Besluit van 11 maart 2014, houdende wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de kwijtschelding van de sociale lening aan asielstatushouders en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 januari 2014, nr. 2014-0000001491;

Gelet op de artikelen 3, derde lid, 7, vierde lid, 16, eerste, derde en vierde lid, en 47, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van de Wet inburgering en artikel 16, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 februari 2014 no. W.12.14.0006/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 maart 2014, nr. 2014-0000027986;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.1, eerste lid, onderdeel p, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • q. verblijf als vermogende vreemdeling als bedoeld in artikel 3.29a van het Vreemdelingenbesluit 2000.

B

Aan artikel 3.9, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

In afwijking van het derde lid kan de betrokken examenkandidaat binnen zes weken na de bekendmaking van de beoordeling een herbeoordeling aanvragen van het onderdeel spreekvaardigheid door door Onze Minister aan te wijzen beoordelaars nadat de uitslag van dat onderdeel voor de vierde maal of vaker «niet geslaagd» heeft geluid.

C

Artikel 4.2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De inburgeringsplichtige heeft aanspraak op de lening gedurende de termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, gedurende de verlengde termijn, bedoeld in artikel 7, derde en vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de wet en gedurende de termijn, genoemd in de boetebeschikking, bedoeld in artikel 32 van de wet. Een persoon als bedoeld in artikel 4.1 heeft aanspraak op de lening gedurende drie jaar nadat hij rechtmatig verblijf verkrijgt.

D

Aan artikel 4.13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Aan vreemdelingen die rechtmatig verblijf in Nederland hebben verkregen op grond van artikel 8, onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000 en op of na 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, wordt volledige kwijtschelding van de opgebouwde schuld ambtshalve verleend indien:

    • a. voldaan is aan de inburgeringsplicht binnen de termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet of gedurende de verlengde termijn, bedoeld in artikel 7, derde en vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de wet; of

    • b. een vrijstelling van de inburgeringsplicht van toepassing is op grond van artikel 5 van de wet; of

    • c. ontheffing is verleend van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de wet.

E

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

F

In de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, worden bij de gegevens die betrekking hebben op de administratieve verwerking, onder verlettering van onderdeel q tot onderdeel s twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • q. de deelname aan het voorbereidingsprogramma in de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • r. de deelname aan de maatschappelijke begeleiding van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000, waarvoor gemeenten een subsidie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers ontvangen.

ARTIKEL II

Artikel V van het Besluit van 25 september 2012, tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432) wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Aan artikel 4.17, derde lid, van het Besluit inburgering wordt tevens toepassing gegeven indien de inburgeringsplichtige oudkomer slaagt voor het inburgeringsexamen.

2. In het zesde lid wordt «Hoofdstuk 6, afdeling 2» vervangen door: Hoofdstuk 6, afdeling 1.

ARTIKEL III

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.98c, vierde lid,wordt voor «beoordeeld» ingevoegd: alsmede in het in artikel 3.98d, derde lid, bedoelde geval,.

B

Aan artikel 3.98d wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de betrokken examenkandidaat binnen zes weken na de bekendmaking van de beoordeling een herbeoordeling aanvragen van het onderdeel waarin luistervaardigheid en spreekvaardigheid is getoetst door door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen beoordelaars nadat de uitslag van dat onderdeel voor de vierde maal of vaker «niet geslaagd» heeft geluid.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdeel B, terugwerkt tot en met 2 april 2013;

  • b. artikel II terugwerkt tot en met 1 januari 2013;

  • c. artikel III terugwerkt tot en met 1 juli 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 11 maart 2014

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de twintigste maart 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In deze wijziging worden enkele omissies hersteld in het Besluit inburgering en het overgangsartikel in de laatste wijziging van het besluit. Deze worden toegelicht in het artikelsgewijze onderdeel van deze toelichting. Voorts wordt nader inhoud gegeven aan de toezegging in het regeerakkoord dat asielgerechtigden een aanbod voor de voorbereiding van het inburgeringsexamen krijgen. Ook wordt in het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 de beoordeling door een menselijke herbeoordelaar in plaats van geautomatiseerde beoordeling geregeld voor kandidaten die vier keer of vaker voor het onder deel spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen zijn gezakt. Tot slot worden vreemdelingen aan wie een verblijfsvergunning is verleend onder de beperking in verband met verblijf als vermogende vreemdeling vrijgesteld van de inburgeringsplicht.

2. Artikelgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel strekt ertoe in artikel 2.1, eerste lid, een vrijstelling van de inburgeringsplicht te regelen voor vreemdelingen die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hebben verkregen indien die verblijfsvergunning is verleend onder de beperking in verband met verblijf als vermogende vreemdeling. Deze aanpassing vormt het sluitstuk van de per 1 oktober 2013 in werking getreden onderdelen van het Besluit modern migratiebeleid die regels bevatten omtrent de toelating van vermogende vreemdelingen1. Vermogende vreemdelingen worden verondersteld een positieve bijdrage te leveren aan de Nederlandse economie/samenleving. Als onderdeel van de maatregelen om hun komst te stimuleren heeft de ministerraad besloten dat voor deze categorie de inburgeringsplicht niet geldt.

Artikel I, onderdeel B, en artikel III

De wijziging van artikel 3.9, vierde lid, voorziet erin dat een kandidaat die voor het onderdeel spreekvaardigheid (de Toets Gesproken Nederlands, TGN) vier maal of vaker gezakt is, binnen zes weken een herbeoordeling mag aanvragen door beoordelaars. Het onderdeel spreekvaardigheid werd eerder op grond van dit artikel alleen beoordeeld door het geautomatiseerde systeem en werd niet herbeoordeeld. Het vierde lid wordt nu zo aangepast dat in afwijking daarvan een herbeoordeling door een beoordelaar mogelijk is na vier maal of vaker niet slagen voor het onderdeel spreekvaardigheid. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging, gedaan bij brief van 24 mei 2013 (Kamerstukken II 2012–2013, 32 824, nr.24).

Een overeenkomstige wijziging wordt doorgevoerd in het Vreemdelingenbesluit 2000 in de bepalingen over het basisexamen inburgering (de artikelen 3.98c en 3.98d), dat behaald moet worden alvorens een machtiging tot voorlopig verblijf kan worden aangevraagd.

De wijziging van artikel 3.9, vierde lid, werkt terug tot en met 2 april 2013 (Kamerstukken II, 2012–2013, 32 824, nr.24), en de overeenkomstige wijziging in het Vreemdelingenbesluit met betrekking tot het basisexamen werkt om uitvoeringstechnische redenen terug tot en met 1 juli 2013 (Kamerstukken II 2012–2013, 32 824, nr.24).

Artikel I, onderdeel C

Artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit wordt gewijzigd met als doel dat de lening niet alleen kan worden verstrekt gedurende de inburgeringstermijn, of de verlenging daarvan, maar ook gedurende de termijn, genoemd in de boetebeschikking op grond van artikel 31 en 32 van de wet. Achtergrond hiervan is dat gebleken is dat degenen die er niet in slagen het inburgeringsexamen te behalen gedurende de inburgeringstermijn of de verlenging daarvan, na afloop van de termijn financieel niet in staat zijn een aanvullende cursus en examen te bekostigen. Door de lening ook beschikbaar te stellen gedurende de termijn om alsnog aan de inburgeringsplicht te voldoen in de boetebeschikking heeft deze groep meer mogelijkheden alsnog te voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel I, onderdeel D

Dit onderdeel betreft de uitwerking van het regeerakkoord (Kamerstukken II, 33 410, nr. 15, pag. 29) dat een aanbod zal worden gedaan aan asielgerechtigden. Hier wordt uitvoering aan gegeven door kwijtschelding van de lening na het behalen van het inburgeringsexamen, zoals aangekondigd in de brief van 21 december 2012 (Kamerstukken II 2012–2013, 31 143, nr. 90). Zoals geschetst in die brief wordt daarbij als voorwaarde gesteld dat betrokkene op of na 1 januari 2013 inburgeringsplichtig is geworden, en dat tijdig is voldaan aan de inburgeringsplicht, dan wel een vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht is verleend. Kwijtschelding wordt mogelijk gemaakt bij toepassing van een vrijstelling of ontheffing omdat soms pas na verloop van tijd, nadat de sociale lening is afgesloten, blijkt dat een vrijstelling of ontheffing van toepassing is.

Artikel I, onderdelen E en F

Met de wijziging van artikel 6.2, eerste lid, wordt bewerkstelligd dat ook het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers gegevens (COA) kan aanleveren ten behoeve van het Informatiesysteem inburgering (ISI). Het gaat daarbij met name om gegevens betreffende de deelname aan het voorbereidingsprogramma in de asielopvang en aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten.

De gegevens die het COA verstrekt ten behoeve van het ISI, het systeem dat namens de minister beheerd wordt door uitvoeringsorganisatie DUO, zijn gegevens over deelname aan de voorbereidingscursus (die door het COA worden aangeboden als vrijwillige modules) en maatschappelijke begeleiding. De gegevens betreffende deelname aan «voorinburgering» en deelname aan de maatschappelijke begeleiding zijn relevant voor de uitvoering van de Wet inburgering en de dienstverlening van DUO. In de voorinburgering maakt de inburgeringsplichtige kennis met de inburgering (en de eisen van het daarbij behorende inburgeringsexamen) en tijdens de maatschappelijke begeleiding wordt de inburgeringsplichtige nader geïnformeerd over de inburgeringsplicht en te ondernemen stappen om aan deze plicht te voldoen. Deze gegevens geven inzicht in de voortgang van de inburgering en zijn derhalve relevant voor de dienstverlening van DUO, met name voor de informatievoorziening aan inburgeraars. Het centraal vastleggen van deze gegevens in het Informatiesysteem Inburgering is derhalve van belang voor zowel de uitvoering van de Wet als de evaluatie en voorbereiding van het beleid (artikel 47, tweede lid onderdelen a en b, van de Wet inburgering). Met het oog daarop worden de bij te houden gegevens in de bijlage aangevuld. De daarmee gepaard gaande beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, bedoeld in artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest), wordt gerechtvaardigd door de noodzaak van een doelmatige uitvoering van de Wet inburgering. Omdat zonder deze gegevens niet bekend is of en in hoeverre een asielgerechtigde inburgeringsplichtige op de hoogte is van de te ondernemen stappen om te voldoen aan de inburgeringsplicht, kan niet op een andere – minder vergaande – wijze hetzelfde doel worden bereikt.

In de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de waarborging van de privacy. Deze bepalingen kunnen gezien worden als de uitwerking van artikel 13 Wet bescherming persoonsgegevens, waarin bepaald wordt dat de verantwoordelijke passende maatregelen ten uitvoer brengt ten behoeve van enige vorm van onrechtmatige verwerking. Aangezien ook de verwerking van de persoonsgegevens die door het COA geleverd worden vallen onder dit regime, wordt er in overeenstemming met de geldende privacyregels gehandeld.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om in artikel 6.2, tweede lid, aanhef, de niet langer actuele aanduiding van «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» te vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie», aangezien dat thans de bevoegde minister is ten aanzien van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel II

Artikel V van het Besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige wordt aangepast in verband met het herstel van enkele omissies.

In het vijfde lid wordt het overgangsrecht aangevuld zodat oudkomers die het nieuwe examen doen, ook in aanmerking komen voor een vergoeding als bedoeld in artikel 4.17 van het besluit, zoals dat luidde voor 1 januari 2013. Deze wijziging dient terug te werken tot 1 januari 2013, omdat het overgangsrecht vanaf die datum van toepassing was. Gelet op het begunstigende karakter is terugwerkende kracht ook mogelijk.

In het zesde lid wordt een foutieve verwijzing hersteld, die ook dient terug te werken tot 1 januari 2013, moment waarop de verwijzing in werking trad.

Artikel IV

Gelet op het begunstigende karakter van het overgrote deel van de wijzigingen is het niet wenselijk met de inwerkingtreding van dit besluit te wachten tot 1 juli 2014. Gekozen is voor inwerkingtreding op de kortst mogelijke termijn. Voor zover nodig is de terugwerkende kracht van enkele onderdelen in het voorgaande reeds toegelicht. De termijn van inwerkingtreding is tevens afgestemd met DUO, die belast is met de uitvoering.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Besluit van 23 september 2013 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit modern migratiebeleid, voor zover het betreft de toelating van vermogende vreemdelingen (Stb. 2013, 363).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven