Besluit van 13 november 2019 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in bepaalde gevallen (Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 21 oktober 2019, nr. IenW/BSK-2019/217581 Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 122 en 126, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 november 2019, no. W17.19.0331/IV;)

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 12 november 2019, nr. IenW/BSK-2019/237844, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25aa

  • 1. In afwijking van artikel 25a, eerste lid, wordt de geldigheidsduur van een rijbewijs, niet zijnde een rijbewijs met een beperkte geldigheidsduur als bedoeld in artikel 25a, tweede lid of derde lid, indien de houder in dat geval geschikt was verklaard voor een periode korter dan vijf jaar, uitsluitend voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, E bij B of T verlengd met de periode die is gelegen tussen de datum waarop het eerder afgegeven rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en een tijdstip, bedoeld in het tweede lid, met een maximum van één jaar, indien:

    • a. de aanvrager, voordat zijn rijbewijs ongeldig wordt of is geworden door het verstrijken van de geldigheidsduur, in verband met een aanvraag als bedoeld in artikel 35, eerste lid aanhef, en onderdeel b, onder II en III, een volledig ingevulde eigen verklaring heeft ingediend op of na 1 december 2018;

    • b. op het tijdstip van indiening van de eigen verklaring het CBR geen besluit op grond van artikel 131 van de wet heeft genomen op een mededeling die is uitgebracht ten aanzien van de aanvrager op grond van artikel 130, eerste lid, van de wet;

    • c. het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs op het tijdstip van de indiening van de eigen verklaring:

      • 1°. niet is ingevorderd op grond van 164, tweede of derde lid, van de wet of is ingehouden op grond van artikel 164, vierde lid, van de wet en niet aan de aanvrager is teruggegeven; en

      • 2°. niet tijdelijk ongeldig is geworden op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel c, van de wet omdat aan de houder een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd op grond van artikel 179 van de wet.

  • 2. De verlenging, bedoeld in het eerste lid, eindigt op het tijdstip waarop:

    • a. uiterlijk 28 dagen zijn verstreken sinds het CBR het besluit tot registratie van de aangevraagde verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister bekend heeft gemaakt aan de betrokkene;

    • b. het CBR het besluit niet over te gaan tot registratie van een verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister bekend heeft gemaakt aan de betrokkene;

    • c. het CBR besluit een mededeling die is uitgebracht ten aanzien van de aanvrager op grond van artikel 130, eerste lid, van de wet mee te nemen in de beoordeling van de aangevraagde verklaring van geschiktheid en dit bekend heeft gemaakt aan de betrokkene;

    • d. het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs:

      • 1°. is ingevorderd op grond van 164, tweede of derde lid, van de wet of is ingehouden op grond van artikel 164, vierde lid, van de wet; of

      • 2°. tijdelijk ongeldig is geworden op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel c, van de wet omdat aan de houder een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd op grond van artikel 179 van de wet;

      en dit is geregistreerd in het rijbewijzenregister door het verwijderen van de codering, bedoeld in artikel 152a, tweede lid.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvrager die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder II en III, van wie het eerder afgegeven rijbewijs op grond van zijn lichamelijke of geestelijke geschiktheid in termijn was beperkt, mits die beperkte termijn vijf jaar of langer was.

B

Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 103a

In afwijking van de termijnen, genoemd in de artikelen 101, vierde lid, en 103, eerste, derde, vijfde, zesde en zevende lid, wordt in de in artikel 25aa bedoelde gevallen bij gebleken geschiktheid de verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd uiterlijk binnen achttien maanden na ontvangst van de eigen verklaring.

C

Na artikel 145 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 145a

In aanvulling op artikel 145, eerste lid, worden in het rijbewijzenregister mede verwerkt gegevens omtrent de uitvoering van artikel 25aa.

D

Na artikel 148 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 148a

  • 1. Het CBR meldt aan de Dienst Wegverkeer de gegevens die betrekking hebben op de uitvoering van artikel 25aa ten aanzien van:

    • a. aanvragen tot afgifte van een verklaring van geschiktheid die zijn ontvangen voor de inwerkingtreding van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen; en

    • b. besluiten als bedoeld in artikel 25aa, tweede lid, onderdeel c.

  • 2. Het CBR voert in het rijbewijzenregister gegevens in omtrent de uitvoering van artikel 25aa ten aanzien van aanvragen tot afgifte van een verklaring van geschiktheid die zijn ontvangen na de inwerkingtreding van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen, door middel van een codering.

E

Na artikel 152 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 152a

  • 1. De Dienst Wegverkeer verwerkt in het rijbewijzenregister de gegevens die op grond van artikel 148a, eerste lid, door het CBR aan hem zijn gemeld, door middel van het plaatsen respectievelijk verwijderen van een codering.

  • 2. De Dienst Wegverkeer verwijdert in het rijbewijzenregister de codering, bedoeld in het eerste lid en in artikel 148a, tweede lid, ter uitvoering van artikel 25aa.

F

Na artikel 179b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 180

  • 1. De artikelen 25aa, 103a, 145a, 148a en 152a blijven van toepassing op aanvragen tot afgifte van een verklaring van geschiktheid die zijn ontvangen voor de datum waarop deze artikelen zijn vervallen.

  • 2. Artikel 145, tweede lid, blijft van overeenkomstige toepassing op de gegevens, bedoeld in artikel 145a, ook na de datum met ingang waarvan artikel 145a is vervallen.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2019.

  • 2. De artikelen 25aa, 103a, 145a, 148a en 152a van het Reglement rijbewijzen vervallen één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, tenzij deze termijn bij koninklijk besluit eenmalig met één jaar is verlengd.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 november 2019

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Uitgegeven de zesentwintigste november 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Onderhavig tijdelijk besluit wijzigt het Reglement rijbewijzen (hierna: Rr) en heeft tot doel de geldigheidsduur van rijbewijzen van bepaalde rijbewijshouders die met het oog op verlenging van hun rijbewijs een eigen verklaring (EV, ook wel gezondheidsverklaring genoemd) hebben ingediend, te verlengen. De voorwaarden voor de verlenging zijn in dit besluit bepaald en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) bekijkt per individueel geval waarbij een EV is of wordt ingediend of de betrokken rijbewijshouder daarvoor in aanmerking komt. De verlenging wordt met een codering geregistreerd in het rijbewijzenregister, dat wordt beheerd door de Dienst Wegverkeer (RDW). De verlenging geldt voor maximaal één jaar na het einde van de geldigheidsduur van het rijbewijs. Die periode is korter als het CBR binnen die periode heeft besloten tot registratie van een verklaring van geschiktheid (VvG) of als het CBR besluit geen VvG te registreren. In het eerste geval eindigt de verlenging 28 dagen na het bedoelde besluit, om de betrokkene de tijd te geven om een nieuw rijbewijs aan te vragen. De administratieve verlenging eindigt ook als daartoe aanleiding is vanwege een mededeling van twijfels over de geschiktheid van de rijbewijshouder of vanwege een vordering of ongeldigverklaring. De genoemde besluiten dienen voor de bepaling van het einde van de verlenging aan de betrokkene te zijn bekendgemaakt en de in het rijbewijzenregister opgenomen codering moet in navolging daarvan zijn vervallen.

Verder zijn hiermee samenhangende voorzieningen getroffen die ertoe strekken dat in de gevallen waarin de verlengingsregeling van toepassing is, voor het CBR aangepaste beslistermijnen gelden.

2. Aanleiding en achtergrond

In de afgelopen periode is met regelmaat met de Tweede Kamer van gedachten gewisseld over de mogelijkheid van een regeling voor rijbewijshouders die buiten hun schuld met een verlopen rijbewijs zitten of van wie de geldigheid van het rijbewijs binnen afzienbare tijd gaat verstrijken.1 Voor specifieke groepen zijn, mede op verzoek van de Tweede Kamer, voorrangs- en spoedprocedures gerealiseerd. Ook is de Tweede Kamer meermaals geïnformeerd over de maatregelen die het CBR treft om de situatie te verbeteren.

De afgelopen periode lag de nadruk bij het CBR vooral op het voorkomen dat de betrokkenen door de uitvoeringsproblemen worden gedupeerd en met een verlopen rijbewijs worden geconfronteerd. De werkvoorraad blijft hoog2 en de verwachting is daarnaast dat de groep van personen die niet tijdig een VvG krijgt om het rijbewijs te verlengen constant blijft of groeit. Dit heeft, in combinatie met de focus en prioritaire sturing op het voorkomen van verlopen rijbewijzen, inmiddels echter tot gevolg dat er onvoldoende aandacht kan worden gegeven aan risicogroepen voor de verkeersveiligheid. Hier wordt bijvoorbeeld gedoeld op de groep rijbewijshouders die zelf verantwoordelijkheid neemt door zich tussentijds te melden om zich medisch te laten keuren. Dit betreft personen van wie het rijbewijs niet is verlopen en die nog niet de leeftijd van een verplichte VvG hebben bereikt, maar door omstandigheden, zoals een operatie of hersenbloeding, zich bij het CBR melden voor een keuring van hun medische geschiktheid. Dit is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid een risicocategorie die juist prioriteit moet krijgen. Tevens zijn er andere groepen, zoals examenkandidaten en chronisch zieken, die door de aanhoudende drukte niet tijdig een VvG krijgen. Verder is er sprake van een grote groep rijbewijshouders die niet tijdig3 is begonnen en met een verlopen rijbewijs wordt geconfronteerd.

De constatering dat de druk op de uitvoering onverminderd hoog blijft, in combinatie met het feit dat hierdoor onvoldoende aandacht aan specifieke risicogroepen gegeven kan worden, heeft de regering ertoe gebracht maatregelen te treffen. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het van belang dat het CBR ruimte krijgt om voorrang te geven aan bijvoorbeeld rijbewijshouders die vanwege acute twijfel aan hun geschiktheid uit eigen beweging een EV hebben ingevuld (een meer risicogestuurde aanpak). Door in bepaalde gevallen de geldigheid van het rijbewijs met maximaal één jaar administratief te verlengen wordt enerzijds een groot deel van de personen dat met een verlopen rijbewijs wordt of dreigt te worden geconfronteerd, geholpen. Anderzijds krijgt het CBR ruimte om de meest risicovolle dossiers op te pakken en de kans om zich met volle kracht te richten op structurele verbeteringen. Zo heeft het CBR een plan van aanpak gemaakt voor de uitbreiding van de capaciteit van medisch beoordelaars, zodat op termijn meer besluiten genomen kunnen worden.

Er wordt ook gekeken naar structurele oplossing in het stelsel zelf. In het licht van de vergrijzing is het van belang om op langere termijn een stelsel te ontwikkelen waarbij de noodzaak van een keuring niet meer afhangt van de leeftijd of de rijbewijscategorie, maar van een medische indicatie. Daarom wordt onderzocht of het mogelijk is om over te gaan op een stelsel met een meer risicogeoriënteerde aanpak. Dit is aangekondigd in het plenaire debat over het CBR op 19 juni 2019 en bevestigd in de brief van 3 juli 2019.4 De resultaten ervan zullen medio 2020 bekend zijn, waarna kan worden geconcludeerd of aanpassing van de regelgeving nodig en mogelijk is.

3. Inhoud van het besluit

3.1 Doelgroep
3.1.1 Gevallen die in aanmerking komen voor de verlengingsregeling

Met het oog op de verkeersveiligheid zijn aan de verlenging strikte voorwaarden verbonden. De doelgroep bestaat in beginsel uit alle 75-plussers5 die voor het verlopen van het rijbewijs een volledig ingevulde EV hebben ingediend. Voor de beoogde doelgroep wordt de geldigheidsduur van het rijbewijs verlengd. Het gaat dan in principe om een verlenging met de periode die nodig is voor het CBR om de geschiktheid te beoordelen en het besluit te nemen een VvG te registreren, vermeerderd met 28 dagen6, of totdat het CBR het besluit heeft genomen geen VvG te registreren, een en ander indien dit aan de betrokkene is bekendgemaakt en in het rijbewijzenregister is geregistreerd en met een maximum van één jaar. Om in aanmerking te komen voor de administratieve verlenging gelden de volgende voorwaarden:

  • het betreft een rijbewijs waarvoor in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur door een 75-plusser een EV is ingediend;

  • de EV is volledig ingevuld en is ingediend voordat de geldigheidsduur van het rijbewijs is verstreken;7

  • de (volledig ingevulde) EV is ingediend op of na 1 december 2018;

  • het gaat uitsluitend om rijbewijzen die zijn afgegeven voor één of meer van de categorieën AM, A1, A2, A, B, BE en T;

  • het betreft een rijbewijs met de normale geldigheidsduur, alsmede rijbewijzen met een termijnbeperking om medische reden, mits die termijnbeperking niet korter is dan vijf jaar en er dus geen relevante beperkende rijbewijscodes met een medische achtergrond van toepassing zijn;

  • er mag ten aanzien van de houder geen besluit op grond van artikel 131 van de wet zijn genomen naar aanleiding van een mededeling die is uitgebracht op grond van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994;

  • het rijbewijs is niet bestuursrechtelijk ingevorderd, de geldigheid ervan is niet geschorst en er is geen rijontzegging van toepassing;

  • het rijbewijs mag op het tijdstip van indiening van de EV niet strafrechtelijk zijn ingevorderd of ingehouden.

Alleen in de hierboven beschreven gevallen acht de regering de verlenging van de geldigheidstermijn vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid verantwoord. Dat wordt hierna verder toegelicht.

3.1.2 Omvang doelgroep

Het aantal personen dat binnen de doelgroep valt en zal vallen, is niet precies vast te stellen. Er kunnen wel schattingen worden gemaakt. Zo waren er per 8 juli 2019 ongeveer 63.000 personen die voldeden aan de criteria.8 Op jaarbasis zijn er circa 200.000 dossiers van 75-plussers te beoordelen, waarvan er ongeveer 190.000 voldoen aan de criteria voor de administratieve verlenging. Niet in alle gevallen zal een administratieve verlenging van het rijbewijs echter nodig zijn. Circa 30% van deze groep zal sowieso kort na indiening van een aanvraag een besluit ontvangen, vanwege het bestaande systeem van automatisch verwijzen en besluiten. Dat betekent dat in totaal ongeveer 196.000 rijbewijshouders voor kortere of langere tijd een administratieve verlenging van het rijbewijs krijgen.9

3.1.3 Rijbewijscategorieën

Ten aanzien van de rijbewijscategorieën wordt het volgende opgemerkt. De verlenging geldt en wordt geregistreerd per rijbewijscategorie en alleen voor de rijbewijscategorieën AM, A1, A2, A, B, BE en T.

Hoewel geen VvG vereist is voor de categorie AM, zullen alle aanvragers ook deze rijbewijscategorie op het rijbewijs hebben. Bij afgifte van een andere rijbewijscategorie wordt immers ook de categorie AM afgegeven. Strikt genomen zou voor deze categorie dus een nieuw rijbewijs kunnen worden aangevraagd en zou de verlengingsregeling niet nodig zijn. Omdat juist voor de verlengingsregeling is gekozen om rijbewijshouders niet op extra kosten te jagen, is besloten de verlengingsregeling ook van toepassing te laten zijn op categorie AM. Als een rijbewijshouder dus in aanmerking komt voor een administratieve verlenging van het rijbewijs voor één of meer van de andere categorieën, geldt die verlenging ook voor de categorie AM.

De verlengingsregeling is expliciet niet van toepassing op de categorieën C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE. Dit heeft te maken met het feit dat de geldigheidsduur van deze rijbewijscategorieën in richtlijn 2006/126/EG10 is vastgesteld op maximaal vijf jaar. Een verlenging van die termijn is dus niet mogelijk. Indien de ingediende EV mede betrekking heeft op één of meer van de categorieën C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE, geldt de verlenging van de geldigheidsduur uitsluitend voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, BE en T. De houder die bijvoorbeeld ook C op zijn rijbewijs had staan, zal dus geen vrachtwagen mogen besturen gedurende verlenging, omdat de verlengingsregeling niet geldt voor die rijbewijscategorie. Daarvoor zal de rijbewijshouder moeten wachten totdat die geschikt is beoordeeld en in het bezit is gekomen van een nieuw rijbewijs.

3.1.4 Uitzonderingen

In aanvulling op het voorgaande wordt erop gewezen dat de regeling bijvoorbeeld niet van toepassing is op aanvragen voor een nieuw rijbewijs, nadat het eerder afgegeven rijbewijs ongeldig is verklaard wegens ontbrekende geschiktheid of rijvaardigheid, of vanwege het niet meewerken aan een opgelegd onderzoek of opgelegde educatieve maatregel. Dit volgt uit de voorwaarde dat de verlengingsregeling alleen van toepassing is op aanvragen voor een nieuw rijbewijs in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur (aanvragen op grond van artikel 35 van het Rr). Aanvragen voor een nieuw rijbewijs nadat het eerdere rijbewijs ongeldig is verklaard zijn gebaseerd op artikel 42 van het Rr.

De verlengingsregeling is evenmin van toepassing op aanvragen voor een nieuw rijbewijs nadat het eerder afgegeven rijbewijs van rechtswege ongeldig is geworden op grond van artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994. In deze gevallen zijn de aanvragen gebaseerd op de artikelen 42a tot en met 42d van het Rr.

Tevens zijn de gevallen uitgesloten waarbij de EV is ingediend voor 1 december 2018. De datum van 1 december 2018 is om twee redenen gekozen. Ten eerste is gekeken vanuit de praktijk. Lopende aanvragen van 75-plussers die nu in de werkvoorraad zitten zijn vrijwel allemaal ingediend op of na 1 december 2018. De EV’s die voor die datum zijn ingediend zijn niet relevant voor het onderhavige besluit, omdat de indieners niet binnen de doelgroep vallen, of de aanvragen zijn om een andere reden nog steeds lopend. Het is uitgesloten dat nog oudere EV’s, die om wat voor reden dan ook nog niet zijn afgehandeld, nog aanleiding kunnen zijn voor een administratieve verlenging.

De tweede reden hangt samen met de duur van de administratieve verlenging. Die is voor maximaal één jaar. De EV moet zijn ingediend voor de einddatum van de geldigheidsduur van het rijbewijs. Dat betekent dat, gezien de verwachte inwerkingtredingsdatum van 1 december 2019, naar verwachting maar weinig rijbewijshouders die een EV hebben ingediend hebben voor 1 december 2018 baat hebben bij de verlengingsregeling. Ook daarom worden ze op voorhand uitgesloten.

3.1.5 EU-rijbewijzen

Bezien is of de verlengingsregeling ook zou kunnen worden toegepast op houders van een rijbewijs afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die inmiddels in Nederland woonachtig zijn en die zich in dezelfde positie bevinden als houders van een Nederlands rijbewijs. Zij mogen immers op basis van het Europese recht niet ongunstiger worden behandeld dan de houders van Nederlandse rijbewijzen. Omdat hun gegevens echter niet in het rijbewijzenregister vermeld staan, zou het een te grote aanpassing en inspanning van de RDW vergen om hen ook onder de doelgroep te laten vallen. Om dit te compenseren zullen de aanvragen van deze rijbewijshouders wel met prioriteit worden behandeld door het CBR, om ongelijkheid te voorkomen. Die rijbewijshouders wordt dan wel aangeraden tijdig voor het verstrijken van de geldigheid van het rijbewijs de procedure te starten.

3.1.6 Verlenging van de beslistermijn van het CBR

Het doel van de verlengingsregeling is om het CBR daarmee ruimte te geven prioritaire gevallen snel te kunnen afhandelen en om achterstanden weg te werken. Dit kan alleen, als ook een voorziening is getroffen voor de aanpassing van beslistermijnen van het CBR in de EV-procedure in de gevallen die onder de werking van deze regeling vallen (de gevallen beschreven in artikel 25aa). Bij het ontbreken daarvan zou het CBR anders kunnen worden gedwongen (door bijvoorbeeld een ingebrekestelling) om ook gevallen die onder de verlengingsregeling vallen met voorrang op te pakken. Als dat zou gebeuren in alle gevallen waarop de verlengingsregeling van toepassing is, dan bestaat het gevaar dat geen uitvoering kan worden gegeven aan de afspraken om voorrang te geven aan de prioritaire gevallen en de achterstanden weg te werken. Daarom is een voorziening opgenomen om, uitsluitend in de gevallen die onder de verlengingsregeling vallen, de beslistermijnen van het CBR te verlengen. Het betreft hier, net als de verlengingsregeling zelf, een tijdelijke voorziening. Voor de gevallen die niet onder de verlengingsregeling vallen, blijven de reguliere beslistermijnen onverkort in stand.

3.2 Prioritering van de afhandeling van de eigen verklaring

Doordat in de voorgestelde regeling de geldigheidsduur van bepaalde rijbewijzen met maximaal één jaar wordt verlengd, ontstaat er (tijdelijk) ruimte voor het CBR om zich bij de afhandeling van binnengekomen en binnenkomende eigen verklaringen vervolgens prioritair te richten op de voor de verkeersveiligheid meest risicovolle groepen, zoals de eigen meldingen die tussentijds worden gedaan. Verder zal hierdoor ruimte ontstaan om de aanvragen van hier woonachtige houders van een EU-rijbewijs tijdig af te handelen en zo te voorkomen dat deze houders niet tijdig over een geldig rijbewijs kunnen beschikken. Voorwaarde is dan wel dat deze houders hun volledig ingevulde verzoek om registratie van een VvG tijdig, ten minste vier maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het rijbewijs, hebben ingediend bij het CBR.

3.3 Beschrijving van de procedure
3.3.1 Procedure EV ingediend op of na 1 december 2018, maar voor inwerkingtreding van dit besluit

Wat de rijbewijshouders betreft die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling al een EV hadden ingediend, wordt door het CBR bezien of ze aan alle voorwaarden voldoen om tot de doelgroep te behoren. Zo ja, dan meldt het CBR de gegevens aan de RDW, die vervolgens zorgt dat de administratieve verlenging wordt geregistreerd. De rijbewijshouder wordt hiervan in kennis gesteld. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat de EV wel moet zijn ingediend op of na 1 december 2018 en voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van het rijbewijs. Verder moet het gaan om een volledig ingevulde EV. Alle vragen op de EV moeten dus zijn beantwoord.

Wel dient te worden bedacht dat niet iedereen het voordeel zal hebben van de (volledige) extra verlenging. Immers, de extra periode betreft maximaal een jaar na het verlopen van het rijbewijs. Rijbewijzen waarvan de geldigheidsduur voor de inwerkingtreding van dit besluit was verstreken, krijgen dus een maximale verlenging van minder dan één jaar nadat de verlengingsregeling van kracht is.

3.3.2 Procedure EV ingediend op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit

Voor de goede uitvoering van het onderhavige besluit is het van belang dat de betrokken rijbewijshouder de EV heeft ingediend bij het CBR voor het einde van de geldigheidsduur van het rijbewijs en dat ook alle vragen op de EV volledig zijn beantwoord. Na ontvangst van de EV checkt het CBR of de indiener behoort tot de doelgroep en of het gaat om een rijbewijs dat voldoet aan de eisen van het nieuwe artikel 25aa van het Rr. Zo ja, dan wordt de betrokken rijbewijshouders hiervan in kennis gesteld. Het CBR registreert in dit geval zelf direct de administratieve verlenging in het rijbewijzenregister. Dit stemt overeen met de huidige procedures en toegang van het CBR tot het rijbewijzenregister.

3.3.3 Codering die administratieve verlenging aangeeft

De registratie van de administratieve verlenging gebeurt door het plaatsen van een codering. Die code geeft aan dat de regeling van artikel 25aa van toepassing is en de geldigheidsduur van het rijbewijs met maximaal één jaar is verlengd. Die registratie vindt plaats per rijbewijscategorie.11 Op deze manier wordt ook voor de rijbewijsafgevende instanties en de opsporingsinstanties kenbaar voor welke rijbewijscategorieën het rijbewijs langer geldig is dan de termijn die op het document zelf staat. Het rijbewijs blijft dan in aansluiting op de datum die het einde van de geldigheid aangeeft geldig voor de hierboven beschreven periode.

3.3.4 Einde verlenging

Als het CBR tot het oordeel komt dat de betrokken rijbewijshouder geschikt is, registreert het een VvG in het rijbewijzenregister en meldt dat aan de rijbewijshouder. De geldigheid van het oude rijbewijs verloopt dan 28 kalenderdagen na die melding. De RDW verwijdert de code als de door het CBR geregistreerde geldige VvG meer dan 28 kalenderdagen geleden in het rijbewijzenregister is geregistreerd. Dit wordt door het CBR ook gemeld in de brief waarin de houder wordt bericht dat een VvG is geregistreerd.

Mocht tijdens de verlengingsperiode blijken dat de betrokkene niet meewerkt aan de behandeling van zijn EV, dan zal het CBR besluiten geen VvG te registreren. Als het CBR dat besluit, eindigt de extra geldigheidstermijn. Een dergelijk besluit is voor de RDW ook zichtbaar. De RDW zal naar aanleiding daarvan de codering verwijderen, waardoor de extra geldigheidsduur stopt. Het besluit om geen VvG te registreren wordt uiteraard ook bekendgemaakt aan de betrokken rijbewijshouder. In die brief zal er tevens op worden gewezen dat het oude rijbewijs niet meer geldig is.

De geldigheid van het rijbewijs kan tijdens de administratieve verlenging ook vervallen – en daarmee de codering in het rijbewijzenregister – als sprake is van ongeldigverklaring of invordering van het rijbewijs. Daarnaast zal de administratieve verlenging vervallen als een mededeling op grond van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 is gedaan in verband met een vermoeden van ongeschiktheid van de rijbewijshouder, die het CBR meeneemt bij de beoordeling van de aanvraag van de VvG. Wanneer al een VvG is aangevraagd, gaat het CBR naar aanleiding van de mededeling niet over tot schorsing en invordering van het rijbewijs, omdat al een procedure loopt om de geschiktheid van de rijbewijshouder te onderzoeken.

Tot slot verloopt de verlenging één jaar na het verlopen van de oorspronkelijke geldigheidsduur van het rijbewijs, indien het CBR geen besluit heeft genomen. Naar verwachting zal dit in de praktijk niet voorkomen. Als niet om inhoudelijke redenen kan worden besloten om al dan niet een VvG te registreren, besluit het CBR om geen VvG te registreren. De reden daarvoor zal dan gelegen zijn in het feit dat de betrokken rijbewijshouder onvoldoende voortvarend meewerkt aan het onderzoek in voorbereiding op de besluitvorming.

Een bezwaar- of beroepsprocedure tegen een besluit van het CBR, bijvoorbeeld om geen VvG te registreren, heeft geen schorsende werking en zal dus niet leiden tot de volledige termijnverlenging van een jaar en evenmin tot een verlenging van die extra periode, bedoeld in artikel 25aa.

3.3.5 Enkele voorbeelden

Een paar voorbeelden kunnen de bepaling of een 75-plusser binnen de doelgroep valt en de duur van de verlenging verduidelijken. Let wel: het gaat hierbij om voorbeelden, waarbij de rijbewijshouder overigens voldoet aan de andere eisen van de doelgroep dan de leeftijd en de tijdigheid van de indiening van de EV.

 

Rijbewijs geldig tot

EV ingediend op

Binnen doelgroep?

Toelichting

1.

1 september 2018

1 oktober 2018

Nee

EV is vóór 1 december 2018 ingediend en bovendien pas na het verstrijken van de geldigheidsduur van het rijbewijs.

2.

1 december 2018

1 september 2018

Nee

EV is vóór 1 december 2018 ingediend.

3.

1 februari 2019

1 december 2018

Ja

Als de VvG na 1 februari 2020 is afgegeven, vervalt de geldigheid van het rijbewijs met ingang van 1 februari 2020. Betrokkene mag dan niet meer rijden, maar kan uiteraard wel met de VvG een nieuw rijbewijs aanvragen.

4.

1 maart 2019

2 januari 2019

Ja

Omdat het extra jaar aansluit op het einde van de geldigheidsduur, is dit rijbewijs geldig tot uiterlijk 1 maart 2020.1

5.

1 mei 2019

1 december 2018

Ja

Als het CBR op 15 april 2020 besluit een VvG te registeren en dit bekendmaakt aan betrokkene, kan die het rijbewijs vernieuwen; het oude rijbewijs blijft tot 1 mei 2020 geldig (dus ongeacht de termijn van 28 dagen).

6.

1 januari 2020

1 november 2019

Ja

Omdat het extra jaar aansluit op het einde van de geldigheidsduur is dit rijbewijs geldig tot uiterlijk 1 januari 2021.1

7.

1 februari 2020

31 januari 2020, maar niet volledig

Nee

De EV is niet volledig ingevuld, dus de geldigheid van het rijbewijs verloopt op 1 februari 2020.

8.

1 april 2020

1 februari 2020

Ja

Als het CBR op 20 maart 2020 besluit een VvG te registreren, is het rijbewijs nog niet verlopen. De betrokkene valt in de doelgroep en krijgt een administratieve verlenging. Die duurt tot 28 dagen na de registratie van de VvG (dus tot 17 april 2020).

X Noot
1

Of korter, namelijk tot de datum waarop het CBR het besluit tot registratie van de VvG aan betrokkene heeft bekendgemaakt, vermeerderd met 28 dagen, of tot het CBR het besluit om geen VvG te registreren aan betrokkene heeft bekendgemaakt, een en ander voor zover een dergelijk besluit als zodanig in het rijbewijzenregister is geregistreerd.

3.4 Verwerking van persoonsgegevens

De registratie van de administratieve verlenging in het rijbewijzenregister betreft een verwerking van persoonsgegevens. Alhoewel geen nieuwe persoonsgegevens worden gevraagd, komt er wel een nieuw gegeven in het rijbewijzenregister te staan voor degenen die een administratieve verlenging van het rijbewijs krijgen. Immers, er wordt aan de rijbewijscategorieën die de desbetreffende rijbewijshouders bezitten een code gekoppeld, om de administratieve verlenging inzichtelijk te maken. Daartoe vindt ook gegevensverkeer plaats tussen het CBR en de RDW.

De gegevensverwerking is in de praktijk beperkt tot het plaatsen of verwijderen van coderingen. Het gegevensverkeer om tot de codering te komen is beperkt tot het CBR en de RDW. De verwerking is strikt gebonden aan de uitvoering van de verlengingsregeling en heeft enkel tot doel om in het rijbewijzenregister inzichtelijk te maken wie er onder die regeling valt. De gegevens zijn dan ook alleen in te zien door degenen die toegang hebben tot het rijbewijzenregister. Hierbij wordt met name gedacht aan de politie, die bij een staandehouding aan de hand van het rijbewijzenregister kan controleren of een verlopen rijbewijs administratief verlengd is.

Door de voornoemde controleerbaarheid hebben de betrokkenen belang bij de verwerking in het rijbewijzenregister. Gecombineerd met het feit dat ook voor de RDW als verwerkingsverantwoordelijke de volledigheid van het rijbewijzenregister van belang is en er anders dan een extra codering niet meer gegevens worden verwerkt, wordt deze gegevensverwerking toelaatbaar geacht.

4. Uitvoering

4.1 CBR

Het CBR is in eerste instantie verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit, zoals in paragraaf 3.3 is beschreven. Het CBR ontvangt de EV van een rijbewijshouder, op basis waarvan kan worden vastgesteld of de indiener valt onder de verlengingsregeling.

Voor de uitvoering van de regeling is de benodigde ICT gebouwd en geïmplementeerd. Tevens zijn de communicatielijnen in de richting van rijbewijshouders en ketenpartners aangepast. Het CBR zal de betrokken rijbewijshouders onder meer met een brief op de hoogte stellen van het feit dat de regeling op hen van toepassing is. Daarnaast zal het CBR over de regeling communiceren via zijn website. Het informeren van ketenpartners gebeurt in samenwerking met de RDW. Ook de klantenservice zal door de verlengingsregeling wellicht meer worden bevraagd. De totale kosten voor het CBR komen uit op ongeveer € 850.000,–.

4.2 RDW

De RDW is belast met de uitvoering van de verlengingsregeling op het moment dat het CBR heeft bepaald welke rijbewijshouders die op het moment van inwerkingtreding al een EV hebben ingediend en onder de verlengingsregeling vallen. Dat meldt het CBR aan de RDW. De RDW past dan het rijbewijzenregister aan.

Voor de uitvoering van de regeling is daarnaast het rijbewijzenregister en de functionaliteit voor het CBR aangepast om de administratieve verlenging door middel van een codering te kunnen vastleggen. De benodigde kosten bedragen € 150.000,–.

5. Handhaving

Over het ontwerpbesluit heeft afstemming plaatsgevonden met het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de handhaving. Hieruit is het volgende gebleken. Indien een 75-plusser met een administratief verlengd rijbewijs (dus een rijbewijs met een verlopen geldigheidsdatum erop) staande wordt gehouden door de politie, kan de politie een check uitvoeren in het rijbewijzenregister om te controleren of sprake is van een codering voor een administratieve verlenging. Dit vraagt een extra handeling van de politie. Gezien de beperkte doelgroep, de uitzonderlijke situatie en de in tijd beperkte duur van de regeling (één jaar met eenmalig de mogelijkheid van verlenging met één jaar12) heeft de Minister van Justitie en Veiligheid met deze procedure ingestemd.

Anders dan door middel van een check in het rijbewijzenregister is niet controleerbaar of sprake is van een administratieve verlenging. Eenieder die geen toegang heeft tot het rijbewijzenregister zal dus uitgaan van de einddatum op het fysieke rijbewijs. Dit maakt dat het rijbewijs niet meer gebruikt kan worden als identiteitsbewijs (zie paragraaf 6.3.3). De betrokken rijbewijshouders krijgen, zoals hiervoor is aangegeven, wel een brief van het CBR waarin wordt gemeld of de betrokken rijbewijshouder onder de verlengingsregeling valt. Die brief geldt echter niet als officieel bewijs.

6. Gevolgen van dit besluit

6.1 Overwogen alternatieven

Met dit besluit is gekozen voor het administratief verlengen van de geldigheidsduur van het rijbewijs. Er zijn echter meerdere opties overwogen om de betrokkenen tegemoet te komen en het CBR de gelegenheid te geven om bij de behandeling van aanvragen tot afgifte van een VvG prioriteit te geven aan bepaalde groepen. Die gingen overigens allemaal wel uit van een extra rijbewijs dat voor de tussenliggende periode zou moeten worden aangevraagd. Uitgaande van de standaardaanvraag kost dat de rijbewijshouder € 39,78, en voor de gehele doelgroep van 196.000 rijbewijshouders dus € 7.796.880,–. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen dat voor het aanvragen en ophalen van een nieuw rijbewijs een tijdsbesteding van gemiddeld 90 minuten nodig zou zijn, wat zou resulteren in € 22,50 aan administratieve lasten per rijbewijshouder en voor de gehele doelgroep € 4.410.000,–. De totale kosten van nieuwe, tijdelijke rijbewijzen zouden dus komen op € 12.206.880,–.

6.1.1 Verlening administratieve VvG

Een eerste alternatieve optie was de registratie van een «administratieve» VvG. Bij deze optie zou de burger voor een beperkte periode van maximaal één jaar een nieuw rijbewijs kunnen aanvragen met gebruikmaking van die VvG (zonder achterliggende medische beoordeling). Zodra de medische beoordeling zou leiden tot de registratie van een «echte» VvG, zou de burger opnieuw een rijbewijs moeten aanvragen bij de gemeente met daarmee gepaard gaande kosten. Een ander nadeel van deze optie is dat met de «administratieve» VvG ten onrechte medische geschiktheid wordt gepretendeerd.

6.1.2 Naast administratieve verlenging afgeven document

Ook is de optie overwogen waarbij de rijbewijshouder naast een tijdelijke administratieve verlenging van het rijbewijs (op aanvraag) voorzien wordt van een tijdelijk fysiek (rijbewijs)document. Die optie is niet wenselijk gebleken vanwege het feit dat dit een aanpassing van de looptijd van het rijbewijs in het rijbewijzenregister zou vergen. De RDW heeft deze ingreep aangemerkt als zeer risicovol (in termen van kans op fouten). De eerdergenoemde kosten die dit met zich meebrengt vormen een ander bezwaar. Daarnaast is elke andere vorm van documentatie dan een rijbewijs vooralsnog niet geldig om de rijbevoegdheid mee aan te tonen, en daarmee zou het toestaan ervan een vergaande ingreep zijn. Het aanmerken van brieven van het CBR als geldig bewijsstuk is evenmin een optie vanwege de fraudegevoeligheid.

Bovendien is overwogen bijvoorbeeld de RDW automatisch tijdelijke rijbewijzen te laten verstrekken aan de doelgroep. In het huidige systeem ligt het initiatief echter bij de rijbewijshouder die een aanvraag moet doen en gegevens moet aanleveren, en is de gemeente de bevoegde autoriteit die het rijbewijs afgeeft. Omdat dit een tijdelijk besluit betreft, is het onwenselijk af te wijken van het bestaande systeem. Daartoe wordt nader onderzoek gedaan naar een structurele oplossing.

6.1.3 Aanpassing leeftijdsgrens voor leeftijdsgebonden keuring

Rijbewijshouders die vanwege de leeftijd voor het eerst een VvG nodig hebben voor de verlenging van een rijbewijs kunnen gezien de regels over de geldigheidsduur en de aanvraag van het rijbewijs verschillende leeftijden hebben, tussen 70 en 79 jaar. Daarin zou een mogelijkheid gezien kunnen worden om de leeftijdsgrens te verhogen, om ervoor te zorgen dat vooralsnog minder rijbewijshouders een VvG moeten aanvragen voor een verlenging. Dat zou het CBR meer ruimte geven. Die verlenging kan bovendien in duur worden beperkt, bijvoorbeeld tot de 80ste verjaardag, zoals nu ook is gedaan door de bepaling dat de geldigheidsduur van het aangevraagde rijbewijs voor iemand die bij de aanvraag tussen de 65 en 70 jaar is, wordt gesteld op de 75ste verjaardag. Zoals in paragraaf 2 is opgemerkt, wordt onderzoek verricht naar structurele oplossingen, waarbij het opschuiven van de leeftijdsgrens voor de leeftijdsgebonden keuring één van de opties zou kunnen zijn. Als tijdelijke maatregel is een dergelijke wijziging ten opzichte van het bestaande systeem, vooruitlopend op het onderzoek naar een structurele wijziging van het systeem, ongewenst.

6.2 Gevolgen voor het CBR en aangevraagde VvG’s

De verlengingsregeling heeft uiteindelijk niet alleen tot doel rijbewijshouders niet te duperen door de werkvoorraad bij het CBR, maar ook om het CBR tijd te geven om zich prioritair te richten op bepaalde groepen, zoals personen die zichzelf vanwege een aandoening hebben gemeld en buitenlandse rijbewijshouders. De aanvragen van rijbewijshouders waarvan het rijbewijs administratief is verlengd kunnen daardoor later worden behandeld zonder dat die rijbewijshouders daarvan veel last ondervinden. Het dossier van deze personen zal desalniettemin minimaal vier maanden voor de nieuwe verloopdatum van het rijbewijs (een jaar na de oorspronkelijke verloopdatum) aan de reguliere werkvoorraad worden toegevoegd. Daarbij zal worden geborgd dat het besluit tot het al dan niet registreren van een VvG voor de nieuwe verloopdatum aan de betrokkene zal worden verstuurd.

Personen die nu prioriteit krijgen, zoals personen van wie het rijbewijs binnenkort verloopt of die een rijbewijs van de categorie C of D willen vernieuwen, kunnen door deze werkwijze gemakkelijker met prioriteit behandeld blijven worden en sneller worden behandeld. De verwachting is, op basis van de huidige stand van zaken, dat de doorlooptijd van aanvragen van personen waarvoor geen administratieve verlenging geldt binnen ongeveer drie tot vier maanden kan worden teruggebracht van circa 20 weken naar circa 12 weken. Daardoor wordt het risico op het verlopen van rijbewijzen verkleind. Ook urgente tussentijdse meldingen, aanvragen van examenkandidaten, beroepschauffeurs, anderen die voor hun werk afhankelijk zijn van een rijbewijs en personen met een EU-rijbewijs kunnen hierdoor eerder worden opgepakt.

Het effect op het aantal verlopen rijbewijzen van de doelgroep 75-plussers zal zijn dat zij niet langer zonder verlopen rijbewijs komen te zitten. Het CBR geeft aan dat het de verwachting is dat iedereen in deze doelgroep binnen de looptijd van de administratieve verlenging een besluit over de registratie van de VvG ontvangt.

6.3 Gevolgen voor betrokkenen

Naast een meer voortvarende behandeling van de aanvraag van een VvG bij het CBR heeft de administratieve verlenging ook meer directe gevolgen voor de betrokkenen. De keuze in het onderhavige besluit voor de tijdelijke administratieve verlenging van het rijbewijs zoals die is beschreven, is voor rijbewijshouders – ondanks de nadelen die eraan kleven – de gemakkelijkste oplossing.

6.3.1 Regeldruk

De rijbewijshouders ondervinden voor het krijgen van de administratieve verlenging zelf vrijwel geen regeldruk. De rijbewijshouder wordt door het CBR geïnformeerd over de verlengingsregeling. De verlenging wordt door het CBR of door de RDW op aangeven van het CBR geregistreerd, zonder dat de betrokkene hiervoor iets hoeft te doen. De betrokkenen moeten wel informatie inwinnen over de regels omtrent de administratieve verlenging, onder meer uit de brieven van het CBR. Die kennisnamekosten worden weliswaar verminderd door de communicatie die wordt verzorgd vanuit de verschillende betrokken organisaties (zie paragraaf 8), en degenen die binnen de doelgroep vallen worden hier ook over bericht, maar toch zal men zelf enige tijd moeten investeren. Ook zal men de brieven tot zich moeten nemen. Er is dus in beperkte mate sprake van extra regeldruk voor de burger.

Omdat de administratieve verlenging als enigszins complex kan worden ervaren, zeker door de desbetreffende doelgroep, wordt rekening gehouden met een tijdsinvestering van 15 minuten per rijbewijshouder. Het aantal rijbewijshouders dat deze informatie zal vergaren zal ook breder zijn dan enkel de doelgroep van 196.000 rijbewijshouders die in paragraaf 3.1.2 is genoemd. Sommige personen zullen immers ook menen of vermoeden voor de administratieve verlenging in aanmerking te komen. Daarom wordt voor de berekening van de kennisnamekosten rekening gehouden met een groep van 250.000 personen. Uitgaande van het standaardtarief voor regeldruk voor burgers van € 15,– per uur komen de totale kennisnamekosten uit op € 937.500,–.

6.3.2 Nalevingskosten

Zoals opgemerkt, hoeven rijbewijshouders in principe niets te doen of aan te vragen. De nalevingskosten van dit besluit zijn op zichzelf dus nihil.

Voordeel van de gekozen manier van administratieve verlenging zonder de uitgifte van een nieuw rijbewijs voor de betrokken rijbewijshouders is dat zij, in afwachting van de beoordeling van de geschiktheid door het CBR, niet een extra keer een nieuw rijbewijs moet aanvragen. De kosten die daarmee gemoeid zouden zijn, zijn genoemd in paragraaf 6.1. Deze besparing is ook vooral relevant ten aanzien van het rijbewijs van de categorie AM. Hoewel daarvoor geen VvG nodig is en dus een nieuw rijbewijs zou kunnen worden aangevraagd als de VvG nog niet is afgegeven, is ervoor gekozen om ook de categorie AM administratief te verlengen (zie paragraaf 3.1.3).

6.3.3 Beperkingen

Aan de regeling kleven twee beperkingen, die (indirect) effect hebben op de regeldruk en nalevingskosten voor burgers.

De eerste beperking doet zich voelen in het geval men zich moet legitimeren en hiervoor het rijbewijs wil gebruiken. Hoewel als gevolg van de regeling het rijbewijs geldig blijft en formeel sprake is van een geldig identiteitsbewijs, zal het na het verstrijken van de geldigheidsduur in de praktijk in veel gevallen niet als zodanig te gebruiken zijn. Op het fysieke document staat immers een verlopen geldigheidsdatum.

Wat de vaststelling van de identiteit betreft hebben bepaalde opsporingsambtenaren, zoals de bijzondere opsporingsambtenaren, voor de controle van de geldigheid van het rijbewijs geen toegang tot het rijbewijzenregister. Zij kunnen dus alleen afgaan op de datum op het rijbewijs zelf. Dit geldt ook als aan betrokkene bij andere gelegenheden wordt gevraagd zich te legitimeren. Ook hier zal in de meeste gevallen gelden dat men zich baseert op de geldigheidsdatum die op het rijbewijs staat vermeld. Personen die gebruikmaken van deze regeling zullen dus een ander legitimatiebewijs bij zich moeten hebben. Verwacht mag worden dat eenieder een (ander) geldig identificatiebewijs bij zich zal hebben, gezien de Wet op de identificatieplicht.

Het is echter niet geheel uitgesloten dat een enkeling over geen ander document dan het rijbewijs beschikt. Deze personen zullen gezien het voorgaande een paspoort of identiteitskaart moeten aanvragen. Dat kost voor beide documenten gemiddeld 90 minuten, oftewel € 22,50 aan administratieve lasten. Daarnaast kost een paspoort maximaal € 71,37 en een maximaal identiteitskaart € 56,83. Gemiddeld kost het aanvragen van een nieuw identiteitsbewijs een betrokkene dus grofweg tussen de € 75.– en € 100,–. Het is lastig in te schatten hoeveel personen binnen de doelgroep genoopt zijn een paspoort of identiteitskaart aan te schaffen. Uit de meest recente monitor is gebleken dat 62% van de totale bevolking beschikt over ten minste twee identiteitsbewijzen. De extra lasten en kosten voor de gehele bevolking worden dus beperkt geacht.

De tweede beperking betreft het rijden in het buitenland. Personen die in het buitenland rijden met een administratief verlengd rijbewijs lopen het risico op een bekeuring wanneer ze staande worden gehouden. De reden daarvoor is dat in het buitenland de controle uitsluitend aan de hand van het document zal plaatsvinden, en volgens de einddatum op dat rijbewijsdocument is het rijbewijs verlopen. Daarom zullen zij bij een controle van het rijbewijs constateren dat wordt gereden zonder geldig rijbewijs. Dit betekent met name een risico, en daarmee een beperking, voor de rijbewijshouders die ook in het buitenland (willen) rijden, incidenteel (bijvoorbeeld voor vakantie) of regelmatig (bijvoorbeeld voor degenen die in een grensregio wonen). Hoe groot deze groep is en hoe zwaar deze beperking op hen drukt, is niet in te schatten.

6.3.4 Doenvermogen

Effectief beleid moet rekening houden met de mentale vermogens van burgers. Daarom wordt bij voorgenomen beleid en regelgeving vooraf getoetst of de regeling «doenlijk» is voor burgers.13 Zo ook bij het onderhavige besluit, waarbij ook aandacht is besteed aan het feit dat de betrokken rijbewijshouders 75-plussers zijn.

De administratieve verlenging is ingevoerd, omdat burgers last hadden van de langere doorlooptijden bij het CBR. Dit bracht onrust bij de burger en onzekerheid of men tijdig een nieuw rijbewijs zou ontvangen. De invoering van de administratieve verlenging zal voor de meeste personen in de doelgroep weinig mentale belasting opleveren. Voor een aantal personen zal het ook verlichting bieden, in de wetenschap dat zij (tijdelijk) mogen blijven autorijden.

Personen die vallen onder de regeling hoeven zelf niets te doen, anders dan het op tijd indienen van de EV, dat in ieder geval vereist is voor het (doorlopend) behouden van het rijbewijs. Van het moeten verlengen van het rijbewijs wordt men, ongeacht de leeftijd, tijdig (19 weken voor de einddatum van het rijbewijs) in kennis gesteld door de RDW. Betrokkenen krijgen nadat de EV is ingediend van het CBR bericht dat ze in de regeling vallen en wat dit precies inhoudt. Ook via andere kanalen is informatie beschikbaar en kunnen vragen worden gesteld.

Als men in de doelgroep valt, geldt de administratieve verlenging zonder meer. Wel kan het zo zijn dat sommige personen uit de doelgroep – ondanks het feit dat hun rijbewijs administratief verlengd is – terughoudend zullen zijn met autorijden, omdat het fysieke document dat zij in hun bezit hebben de verlopen datum toont. Dit kan voor sommige burgers lastig te begrijpen zijn. Ook kan dit onzekerheid geven voor het geval men zich moet identificeren. De betrokkenen moeten zich ook bedenken dat ze een ander identiteitsbewijs bij zich moeten dragen en dat ze beter niet buiten Nederland kunnen rijden (zie paragraaf 6.3.3). In de communicatie richting de doelgroep zal dit punt extra aandacht behoeven. Daarover is meer opgemerkt in paragraaf 8.

7. Advisering en consultatie

Het ontwerpbesluit is tot stand gekomen in overleg met het CBR en de RDW. Aan hen is ook een concept voor een uitvoeringstoets voorgelegd. Daarnaast zijn het College van Procureurs-Generaal (OM) en de Nationale Politie (politie) geraadpleegd. Tevens is het ontwerpbesluit voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Tot slot was een voorhangprocedure vereist. De door de genoemde partijen gemaakte opmerkingen zijn in deze nota van toelichting verwerkt. Het ontwerpbesluit is niet voorgelegd voor internetconsultatie, omdat hier sprake is van spoedregelgeving. Om die reden kon worden afgezien van internetconsultatie.14

7.1 CBR

Het CBR heeft aangegeven dat de voorbereiding voor de uitvoering van dit besluit tijdig kon worden gerealiseerd. Het CBR heeft daarmee ook aangegeven in staat te zijn dit besluit te kunnen uitvoeren. Wel geeft het CBR een «winstwaarschuwing» af ten aanzien van het te bewerkstelligen effect van de verlengingsmaatregel op de werkvoorraad: de maatregel neemt de achterstanden in de werkvoorraad niet weg. Daarvoor is de uitbreiding van de medische besliscapaciteit cruciaal. Toch creëert de maatregel op dit moment de rust en ruimte die nodig is bij het CBR om een en ander op orde te brengen. Zie hierover ook paragraaf 6.2 van deze nota van toelichting.

7.2 RDW

De RDW kan zich vinden in de voorgestelde wijziging van het Reglement rijbewijzen en is akkoord met de voorgestelde wijzigingen. De RDW gaf in de uitvoeringstoets van 29 juli 2019 aan tot medio september 2019 geen zekerheid te kunnen geven over het tijdig gereed zijn van de nodige voorbereiding.15

De RDW geeft aan dat het gevolg van de administratieve verlenging van het rijbewijs is dat het document niet geldig is in het buitenland, zoals hiervoor in paragraaf 6.3.3 is opgemerkt. Ook wijst de RDW erop dat het rijbewijs niet als identiteitsbewijs kan worden gebruikt. Specifiek zijn daarbij gevolgen voor verzekeringen genoemd. Verzekeraars hebben in hun polis over het algemeen opgenomen dat een verzekering alleen dekt wanneer iemand een geldig rijbewijs heeft. De RDW wierp de vraag op hoe verzekeraars zullen omgaan met de groep bestuurders van wie het rijbewijs administratief is verlengd. Daarover is gesproken met de verzekeraars. Die geven aan dat zij een administratief verlengd rijbewijs ook als geldig beschouwen.

Tot slot voorziet de RDW een negatief effect op andere doelgroepen, waarbij het rijbewijs tevens dreigt te verlopen en die geen gebruik kunnen maken van deze optie, zoals rijbewijshouders jonger dan 70 jaar met een medische aandoening die ook een VvG nodig hebben. Dat zou leiden tot rechtsongelijkheid. De administratieve verlenging is echter mede bedoeld om voor die groep een oplossing te bieden. Door de administratieve verlenging wordt de behandeling van aanvragen van een VvG van veel 75-plussers minder urgent. Zodoende kunnen aanvragen van andere rijbewijshouders eerder worden opgepakt.

7.3 OM en politie

Het OM heeft op ambtelijk niveau aangegeven zich in dit besluit te kunnen vinden. Het OM geeft wel aan dat de administratieve verlenging van het rijbewijs niet zichtbaar is voor andere handhavingsinstanties. Hierdoor kan het rijbewijs niet gebruikt worden voor identiteitsvaststelling door die instanties. Het gevaar bestaat daardoor dat die instanties een boete kunnen geven voor het niet kunnen legitimeren. Het OM geeft daarom aan dat de doelgroep dus verplicht is om een ander legitimatiebewijs bij zich te dragen, zoals ook is opgemerkt in paragraaf 6.3.3.

De politie geeft op ambtelijk niveau aan dat de code met een korte toelichting van de betekenis in het rijbewijzenregister ook zichtbaar moet zijn in het politiesysteem Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging. Aan politieambtenaren is de verlengingsregeling bekendgemaakt met de boodschap dat de geldigheid van het rijbewijs altijd te controleren is in het rijbewijzenregister en dat die controle dus altijd moet plaatsvinden.

7.4 ATR

Het ATR heeft op 6 augustus 2019 een brief met overwegingen gestuurd naar aanleiding van een concept van dit besluit dat aan het ATR is aangeboden. In de brief werd aangegeven dat geen definitief oordeel of advies kon worden gegeven over het besluit. In plaats daarvan gaf het ATR overwegingen mee voor de structurele aanpak van de problematiek en de tijdelijke maatregel die is opgenomen in het onderhavige besluit.

Ten eerste werd gewezen op verschillende punten die onvoldoende onderbouwd werden geacht. Het betreft de mate waarin de problemen voor het CBR en de burgers zouden worden opgelost en welke onderzoeken naar structurele oplossingen worden gedaan. Dit is aangevuld in paragraaf 2 van deze nota van toelichting. Ook werd in overweging gegeven meer te zeggen over de overwogen alternatieven. Dat is gedaan in paragraaf 6.1 van het algemeen deel van deze nota van toelichting. Daarbij is ook ingegaan op de verstrekking of aanvraag van fysieke rijbewijzen en andere (formele) bewijzen aan degenen van wie het rijbewijs administratief verlengd is voor de duur van de administratieve verlenging.

Het ATR wees ook op onduidelijkheid over welke situaties in verband met de termijn tot het verlopen van het rijbewijs onder de verlengingsregeling vallen. De verlengingsregeling geldt in beginsel voor iedere 75-plusser die de volledig ingevulde EV indient voor het verlopen van de geldigheidsdatum van het rijbewijs. Het ATR vraagt zich af of dit opportuun is in bijvoorbeeld gevallen waarin kort voor de verloopdatum nog een EV wordt ingediend. Alhoewel dit op zichzelf een terecht punt is, is het besluit hierop niet aangepast. De reden daarvoor is dat het onwenselijk wordt geacht om rijbewijshouders nu te «straffen» door het rijbewijs niet administratief te verlengen als de rijbewijshouder niet ruim van tevoren de EV indient. In sommige gevallen zal dit in de praktijk niet mogelijk blijken en ook als er geen werkvoorraad bij het CBR was, zou het kort voor de verloopdatum indienen van een EV niet direct negatieve gevolgen hebben.

In het kader van de communicatie gaf het ATR ter overweging mee eenduidig te zijn over het besluit en de te hanteren termijnen voor indiening van EV’s en meer in den brede ten aanzien van de doelgroep zowel digitaal als op papier te communiceren. Hiermee is rekening gehouden (zie paragraaf 8 van deze nota van toelichting).

Tot slot gaf het ATR aan een kwantitatieve uitwerking te missen van de problematiek en een onderbouwde indicatie van de te verwachten regeldrukeffecten. Dat is voor zover mogelijk gedaan in paragraaf 6 van deze nota van toelichting. Echter, omdat de (ervaren) regeldruk per rijbewijshouder heel anders kan en zal zijn, kan hiervan geen concrete kwantitatieve inschatting worden gemaakt.

7.5 AP

In verband met de verwerkingen in het rijbewijzenregister, waarmee ook persoonsgegevens worden verwerkt, is een concept van dit besluit voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft te kennen gegeven dat het ontwerpbesluit geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.16

7.6 Voorhangprocedure

Dit ontwerpbesluit is in het kader van de verplichte voorhangprocedure op grond van artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal.17

De Tweede Kamer gaf aan geen opmerkingen te hebben. De Eerste Kamer heeft in de eerste schriftelijke ronde gevraagd of er niet toch iets kan worden geregeld, zodat betrokkene toch in het buitenland kan rijden, het rijbewijs tijdens de verlenging kan gebruiken als identificatiemiddel en of betrokkene tijdens de verlengingsperiode wel is verzekerd. De eerste twee vragen zijn in dat kader ontkennend beantwoord. De derde vraag is bevestigend beantwoord.18 In de tweede schriftelijke ronde werd de vraag herhaald of gedupeerden die tijdens de administratieve verlenging in het buitenland wilden rijden niet zouden kunnen worden voorzien van een document waaruit de administratieve verlenging van de geldigheidsduur zou blijken. Deze vraag is ontkennend beantwoord.19 In het mondeling overleg met de Vaste Commissie op 8 oktober 2019 is van gedachten gewisseld over het al dan niet rijden in het buitenland tijdens de administratieve verlenging. Dit overleg heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit. Wel is het ontwerpbesluit daarna nog aangevuld met een met de verlenging van de geldigheidsduur samenhangende voorziening. Beide kamers van het parlement hebben dit voor kennisgeving aangenomen

7.7 Advies Afdeling advisering van de Raad van State

Op 6 november 2019 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State spoedadvies uitgebracht. De Afdeling had slechts een redactionele opmerking, namelijk de vraag of de aanvankelijk voorgestelde verlengde beslistermijn voor het CBR wel voldoende is. Naar aanleiding van deze opmerking is thans op 18 maanden gesteld. Op deze manier kan ten volle worden geprofiteerd van de verlenging van de geldigheidsduur van rijbewijzen in de in dit besluit aangegeven gevallen, ook als de EV ruim (tot zes maanden) voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het rijbewijs, is ingediend.

8. Communicatie

Gezien de complexiteit van de administratieve verlenging is het van groot belang dat de doelgroep 75-plussers goed geïnformeerd wordt over de inhoud en het proces van de regeling en wat dit voor hen betekent. Dit vergt goede communicatie en afstemming vanuit het CBR, de RDW en de Rijksoverheid. Het voortouw ligt bij het CBR, aangezien dat het eerste aanspreekpunt is voor degenen die een VvG aanvragen.

Vanuit CBR en RDW

Voor communicatie over de administratieve verlenging worden door het CBR en de RDW zoveel mogelijk bestaande communicatiemiddelen en -momenten gebruikt. Dit betekent dat algemene communicatie over de maatregel plaatsvindt via de website en nieuwsbrieven van het CBR. Rijbewijshouders die vanwege de leeftijd een VvG nodig hebben voor de verlenging van het rijbewijs worden via de reguliere herinneringsbrief van de RDW (de zogenaamde 19-wekenbrief) geïnformeerd over het verlopen van het rijbewijs en het indienen van een EV. Via de bijlage bij die brief wordt de doelgroep ook geïnformeerd over de administratieve verlenging en wanneer die van toepassing is.

De ontvangstbevestiging van de EV van het CBR wordt op papier of digitaal verstuurd, afhankelijk van communicatievoorkeur die de aanvrager zelf heeft aangeven bij de indiening. De daaraan voorafgaande brieven van het CBR worden op papier verstuurd, omdat het CBR de betrokkenen nog niet in de systemen heeft. De brieven van de RDW zijn digitaal als de betrokkenen de Berichtenbox op Mijnoverheid.nl hebben ingesteld, en anders op papier. Zowel digitaal als op papier communiceren is dus niet altijd mogelijk.

Vanuit CBR

Aanvullend op de reguliere communicatie vindt vanuit het CBR de volgende communicatie plaats:

  • Eenmalig een brief op de dag van inwerkingtreding van dit besluit, gericht aan alle 75-plussers die op dat moment al een EV hebben ingediend bij het CBR en op wie artikel 25aa van het Rr van toepassing is. In de brief staat de bevestiging dat de maatregel op hen van toepassing is en uitleg over wat het betekent. Het is wenselijk om ook eenmalig de 75-plussers die op de dag van inwerkingtreding een EV hebben ingediend en op wie artikel 25aa van het Rr niet van toepassing is hierover per brief te informeren.20

  • Een brief aan alle 75-plussers van wie het rijbewijs binnen acht maanden21 verloopt en die nog moeten starten met de aanvraag van een VvG. In de brief staat algemene informatie over de administratieve verlenging en advies over het moment van indienen van de EV.

  • Een extra bijlage met informatie over de administratieve verlenging bij de ontvangstbevestiging na indiening van de EV voor iedereen op wie de administratieve verlenging van toepassing is.

De belangrijkste onderwerpen in de communicatie aan de betrokkenen zijn:

  • de uitleg over de administratieve verlenging;

  • het advies aangaande het moment van indiening van de EV;

  • de eigen verantwoordelijkheid van bestuurders voor veilige verkeersdeelname; en

  • het vervalmoment van de administratieve verlenging.

Klantenservice CBR

Bij realisatie van de communicatieaanpak zoals omschreven verwacht het CBR, zelfs met een zeer duidelijke brief en heldere uitleg via verschillende manieren op de website, dat ongeveer 50% van de doelgroep contact (per telefoon en e-mail) opneemt met het CBR. In de huidige situatie zou dat een piekbelasting op de klantenservice geven die kan zorgen voor onbereikbaarheid ervan. De klantenservice zal dan ook de komende periode verschillende mitigerende maatregelen onderzoeken om het belvolume zo veel mogelijk te beperken. Tevens zal worden onderzocht in welke mate het met de bestaande middelen mogelijk is de personele bezetting tijdelijk te verhogen. Daarnaast verwacht het CBR vooruitlopend op de maatregel dat er door bijvoorbeeld behandeling in de Tweede Kamer veel media-aandacht voor de maatregel zal zijn. Een direct gevolg is dat betrokkenen naar alle waarschijnlijkheid direct contact opnemen met de klantenservice. De klantenservice van het CBR zal samen met de afdelingen Communicatie en Productmanagement ervoor zorgen dat de vragen zo goed en duidelijk mogelijk beantwoord kunnen worden. Hierdoor verwacht de klantenservice de stijging van het belvolume bij invoering deels te kunnen voorkomen.

Vanuit RDW

De RDW informeert alle gemeenten via de haar beschikbare kanalen over de wijziging in het Rr. Daarnaast worden de opsporingsautoriteiten door de RDW geïnformeerd over de wijziging. Verder verleent de RDW waar mogelijk medewerking aan het optimaliseren van de communicatie door het CBR aan de desbetreffende groep rijbewijshouders. Voor de communicatie aan de rijbewijshouder geldt dat die primair bij het CBR ligt. De helpdesk van de RDW wordt geïnformeerd over de werking van de regeling, maar voor vragen over deelname aan de regeling zal de RDW verwijzen naar het CBR.

Rijksoverheid.nl

Op de website rijksoverheid.nl is algemene informatie over de administratieve verlenging geplaatst. Die informatie is mede gebaseerd op de informatie uit de brief van 3 juli 2019. Verder zijn een aantal vragen en antwoorden over de regeling gedeeld met de belangenorganisaties ANBO, KBO-PCOB, Iederin en KBO Brabant.

9. Inwerkingtreding, tijdelijkheid en overgangsrecht

Dit besluit is in werking getreden met ingang van 1 december 2019. Gelet op het belang voor de betrokken rijbewijshouders is geen rekening gehouden met de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving uit aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het betreft spoedregelgeving en vertraging van de invoering zal leiden tot meer nadelen voor de betrokkenen (zie aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel b). Zonder dit besluit worden of blijven rijbewijzen ongeldig ten gevolge van de opgelopen werkvoorraad bij het CBR. Het is wenselijk dat met het onderhavige besluit zo spoedig mogelijk te verzachten of te voorkomen.

De verlengingsregeling is in beginsel beperkt tot één jaar, met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met één jaar. De reden hiervoor is gelegen in de uitzonderlijkheid van de situatie en het feit dat het belangrijk is dat er een structurele oplossing komt voor de problemen bij het CBR.

Impliciet is voorzien in overgangsrecht ofwel terugwerkende kracht voor rijbewijshouders van wie het rijbewijs reeds is verlopen. Ook zij krijgen een administratieve verlenging als ze binnen de doelgroep vallen (zie paragraaf 3.1 en 3.3). Daarnaast is voorzien in overgangsrecht voor na het vervallen van dit tijdelijke besluit. Het is de bedoeling dat de in dit besluit geregelde voorziening van de verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in beginsel voor maximaal één jaar mogelijk zal zijn en dat de bepalingen uit dit besluit dus één jaar zullen gelden, tenzij de looptijd van dit besluit nog één jaar wordt verlengd (zie hiervoor). Als een rijbewijshouder die tot de doelgroep behoort voor het vervallen van de verlengingsregeling als geregeld met dit besluit een (volledig ingevulde) EV heeft ingediend, blijft die regeling op de rijbewijshouder van toepassing. Dit betekent dat de administratieve verlenging nog maximaal een jaar na het vervallen van het tijdelijke besluit kan doorwerken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel bevat met het nieuwe artikel 25aa van het Rr de essentie van het besluit. Dit nieuwe artikel bevat een aanvulling op artikel 25a van het Rr, waarin de geldigheidsduur van rijbewijzen is geregeld. In het nieuwe artikel 25aa van het Rr is geregeld dat de geldigheidsduur van het laatst afgegeven rijbewijs in bepaalde gevallen wordt verlengd met maximaal één jaar.

De voorziening gaat gelden voor de volgende doelgroep:

  • het betreft personen die ten tijde van de indiening van de EV 75 jaar of ouder zijn, of tussen de 70 en de 75 jaar, indien de geldigheid van het rijbewijs verstrijkt op of na hun 75ste verjaardag;22

  • betrokkene heeft op of na 1 december 2018 een EV ingediend met het oog op vernieuwing van het rijbewijs wegens het verstrijken van de geldigheidsduur;23

  • op het moment dat de EV wordt ingediend, is het rijbewijs nog niet verlopen;24

  • het moet gaan om een rijbewijs met een normale geldigheidsduur, ook als het een 75-plusser betreft die een rijbewijs had met een om medische redenen beperkte geldigheidsduur van ten minste 5 jaar, waarop geen relevante beperkende rijbewijscodes met een medische achtergrond van toepassing zijn;25

  • de administratieve verlenging betreft uitsluitend de rijbewijscategorieën AM, A1, A2, A, B, BE of T; de categorieën C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D en DE zijn uitgesloten van verlenging, doch kan een ingediende EV betrekking hebben op beide groepen rijbewijscategorieën, met dien verstande dat de administratieve verlenging alleen geldt voor de eerste groep;26

  • er is geen besluit genomen op grond van artikel 131 van de wet naar aanleiding van een mededeling die is uitgebracht op grond van artikel 130 van de wet op het moment dat de EV wordt ingediend;27

  • het rijbewijs mag niet zijn ingevorderd of ingehouden, en er mag geen rijontzegging van toepassing zijn op het moment dat de EV wordt ingediend.28

Door in artikel 25aa, eerste lid, van het Rr te bepalen dat de EV moet zijn ingediend op of na 1 december 2018 vallen ook rijbewijshouders die al voor de inwerkingtreding van dit besluit een EV hebben ingediend onder de regeling, mits ze ook aan de andere voornoemde voorwaarden voldoen. Wel moet worden bedacht dat rijbewijzen van personen in die doelgroep al verlopen kunnen zijn, waardoor de extra geldigheidsduur van het rijbewijs korter is dan maximaal één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit. Verwezen wordt naar de voorbeelden uit het algemeen deel van deze nota van toelichting. Aan de andere kant kan deze regeling nog doorwerken tot maximaal een jaar nadat artikel 25aa vervalt, aangezien de administratieve verlenging wordt verleend voor rijbewijzen waarvan de geldigheidsduur is verlopen en waarvoor vóór die datum een EV is ingediend.

De administratieve verlenging eindigt ingevolge het tweede lid voortijdig, dat wil zeggen binnen één jaar, zodra:

  • 28 dagen zijn verstreken na de melding door het CBR dat het heeft besloten tot registratie van de VvG,

  • het CBR het besluit heeft genomen dat geen VvG wordt geregistreerd en de aanvrager hiervan in kennis heeft gesteld,

  • sprake is van een mededeling in verband met twijfels over de geschiktheid van de rijbewijshouder op grond van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 die het CBR meeneemt in de beoordeling van de aanvraag van de VvG, of

  • het rijbewijs ongeldig is verklaard of is ingehouden of ingevorderd.

Eén en ander moet ook in het rijbewijzenregister zijn geregistreerd en hebben geleid tot het vervallen van de desbetreffende codering.

Artikel I, onderdeel B

Dit artikel bevat de aanpassing van de beslistermijnen van het CBR in de EV-procedure in de gevallen, beschreven in artikel 25aa. Verwezen wordt verder naar paragraaf 3.1.6 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel I, onderdelen C, D en E

In onderdeel C is in aanvulling op artikel 145 een nieuw artikel opgenomen. Op grond van het nieuwe artikel 145a worden ook de gegevens omtrent de administratieve verlenging van het rijbewijs geregistreerd in het rijbewijzenregister. Dit betreft dus zowel de aanvang als de beëindiging van de administratieve verlenging.

Gelet op de afgesproken procedure (zie daarvoor paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting) is in onderdeel D (het nieuwe artikel 148a) bepaald dat het CBR deze gegevens meldt aan de RDW ten aanzien van aanvrager die een EV hebben ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit. In de overige gevallen registreert het CBR de administratieve verlenging zelf door middel van een codering.

In onderdeel E is in het nieuwe artikel 152a vastgelegd dat de RDW de gegevens die door het CBR worden gemeld over degenen die voor de inwerkingtreding al een EV hebben ingediend en overigens aan de voorwaarden voor administratieve verlenging voldoen verwerkt in het rijbewijzenregister door middel van een codering. De RDW verwijdert in alle gevallen de codering als de verlenging conform artikel 25aa, tweede lid, eindigt.

Artikel I, onderdeel F

In het in dit onderdeel opgenomen nieuwe artikel 180 is het overgangsrecht geregeld. Zie hierover paragraaf 9 van het algemeen deel van deze nota van toelichting. Dit artikel geeft duidelijkheid wat rechtens is als de geldigheid van de artikelen uit dit besluit komen te vervallen. Voor de duidelijkheid is bepaald dat ook als de regeling is komen te vervallen, de op basis van deze regeling in het rijbewijzenregister opgenomen gegevens bewaard blijven nadat het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren.

Artikel II

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de datum van inwerkingtreding concreet vast te stellen met ingang van 1 december 2019. Op deze manier is ook rekening gehouden met het feit dat CBR en RDW twee weken nodig hebben voor de voorbereidingen. In het artikel is verder bepaald dat één jaar na inwerkingtreding de in het besluit voorgestelde wijzigingen van het Rr (met uitzondering van het nieuwe artikel 180) komen te vervallen. In artikel II, tweede lid, is in aanvulling daarop bepaald dat deze termijn eenmalig bij koninklijk besluit kan worden verlengd met één jaar.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Onder meer in een AO CBR van 12 maart 2019, een brief aan Tweede Kamer van 2 april 2019 (Kamerstukken 2018/19, 29 298, nr. 677), een VAO CBR op 17 april 2019, een brief aan Tweede Kamer van 1 mei 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 29 398, nr. 700), schriftelijke vragen van de leden Schonis en Von Martels op 14 mei 2019 (Aanhangsel Handelingen 2018/19, nr. 2871), schriftelijke vraag van lid Schonis op 12 juni 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3369) en een plenair debat CBR op 19 juni 2019.

X Noot
2

Onderzoek CBR – Eindrapportage Deel I – van de Galan Groep van 29 mei 2019. Door de Galan Groep is onderzoek verricht naar de verwachte impact van deze maatregelen. Geconcludeerd wordt dat het mogelijk moet zijn voor het CBR om voor het einde van 2019 het aantal klanten dat met een verlopen rijbewijs te maken krijgt door toedoen van het CBR tot een individuele uitzondering terug te brengen. De Galan Groep geeft echter aan dat het traject zeer kwetsbaar is en dat het CBR echt «alles op alles» zal moeten zetten om dit voor elkaar te krijgen. Per het einde van het jaar zal de werkvoorraad nog altijd hoger zijn dan gewenst.

X Noot
3

Het CBR hanteert voor het onderscheid tijdig of niet tijdig de grens van 90 dagen voor het verlopen van het rijbewijs. De RDW stuurt rijbewijshouders 4 maanden voordat hun rijbewijs verloopt een brief. Het CBR adviseert personen die proactief zoeken naar informatie over het verlengen van het rijbewijs om te beginnen 5 maanden voor het verlopen van rijbewijs.

X Noot
4

Handelingen II 2018/19, nr. 95, item 8, respectievelijk Kamerstukken II 2018/19, 29 398, nr. 733.

X Noot
5

Onder 75-plussers wordt mede verstaan de groep rijbewijshouders tussen 70 en 75 jaar, van wie het rijbewijs verloopt op of na hun 75ste verjaardag.

X Noot
6

Die termijn wordt redelijk geacht voor de aanvrager om het rijbewijs aan te vragen en op te halen als de VvG is afgegeven.

X Noot
7

Dit betekent dat de volledig ingevulde EV voor het verstrijken van die termijn door het CBR moet zijn ontvangen.

X Noot
8

CBR kan begin september een inschatting maken van het aantal op het moment dat het besluit naar verwachting in werking treedt.

X Noot
9

Het is uiteraard ook mogelijk dat binnen deze groep rijbewijshouders formeel sprake is van een administratieve verlenging, maar die nooit gebruikt hoeft te worden omdat het CBR voor het einde van de geldigheidsduur van het rijbewijs een besluit neemt.

X Noot
10

Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU 2006, L 403).

X Noot
11

Met uitzondering van de categorie AM, aangezien daarvoor geen VvG benodigd is, zoals opgemerkt in paragraaf 3.1.3. De administratieve verlenging van categorie AM vloeit voort uit de administratieve verlenging van de andere rijbewijscategorieën.

X Noot
12

In praktijk zal de handhaving twee tot drie jaar belast zijn met deze regeling, afhankelijke van of de regeling met één jaar zal worden verlengd. Op de laatste dag van de geldigheid van dit besluit kan nog een administratieve verlenging van maximaal een jaar ontstaan.

X Noot
13

In aansluiting op een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid hierover, zie Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VI, nr. 88.

X Noot
14

In lijn met het kabinetsstandpunt zoals vastgelegd in Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

X Noot
15

PM RDW Deze informatie kan dan worden geüpdatet.

X Noot
16

Brief van 13 augustus 2019, Z2019-17719.

X Noot
17

Brief van 6 september 2019, Kamerstukken II, 2018/19, 29 398, nr. 742.

X Noot
18

Verslag van een schriftelijk overleg, vastgesteld 30 september 2019 tussen de Vaste Commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van de EK en de Minister van IenW (Kamerstukken I, vergaderjaar 2019/20, 29, 398, nr. O).

X Noot
19

Verslag van een schriftelijk overleg, vastgesteld 20 september 2019 tussen de Vaste Commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van de EK en de Minister van IenW (Kamerstukken I, vergaderjaar 2019/20, 29, 398, nr. P).

X Noot
20

Een alternatieve optie is deze groep actief telefonisch te benaderen met de boodschap dat de administratieve verlenging niet op hen van toepassing is en dat de reguliere procedure wordt doorgezet.

X Noot
21

De timing is gebaseerd op het indienmoment zoals dit was op juli 2019, zodat 80% van de klanten op tijd wordt bereikt.

X Noot
22

Volgt uit de verwijzing in artikel 25aa, eerste lid, onderdeel a, naar artikel 35, eerste lid, onderdeel b, onder II en III, van het Rr.

X Noot
23

Volgt uit de verwijzing in artikel 25aa, eerste lid, onderdeel a, naar artikel 35 van het Rr.

X Noot
24

Opgenomen in artikel 25aa, eerste lid, onderdeel a, van het Rr.

X Noot
25

Volgt uit de verwijzing naar artikel 25a, eerste lid, en het feit dat in artikel 25aa, derde lid, het eerste en tweede lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.

X Noot
26

Volgt uit het feit dat artikel 35, eerste lid, onder I, niet is opgenomen in artikel 25aa, eerste lid, onderdeel a, van het Rr.

X Noot
27

Opgenomen in artikel 25aa, eerste lid, onderdeel b, van het Rr.

X Noot
28

Opgenomen in artikel 25aa, eerste lid, onderdeel c, van het Rr.

Naar boven