Deze wijze van optreden raakt iedereen die dienstbaar is in het openbaar bestuur. Er zijn zaken geconstateerd, er zijn zaken vermoed, er is een onderzoek verricht en daaruit is een rapport voortgevloeid. Het rapport heeft tot bepaalde conclusies geleid en daaraan zijn consequenties verbonden. Alvorens de betrokken persoon opnieuw voor openbare diensten zou worden gevraagd, heeft de minister zorgvuldig gescreend. Dat kan niet bestaan met een motie waarbij de integriteit van de betrokken persoon op deze wijze in twijfel wordt getrokken. Fouten zullen er gemaakt zijn; het rapport geeft voldoende voedsel voor die stelling. Als fouten of overtredingen in justitiële zin niet hersteld zouden zijn of zouden kunnen worden, is het wat anders, maar als dat niet het geval is, dient op een gegeven moment geaccepteerd te worden dat die fouten hersteld worden. Dan is iemand gewoon weer inzetbaar in openbare dienst. Ik vind het een fundamentele aantasting van iemands integriteit en eigenlijk ook deze Kamer onwaardig om op deze wijze een uitspraak te doen over een individu. Dat kunnen wij niet maken en dat moeten wij dus niet doen.
De heer Van Gerven (SP):
Ik constateer dat de geachte afgevaardigde die zojuist heeft gesproken, niet op de hoogte is van de exacte feiten. Het rapport van de commissie Schoon Schip is gekomen nadat de betrokkene is benoemd. Er zijn dus nieuwe feiten aan de orde. Ik stel de integriteit van de betrokkene niet ter discussie, maar heb het over de integriteit van het openbaar bestuur die in het geding is. Dat komt – ik herhaal de conclusie die niet van de SP, maar van de totale Statenfractie in Noord-Holland – doordat er sprake kon zijn van de schijn van belangenverstrengeling en dubbele petten en dat dit niet had moeten gebeuren. Mutatis mutandis is hierdoor het openbaar bestuur, waarover wij het nu hebben, in het geding.
De heer Bisschop (SGP):
Het kan zijn dat ik de heer Van Gerven verkeerd beluisterd heb, maar ik hoorde een bepaalde ondertoon in zijn motie waardoor het erop lijkt dat deze niet zozeer gericht is op de integriteit van het openbaar bestuur als wel tegen die bewuste persoon. Dat is een van mijn bezwaren tegen de motie. Ik heb het betreffende rapport niet uitentreuren gelezen. Ik heb in hoofdzaak kennisgenomen van de conclusies. Ik heb de minister horen zeggen welke acties zij heeft ondernomen om te voorkomen dat er dingen scheef gaan. Dat is blijkbaar voor de SP-fractie onvoldoende. Daarmee spreekt de SP-fractie uit dat zij geen vertrouwen heeft in de conclusies van een onafhankelijk onderzoek en in de acties die de minister onderneemt. Daarmee trekt zij de integriteit van de minister en de integriteit van een dergelijke onderzoekscommissie in twijfel. Dat is het fundamentele bezwaar tegen deze wijze van opereren, nog afgezien van het feit dat deze motie tegen een persoon gericht is. Volgens mij moeten wij dat niet willen.
De heer Van Gerven (SP):
Ik wil de geachte afgevaardigde toch in overweging geven om het rapport …
De heer Bisschop (SGP):
Bisschop is de naam.
De voorzitter:
Laten wij de inhoud even van de vorm scheiden. Mijnheer Van Gerven, de heer Bisschop vraagt u om een motie zo op te stellen dat die niet op één persoon gericht is, maar in zijn algemeenheid een uitspraak doet. U gaat nu naar de inhoud, maar volgens mij is dat de portee van zijn vraag. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik heel goed snap wat hij bedoelt. Kunt u op die vraag, zonder de inhoud …
De heer Van Gerven (SP):
Ik teken protest aan tegen uw interventie, want dat is niet aan de orde. Ik vind dat u daarmee het debat geen recht doet. Ik vraag u de motie goed te lezen. Tegen de geachte afgevaardigde Bisschop zeg ik: lees het rapport van de Commissie Operatie Schoon Schip. De conclusies van dit rapport zijn door de Staten unaniem overgenomen. Ik heb in mijn motie geconstateerd dat er bij een persoon sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Vervolgens zeg ik: overwegende dat hierdoor de legitimiteit, transparantie en integriteit van het openbaar bestuur worden aangetast. Het gaat dus niet om die persoon, maar het gaat erom dat iemand ter discussie staat. Daarmee is het vertrouwen in het geding.
De heer Bisschop (SGP):
Laten wij elkaar niet voor de gek houden. Deze motie is letterlijk gericht tegen de voorzitter van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Hij draagt blijkbaar nog steeds de schijn van belangenverstrengeling met zich mee, ondanks de maatregelen en afspraken van de minister, en ondanks de conclusies in het rapport. Daardoor worden de legitimiteit, transparantie en integriteit van het openbaar bestuur aangetast. Vervolgens wordt de Kamer gevraagd uit te spreken dat het vertrouwen in de voorzitter in het geding is. Wie bedoelt u daar dan anders mee? Met andere woorden, u vraagt de Kamer uit te spreken dat deze persoon niet de geschikte voorzitter is van die raad.
De heer Van Gerven (SP):
Uiteindelijk is dat natuurlijk de consequentie van de motie.
De heer Bisschop (SGP):
De motie is dus op de persoon gespeeld.
De heer Van Gerven (SP):
Zij is niet op de persoon gespeeld.
De heer Bisschop (SGP):
Jawel, op de voorzitter van de raad. Over wie hebt u het anders?
De heer Van Gerven (SP):
Nee, dat is de aanleiding. Aangezien wij het openbaar bestuur, de legitimiteit, de transparantie en de integriteit hoogachten, is het noodzakelijk dat die voorzitter terugtreedt. Dat is de bedoeling van de motie.
De heer Bisschop (SGP):
Met andere woorden, u richt zich specifiek tegen deze persoon.
De heer Van Gerven (SP):
Zeker.
De heer Bisschop (SGP):
Anders had u namelijk het dictum anders geformuleerd. Dan had u niet gezegd: spreekt uit dat het vertrouwen in de voorzitter van de raad hiermee in het geding is. Dan had u iets geformuleerd in de trant van: spreekt uit dat een te benoemen voorzitter van een commissie te allen tijde onbesproken moet zijn qua legitimiteit, transparantie en integriteit. U zet hiermee de benoeming van deze persoon terzijde. U moet daar geen rookgordijn over optrekken. Als u dat wilt, moet u dat hardop zeggen. Dat is uw goed recht. Ik keur het ten zeerste af, want ik vind niet dat je op deze wijze politiek moet bedrijven. Dit is namelijk spelen op de man, niet op de bal. Ik moet overigens niets van voetbal hebben, zelfs niet op zaterdag. Wees er concreet en transparant over. Ik daag u uit om hier transparant en integer mee om te gaan. U wilt dat die bewuste persoon niet benoemd wordt als voorzitter van de raad. U voert daarvoor argumenten aan die zich niet verhouden tot de overwegingen in het rapport en die van de minister.
De heer Van Gerven (SP):
Als er sprake is van een schijn van belangenverstrengeling, vindt de heer Bisschop dan dat de betrokken persoon moet terugtreden, in het belang van de legitimiteit, de transparantie en de integriteit van het openbaar bestuur?
De heer Bisschop (SGP):
Als u de motie zo formuleert, ben ik bereid om in de fractie voor te stellen om haar te steunen. Als u de motie echter zo handhaaft, zullen wij ons er grondig tegen verzetten.
De heer Van Gerven (SP):
De motie is ingediend en wij zullen ons met elkaar verstaan. Wellicht komen wij tot elkaar.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik wil de Handelingen van de vorige begrotingsbehandeling van I en M in herinnering brengen, en dan vooral datgene wat de toenmalige VVD-afgevaardigde gezegd heeft over mijn integriteit. Het gaat mij om de vraag of we het in deze Kamer wel of niet hebben over de integriteit of het strafrechtelijke verleden van Kamerleden. De heer Aptroot heeft toen vrij stevige woorden over mij gezegd. Ik hoor de VVD nu zeggen dat wij dat hier niet doen. Ik wil graag van de voorzitter een uitspraak over de vraag of we dat in alle gevallen niet doen, of dat we dat zo nu en dan wel doen en in andere gevallen niet. Die woorden hebben mij destijds enorm gestoken. Ik heb namelijk geen enkel strafrechtelijk verleden.
De voorzitter:
Het grote verschil is dat u destijds zelf aanwezig was bij het debat, mevrouw Van Tongeren. In zijn algemeenheid is dat het verschil dat ik maak. Ik denk dat we hierover moeten spreken, maar niet tijdens de begrotingsbehandeling. Ik wil wel de suggestie wegnemen dat ik hier als voorzitter partijdig ben geweest. Ik heb ruimte gegeven voor de discussie over de vraag: moeten we dit soort moties over personen in dit huis in zijn algemeenheid indienen? Als voorzitter vind ik dat de debatten hier moeten gaan over de inhoud en dat nooit in een open debat personen besproken moeten worden. Dat doen wij niet eens als we, zoals ik vanmiddag – daarom moest ik weg – voorzitters kiezen voor commissies. Dat doen we altijd met een besloten stemming, omdat iedereen de ruimte moet hebben om te vinden wat hij vindt over een persoon, zonder dat dit in openbaarheid gebeurt. Dat geldt helemaal voor een begrotingsdebat. Dat is de lijn die ik voer.
Ik denk dat we op uw andere punt moeten terugkomen, als u daar behoefte aan heeft, in het Presidium of in de commissie voor de Werkwijze der Kamer. Dit is echter de lijn die ik hier als voorzitter altijd zal hanteren, nu en in de toekomst, of het nou gaat over iemand van de VVD, GroenLinks, SP of mensen die niet lid zijn van een politieke partij en die hier besproken kunnen worden.
Mijnheer Van Gerven, gaat u verder.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb nog twee moties. De volgende motie gaat over statiegeld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de discussie over wel of geen statiegeld nog altijd niet is beslecht;
overwegende dat de huidige statiegeldparagraaf in het Verpakkingenbesluit conform de wens van de Kamer zou worden geschrapt en ook niet geschikt is om statiegeld afzonderlijk te regelen voor specifieke verpakkingstypes en specifieke producten;
overwegende dat het wenselijk is, statiegeld in te kunnen zetten als beleidsinstrument teneinde kosten voor afvalbeheer en milieuschade te beperken;
verzoekt de regering, in het Verpakkingenbesluit, in plaats van de huidige statiegeldparagraaf, een statiegeldparagraaf op te nemen die het de minister mogelijk maakt voor specifieke verpakkingstypes en specifieke producten een statiegeldregeling te handhaven of in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven, Dik-Faber en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in toenemende mate sprake is van (georganiseerde) milieucriminaliteit;
constaterende dat tegelijkertijd tot 2017 voor ruim 12 miljoen euro bezuinigd wordt op de begroting van de Inspectie Leefomgeving en Transport;
van mening dat er juist meer toezicht en handhaving nodig is om de groei van milieucriminaliteit te voorkomen;
verzoekt de regering, bij de rijksbegrotingen voor 2014 tot 2017 de voorgenomen bezuiniging op de Inspectie Leefomgeving en Transport ongedaan te maken en met voorstellen te komen om de slagkracht van de Inspectie inzake milieucriminaliteit te vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (33400-XII).
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Allereerst dank ik de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen. Het kabinet wil graag samenwerken met de Kamer. Daarom dien ik de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Beneluxtrein per 9 december 2012 komt te vervallen;
overwegende dat met de komst van de Fyra reizigers in Noord-Brabant en Zeeland geconfronteerd worden met een slechtere verbinding naar België;
verzoekt de regering om de mogelijkheid om de intercity Roosendaal-Antwerpen op te starten te inventariseren en daarbij de verwachte reizigersaantallen in kaart te brengen, en de Kamer hierover binnen twee weken te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (33400-XII).
De heer Bashir (SP):
Wij hebben in de eerste termijn aandacht gevraagd voor de illegale taxi’s. De staatssecretaris is echter alleen ingegaan op de legale taxi’s en de wijze waarop die worden gecontroleerd. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een illegale straattaxichauffeur zich niet aan gestelde eisen hoeft te houden, niet gescreend wordt en geen boardcomputer heeft terwijl een legale taxichauffeur zich aan allerlei wetten en regels moet houden;
overwegende dat illegale straattaxi’s die zonder enige vergunning werken als paddenstoelen uit de grond schieten, hetgeen voor oneerlijke concurrentie zorgt;
verzoekt de regering, de Inspectie Leefomgeving en Transport prioriteit te laten geven aan de aanpak van illegale straattaxi’s en de Kamer twee keer per jaar over de vorderingen te rapporten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23 (33400-XII).
De heer Bashir (SP):
De hobby van de minister zijn de maximumsnelheden op de snelweg. Wij willen echt eenduidigheid, want de mensen weten niet meer waar zij aan toe zijn. Wij hebben daarvoor een simpele oplossing, die wordt voorgesteld in de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat variabele maximumsnelheden aangegeven door onderborden voor onduidelijkheid zorgen;
spreekt uit dat de doorstroming en de veiligheid op de weg gebaat zijn bij duidelijkheid van de maximumsnelheid;
verzoekt de regering om slechts matrixborden of omklapborden (kantelwalsborden) te gebruiken om de variabele maximumsnelheden aan te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (33400-XII).
De heer Elias (VVD):
Teneinde deze motie te kunnen beoordelen: wat zijn de financiële consequenties daarvan als ik daar ja tegen zeg en ze vervolgens een meerderheid zou halen?
De heer Bashir (SP):
De financiële consequenties van die motie moeten worden opgevangen binnen de begroting. Ze heeft geen extra financiële consequenties. De minister heeft de maximumsnelheden al veranderd. Daarvoor heeft zij al een budget, als het goed is. Zij heeft al aangegeven dat zij nogmaals naar die borden zal kijken. Laten wij eerlijk zijn: wanneer er ongelukken plaatsvinden, kost dat ook heel veel geld en zijn er ook maatschappelijke kosten. Het is dus heel belangrijk dat mensen weten waar zij aan toe zijn en hoe hard zij mogen rijden.
Ik wilde nog een motie indienen over het aanmelden in Brussel van de crisis in de binnenvaart, maar de minister heeft toegezegd dat zij dit sowieso zal doen. Daarom dien ik die motie niet in. Wel vraag ik de minister om de Kamer in deze procedure geregeld te informeren, zodat wij weten hoe het ermee staat. Ik verzoek haar om uiterlijk eind januari aanstaande de Kamer te informeren over wat hieruit is gekomen en wat de vorderingen zijn.
De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister en staatssecretaris voor hun beantwoording. De beantwoording over het spoor heeft ons toch gebracht tot een motie. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de internationale spoorverbindingen moeizaam tot stand komen;
overwegende dat er grote vraag is naar spoorvervoer tussen onder andere Maastricht en Luik, Heerlen en Aken en de intercity naar Düsseldorf;
constaterende dat over diverse spoordossiers, zoals de hsl naar Brussel en de aansluiting in Duitsland op de Betuweroute, al elf jaar wordt gesproken zonder gewenst resultaat;
overwegende dat in het regeerakkoord de ambitie is opgenomen, belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer te doen verdwijnen;
verzoekt de regering, twee spoortoppen te organiseren met onze buurlanden waarin de knelpunten in het grensoverschrijdend spoorvervoer in samenhang worden besproken en beslecht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries, De Boer en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (33400-XII).
De heer Albert de Vries (PvdA):
Over windenergie op land worden stevige maatschappelijke discussies gevoerd. De Partij van de Arbeid vindt dat in dezen zorgvuldigheid en vooral snelheid nodig zijn. De doelstelling van 16% hernieuwbare energie vinden wij van groot belang. De PvdA vindt het goed dat het IPO in december een voorstel zal doen. Wij vragen ons alleen af of dat voorstel toereikend is en of het een volume heeft waardoor wij erop kunnen vertrouwen dat die 6.000 megawatt wordt gehaald. Wij vragen de minister de Kamer te informeren als zij dat bod in december heeft ontvangen.
De heer De Rouwe (CDA):
Ik heb een vraag over de eerste motie, waarin de heer De Vries en een aantal anderen vragen om twee spoortoppen. Eerst vroeg hij er één, maar toen kreeg hij er geen. Nu vraagt hij er twee; laten we eens kijken waar we uitkomen. De minister heeft gezegd dat zij juridische stappen neemt tegen onze zuiderburen. Vindt de heer De Vries dat die juridische procedures nu moeten worden opgeschort? Of moeten die doorgaan?
De heer Albert de Vries (PvdA):
Ik denk dat eerst moet worden onderzocht of alsnog met de nodige snelheid een minnelijke oplossing kan worden gevonden. Er wordt al heel lang over de Beneluxlijn gesproken; de verbinding Breda-Antwerpen laat al heel lang op zich wachten. De bewindspersonen hebben altijd een bilateraal overleg gevoerd. Wij denken dat dit moet worden verbreed. Wellicht zien wij de kans op een oplossing dan groeien.
De heer De Rouwe (CDA):
Het kabinet heeft gemeld dat dit proces al heeft plaatsgevonden. Er is al informeel overleg geweest. Er is heel vaak gebeld naar de zuiderburen, maar daar werd niet opgenomen. De minister-president heeft die taak al een keer op zich genomen, maar tot op heden heeft dat allemaal niet tot resultaat geleid. Vindt de heer De Vries dat de juridische procedures die nu zijn aangekondigd, moeten worden gestaakt? Of moeten zij gewoon doorgaan? Aan die lijn heeft deze Kamer nog vrij recentelijk steun gegeven. Ik wil daarover duidelijkheid van de PvdA-fractie.
De heer Albert de Vries (PvdA):
De Partij van de Arbeid wil graag concreet resultaat zien. Wij gaan de procedure dus niet opschorten, maar we proberen wel om alsnog via een minnelijke regeling en een gesprek tot elkaar te komen. Het is altijd beter om met elkaar in gesprek te gaan. Dat geldt ook bij de verbindingen met Duitsland.
De heer Bashir (SP):
Ik vraag mij af wat het verschil is tussen de Transportraad en de spoortoppen die de fractie van de PvdA graag georganiseerd wil hebben. Aangezien de PvdA nu graag naar de buitenwereld kijkt, vraag ik de heer De Vries of de PvdA ook bereid is om zich in te spannen voor een verbinding Den Haag-Antwerpen-Brussel en een verbinding Roosendaal-Antwerpen.
De heer Albert de Vries (PvdA):
Wij vinden dat de Transportraad hiervoor niet precies het goede forum is. Voor deze kwestie, die al erg lang speelt, is aparte aandacht nodig. Wij vinden dat de Belgen nu echt met ons aan tafel moeten gaan zitten. De Belgen vragen ons ook weleens met spoed aan tafel. Ik denk dat de Belgen daartoe bereidheid moeten tonen. Als dat gebeurt, moet alles ter sprake komen, ook de verbindingen die de heer Bashir noemt.
De heer Bashir (SP):
Ik begrijp dat deze onderwerpen dan besproken zullen worden, maar het is ook belangrijk om te weten wat de inzet van de fracties daarbij is. Iedereen weet bijvoorbeeld dat de SP naast de Fyra, graag de Beneluxtrein had willen houden. Helaas wordt de Beneluxtrein afgeschaft. Nu vraag ik aan de heer De Vries of de fractie van de PvdA zich er ook graag voor wil inspannen om de verbinding Roosendaal-Antwerpen te behouden.
De heer Albert de Vries (PvdA):
De route die is uitgezet, stagneert. Over die stagnatie willen wij het met voorrang hebben. Wij willen ervoor zorgen dat die wordt vlotgetrokken. Is er een internationaal debat, dan is het wellicht ook mogelijk om andere dingen te bespreken, maar de kwestie van de Beneluxlijn moet nu primair worden opgelost.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Vindt de Partij van de Arbeid dat er een rechtstreekse verbinding moet zijn tussen Den Haag en Brussel?
Als de provincies de Structuurvisie Windenergie op Land voor 6.000 megawatt in het eerste kwartaal van volgend jaar niet gereed hebben, moet de rijkscoördinatieregeling dan ook naar de mening van de Partij van de Arbeid worden ingezet?
De heer Albert de Vries (PvdA):
De wens om een verbinding te hebben tussen Den Haag en Brussel is vaker besproken, maar wat nu primair op tafel ligt is de kwestie van de Beneluxtrein, de verbinding tussen Breda en Antwerpen. Daarvoor moet een oplossing worden gevonden. Wij vinden dat dit nu prioriteit moet krijgen. Wij menen dat het verstandig is om af te tasten of in dat overleg andere dingen aan de orde kunnen komen, maar wij moeten er nu eerst voor zorgen dat de kwestie van de Beneluxtrein wordt geregeld.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het gaat hier juist om het pakket ter vervanging van de Beneluxtrein. Er zou een trein komen van Den Haag via Breda naar België. Mijn vraag aan de Partij van de Arbeid is nu juist of zij ook vindt dat die rechtstreekse verbinding er moet komen.
De heer Albert de Vries (PvdA):
Wij vinden dat de verbinding Breda-Antwerpen op dit moment prioriteit heeft. Maar nogmaals, als de minister in een breder verband, dus in een internationaal overleg, aan tafel zit, dan is het verstandig om ook andere opties af te tasten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik concludeer dat de Partij van de Arbeid bereid is om eenzijdig een deel van de gemaakte afspraken te laten vervallen. Die verbinding met Den Haag was immers een onderdeel van het initiële pakket. Dat is precies de reden dat ik ernaar vraag. Het is geen nieuw ding, het is iets wat altijd aan de orde is geweest. De minister heeft gezegd: ik ga niet tekenen voordat dat geregeld is. Moet ik nu constateren dat de Partij van de Arbeid dat laat vallen?
De heer Albert de Vries (PvdA):
Dan moet u constateren dat dit nieuwe Kamerlid het hele dossier misschien toch nog niet helemaal uit zijn hoofd kent. De meeste discussie is gegaan over die Beneluxtrein en de verbinding Breda-Antwerpen. Dat geldt voor ons als prioriteit. We willen dat dat op korte termijn opgelost wordt.
Mevrouw Van Veldhoven heeft nog een andere vraag gesteld. Wij zijn niet zo’n grote voorstander van een rijkscoördinatieregeling. Dat betekent namelijk dat provincies en gemeenten buitenspel komen te staan en dat geeft meer onrust dan je eigenlijk zou wensen. Daarom vragen wij ook aan de minister om ons in december te informeren over de vraag of het volume dat de provincies hebben aangeboden, ook een reële kans biedt om die 6.000 megawatt te halen. Als dat niet het geval is, moet de minister nog een keer terug naar de provincies om ervoor te zorgen dat het bod compleet wordt.
Ik kom te spreken over de binnenvaart. De PvdA vindt het belangrijk dat de sector innoveert en schoner wordt en dat de overcapaciteit wordt gesaneerd. Op die manier wordt de sector niet verder verzwakt door de crisis, maar komt hij er juist sterker uit. Dat doen we het liefst via een warme sanering. We moeten immers constateren dat marktwerking in deze sector niet meer tot oplossingen leidt maar juist de problemen vergroot. Een koude sanering leidt tot faillissementen, veel sociale ellende en een verzwakking van de sector. Schepen komen na faillissementen vaak weer tegen lage prijzen terug. Dat zijn vaak niet de meest schone schepen. Die gaan dan tegen heel lage prijzen toch weer varen. Op die manier houden we de vicieuze cirkel in stand. Wij zijn derhalve blij dat de minister zich bereid heeft verklaard om naar de mededinging te kijken en de vorm van een crisiskartel te onderzoeken. Ik schat zelf de kansen iets hoger in dan de minister in haar betoog heeft gedaan. In 2010 heeft de sector tevergeefs een beroep gedaan op dat instrument, maar na 2010 heeft de Europese Commissie een aantal criteria geformuleerd die ook door de NMa worden toegepast. Als de sector daar goed op inspeelt, acht ik de kansen hoger. De minister heeft gelijk dat het dan vooral afhankelijk is van datgene waar de sector zelf mee komt. De sector moet uiteindelijk zijn eigen broek ophouden en moet ook de krachten bundelen. De verdeeldheid in de binnenvaart is eigenlijk te groot. Ik stel dezelfde vraag als de heer Bashir. Ik zou het goed vinden als de minister de Kamer informeert over de voortgang van de gesprekken.
Ik wil ten slotte nog iets zeggen over de krimp. Ik vind het mooi dat de minister de problematiek onderkent en ook ziet dat de verschillen tussen regio’s in ons land groter worden. Voor ons is de motie-Heijnen leidend als het gaat om de werkgelegenheidsverdeling van rijksdiensten. Ik hoop dat het kabinet die motie serieus blijft nemen. Wij zijn tevreden met de toezegging dat de minister vanuit haar verantwoordelijkheid een bijdrage wil leveren aan het inzetten van rijksbeleid op een zodanige wijze dat de verschillen tussen regio’s kleiner worden.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen. In de eerste plaats wil ik nog nader ingaan op microplastics. De PvdA-fractie is verheugd dat er op dit dossier stappen worden gezet. Het milieu is immers te belangrijk om toe te staan dat de industrie dergelijke middelen in de cosmetica verwerkt, terwijl ook duurzame middelen gewoon voorhanden zijn. Het is goed dat een aantal bedrijven zelf heeft besloten te stoppen met het toevoegen van microplastics, maar het lijkt de PvdA-fractie verstandig dat ook de overheid haar verantwoordelijkheid in dezen neemt. Daarom dien ik mede namens de D66-fractie de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de vervuiling met microplastics leidt tot vervuiling van de zee en het oppervlaktewater en er microplastics terechtkomen in de voedselketen;
constaterende dat in cosmetica veel gebruik gemaakt wordt van microplastics waar alternatieven mogelijk zijn;
overwegende dat aanpak aan de bron beter is dan aanpak van de gevolgen;
verzoekt de regering, met de cosmetica-industrie in gesprek te gaan over het vermijden van het gebruik van microplastics in cosmetica;
verzoekt de regering tevens, zich in Europees verband in te zetten voor een verbod op microplastics in cosmetica,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Fokke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (33400-XII).
Mevrouw Fokke (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie is niet voor afschaffing van statiegeld. Uit de meest recente informatie blijkt dat de VNG aan het verpakkingenakkoord een addendum heeft toegevoegd, dat de overeenkomst aanvult en verduidelijkt. Dit wordt in tegenstelling tot een eerder moment met een positief advies aan de leden voorgelegd. De leden hebben tot 11 december aanstaande om daarop te reageren. De PvdA-fractie vindt het een goede zaak dat er zicht is op een concrete datum waarop duidelijk wordt of de VNG wel of niet instemt met het verpakkingenakkoord dat nu voorligt. Wij wachten de uitkomst af en willen dat de minister ons direct over de uitkomsten informeert. Wij doen het verzoek om moties die over dit onderwerp gaan, aan te houden tot na de ledenraadpleging van de VNG.
De heer Van Gerven (SP):
Ik ben blij dat de PvdA-fractie duidelijk stelling neemt. Zij is voor het fenomeen statiegeld. Ik neem aan dat de PvdA-fractie eveneens voorstander is van statiegeld op petfessen. Graag vraag ik de geachte afgevaardigde of dit juist is. Kan zij ook nog even verduidelijken hoe het nu zit met dat addendum? Staat daarin dat het heffen van statiegeld mogelijk of onmogelijk wordt?
Mevrouw Fokke (PvdA):
In het addendum staat volgens mij niets over statiegeld. De PvdA-fractie is echter heel duidelijk: wij zijn niet voor afschaffing van het statiegeld en wij wachten de ledenraadpleging van de VNG af.
De heer Van Gerven (SP):
Het kan zomaar zijn dat in het addendum komt te staan: geen statiegeld. Misschien ook wordt er helemaal niets over gezegd. Wij zullen dat weten op 11 december aanstaande. Wat zou de uitkomst voor de positie van de PvdA-fractie veranderen? Zij heeft nu duidelijk stelling genomen, waarvoor hulde, maar kunnen wij dan niet gewoon de desbetreffende motie in stemming brengen, opdat het daarin gestelde kan worden meegegeven aan de leden van de VNG?
Kan mevrouw Fokke ook nog even ingaan op mijn vraag over de petflessen?
Mevrouw Fokke (PvdA):
Volgens mij ben ik heel duidelijk geweest over het statiegeld. Dat geldt inderdaad ook voor petflessen, maar wij moeten de processen niet door elkaar halen. De VNG is nu aan zet; de Kamer moet daar niet doorheen lopen. Wij wachten de ledenraadpleging af en wat ons betreft informeert de staatssecretaris ons over de uitkomsten. Vervolgens komt het hier terug op de agenda.
De heer Van Gerven (SP):
Stel dat er niets wordt opgenomen of dat er niets wordt beschikt, wat betekent dat dan voor de positief van de PvdA-fractie na 11 december? Wat gebeurt er als er in het convenant niets komt te staan over statiegeld, ook niet dat het niet doorgaat?
Mevrouw Fokke (PvdA):
Ik herhaal mijzelf, maar laten wij eerst eens afwachten wat er gaat gebeuren. De VNG is nu aan zet. Mijn fractie wacht af, totdat de uitkomst van de ledenraadpleging van de VNG bekend is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik was ook blij toen ik zo’n duidelijke stellingname van de Partij van de Arbeid hoorde. Ik heb dan ook goed geluisterd naar de radio-interviews, waarin mevrouw Fokke nadrukkelijk zei dat hierover niets in het regeerakkoord staat en dat de PvdA daarom haar eigen positie kan bepalen. Daar heeft zij natuurlijk gelijk in, maar het betekent toch zeker niet dat er afspraken achter de hand worden gehouden? Er is met andere woorden toch zeker geen kleine bijlage aan het regeerakkoord toegevoegd, zonder dat de Kamer daarvan iets afweet? Ik vraag dat, omdat ik erover verbaasd ben dat de PvdA-fractie terug lijkt te zijn gefloten, nadat zij zo duidelijk had aangegeven dat zij het statiegeld niet wil afschaffen.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Ik zou als ik u was niet verbaasd zijn, maar heel erg blij. De VNG deed namelijk lange tijd niet mee aan het verpakkingenakkoord, omdat zij problemen had met het statiegeld en de financiën. De VNG is een van drie belangrijkste partners: het bedrijfsleven, de overheid en de gemeenten. En juist die belangrijke partner zegt nu: wij gaan met een aangepast akkoord naar onze leden. Het lijkt mij dan, gezien de positie van de Kamer, niet meer dan gepast dat wij dat afwachten en voorlopig zelf geen stappen zetten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het behouden van het statiegeld is voor de Partij van de Arbeidfractie dus nog steeds een voorwaarde om akkoord te kunnen gaan met het convenant?
Mevrouw Fokke (PvdA):
Ik heb het al diverse malen gezegd, maar ik herhaal graag nog een keer: de PvdA is niet voor afschaffing en wij wachten de ledenraadpleging van de VNG af. Volgens mij is dat de weg die we moeten gaan.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Welke consequenties heeft het voorstel van mevrouw Fokke om het statiegeld niet af te schaffen? Heeft zij daarover wel goed nagedacht? Zijn er bijvoorbeeld financiële gevolgen? Naar mijn weten heeft de vorige Kamer het pakket maatregelen namelijk goed afgewogen. Als ik dan ook nog eens hoor hoe overtuigend de staatssecretaris haar beleid neerzet, vraag ik mij toch af of mevrouw Fokke alle consequenties van haar voorstel kan overzien.
Mevrouw Fokke (PvdA):
De Kamer moet natuurlijk nooit een ongedekte cheque uitschrijven. Dat is wel het slechtste wat wij kunnen doen. Maar zoals ik al zei: laten we de weg bewandelen zoals die bewandeld moet worden. Er waren drie partijen betrokken: bedrijfsleven, overheid en de VNG. De VNG heeft nu aangekondigd dat zij een ledenraadpleging gaat uitschrijven en de uitkomsten daarvan wil de Partij van de Arbeid afwachten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ik hoorde u gisteravond namens de PvdA aangeven dat u in principe voor het statiegeldsysteem bent. Ik hoorde u dat vandaag wederom zeggen. Tegelijkertijd wilt u afwachten wat de VNG gaat doen.
De voorzitter:
U moet echt via de voorzitter spreken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter, neemt u mij niet kwalijk. U brengt mij van mijn à propos en ik ga het daarom maar opnieuw proberen.
In het addendum dat de VNG aan haar leden voorlegt, wordt uitgegaan van het afschaffen van het statiegeldsysteem. De Partij van de Arbeid is echter juist een voorstander van dit systeem. Waarom wil de PvdA dan de uitkomsten van de ledenraadpleging afwachten? Wat is er met andere woorden tussen gisteren en vandaag gebeurt? In tegenstelling tot gisteren zegt mevrouw Fokke vandaag namelijk nadrukkelijk wel dat zij de ledenraadpleging wil afwachten.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Er is iets heel belangrijks gebeurd. De Kamer heeft heel gesproken over dit plan en in al die tijd kon men geen overeenstemming bereiken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Ik geloof niet in toeval, maar of toeval nu wel of niet bestaat: juist dinsdagavond bleek dat er een overeenkomst lag met een aanvulling van de VNG. Het lijkt mij dan netjes, gezien alle stappen die in gang zijn gezet, om eerst te bezien wat er uit de ledenraadpleging komt. Dat kan positief of negatief zijn. Over de uitkomsten wil de fractie van de Partij van de Arbeid worden geïnformeerd. Dan ligt het wat ons betreft weer in de Kamer. Dat is ook de reden dat ik voorstel om moties aan te houden tot na de ledenraadpleging.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is fijn om deze toelichting te krijgen van de Partij van de Arbeidfractie. U zegt te willen wachten op het standpunt van de VNG, een standpunt dat overigens bij wijze van spreken wordt gebaseerd op “niet reageren, dus u stemt in”. U bent voor het in stand houden van het statiegeldsysteem. Ik hoop dat wij na de ledenraadpleging van de VNG op constructieve wijze met elkaar hierover kunnen spreken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik was benieuwd of de PvdA-fractie rechtstreeks de uitkomst van de VNG-raadpleging zal volgen.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Kunt u uw vraag iets preciseren?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik probeerde het nu juist een keer helemaal kort te doen!
Mevrouw Fokke (PvdA):
Ja, het was heel kort en direct; dat klopt.
De voorzitter:
Gaat u doen wat de ledenraadpleging oplegt?
Mevrouw Fokke (PvdA):
Het liefste wil ik dat de staatssecretaris ons erover informeert. Ik denk dat wij het dan in gezamenlijkheid in de Kamer over de uitkomsten moeten hebben.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat gaan we sowieso doen. Ik wilde de PvdA-fractie, die normaal gesproken best een standpunt heeft, echter graag een standpunt ontlokken. U zegt voor statiegeld te zijn. Stel dat de ledenraadpleging ja zegt. Wat doet u dan? Wat doet u als er een “nee” komt?
Mevrouw Fokke (PvdA):
Daar loop ik nu nog niet op vooruit. Het lijkt mij een heel duidelijk standpunt dat je de partijen in het proces heel erg serieus neemt. De VNG was heel lang tegen het akkoord. Volgens mij is er in de zomer zelfs een speciale commissie ingesteld, de commissie-Van der Vlist, om te onderzoeken welke kant de VNG op moest. Het goede nieuws op dinsdagavond was wellicht dat de VNG zei dit met een aanvulling voor te leggen aan haar leden. Vanuit de positie van deze Kamer lijkt het me dan echt correct om dat eerst af te wachten alvorens stappen te zetten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het is mij volstrekt helder dat de PvdA-fractie hierin ofwel geen positie heeft die ze met de Kamer wil delen ofwel er überhaupt even geen mening over heeft. Dat stelt mij ernstig teleur. Ik had even een sprankje hoop dat het populaire statiegeldsysteem, dat door heel veel mensen in heel veel landen goed gebruikt wordt, weer een kans had om overeind te blijven. Ik blijf nu in twijfel achter welke aap straks uit welke statiegeldmouw komt.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Zoals ik al heb gezegd, is de fractie van de Partij van de Arbeid niet voor afschaffing. Ik kan alleen zeggen dat wij de ledenraadpleging afwachten. Dat moet mevrouw Van Tongeren toch ontzettend aanspreken. Ik heb heel veel stukken gelezen over dit afvalakkoord. Voor iemand die net Kamerlid is, waren dat flink wat pagina’s. Volgens mij was u juist degene die erop hamerde dat alle drie de partijen even serieus moesten worden genomen. Er werd heel vaak gesproken over het bedrijfsleven en over de staatssecretaris, maar u riep steeds op om ook de VNG serieus te nemen. Ik zou dus blij zijn met het standpunt van de Partij van de Arbeidfractie, want wij nemen de derde partner, de gemeenten, heel erg serieus. Na de ledenraadpleging gaan we er met zijn allen over in gesprek.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter, ik werd direct aangesproken. Ik reageer daar graag op.
De voorzitter:
Gaat uw gang, mevrouw Van Tongeren, met één vraag of opmerking.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik neem de raadpleging serieus, het bedrijfsleven serieus en het milieu serieus, maar ik heb ook een standpunt. Ik was zo benieuwd naar het standpunt van de PvdA. Ik vind het merkwaardig dat zij even geen standpunt heeft over wat ze doet als het ja wordt of als het nee wordt. Iets anders dan ja of nee kan het namelijk niet worden.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Zoals gezegd heeft de Partij van de Arbeid een standpunt. Dat standpunt heb ik ook verwoord, namelijk dat de Partij van de Arbeid niet voor afschaffing is. Wij zeggen alleen dat het ons in het proces dat je met elkaar aangaat, niets meer of minder dan zorgvuldig lijkt om de ledenraadpleging van de VNG af te wachten.
Mijn laatste punt betreft de luchtkwaliteit. In de eerste termijn hebben wij aangegeven dat het ons verstandig lijkt om in het kader van de luchtkwaliteit ook de nodige stappen te zetten als het gaat om milieuzones voor personenauto’s. Wij zijn tevreden met het antwoord dat het kabinet niet pleit voor een lappendeken aan milieuzones, maar streeft naar een uniform toegangsregime. Het lijkt ons ook prima dat bij de invoering van een dergelijk systeem kan worden aangesloten bij de kentekenherkenning voor milieuzones voor het vrachtverkeer.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Rouwe van de CDA-fractie, die nog vierenhalve minuut spreektijd heeft.
De heer De Rouwe (CDA):
Voorzitter. Ik begin met indienen van moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2006 afspraken zijn gemaakt over de bijdrage van wegwerkzaamheden aan de filedruk;
voorts constaterende dat de afgelopen jaren de bijdrage ruim binnen de norm van 10% is gebleven;
van mening dat de minister op dat vlak ambitie moet tonen;
verzoekt de regering, de norm voor de bijdrage van wegwerkzaamheden aan de filedruk te verlagen tot 6% in plaats van de huidige 10%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de lijst met projecten voor TEN-T nu vastgesteld moet worden;
voorts constaterende dat voor Nederland belangrijke binnenhavens niet zijn opgenomen in de TEN-T-lijst;
verzoekt de regering, de havens Kampen-Zwolle, Nijmegen-Tiel en Born-Venlo op te laten nemen in de lijst van de Europese Raad,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (33400-A).
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Zou de heer De Rouwe het niet logischer vinden om deze motie te behandelen bij iets als het MIRT? Daarin gaan wij in op alle individuele havens en hun positie.
De heer De Rouwe (CDA):
Het is nog even de vraag wanneer de MIRT-begroting wordt behandeld. Daarover komt straks vast wel een debatje. Deze motie gaat niet zozeer over de verdeling van Nederlands geld over de binnenhavens, maar over de Europese aandacht en prioriteiten. Omdat de Europese Commissie en de Raad van Ministers daarmee nu bezig zijn, wil ik de motie nu graag indienen. Hoe eerder wij de minister kunnen vragen om daaraan aandacht te besteden, des te beter. Het staat los van de Nederlandse bijdrage, het gaat om de Europese focus en de aandacht voor deze gebieden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat begrijp ik. Ik had ook het prettig gevonden om integraal te bezien hoe wij de toekomst van de verschillende onderdelen van de Nederlandse infrastructuur voor ons zien, en in die context te bespreken wat wij daar zelf aan willen doen en hoe wij dat in Europa willen positioneren. Ik laat dat de heer De Rouwe ter overweging.
De heer De Rouwe (CDA):
In de eerste termijn is dit even gewisseld vanuit mijn fractie, want anders kon ik de motie ook niet indienen. Ook in de schriftelijke beraadslaging zijn enkele antwoorden opgenomen. Net toen ik vanmiddag naar de interruptiemicrofoon wilde lopen om er een opmerking over te maken, gaf de voorzitter terecht aan dat het wel genoeg was geweest. Ik kan mij voorstellen dat sommigen denken “wat komt dit snel”, maar dat is gewoon de consequentie van consequent vergaderen. Daar doe ik graag aan mee.
Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de binnenvaartsector nog steeds in crisis verkeert;
voorts constaterende dat de crisishardheidsclausule met een plafond van € 2.500 per 1 januari 2013 ondanks de voortdurende crisis komt te vervallen;
verzoekt de regering, de richtlijn “CCR-ROSR Overgangsmaatregelen/hardheidsclausule” uit te vaardigen met een uitgavenplafond van € 2.500,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, Bashir, Bisschop en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (33400-XII).
De heer De Rouwe (CDA):
Deze motie gaat over de onnodige regels in de kleine binnenvaarsector die in CCR-verband worden vastgesteld.
Bij de laatste motie behoeft u geen handen te tellen van degenen die de indiening ondersteunen, want die motie dien ik in namens de gehele aanwezige oppositie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het nieuwe kabinet jaarlijks 250 miljoen euro extra gaat bezuinigen op Infrastructuur;
voorts constaterende dat dit grote gevolgen heeft voor infrastructurele projecten in Nederland;
van mening dat daarover snel duidelijkheid moet komen;
roept de regering op, zo snel mogelijk en voor de behandeling van het MIRT 2013 duidelijkheid te geven over welke projecten geschrapt worden als gevolg van de extra bezuiniging op infrastructuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, De Graaf, Bashir, Bisschop, Dik-Faber, Van Veldhoven, Van Tongeren en Ouwehand.
Zij krijgt nr. 17 (33400-A).
De heer De Rouwe (CDA):
Voorzitter. Ik wil nog heel graag – dat had ik ook aan het begin van mijn inbreng kunnen doen – de minister en de staatsecretaris danken voor de openheid en voor de goede antwoorden, ook in de schriftelijke ronde. Die vond ik heel duidelijk en bondig. De CDA-fractie verschilt inderdaad van mening met het kabinet, maar met name met de twee partijen die een aanvullend akkoord hebben gesloten. Ik ga dat de minister absoluut niet verwijten, want volgens mij heeft zij daar part noch deel aan. Dit zal echter wel onderdeel uitmaken van de verdere debatten.
Ik heb kennis genomen van de motie van de heer Elias en mevrouw Kuiken waarin zij de regering verzoeken om 100% van het MIRT op te souperen. Het MIRT omvat alle projecten tot en met 2028. De afgelopen jaren heeft de Kamer met de minister gesproken over de vraag hoe het MIRT moet worden ingevuld. De minister heeft in die debatten altijd een heel serieuze en consequente lijn ingenomen. Zij heeft altijd betoogd, gesteund door het CDA, dat je niet alles moet willen opmaken, omdat je daarmee over je graf heen regeert. Er kunnen zich immers wijzigingen voordoen. Ik ben oprecht benieuwd naar wat de minister zelf van dit voorstel vindt, omdat het volstrekt niet in lijn is met haar zorgvuldige lijn.
Aanvankelijk uitte de ChristenUnie, overigens terecht, bij de algemene beschouwingen de kritiek dat dit over je graf heen regeren is. Toen ging het over een benutting van 80%. Nu wordt zelfs 100% benut. Dat is niet over je eigen graf heen regeren, maar over een complete begraafplaats heen. Ik vind dat onzorgvuldig en ik vind het niet kunnen. Ik vind het echt een paniekactie van de VVD om de grote problemen te maskeren die ontstaan door de enorme bezuinigingen waar zij onlangs voor heeft getekend. Ik zal het de PvdA niet verwijten omdat zij daar eerlijk over was in haar verkiezingsprogramma. De VVD heeft echter een volstrekt ander verhaal gehouden en daar zal ik haar op blijven aanspreken. Ik vind het echt volstrekt ongeloofwaardig.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Mulder van de CDA-fractie. Zij heeft nog drieënhalve minuut spreektijd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor hun korte en bondige beantwoording in hun brief en vanmiddag. Dank ook voor de roadmap, inclusief de visie van de regering op de rol van Nederland en Europa wat betreft klimaatverandering.
Ik zou graag meer duidelijkheid hebben over biomassa en het realiseren van de doelstellingen voor 2050. Wij zoeken de regering om voor het zomerreces van 2013 in samenspraak met de energiebedrijven, de milieubeweging en de commissie-Corbey een toetsingskader te ontwikkelen voor het gebruik van biomassa voor bijstook in kolencentrales. Ik vraag haar om daarin de broeikasgasbalans over de gehele keten en andere relevante duurzaamheidsaspecten mee te nemen. Graag ontvangen wij een toezegging hierover.
In de schriftelijke beantwoording schrijft de staatssecretaris dat er in nauw overleg met het bedrijfsleven onderzoek wordt gedaan naar de haalbaarheid van het grondstoffenloket. Kan zij aangeven op welke termijn zij denkt dat dit loket er zou kunnen zijn?
Wij waarderen de actie die de staatssecretaris heeft ondernomen in het kader van microplastics. Ik denk dat wij de motie van de PvdA-fractie op dit punt gaan ondersteunen. De staatssecretaris spreekt ook over een green deal. Kan zij hier iets meer over vertellen?
Het is ons duidelijk geworden dat de staatssecretaris in het algemeen overleg van 29 november duidelijkheid zal geven over een eerste appreciatie van het kabinet van het verslag van de Europese Commissie inzake verbetering van het Europese emissiehandelssysteem. Daar zien wij naar uit.
Er is een toezegging gedaan over windenergie op land. De minister zal overleggen met de minister van Economische Zaken om duidelijkheid te geven over de doelstellingen. Ik heb hier een motie over voorbereid, die ik indien samen met de fractie van de ChristenUnie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rijksoverheid mogelijk gebieden in eigendom of beheer heeft waarop de plaatsing van windturbines mogelijk is;
verzoekt de regering, te onderzoeken of het mogelijk is windturbines te plaatsen in gebieden die in eigendom of beheer van de rijksoverheid zijn, en daarbij de mogelijkheid te bieden dat inwoners en bedrijven procedureel en financieel participeren;
verzoekt de regering tevens, te onderzoeken of deze gebieden aan windenergiecoöperaties onder redelijke condities beschikbaar gesteld kunnen worden voor het plaatsen van windturbines,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29 (33400-XII).
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik dien deze motie in mede naar aanleiding van wat de minister zelf zei in haar beantwoording in eerste termijn.
Verder zeg ik dat mijn fractie de oproep van de heer De Vries steunt over de bezuinigingen op de rijksdiensten. Hij riep de regering op om goed te kijken naar de mate van evenredigheid over het hele land van de bezuinigingen op de rijksdiensten. Met name Zeeland en het mooie Drenthe kunnen op dat vlak weleens de klos worden. Dat zou mijn fractie een slechte zaak vinden. Laat de regering dus de totale werkgelegenheid bij de rijksdiensten goed bekijken en dit op een goede manier verdelen, en laat zij alstublieft de moties uitvoeren die hierover in de Kamer zijn besproken en aangenomen.
Ik kom op het statiegeld. Zonder plan wordt hier in de Kamer op een avond door de PvdA gesteld dat het statiegeld wel kan blijven. De fractie geeft daarbij geen onderbouwing. Eigenlijk wordt één steen uit het geheel getrokken, waardoor het hele huis kan instorten. De PvdA-fractie stelt zelfs dat zij het belangrijk vindt om de partners serieus te nemen. Als zij dat doet, is het volgens mijn fractie verstandig om geen bommetje, of zelfs misschien een blindganger onder het plan te leggen.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven. Zij heeft nog negen en een halve minuut spreektijd tot haar beschikking.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter, ik kan u geruststellen; die minuten hoop ik niet allemaal op te maken vandaag.
De voorzitter:
Dat mag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris hartelijk voor hun beantwoording en ook voor de ruime toezeggingen die zij deden in de eerste termijn. Er is een toezegging gedaan over het berekenen van de filereductie per euro. Dat scheelt mij een motie. Het is ook mooi dat de minister de Kamer een brief heeft toegezegd waarin de uitgewerkte criteria staan voor de invulling van de bezuiniging en de ranking. Die brief zal de Kamer ontvangen voordat de minister met de regio gaat spreken. Ook dank voor de toezeggingen over een road map, een klimaatadaptatiestrategie, een grondstofrotonde en een duurzaamheidsagenda. De staatssecretaris krijgt een drukke agenda. Ik zie dat zij daarvoor wel een beetje tijd neemt. Dat betekent dat ik van de kwaliteit hoge verwachtingen heb. Ik zie die stukken met belangstelling tegemoet.
Ik heb ook gehoord dat de staatssecretaris zei dat zij een goede aansluiting naar Den Haag belangrijk vindt. Ik moet echter ook constateren dat ik niet langer de stelligheid hoor die ik eerder van de minister hoorde in haar uitspraken over die directe verbinding. Ik hoop dat mijn angst op dit punt wordt gelogenstraft als het akkoord straks op tafel ligt.
Ik heb een paar moties en twee amendementen. Ik wil beginnen met de amendementen kort toe te lichten. Met het eerste amendement proberen wij geld vrij te maken voor vrij elementaire milieuzorg, namelijk voor waterzuivering op Bonaire en schoon drinkwater op Saba. Het kan toch niet waar zijn dat daar al het water per fles moet worden aangevoerd? Ik zag overigens dat de toelichting bij dat amendement per abuis deels in het Engels is. Ik zal ervoor zorgen dat er een gewijzigde versie van het amendement komt waarin dit keurig ook in het Nederlands wordt toegelicht.
Het tweede amendement heeft betrekking op energiebesparing. De schoonste en goedkoopste energie is nog altijd de energie die we niet gebruiken. Energiebesparing is helaas echt een ondergeschoven kindje, ook in de begroting. Ik heb dat ook al in mijn eerste termijn gezegd. Uit allerlei rapporten blijkt dat de mogelijkheden voor energiebesparing worden onderschat. Dit is laaghangend fruit. Uit allerlei rapporten blijkt dat energiebesparing hartstikke noodzakelijk is om de doelstelling van 16% te halen. Er zijn marktinitiatieven te over, maar eigenlijk is voor al die marktinitiatieven op dit moment toch nog enige vorm van participatie van de overheid nodig. Dat komt omdat er nog geen level playing field met fossiele brandstoffen is.
De voorzitter:
Ik merk op dat het eerste amendement waarover u sprak, het amendement is op stuk nr. 15. Het amendement waarover u nu spreekt, is het amendement op stuk nr. 14.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Precies. Ik spreek dus over stuk nr. 14. Er zijn heel veel marktinitiatieven, maar ze hebben allemaal nog enige steun van de overheid in een of andere vorm nodig. De staatssecretaris zegt dat zij het rapport van de Rekenkamer over het klimaatbeleid heel serieus neemt. Er is recentelijk ook een parlementair rapport verschenen over de effectiviteit van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid. Steeds blijkt dat energiebesparing echt iets is wat we niet mogen laten liggen. Ik heb dan ook een amendement ingediend waarmee ik wil proberen de staatssecretaris in ieder geval de mogelijkheid te geven om met de partijen om de tafel te gaan zitten waarbij zij die partijen ook iets te bieden heeft. Het was niet gemakkelijk om een dekking te vinden in deze begroting, waaruit al vele grote happen zijn genomen. Ik heb een dekking gevonden in de plooien van de begroting; ik heb geld gehaald uit niet-verplichte opdrachten. Ik heb daarbij zaken die mij heel dierbaar zijn, zoals spoor, niet gespaard, want als we allemaal een klein beetje bijdragen, 1 miljoen of 2 miljoen, komen we bij elkaar sterker uit de klimaatcrisis, in dit geval via groene werkgelegenheid in de bouw.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb één kleine vraag. Dit is op zich een heel sympathiek amendement, maar ik ben wel een klein beetje verbaasd dat D66 geld weghaalt bij het openbaar vervoer. Misschien kan de geachte afgevaardigde dat toelichten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik begrijp dat mevrouw Van Veldhoven graag haar politieke punt wil maken.
Voorzitter. Gaat het beantwoorden van een interruptie van mijn eigen spreektijd af? De klok loopt nu namelijk door en aangezien wij zo ongeveer per minuut onze spreektijd moeten bewaken …
De voorzitter:
Een antwoord telt niet mee. Ik drukte het verkeerde knopje in, maar ook anderen houden de tijd in de gaten. Ik ben daarin de meest onzorgvuldige.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Oké. Dank u wel, dan ben ik zelf ook weer gerust. Ik neem aan dat helemaal goed komt.
Ik zei al dat GroenLinks heel erg hecht aan energiebesparing. Dat onderwerp verdient echt meer aandacht dan het nu krijgt. Ik zou heel graag willen dat wij er middelen voor weten vrij te maken. Ik heb op geen enkele manier gekort op middelen die direct te maken hebben met de aanleg van bijvoorbeeld spoorinfrastructuur. Het gaat om middelen die beschikbaar zijn voor opdrachten, bijvoorbeeld studies of de inhuur van derden. Ze zijn verspreid over alle posten van de begroting. De korting die ik voorstel, komt overeen met ongeveer 10% van de middelen waarvan je studies kunt laten uitvoeren. We willen op geen enkele manier raken aan openbar vervoer of het realiseren daarvan, maar hebben echt geprobeerd om uit de plooien van de begroting, waar het dus niet de investeringen in projecten raakt, middelen bij elkaar te schrapen om dit toch heel belangrijke doel van enig geld te voorzien. Overigens is het een reservering, dus als in 2013 het niet lukt om met marktpartijen iets tot stand te brengen waarvoor de regering ook in de begroting voor volgende jaren geld wil reserveren, vervallen de middelen en gaan ze gewoon weer terug naar de postjes, studies, waar ze vandaan kwamen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik kan het moeilijk overzien. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat in een begroting waarvan miljarden zijn afgeschaafd, die “postjes” niet op de een of andere manier toch ten koste gaan van openbaar vervoer, want als u ze zo gemakkelijk kon vinden, had de minister het waarschijnlijk ook wel gedaan. Ik vind het heel jammer als er geld verdwijnt ten koste van het openbaar vervoer, hoe mooi het andere doel ook is.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Nu zoekt u gewoon écht spijkers op laag water, mevrouw van Tongeren. U zoekt een probleem waar het niet is. U hebt het over miljarden, maar dit gaat over 1 miljoen. Volgens mij zijn er overigens geen miljarden afgehaald, maar is er een korting van 450 miljoen en die gaat uit het Infrastructuurfonds. U moet wel onderscheid maken tussen het Infrastructuurfonds, waar de gelden voor de projecten in zitten, en de begroting van Infrastructuur en Milieu, waar het beleidsgeld in zit. Dit bedrag komt niet uit het geld voor de projecten maar uit het beleidsgeld. Er wordt dus op geen enkele manier projectgeld bij openbaar vervoer weggehaald. Als u niet bereid bent om die ene miljoen in energiebesparing te steken, zou ik uw verkiezingsprogramma nog maar eens herzien. O, daar zouden we het niet meer over hebben … Dan stelt mij dat zeer teleur van GroenLinks, een partij die altijd zo hamert op energiebesparing. Dat onthoud ik dan graag. Ik ben wél bereid om die ene miljoen daarin te steken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Zoals mevrouw Van Veldhoven heel goed weet, zoeken wij dat geld elders, bijvoorbeeld in een verhoging van de toptarieven bij de energiebelasting. Op die wijze kan er enorm veel meer energie worden bespaard. Ik probeer dit amendement goed te beoordelen. De miljarden waarnaar ik verwees, slaan op de gehele begroting, die een bezuinigingsbegroting is. Er zijn al meerdere mensen met een vergrootglas door de begroting gegaan om te bekijken waar we nog kunnen bezuinigen. Ik denk dan: net een post openbaar vervoer … Tja. Het antwoord dat het maar onderzoek is en dat we dat niet nodig hebben, stelt mij in ieder geval niet gerust. Dat geld zal er vast voor een reden hebben gestaan. Als er bij dit stukje een andere dekking kan worden gevonden, kan ik het amendement met volle overgave steunen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De enige reële manier om in een begroting als deze dekking te vinden, is door de pijn een beetje eerlijk te verdelen. Het gaat om beleidsgeld en het gaat om een heel klein beetje. Ik heb overigens nog een alternatieve dekking, een bepaalde reserve, maar ik wil graag eerst een reactie horen van de minister op het gebruik van die reserve, want blijkbaar zijn er toch mensen die met een vergrootglas door de begroting gaan en nog wél geld vinden, waar GroenLinks dat niet heeft gevonden. Ik wil ook constateren dat GroenLinks dus niet eens bereid is om 1 miljoen in energiebesparing te steken. Dan blijft er van alle ambities dus niet zo heel erg veel meer over, kan ik alleen maar vaststellen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Na al dat gegoochel met cijfers vraag ik mevrouw Van Veldhoven of ik het goed begrijp dat D66 geld wil weghalen bij wegen, bij waterinfrastructuur en bij ov, in totaal ongeveer 10 miljoen, om dat aan klimaat te geven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja. Wij hebben in de begroting gezocht naar postjes waarbij er studies gedaan worden. De VVD is eerder weleens kritisch geweest op de hoeveelheid rapporten of externe inhuur. Wij zijn bereid om te bekijken of er iets van die posten af kan. Nogmaals, ik hoor graag van de minister en de staatssecretaris hoe zij over de dekking denken. We hebben nog een alternatieve dekking, waarbij het uit een reservepotje komt, uit geld dat vorig jaar is overgebleven. Ik vind energiebesparing zo belangrijk dat ik zelfs bereid ben om, als het moet, met een soort theelepeltje door de begroting te gaan en overal een paar suikerkorrels bij elkaar te sprokkelen om toch deze mogelijkheid te bieden. Immers, om meer dan dat gaat het niet. Het is leuk om er een politiek punt van te maken, maar u weet ook dat het om niet meer dan een paar kruimels gaat.
Voorzitter: Voordewind
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het gaat niet om een paar kruimels, maar om een principiële vraag. U hebt het over theelepeltjes en kruimels en geeft mij daarbij een knipoog, wat ik overigens prachtig vind. Ik steek die ook in mijn zak.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Die knipoog was niet voor u bedoeld, hoor.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
O, kijk aan.
U was er afgelopen dinsdag bij. Er is een rapport gepresenteerd, dat is opgesteld in opdracht van de Kamer. Daarin is geëvalueerd wat de effecten en de doelmatigheid zijn van het klimaatbeleid in Nederland. Jaarlijks geven wij 1 tot 1,5 miljard – dat zijn echt geen suikerklontjes – uit aan klimaat. We kunnen onvoldoende inzichtelijk maken wat het effect daarvan is geweest. Nu wilt u weer 10 miljoen extra in die pot stoppen. Ik ben benieuwd wat uw kiezers ervan vinden dat u 1 à 1,5 miljard in klimaatbeleid wilt stoppen zonder dat u als D66 duidelijk kunt aangeven wat het effect ervan is. Ik kan het namelijk niet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is heel interessant dat ik deze interruptie precies van de VVD krijg, want een van de punten die uit het rapport bleek, is dat er de afgelopen jaren geen cijfers meer zijn bijgehouden. Precies de VVD heeft ervoor gezorgd dat die cijfers niet zijn bijgehouden. Zij had er de afgelopen jaren voor kunnen zorgen dat dit wel was gebeurd. Ik had ze graag gezien. Overigens kwam uit hetzelfde rapport naar voren – daarom ben ik heel blij dat u het aanhaalt – dat energie-efficiency een ontzettend belangrijk onderwerp is dat het tegen de laagste kosten mogelijk maakt om het beste resultaat te behalen. Dat is precies de reden waarom wij moeten proberen om met de marktpartijen te kijken – daarvan is de VVD normaal gesproken ook voorstander – of we met een klein beetje overheidsgeld veel geld kunnen realiseren voor energiebesparing. Het enige punt waarbij we dit technisch gezien kwijt kunnen in de begroting van Infrastructuur en Milieu, is het artikel klimaat. Energiebesparing is een van de meest kosteneffectieve manieren om bij te dragen aan het halen van onze CO2-doelstellingen, net zoals overigens de 16% duurzame energie waarvoor de VVD in het regeerakkoord getekend heeft. In het rapport staat echter dat het behalen van de doelstelling via 16% duurzame energie veel duurder is dan investeren in energie-efficiency. Daarom nodig ik de VVD uit om een kosteneffectieve oplossing te ondersteunen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik hoor veel woorden, maar ik constateer dat D66 klimaat dusdanig belangrijk vindt dat het eigenlijk niet uitmaakt wat het kost en dat D66 bereid is om ten koste van ov en andere zaken nog meer geld in klimaat te pompen, zonder dat we de effecten daarvan weten. Waarvan akte.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
U maakt een karikatuur van een voorstel waarmee ik probeer een stukje kosteneffectiviteit in deze begroting te brengen. Ik heb het niet gehad over de 1,5 miljard. Dat de cijfers van de effectiviteit hiervan niet bekend zijn, komt door de VVD. Zij had de afgelopen jaren daaraan kunnen werken, maar zij heeft dat niet gedaan. Dit amendement heeft geen betrekking op de 1,5 miljard, maar op 10 miljoen minder inhuur van externe consultants, waarvan de VVD tot nu toe ook altijd voorstander was. Dit heeft een heel kosteneffectieve bijdrage aan de 16% tot gevolg. Ik begrijp dus eigenlijk niet waar het probleem bij de VVD zit, anders dan dat het natuurlijk altijd leuk is – en dat gun ik u graag – om te proberen een andere partij van iets te beschuldigen wat zij niet doet.
Voorzitter. Bij dezen heb ik mijn twee amendementen toegelicht. Wat betreft het statiegeld, hechten wij aan een goed milieueffect en aan een betrouwbare overheid. Daarover is al heel veel gezegd vandaag. We moeten de ledenraadpleging afwachten.
Ik steun de opmerking van collega De Rouwe over het volledig opsouperen van het MIRT. Het kan echt niet waar zijn dat dit kabinet bepaalt dat volgende kabinetten helemaal niets meer kunnen. Ik vind het onverantwoordelijk van beide coalitiepartijen dat zij een motie in die richting indienen.
Zelf dien ik ook een aantal moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat oldtimers vanuit milieuoverwegingen per 2014 onder de motorrijtuigenbelasting vallen;
constaterende dat de regering daarop echter een uitzondering wil maken voor auto’s die nauwelijks de weg opgaan;
verzoekt de regering, deze regeling zorgvuldig vorm te geven om te grote derving van inkomsten voor de staatskas en misbruik te voorkomen;
verzoekt de regering tevens, bij het uitwerken van de regeling af te zien van een leeftijdsgrens voor voertuigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 30 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat energieverbruik in de gebouwde omgeving en de industrie gepaard gaat met forse CO2-uitstoot;
constaterende dat recent onderzoek uitwijst dat de CO2-intensiteit van de Nederlandse economie moet dalen om te voldoen aan de doelen in het regeerakkoord;
overwegende dat recent onderzoek uitwijst dat effectieve handhaving van de bestaande regels, zoals de Wet milieubeheer (WMB) hieraan een belangrijke bijdrage kan leveren, maar dat nog niet doet;
verzoekt de regering, de relevante eisen uit de WMB snel te actualiseren en te voorzien van concrete maatregellijsten, zodat medeoverheden effectieve handhavingsinstrumenten in handen hebben, en met hen toe te zien op een actieve handhaving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 31 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat recent onderzoek bevestigt dat energiebesparing een kosteneffectief middel is om CO2 te besparen en de 16%-doelstelling hernieuwbare energie te halen;
constaterende dat verschillende marktpartijen het afgelopen jaar concrete plannen op tafel hebben gelegd om samen met de overheid te investeren in energiebesparing in de bestaande gebouwde omgeving;
overwegende dat voor al deze plannen echter geldt dat een financiële bijdrage van de overheid in enige vorm onmisbaar is;
overwegende dat met deze bijdrage van de overheid private investeringen in energiebesparing gestimuleerd worden;
overwegende dat investeringen in het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande gebouwde omgeving werkgelegenheid opleveren in de bouwsector, die in het bijzonder last heeft van de economische crisis;
verzoekt de regering, met de marktpartijen om tafel te gaan zitten om de krachten te bundelen en in 2013 te starten met één gezamenlijk gedragen plan, dat de investeringsdrempel bij de eigenaar van een woning wegneemt en op effectieve wijze energiebesparing realiseert;
verzoekt de regering tevens, de mogelijke beschikbaarheid van Europese fondsen (bijvoorbeeld de Europese Investeringsbank) te onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 32 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onder andere microplastics, medicijnresten en chemicaliën in kleding een bedreiging voor de kwaliteit van oppervlakte- en drinkwater kunnen zijn of de kosten van waterzuivering kunnen doen stijgen;
verzoekt de regering, zich in Europees verband in te zetten voor afspraken over de vermindering van deze effecten;
verzoekt de regering tevens, in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen:
- met marktpartijen om tafel te gaan om te zien hoe het gebruik van microplastics verminderd kan worden;
- met marktpartijen om tafel te gaan om te zien hoe het loslaten van chemicaliën uit kleding tijdens het wassen voorkomen kan worden;
- met ziekenhuizen en andere zorginstellingen te overleggen over een verminderde directe of indirecte lozing van medicijnresten naar het water,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 33 (33400-XII).
Het woord is aan mevrouw Dik-Faber. Zij heeft nog 5,5 minuten spreektijd in tweede termijn.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de heldere beantwoording, zowel mondeling in deze zaal als schriftelijk. Ik ben ook blij met een aantal toezeggingen. Een van die toezeggingen wil ik er even uit halen: het meten van duurzaamheid in de bouw met DuboCalc. Het kabinet heeft aangeven dat het wil nagaan of ook gerecyclede materialen daarin een kans kunnen krijgen. Graag krijgen wij een brief over de wijze waarop dit precies wordt uitgewerkt.
De ChristenUnie heeft een aantal amendementen in voorbereiding over de bezuinigingen op het infrastructuurfonds. In het Lenteakkoord is een bedrag van 200 miljoen afgesproken. Dat gold voor 2013, maar dezelfde intentie is uitgesproken voor volgende jaren. Voor 2013 is het goed in de begroting verwerkt, maar voor andere jaren niet. Dan wordt het bedrag van 200 miljoen ook ten laste gebracht van spoor- en waterveiligheid. Dat heeft niet onze instemming. Daarom willen wij hierover amendementen indienen.
Wij overwegen een amendement over het project Innovatieschuur in de binnenvaart. Graag krijgen wij een reactie van de minister: hoe kijkt zij hiertegen aan? Vanuit de sector is het voorstel gedaan om de rente op het sloopfondsgeld daarvoor in te zetten.
Ik heb nog een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel bestaande P+R-terreinen ‘s ochtends vroeg al vol staan;
overwegende dat door een slimme planning de aanpassing van bestaande en de realisering van nieuwe P+R-terreinen zouden kunnen meeliften op reguliere onderhoudswerkzaamheden en aanlegprojecten;
verzoekt de regering, het gebruik van P+R-terreinen te monitoren, de Kamer hierover jaarlijks te informeren en in samenwerking met de provincies binnen een jaar een aanvalsplan P+R op te stellen en daarin de voorstellen voor de realisatie van een netwerk van “P+R plus”-locaties mee te nemen binnen de bestaande financiering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 34 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rekenmodellen SRM-1 voor gemeentelijke wegen en SRM-2 voor snelwegen, die worden gebruikt voor het berekenen van de luchtkwaliteit, niet geschikt zijn voor snelwegen in stedelijke omgeving;
constaterende dat SRM-1 voor het laatst in 2007 en SRM-2 nooit is geijkt;
verzoekt de regering, de rekenmodellen voor luchtkwaliteit in 2013 en vervolgens regelmatig te (her)ijken aan de hand van recente meetgegevens en te onderzoeken of er een apart model nodig is voor snelwegen in stedelijk gebied,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 35 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het regeerakkoord de ambitie voor duurzame energie wordt verhoogd van 14% naar 16%;
overwegende dat windenergie op land een van de meest kostenefficiënte vormen is van duurzame energie;
overwegende dat voor een tijdige realisatie van voldoende windmolens voor het halen van de ambitie voor duurzame energie snelle besluitvorming noodzakelijk is;
verzoekt de regering, in de komende Structuurvisie Windenergie op Land de doelstelling van 6.000 MW evenredig aan de ambitie voor duurzame energie uit het regeerakkoord te verhogen en in overleg met de provincies voor elke provincie een doelstelling vast te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 36 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Raamovereenkomst verpakkingen is bepaald dat aparte inzameling van grote petflessen moet worden voorkomen;
constaterende dat het nog niet ondertekende addendum dit wel weer mogelijk maakt, maar slechts uitgaande van het principe dat de opbrengst dan naar de gemeente gaat, hetgeen landelijke initiatieven belemmert;
overwegende dat enkele supermarktketens hebben aangegeven voorkeur te hebben voor het handhaven van statiegeld op hun plastic flessen;
overwegende dat producenten en importeurs volgens het Verpakkingenbesluit in principe individueel verantwoordelijk zijn voor ten minste 65% materiaalhergebruik van hun verpakkingen en soms ook verder willen gaan;
verzoekt de regering, het addendum van de verpakkingenovereenkomst zodanig aan te passen dat derden niet door deze overeenkomst worden belemmerd indien zij grote petflessen met of zonder statiegeld separaat willen inzamelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 37 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Beneluxtrein dreigt te verdwijnen en er nu voor West-Brabant over een alternatief wordt gesproken van een hsl Breda-Noorderkempen- Antwerpen, die acht keer per dag rijdt;
overwegende dat voor forenzen een frequentie van minimaal één keer per uur noodzakelijk is;
verzoekt de regering, zich tot het uiterste ervoor in te spannen met de betrokken partijen dat per 9 december tenminste één keer per uur een snelle toeslag- en reserveringsvrije verbinding West-Brabant-Antwerpen wordt geboden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 38 (33400-XII).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Tot slot wil ik aangeven dat ik mij geheel kan vinden in de woorden van de heer De Rouwe over het volledig inzetten van de gelden die beschikbaar zijn tot 2028. Als we zelfs doorgaan tot 100%, dan zijn de gelden in 2017 allemaal belegd. Het kabinet regeert inderdaad niet over zijn graf heen, maar over een hele begraafplaats, zoals de heer De Rouwe treffend verwoordde. Ik wil beide coalitiepartijen ernstig ontraden om de betreffende motie in stemming te brengen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hoorden mooie, ambitieuze teksten in het regeerakkoord en ook van beide bewindslieden, maar wij zijn helaas nog steeds de vieze man van Europa. Wij bevinden ons niet in de buurt van een koploper. De GroenLinksfractie zal heel blij zijn als wij weer stevig in de middenmoot komen. Daarvoor zijn, wat de GroenLinksfractie betreft, zeker eerlijke regels nodig. Eerlijke regels zijn ook bij het soepschap in de supermarkt goed uit te leggen.
Ook in de tijd van minister Cramer is herhaaldelijk geëvalueerd dat convenanten niet of nauwelijks werken. In het door de VVD-fractie geïnitieerde onderzoek dat recentelijk vrij kwam, was een van de hoofdconclusies dat de convenanten niet werken. Dat geef ik de beide bewindslieden nog mee. Ik dien verder een aantal moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in wil zetten op een ambitieus internationaal klimaatbeleid;
constaterende dat de EU het huidige klimaatdoel van -20% in 2020 nu al gehaald heeft;
overwegende dat er een Europese discussie loopt over ophoging van het EU-klimaatdoel;
overwegende dat ophoging van het EU-klimaatdoel een impuls zou zijn voor het Europese emissiehandelssysteem, innovatie en groene werkgelegenheid;
verzoekt de regering, voorstellen voor verhoging van het EU-klimaatdoel actief te steunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Structuurvisie Windenergie op Land wordt beoogd 6.000 MW aan windlocaties te reserveren;
constaterende dat voor de milieueffectrapportage slechts 6.000 MW aan projecten voorhanden zal zijn, terwijl gewoonlijk in het proces om te komen tot een milieueffectrapportage alternatieven afvallen;
overwegende dat in het licht van de verhoogde doelstelling voor schone energie van het kabinet mogelijk meer windenergie op land noodzakelijk zal zijn;
overwegende dat voor de milieueffectrapportage voldoende alternatieven voorhanden dienen te zijn, teneinde een goede afweging tussen de alternatieven te kunnen maken en daarmee een juridisch robuuste milieueffectrapportage als basis te hebben;
verzoekt de regering, in de milieueffectrapportage reservelocaties op te nemen om tijdige realisatie van tenminste 6.000 MW aan locaties voor wind op land te borgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het uiteindelijk realiseren van het kabinetsdoel voor duurzame energie volgens het PBL afhangt van het oplossen van diverse maatschappelijke en institutionele knelpunten, zoals rond wind op land;
overwegende dat burgerparticipatie in windprojecten het draagvlak voor deze projecten kan vergroten, zowel inspraak als financiële participatie;
overwegende dat er in landen als Duitsland en Denemarken veel meer ruimte is voor burgerparticipatie in windprojecten dan in Nederland;
verzoekt de regering, burgerparticipatie in projecten voor wind op land te bevorderen en een einde te maken aan belemmeringen voor burgerparticipatie, onder meer door in de Rijksstructuurvisie Windenergie op Land ruimte te creëren voor burgerprojecten;
verzoekt de regering tevens, hierbij lessen te trekken uit de succesvolle aanpak in Denemarken, de Wieringermeer en Dronten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41 (33400-XII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Rijk mogelijk opdraait voor de schoonmaakkosten op het terrein van het failliete bedrijf Thermphos;
constaterende dat de belastingbetaler ook al opdraait voor schoonmaakkosten als gevolg van de brand bij Chemie-Pack;
verzoekt de regering, in kaart te brengen voor welke schade chemische en andere risicobedrijven globaal verzekerd zijn en welke schade globaal in het geval van een faillissement op de samenleving kan worden afgewenteld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 42 (33400-XII).
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. In telegramstijl. Dank aan de beide bewindslieden voor de beantwoording. Over drie punten zijn wij nog niet helemaal gerustgesteld. Het eerste punt zijn de waterschappen. Wij zullen daarop echter terugkomen bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken. Ook de schriftelijke beantwoording over het vuurwerk was voor ons niet bevredigend, maar er staat een AO gepland over vuurwerk. Wij zullen de beantwoording daarbij betrekken.
Tot slot willen wij een motie indienen over het uiterlijk in 2016 wegwerken van het achterstallig onderhoud aan de vaarwegen. Deze afspraak is uitdrukkelijk door het vorige kabinet gemaakt. Het is een inhaalslag. Wij hechten eraan dat dit wordt geborgd, ook met het oog op een betrouwbare overheid en zo.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het regeerakkoord belemmeringen voor een duurzame binnenvaart zo veel mogelijk wil wegnemen;
overwegende dat het vorige kabinet heeft uitgesproken dat achterstallig onderhoud aan de vaarwegen uiterlijk in 2016 zal zijn ingelopen;
verzoekt de regering om vast te houden aan de doelstelling om opgelopen achterstanden bij het onderhoud aan vaarwegen in 2016 te hebben weggewerkt en de Kamer hierover nader te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43 (33400-XII).
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, het lampje knippert, dus ik stop.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. Oh, mevrouw Ouwehand! Ik sla u over. Wat erg. We zouden het beste missen. Dat willen we absoluut niet.
Mevrouw Ouwehand heeft nog twee minuten voor haar tweede termijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. En de mooiste moties van het debat natuurlijk.
Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik hoef er geen doekjes om te winden: mijn milieuhart bloedt. Ik las in het regeerakkoord geen enkele urgentie voor het aanpakken van het klimaatprobleem. Ook bij beide bewindslieden heb ik hiervoor geen urgentie geproefd. Ik heb wel gehoord dat er voor de zomer een road map komt. Ik wil de staatssecretaris vragen of zij in elk geval de Europese road map volgt en daar ambities bovenop legt. Wat daarin staat, zouden wij in elk geval als Nederlands beleid moeten overnemen en verwachten, maar liever zie ik het nog ambitieuzer.
Ik wil twee moties indienen. Ik heb om een brief gevraagd over de verontrustende berichten over de mestvergisters. Ik dien hierover nu een motie in omdat ik denk dat het verstandig is om een bouwstop in te stellen totdat wij gelegenheid hebben gehad om daarover te spreken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mestvergisters een grote bedreiging kunnen vormen voor de volksgezondheid en het milieu en nieuwe uitbraken van dierziekten kunnen veroorzaken;
verzoekt de regering, een moratorium in te stellen op de bouw van nieuwe mestvergisters totdat vaststaat dat zij geen risico vormen voor de volks- en diergezondheid en het milieu,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 44 (33400-XII).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mijn tweede en laatste motie komt een aantal mensen in dit huis vast bekend voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging, over het dilemma van het streven naar een duurzame wereld aan de ene kant en ons gezamenlijke dagelijkse consumptiepatroon aan de andere kant;
overwegende dat wij met wetgeving, convenanten, normering en fiscale prikkels veel kunnen bereiken, maar dat uiteindelijk meer nodig is om maatschappelijk verantwoorde consumptie te realiseren;
overwegende dat daarvoor ook nodig is dat mensen duurzaam “verleid” worden tot meer bewust gedrag;
overwegende dat er vele mogelijkheden zijn om antwoorden te formuleren op dit dilemma, waarbij ook scholen, ngo’s en bedrijven betrokken kunnen worden;
verzoekt de regering, het initiatief te nemen om – in samenwerking met de Kamer – op zoek te gaan naar mogelijkheden waarop het maatschappelijk debat over deze beweging gefaciliteerd kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 45 (33400-XII).
Dan zijn wij nu echt aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Kamer. De bewindslieden hebben gevraagd om een schorsing ter voorbereiding van het antwoord. Ik zal de vergadering sowieso schorsen tot 17.50 uur. Daarna gaan we beginnen met een VAO Landbouw- en Visserijraad. In de schorsing zou ik graag met de woordvoerders spreken om te bekijken wanneer we de beantwoording van het kabinet laten plaatsvinden.
De vergadering wordt van 17.43 uur tot 17.50 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-26-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.