Besluit van 14 december 2011 tot wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen in verband met de invoering van een herijkt budgetverdeelsysteem voor de politie met ingang van 1 januari 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2011, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 44, derde lid, van de Politiewet 1993;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 november 2011 met nummer W03.11.0447/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 6 december 2011, met nummer 5718046/11/6, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit financiën regionale politiekorpsen wordt als gevolgd gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel c wordt na dat onderdeel een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. werklastmeting:

de in 2009 verrichte meting in opdracht van Onze Minister naar de werklast van de regio’s.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «10, 11 of 12» vervangen door: 10, 11, 12, 13b of 13c.

2. In het derde lid wordt «het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: het ministerie van Veiligheid en Justitie.

C

In artikel 2a, eerste lid, wordt «het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: het ministerie van Veiligheid en Justitie.

D

In artikel 2b, eerste lid, onder a, wordt na «de telefoonmeting» ingevoegd «voor 2007 en 2008».

E

In artikel 2c, eerste lid, wordt:

1. na «de telefoonmeting» ingevoegd «voor 2007 en 2008»;

2. «met toepassing» vervangen door «als het gemiddelde van de uitkomst»;

3. «x 1,28394740172094» verwijderd, en

4. na «gevoerde gesprekken» ingevoegd: per jaar.

F

Artikel 2d komt te luiden:

Artikel 2d

  • 1. Voor de verdeling van de door Onze Minister krachtens artikel 2, derde lid, vastgestelde deelbudgetten worden de volgende formules gehanteerd:

    • a. voor opsporing:

      (a + f x GG) x (INW : 1000) + b x OAD + c x HRC + d x NWA + e x RKP;

    • b. voor handhaving wijkagenten:

      g x INW;

    • c. voor handhaving overig:

      h x GEZ + i x OAD + j x NWA1530 + k x RKP;

    • d. voor intake en service overig:

      l x INW + m x MOB + n x GEZ + o x KRW;

    • e. voor noodhulp:

      p x INW + q x OPP.

  • 2. De afkortingen die deel uitmaken van de formules hebben betrekking op de volgende omgevingskenmerken van een gemeente:

    GEZ:

    gezinnen met laag inkomen, zijnde het aantal gezinnen in het tweede, derde en vierde deciel van de inkomensverdeling;

    GG:

    grensgemeente, zijnde een variabele die de waarde 1 heeft indien de betreffende gemeente (over land) aan België of Duitsland grenst. (gemeentelijke indeling van Nederland op 1 januari 2008, CBS);

    HRC:

    het aantal bedrijfsvestigingen met de economische activiteit «horeca»;

    INW:

    de geregistreerde bevolking;

    KRW:

    krachtwijken, zijnde de wijken als bedoeld in de definitieve selectie van wijken, bedoeld in de brief van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 31 mei 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 995, nr. 5);

    MOB:

    de som van het aantal personen dat verhuisd is binnen de gemeente en het aantal personen dat verhuisd is naar een andere gemeente;

    NWA:

    niet-westerse allochtonen: een inwoner van een gemeente met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns Amerika, Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije;

    NWA1530:

    niet-westerse allochtonen in de leeftijdsgroep van 15 tot 30 jarigen die een inwoner zijn van een gemeente met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns Amerika, Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije;

    OAD:

    het gemiddelde aantal adressen per km2 dat een adres binnen zijn omgeving heeft;

    OPP:

    de oppervlakte land in hectare volgens regionale indelingen;

    RKP:

    regionaal klantenpotentieel, zijnde het aantal potentiële regionale klanten dat aangetrokken wordt binnen een straal van 60 kilometer.

  • 3. De constanten en coëfficiënten die deel uitmaken van de formules hebben betrekking op de waarden, genoemd in de onderstaande tabel:

    constante / coëfficiënt

    waarde

    a

    0,809768822426767

    b

    0,00422444613802816

    c

    0,0860877655186106

    d

    0,0121880208854086

    e

    0,00104857654805576

    f

    0,333399561916019

    g

    0,0002

    h

    0,00705149969469501

    i

    0,0049486418506437

    j

    0,0374953384812349

    k

    0,0003618016488999

    l

    0,000121511587006227

    m

    0,000170950020796439

    n

    0,000371234027615356

    o

    0,290619934564518

    p

    0,000203415543387561

    q

    0,0395664179547372

  • 4. Bij het invullen van de waarde van de omgevingskenmerken GG, HRC, INW, OAD, OPP, NWA, NWA1530 en RKP, wordt gebruik gemaakt van CBS-gegevens met als peildatum 1 januari 2008. Voor de omgevingskenmerken GZ en MOB wordt gebruik gemaakt van CBS-gegevens over het jaar 2007.

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt voor INW in de formule voor «handhaving wijkagenten» het gemiddelde genomen over de periode 2005–2008, met als peildatum 1 januari. Het aantal inwoners 2005 kent daarbij een gewicht van 1/10, 2006 kent een gewicht van 2/10, 2007 kent een gewicht van 3/10 en 2008 kent een gewicht van 4/10.

G

In artikel 5, vijfde lid, wordt «het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: het ministerie van Veiligheid en Justitie.

H

Artikel 11 vervalt.

I

Na artikel 13 worden drie artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 13a

Voor de toepassing van de artikelen 13b en 13c wordt verstaan onder:

a. het algemeen budget voor het jaar 2011:

het algemeen budget per korps voor het jaar 2011, berekend op grond van dit besluit zoals dat gold op 31 december 2011, uitgaande van de som van de algemene budgetten overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage I;

b. het herijkte budget voor het jaar 2011:

het algemeen budget per korps voor het jaar 2011, berekend op grond van dit besluit zoals dat geldt met ingang van 1 januari 2012, uitgaande van de som van de algemene budgetten overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage I;

c. krimpregio:

een regio waarbij het herijkte budget voor het jaar 2011 kleiner is dan het algemeen budget voor het jaar 2011 overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage I;

d. groeiregio:

een regio waarbij het herijkte budget voor het jaar 2011 groter is dan het algemeen budget voor het jaar 2011 overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage I.

Artikel 13b

  • 1. Het budget van een krimpregio wordt voor de jaren 2012 tot en met 2015 verhoogd met het verschil tussen het budget overeenkomstig bijlage I bij dit besluit en het herijkte budget voor het jaar 2011, verminderd met respectievelijk 1,5 procent, 3 procent, 4,5 procent en 6 procent van het budget overeenkomstig bijlage I.

  • 2. Het budget van een krimpregio wordt verhoogd tot en met het jaar waarin het verschil tussen het budget overeenkomstig bijlage I bij dit besluit en het herijkte budget voor het jaar 2011 en de vermindering overeenkomstig het eerste lid nihil is.

  • 3. Voor een groeiregio wordt voor de jaren 2012 tot en met 2015 het verschil berekend tussen het budget overeenkomstig bijlage I bij dit besluit en het herijkte budget voor het jaar 2011. Het budget voor de groeiregio wordt verminderd met het saldo van het verschil overeenkomstig de eerste zin en de uitkomst van de formule a/b x c, waarin a staat voor het verschil bedoeld in de eerste volzin, b staat voor de som van de verschilbedragen voor alle groeibedragen bedoeld in de eerste volzin voor alle groeiregio’s en c staat voor de vermindering overeenkomstig het eerste lid.

  • 4. Het budget van een groeiregio wordt verlaagd tot en met het jaar waarin het verschil tussen het budget overeenkomstig bijlage I bij dit besluit en het herijkte budget voor het jaar 2011 en de uitkomst van de formule a/b x c nihil is.

Artikel 13c

  • 1. Indien voor een regio het relatieve verschil tussen het herijkte budget voor 2011 aangevuld met de bedragen op grond van artikel 13b, eerste of derde lid voor de jaren 2012 tot en met 2015 en de uitkomst van de werklastmeting, overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage II voor een jaar groter is dan 6,62 procent, wordt het budget van de regio verminderd door het verschil te verminderen met 6,62 procentpunt en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met het herijkt budget voor 2011 aangevuld met de bedragen op grond van artikel 13b, eerste of derde lid voor de jaren 2012 tot en met 2015.

  • 2. Indien voor een regio het relatieve verschil tussen het herijkte budget voor 2011 aangevuld met de bedragen op grond van artikel 13b, eerste of derde lid voor de jaren 2012 tot en met 2015 en de uitkomst van de werklastmeting, overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage II voor een jaar kleiner is dan –6,62 procent, wordt het budget van de regio vermeerderd door het verschil te vermeerderen met 6,62 procentpunt en de absolute waarde van de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met het herijkt budget voor 2011 aangevuld met de bedragen op grond van artikel 13b, eerste of derde lid, voor de jaren 2012 tot en met 2015.

ARTIKEL II

Aan het Besluit financiën regionale politiekorpsen worden twee bijlagen toegevoegd, luidende:

BIJLAGE I

Budgetten 2011 per regiokorps
 

Budget 2011

Groningen

€ 131.190.488,3540120

Fryslân

€ 110.717.734,5921150

Drenthe

€ 77.247.407,5246590

IJsselland

€ 86.194.841,9524317

Twente

€ 114.743.202,8341950

Noord- en Oost-Gelderland

€ 128.683.194,2588390

Gelderland-Midden

€ 125.315.897,0802590

Gelderland-Zuid

€ 91.046.245,4248721

Utrecht

€ 265.115.994,6927400

Noord-Holland-Noord

€ 109.302.359,5178300

Zaanstreek-Waterland

€ 61.645.655,2763064

Kennemerland

€ 116.129.490,9180430

Amsterdam-Amstelland

€ 458.974.380,0774870

Gooi en vechtstreek

€ 51.548.313,6166874

Haaglanden

€ 336.501.473,5370920

Hollands Midden

€ 144.566.995,9874090

Rotterdam-Rijnmond

€ 385.192.587,5694770

Zuid-Holland-Zuid

€ 90.849.962,5634534

Zeeland

€ 71.465.960,4198674

Midden- en West-Brabant

€ 204.706.680,8630040

Brabant-Noord

€ 107.939.343,7446930

Brabant-Zuid-Oost

€ 144.267.876,8869410

Limburg-Noord

€ 90.947.058,4825179

Limburg-Zuid

€ 139.569.527,8817260

Flevoland

€ 85.251.359,4414561

BIJLAGE II

Verschilpercentages per regiokorps
 

Verschil 2012

Verschil 2013

Verschil 2014

Verschil 2015

Groningen

0,00%

0,85%

2,39%

3,92%

Fryslân

1,32%

2,10%

2,64%

3,16%

Drenthe

0,27%

–0,06%

–0,66%

–1,23%

IJsselland

1,09%

1,59%

1,82%

2,04%

Twente

3,46%

6,32%

8,8912533407253%

11,3977248556821%

Noord- en Oost-Gelderland

0,88%

1,22%

1,32%

1,42%

Gelderland-Midden

0,27%

0,33%

0,29%

0,26%

Gelderland-Zuid

0,56%

0,68%

0,61%

0,53%

Utrecht

–0,58%

–1,10%

–1,61%

–2,12%

Noord-Holland-Noord

–0,71%

–1,65%

–2,71%

–3,75%

Zaanstreek-Waterland

2,73%

5,09%

7,27560893341608%

9,42689647001924%

Kennemerland

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Amsterdam-Amstelland

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Gooi en vechtstreek

–1,98%

–4,01%

–6,09%

–8,24093874381438%

Haaglanden

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Hollands Midden

–1,81%

–2,15%

–2,49%

–2,83%

Rotterdam-Rijnmond

0,00%

0,93%

2,47%

4,00%

Zuid-Holland-Zuid

1,98%

2,72%

3,01%

3,30%

Zeeland

0,21%

0,18%

0,03%

–0,12%

Midden- en West-Brabant

–0,70%

–1,59%

–2,56%

–3,53%

Brabant-Noord

–0,56%

–1,39%

–2,34%

–3,28%

Brabant-Zuid-Oost

–0,15%

–0,47%

–0,88%

–1,28%

Limburg-Noord

0,04%

–0,26%

–0,72%

–1,17%

Limburg-Zuid

–3,58%

–7,17867159507605%

–10,8656919861828%

–14,6703832408356%

Flevoland

0,73%

0,99%

1,03%

1,07%

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 14 december 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Het budget dat jaarlijks op de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie beschikbaar is voor de regionale politiekorpsen wordt verdeeld met behulp van een budgetverdeelsysteem (BVS). Dit verdeelsysteem sluit aan op de werkprocessen van de politie en is in de huidige vorm met werksoorten in 2007 ingevoerd (Staatsblad 2007, nr. 309). Het budgetverdeelsysteem wordt periodiek (eens per 4 jaar) herijkt. Hierbij wordt bezien in hoeverre de verdeling van het budget over de korpsen nog aansluit bij de gemeten werklast.

Deze wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (hierna: het besluit) strekt tot de formele tenuitvoerlegging van de herijking van het budgetverdeelsysteem voor de Nederlandse politie die heeft plaatsgevonden in 2009–2010. De Tweede Kamer is op 24 maart 2011 geïnformeerd over de materiële gevolgen voor het budget van de regionale politiekorpsen vanwege het besluit tot herijking van het budgetverdeelsysteem van de Minister van Veiligheid en Justitie (Kamerstukken II, 29 628, nr. 239), nadat op 18 mei 2010 (Kamerstukken II, 29 628, nr. 208) het rapport van de stuurgroep Herijking Budgetverdeelsysteem aan de Tweede Kamer was aangeboden. In de maartcirculaire 2011 (Kamerstukken II, 29 628 nr. 260) is bovenstaand besluit vertaald in de budgetten van de korpsen voor de jaren 2012 tot en met 2015.

De invoering van het herijkte verdeelsysteem (HBVS) gaat gepaard met herverdeeleffecten tussen de korpsen. Om deze herverdeeleffecten in de tijd te kunnen spreiden, is een regeling opgenomen waardoor regio’s geleidelijk naar de nieuwe budgetten migreren. Tevens vindt een correctie op de budgetten plaats, indien de verdeling van de budgetten op basis van omgevingskenmerken teveel afwijkt van de budgetverdeling op basis van gemeten werklast.

Aanleiding herijking

Na de invoering van het budgetverdeelsysteem in 2007 is door de korpsen een aantal knelpunten in de verdeling geconstateerd. Deze knelpunten betreffen voornamelijk de positie van de regio’s die grenzen aan het buitenland en de waarde die in de verdeling van het budget wordt toegekend aan gemeenten die een centrumfunctie vervullen voor het omliggende gebied. Daarnaast geldt dat op het niveau van de politieregio ongewenste schommelingen optreden in het budget, vanwege het feit dat de omgevingskenmerken waarop de verdeling is gebaseerd jaarlijks worden geactualiseerd. Dit staat een stabiele bedrijfsvoering in de weg en wordt ook als een knelpunt bij de verdeling van het budget gezien. Op verzoek van de korpsbeheerders is daarom de geplande herijking in 2010 een jaar vervroegd naar 2009 en zijn de genoemde knelpunten in de opdrachtformulering voor de herijking meegenomen.

Werkingsduur

Bij het opstellen van de regelgeving met betrekking tot de verdeling van sterkte en middelen is uitgegaan van het HBVS zoals is opgenomen in de maartcirculaire 2011 en inmiddels is verwerkt in de concept begrotingen van de korpsen voor 2012.

Het onderhavige besluit treedt in werking op het moment dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot invoering van een nieuwe Politiewet1 gaande is. Het streven is erop gericht dat de nationale politie begin 2012 van start gaat. Tot die tijd vindt de verdeling van budgetten op grond van het herijkte verdeelsysteem plaats op grond van dit besluit, dat zijn grondslag vindt in de Politiewet 1993. Vanaf inwerkingtreding van de nationale politie zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van het wetsvoorstel voor een nationale politie regels worden gegeven voor de verdeling van sterkte en middelen over de onderdelen van de politie. Het onderhavige besluit vervalt op dat moment van rechtswege, aangezien met de inwerkingtreding van de nationale politie de Politiewet 1993, waarop dit besluit berust, wordt ingetrokken.

Besluit omtrent invoering HBVS met ingang van 2012

In 2009 is met ondersteuning van externe experts een rapport met een advies voor de herijking van het budgetverdeelsysteem voor de politie opgesteld. De stuurgroep Herijking BVS heeft het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit rapport begeleid. In deze stuurgroep hadden vertegenwoordigers zitting van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën en Justitie, het Korpsbeheerdersberaad, de Raad van Korpschefs i.o. en de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland/Nederlands Politie Instituut. Het rapport van de stuurgroep is in januari 2010 afgerond.

De budgetverdeelsystematiek die in dit wijzigingsbesluit is vastgesteld, is in hoofdzaak in overeenstemming met de uitkomsten van bovengenoemd onderzoek. Voor een uitgebreide beschrijving van de toegepaste onderzoeksmethodiek en de gebruikte gegevens zij verwezen naar het rapport. Voor een beschrijving van de keuzes die ten grondslag hebben gelegen aan de wijze van verdeling van het budget zij verwezen naar de nota van toelichting bij de wijziging van dit besluit die op 9 augustus 2007 in het Staatsblad is gepubliceerd (Staatsblad 2007, nr. 309). Deze keuzes zijn als gevolg van de herijking niet veranderd.

De stuurgroep Herijking BVS stelde in haar rapport het volgende voor:

  • a) Budgetdalingen per daalkorps worden beperkt tot maximaal 2% per jaar gedurende 3 jaar;

  • b) De daardoor vrijkomende middelen komen geheel ten goede aan de stijgkorpsen;

  • c) Zo veel mogelijk bijzondere bijdragen (dit zijn bijdragen die gegeven worden voor specifieke doelen en die niet via het BVS worden verdeeld) worden beëindigd en de betreffende middelen worden voortaan via het BVS verdeeld;

  • d) Aan het eind van elke drie jaar vindt een actualisatie van de verdeling plaats, waarna wederom een periode van 3 jaar herverdelen start volgens de principes als onder a en b genoemd;

  • e) Behoud van de werkwijze waarbij het budget wordt verdeeld op basis van omgevings-kenmerken.

Op drie punten is afgeweken van deze voorstellen van de stuurgroep. De jaarlijkse krimp van het budget is voor een periode van 4 jaar op 1,5% per jaar bepaald. Dit percentage doet meer recht aan de inspanning die een daalkorps per jaar kan leveren om de achteruitgang van het budget in de bedrijfsvoering op te vangen.

Ten tweede is een correctie toegepast bij korpsen die een buitengemiddeld groot nadeel of voordeel ondervinden van de vertaling van gemeten werklast naar een verdeling op basis van objectieve omgevingskenmerken. Concreet betekent dit dat een buitengemiddeld voordeel of nadeel wordt teruggebracht tot een gemiddeld voordeel of nadeel.

Ten derde is nu nog geen besluit genomen over de eerstvolgende actualisatie van het HBVS. De besluitvorming hierover zal te zijner tijd plaatsvinden in het licht van de stand van zaken van de Nationale Politie. Daarmee ontstaat een fundamenteel andere situatie, die vraagt om een hernieuwde bezinning op een landelijk verdeelsysteem.

Financiële gevolgen HBVS

De invoering van het HBVS heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. Het totale bedrag dat vanaf 2012 met behulp van de gewijzigde verdeelsystematiek wordt verdeeld over de korpsen is gelijk aan de afzonderlijke bedragen waaruit het herijkte budget voor de respectieve jaren is opgebouwd.

De middelen die gemoeid zijn met toepassing van de correctieregeling voor het verschil tussen de uitkomsten volgens de verdeling op basis van werklastgegevens en de verdeling met behulp van omgevingskenmerken, vormen een onderdeel van de reeks bedragen die op grond van het Regeerakkoord voor het handhaven van de operationele sterkte aan de politie beschikbaar zijn gesteld.

Krachtens het koninklijk besluit van 14 oktober 2010, houdende departementale herindeling met betrekking tot veiligheid, is de Minister van Veiligheid en Justitie belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de veiligheid – behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst – voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tot de aangelegenheden op het terrein van de veiligheid behoren de aangelegenheden op het terrein van de politie. In alle relevante artikelen van dit besluit is derhalve de verwijzing naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikelsgewijs

Artikel I

B

Bij de introductie van het BVS voor de politie in de huidige vorm in 2007 zijn korpsen die er op dat moment in budget op achteruit gingen als gevolg van het nieuwe systeem gecompenseerd. Dit gold eveneens voor korpsen die een sterke achteruitgang in budget kenden als gevolg van het jaarlijks actualiseren van de omgevingskenmerken die ten grondslag liggen aan de budgetverdeling voor de politie. Aan artikel 2, tweede lid, worden nu toegevoegd de krimp- en groeibedragen zoals die worden berekend en kunnen worden verstrekt op grond van de met de onderhavige wijziging van het besluit nieuw ingevoegde artikelen 13a en 13b.

D en E

In het huidige BVS wordt op grond van artikel 2c voor de werksoort Intake en service een budget berekend dat gerelateerd is aan het binnen een bepaalde genormeerde tijd aannemen en behandelen van de telefoongesprekken naar het algemene telefoonnummer van de politie, 0900-8844. Dit aandeel is gebaseerd op het voortschrijdende gemiddelde van de uitkomsten over twee jaren van een daarvoor geldende logaritmische formule. Deze formule is, evenals de formules onder E (artikel 2d), aangepast als gevolg van de herijking van het BVS.

De verdere wijziging van artikel 2c, eerste lid, betreft het aandeel dat een korps in het HBVS ontvangt voor de behandeling van telefoongesprekken. Dit wordt bepaald als het gemiddelde van de uitkomst van de formule voor het jaar 2007 en het jaar 2008. Deze wijziging houdt verband met het feit dat het aandeel dat ieder korps in het HBVS ontvangt in de afzonderlijke (sub-)werksoorten, constant wordt gehouden tot het moment van een volgende herijking van het budgetverdeelsysteem. Zoals hiervoor is aangegeven in het algemene deel van deze toelichting, is thans nog geen besluit genomen over de eerstvolgende actualisatie van het HBVS. Deze besluitvorming zal te zijner tijd plaatsvinden in het licht van de stand van zaken van de nationale politie.

F

In artikel 2d zijn de gewijzigde formules opgenomen die het gevolg zijn van de herijking van het BVS. Het BVS maakt sinds 2007 gebruik van formules met omgevingskenmerken om het budget voor de politiekorpsen te verdelen. Deze formules met bijbehorende constanten en coëfficiënten zijn in opdracht van de stuurgroep Herijking BVS opnieuw bepaald op grond van een recente meting van de werklast bij de korpsen. Dit heeft geleid tot aanpassing van de formules in de zin dat bepaalde omgevingskenmerken zijn komen te vervallen, de zogeheten ABW Uitkeringsontvangers zijn hier een voorbeeld van, dat bepaalde nieuwe omgevingskenmerken zijn gekozen, dat gebruikte constanten en coëfficiënten zijn aangepast en in een aantal gevallen de vorm van de formules ook is aangepast.

Nieuw in het HBVS is dat bij de bepaling van de werklastgegevens per korps, voor zover mogelijk, gebruik is gemaakt van een gewogen gemiddelde van de gegevens over een periode van vier jaren. Hiermee wordt voorkomen dat een mogelijk toevallige uitschieter in de waarnemingen over een jaar te veel de daaruit resulterende verdeling van het budget beïnvloedt. Voor de vertaling van de gemeten werklast in verklarende formules met objectieve omgevingskenmerken zijn op basis van een regressieanalyse gegevens over een jaar gebruikt. In de praktijk betreft het de gegevens met peildatum 1-1-2008, omdat dit ten tijde van het onderzoek de meest recente definitieve gegevens waren waarover kon worden beschikt. Indien deze gegevens niet beschikbaar waren, zijn de gegevens per 1-1-2007 gebruikt. Vanwege het feit dat de verdeelverhoudingen per (sub)werksoort constant worden gehouden tot de eerstvolgende herijking van de budgetverdeling, worden deze gegevens gebruikt voor de gehele periode 2012 tot en met 2015.

Voor de werksoort Opsporing geldt dat in de formule gebruik wordt gemaakt van het omgevingskenmerk grensgemeente. Dit betreft een dummyvariabele die de waarde 1 heeft indien de betreffende gemeente (over land) aan België of Duitsland grenst. De volgende 66 gemeenten zijn op basis van de gemeentelijke indeling van Nederland op 1 januari 2008 van het CBS aangeduid als grensgemeente:

Korps

Grensgemeenten

GRO

Bellingwedde, Reiderland, Vlagtwedde

DRE

Coevorden, Emmen

IJS

Hardenberg

TWE

Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Losser, Tubbergen, Twenterand

NOG

Aalten, Berkelland, Montferland, Oude IJsselstreek, Winterswijk

G-M

Rijnwaarden, Zevenaar

G-Z

Groesbeek, Millingen aan de Rijn, Ubbergen

ZEE

Hulst, Sluis, Terneuzen, Reimerswaal

MWB

Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Goirle, Hilvarenbeek, Roosendaal, Rucphen, Woensdrecht, Zundert

BZO

Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Heeze-Leende, Reusel-De Mierden, Valkenswaard

L-N

Arcen en Velden, Beesel, Bergen (L.), Echt-Susteren, Gennep, Leudal, Maasgouw, Roerda-len, Roermond, Venlo, Weert

L-Z

Brunssum, Eijsden, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Margraten, Meerssen, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein (L.), Vaals

De werksoort Handhaving valt uiteen in de subwerksoorten Wijkagenten en Handhaving overig, terwijl de werksoort Intake en service bestaat uit de subwerksoorten Telefonie en Intake en service overig.

Bij de bepaling van het budget voor de subwerksoort Wijkagenten is op basis van het aantal inwoners voor ieder korps een daarmee corresponderend aantal fte’s voor het aantal wijkagenten berekend. Vanwege het feit dat het aantal fte’s voor wijkagenten dat aan een korps wordt toebedeeld rechtstreeks voortvloeit uit de bepaling van de werklast uitgaande van een norm van 1 fte per 5.000 inwoners, is in artikel 2d, vierde lid, voor de berekening van het aantal fte’s uitgegaan van het gewogen gemiddelde aantal inwoners over een periode van vier jaar. Het aantal fte’s is vermenigvuldigd met de meest recente zogenoemde bruto-middensom van de werksoort handhaving uit het BVS voor de jaren 2011 tot en met 2015, volgens de stand van de decembercirculaire 2010.

Het resterende budget voor handhaving wordt verdeeld met behulp van de formule onder artikel 2d, eerste lid, onder c.

Ten aanzien van de schrijfwijze van de formules in het rapport geldt nog het volgende. In de regelgeving kan worden volstaan met een vereenvoudigde weergave van de formules uit het rapport. Het is bijvoorbeeld in de formule voor opsporing niet nodig om het merendeel van de omgevingskenmerken per 1.000 inwoners te nemen. Het is doelmatiger in plaats daarvan de overige omgevingskenmerken te vermenigvuldigen met het aantal inwoners gedeeld door duizend.

H

Artikel 11 ziet op de manier waarop korpsen in het huidige BVS vanaf het jaar 2007 worden gecompenseerd voor het feit dat zij in budget dalen ten opzichte van het verdeelstelsel dat tot en met 2006 van toepassing was. In het kader van de besluitvorming over de invoering van het HBVS is het budget dat hiervoor beschikbaar is, toegevoegd aan het algemene BVS-budget. Het artikel kan derhalve vervallen.

I

Na artikel 13 worden drie artikelen toegevoegd, die zien op een geleidelijke invoering van het HBVS.

In artikel 13a worden omwille van de leesbaarheid twee begrippen gedefinieerd, die van toepassing zijn op de artikelen 13b en 13c.

Artikel 13b heeft betrekking op de overgang van het huidige BVS naar het HBVS.

Uitgaande van de budgetstand voor het jaar 2011, zoals vermeld in de decembercirculaire 2010, is berekend welk aandeel ieder korps in het algemene budget zou hebben ontvangen indien het herijkte BVS reeds voor dat jaar van toepassing zou zijn geweest. Bij de bepaling van het totaal beschikbare budget dat voor verdeling middels het herijkte BVS in aanmerking komt, zijn de algemene budgetten voor de werksoorten opsporing, intake en service, handhaving en noodhulp per korps als uitgangspunt genomen. Daarnaast zijn, conform het advies van de stuurgroep die het onderzoek naar de herijking heeft begeleid, bijzondere bijdragen voor Regionale Inlichtingendiensten en Regionale Informatieknooppunten aan het algemene budget toegevoegd.

In navolging van het advies van de stuurgroep is het algemene budget verhoogd met de bijzondere bijdragen voor Intelligence, Programma verbetering opsporing en vervolging, Forensische assistenten, Wijkagenten, het compensatiebudget voor de overgang van het voorgaande naar het huidige BVS, Vergrijzingsbudget en Prestatiebekostiging, omdat een belangrijk deel van deze budgetten inmiddels structureel van aard is geworden. De vermindering van het aantal bijzondere bijdragen is tevens in overeenstemming met de toelichting bij de Politiewet 1993, waarin is opgenomen dat het streven er op is gericht om de afzonderlijke budgetten voor facetten van de politiezorg en het politiebeleid zoveel mogelijk te reduceren en onderdeel te doen uitmaken van de algemene bijdrage aan de regio’s. Bovendien leidt de integratie van deze bijzondere bijdragen in de algemene bijdrage tot een vermindering van de administratieve lasten voor de korpsen, omdat over deze bijdragen geen verantwoordingsinformatie meer hoeft te worden verstrekt. Tot slot is het algemene budget verhoogd met het accres dat jaarlijks aan het beschikbare budget voor de politie wordt toegevoegd.

Het voornoemde algemene budget per korps is opgenomen in bijlage I en is vergeleken met de uitkomst van de verdeling van hetzelfde totaal beschikbare budget conform de systematiek van het HBVS. Bij de afronding van de bedragen in bijlage I op zeven decimalen wordt aangesloten bij de wijze waarop de berekening van de groei- en krimpbedragen in de praktijk plaatsvindt. Deze bedragen zijn gepubliceerd in de circulaire die in maart 2011 is verschenen over de budgetten waarop de korpsen recht hebben volgens het HBVS. De vergelijking van de budgetten 2011 volgens BVS en HBVS bepaalt of er sprake is van een krimp- dan wel een groeikorps.

De berekening van de groei- en krimpbedragen vindt plaats bij gelijkblijvend budget 2011. Met het oog op de stabiliteit in het overgangstraject van het huidige naar het HBVS worden de bedragen eenmalig berekend en zijn zij derhalve niet meer aan verandering onderhevig.

De korpsen die in budget dalen, leveren ieder jaar 1,5% in ten opzichte van het BVS-budget dat zij in 2011, volgens de tabel in bijlage I, ontvingen. Het totale budget dat hiermee jaarlijks vrijkomt, is beschikbaar voor de korpsen die er door de HBVS-systematiek in budget op vooruit gaan. Het bedrag dat jaarlijks voor de groei beschikbaar komt, wordt over de rechthebbende regio’s verdeeld naar rato van het aandeel dat elk van deze korpsen heeft in de totale groei waarop deze korpsen aanspraak kunnen maken.

In bijgaand voorbeeld is uitgewerkt hoe de berekening van de jaarlijkse groeibedragen en krimpbedragen tot stand komt, uitgaande van het budget dat daadwerkelijk is gebruikt voor de bepaling van deze bedragen.

Korps A ontvangt in het huidige BVS voor 2011 € 131,2 miljoen.

Volgens de verdeelsystematiek van het herijkte BVS zou korps A op grond van artikel 2b in 2011 € 128,3 miljoen ontvangen. Korps A is derhalve een krimpkorps. Bedragen x € 1 miljoen, tenzij anders vermeld.

Budget 2011 volgens huidig BVS

131,2

Budget 2011 volgens herijkt BVS

128,3

Totaal krimpbedrag

2,9

Krimp in procenten t.o.v. BVS-budget

2,2%

Maximale krimp per jaar

1,5%

Overgangsperiode in hele jaren (2,2 / 1,5)

2

Krimpbedrag 1e jaar overgangsperiode 1,5% van 131,2 miljoen (2012)

2,0

Krimpbedrag 2e jaar overgangsperiode (2013)

0,9

Het totale bedrag dat op deze wijze in 2012 bij de krimpkorpsen vrijvalt ten behoeve van de groeikorpsen, bedraagt € 26,5 miljoen.

In 2013 komt door de budgetdaling van 1,5% bij de krimpkorpsen in totaal € 19,7 miljoen beschikbaar voor de groeikorpsen. Het bedrag per jaar dat vrijvalt bij de krimpkorpsen neemt gedurende de overgangsperiode af, vanwege het feit dat steeds meer korpsen in de loop van de jaren het budget ontvangen waarop zij recht hebben volgens de systematiek van het herijkte BVS. Omdat de herverdeling van het budget door invoering van het herijkte BVS budgettair neutraal plaatsvindt, neemt het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is voor de groeikorpsen daardoor navenant af.

Voor korps B geldt voor 2011 de volgende situatie.

Budget 2011 volgens huidig BVS

77,3

Budget 2011 volgens herijkt BVS

95,3

Totaal groeibedrag

18,0

Berekening van het groeibedrag van korps B in 2012.

Totaalbedrag waarmee alle groeikorpsen in de overgangsperiode groeien

220,6

Beschikbaar groeibedrag voor 2012

26,5

Groeibedrag korps B voor 2012 (18,0 / 220,6 X 26,5)

2,2

Berekening van het groeibedrag van korps B in 2013.

Totaalbedrag waarmee alle groeikorpsen in de overgangsperiode groeien

220,6

Beschikbaar groeibedrag voor 2013

19,7

Groeibedrag korps B voor 2013 (18,0 / 220,6 X 19,7)

1,6

Cumulatief groeibedrag 2012–2013

3,8

Vanwege het feit dat de budgetten van de korpsen met ingang van 2012 uitsluitend volgens de herijkte BVS-systematiek worden vastgesteld en de invoering hiervan stapsgewijs plaatsvindt, wordt het herijkte BVS-budget van een krimpkorps gedurende de overgangsperiode verhoogd tot het moment dat het korps volledig volgens de herijkte systematiek wordt bekostigd. Deze verhoging bestaat uit het bedrag waarmee het budget van het korps voor 2011 in totaal zou dalen, verminderd met het cumulatieve bedrag dat tot en met het jaar van de uitkering van het budget is gerealiseerd. De budgetverhoging ten opzichte van het herijkte BVS-budget in 2012 voor korps A bedraagt in dit voorbeeld derhalve € 2,9 miljoen –/– € 2,0 miljoen = € 0,9 miljoen. In 2013 ontvangt het korps bij een gelijkblijvend totaal-budget € 128,3 miljoen, oftewel € 0,9 miljoen minder dan in 2012. Het korps is daarmee in 2 jaar in totaal met € 2,9 miljoen in budget gedaald.

Het herijkt BVS-budget van de groeikorpsen op basis van artikel 2b wordt ieder jaar dus verlaagd tot het moment dat zij het herijkte BVS-budget ontvangen. Omdat het bedrag dat voor de groei beschikbaar is van jaar op jaar toeneemt, neemt deze verlaging geleidelijk af. Voor korps B bedraagt de verlaging in 2012 € 18,0 miljoen –/– € 2,2 miljoen = € 15,8 miljoen. In 2013 is de verlaging € 18,0 miljoen –/– € 3,8 miljoen = € 14,2 miljoen. Op deze wijze wordt in twee jaren een cumulatieve budgetgroei van € 3,8 miljoen gerealiseerd.

In artikel 13c is een regeling opgenomen, waardoor een correctie plaatsvindt op de volgens de artikelen 2b en 13b berekende budgetten, indien de verdeling van de budgetten op basis van omgevingskenmerken naar een bepaalde normstelling teveel afwijkt van de budgetverdeling op basis van de gemeten werklast.

Aan de adviezen van de stuurgroep herijking BVS ligt een analyse ten grondslag waarbij eerst is gekeken naar de verdeling van de werklast over de korpsen. Bij werklast kan worden gedacht aan zaken als het aantal aangiften per korps en dergelijke. De uitkomsten van de werklastmeting zijn met behulp van de statistische techniek van de regressieanalyse omgezet in verdeelformules waarbij gebruik wordt gemaakt van objectieve omgevingskenmerken, zoals aantallen inwoners, oppervlakte en dergelijke. Bij de omzetting van de resultaten op basis van werklast in een verdeelmodel met omgevingskenmerken ontstaan aansluitverschillen. Deze aansluitverschillen (die zowel ten voordele als ten nadele van een korps kunnen zijn) mogen bij voorkeur niet te groot zijn. Bij de korpsen die een bovengemiddeld groot nadeel of voordeel ondervinden van de vertaling van gemeten werklast naar een verdeling op basis van objectieve omgevingskenmerken is om die reden een correctieregeling toegepast. Conform een bij statistische onderzoeken veel gebruikte methode zijn aansluitverschillen die groter zijn dan tweemaal het gemiddelde aansluitverschil te kwalificeren als uitzonderlijk hoog. Aangezien het gemiddelde van de aansluitverschillen 3,31 procent bedraagt, is de drempel voor de correctie gesteld op +6,62 procent, respectievelijk –6,62 procent. Artikel 13c bepaalt dat het relatieve verschil wordt teruggebracht tot twee maal het gemiddelde aansluitverschil. Hierdoor wordt een bovengemiddeld voordeel of nadeel teruggebracht tot een gemiddeld voordeel of nadeel. Deze correctie kan dus zowel ten voordele als ten nadele van het betreffende korps uitvallen.

In bijlage II is voor de jaren 2012 tot en met 2015 per korps het relatieve verschil weergegeven tussen de verdeling van het budget volgens de werklastgegevens en de verdeling op basis van omgevingskenmerken. Hierbij is zoals aangegeven rekening gehouden met de groei- of krimpregeling die conform artikel 13b voor een korps van toepassing is. Deze krimp- en groeibedragen bepalen feitelijk mede de hoogte van het budget dat een korps jaarlijks ontvangt, aangezien het HBVS niet onverkort van toepassing is verklaard. Dit geldt zowel indien de budgetverdeling direct op de gemeten werklast zou zijn gebaseerd, als bij de verdeling op basis van omgevingskenmerken. Om die reden worden de beide systemen (werklast versus omgevingskenmerken) bezien op hun feitelijke uitwerking en wordt daarop gecorrigeerd.

In bijlage II zijn per korps de relatieve verschillen weergegeven tussen de twee verdeelmethoden. Bij korpsen waar het relatieve verschil per jaar kleiner is dan + 6,62 procent of –/– 6,62 procent, is er uit presentatietechnische overwegingen voor gekozen om de relatieve verschillen in twee decimalen weer te geven. In de overige gevallen is het werkelijke aantal decimalen vermeld op grond waarvan de correctiebedragen worden berekend.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 30 880, nr. 11.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven