Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2021, 426 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2021, 426 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 maart 2021, nr. WJZ / 21036773;
Gelet op de artikelen 2.2, tiende lid, onderdeel l, 2.4, tweede lid, 2.7, tweede lid, 7.1, 7.2 en 7.8 van de Wet dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2021, nr. W11.21.0055/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 augustus 2021, nr. WJZ / 21124400;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1.58 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314).
code als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van verordening (EU) nr. 2019/2035;
injecteerbare transponder als bedoeld in bijlage III, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 2019/2035 die is voorzien van een identificatiecode die begint met de Nederlandse landcode.
1. Onze Minister verstrekt de identificatiecode die op een injecteerbare transponder wordt aangebracht aan een leverancier.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de technische specificaties van injecteerbare transponders;
b. de gegevens die in of op een injecteerbare transponder worden vermeld of vastgelegd;
c. de handel in injecteerbare transponders.
1. De leverancier van een injecteerbare transponder beschikt over een erkenning van Onze Minister.
2. Onze Minister erkent een leverancier indien:
a. de leverancier een onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 of een rechtspersoon is in de zin van artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte is gevestigd;
b. de leverancier aantoont dat hij gegevens elektronisch en tijdig kan uitwisselen met Onze Minister; en
c. de leverancier aantoont te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de wetgeving over de verwerking van persoonsgegevens.
3. Onze Minister kan de erkenning schorsen dan wel intrekken indien de leverancier niet voldoet aan één of meer voorschriften als bedoeld in het tweede lid of een ander voorschrift dat betrekking heeft op de technische specificaties van injecteerbare transponders of de handel in injecteerbare transponders.
4. Een injecteerbare transponder wordt uitsluitend overgedragen aan een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van het Besluit diergeneeskundigen.
5. Bij de overdracht van een injecteerbare transponder registreert de persoon die de injecteerbare transponder overdraagt de leverdatum, de identificatiecode en de naam van de exploitant die de bestelling heeft gedaan bij Onze Minister.
B
Na artikel 3.24 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
identificatiedocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 576/2013.
1. De artikelen 3.27, eerste lid, 3.28, eerste lid, 3.29, eerste lid, en 3.30, eerste lid, zijn niet van toepassing op:
a. een hond die wordt gehouden overeenkomstig artikel 13 van het Dierproevenbesluit 2014; en
b. een hond, geboren in Nederland voor 1 april 2013, tenzij de hond wordt overgedragen of wordt voorzien van een identificatiedocument.
2. Artikel 3.28, eerste lid, is niet van toepassing op een houder die voor de datum van inwerkingtreding van dat artikel de hond reeds hield, tenzij de hond wordt overgedragen.
3. De artikelen 3.29, eerste lid, en 3.30, eerste lid, zijn niet van toepassing op uit het buitenland afkomstige houders die korter dan drie maanden met hun hond in Nederland verblijven, tenzij de hond wordt overgedragen.
1. Artikel 70, aanhef en onderdeel a, van verordening (EU) nr. 2019/2035 is van overeenkomstige toepassing op een houder met een hond op wie artikel 70, aanhef en onderdeel a, van verordening (EU) nr. 2019/2035 niet van toepassing is.
2. De houder, bedoeld in het eerste lid, of de exploitant, bedoeld in artikel 70 van verordening (EU) nr. 2019/2035 laat de identificatie uitvoeren door een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van het Besluit diergeneeskundigen of in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.
3. In afwijking van het tweede lid laat een houder of exploitant de identificatie uitvoeren door een dierenarts indien de houder of de exploitant een hond overgedragen heeft gekregen zonder injecteerbare transponder.
1. Artikel 71 van verordening (EU) nr. 2019/2035 is van overeenkomstige toepassing op een houder met een hond op wie artikel 71 van verordening (EU) nr. 2019/2035 niet van toepassing is.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de afgifte van identificatiedocumenten;
b. de termijn waarbinnen over een identificatiedocument moet worden beschikt; en
c. de overdracht van identificatiedocumenten.
1. Een houder registreert zich bij Onze Minister binnen een bij ministeriële regeling bepaalde termijn, indien:
a. de hond van de houder een nakomeling heeft voortgebracht;
b. de houder een hond voor het eerst in Nederland brengt;
c. de houder een hond heeft verkregen die niet is voorzien van een injecteerbare transponder of die niet is geregistreerd overeenkomstig artikel 3.30, eerste lid of artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen.
2. De registratie wordt slechts gedaan indien de houder nog niet bij Onze Minister geregistreerd is.
1. Een houder draagt er zorg voor dat de registratie van zijn hond, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen plaatsvindt en vult deze registratie aan.
2. In afwijking van het eerste lid draagt de houder er zorg voor dat de dierenarts de volledige registratie van de hond doet, indien:
a. de hond is verkregen zonder injecteerbare transponder, identificatiedocument of registratie als bedoeld in het eerste lid; of
b. de hond voor het eerst in Nederland is gebracht.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de registraties, bedoeld in het eerste en tweede lid en over het wijzigen van de registratie bij overdracht, vermissing of overlijden van een hond.
Een persoon verkrijgt geen hond van een houder indien de hond:
a. niet is voorzien van een injecteerbare transponder overeenkomstig artikel 3.27;
b. niet is voorzien van een identificatiedocument overeenkomstig artikel 3.28;
c. niet is geregistreerd overeenkomstig de artikelen 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen en artikel 3.30, eerste lid; of
d. niet is geregistreerd overeenkomstig artikel 3.30, tweede lid.
1. Onze Minister wijst de beheerder van een elektronisch portaal aan voor de registratie van honden en houders indien:
a. de beheerder van het portaal een onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 of een rechtspersoon is in de zin van artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte is gevestigd;
b. het portaal schriftelijk en digitaal voldoende bereikbaar is voor houders;
c. de beheerder van het portaal aantoont dat hij gegevens elektronisch, tijdig en correct kan registeren bij Onze Minister; en
d. de beheerder handelt overeenkomstig de wetgeving over de verwerking van persoonsgegevens.
2. De beheerder van het portaal:
a. registreert de gegevens, bedoeld in artikel 3.30 en artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen direct bij Onze Minister; en
b. wijzigt op verzoek van Onze Minister de wijze waarop gegevens bij Onze Minister worden geregistreerd.
3. Onze Minister kan de aanwijzing schorsen dan wel intrekken indien de beheerder niet voldoet aan één of meer voorschriften als bedoeld in het eerste en tweede lid.
4. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid.
5. Aanwijzingen van databanken, verleend op grond van artikel 10 van het Besluit identificatie en registratie van dieren, gelden na de inwerkingtreding van dit artikel als aanwijzingen als bedoeld in het eerste lid.
Het Besluit diergeneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:
verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314);
code als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van verordening (EU) nr. 2019/2035;
injecteerbare transponder als bedoeld in bijlage III, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 2019/2035 die is voorzien van een identificatiecode van het dier.
B
Aan hoofdstuk 2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Degene die een injecteerbare transponder bij een dier aanbrengt doet hiervan een registratie bij Onze Minister via een daartoe door Onze Minister op grond van artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren aangewezen elektronisch portaal.
2. Indien een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid ontbreekt, wordt de registratie rechtstreeks bij Onze Minister gedaan.
3. Degene die een injecteerbare transponder bij een dier aanbrengt, is ingeschreven in een door Onze Minister bijgehouden register.
4. Onverminderd artikel 4.6a wordt de registratie van een persoon in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet wordt overgenomen in het register, genoemd in het derde lid.
5. Indien een houder een hond overgedragen heeft gekregen zonder injecteerbare transponder of identificatiedocument, wordt de hond uitsluitend geïdentificeerd door een dierenarts.
6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de registraties, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
C
In hoofdstuk 4 wordt na paragraaf 2 een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister draagt er zorg voor dat een inschrijving als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, wordt doorgehaald indien een persoon het beroepsmatig inbrengen van injecteerbare transponders heeft beëindigd.
2. Onze Minister kan een inschrijving als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, doorhalen indien de desbetreffende persoon in de uitoefening van zijn beroep een voorschrift heeft overtreden dat betrekking heeft op het welzijn of de gezondheid van dieren.
3. Artikel 4.3 is van overeenkomstige toepassing op degene die is ingeschreven krachtens artikel 2.9, derde lid.
Het Besluit identificatie en registratie van dieren vervalt.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 27 augustus 2021
Willem-Alexander
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Uitgegeven de vijftiende september 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Regelmatig worden er misstanden geconstateerd bij pups die te jong worden vervoerd, verzwakt zijn na slechte transportcondities en overlijden door ziektes die voorkomen hadden kunnen worden. Dit besluit verbetert het identificatie- en registratiesysteem voor honden (I&R-hond) om daarmee de gezondheid en het welzijn van honden te verbeteren. Hiertoe zijn drie besluiten gewijzigd, te weten het Besluit houders van dieren, het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit identificatie en registratie van dieren.
In het vernieuwde I&R-hond worden meer betrokkenen bij I&R-hond geregistreerd, is het hondenpaspoort verplicht voor alle honden en zijn technische verbeteringen gedaan. Ook is er een sluitende chiplogistiek en paspoortlogistiek gerealiseerd. Door de registratie van de betrokken fokker, dierenarts of chipper is het bekend waar de hond vandaan komt, wie de hond heeft gechipt en van een paspoort heeft voorzien. De sluitende chip- en paspoortlogistiek zorgt ervoor dat in het geval dat de chip toch in het illegale circuit belandt, de laatste persoon die de chip in bezit had terug te vinden is. De aanscherpingen ten aanzien van de chiplogistiek hebben niet alleen betrekking op chips die bij honden worden ingebracht, maar op het gebruik van alle chips met de Nederlandse landcode. De identificatie en registratie van dieren is geen doel op zich maar een instrument waarmee het toezicht op de naleving van de diergezondheids- en dierenwelzijnsvoorschriften verbeterd kan worden.
Naar aanleiding van zorgen in de Tweede Kamer over illegale hondenhandel zijn aan de Tweede Kamer toezeggingen gedaan het I&R-systeem voor honden te versterken. Deze zorgen gaan over pups die te jong worden vervoerd en met vervalste papieren en ongevaccineerd Nederland binnenkomen. Voor een groot deel van deze dieren wordt niet voldaan aan de eisen voor het dierenwelzijn en de diergezondheid. Dit levert ook gevaren op voor de volksgezondheid.
In de stand-van-zakenbrief dierenwelzijn van 17 mei 2017 is aangekondigd de illegale hondenhandel aan te pakken en het EU-paspoort te verplichten voor honden1 en in de beleidsbrief over dierenwelzijn van 4 oktober 2018 is aangekondigd van de illegale hondenhandel een speerpunt te maken.2
Uit een uitgevoerde evaluatie van het vorige I&R-hond door onderzoeksbureau Panteia in 2016, blijkt dat de doelstellingen zoals beoogd met het vorige I&R-hond niet kunnen worden behaald en dat aanpassingen nodig zijn.3
In Nederland is de vraag naar honden veel groter dan het aantal pups dat jaarlijks in Nederland wordt geboren. Er komen naar verwachting circa 50.000 honden per jaar uit het buitenland. Dit zijn vooral pups uit Oost-Europa, maar ook zwerfhonden uit Zuid-Europa en landen buiten de EU. In deze handel gaat, met name bij pups, veel geld om. Een aanzienlijk deel van deze handel vindt illegaal plaats. Bij deze handel wordt doorgaans amper rekening gehouden met de gezondheid van de honden. Pups worden op te jonge leeftijd gescheiden van hun moeder en onder slechte omstandigheden getransporteerd. Uiteindelijk komen deze hondjes in veel gevallen ziek en niet gesocialiseerd bij een nieuwe eigenaar. Ook bestaat er gevaar voor de volksgezondheid, omdat de honden besmet kunnen zijn met ziekten, zoals rabiës, die van hond op mens over kunnen gaan.
Het vorige I&R-systeem voor honden was ontoereikend om frauduleuze hondenhandel op te sporen en te voorkomen. Dit I&R-systeem was alleen een registratiesysteem van honden en hun houders. Een houder van een hond was verplicht de hond binnen veertien dagen te registreren. Dit betekende veelal dat de fokker de eerste registratie van de hond zou moeten doen. In de praktijk kwam het zelden voor dat fokkers de registratie deden. Wel wezen fokkers de nieuwe eigenaar van de hond op de registratieplicht. Hierdoor bleven de fokkers buiten beeld. De handel in honden was niet transparant, waardoor het niet mogelijk was voor toezichthouders om misstanden in de handel terug te leiden tot individuele fokkers of handelaren.
Ook is gebleken dat het eenvoudig was voor buitenlandse fokkers om aan Nederlandse chips en paspoorten te komen, waardoor buitenlandse pups gemakkelijk konden worden aangemerkt als Nederlandse pups. Dit is problematisch, omdat kopers hierdoor misleid worden. Ze denken een Nederlandse pup te kopen die overeenkomstig de regelgeving geïdentificeerd en gevaccineerd is en die zij rechtstreeks bij de Nederlandse fokker halen. Van buitenlandse pups is het bekend dat zij vaak op een te jonge leeftijd naar Nederland komen, niet juist gevaccineerd zijn, te lijden hebben onder het soms lange transport en vaak niet goed gesocialiseerd zijn.
De aanscherping van regelgeving is noodzakelijk geacht om de publieke belangen van volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn beter te kunnen waarborgen. Door middel van aangescherpte regelgeving, wordt verwacht dat de misstanden bij de handel van honden kunnen worden teruggedrongen. Lichtere instrumenten zoals zelfregulering door het bedrijfsleven wordt niet haalbaar geacht. Dit omdat het bedrijfsleven beperkt georganiseerd is.
Regelgeving is niet het enige instrument dat wordt ingezet. In samenwerking met diverse betrokken organisaties wordt blijvend ingezet op voorlichting om toekomstige houders van honden te attenderen op de problemen in de hondenhandel en op het belang van het maken van verantwoorde keuzes bij de aanschaf van een hond.
In het vorige I&R-hond waren de eerste houders (veelal fokkers) verplicht hun hond te registreren bij een door Onze Minister aangewezen databank. Gegevens die werden geregistreerd waren persoonsgegevens van de eerste houder en geboortedatum en chipnummer van de hond. Bij overdracht van de hond aan een nieuwe eigenaar moesten de eerste houders de hond afmelden en de nieuwe houders de hond op hun naam aanmelden. De databanken gaven deze gegevens door aan Onze Minister.
In het vorige systeem voor de uitgifte van Nederlandse chips voor gezelschapsdieren werd de registratie van gegevens over verkochte chips bijgehouden in de bedrijfsadministratie van degene die de chips produceerde, verkocht of inbracht. Dezelfde registratieverplichtingen golden ten aanzien van het Europees paspoort voor gezelschapsdieren.
EU-regelgeving vereist voor het vervoeren van een hond tussen lidstaten dat de hond gechipt is en over een dierenpaspoort beschikt. In het vorige I&R-hond was de chipplicht uitgebreid naar alle honden, dus ook wanneer de hond in Nederland bleef; het paspoort was alleen verplicht bij vervoer over de grens.
Op basis van dit besluit is een fraudebestendiger en intelligenter identificatie- en registratiesysteem gecreëerd. Het toezicht op de hondenhandel is versterkt door de eerste registratie van een hond voor te behouden aan een dierenarts of een geregistreerde chipper en voor alle honden een paspoort te verplichten.
Om illegale praktijken in beeld te krijgen is allereerst noodzakelijk dat personen die betrokken zijn bij de eerste registratie van een hond in Nederland worden geregistreerd. Dierenartsen en andere diergeneeskundigen waren al geregistreerd, andere personen die chips inbrengen (chippers) nog niet. Daarnaast is het noodzakelijk dat op elk moment een chip of paspoort traceerbaar is. Dit kan door het sluitend maken van de logistiek van paspoorten en chips met de Nederlandse landcode 528 (hierna: 528-chips). Het I&R-systeem ondersteunt dit, waarbij controles en analyses ten behoeve van het toezicht en de handhaving zijn ingebouwd.
In deze paragraaf wordt het vernieuwde I&R-systeem hond beschreven en worden de verschillende aspecten ervan uitgewerkt.
In dit nieuwe, gewijzigde I&R-hond systeem waarin middels dit besluit voorzien wordt, moeten de eerste houders van een hond (fokker, importeur of houder van een hond met onbekende herkomst) zich eerst registreren bij Onze Minister, voordat ze de hond kunnen laten registreren. Hiervoor registreert de houder zich bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die de registratie namens Onze Minister uitvoert. De eerste houder ontvangt hierbij een houdernummer.
Het chippen en de eerste registratie van dieren met een 528-chip mag alleen worden gedaan door een persoon die is geregistreerd bij Onze Minister. Dit kan een chipper, een dierenarts of een andere diergeneeskundige zijn. De registratie van de chipper is nieuw, dierenartsen en andere diergeneeskundigen waren al geregistreerd. Bij honden geldt de volgende procedure voor het chippen en registreren. De inbrenger van de chip chipt het dier, logt in bij een door Onze Minister aangewezen databank en koppelt het chipnummer van de hond aan het houdernummer. De inbrenger van de chip kan zelf bepalen welke aangewezen databank hiervoor wordt gebruikt. De inbrenger vermeldt hierbij het eigen registratienummer. Vervolgens koppelt de dierenarts het bijbehorende paspoortnummer aan het chipnummer van de hond. Ook de dierenarts vermeldt zijn registratienummer bij deze handeling. De houder van een hond vult de registratie van de hond aan met de geboortedatum van de hond en het chipnummer van het moederdier. Dit hoeft niet via dezelfde aangewezen databank te gebeuren die de inbrenger van de chip heeft gebruikt; de houder mag ook een andere aangewezen databank kiezen. De databanken zijn in de onderhavige regelgeving slechts een doorgeefportaal naar RVO: alle informatie van één hond wordt enkel opgeslagen in het I&R-systeem van RVO. Een houder kan toestemming geven voor het opslaan van zijn gegevens in een aangewezen databank. Die gegevensverwerking vindt dan niet plaats op grond van dit besluit.
De chipleverancier mag alleen maar 528-chips leveren aan iemand die bij Onze Minister is geregistreerd als chipper, dierenarts of andere diergeneeskundige. De leverancier registreert de levering van 528-chips bij RVO. Door de beperking van de levering tot geregistreerde personen, is de tussenhandel in chips niet meer mogelijk.
Voor alle honden is het Europese hondenpaspoort verplicht, dus ook wanneer een hond niet de grens over gaat. Ook de gegevens over paspoorten worden geregistreerd bij RVO.
Bij overdracht van de hond aan een nieuwe eigenaar moet de eerste houder de hond afmelden, zoals ook in het oude systeem het geval was. De nieuwe houder moet de hond op zijn/haar naam aanmelden in een door Onze Minister aangewezen databank. Daarvoor hoeft de tweede houder niet over een houdernummer te beschikken. Dit is anders indien de nieuwe houder de herkomst van de hond niet weet. In dat geval moet hij zich wel als eerste houder bij Onze Minister registreren.
In Nederland wordt bij veel dieren een chip ingebracht. Door een chip af te lezen, kunnen gegevens over het dier worden achterhaald. In dit besluit zijn regels opgenomen over een specifiek soort chip: de chip met een identificatiecode dat begint met de Nederlandse landcode (528-chips).
Met dit besluit is in artikel 1.58b van het Besluit houders van dieren (hierna: Bhd) bepaald dat Onze Minister unieke nummers voor chips met de Nederlandse landcode verstrekt. Dit is geen verandering ten opzichte van de vorige situatie. Wel is nieuw dat expliciet is bepaald dat degene die een dergelijke chip bij een dier inbrengt (chipper of dierenarts) hiervan na het chippen een registratie doet via een daartoe aangewezen elektronisch portaal, bijvoorbeeld wanneer het gaat om honden. De registratie wordt rechtstreeks gedaan bij Onze Minister indien er geen databank is aangewezen voor de betrokken diersoort (artikel 2.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen). Dit betreft de eerste registratie van een dier, waarbij het chipnummer en de datum van het chippen worden geregistreerd.
Elektronische portalen voor de registratie van dieren kunnen op grond van artikel 3.32 van het Bhd worden aangewezen. In deze nota van toelichting worden de portalen voor honden aangeduid als aangewezen databanken (ADB’s). Dit is namelijk de algemeen gebruikte manier om deze organisaties aan te duiden.
Houders van honden zijn verplicht hun hond te laten chippen met een 528-chip. Dit is geen nieuw voorschrift. Deze verplichting is nu opgenomen in artikel 3.27 van het Bhd. Aan deze verplichting is een element toegevoegd, namelijk dat de houder ervoor zorgdraagt dat zijn hond wordt gechipt door een dierenarts of een geregistreerde chipper. Een houder moet zich er dus van vergewissen dat degene die chipt daartoe bevoegd is.
Houders van honden hebben op grond van artikel 3.30, eerste lid, van het Bhd eveneens een verplichting om ervoor zorg te dragen dat de chipper of de dierenarts de eerste registratie van de hond uitvoert (de registratie van artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen). Ook verplicht artikel 3.30, eerste lid, van het Bhd, de houder van een hond om de registratie van de hond aan te vullen. Het betreft hier onder meer de geboortedatum van de hond en het chipnummer van het moederdier. Dit is een wijziging ten opzichte van de vorige situatie: in de vorige situatie deed de houder de volledige eerste registratie van een nieuwgeboren hond. Bij ministeriële regeling zal worden bepaald welke gegevens in welke situatie moeten worden geregistreerd, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de situatie dat een houder een hond overgedragen krijgt. Proefdierhonden zijn uitgezonderd van de identificatieplicht (artikel 3.26, eerste lid, onderdeel a, van het Bhd). Wanneer een proefdierhond niet langer als proefdier wordt gehouden, geldt dat de hond alsnog moet worden geïdentificeerd overeenkomstig dit besluit.
Wanneer een hond wordt geïmporteerd of wanneer een houder een hond verkrijgt zonder chip en/of registratie, geldt een afwijkende procedure. In deze gevallen doet een dierenarts de volledige registratie (artikel 3.30, tweede lid, Bhd). Een hond zonder chip moet alsnog worden gechipt, en dit mag alleen door een dierenarts worden gedaan (artikel 2.9, vierde lid, van het Besluit diergeneeskundigen). De dierenarts moet in deze situatie de geboortedatum van de hond controleren en eventueel schatten en bij een ADB registreren, samen met de andere gegevens (chipnummer, datum waarop de chip is ingebracht en het houdernummer) en een paspoort afgeven, indien deze ontbreekt. Er is voor gekozen in deze situatie de bevoegdheid van het chippen tot dierenartsen te beperken en de volledige registratie door hen te laten doen, omdat het proces van chippen en registeren in deze situatie een samenhangend geheel vormt, waarbij handelingen moeten worden verricht die alleen een dierenarts kan uitvoeren, zoals het controleren van de leeftijd van de hond, het eventueel afgeven van een paspoort en het checken van de echtheid van geregistreerde vaccinaties.
528-chips kunnen worden ingebracht door dierenartsen. Ook is het andere diergeneeskundigen en chippers toegestaan chips in te brengen, wanneer dit beroepsmatig en met een zekere regelmaat wordt gedaan (artikel 11c.8 van de Regeling handel levende dieren en levende producten). Dierenartsen en andere diergeneeskundigen zijn geregistreerd in het Diergeneeskunderegister. Omdat het van belang is dat ook chippers in beeld zijn, is in dit besluit een verplichting in het Besluit diergeneeskundigen opgenomen voor chippers om zich te registeren bij Onze Minister om te mogen chippen met 528-chips (artikel 2.9, derde lid, van het Besluit diergeneeskundigen). Deze registratie in het chippersregister is persoonlijk. Het is dus niet mogelijk voor chippers om zich als bedrijf te registeren.
Er is aldus voor gekozen chippers in een apart chippersregister op te nemen. Opname in het Diergeneeskunderegister zou niet passend zijn, omdat in het Diergeneeskunderegister enkel personen zijn opgenomen met een diergeneeskundige opleiding en bevoegdheid, terwijl voor het chippen van dieren geen specifieke opleiding en bevoegdheid is vereist.
Door chippers te verplichten zich te registeren, is beter toezicht mogelijk. Hierdoor kunnen frauduleuze praktijken ten aanzien van het chippen van dieren beter worden tegengegaan.
In artikel 3.28 van het Bhd is een verplichting opgenomen voor houders om te beschikken over een paspoort voor hun hond. Een hondenpaspoort stelt de koper van een hond in staat inzicht te verkrijgen in de vaccinatiegeschiedenis en het land van herkomst van de hond. Het hondenpaspoort was reeds verplicht voor honden die naar het buitenland gingen of in Nederland werden gebracht. Houders die al een hond hadden voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn niet verplicht een paspoort voor deze hond aan te schaffen. Dit is wel verplicht indien zij de hond overdragen aan een nieuwe eigenaar. Proefdierhonden zijn uitgezonderd van de paspoortplicht (artikel 3.26, eerste lid, onderdeel a, van het Bhd). Wanneer een proefdierhond niet langer als proefdier wordt gehouden, moet de hond worden voorzien van een paspoort.
Het paspoort waarover houders volgens artikel 3.28 van het Bhd moeten beschikken is het EU-dierenpaspoort. Een houder die reeds over een EU-dierenpaspoort voor een hond beschikt, hoeft niet een nieuw paspoort aan te schaffen.
Op grond van het Europees recht mag alleen een dierenarts een dierenpaspoort afgeven. De afgifte van een paspoort vindt plaats nadat de hond is gechipt en geregistreerd. De dierenarts is verplicht het nummer van het paspoort te registeren bij een ADB, gekoppeld aan de registratie van de hond. Bij overdracht van een hond aan een nieuwe eigenaar moet ook het paspoort worden overgedragen. Deze voorschriften zullen worden opgenomen in de Regeling houders van dieren.
In artikel 3.29 van het Bhd is een nieuwe verplichting opgenomen voor drie categorieën houders van honden om zich bij Onze Minister te registeren: fokkers, importeurs en kopers van honden zonder chip of registratie. Het is noodzakelijk deze houders te registeren, zodat de frauduleuze hondenhandel beter kan worden onderzocht en kan worden bestreden.
Voor deze registratieplicht is niet van belang of het fokken of importeren op een regelmatige basis gebeurt. Een houder die eenmalig een nestje krijgt of eenmalig een hond importeert, is verplicht zich te registeren. Maar ook een organisaties die honden importeren zullen zich bij Onze Minister moeten laten registreren. Transparantie is hier nodig zodat toezichthouders misstanden in de handel terug kunnen leiden tot individuele fokkers of handelaren.
Het is denkbaar dat een houder binnen twee of meer van de houdercategorieën valt. In een dergelijk geval vindt slechts één registratie plaats.
In artikel 3.31 van het Bhd is een verbod opgenomen op het verkrijgen van een hond zonder chip, paspoort of registratie. Het Besluit I&R bevatte een vergelijkbare bepaling. In artikel 6, tweede lid, van het Besluit I&R was bepaald dat een hond slechts verhandeld mocht worden nadat de hond was gechipt en geregistreerd. Deze bepaling werd zo geïnterpreteerd dat zowel de overdragende als verkrijgende partij in overtreding was wanneer een niet-gechipte of niet-geregistreerde hond alsnog werd overgedragen. Het nieuwe artikel 3.31 is gericht op de houder die de hond verkrijgt. Deze houder moet zich ervan vergewissen dat de hond is gechipt, voorzien van een paspoort en is geregistreerd. Indien de houder een hond verkrijgt die niet aan deze voorwaarden voldoet, is deze houder in overtreding.
Met dit verbod is er een aanvullende stimulans voor de houder van een hond om de hond te chippen, te registreren en te voorzien van een paspoort. Indien de houder een eerste houder (fokker), importeur of verkrijger van een hond is zonder registratie of chip, is het verbod van artikel 3.31 een aanvullende waarborg voor de registratie van de houder bij Onze Minister (artikel 3.29 van het Bhd). Deze categorieën houders dienen zich namelijk bij Onze Minister te registreren voordat ze hun hond laten chippen, registeren en voorzien van een paspoort.
De houder die een hond wil overdragen, is verplicht de hond te hebben gechipt, geregistreerd en voorzien van een paspoort. Deze verplichting volgt uit de Regeling houders van dieren (Rhd). In de Rhd zijn namelijk de termijnen opgenomen waarbinnen een houder een hond moet hebben gechipt, geregistreerd en voorzien van een paspoort. Als onderdeel hiervan is bepaald dat de houder deze handelingen in ieder geval moet hebben verricht voordat de hond wordt overgedragen.
Om frauduleuze praktijken terug te kunnen dringen, is het noodzakelijk dat alle schakels in de chipketen kunnen worden gevolgd in het I&R-systeem, vanaf de levering van een chip tot de plaatsing in het dier. In artikel 1.58c van het Bhd zijn daarom een aantal nieuwe verplichtingen opgenomen ten aanzien van leveranciers van 528-chips. Allereerst is bepaald dat een leverancier van een chip moet beschikken over een erkenning van Onze Minister om chips te mogen leveren. Deze erkenning wordt verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 1.58c, tweede lid, van het Bhd. Het derde lid van artikel 1.58c bevat een regeling ten aanzien van het schorsen en intrekken van erkenningen. Daarvan kan sprake zijn indien de leverancier gegevens niet tijdig kan uitwisselen met Onze Minister, niet voldoet aan de eisen die voortvloeien uit de wetgeving over de verwerking van persoonsgegevens of niet voldoet aan een voorschrift dat betrekking heeft op de handel in chips.
Daarnaast mogen chips uitsluitend worden overgedragen aan geregistreerde chippers, geregistreerde dierenartsen en andere geregistreerde diergeneeskundigen. Dat is geregeld in artikel 1.58c, vierde lid, van het Bhd. Bij de levering moet de leverancier de leverdatum, de chipnummers en de naam van de ontvanger bij Onze Minister registeren. Dezelfde verplichting geldt voor de inbrenger van een chip die chips aan een andere inbrenger levert. De chips worden na de levering in het I&R-systeem aan de digitale voorraad van de ontvanger toegevoegd. Wanneer de chip vervolgens wordt ingebracht, registreert de inbrenger van de chip dit en worden de chips van de voorraad afgeschreven. Daarnaast wordt de chip die bij een hond wordt ingebracht, gekoppeld aan de houder van de hond. Met deze verplichtingen wordt voorkomen dat 528-chips in onjuiste handen komen.
Op grond van Europese regelgeving was reeds in de Regeling handel levende dieren en levende producten een verplichting opgenomen voor uitgevers van dierenpaspoorten om te beschikken over een erkenning. In de Regeling houders van dieren zijn op grond van het in dit besluit opgenomen artikel 3.27, tweede lid, aanvullende voorschriften worden opgenomen ten aanzien van de afgifte en overdracht van dierenpaspoorten. Zo is bepaald dat de paspoortuitgever in het I&R-systeem de geleverde paspoorten registreert op naam van de dierenarts die de paspoorten heeft besteld. Bij het afgeven van een paspoort registreert de dierenarts het paspoortnummer bij de registratie van de hond.
Ongebruikte (blanco) paspoorten mogen tussen dierenartsen worden overgedragen. Net als bij chips wordt de overdracht van een paspoort digitaal bijgehouden in het I&R-systeem voor honden.
In het vorige I&R-systeem voor honden werden registraties van honden en houders opgeslagen bij ADB’s. De ADB’s gaven gegevens door aan de centrale I&R-databank voor honden die namens Onze Minister door RVO wordt beheerd. In de nieuwe situatie worden de gegevens direct bij RVO geregistreerd, waarbij een ADB slechts als doorgeefluik (portaal) fungeert. Dit betekent dat een ADB de gegevens niet langer zelf opslaat op basis van het onderhavige besluit. Houders kunnen echter aan een ADB toestemming verlenen voor het bewaren van hun gegevens. Dit stelt houders bijvoorbeeld in staat om met hun vermiste hond te worden herenigd. Een dergelijke verwerking van persoonsgegevens vindt dan echter niet plaats op grond van dit besluit en niet onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister.
Deze aangepaste werkwijze heeft twee voordelen. Ten eerste zijn de gegevens hiermee realtime beschikbaar voor RVO en zijn vertragingen niet meer mogelijk. Ten tweede is hiermee geen sprake meer van een dubbele verwerking van persoonsgegevens. Hiermee is de privacy beter gewaarborgd.
Het I&R-systeem voor honden heeft een aantal technische verbeteringen doorgemaakt. Functionaliteiten van het I&R-systeem voor landbouwhuisdieren zijn beschikbaar gemaakt voor het I&R-systeem voor honden. Hierdoor zijn diverse foutcontroles mogelijk zodat de kwaliteit van de vastgelegde gegevens sterk verbetert en het mogelijk is geworden om bij vermoedens van onregelmatigheden een aantekening te maken bij een houder of hond.
De verplichtingen ten aanzien van identificatie en registratie van dieren waren gebaseerd op artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwwd) en nader geregeld in het Besluit identificatie en registratie van dieren (hierna: Besluit I&R) en in de Regeling identificatie en registratie van dieren (hierna: Regeling I&R). De Gwwd is de voorloper van de Wet dieren. De Gwwd is ingetrokken in het kader van de uitvoering van de diergezondheidsverordening (verordening (EU) 2016/429).4 In het kader van de uitvoering van de diergezondheidsverordening zijn de meeste artikelen van het Besluit I&R en de Regeling I&R reeds ingetrokken en zijn enkel de voorschriften voor I&R-hond gehandhaafd. Met het onderhavige besluit is het volledige Besluit I&R komen te vervallen. Daarnaast is de Regeling I&R ingetrokken met de bij dit besluit behorende ministeriële regeling.
De diergezondheidsverordening bevat voorschriften over de identificatie en registratie van dieren. Nadere regels, onder meer voor honden, zijn opgenomen in gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035.5 Daarnaast zijn regels over de identificatie en registratie van dieren opgenomen in verordening 576/2013.6 Verordening 576/2013 wordt vervangen door de diergezondheidsverordening. Verordening 576/2013 blijft echter tot 21 april 2026 van toepassing op niet-commercieel verkeer van gezelschapsdieren, in de plaats van deel VI van de diergezondheidsverordening (artikel 277 van de diergezondheidsverordening).
De voorschriften die in deze nota van toelichting uiteen worden gezet, kunnen worden gezien als een aanvulling op de genoemde EU-regelgeving. De genoemde EU-regelgeving laat ruimte voor de voorschriften die in deze nota van toelichting worden besproken. De EU-verordeningen op het gebied van de identificatie en registratie van dieren vormen geen maximale harmonisatie van dit gebied. In het onderhavige besluit zijn geen regels opgenomen die conflicteren met de EU-verordeningen en zijn slechts aanvullende regels opgenomen indien een onderwerp niet volledig is gedekt op EU-niveau.
De volgende voorschriften zijn bij de Europese Commissie genotificeerd als technische voorschriften in het kader van de notificatierichtlijn:7 de erkenningsverplichting voor leveranciers van chips, de beperking van de levering van chips tot geregistreerde chippers en dierenartsen, de verplichting over een dierenpaspoort te beschikken, het verbod op het verkrijgen van een hond zonder paspoort of registratie overeenkomstig artikel 3.30, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en de registratie van het aanbrengen van een chip. Er is sprake van «andere eisen» in de zin van artikel 1, vierde lid, van richtlijn 2015/1535, omdat dit besluit eisen stelt aan de verhandeling en het gebruik van een product. In het kader van de notificatieprocedure zijn geen opmerkingen ontvangen op het ontwerpbesluit.
De registratieverplichting voor chippers en de erkenningsverplichting voor leveranciers zijn bij de Europese Commissie genotificeerd in het kader van de Dienstenrichtlijn.8 Deze voorschriften zijn non-discriminatoir, noodzakelijk en evenredig. De voorschriften zijn non-discriminatoir, omdat de voorschriften geen onderscheid maken naar de nationaliteit van chippers en leveranciers. De voorschriften zijn ook noodzakelijk op grond van de openbare orde en de volksgezondheid. De bescherming van dierenwelzijn en diergezondheid valt onder het begrip «openbare orde». De huidige misstanden in de hondenhandel en -fokkerij zijn schadelijk voor het dierenwelzijn, de diergezondheid en de volksgezondheid. Zonder een registratie van chippers en chipleveranciers kunnen deze misstanden niet goed worden aangepakt. Tot slot zijn de maatregelen evenredig, want er zijn geen minder belastende alternatieven beschikbaar die kunnen worden genomen om de genoemde doelen te behalen. De notificatie in het kader van de Dienstenrichtlijn vindt plaats na vaststelling van dit besluit.
Op basis van dit besluit en de Regeling houders van dieren worden persoonsgegevens verwerkt. Dit betreft de gegevens van houders van dieren, de gegevens van degene die een hond mag identificeren, uitgevers van paspoorten en chipleveranciers. Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens geldt de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG).9
De AVG stelt onder andere als eis dat er een rechtsgrondslag is om persoonsgegevens te mogen verwerken (artikel 6 AVG). Met het samenspel van artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, 2.4, 7.1 en 7.2 van de Wet dieren, dit besluit en de toekomstige wijziging van de Regeling houders van dieren, wordt deze rechtsgrondslag gecreëerd, overeenkomstig artikel 6, derde lid, van de AVG. De grondslag is dat de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de AVG). Het algemeen belang is het verbeteren van het welzijn van honden en de bescherming van de gezondheid van mens en dier.
De verplichting tot het registreren van gegevens over de identiteit van het dier is op grond van artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, van de Wet dieren vastgesteld. In de memorie van toelichting bij dit artikel staat dat naast gegevens over het dier zelf, ook gegevens kunnen worden vastgelegd over de opeenvolgende eigenaars, bijvoorbeeld de fokker, de handelaar, de importeur of het asiel.10 Daarmee is er een wettelijke basis om persoonsgegevens te verwerken.
Het verwerken van persoonsgegevens is noodzakelijk om de in paragraaf 2.5 beschreven doelen te bereiken. Zoals toegelicht in paragraaf 2.2 neemt door de illegale import van puppy’s de kans toe op invoer van een dier besmet met een zoönose, zoals bijvoorbeeld rabiës en brucellose. Daarnaast worden geregeld welzijns- en gezondheidsregels voor honden overtreden. Met de aanscherping van I&R-hond is het eenvoudiger geworden om toezicht te houden op de naleving van regels en worden registraties betrouwbaarder, waardoor toezicht eenvoudiger kan worden uitgevoerd.
Om te kunnen controleren of aan de welzijnsvoorschriften wordt voldaan zal bekend moeten zijn wie de fokkers en de handelaren zijn. Om de keten geheel in beeld te krijgen worden ook de persoonsgegevens van particuliere houders van honden verwerkt. Persoonsgegevens worden geregistreerd door RVO.
De regelgeving moet op grond van artikel 6, derde lid, ook evenredig zijn in verhouding tot het nagestreefde gerechtvaardigde doel. Aan deze eis is voldaan. De maatregelen vormen een substantiële bijdrage aan het verbeteren van het welzijn en de gezondheid van dieren en verminderen risico’s voor de volksgezondheid, terwijl de verwerking van persoonsgegevens beperkt blijft.
De gegevens van dierenartsen en overige diergeneeskundigen die zijn opgenomen in het Diergeneeskunderegister zullen worden overgenomen in het chippersregister. Deze overname van gegevens is gebaseerd op artikel 2.9, vierde lid, van het Besluit diergeneeskundigen. Hiermee wordt voorkomen dat dierenartsen en overige diergeneeskundigen zich twee maal zouden moeten registreren.
Bij ministeriële regeling is vastgelegd welke gegevens worden verwerkt. Hierbij gaat het om de naam, adres en woonplaats van de houder of de chipper en dierenarts. Ook is bepaald wie verwerkingsverantwoordelijke is en wat het doel is van de verwerking van de gegevens.
Gezien de aard van dit besluit is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd ten aanzien van de voorschriften van dit besluit (zie ook Kamerstukken I 2010/11, 31 051, nr. D; motie-Franken). Met behulp hiervan is de noodzaak van de uit de wijzigingen voortvloeiende gegevensverwerking bekeken. Dit heeft geleid tot de eerder genoemde wijziging waarbij de ADB’s als doorgeefluik fungeren en waardoor niet langer sprake is van een dubbele verwerking van persoonsgegevens. Ook heeft de PIA ertoe geleid dat het opvragen van gegevens van houders door inbrengers van chips slechts mogelijk is door het invullen van het houdernummer en een zogenoemde meldcode. Enkel de houder beschikt over de meldcode.
Het ontwerpbesluit en bijbehorende PIA zijn ter advisering voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP had geen opmerkingen op het ontwerp.
Een leverancier van blanco identificatiedocumenten (hondenpaspoorten) moet beschikken over een erkenning van Onze Minister. Eerder was dit een registratie bij de NVWA. Er zijn in Nederland momenteel vijf leveranciers. De leverancier moet een digitale administratie voeren waarin is opgenomen aan wie welke paspoorten zijn geleverd. Dit afschrijven van paspoortnummers van de voorraad gebeurt via een internetapplicatie of via een webservice van RVO. Hiervoor is eHerkenning of ander elektronisch identificatiemiddel nodig. Het afschrijven van paspoortnummers is een handeling die twee minuten vergt en bij elke aflevering moet plaatsvinden. In de oude situatie was een leverancier ook al verplicht deze administratie bij te houden, alleen mocht de leverancier zelf bepalen hoe dit gebeurde. Nieuw is ook dat de paspoorten alleen verstuurd mogen worden naar het adres van de dierenarts dat vermeld staat in de registratie van RVO. Dit kan gecontroleerd worden in het register van RVO en kost twee minuten. Bij elke zending moet de controle opnieuw plaatsvinden. Dit is belangrijk want met deze controle wordt voorkomen dat andere personen op naam van een dierenarts paspoorten bestellen en dat op eigen adres laten bezorgen.
Een leverancier van chips moet beschikken over een erkenning van Onze Minister. De verplichting onder de vorige regelgeving om zelf een schriftelijke administratie van leveringen bij te houden is vervangen door een rechtstreekse digitale registratie in het vernieuwde I&R-systeem. Dit afschrijven van nummers van de voorraad gebeurt via een internetapplicatie of via een webservice van RVO. Dit is een handeling van twee minuten, maar moet wel bij elke aflevering plaatsvinden. Onder de vorige regelgeving gold de administratieverplichting alleen voor chips voor honden; nu geldt dit voor alle chips met de landcode 528 die bij meer diersoorten kunnen worden toegepast. Nieuw is dat de chipleverancier uitsluitend nog mag leveren aan geregistreerde chippers en dierenartsen en uitsluitend op het adres dat vermeld staat in de registratie van RVO. Deze controle kost twee minuten en moet bij elke zending opnieuw plaatsvinden. Met deze controle wordt de chiplogistiek zo sluitend mogelijk gemaakt en wordt zoveel mogelijk voorkomen dat chips verkeerd terecht komen. Bij het vernieuwde I&R is de tussenhandel uitgesloten. Dit is vergelijkbaar met de situatie bij hondenpaspoorten, waarbij leveranciers uitsluitend aan dierenartsen leveren. Door de keten zo kort mogelijk te maken, vinden naar verwachting minder overtredingen plaats en kan eenvoudiger toezicht worden gehouden. Er zijn op dit moment vijf leveranciers.
De vernieuwing van het I&R-systeem heeft ook consequenties voor de ADB’s. De databanken moeten hun systemen aanpassen om te kunnen fungeren als portaal. In het nieuwe I&R-systeem moeten ook aanvullende gegevens bij RVO worden geregistreerd en moet RVO foutmeldingen met de ADB’s realtime kunnen uitwisselen.
In het vernieuwde I&R-systeem dienen chippers zich in het register van RVO met hun eigen naam en het juiste praktijkadres in te schrijven. De registratie is eenmalig en kost ongeveer vijftien minuten. De registratie vindt plaats bij Onze Minister en gebeurt door middel van een geschikt elektronisch identificatiemiddel. Aan de registratie zijn geen kosten verbonden. Uitgegaan wordt van 300 chippers met een toename van 30 per jaar. Daarnaast dienen chippers de door hen ingebrachte chips te registeren in het I&R-systeem. Een ADB dient hiervoor als portaal. Door in te loggen bij een ADB kan gemeld worden dat een 528-chip met een bepaald nummer ingebracht is bij een hond. Tegelijk kan het chipnummer gekoppeld worden aan het registratienummer van de fokker, waarbij de chipper ook zijn eigen registratienummer vermeldt, zodat bekend is wie de chip heeft gezet. De gehele melding kost tien minuten (inloggen, invullen/selecteren gegevens, vastleggen gegevens). Naast de handeling zal de chipper ook enige tijd moeten besteden aan voorlichting van de klant. Niet iedere fokker zal gelijk weten zich van tevoren te moeten registeren.
De melding van het inbrengen van een chip is nodig voor een sluitende chiplogistiek en zorgt ervoor dat een chip altijd te herleiden is. Nieuw is dat een geregistreerde chipper of dierenarts de eerste registratie van een pup in I&R-hond via een ADB doet. Door de dierenarts en de chipper verantwoordelijk te maken voor de geboorteregistratie is een correcte registratie beter gewaarborgd.
Dierenartsen en andere diergeneeskundigen hoeven zich niet apart te registreren bij RVO. Zij staan al geregistreerd in het Diergeneeskunderegister. Wel zijn zij verantwoordelijk voor de vermelding van een juist praktijkadres in het Diergeneeskunderegister. Zoals eerder aangegeven, worden de registraties van dierenartsen en andere diergeneeskundigen overgenomen in het register dat door RVO wordt beheerd. Er wordt uitgegaan van vierduizend praktiserende dierenartsen. Het actualiseren van het adres is vaak eenmalig en duurt vijf minuten. Deze verplichting bestond al. Nieuw hierbij is dat het praktijkadres gebruikt gaat worden door leveranciers om de paspoorten en chips naar te verzenden. Dit moet voorkomen dat andere personen op naam van een dierenarts chips of paspoorten bestellen en dat op hun eigen adres laten bezorgen.
Een dierenarts houdt in het I&R-systeem van RVO een administratie bij van paspoorten en chips. Een ADB dient hiervoor als portaal. Door in te loggen in een ADB kan gemeld worden dat een 528-chip met een bepaald nummer ingebracht is bij een hond en dat tevens een paspoort met bepaald nummer is verstrekt. Tegelijk kan het chipnummer gekoppeld worden aan het registratienummer van de fokker. Waarbij de dierenarts ook zijn eigen registratienummer vermeldt, zodat bekend is wie de chip heeft ingebracht. Van het paspoort dat afgegeven wordt aan een hond wordt het paspoortnummer in het I&R-systeem gekoppeld aan het chipnummer van de hond. De gehele melding kost tien minuten (inloggen, invullen/selecteren gegevens, vastleggen gegevens). Naast de handeling zal de dierenarts ook wat tijd voor voorlichting kwijt zijn. Niet alle fokkers zullen gelijk weten dat ze zich van tevoren moet registreren.
Het I&R-systeem ondersteunt dierenartsen ook in het registreren van onregelmatigheden. Het zal dan vaak gaan om honden die al gechipt zijn en al een paspoort bezitten. Voorbeelden zijn het vermoeden van valse vaccinaties, en een buitenlandse pup die voor een Nederlandse pup doorgaat.
Nieuw is dat alle hondenbezitters waarvan de hond een nestje krijgt, zich als een natuurlijk persoon dienen te registreren bij RVO. Zonder deze registratie kunnen de pups niet gechipt en geregistreerd worden. Dit is een nieuw voorschrift om de identiteit van de fokker te kunnen waarborgen en een pup altijd te kunnen herleiden naar de fokker. Het aantal hondenbezitters met een nestje wordt geschat op 3.500. Daarnaast zijn er nog achtduizend fokkers die regelmatig een nestje fokken maar nog niet tot de bedrijfsmatige fokkers worden gerekend. De registratie van deze fokkers is eenmalig en kost negentien euro en vijftien minuten tijd. Voor bedrijfsmatige fokkers (circa duizend) gold al een registratieplicht bij RVO (op grond van hoofdstuk 3, paragraaf 2, van het Besluit houders van dieren). Bedrijfsmatige fokkers, en andere houders die reeds bij RVO zijn geregistreerd, hoeven zich niet opnieuw te registeren. Particuliere fokkers kunnen zich registreren met DigiD, bedrijfsmatige fokkers met eHerkenning of een ander identificatiemiddel.
Een andere verandering voor alle fokkers is dat zij niet meer de eerste registratie doen, maar alleen nog de geboortedatum van de geregistreerde pups en het chipnummer van het moederdier aan het vernieuwde I&R-systeem dienen door te geven. Wel zijn de fokkers nog steeds verantwoordelijk dat zij hun pups door een dierenarts of geregistreerde chipper laten chippen, waarbij het nieuw is dat de dierenarts of chipper de eerste registratie doet. Voor deze dienstverlening zullen in de regel kosten in rekening worden gebracht. Dit was al de praktijk. Tot slot dient een fokker ervoor te zorgen dat elke geregistreerde pup een paspoort krijgt en een bewijs van registratie en dat met de verkoop van de pup het bewijs van registratie getoond wordt en de pup met het bijbehorende paspoort wordt overgedragen aan de nieuwe houder. De verplichting van een paspoort is nieuw. Dit zal een beperkte verandering zijn omdat zo’n 70% van de houders van honden reeds in het bezit is van een paspoort voor de hond. De kosten voor een paspoort liggen grofweg tussen de zes en twaalf euro. Jaarlijks zijn er circa 100.000 paspoorten nodig.
Een ieder die een hond importeert, dient zich voorafgaand aan de importmelding van een hond als een natuurlijk persoon te registreren bij RVO met gebruikmaking van DigiD. Dit is een nieuw voorschrift om in het I&R-systeem de identiteit van de importeur te registreren en een geïmporteerde hond altijd te kunnen herleiden naar de importeur. Het registreren bij RVO kost vijftien minuten tijd en de importeur betaalt eenmalig negentien euro. Het aantal incidentele importeurs wordt op vijftienduizend per jaar geschat. Het aantal importeurs dat op regelmatige basis honden in Nederland importeert is driehonderd per jaar. De registratie hoeft niet plaats te vinden indien een importeur al is geregistreerd bij RVO, bijvoorbeeld als bedrijfsmatig houder als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2, van het Besluit houders van dieren
Een koper van een hond met onbekende herkomst (geen chip of paspoort), moet zich eerst bij RVO registreren voordat de hond gechipt en geregistreerd kan worden. Dit is een nieuw voorschrift om in het I&R-systeem de identiteit van de koper te verifiëren. Het registreren bij RVO kost vijftien minuten en de houder betaalt eenmalig een bedrag hiervoor aan RVO. Omdat een hond alleen verkocht mag worden als hij is gechipt, geregistreerd en een paspoort heeft, zou dit in de nieuwe situatie eigenlijk niet meer voor moeten komen. Het aantal kopers van een hond met onbekende herkomst wordt nu nog geschat op 26.000. Ook hier geldt dat de registratie niet plaats hoeft te vinden indien de koper al is geregistreerd bij RVO.
Houders van honden dienen een paspoort te hebben voor elke hond die zij in bezit krijgen. In de oude situatie was een paspoort alleen voorgeschreven voor honden die tussen EU-lidstaten worden vervoerd. Het gevolg van deze nieuwe verplichting is beperkt, omdat de meeste honden in Nederland al over een paspoort beschikken. Daarnaast had een hond een paspoort of een vaccinatieboekje. Elk jaar komen er in Nederland 150.000 pups bij.
Bij de uitvoering van I&R-hond is een aantal publieke en private partijen betrokken. Deze partijen zijn de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de aangewezen databanken (ADB’s).
Registraties worden uitgevoerd door RVO en de ADB’s. De ADB’s vormen het portaal voor de I&R-databank die door RVO beheerd wordt. Het directe contact met houders, geregistreerde chippers en dierenartsen over I&R-hond verloopt via de ADB’s en alle meldingen over honden worden door houders gedaan via de ADB’s. Via de ADB’s wordt ook de I&R-databank geraadpleegd om persoonsgegevens van fokkers, importeurs en chippers in te zien. In de I&R-databank worden de registraties gecontroleerd.
De registratie van fokkers, importeurs, kopers van honden zonder chip of registratie alsook de registratie van de bedrijfsmatige chippers, vindt rechtstreeks bij Onze Minister plaats; in de praktijk bij RVO.
In het chippersregister van RVO worden ook de dierenartsen en andere diergeneeskundigen opgenomen. RVO gebruikt hiervoor de gegevens van dierenartsen en diergeneeskundigen die zijn opgenomen in het Diergeneeskunderegister, dat door het CIBG wordt beheerd. Hierdoor hoeven dierenartsen en diergeneeskundigen zich niet nogmaals te registreren bij RVO.
RVO beheert de gehele I&R-databank met de registraties van honden en houders, eerste houders (fokkers), importeurs, kopers van honden waarvan de herkomst onbekend is en de bedrijfsmatige chippers.
Namens Onze Minister beslist RVO over de erkenning van chipleveranciers en uitgevers van paspoorten. Ook geeft RVO namens Onze Minister chip- en paspoortnummers uit.
De identificatie en registratie van dieren is geen doel op zich maar een instrument waarmee het toezicht op de naleving van de diergezondheids- en dierenwelzijnsvoorschriften verbeterd kan worden. Handhavend optreden is essentieel om dit doel daadwerkelijk te kunnen bereiken. RVO, de NVWA en de LID hebben volledige toegang tot de gegevens in de centrale I&R-databank voor honden.
De NVWA en de LID zijn aangewezen als toezichthouders voor de onderhavige regels. De taakverdeling tussen deze diensten is neergelegd in het Convenant samenwerking dierenhandhaving. De NVWA neemt het toezicht voor de dierenwelzijns- en veterinaire regelgeving op het terrein van de handel in dieren op zich. Hiertoe hoort ook de hondenhandel en de bedrijfsmatige hondenfokkers. De LID houdt toezicht op de welzijnsregels voor niet- bedrijfsmatige hondenfokkers en bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren (dierenwinkels, asielen, bedrijfsmatige fokkers van gezelschapsdieren (exclusief honden)) en meldingen van verwaarlozing. Meldingen door particulieren bij 144 worden ook door NVWA en LID in behandeling genomen, waarbij politie zich met name bezig houdt met spoed en dierenmishandeling.
Tegen overtredingen van I&R-bepalingen kan op verschillende manieren worden opgetreden. RVO en de NVWA kunnen bestuursrechtelijke sancties opleggen naar aanleiding van overtredingen van de dierenwelzijns- en veterinaire regelgeving. Daarnaast zijn de politie, de NVWA en de LID tevens bevoegd tot strafrechtelijke opsporing van overtredingen van de onderhavige regelgeving. Zij voeren deze bevoegdheid uit onder toezicht van het Openbaar Ministerie.
Ten aanzien van alle voorschriften kan op grond van artikel 8.5 van de Wet dieren een last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom worden opgelegd bij geconstateerde overtredingen of bij dreiging van overtredingen. Daarnaast kan voor overtredingen van de I&R-voorschriften een bestuurlijke boete worden opgelegd op grond van artikel 8.6 van de Wet dieren in samenhang met artikel 8.7 van deze wet. Strafrechtelijke handhaving van de voorschriften in dit besluit is mogelijk.
Voor meer gedetailleerde informatie over het stelsel van handhaving van het Besluit houders van dieren wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit houders van dieren.11
Het vernieuwde I&R-hond wordt betaald door degenen die gebruik maken van het systeem. Er is gepoogd de kosten zo rechtvaardig mogelijk te verdelen over de verschillende gebruikers. Het nieuwe systeem bestaat uit drie onderdelen: chiplogistiek, paspoortlogistiek en de registratie van honden. Hieronder wordt uiteengezet hoe de verschillende onderdelen gefinancierd worden. De retributies zijn opgenomen in de Regeling houders van dieren.
Leveranciers van chips met de Nederlandse landcode (528) en paspoortleveranciers betalen aan RVO een jaarlijkse retributie. Chipleveranciers betalen daarnaast per geleverde chip een bedrag aan RVO. Dit zijn beiden nieuwe retributies en deze zijn bestemd voor het onderhoud van de chip- en paspoortlogistiek, die RVO in beheer heeft. In de praktijk zullen deze retributies door de chipleveranciers worden doorberekend aan de houder van het dier.
De ontwikkeling van het registratiesysteem voor honden wordt voor de ene helft betaald door de overheid en voor de andere helft door de ADB’s. Het onderhoud van het registratiesysteem wordt betaald door de ADB’s. In de praktijk zullen de houders van honden deze doorberekend krijgen. De ADB’s betalen een jaarlijkse retributie aan RVO en daarnaast betalen de ADB’s aan RVO een bedrag voor iedere eerste registratie van een hond. Onder het oude systeem bestond al een jaarlijkse retributie en een retributie voor de geboortemelding van een hond. Nieuw is dat ook voor de registratie van een importmelding en de melding van een hond met een onbekende herkomst moet worden betaald. Hiermee gaan alle houders van honden die worden geregistreerd bijdragen aan de financiering van het registratiesysteem.
Fokkers, importeurs en kopers van honden zonder chip of registratie worden bij RVO geregistreerd. Voor deze registratie betalen zijn eenmalig een bedrag aan RVO. Dit is een nieuw voorschrift. Voor bedrijfsmatige fokkers is er niets veranderd, omdat zij al bij RVO geregistreerd waren.
Op dit besluit hebben particulieren en organisaties hun reactie kunnen geven via de algemene consultatiewebsite van de rijksoverheid ( www.internetconsultatie.nl). Er zijn 48 reacties geregistreerd. De meeste organisaties of personen hebben aangegeven anoniem te willen blijven. De organisaties die niet anoniem gereageerd hebben zijn Koninklijke Hondenbescherming, de Sophia-Vereeniging, Stichting Chip, Huisdierregistratie.nl en Virbac Nederland. Daarnaast is ook van 30 particulieren een reactie ontvangen.
Hieronder wordt op hoofdlijnen op de uitgebrachte reacties ingegaan. Naar aanleiding van vragen is een aantal zaken verduidelijkt in de nota van toelichting. Een aantal opmerkingen en redactionele opmerkingen hebben geleid tot aanpassingen in de tekst van het besluit en de nota van toelichting.
In drie reacties wordt gewezen op het feit dat een hond uit het buitenland ook gechipt en geregistreerd moet zijn, maar dat als de honden illegaal binnenkomen een dierenarts de hond alsnog van een Nederlandse chip kan voorzien en zo de illegale hondenhandel niet wordt voorkomen. Gepleit wordt voor internationaal beleid voor hondenhandel. In reactie hierop wordt aangegeven dat het ministerie van LNV aan internationaal beleid tegen hondenhandel blijft werken. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de consument om een legale hond aan te schaffen. Dit kan door alleen een hond te kopen die gechipt is en geregistreerd is bij de databank van RVO en voorzien is van een paspoort. Stichtingen, importeurs en particulieren die een hond naar Nederland brengen worden gezien als de eerste houder en zullen de hond bij RVO moeten laten registreren. Een buitenlandse hond met alleen een gezondheidscertificaat zal een Nederlands paspoort krijgen met een aantekening van het land van herkomst.
In twee reacties wordt gevraagd waarom er niet gelijk ook een registratieplicht voor katten komt. In de reactie hierop wordt aangegeven dat een maatschappelijke kosten- en batenanalyse uitgevoerd is om alle voor- en nadelen van een I&R-systeem voor katten in kaart te brengen. De resultaten worden bekeken en worden betrokken bij de afweging van nut, noodzaak en proportionaliteit van een I&R-systeem voor katten.
Met drie belangstellende gemeenten is tevens een pilot over het chippen van katten in ontwikkeling. De pilot kan aanvullend inzicht bieden in de effecten van een lokale chipverplichting.
In de reacties van Stichting Chip, Virbac Nederland, de Raad van Beheer, de Sophia-Vereeniging en elf anonieme reacties worden vragen gesteld over de doelmatigheid van I&R-hond. Dit betreft onder meer dat er geen onderscheid wordt gemaakt in de registratie van stamboomhonden en niet-stamboomhonden. Bij stamboomhonden zou alles al goed geregeld zijn en zou het dus overbodig zijn om deze honden ook apart te registreren. Ook zou I&R-hond de welwillende fokkers harder treffen dan de fokkers die zich niet (goed) aan de regels houders en fokkers uit het buitenland. Het registreren als fokker/eerste houder bij RVO wordt als een hoge drempel gezien en zou een remmende werking op het fokken van nestjes door particuliere fokkers hebben, terwijl deze vaak goed bezig zijn met gezondheid en welzijn.
In reactie hierop wordt aangegeven dat met het vernieuwde I&R-hond het de fokkers die regels overtreden erg moeilijk wordt gemaakt hun buitenlandse pups van een Nederlands paspoort en Nederlandse chip te voorzien. Voor een goed overzicht is het van belang dat alle gegevens in één centrale database zijn opgenomen en niet verspreid zijn over verschillende databases (zoals bijvoorbeeld die van de stamboekhonden). Belangrijk is dat alle fokkers (ook particuliere) zich laten registreren bij RVO. Alleen dan is het eerste deel van de keten volledig in beeld.
In drie reacties wordt gevraagd of ook de politie toegang kan krijgen tot de databank I&R-hond van RVO. In reactie hierop wordt aangegeven dat de politie nu via NVWA de benodigde gegevens kan verkrijgen. De mogelijkheid van rechtstreekse toegang zal met de politie worden besproken.
In de reacties van Stichting Chip, Virbac Nederland en zeven anonieme reacties wordt opgemerkt dat het succes om met I&R-hond de illegale hondenhandel terug te dringen met name afhangt van capaciteit die vrijgemaakt wordt in de handhaving hiervoor. In reactie hierop wordt opgemerkt dat de NVWA, LID en politie voorafgaand aan de inwerkingtreding goede afspraken hebben gemaakt over de handhaving.
In de reacties van de Sophia-Vereeniging en twee anonieme reacties wordt aandacht gevraagd voor de termijnen waarbinnen een hond geregistreerd moet worden en van een paspoort moet zijn voorzien. In de reactie hierop wordt aangegeven dat deze termijnen zijn opgenomen in een ministeriële regeling.
In een anonieme reactie wordt gevraagd of bestaande chips en dierenpaspoorten geldig blijven. Als reactie wordt opgemerkt dat beide geldig blijven.
In de reactie van de Koninklijke Hondenbescherming, Virbac Nederland, Stichting Chip, Huisdierregistratie.nl en vier anonieme reacties wordt aandacht gevraagd voor communicatie om I&R-hond goed te laten functioneren. Als reactie wordt opgemerkt dat communicatie belangrijk is en dat RVO middelen heeft gekregen voor communicatie en hiervoor een plan heeft uitwerkt.
In de reactie van Virbac Nederland, Stichting Chip en drie anonieme reacties wordt opgemerkt dat bij de digitale administratieplicht voor chips (chiplogistiek) naast het vermelden van het dierenartsnummer ook het praktijknummer vermeld moet worden. Ook wordt opgemerkt dat de chiplogistiek die alleen voor honden geldt als omslachtig en duur wordt gezien. Als reactie hierop wordt aangegeven dat de chipper of dierenarts die de chip aanbrengt dit altijd registreert op zijn eigen registratienummer, zodat altijd duidelijk is waar de chip vandaan komt. De chiplogistiek zorgt dat de chips met Nederlandse landcode niet in de illegale handel terecht komen en is van toepassing op alle diersoorten waarvoor de chip gebruikt wordt. De administratieplicht voor chips bestond al. Het verschil hierbij is dat nu een centrale registratie plaatsvindt, waardoor een snelle tracering mogelijk is.
In een reactie wordt opgemerkt dat de chips geleverd moeten kunnen worden aan het adres van het bedrijf waar de chippers werkzaam zijn. Als reactie hierop wordt aangegeven dat chipleveranciers chips leveren op het adres dat in de lijst van RVO bij de geregistreerde chipper vermeld staat. Dit kan het adres van de werkgever zijn.
In een reactie wordt opgemerkt dat door het verantwoordelijk maken van de dierenarts/chipper voor de eerste registratie er een grotere administratieve last ontstaat bij chippers en hun organisatie. Als reactie hierop wordt aangegeven dat er inderdaad sprake is van een verhoging van een administratieve maar dat dat een afweging is geweest. Alleen door op deze wijze te registreren kan een correcte en uniforme registratie worden gerealiseerd.
De Sophia-Vereeniging merkt op dat alleen de eerste houder zich moet registreren bij RVO en vraagt zich af waarom de daarop volgende houders dat ook niet moeten doen. Tevens vraagt zij zich af waarom de dierenarts de geboorteregistratie niet doet, omdat dit fraudegevoelige informatie is.
Als reactie hierop wordt aangegeven dat alle houders zich moeten registreren, maar dat alleen de eerste houder een registratienummer moet aanvragen bij RVO en dat de daarop volgende houders zich registreren via een ADB. Voor het terugdringen van de illegale hondenhandel is vooral het in beeld hebben van het eerste deel van de keten van belang. De geboorteregistratie wordt alleen door Nederlandse fokkers ingevuld. Deze fokker heeft geen reden om de geboortedatum onjuist in te vullen. De juistheid van een geboortedatum is met name fraudegevoelig bij buitenlandse pups. Dit is ook de reden dat enkel een dierenarts de registratie van een geïmporteerde pup doet. In geval van twijfel aan de juistheid van de geboortedatum kan een dierenarts dit middels een opmerking melden.
In de reactie van de Sophia-Vereeniging en in vier anonieme reacties wordt opgemerkt dat de eerste registratie enkel door de dierenarts zou moeten worden uitgevoerd. Als reactie hierop wordt opgemerkt dat het er bij de eerste registratie om gaat dat op een uniforme en correcte wijze wordt geregistreerd. Dit kan plaatsvinden bij een dierenarts en bij een geregistreerde chipper. Beiden zijn in beeld bij de overheid.
De Koninklijke Hondenbescherming merkt op dat de dierenarts/chipper de leesbaarheid van de chip voor het inbrengen van de chip dient te controleren. De reactie hierop is dat dit is meegenomen in de ministeriële regeling.
In een anonieme reactie wordt opgemerkt dat een chipnummer gebruikt kan worden om de hond op naam te zetten en zo in eigendom te krijgen. De reactie hierop wordt gesteld dat het registratiebewijs op naam geen eigendomsbewijs is.
In een anonieme reactie wordt opgemerkt hoe de dierenarts kan weten of het registratienummer dat de houder opgeeft wel van de houder is. Als reactie hierop wordt gesteld dat de houder bij de registratie bij RVO een registratiebewijs (pdf) krijgt, waarop naast het nummer ook NAW-gegevens staan. De dierenarts mag ook naar een identificatiebewijs vragen.
De NVWA is betrokken bij het vormgeven van het besluit. Een concept is aan de NVWA aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. De NVWA geeft in haar reactie aan dat het nieuwe en aangescherpte I&R-systeem voor honden noodzakelijk wordt geacht. Verwacht wordt dat met het nieuwe systeem de misstanden in de hondenhandel beter kunnen worden tegengegaan.
Voor inspecties heeft de NVWA toegang nodig tot het register van diergeneeskundigen en chippers. In reactie hierop wordt gesteld dat toegang tot het register mogelijk is. Op aangeven van de NVWA zijn op een aantal punten het besluit en de nota van toelichting verduidelijkt.
Ook de LID is betrokken bij het vormgeven van het besluit. Een concept is aan de LID aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. De LID geeft in haar reactie aan dat door het ontbreken van de bijbehorende ministeriële regeling het voor een deel lastig is gebleken om een inschatting te maken van hoe de handhaving kan worden uitgevoerd. De LID heeft opmerkingen gemaakt op aantal punten in de artikelen en de nota van toelichting. Deze zijn verwerkt.
De LID heeft aangegeven dat het goed zou zijn dat naast het chipnummer van het moederdier ook het chipnummer van het vaderdier geregistreerd wordt, zodat ook welzijnsaantastingen ten gevolge van ouderdieren waarmee gefokt wordt kunnen worden aangepakt. Als reactie hierop wordt opgemerkt dat het chipnummer van het moederdier voorlopig voldoende wordt geacht. Mocht het echt nodig zijn, dan kan met DNA-onderzoek aangetoond worden wie het vaderdier is. De LID constateert ook dat het in de praktijk belangrijk is dat bij een inbeslaggenomen hond de gegevens van de voormalige eigenaar niet meer in databanken getoond worden. Als de hond zoek raakt dan is het mogelijk dat de hond weer naar de oude eigenaar wordt gebracht. Ook kan de oude eigenaar met het chipnummer mogelijk de nieuwe eigenaar achterhalen. Dit kan een onwenselijke situatie opleveren. In reactie hierop kan worden opgemerkt dat bovenstaande punt is meegenomen bij het opstellen van de ministeriële regeling.
Ook RVO is betrokken bij het vormgeven van het besluit. Een concept is aan RVO aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. In haar reactie gaf RVO aan een toets uit te voeren op zowel het onderhavige besluit als op het Besluit diergezondheid. Beide besluiten voorzien in een wijziging van het Besluit houders van dieren. RVO adviseert om de artikelen in deze besluiten te harmoniseren en integreren. Als reactie hierop kan worden aangegeven dat dit advies is overgenomen. Daarnaast gaf RVO aan, om discussies over gegevensgebruik te voorkomen, het goed is om bepalingen over doelbinding in de regelgeving op te nemen. Als reactie hierop wordt opgemerkt dat dit in de ministeriële regeling is opgenomen.
Door het ministerie van LNV is in het project Doorontwikkeling I&R Hond aan RVO de opdracht verstrekt om de chip- en paspoortlogistiek in de toekomst volledig uit te voeren. Vooralsnog ligt de uitgave van paspoorten bij de NVWA. RVO adviseert voorafgaand aan de invoering van de nieuwe regelgeving met de NVWA en LID de verdeling van taken en rollen vast te leggen. Het ministerie van LNV pakt dit op.
RVO raadt aan om de status van databanken ofwel portalen binnen de verschillende I&R-domeinen gelijk te trekken en dezelfde benamingen te hanteren. Voor I&R-hond zijn de ADB’s – net als bij I&R voor landbouwhuisdieren- slechts een portaal. Dit advies van RVO is overgenomen. RVO heeft gevraagd of de ADB’s opnieuw aangewezen moeten worden na inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving. Als reactie hierop wordt aangegeven dat de ADB’s niet opnieuw hoeven worden aangewezen. Hiertoe is overgangsrecht opgenomen. Tenslotte zijn op aangeven van RVO op een aantal punten het besluit en de nota van toelichting verduidelijkt.
Een ontwerp is aan de politie aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. De politie gaf aan dat het ontwerp de directe uitvoering van het politiewerk niet raakt en heeft daarom geen UHT uitgevoerd.
Naar aanleiding van opmerkingen van het Openbaar ministerie is artikel 3.31 van het Besluit houders van dieren op actieve wijze geformuleerd, in plaats van op passieve wijze.
Een ontwerp van het onderhavige besluit is voorgelegd voor advies aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft besloten geen formeel advies uit te brengen. ATR gaf aan dat de gevolgen voor de regeldruk voldoende zijn beschreven en niet substantieel zijn.
Een ontwerp van het onderhavige besluit is in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 10.10, eerste lid, van de Wet dieren) voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. In dit verband zijn geen reacties ontvangen.
Met dit onderdeel wordt een nieuwe paragraaf § 11.3 toegevoegd aan het Besluit houders van dieren. Deze paragraaf heeft betrekking op injecteerbare transponders.
§ 11.2 is aan het Besluit houders van dieren toegevoegd met het Besluit diergezondheid. Deze paragraaf heeft betrekking op identificatiemiddelen in het algemeen. § 11.2 is derhalve ook van toepassing op injecteerbare transponders. De grondslagen in § 11.2 voor het stellen van regels bij ministeriële regeling zijn ook gebruikt om specifieke regels te stellen over transponders. Gelet op de in deze nota van toelichting gesignaleerde problematiek, is het noodzakelijk om specifiek voor transponders aanvullende regels te stellen in dit besluit en op grond van dit besluit bij ministeriële regeling.
Artikel 1.58a bevat onder meer een omschrijving van het begrip «injecteerbare transponder». Uit de begripsbepaling blijkt dat met «injecteerbare transponder» wordt bedoeld, een injecteerbare transponder als bedoeld in gedelegeerde verordening 2019/2035, die is voorzien van een identificatiecode die begint met de Nederlandse landcode. Door deze formulering zijn de bepalingen over injecteerbare transponders in § 11.3 enkel van toepassing op transponders met de Nederlandse landcode. Het is namelijk alleen noodzakelijk regels te stellen voor transponders met een Nederlandse landcode (528-chips).
Het begrip «injecteerbare transponder» is afkomstig uit EU-regelgeving. Door dit begrip in de Nederlandse regelgeving over te nemen, wordt aangesloten bij het uitgangspunt van artikel 3.5 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Op overige plekken in deze nota van toelichting wordt echter het begrip «chip» gebruikt om injecteerbare transponders aan te duiden, zodat wordt aangesloten bij het in Nederland gangbare spraakgebruik.
Dit artikel stelt eisen aan leveranciers van chips. Het eerste lid bepaalt dat een leverancier van chips moet beschikken over een erkenning van Onze Minister. Op grond van artikel 7.6 van de Wet dieren zijn bij ministeriële regeling voorschriften gesteld voor de procedure voor het aanvragen van een erkenning.
Deze bepaling bevat een begripsbepaling van het begrip «identificatiedocument». Deze bepaling maakt duidelijk dat in dit besluit met «identificatiedocument» het EU-paspoort wordt bedoeld zoals geregeld in verordening (EU) nr. 576/2013. In deze nota van toelichting wordt het identificatiedocument aangeduid met het meer gangbare begrip «paspoort».
Artikel 3.26 regelt de reikwijdte van de artikelen 3.27 tot en met 3.30. De uitzonderingen zijn gedeeltelijk gebaseerd op uitzonderingen die reeds in het Besluit I&R van dieren waren opgenomen.
Uit het eerste lid van artikel 3.26 volgt dat dierproefhonden en honden die zijn geboren in Nederland voor 1 april 2013 niet hoeven te worden gechipt, te worden voorzien van een paspoort of geregistreerd. Ook is de verplichting tot registratie van bepaalde houders van artikel 3.29 niet van toepassing op houders van deze honden. Echter, zodra een hond van voor 1 april 2013 wordt overgedragen, is deze uitzondering niet van toepassing en moet alsnog worden voldaan aan de verschillende verplichtingen. Ook indien de houder de hond wil voorzien van een identificatiedocument, zijn de verplichtingen alsnog van toepassing.
Het tweede lid van artikel 3.26 bepaalt dat een houder die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds een hond hield, deze hond niet hoeft te voorzien van een paspoort. Ook hier geldt dat deze uitzondering niet geldt wanneer de hond wordt overgedragen.
Artikel 3.26, derde lid, bepaalt dat de registratieverplichting van bepaalde houders (artikel 3.29) en de registratieplicht van honden en houders in een ADB (artikel 3.30) niet van toepassing zijn op uit het buitenland afkomstige houders die korter dan drie maanden met hun hond in Nederland verblijven. Ook hier geldt dat deze uitzondering niet geldt wanneer de hond wordt overgedragen. Wanneer de houder bijvoorbeeld de hond voor het eerst in Nederland heeft gebracht, moet de houder een registratie bij Onze Minister en bij een ADB doen.
Artikel 3.27, eerste lid, verplicht houders hun honden te laten chippen. In EU-regelgeving is ook een chipplicht opgenomen. De EU-chipplicht geldt bij het verplaatsen van honden van en naar EU-lidstaten. Deze chipplicht is in Nederland uitgebreid door in artikel 3.27, eerste lid, te bepalen dat de EU-chipplicht van overeenkomstige toepassing is op alle honden die in Nederland worden gehouden. Door de opzet van het artikel wordt aangesloten bij de EU-verplichting en wordt voorkomen dat een EU-verplichting is overgeschreven in de Nederlandse regelgeving.
De chipverplichting was voorheen opgenomen in artikel 6 van het Besluit I&R. In aanvulling op het artikel 6 van het Besluit I&R is de houder of exploitant nu verplicht zijn hond te laten chippen door een dierenarts of een persoon die in het chippersregister is opgenomen (artikel 3.27, tweede lid). Een hond moet worden gechipt bij een bij ministeriële regeling bepaalde termijn. De grondslag hiervoor is artikel 1.58, aanhef en onderdeel d, van het Besluit houders van dieren. Die grondslag is toegevoegd aan het Besluit houders van dieren met het Besluit diergezondheid.
Het derde lid van artikel 3.27 bepaalt dat houders en exploitanten hun hond moet laten chippen door een dierenarts indien de houder de hond zonder chip van een derde heeft verkregen. Met het gebruik van de term «exploitant» in het tweede en derde lid wordt aangesloten bij de formulering in artikel 70, aanhef, en onderdeel, a van gedelegeerde verordening 2019/2035.
De chipverplichting is niet van toepassing op de honden die worden genoemd in artikel 3.26, eerste lid.
In artikel 3.27, eerste lid, is geregeld dat een houder van een hond moet beschikken over een paspoort voor zijn hond. Deze verplichting bestaat reeds op grond van EU-regelgeving bij het verplaatsen van honden van en naar EU-lidstaten. Deze verplichting is nu uitgebreid naar alle honden, met uitzondering van de honden die worden genoemd in artikel 3.26, eerste en tweede lid. Alle honden krijgen hetzelfde paspoort: het reeds bestaande EU-dierenpaspoort. Een houder moet beschikken over een paspoort binnen een bij ministeriële regeling bepaalde termijn.
Ook bij artikel 3.28, eerste lid, is gekozen voor het van overeenkomstige toepassing verklaren van een EU-verplichting, zodat wordt aangesloten bij de EU-verplichting en wordt voorkomen dat een EU-verplichting is overgeschreven in de Nederlandse regelgeving.
Dit artikel verplicht bepaalde houders van honden om zich te registeren bij Onze Minister. Bij ministeriële regeling is bepaald binnen welke termijn de registratie dient plaats te vinden. In ieder geval zal worden bepaald dat de registratie plaatsvindt voorafgaand aan het chippen en registeren van de hond. Ingevolge het tweede lid van artikel 3.29 hoeft de registratie alleen te worden gedaan indien de houder nog niet bij Onze Minister geregistreerd was. Houders met bijvoorbeeld een Uniek Bedrijfsnummer (UBN), hoeven zich niet opnieuw te registeren.
Artikel 3.30, eerste lid, verplicht houders ervoor zorg te dragen dat de eerste registratie van een hond plaatsvindt. De eerste registratie wordt gedaan door een chipper, dierenarts of andere diergeneeskundige (artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen). Ook verplicht artikel 3.30, eerste lid, houders om de eerste registratie aan te vullen.
Artikel 3.30, tweede lid, bevat een afwijkende procedure ten opzichte van het eerste lid. Wanneer een hond voor het eerst in Nederland is gebracht of de houder de hond heeft verkregen zonder chip, identificatiedocument of registratie, moet de houder ervoor zorgdragen dat de dierenarts de volledige registratie van de hond doet. De houder voert in dit geval dus geen gegevens in.
Op grond van het derde lid zijn bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de registraties, bedoeld in het eerste en tweede lid en over het wijzigen van de registratie bij overdracht, vermissing en overlijden van een hond. Het gaat hier bijvoorbeeld om de termijn waarbinnen de registraties en wijzigingen dienen plaats te vinden. Deze grondslag om nadere regels te stellen is een aanvulling op artikel 7.2, tweede lid, van de Wet dieren, waar een grondslag is opgenomen om bij ministeriële regels nadere voorschriften voor registers te stellen. Deze voorschriften kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de organisaties die de registers beheren en de duur van het bewaren van gegevens in deze registers.
Dit artikel is een voortzetting van artikel 6, tweede lid, van het Besluit I&R. Met de gekozen formulering in artikel 3.31 is duidelijker dat een houder in overtreding is indien deze een hond verkrijgt van een houder, terwijl de hond niet is gechipt, niet is voorzien van een paspoort of niet is geregistreerd.
Artikel 3.30 stelt regels over de aanwijzing van databanken. Deze regels waren voorheen opgenomen in artikel 10 van het Besluit I&R. Eisen aan databanken die reeds voortvloeien uit de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet overgenomen in artikel 3.31. Nadere regels over databanken en over de aanvraagprocedure voor de aanwijzing zijn bij ministeriële regeling gesteld, op grond van de artikelen 7.2 en 7.4 van de Wet dieren.
Artikel 2.9, eerste lid, bevat de verplichting voor inbrengers van chips om een registratie te doen van het chippen van een dier met een 528-chip bij Onze Minister, via een ADB. Deze (eerste) registratie mag niet worden gedaan door een ander dan degene die de chip inbracht. Indien Onze Minister geen databank heeft erkend voor de registratie van dieren, vindt de registratie rechtstreeks plaats bij Onze Minister (artikel 2.9, tweede lid). De registratie van artikel 2.9, eerste en tweede lid, is de eerste registratie van een dier. Deze registratie wordt in het geval van de registratie van een hond aangevuld door de houder (artikel 3.30, eerste lid, van het Besluit houders van dieren). Het vijfde lid van artikel 2.9 bepaalt dat enkel een dierenarts een hond mag chippen en registeren indien de houder de hond heeft verkregen zonder chip. Bij ministeriële regeling zijn regels gesteld over de registraties, bijvoorbeeld ten aanzien van de termijn waarbinnen de registraties moeten plaatsvinden (artikel 2.9, zesde lid).
Dit artikel regelt in welke gevallen een inschrijving van een chipper, dierenarts of overige diergeneeskundige in het register wordt doorgehaald (eerste en tweede lid). Op grond van het derde lid moet een ingeschrevene binnen vier weken Onze Minister in kennis stellen van wijzigingen van bij de registratie verstrekte gegevens en de datum waarop het beroepsmatig verrichten diergeneeskundige handelingen is beëindigd.
Het Besluit I&R was reeds grotendeels ingetrokken door het Besluit diergezondheid. Nu de bepalingen voor I&R-hond zijn overgegaan naar het Besluit houders van dieren en het Besluit diergeneeskundigen, is het Besluit I&R ingetrokken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Panteia (2015). «Beleid hondenfokkerij en -handel in Nederland: beleidsdoorlichting en evaluatie I&R Hond»
Verordening EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving»).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314).
Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003.
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).
Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU L 119).
Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 3, p. 103. (Artikel 2.2, tiende lid was voorheen genummerd als 2.2, zevende lid).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-426.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.