Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 94, item 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 94, item 12 |
Aan de orde is het VAO Financiën funderend onderwijs (AO d.d. 27/05).
Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Onderwijsgeld moet worden geïnvesteerd in goed onderwijs. Het moet dus niet op de bankrekening komen maar in de klas gevoeld worden. De verantwoording naar de medezeggenschapsraad moet beter als het gaat om het investeren in docenten, kleinere klassen en betere begeleiding. De Partij van de Arbeid is ontevreden met het standpunt van de staatssecretaris over de besteding van de vrijgemaakte 150 miljoen uit het nationaal onderwijsakkoord. Wat ons betreft is nog onvoldoende inzichtelijk op welke wijze scholen dit geld besteed hebben. Daarom heb ik dit VAO aangevraagd en dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat conform de motie-Ypma (27923, nr. 180) de gelden die via het Nationaal Onderwijsakkoord zijn vrijgemaakt, besteed dienden te worden aan het behouden en/of aannemen van jonge docenten in het onderwijs;
constaterende dat de verdeling van deze gelden via de lumpsum eraan bijdraagt dat niet of onvoldoende te herleiden valt op welke wijze de middelen daadwerkelijk besteed zijn;
overwegende dat signalen uit de praktijk aangeven dat veel scholen het geld mogelijk aan andere zaken besteed hebben;
verzoekt de regering, scholen op te roepen om via de "pas toe of leg uit"-methode naar hun medezeggenschapsraad te verantwoorden hoe zij de extra gelden, bedoeld voor het aannemen of behouden van jonge docenten, besteed hebben;
verzoekt de regering, via de sectororganisaties te inventariseren hoe schoolbesturen zich inspannen om jonge leerkrachten te behouden en wat de resultaten daarvan zijn, en de Kamer hierover te rapporteren.
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Transparantie en medezeggenschap zijn de absolute voorwaarden als wij ervoor willen zorgen dat scholen hun geld goed besteden. De heer Van Dijk en ik zijn al een paar jaar bezig met een queeste om te bewerkstelligen dat de medezeggenschap op dit vlak versterkt wordt. Vandaag dien ik daarover mede namens hem een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de medezeggenschapsorganen in het hoger onderwijs inmiddels instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting hebben;
overwegende dat op dit moment medezeggenschapsorganen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs geen instemmingsrecht hebben op de hoofdlijnen van de begroting van onderwijsinstellingen, maar enkel adviesrecht;
overwegende dat personeel, ouders en studenten prioriteit geven aan de kwaliteit van onderwijs en dat zij daarmee de aangewezen partij zijn voor het uitoefenen van evenwichtige tegenkracht en horizontale verantwoording;
verzoekt de regering, voor de zomer van 2016 een wetsvoorstel naar de Kamer te zenden waarin medezeggenschapsorganen in het onderwijs instemmingsrecht krijgen op de hoofdlijnen van de begroting, of ook wel de kaderbrief, van instellingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Rog (CDA):
Voorzitter. In het AO hebben wij onder andere gesproken over de financiën en de bekostiging van het onderwijs. De staatssecretaris heeft toegezegd daarover ook met schoolleiders en leraren te zullen spreken. Toen het er echter om ging hen ook te betrekken bij de sectorakkoorden, de plek waar de ambities van het onderwijs worden neergelegd en de invulling daarvan wordt besproken, gaf de staatssecretaris niet thuis. Ik denk dat het van belang is dat de Kamer op dit punt een signaal geeft, omdat het onderwijs mede door hen wordt vormgegeven. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de sectorakkoorden in het onderwijs tot nu toe slechts worden afgesloten tussen het ministerie en de sectororganisaties, ofwel de werkgeversorganisaties;
overwegende dat het belangrijk is om ook schoolleiders en leraren te betrekken bij de ambities en afspraken over de toekomst van het onderwijs, alsmede de invulling daarvan in deze sectorakkoorden;
verzoekt de regering, bij toekomstige onderhandelingen over de sectorakkoorden in het onderwijs ook de vertegenwoordigers van schoolleiders en leraren te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Straus (VVD):
Voorzitter. In de afgelopen begrotingsbehandeling heb ik samen met collega Ypma een motie ingediend waarin werd gesteld dat scholen hun jaarverslagen en inspectierapporten op de website moeten publiceren, zodat ouders, leerlingen, maar bijvoorbeeld ook medewerkers daar kennis van kunnen nemen. Die motie is door een ruime meerderheid van de Kamer aangenomen. De staatssecretaris heeft toen, en ook nu in het algemeen overleg, gezegd dat hij in eerste instantie de sectorraden zelf de gelegenheid wilde geven om met een code voor goed bestuur te komen waarin dit opgenomen zou zijn. Deze codes zijn er nu. Het is heel goed dat de sectorraden aan de roep vanuit de samenleving om meer transparantie in het onderwijs gehoor hebben gegeven. De vraag is echter of daarmee ook onze motie daadwerkelijk is uitgevoerd. Wat de VVD betreft, is dit niet het geval. In de codes wordt alleen gesproken over de jaarverslagen, terwijl wij ook om de inspectierapporten gevraagd hebben. Ook is niet duidelijk wanneer alle leden van de PO-Raad en de VO-raad deze stukken daadwerkelijk op hun website moeten hebben gezet. Graag vragen wij de staatssecretaris op welke manier hij onze motie verder wil uitvoeren en op welke termijn hij denkt dat alle scholen zowel hun jaarverslag als het inspectierapport op hun website openbaar gemaakt hebben. Het kan niet zo zijn dat wij hier over een jaar weer staan en moeten constateren dat er nog steeds scholen zijn die het op dit punt niet zo nauw nemen. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Op de valreep heeft ook de heer Jasper van Dijk zich nog ingeschreven voor dit debat. Het woord is aan de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, dank voor uw souplesse.
Voorzitter. De motie van de heer Van Meenen is natuurlijk een inkoppertje. Het instemmingsrecht in het hoger onderwijs is geregeld. Het hoeft nu slechts afgemaakt te worden in de andere onderwijssectoren: het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Dat past ook bij een regering die vertrouwen heeft in de sector.
Ik kom nu op het overleg. De motie die ik wil indienen, is verwant aan die van de heer Rog maar ook net anders. Daarom dien ik de mijne toch apart in. Onze intentie is volgens mij echter dezelfde, namelijk dat zo veel mogelijk partijen worden betrokken bij het beleid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het onderwijsbeleid over zo veel mogelijk draagvlak moet beschikken;
constaterende dat de regering veelal uitsluitend met werkgevers overlegt over belangrijke zaken, zoals de nieuwe lumpsumfinanciering en de sectorakkoorden (waarin afspraken worden gemaakt over de besteding van middelen);
verzoekt de regering, bij het overleg tussen de minister en de werkgevers ook de vakbonden te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de staatssecretaris ook in dit geval weer in staat is om direct over te gaan tot het uitspreken van zijn oordeel over de moties.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik kijk even of de moties goed op volgorde liggen.
Ik begin met de motie van mevrouw Ypma op stuk nr. 239. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer. Het is heel erg in lijn met wat we hebben besproken in het AO, namelijk dat we het niet meer allemaal tot achter de komma op Haags aggregatieniveau kunnen doen, maar dat dit typisch zo'n thema is dat in de medezeggenschapsraden aan de orde moet komen. Leraren en ouders kunnen dan het bestuur kritisch bevragen. Het tweede onderdeel erin is: de sectorraden een ultieme poging laten doen om te bekijken wat ze wel in kaart kunnen brengen. Ik hoop en verwacht dat dit samen met een aantal andere dingen die we kunnen doen, onder andere de arbeidsmarktmonitor, in het najaar een soort totaalplaatje geeft, waarmee de Kamer dan een indruk krijgt.
Ik kom op de motie van de heer Van Meenen en de heer Van Dijk op stuk nr. 240. Ik zou eigenlijk een tegenvoorstel willen doen aan de heer Van Meenen en willen bekijken of ik hem kan verleiden om deze motie aan te houden. Ik zie hem lachen. Hij denkt vast: wéér aanhouden? Volgens mij heb ik in het AO een ruimhartige toezegging gedaan over de uitwerking van plannen voor de vereenvoudiging van de bekostiging. Ik vind dat daartegenover moet staan dat scholen transparanter zijn en dat we dan ook moeten bekijken of de mr voldoende in handen heeft om goed tegenwicht te bieden. Als de heer Van Meenen mij vraagt waarom ik niet nu akkoord ga met deze motie, zeg ik hem: omdat ik het op dit moment te kort door de bocht vind. Ik vind het ingewikkeld. Zeer recentelijk is gezegd dat het in het hoger onderwijs wordt ingevoerd, maar het is in het po en vo toch echt weer net wat anders: je hebt mr'en en gmr'en en mr'en niet op het niveau van het bevoegd gezag et cetera. Als de heer Van Meenen de motie in stemming brengt, moet ik haar helaas ontraden, terwijl ik denk dat ik een heel eind met hem kan meebuigen: in het najaar wil ik proberen te schetsen wat de contouren zijn van de vereenvoudiging van de bekostiging en dan kan ik nog voor de zomer van 2016 aangeven of dit een haalbaar punt is.
De heer Van Meenen (D66):
Ik voel die langzame toenadering ook. Ik denk dat we allebei inmiddels tot de overtuiging komen dat dit de enige weg is om ervoor te zorgen dat die verantwoording op een goede manier plaatsvindt en dat het geld de goede plek bereikt. Uiteraard ben ik bereid — maar ik kijk ook even naar de heer Van Dijk — om dit opnieuw aan te houden. Het gaat ons om het doel. De heer Van Dijk roept "nog een keer". Ja, ach …
De voorzitter:
Het is een nieuwe motie, dus ...
De heer Van Meenen (D66):
Het is pas tweeënhalf jaar. Ja, die vorige was verlopen, dus we moesten weer eventjes resetten. Maar goed, laten we dat doen. Ik zie erg uit naar de brief in het najaar, of de teksten die van de staatssecretaris komen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (31289, nr. 240) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dekker:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 241, van de heer Rog. Ik wil eerst wat dingen ophelderen. Wij maken sectorakkoorden. Daar gaan we pas weer mee beginnen in de aanloop naar 2020, dus dit is echt toekomstmuziek. Er liggen nu sectorakkoorden die tot 2020 lopen. Als wij sectorakkoorden maken, is dat niet een kwestie van dingen uit de lucht grijpen. Alle input daarvoor komt uit brede gesprekken, niet alleen met de sectorraden maar ook met veel instanties daaromheen. Ik zal een voorbeeld geven. De sectorakkoorden en de afspraken die daarin zijn uitgewerkt, zijn voor een heel groot deel besproken binnen het Nationaal Onderwijsakkoord, waarbij ook de vakbonden aan tafel zaten. Ook van de afspraken die zijn gemaakt over de professionalisering van leraren kun je niet zeggen dat die niet tot stand zijn gekomen na een heel lange discussie met leraren. Ook de vakbonden zijn daarbij betrokken, maar vooral de lerarenorganisaties, in het kader van de Lerarenagenda. Wat is belangrijk, wat zijn de ambities, et cetera.
Ik wil maar aangeven dat het niet zo is dat het maken van afspraken over de toekomst en de ambities voor beter onderwijs, alleen een kwestie is van achterkamertjes tussen het bevoegd gezag, de sectororganisaties en de overheid. Dat gebeurt vele malen breder. Als wij echter een afspraak maken met een partij — je krijgt meer geld, en wat verwachten wij ervoor terug? — doen wij dat met de partij die het geld krijgt en die daar dan ook verantwoording over moet geven. Dan vind ik het gek om op dat moment vakbonden of andere organisaties aan tafel te vragen. Andersom zou het ook heel gek zijn. Laat ik het voorbeeld noemen van de vakbonden die verenigd zijn in de Onderwijscoöperatie. Stel dat ik, als ik de nieuwe prestatieafspraken maak met de Onderwijscoöperatie, ook even de werkgevers aan tafel haal. Ik weet één ding zeker: daar zouden ze niet toe bereid zijn. Dat zou ook een rare constructie zijn. Al met al zou ik deze motie dan ook willen afraden.
De heer Rog (CDA):
Wat ik dan weer gek vind, is dat het de leraren en schoolleiders zijn die bijvoorbeeld de afspraken over professionalisering die in deze sectorakkoorden staan, moeten uitvoeren. Dan is het toch niet vreemd om hen daar ook bij te betrekken, en niet alleen degene die zich daarvoor later in financiële zin bij de bewindspersonen moet verantwoorden?
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb zojuist al aangegeven dat wij een heel brede consultatie hebben gedaan. De Kamer heeft dat proces op de voet gevolgd. Die Lerarenagenda was er niet in twee maanden. Dat had ermee te maken dat we het hele land zijn doorgegaan. We hebben gesproken op lerarenopleidingen. We hebben verschillende bijeenkomsten gehad. Daar zit heel veel input bij van de mensen om wie het gaat, dus de leraren in Nederland. Als wij afspraken maken over geld dat instanties krijgen en over wat wij verwachten dat zij daarvoor leveren, dan is dat tussen degene die het geld geeft — dat is het ministerie van OCW, en ik leg daarover verantwoording af aan de Kamer — en de partijen waarvan wij verwachten dat ze daar input voor leveren. En dat zijn toch de organisaties die dat geld ontvangen en die vervolgens moeten aangeven welke prestaties ze daarvoor laten zien.
De voorzitter:
De heer Rog, tot slot.
De heer Rog (CDA):
Ik begrijp de angst van de staatssecretaris niet. Ik krijg overigens ook terug van deze organisaties van schoolleiders en leraren dat zij zich soms overvallen voelen door de afspraken die gemaakt worden met de werkgevers. Ik begrijp er dus niets van, maar ik hoop van harte dat een brede Kamermeerderheid de angst van de staatssecretaris wegneemt.
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb nog geen signalen gekregen dat organisaties overvallen zijn. Ik heb ook gezien dat bijvoorbeeld de sectorraad van de vo-sector een enorme tournee heeft gemaakt alvorens het sectorakkoord te sluiten, juist ook om de achterban, de scholen, de leraren en ook de vakbonden te consulteren: als wij deze afspraken maken, kunnen die dan rekenen op draagvlak? Dat is toen ook in kaart gebracht en dat draagvlak was heel breed. Ik zie het probleem van de heer Rog dus niet zo.
Tot slot ga ik in op de motie op stuk nr. 242 van de heer Van Dijk. Hij verzoekt om ook de vakbonden bij het overleg te betrekken. Volgens mij heb ik dit reeds toegezegd tijdens het AO. Wat mij betreft consulteren we breed en betrekken we iedereen erbij. Daarom is deze motie enigszins overbodig.
De voorzitter:
En dus?
Staatssecretaris Dekker:
Een overbodige motie wordt altijd ontraden.
Dan resteren er nog vragen van mevrouw Straus over hoe het zit met de afspraken in de codes. De inspectierapporten zijn openbaar, maar als ik het goed begrijp zegt mevrouw Straus — ik geloof dat dit kan rekenen op een meerderheid van de Kamer — dat ze niet alleen moeten staan op de website van de inspectie, maar ook die van de school. Als ouders daarop kijken, kunnen ze zo direct zien: daar staat een inspectierapport, laten we daar even naar kijken. Ik vind het helemaal geen onredelijke vragen. De codes zijn ingegaan per 1 augustus. Per 1 januari 2016 gaat de commissie toezien op naleving, maar ik wil eigenlijk niet tot die tijd wachten. Als de Kamer het mij toestaat, wil ik in gesprek gaan met de PO-Raad en de VO-raad en bekijken hoe we dit heel snel kunnen realiseren. Als daaruit geen resultaat komt, moeten we zoeken naar andere middelen om het wel te realiseren. Die zijn er overigens niet een-twee-drie. Daarvoor moeten we de wet- en regelgeving aanpassen. Dat kost tijd. Maar ik zie geen enkele reden voor scholen dat zij jaarverslagen, jaarrekeningen en inspectieverslagen niet actief aan ouders zouden tonen. Als mevrouw Straus het goedvindt, wil ik hierop terugkomen in de brief die ik stuur over transparantie en verantwoording.
Mevrouw Straus (VVD):
Ik wil de staatssecretaris heel erg danken voor deze toezegging. Ik wil daar één toevoeging aan doen. Sommige scholengroepen zijn niet aangesloten bij met name de PO-Raad. Als hij dan toch een inspanning gaat plegen om alle scholen op dit punt bij de les te houden, wil ik de staatssecretaris vragen om ook een inspanning te doen om die scholen mee te nemen in dit verhaal.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga daartoe een uiterste poging doen. Het lastige is wel dat als je een code voor goed bestuur afspreekt met je leden en een aantal scholen geen lid zijn, je daar die commissie niet naar kunt laten kijken. De VO-raad en PO-Raad hebben ook geen sanctiemechanisme om daarbij in te grijpen. Maar ik vind dat de Kamer en ik als bewindspersoon voor onderwijs de afweging moeten maken of wij het voldoende vinden of dat wij vinden dat het helemaal breed zou moeten gebeuren. Dan kom je wel bij het complex van wet- en regelgeving. Dat is een heel zwaar instrument. Ik sluit het allemaal niet uit, maar het zou mooi zijn als het op een andere manier zou kunnen.
De voorzitter:
Mevrouw Straus, tot slot.
Mevrouw Straus (VVD):
Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de scholen die niet bij de raden aangesloten zijn, toch wel ontvankelijk zijn voor het bericht van de staatssecretaris om het gewoon te doen en die stukken op de website te publiceren. Daar hoeft dan geen wet- en regelgeving voor te zijn. Dat lijkt mij geen onredelijk verzoek.
Staatssecretaris Dekker:
Mij ook niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Stemming over de ingediende moties vindt komende dinsdag plaats.
De vergadering wordt van 17.23 uur tot 19.33 uur geschorst.
Voorzitter: Bosma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-94-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.