29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

Nr. 742 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Ontvangen ter Griffie op 6 september 2019.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 4 oktober 2019.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 5 oktober 2019.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2019

Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in bepaalde gevallen (Tijdelijke regeling verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen)1. Het betreft hier het voorstel dat is aangekondigd in mijn brief van 3 juli jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 293 98, nr. 733). Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure op grond van artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Hierbij zal rekening worden gehouden met artikel 2.38 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Gelet op het belang van een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding voor de rijbewijshouders die inmiddels worden geconfronteerd of dreigen te worden geconfronteerd met het verlopen van de geldigheidsduur van hun rijbewijs, verzoek ik u ermee in te stemmen dat de voordracht aan Zijne Majesteit de Koning wordt gedaan, zodra de Staten-Generaal hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben bij het ontwerpbesluit, ook al zou de formele voorhangperiode dan nog niet zijn verstreken.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven