Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2019
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen
in verband met de tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs in
bepaalde gevallen (Tijdelijke regeling verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde
gevallen)1. Het betreft hier het voorstel dat is aangekondigd in mijn brief van 3 juli jl. aan
uw Kamer (Kamerstuk 293 98, nr. 733). Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs
ik u naar de ontwerpnota van toelichting.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
op grond van artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 en biedt uw Kamer de mogelijkheid
zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering
van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd. Hierbij zal rekening worden gehouden met artikel 2.38 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving.
Gelet op het belang van een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding voor de rijbewijshouders
die inmiddels worden geconfronteerd of dreigen te worden geconfronteerd met het verlopen
van de geldigheidsduur van hun rijbewijs, verzoek ik u ermee in te stemmen dat de
voordracht aan Zijne Majesteit de Koning wordt gedaan, zodra de Staten-Generaal hebben
aangegeven geen opmerkingen te hebben bij het ontwerpbesluit, ook al zou de formele
voorhangperiode dan nog niet zijn verstreken.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga