35 830 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2020

Nr. 8 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 27 mei 2021 voorgelgd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij brief van 8 juni 2021 zijn ze door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Jansma

Vraag 1: Wat was de toezichtsintensiteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in het kader van dierenwelzijn in 2020, uitgesplitst naar primaire bedrijven, bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren en overige doelgroepen (waaronder houders van paarden), slachthuizen voor roodvlees en slachthuizen voor pluimvee?

Antwoord:

In de onderstaande tabel wordt de toezichtsintensiteit van de NVWA in het kader van dierenwelzijn weergegeven. Voor de groep «Bedrijfsmatige houders gezelschapsdieren» hecht ik eraan te vermelden dat de toezichtintensiteit is berekend op basis van de groep bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren die als zodanig geregistreerd staan.

Het toezichtbeeld is dat relatief veel bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren zich niet als bedrijfsmatige houder van gezelschapsdieren laten registreren. De gerapporteerde toezichtsintensiteit voor de groep «Bedrijfsmatige houders gezelschapsdieren» valt hierdoor relatief hoog uit.

Categorie

Toezichtsintensiteit

Primaire bedrijven

3%

Slachthuizen voor roodvlees

92%

Slachthuizen voor pluimvee

97%

Bedrijfsmatige houders gezelschapsdieren

23%

Overige doelgroepen

< 1%

Vraag 2: Hoeveel primaire bedrijven in de veehouderij zijn er in totaal door de NVWA geïnspecteerd in 2020? Bij hoeveel van deze bedrijven zijn er overtredingen vastgesteld en bij hoeveel daarvan heeft dit geleid tot een rapport van bevindingen, boete of maatregel?

Antwoord:

Bij de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat u doelt op controles in het kader van dierenwelzijn. Er vinden ook andere controles plaats bij primaire bedrijven. De NVWA heeft in 2020 in totaal 777 van de 37.324 primaire bedrijven in de veehouderij op dierenwelzijn geïnspecteerd. Aan 137 van deze bedrijven is een maatregel opgelegd. De door u verzochte gegevens inzake het aantal primaire bedrijven waar in 2020 een overtreding is vastgesteld en het aantal primaire bedrijven waarbij de inspectie in 2020 leidde tot respectievelijk het opmaken van een rapport van bevindingen en boeteoplegging, waren ten tijde van de beantwoording nog niet beschikbaar.

Later dit jaar publiceert de NVWA zogenaamde «factsheets» waarin op diersoortniveau uiteen wordt gezet hoeveel inspecties hebben plaatsgevonden in 2020 en welke interventies volgden op deze inspecties.

Vraag 3: Wat zijn de voorwaarden voor het uitvoeren van fysieke inspecties voor de handhaving/toezicht op artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren?

Antwoord:

Het «ARBO-protocol COVID-19 huiselijke sfeer» heeft betrekking op de tijdelijk aangepaste werkwijze vanwege Covid-19 voor het inspecteren in de gezelschapsdieren sector. Een deel van deze controles vindt in de huiselijke sfeer plaats.

Inspecties in de huiselijke sfeer en/of voor artikel 3.4 uit Besluit houders van dieren, zijn vaak niet op 1,5m afstand uit te voeren van de geïnspecteerde of van de inspecteurs tot elkaar. Daarom zijn aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) vereist, zoals het dragen van latex/nitril handschoenen, een FFP2 mondkapje en een veiligheidsbril. Daarnaast kan worden gevraagd om het huis te ventileren voor betreding en worden extra niet-medische mondkapjes meegebracht indien geïnspecteerde wenst dat ook te dragen.

Vraag 4: Hoe ligt inmiddels de verhouding tussen de taken en de middelen van de NVWA?

Antwoord:

Ik heb uw Kamer op 16 oktober 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 171) mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de balans tussen taken en middelen van de NVWA. In de voortgangsbrief van 29 januari 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 179) heb ik u geïnformeerd dat in het Jaarplan 2021 een aantal van de meest dringende risico’s zijn ondervangen. Daarbij gaat het onder andere om de inzet van aanvullende middelen voor visduurzaamheid (als gevolg van de infractieprocedure en om nieuwe ingebrekestellingen in de toekomst te voorkomen), voor de versterking van het toezicht op de vleesketen (keuren) en voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarnaast zijn in 2020 extra middelen ingezet ten behoeve van het toezicht op meststoffen en productveiligheid.

Deze versterkingen voorkomen niet dat er nadere keuzes nodig zijn in de opgaves van de NVWA. Ik heb samen met de NVWA moeten vaststellen dat de opgave van de NVWA sterker is gegroeid dan voor de organisatie mogelijk is. Dit door de stapeling van werkzaamheden als gevolg van nieuwe wetgeving, de noodzaak tot versterking van het toezicht (basis op orde) en de Brexit.

Zoals ik ook eerder heb aangegeven biedt extra capaciteit niet in alle gevallen een oplossing. Ik kijk daarom samen met de NVWA ook naar andere handelingsperspectieven, zoals de omvang van het takenpakket en de haalbaarheid van alle aanvullende vragen die op de NVWA afkomen. Een taakanalyse moet leiden tot voorstellen voor taakverlichting in het omvangrijke takenpakket van de NVWA. Daarnaast kijk ik samen met de NVWA naar (juridische) mogelijkheden om meer gebruik te kunnen maken van alternatieve of digitale vormen van toezicht en naar mogelijkheden om de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving te vergroten.

Ten slotte vind ik het belangrijk om duidelijk te zijn over de huidige grenzen die er zijn aan het werk van een toezichthouder. Samen met de NVWA wil ik eraan werken om de verwachtingen daarover beter beheersbaar te maken.

Vraag 5: Hoeveel meldingen zijn er de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst per jaar) bij Meldpunt 144 binnengekomen? In welke categorieën zijn deze meldingen te verdelen?

Antwoord:

De afgelopen jaren stabiliseert het aantal meldingen op ongeveer 100.000 meldingen per jaar. Ongeveer 30% van het meldingenaanbod betreft afhandeling door dierenambulances. Meldingen van verstoord dierenwelzijn komen ook via andere politiekanalen binnen zoals 112 en 0900-8844.

Vraag 6: Hoeveel meldingen zijn de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst per jaar) vanuit Meldpunt 144 doorgezet naar politie, hoeveel naar de NVWA, hoeveel naar de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en hoeveel naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)?

Antwoord:

Een uitsplitsing van de meldingen is niet binnen de beantwoordingstermijn beschikbaar. De RVO ontvangt geen meldingen van het Meldpunt 144, omdat het geen eerstelijnsorganisatie is. Daarnaast heeft de NVWA ook haar eigen meldpunt, waar onder andere meldingen van dierenwelzijnsaantasting gedaan kunnen worden.

Meldingen vanuit Meldpunt 144 worden pas sinds het laatste kwartaal van 2018 bij de LID uitgezet. Voorheen gingen deze meldingen volgens de toenmalige werkafspraken naar de politie. De LID zelf heeft voor het jaar 2020 4.837 meldingen doorgezet gekregen vanuit Meldpunt 144. Cijfers van voorgaande jaren zijn op dit moment niet beschikbaar.

Vraag 7: Hoeveel meldingen die Meldpunt 144 ontvangen heeft in 2020 zijn daadwerkelijk opgepakt en hoeveel niet? Hoeveel meldingen hebben geleid tot een sanctie of vervolging?

Antwoord:

De incidentafhandeling is een verantwoordelijkheid van elke ketenpartner. De opvolging wordt per ketenpartner vanuit eigenstandige resultaatsverantwoordelijk geregistreerd en deze gegevens zijn op dit moment niet beschikbaar. Het Meldpunt 144 heeft geen algeheel overzicht van de opvolging van meldingen.

Vraag 8: Hoeveel taakaccenthouders dierenwelzijn kent Nederland momenteel en zijn er nog regio's die geen taakaccenthouders dierenwelzijn hebben?

Antwoord:

De politie heeft ongeveer 250 themahouders (eerdere benaming: taakaccenthouders) binnen het thema dieren in criminaliteit en gebiedsgebonden politie (DCG). Deze themahouders zijn verspreid over elke regionale eenheid in Nederland.

Vraag 9: Welk percentage van hun tijd worden taakaccenthouders gemiddeld daadwerkelijk ingezet voor dierenwelzijnszaken?

Antwoord:

De tijdsbesteding van themahouders (eerdere benaming: taakaccenthouders) laat zich niet uitdrukken in een percentage. De daadwerkelijk tijdsbesteding van een themahouder wordt bepaald door de omvang en aard van meldingen en de vereiste expertise.

Vraag 10: Hoe vaak trad de NVWA in 2018, 2019, 2020 en tot op heden in 2021 op tegen de verwaarlozing of mishandeling van dieren en tot hoeveel rapporten van bevindingen, waarschuwingen, boeterapporten, houdverboden, processen-verbaal en veroordelingen heeft dit geleid?

Antwoord:

Ik heb de door u gestelde vraag opgevat als een informatiebezoek inzake het aantal interventies naar aanleiding van geregistreerde overtredingen (naar aanleiding van toezicht door de NVWA) van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren (dierenmishandeling) of artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren (onthouden nodige verzorging). Dierenwelzijnsovertredingen worden op verschillende wijzen geadministreerd. Als een gedraging een overtreding van meerdere artikelen oplevert wordt soms volstaan met de registratie van het meest specifieke overtreden artikel. Dit betekent dat niet in alle gevallen tévens een overtreding van de meer algemene artikelen van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren (dierenmishandeling) of artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren (onthouden nodige verzorging) wordt geregistreerd. De door u verzochte gegevens worden – voor zover beschikbaar – samengevat in tabel hieronder. Soms kan een overtreding leiden tot meerdere interventies. Ik beschik niet over gegevens inzake het aantal opgelegde strafrechtelijke houdverboden en strafrechtelijke veroordelingen. Voor het jaar 2021 geldt dat niet alle in 2021 geconstateerde overtredingen reeds tot een interventie geleid hebben. Het afronden van een interventietraject kost enige tijd.

 

2018

2019

2020

2021 (peildatum 1 juni 2021)

Aantal keer dat NVWA-inspecteurs een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren (dierenmishandeling), of artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren (onthouden nodige verzorging) vaststelden en werd geïntervenieerd.

205

168

139

42

Aantal opgemaakte rapporten van bevindingen (hieronder valt ook een «boeterapport») naar aanleiding van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren (dierenmishandeling), of artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren (onthouden nodige verzorging). Het rapportagejaar verwijst naar het jaar waarin de inspectie plaatsvond, die leidde tot de interventie, dit kan afwijken van het jaar waarin de interventie plaatsvond.

90

78

84

23

Aantal uitgevaardigde waarschuwingen naar aanleiding van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren (dierenmishandeling), of artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren (onthouden nodige verzorging). Het rapportagejaar verwijst naar het jaar waarin de inspectie plaatsvond, die leidde tot de interventie, dit kan afwijken van het jaar waarin de interventie plaatsvond.

109

81

54

21

Aantal opgemaakte processen-verbaal naar aanleiding van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren (dierenmishandeling), of artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren (onthouden nodige verzorging). Het rapportagejaar verwijst naar het jaar waarin de inspectie plaatsvond, die leidde tot de interventie, dit kan afwijken van het jaar waarin de interventie plaatsvond.

54

44

41

10

Vraag 11: Hoeveel dieren werden in 2020 in beslag genomen vanwege verwaarlozing (uitgesplitst naar diersoort) en wat gebeurde er met deze dieren?

Antwoord:

In onderstaande tabel vindt u het aantal dieren dat in 2020 in beslag is genomen vanwege verwaarlozing, uitgesplitst naar diersoort en bestemming.

 

SOORT

AANTAL

BESTEMMING

Landbouwhuisdieren

Geit

5

Geschonken

Landbouwhuisdieren

Paard

20

Geschonken/Verkopen

Landbouwhuisdieren

Pony

37

Verkopen

Landbouwhuisdieren

Pluimvee: Kip/Gans/Parelhoen

130

Geschonken

Landbouwhuisdieren

Rund

129

Verkopen/Teruggegeven aan eigenaar

Landbouwhuisdieren

Schaap

118

Verkopen

Landbouwhuisdieren

Varken

1

Geschonken

Gezelschapsdieren

Hond

554

Herplaatsen/Verkopen/Geschonken/Teruggegeven aan eigenaar/78 Euthanasie

Gezelschapsdieren

Kat

400

Verkopen/geschonken/Teruggegeven aan eigenaar/17 Euthanasie

Gezelschapsdieren

Hamster/rat/Cavia

21

Geschonken

Gezelschapsdieren

Konijn

51

Geschonken

Gezelschapsdieren

Fret

1

Geschonken

Gezelschapsdieren

Vis:Zoetwater vis

1

Vernietigen

Beschermd Levend

Gekko

1

Geschonken

Beschermd Levend

Grasparkiet/Blauwgele ara/Valkparkiet/Grijze roodstaartpapegaai/Geelvoorhoofdamazone/Witkuifkaketoe

662

Teruggegeven aan eigenaar/spontaan overleden

Beschermd Levend

Schildpad

97

Spontaan overleden/opslag

Beschermd Levend

Slang

4

Ondergebracht bij opslaghouder

In/Uitheemse vogel

Torenvalk/Havik/Urmi beeksalamander/Dwergooruiltje/Kerkuil

29

Vrijgelaten/beslissing nog in uitvoering/Vervreemden

Uitheemse zoogdier

Stinkdier

5

geschonken

Uitheemse vogel

Bubo africanus/Ninox novaeseelandiae/Parabuteo unicinctus

37

Ondergebracht bij opslaghouder

Uitheemse vis

Rode Papegaai Cichlide/Maanvis/ Vuurstaartlabeo/Harnasmeerval

24

Herplaatsen/Opslag

Inheemse vogels

Kauw/Sierduif/Ekster/Duif/Kraai/ Zwartkop/Sijs/Krakeend/Kneu/Vink/Smient/Wntertaling/Putter/Europese kanarie/Zwartkopgors/Barmsijs/Merel/Wilde eend/Fzant

464

Vrijgelaten/beslissing nog in uitvoering/Vervreemden/Euthanasie

TOTAAL

 

2791

 

Bron: RVO

Vraag 12: Hoeveel kalveren zijn er in 2019 en 2020 geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

Het aantal geïmporteerde kalveren per land in 2019 en 2020 is als volgt (bron: RVO):

 

2019

2020

België

41.721

23689

Denemarken

35.521

41910

Duitsland

626.298

589714

Estland

20.605

23106

Frankrijk

4

4

Groot Brittannië

146

298

Ierland

79.377

47127

Italië

109

302

Letland

22.000

15069

Litouwen

4.860

0

Luxemburg

11.075

19161

Polen

1.537

268

Slowakije

2.315

782

Spanje

14

9

Tsjechië

15.758

3278

Totaal:

861.340

764.717

Vraag 13: Hoeveel kalfjes zijn er geslacht in 2019 en 2020?

Antwoord:

Volgens de gegevens van de NVWA zijn er in 2019 1,59 miljoen kalveren geslacht en in 2020 1,51 miljoen (bron NVWA: RSG).

Vraag 14: Hoeveel kalfjes zijn er per jaar gedood en afgevoerd naar een destructiebedrijf (in plaats van vetgemest in kalverhouderijen) in de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020?

Antwoord:

RVO houdt de meldingen van dode kalveren bij. De oorzaak van de dood is niet bekend en wordt daarom niet apart geregistreerd. In onderstaande tabel staan de aantallen doodmeldingen (exclusief doodgeboortes) per leeftijdscategorie die zijn geregistreerd in het Identificatie & Registratie (I&R)-systeem in het jaar 2020. Kalfjes dienen binnen 3 werkdagen geoormerkt te worden. Als een kalfje levend geboren is, maar sterft voor het geoormerkt is, wordt het tot de doodgeboren kalfjes gerekend.

Leeftijdscategorie

Aantal doodmeldingen kalveren 2020

Sterfte op dag 0

1.232

Sterfte tussen 1 en 7 dagen

15.726

Sterfte tussen 7 en 14 dagen

25.478

Sterfte tussen 14 en 28 dagen

22.156

Sterfte tussen 28 en 180 dagen

56.164

Vraag 15: Hoeveel kalfjes zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

Er zijn in 2020 21.661 kalfjes geëxporteerd vanuit Nederland met als voornaamste doel mesterij. Deze gegevens zijn afkomstig van RVO.nl.

In het systeem dat bijhoudt naar welke landen runderen worden geëxporteerd wordt geen onderscheid gemaakt naar leeftijd (Trade Control and Expert System, Traces).

Vraag 16: Hoeveel NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven in de kalverhouderij en hoeveel daarvan waren aangekondigd?

Antwoord:

Er zijn 7 inspecties van het welzijn van witvlees- of rosékalveren in de vleeskalverenhouderij uitgevoerd in 2020. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 17: Hoeveel inspecties dierenwelzijn hebben er plaatsgevonden in vleeskalverstallen in de eerste helft van 2020 en hoeveel in de tweede helft van 2020?

Antwoord:

Er zijn drie inspecties bij vleeskalverenbedrijven uitgevoerd in de eerste helft van 2020 en vier inspecties in de tweede helft van 2020.

Vraag 18: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven in de kalverhouderij waren op basis van een melding en hoeveel hiervan waren op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Er zijn 6 inspecties bij vleeskalverenbedrijven uitgevoerd op basis van een melding en er is één herinspectie uitgevoerd. Er hebben in 2020 geen inspecties plaatsgevonden op basis van regulier toezicht.

Vraag 19: Kunt u een overzicht geven van het aantal geboortemeldingen van alle typen rundveebedrijven in 2019 en 2020 en de kalversterfte in deze jaren, uitgesplitst naar het aantal doodgeboren kalveren, sterfte tot 14 dagen na geboorte, de sterfte tussen 14 en 56 dagen na geboorte, de sterfte tussen 56 en 180 dagen na geboorte en de sterfte tussen 180 en 365 dagen na geboorte?

Antwoord:

Hieronder vindt u het gevraagde overzicht.

JAAR

Aantal geboortemeldingen

Aantal doodgeboortes

Sterfte 0–14

Sterfte 14–56

Sterfte 56–180

Sterfte 180–365

2019

1.536.677

125.239

45.456

34.403

25.098

9.432

2020

1.539.051

118.835

42.310

33.206

23.579

6.810

Bron: RVO

Vraag 20: Hoeveel kalveren zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 21: Hoeveel kalverhouders hebben een aanvraag gedaan voor de alternatieve vloeren-subsidie sinds de openstelling daarvan?

Antwoord:

303 kalverhouders hebben een subsidieaanvraag voor een welzijnsvriendelijke kalvervloer ingediend. Op basis van het beschikbare budget, hebben 175 kalverhouders een subsidieverlening ontvangen.

Vraag 22:. Hoeveel kalverhouders hebben inmiddels alternatieve vloeren geplaatst met behulp van de subsidie voor alternatieve vloeren en om hoeveel kalverplaatsen gaat dit?

Antwoord:

Tot 31 mei jl. hebben 73 kalverhouders bij RVO een betaalverzoek gedaan in verband met subsidie voor een welzijnsvloer. Dat betekent dat deze veehouders een welzijnsvloer hebben laten plaatsen en het betaalbewijs hebben ingestuurd naar RVO. Het gaat daarbij om 44.161 kalverplaatsen.

Vraag 23: Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven in de melkveehouderij? Hoeveel van deze controles waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 in totaal 256 welzijnscontroles uitgevoerd op primaire bedrijven in de melkveehouderij. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 24: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven in de melkveehouderij werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Van de in totaal 256 welzijnscontroles op primaire bedrijven in de melkveehouderij werden er 149 uitgevoerd op basis van een melding en 107 op basis van regulier toezicht.

Vraag 25: Hoeveel NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven met runderen in de vleesveehouderij?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 in totaal 261 welzijnscontroles uitgevoerd op primaire bedrijven met runderen in de vleesveehouderij.

Vraag 26: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven met runderen in de vleesveehouderij werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Van de in totaal 261 welzijnscontroles op primaire bedrijven met runderen in de vleesveehouderij werden er 154 uitgevoerd op basis van een melding en 107 op basis van regulier toezicht.

Vraag 27: Wat was in 2020 de sterfte (de «uitval» voordat de dieren naar de slacht gaan) bij primaire bedrijven met runderen in de vleesveehouderij, van geboorte tot aan de slachtleeftijd?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 28: In hoeveel procent van de melkveehouderijen worden de koeien het hele jaar op stal gehouden?

Antwoord:

18% van de bedrijven met melkkoeien hield in 2019 alle koeien het hele jaar op stal. Het betreft 2850 bedrijven en 376000 melkkoeien die het hele jaar op stal stonden.

3% van de bedrijven met melkkoeien hield in 2019 een deel van de koeien het hele jaar op stal. Het betreft ruim 400 bedrijven. 48000 melkkoeien op deze bedrijven stonden het hele jaar op stal.

Vraag 29: Hoeveel melkveehouderijen houden de koeien het hele jaar op stal en om hoeveel koeien gaat het hierbij?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 28.

Vraag 30: Hoeveel noodslachtingen/euthanasie van melkkoeien vonden er plaats op melkveebedrijven (inclusief mobiele slacht) in 2020, 2019, 2018 en 2017

Antwoord:

De NVWA houdt geen gegevens bij over geëuthanaseerde runderen op veehouderijen. Ook kan de NVWA over de gevraagde periodes geen uitsplitsing geven over melkkoeien en andere runderrassen. Daarom in onderstaande tabel de gegevens over alle runderen. Onderstaande cijfers over noodslachtingen zijn aangevuld t.o.v. de cijfers die genoemd zijn in het Schriftelijk Overleg MDU en Waterverstrekking van 16 juli 2020.

Volwassen runderen, alle rassen

2020

2019

2018

2017

Noodslachting

9.852

9.335

9.490

8.925

Mobiele slacht pilot

197

1861

73

0

Vraag 31: Welke gemiddelde leeftijd behaalden melkkoeien in Nederland voordat zij werden afgevoerd naar de slacht in 2020 en hoe verhoudt dat zich tot eerdere jaren?

Antwoord:

Uit de rapportage basismonitoring diergezondheid rundvee, over het vierde kwartaal 2020, uitgevoerd in opdracht van LNV en de sector, blijkt dat de levensduur op melkveebedrijven in het derde kwartaal van 2020 op 6 jaar lag. In het derde kwartaal van 2019 was dit nog 5 jaar en 8 maanden. De levensduur ligt hiermee nu op de hoogste waarde in de afgelopen vijf jaar. Verlengen van de levensduur maakt onderdeel uit van het verduurzamingsplan van de Duurzame Zuivelketen (DZK) dat de sector op mijn verzoek heeft opgesteld.

Vraag 32: Hoe vaak wordt «drenchen» toegepast in de veehouderij?

Antwoord:

Drenchen van koeien wordt toegepast bij ernstig zieke dieren, waarbij inbrengen van grote hoeveelheden vocht van levensreddend belang is, bijvoorbeeld bij shock door een bloedvergiftiging. Er worden geen centrale gegevens bijgehouden over het voorkomen van ernstig zieke koeien waarbij drenchen onderdeel is van de behandeling.

Vraag 33: Hoeveel runderen zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

Er zijn in 2020 ongeveer 242.000 runderen geëxporteerd vanuit Nederland. Ongeveer 4% hiervan betrof export naar landen buiten de Europese Unie. De in 2020 geëxporteerde runderen zijn geëxporteerd om te worden gehouden als fok- of gebruiksdier of voor de slacht. Het overgrote deel van de runderen had een bestemming binnen de Europese Unie (inclusief Noorwegen, Oekraïne en Zwitserland). Het grootste deel daarvan ging naar België, Spanje, Polen en Italië. Buiten de Europese Unie betrof het ruim vijftien verschillende landen, waarbij Rusland en Oezbekistan het grootste aantal ontvingen. Dit betreft cijfers over exportcertificering op basis van het systeem Traces. In dit systeem wordt geen onderscheid gemaakt naar leeftijd van runderen, dus de gegevens zijn inclusief kalveren (zie ook vraag 15).

Vraag 34: Hoeveel runderen zijn er in 2020 geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

Er zijn in 2020 ruim 930.000 runderen geïmporteerd in Nederland. Het overgrote deel van de runderen was afkomstig uit Duitsland (bron: Traces). Er zijn in 2020 geen runderen geïmporteerd vanuit derde landen (bron: VGC-systeem).

Vraag 35: Hoeveel rundvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd rundvlees anders dan de aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland ca. 511.000 runderen geslacht. In dezelfde periode is er ongeveer 48.186.000 kg. rundvlees geëxporteerd.

Vraag 36: Hoeveel vissen uitgesplitst per soort bevinden zich in de aquacultuur in Nederland?

Antwoord:

Voor de viskweeksector zijn paling en meervalachtigen (Afrikaanse meerval en Claresse) de belangrijkste soorten. Deze productievolumes van deze soorten zijn de afgelopen jaren relatief stabiel gebleven

Tabel: Productie en omzet viskweeksector

Viskweek Productie (ton)

2009

2011

2019

Paling

3.000

2.000

2.200

Meervalachtigen

4.000

2.100

2.700

Snoekbaar

130

190

100

Tilapia

5

1

Tarbot

210

270

30

Forel en overig

50

40

Yellowtail kingfish

430

Vraag 37: Hoeveel runderen zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 38: Hoeveel vis vingen Nederlandse rederijen in 2020 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich, uitgesplitst per jaartal, tot 2015, 2010, 2005 en 2000?

Antwoord:

De visserijsector in Nederland is zeer divers, en de vissoorten die zij vangt ook. Een overzicht van deze sectoren en de vissoorten die zij het meest vangen in tonnen (aantallen worden niet geregistreerd), kunt u vinden op de website van Wageningen University Research1. Alle beschikbare vangstgegevens van de Nederlandse vloot zijn hierin verwerkt.

Vraag 39: Hoeveel vis vingen Nederlandse vissersschepen in 2020 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich, uitgesplitst per jaartal, tot 2015, 2010, 2005 en 2000?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 38. Er wordt in de vangstdata van Nederland geen onderscheid gemaakt tussen vissersschepen en rederijen.

Vraag 40: Hoeveel vis werd in 2020 in Nederland aangeland in 2020 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich, uitgesplitst per jaartal, tot 2015, 2010, 2005 en 2000?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 38. Op de daar genoemde website wordt specifiek aandacht besteed aan de aanlandingen door de Nederlandse vloot onder het kopje «vis aanvoer». Daarnaast worden de aanlandingen in Europa bijgehouden op de website van EUMOFA (de waarnemingspost voor de EU-markt voor visserij- en aquacultuurproducten). U kunt de aanlandingen in Nederland vinden onder het kopje aanlandingen.2

Vraag 41: Hoeveel inspecties voerde de NVWA in 2020 uit naar de visserij (op zee en in havens), uitgesplitst per locatie? Hoe vaak werden daarbij overtredingen geconstateerd en welke overtredingen waren dit?

Antwoord:

De NVWA voerde in 2020 in totaal 1.234 zeegerelateerde inspecties uit. In 202 gevallen werden daarbij overtredingen geconstateerd. Van die 1.234 inspecties vonden 213 inspecties specifiek op zee plaats, waarbij 22 overtredingen werden vastgesteld. Het betroffen met name overtredingen ten aanzien van het vissen met een te kleine maaswijdte, het niet tijdig insturen van vangstregistratie-berichten en het omgaan met ondermaatse vis. Specifiek in de aanlandhavens zijn 239 inspecties uitgevoerd en daarbij zijn 20 overtredingen vastgesteld. Het betroffen met name overtredingen ten aanzien van de aanvoer van aanlandplichtige ondermaatse vis tussen de maatse vis, de aanvoer van ondermaatse zeebaars en het niet voldoen aan de weegvoorschriften.

Vraag 42: Hoeveel levende palingen gaan er jaarlijks vanuit Nederlandse kwekerijen op transport naar het buitenland om daar geslacht te worden?

Antwoord:

De paling is opgenomen in het CITES-verdrag3. Hierdoor is de export van alle paling en producten van paling, dus ook glasaal, naar landen buiten de EU verboden. Voor het verkeer tussen lidstaten van de EU is er geen verplichting voor het registreren van transporten van levende vis voor humane consumptie. De NVWA houdt hier daarom geen registratie van bij.

Vraag 43: Hoeveel palingkwekerijen zijn door de NVWA in 2020 gecontroleerd op het naleven van verdoofd slachten en in hoeveel gevallen werd er niet voldaan aan de verplichte verdoving?

Antwoord:

Het doden van paling gebeurt niet alleen bij palingkwekerijen maar (vooral) ook bij palingrokerijen en andere visverwerkende bedrijven. In 2020 zijn er bij deze bedrijven 18 inspecties uitgevoerd.

Bij acht bedrijven werd paling gedood: bij één viskwekerij en zeven visverwerkende bedrijven.

Eén van deze acht bedrijven (een vislevensmiddelenbedrijf) voldeed niet aan de verplichte verdoving.

Vraag 44: Hoeveel levende krabben en kreeften worden jaarlijks in Nederland gevangen voor consumptie?

Antwoord:

Vissers zijn verplicht hun vangsten bij aanlanding op te geven. De registratie hiervan vindt plaats op gewicht en niet in aantallen. Over het afgelopen periode 2017–2020 hebben Nederlandse vissers jaarlijks de volgende registratie van kreeften en krabben aangeleverd:

Soort

2017

2018

2019

2020

Kreeft

76.709 kg.

63.491 kg.

55.993 kg.

53.633 kg.

Langoustines

1.419.039 kg.

841.376 kg.

1.409.187 kg.

848.797 kg.

Noordzeekrab

528.771 kg.

557.471 kg.

981.575 kg.

595.145 kg.

Strandkrab

16.917 kg.

36.329 kg.

24.277 kg.

21.866 kg.

Chinese wolhandkrab

6.253 kg.

38.014 kg.

24.213 kg.

13.343 kg.

Europese spinkrab

1.013 kg.

2.909 kg.

5.888 kg.

6.947 kg.

Vraag 45: Hoeveel levende krabben en kreeften worden jaarlijks in- en uitgevoerd in Nederland? Welk percentage van de kreeften en krabben sterft tijdens transport?

Antwoord:

In 2020 zijn er ongeveer 26.400 krabben en kreeften en 53 zendingen met een gewicht van ongeveer 56.000 kg (aantallen onbekend) Nederland ingevoerd. Hierbij is geen sterfte geconstateerd. In 2020 zijn ongeveer 3.180.000 krabben en kreeften Nederland uitgevoerd. Over sterfte bij deze uitgevoerde krabben en kreeften zijn geen gegevens bekend.

Vraag 46: Hoeveel levende kreeften en krabben worden er in Nederland jaarlijks aan particulieren verkocht voor consumptie (in vishandels, groothandels en horeca)?

Antwoord:

Alle vissers dienen op basis van communautaire verplichtingen hun vangsten en aanlandingen te registreren, waarbij deze registraties «in gewicht» worden geboekt. Op basis hiervan kan worden vastgesteld wat de jaarlijkse onttrekking door de visserij is. Een overzicht van deze aanlandingen in de periode 2017 tot en met 2020 treft u aan in het antwoord op vraag 44. Er vindt echter geen afzonderlijke registratie plaats van visverkoop aan particulieren.

Vraag 47: Hoeveel directe en indirecte financiële bijdragen vanuit de Nederlandse overheid en vanuit de EU ontvangt het Visbureau voor de promotie van visconsumptie?

Antwoord:

Momenteel is aan het Visbureau een budget verleend van circa € 2 miljoen euro uit het EFMZV voor de uitvoering van projecten die ook promotieactiviteiten bevatten. Dit budget bestaat voor 75% uit EU-budget en voor 25% uit nationale cofinanciering. Dit betreft een directe financiële bijdrage. Er is geen andere directe subsidiestroom vanuit de overheid richting het Visbureau voor de uitvoering van promotieactiviteiten. Het is niet duidelijk wat wordt bedoeld met indirecte financiële bijdragen maar er zijn geen andere geldstromen dan genoemde EFMZV-subsidie vanuit LNV.

Vraag 48: Waarom wordt het bedwelmen van vissen nog niet als praktijkrijp bezien, gezien de Spes Nova van Ekofish al ruim een jaar zonder noemenswaardige problemen de gevangen vissen bedwelmt? Wat moet er nog gebeuren voordat het bedwelmen van vissen praktijkrijp is? Welke verschillende aspecten van het meerjarig vervolgonderzoek naar de toepassing van het bedwelmen van vissen aan boord worden als zijnde noodzakelijk geacht?

Antwoord:

De door de Spes Nova toegepaste techniek is niet wetenschappelijk getest en derhalve nog niet praktijkrijp. Het lopende onderzoek naar bedwelming bij wildvangst wordt vooralsnog onder laboratoriumomstandigheden gedaan. Hierin is vastgesteld wat de specificaties zijn om schol, tong, schar en kabeljauw onmiddellijk met een elektrische stroom in het water te bedwelmen. Specificaties voor bedwelmen van kabeljauw in zeewater zijn reeds beschikbaar, deels ook voor schar. Dit jaar worden experimenten uitgevoerd om de specificaties, die nog niet beschikbaar zijn, te verkrijgen. Ook is in het lopend onderzoek een deskstudie uitgevoerd naar de mogelijkheden om het vuil in het net te scheiden van de marktwaardige vissen.

In genoemd onderzoek worden geen praktijktesten uitgevoerd om het elektrisch bedwelmen van gevangen vissen daadwerkelijk te operationaliseren. De Europese Voedsel en Waren Autoriteit (EFSA) adviseert dat ook deze praktijktesten zijn uitgevoerd en gerapporteerd.

Gerapporteerde praktijktesten zijn ook van belang in verband met bijvoorbeeld de veiligheid van de bemanning en het soort en de grootte van het vaartuig.

Momenteel is er derhalve nog geen wetenschappelijk onderbouwd bedwelmingsapparaat beschikbaar. Toepassing van bedwelming aan boord van een vissersschip vergt meerjarig vervolgonderzoek.

Vraag 49: Hoeveel zeezoogdieren worden in Nederland in gevangenschap gehouden? Kunt u dat uitsplitsen naar soort en locatie?

Antwoord:

In onderstaande tabel staat een overzicht van de zeezoogdieren die in Nederlandse dierentuinen gehouden worden. Iedere dierentuin verstrekt eens per jaar een overzicht aan RVO van het aantal dieren dat het voorgaande jaar in de dierentuin is geboren, gestorven, verworven en uitgeplaatst. Op deze manier kan RVO het verloop in dierentuinen monitoren en signalen van welzijnsproblemen in een vroeg stadium opsporen. Vrijwel alle dierentuinen leveren daarbij ook een overzicht van hun actuele dierbestanden aan, al is het verstrekken van dit overzicht niet verplicht. Daarom is van enkele dierentuinen niet exact bekend hoeveel dieren zij van iedere soort houden.

Naast de dierentuinen in dit overzicht zijn er ook opvangcentra die zeehonden tijdelijk opvangen met het doel deze weer terug te laten keren naar de natuur en houdt onderzoeksinstituut SEAMARCO een aantal zeezoogdieren.

Vergunninghouder

Soort

(Latijnse naam)

Soort

(Nederlandse naam)

Aantal

Gegevens uit jaar

Aqua Zoo Friesland

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

Onbekend

n.v.t.

Phoca vitulina

Gewone zeehond

Onbekend

n.v.t.

Arctocephalus australis

Zuid-Amerikaanse zeebeer

Onbekend

n.v.t.

Natura Artis Magistra

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

6

2020

Diergaarde Blijdorp

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

20

2020

Koninklijke Burgers’ Zoo

Trichechus manatus

Zeekoe

3

2019

Delta Park Neeltje Jans

Zalophus californianus

Califonische zeeleeuw

4

2018

Phoca vitulina

Gewone zeehond

4

2018

Dolfinarium Harderwijk

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

6

2019

Eumetopias jubatus

Stellerzeeleeuw

8

2019

Odobenus rosmarus

Walrus

4

2019

Phoca vitulina

Gewone zeehond

6

2019

Halichoerus grypus

Grijze zeehond

4

2019

Tursiops truncatus

Tuimelaar

27

2019

Phocoena phocoena

Bruinvis

3

2019

EcoMare

Halichoerus grypus

Grijze zeehond

3

2020

Phoca hispida

Ringelrob

2

2020

Phocoena phocoena

Bruinvis

2

2020

Phoca vitulina

Gewone zeehond

11

2020

Ouwehands Dierenpark

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

7

2019

Phoca vitulina

Gewone zeehond

9

2019

Safaripark Beekse Bergen

Arctocephalus pusillus pusillus

Pelsrob

Onbekend

n.v.t

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

Onbekend

n.v.t

Phoca vitulina

Gewone zeehond

Onbekend

n.v.t

Wildlands Adventure Zoo Emmen

Arctocephalus australis

Zuid-Amerikaanse zeebeer

3

2020

Zalophus californianus

Californische zeeleeuw

11

2020

Phoca vitulina

Gewone zeehond

2

2020

Zee Aquarium Bergen aan Zee

Phoca vitulina

Gewone zeehond

2

2019

Vraag 50: Hoeveel landbouwzoogdieren werden er in 2020 en tot op heden in 2021 bewezen gedood door wolven, hoeveel door vossen en hoeveel door (loslopende) honden?

Antwoord:

Uit de cijfers van BIJ12 blijkt dat er in 2020 303 schapen zijn gedood door een wolf en 3 door een goudjakhals. In 2021 zijn tot nog toe 21 schapen gedood door een wolf. Van honden of vossen is bekend dat zij ook schapen kunnen aanvallen. Onderzoek naar aanvallen op schapen indiceren dat er landelijk jaarlijks 4.000 tot 13.000 schapen worden gedood of verwond door honden en vossen (Vosmeer & van Beek 2016).

Vraag 51: Hoeveel kalfsvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd kalfsvlees anders dan de aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens de gegevens van de NVWA 1,5 miljoen kalveren geslacht. In deze periode is er circa 902.000 kg. kalfsvlees geëxporteerd.

Vraag 52: Hoeveel NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven in de varkenshouderij? Hoeveel van deze controles waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in totaal 116 inspecties van het welzijn van varkens op primaire bedrijven uitgevoerd. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 53: Hoeveel inspecties naar dierenwelzijn hebben er plaatsgevonden in varkensstallen in de eerste helft van 2020 en hoeveel in de tweede helft van 2020?

Antwoord:

Er zijn 81 inspecties bij varkensbedrijven uitgevoerd in de eerste helft van 2020 en 35 inspecties in de tweede helft van 2020.

Vraag 54: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven in de varkenshouderij werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

De NVWA heeft in totaal 116 inspecties uitgevoerd op het welzijn van varkens, waarvan 89 inspecties op basis van regulier toezicht en 27 inspecties op basis van meldingen.

Vraag 55:. Hoeveel varkens zijn er in 2020 vroegtijdig gestorven, onderverdeeld naar: doodgeboren biggen, biggetjes bij de zeug, gespeende biggen, vleesvarkens, kraamzeugen, overige zeugen, fokberen?

Antwoord:

Doodgeboren biggen worden niet geregistreerd. Ook wordt in de registratie gebruik gemaakt van andere diercategorieën. Op basis van de registraties in het I&R-systeem kan ik uw Kamer informeren over het aantal doodmeldingen per diercategorie:

Diercategorie

Aantal doodmeldingen

Biggen

4.656.488

Fokberen

164

Slachtzeugen & Slachtbiggen

14.357

Vleesvarkens

438.542

Zeugen en fokgelten

69.435

Vraag 56:. Wat was in 2020 de biggensterfte en hoe is deze sterfte gedefinieerd (bijv. het aantal biggen dat binnen vier weken overlijdt, exclusief de doodgeboren biggen)?

Antwoord:

De doodgeboortes van biggen worden niet geregistreerd. Een overzicht daarvan is dus niet te geven. Op basis van de registraties in het I&R-systeem kan ik uw Kamer informeren dat van 4.656.488 biggen de sterfte is gemeld.

Vraag 57: Hoeveel van de gemeten en uitgekeerde gewasschade was schade aan gewassen die direct bestemd waren voor menselijke consumptie en hoeveel van de schade was aan voor diervoeder bestemde gewassen, uitgesplitst naar gemeten en uitgekeerd, per bestemming en in euro's?

Antwoord:

Sinds de decentralisatie is BIJ12 verantwoordelijk voor het uitkeren van tegemoetkomingen faunaschade en registreert deze. Deze gegevens zijn bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet bekend.

Vraag 58: Hoeveel varkens zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

In 2020 zijn ruim 9 miljoen varkens geëxporteerd vanuit Nederland. Ongeveer 0,6% hiervan betrof export naar landen buiten de Europese Unie. De in 2020 geëxporteerde varkens zijn geëxporteerd om te worden gehouden als fok- of gebruiksdier of voor de slacht. Het overgrote deel van de varkens had een bestemming binnen de Europese Unie (inclusief Noorwegen, Oekraïne en Zwitserland). Het grootste deel daarvan ging naar Duitsland, Spanje en België. Buiten de Europese Unie naar Albanië, Servië, Rusland, Moldavië.

Vraag 59: Hoeveel vossen (en/of andere predatoren) werden in 2020 gedood ter bescherming van vrije-uitlooppluimvee?

Antwoord:

De provincie is het bevoegd gezag voor de afgifte van vergunningen en ontheffingen, voor het vangen en doden van dieren op basis van de Wet natuurbescherming, alsmede voor de naleving daarvan. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen overzicht van dergelijke ontheffingen en vergunningen die de provincies afgeven. Voor vossen geldt bovendien een landelijke vrijstelling, zonder nadere administratie- of meldingsplicht.

Op grond van art. 3.13 van de Wet natuurbescherming dienen jachtaktehouders afschotgegevens te verstrekken aan de faunabeheereenheid en dient de faunabeheereenheid deze afschotgegevens naar aantallen en soort openbaar te maken. Daarnaast dient de faunabeheereenheid op grond van ontheffingsvoorwaarden te rapporteren over het gebruik van de ontheffingen, namelijk hetgeen op basis van de ontheffing is opgespoord, bemachtigd en gedood.

Er bestaat op dit moment geen gezamenlijke landelijke inzamelstructuur, waardoor data niet of hooguit op provinciaal niveau beschikbaar zijn. Ik ben in overleg met de provincies om te komen tot een openbare database waarin de provinciale gegevens bij elkaar worden gebracht.

Vraag 60: Hoeveel varkens zijn er in 2020 geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

In 2020 zijn ruim 100.000 varkens geïmporteerd in Nederland. Het overgrote deel van de varkens was afkomstig uit Duitsland en België (bron: Traces). Minder dan 0,1% van het totale aantal geïmporteerde varkens betrof import van buiten de Europese Unie, te weten vanuit Canada (bron: VGC-systeem).

Vraag 61: Hoeveel varkens zijn er in 2020 geïmporteerd om in Nederland te slachten en vanuit welke landen?

Antwoord:

In 2020 zijn er 10.343 varkens geïmporteerd om in Nederland te slachten uit de volgende landen: België en Luxemburg (8.481), Duitsland (1.224), Frankrijk (578) en Oostenrijk (60).

Vraag 62: Hoeveel dieren (uitgesplitst naar soort) worden jaarlijks gedood vanwege gewasschade of gewasbescherming (ook afgezet tegen aantal doden voor andere jachtvrijstellingen)? Hoeveel dieren betrof het voor het jaar 2020?

Antwoord:

Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 59.

Vraag 63: Hoeveel varkens zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 64: Hoeveel katten werden in 2020 afgeschoten en waar vond dit plaats?

Antwoord:

Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 59.

Vraag 65: Hoe vaak is het WUR-protocol Stalklimaat varkens door de NVWA gebruikt bij inspecties van het stalklimaat in varkensstallen in 2019 en in 2020?

Antwoord:

De luchtkwaliteit wordt bij iedere welzijnsinspectie in varkensstallen beoordeeld. Het protocol wordt toegepast wanneer hier aanleiding toe is. Er wordt niet vastgelegd hoe vaak het protocol wordt gebruikt.

Vraag 66: Hoeveel wasberen zijn er in 2020 afgeschoten? Hoeveel andere «exoten» zijn er in 2020 afgeschoten, uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich tot 2015, 2010, 2005 en 2000? Was er een toename in afschot voor bepaalde soorten in de afgelopen vijf jaar?

Antwoord:

Provincies zijn verantwoordelijk voor de beheersmaatregelen voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen overzicht van dergelijke cijfers.

Vraag 67: Hoeveel muskusratten werden er in 2020 gedood? Hoeveel bijvangst was daarbij, uitgesplitst naar soort?

Antwoord:

Uit Muskusratten & beverratten, Jaarverslag 2020 van de Unie van Waterschappen4:

De waterschappen vangen minder muskusratten, omdat er steeds minder zijn. Het aantal gevangen muskusratten laat al jaren een dalende lijn zien. Dit is een gevolg van grote inspanningen en een actieve vangststrategie van de waterschappen. In 2020 zijn er 47.772 muskusratten gevangen. In vergelijking met 2019 is dit een daling van 5%.

Het aantal bijvangsten is in 2020 met 2611 afgenomen. In totaal gaat het om 10.062 dieren, waarvan 2.730 bruine ratten(–144 t.o.v. 2019), 2.900 woelratten (–848). Andere uitschieters zijn uitheemse rivierkreeften (+188), snoek (–189), wilde eend (–130) en aalscholver (+25). In 2020 is er 1 bever bijgevangen (–1). En zijn er 6 jonge otters bijgevangen in 2020 (+6). Van de bijvangsten worden Amerikaanse nertsen, bruine ratten, roodwangschildpadden, uitheemse rivierkreeften en wolhandkrabben als gewenste bijvangst gezien. Van deze soorten zijn er 4.402 bijgevangen in 2020 (+20).

Vraag 68: Hoe vaak heeft het WUR-protocol Stalklimaat varkens geleid tot vaststelling van overtreding van de open norm met betrekking tot stalklimaat in varkensstallen?

Antwoord:

In 2019 is bij vier inspecties de luchtkwaliteit als niet akkoord beoordeeld. In 2020 was dit bij één inspectie het geval.

Vraag 69: Hoe vaak werden in de afgelopen jaren ontsnapte landbouwdieren doodgeschoten, uitgesplitst per soort?

Antwoord:

Dit wordt niet geregistreerd. Sporadisch komt het voor dat ontsnapte landbouwhuisdieren ernstig verwond raken, bijvoorbeeld door een aanrijding. In dat geval kan (door een dierenarts) besloten worden om ze uit hun lijden te verlossen.

Vraag 70: Is het gebruik van het WUR-protocol Stalklimaat varkens ooit geëvalueerd?

Antwoord:

In 2017 hebben wetenschappers van Wageningen Livestock Research in opdracht van het ministerie het rapport «Signaalindicatoren bij handhaving van Open Normen voor dierenwelzijn» opgesteld. Het onderzoek was gericht op het vinden van aanwijzingen voor het niet voldoen aan de open norm voor stalklimaat in varkensstallen.

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de NVWA in 2018 een protocol opgesteld om in de handhaving te kunnen bepalen of het stalklimaat toereikend is. Dit protocol is nog niet geëvalueerd.

Vraag 71: Hoe vaak is sinds begin 2019 het ammoniakgehalte in varkensstallen gemeten door de NVWA tijdens inspecties?

Antwoord:

De luchtkwaliteit wordt bij iedere welzijnsinspectie in varkensstallen beoordeeld. Het protocol wordt toegepast wanneer hier aanleiding toe is. Het meten van het ammoniakgehalte is onderdeel van het protocol. Er wordt niet vastgelegd hoe vaak het protocol wordt gebruikt. Derhalve wordt ook niet vastgelegd hoe vaak het ammoniakgehalte is gemeten.

Vraag 72: Op welke wijze houdt het Rijk overzicht over wat er op provinciaal niveau gebeurt met betrekking tot Natura 2000-gebieden, de instandhoudingsdoelstellingen en de instandhoudingsmaatregelen?

Antwoord:

Het Rijk wijst de Natura 2000-gebieden aan en stelt de instandhoudingsdoelstellingen vast. De provincies zijn verantwoordelijk voor de beheerplannen van Natura 2000-gebieden (met uitzondering van rijkswateren en defensieterreinen), waarin per gebied de instandhoudingsmaatregelen worden opgenomen om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken. De Minister van LNV ziet toe op de staat van instandhouding van de Natura 2000-habitytattypen en soorten op landelijk niveau, waarvoor de provincies de nodige informatie verstrekken. Met de voortgangsrapportage Natuur brengen Rijk en provincies jaarlijks verslag uit van de vorderingen met de uitvoering van het natuurbeleid waaronder ook de inspanningen voor doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. Daarnaast wordt jaarlijks gerapporteerd over de voortgang van de herstelmaatregelen uit het PAS. In de Wet Stikstof en Natuurverbetering zijn specifieke monitorings- en rapportageverplichtingen opgenomen met betrekking tot stikstofreductie en natuurherstel voor stikstofgevoelige habitattypen en soorten in de Natura 2000-gebieden.

Vraag 73: Hoeveel varkensvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd varkensvlees anders dan aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland ca. 15,9 miljoen varkens geslacht. In dezelfde periode is er circa 387,6 miljoen kg varkensvlees geëxporteerd.

Vraag 74: Is het Rijk op de hoogte van vergunningen die in het kader van de Wet natuurbescherming worden verleend door provincies voor handelingen in Natura 2000-gebieden en hoe wordt daarop gecontroleerd? Hoeveel vergunningen en ontheffingen zijn in 2020 afgegeven in het het kader van de Wet natuurbescherming in Natura 2000-gebieden, uitgesplitst naar vergunning en ontheffing en reden daarvoor? Hoeveel waren dit er in 2015, 2010, 2005 en 2000, uitgesplitst per jaar, per vergunning of ontheffing en de redenen daarvoor?

Antwoord:

De provincies zijn in de meeste gevallen het bevoegd gezag bij toestemmingsverlening op grond van de Wet natuurbescherming. In het kader van de decentralisatie vervullen de provinciale staten de controlerende rol. Het Rijk beschikt om deze reden niet over de gevraagde cijfers en gegevens

Vraag 75: Hoe vaak zijn jagers in de afgelopen vijf jaren in het veld gecontroleerd in het kader van de jacht, beheer en schadebestrijding en door wie, uitgesplitst per provincie per jaar? Hoeveel overtredingen zijn hier vastgesteld? Hoe vaak heeft dit geleid tot sancties of vervolging?

Antwoord:

De provincie is het bevoegd gezag in dezen, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen overzicht van dergelijke cijfers.

Vraag 76: Hoeveel buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) zijn er in elke provincie beschikbaar voor de controle van de jacht, beheer en schadebestrijding? Hoeveel misstanden, misdrijven en/of overtredingen zijn er de afgelopen vijf jaar geconstateerd bij de uitvoering van de jacht, beheer en schadebestrijding?

Antwoord:

De provincie is het bevoegd gezag in dezen, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen overzicht van dergelijke cijfers.

Vraag 77: Hoeveel geld heeft elke provincie in de afgelopen vijf jaar ontvangen voor natuurbeleid, uitgesplitst naar provincie, per jaar en met vermelding van het budget waaruit het geld afkomstig was, zoals provinciefonds, stikstofbeleid of ander natuurbudget? Waar is dit geld aan besteed, hoe is dit gecontroleerd en hoe is geborgd dat geld afkomstig uit het provinciefonds en bedoeld voor natuur daadwerkelijk naar natuur gaat, uitgesplitst naar provincie?

Antwoord:

In het Natuurpact (2013) (Bijlage bij Kamerstuk 33 576, nr. 6) hebben Rijk en provincies langjarige afspraken (tot en met 2027) gemaakt over de uitvoering van het gedecentraliseerde natuurbeleid. Daartoe heeft het Rijk structureel € 350 mln. toegevoegd aan de algemene uitkering van het Provinciefonds. Aangevuld met de -in het Natuurpact overeengekomen- eigen bijdrage van provincies van minimaal € 65 mln. per jaar, is jaarlijks minimaal € 415 mln. beschikbaar voor het gedecentraliseerde natuurbeleid. Zie ook mijn brief met een toelichting op de financiële afspraken in het Natuurpact (Kamerstuk 33 576, nr. 160). Gelet op de systematiek van de algemene uitkering van het Provinciefonds heb ik geen zicht op het bedrag dat per provincie per jaar voor natuur beschikbaar is, en evenmin op de jaarlijkse besteding hiervan. Gedeputeerde staten leggen over de besteding van deze middelen verantwoording af aan provinciale staten. Over de in het Natuurpact overeengekomen afspraken ontvangt uw Kamer jaarlijks wel inhoudelijke voortgangsinformatie, via de gezamenlijke Voortgangsrapportage Natuur van Rijk en provincies.

Vraag 78: Hoe controleert het Rijk of geld bedoeld voor natuurbeleid ook bij natuurdoeleinden terechtkomt?

Antwoord:

Voor wat betreft het geld dat op de rijksbegroting staat gelden voor wat betreft controle en verantwoording de algemene principes die behoren bij de rijksbegroting. Voor wat betreft het naar de provincies gedecentraliseerde natuurbeleid geldt dat gedeputeerde staten over de besteding van deze middelen verantwoording afleggen aan provinciale staten.

Vraag 79: Bestaan er «key performance indicators» of andere slimme manieren om de kwaliteit van het natuurbeleid te meten? Zo nee, hoe wordt de kwaliteit van het natuurbeleid dan in beeld gebracht?

Antwoord:

In de LNV-begroting staat een aantal indicatoren op basis waarvan het effect van het rijksnatuurbeleid in kaart wordt gebracht. De doeltreffendheid en de doelmatigheidheid van dit beleid wordt iedere vier jaar via een beleidsdoorlichting geëvalueerd. De eerstvolgende beleidsdoorlichting ontvangt de Kamer voorafgaand aan de bespreking van de LNV-begroting 2022 in uw Kamer.

Daarnaast ontvangt uw Kamer via de Voortgangsrapportage Natuur jaarlijks voortgangsinformatie over het natuurbeleid, inclusief het decentraliseerde natuurbeleid.

Vraag 80: Hoeveel geld is er per provincie ontvangen en hoeveel geld is er per provincies besteed aan de subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap in de afgelopen vijf jaar? Waar is dit aan besteed, uitgesplitst per provincie en per jaar?

Antwoord:

In het Natuurpact (2013) hebben Rijk en provincies langjarige afspraken (tot en met 2027) gemaakt over de uitvoering van het gedecentraliseerde natuurbeleid (Kamerstuk 33 576, nr. 160). Daartoe heeft het Rijk structureel € 350 mln. toegevoegd aan de algemene uitkering van het Provinciefonds. Aangevuld met de -in het Natuurpact overeengekomen- eigen bijdrage van provincies van minimaal € 65 mln. per jaar, is jaarlijks minimaal € 415 mln. beschikbaar voor het gedecentraliseerde natuurbeleid. Ook de subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap wordt met dit geld uitgevoerd. Gelet op de systematiek van de algemene uitkering van het Provinciefonds heb ik geen zicht op het bedrag dat per provincie per jaar voor natuur beschikbaar is, en evenmin op de jaarlijkse besteding hiervan. Dat geldt dus ook voor de uitgaven die zijn gedaan aan de subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap. Gedeputeerde staten leggen over de besteding van deze middelen verantwoording af aan provinciale staten. Over de in het Natuurpact overeengekomen afspraken ontvangt uw Kamer jaarlijks wel inhoudelijke voortgangsinformatie, via de gezamenlijke Voortgangsrapportage Natuur van Rijk en provincies.

Vraag 81: Hoeveel geld hebben provincies via de specifieke uitkering voor gemeenten (SPUK) ontvangen in de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst per provincie per jaar? Waar is dit geld aan besteed, uitgesplitst per provincie per jaar?

Antwoord:

Zowel gemeenten en provincies kunnen een specifieke uitkering ontvangen. De gemeente of provincie kunnen de middelen onder voorwaarden inzetten voor het doel waarvoor deze middelen zijn ontvangen. Ze leggen daarover vervolgens verantwoording af via het systeem SiSa (Single Information Single Audit). Bij sommige uitkeringen worden de middelen door de betreffende provincie of gemeente verstrekt aan een derde, bijvoorbeeld aan een medeoverheid. Dit betreft een financiële relatie tussen provincies en gemeenten. Het Rijk houdt hier geen separaat totaalbeeld van bij. Voor een overzicht van de doelen waaraan de middelen van de specifieke uitkeringen besteed worden, verwijs ik uw Kamer naar het Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen 2020 van het Ministerie van BZK (Kamerstuk 35 570 B, nr. 20).

Vraag 82: Hoeveel rijksgeld en hoeveel Europees geld is er de afgelopen vijf jaar naar agrarisch natuurbeheer gegaan, uitgesplitst per bron, per provincie en per jaar? Waar is dit geld aan besteed, uitgesplitst naar provincie en per jaar?

Antwoord:

In de periode 2016 zijn de volgende subsidiebedragen uitgekeerd aan de begunstigden van het agrarisch natuurbeheer. Het agrarisch natuurbeheer wordt niet gefinancierd met Rijksmiddelen; de middelen zijn afkomstig uit het Europees Landbouwbeleid en provinciale co-financiering.

Vanaf 2016 is er in Nederland een stelselwijziging doorgevoerd in het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Aanvragen kunnen vanaf 2016 alleen nog maar worden ingediend door gecertificeerde agrarische collectieven.

Uitsplitsing per jaar en per provincie:

Vraag 83: Hoe verloopt het toezicht op agrarisch natuurbeheer? Betreft dat zowel financieel toezicht als controle op naleving bij bemaaiing, bemesting en pesticiden-gebruik van bijvoorbeeld kruidenrijke graslanden? Weke eisen worden hieraan gesteld door het Rijk?

Antwoord:

Het toezicht verloopt langs twee sporen: alle ANLb-collectieven zijn verplicht gecertificeerd. De met de certificering belaste organisatie onderzoekt periodiek of aan de certificeringsvoorwaarden wordt voldaan.

Daarnaast worden er elk beheerjaar administratieve controles en (steekproefsgewijs) controles ter plaatse uitgevoerd op de correcte uitvoering van de subsidiabele activiteiten en de naleving van de overige subsidievoorwaarden. Al deze controles worden uitgevoerd met inachtneming van de toepasselijke EU-regels, waaronder een risico-analyse die bijgesteld wordt als de resultaten van de controles daartoe aanleiding geven.

De administratieve controles worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO is het erkende betaalorgaan voor de betalingen van de Europese landbouw subsidies. De controles ter plaatse worden in opdracht van RVO uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

De subsidie voor het agrarisch natuurbeheer is gebaseerd op vaste bedragen per activiteit per hectare. Om die reden is de controlesystematiek opgebouwd rond de controle op de naleving van de beheersactiviteiten.

In Nederland zijn de provincies belast met de uitvoering van het ANLb, waarbij de Minister van LNV in haar hoedanigheid van beheersautoriteit eindverantwoordelijk is voor de correcte uitvoering van het POP.

Vraag 84: Hoe vaak zijn de provincies vorig jaar gecontroleerd op het goed naleven van bemaaiing in lijn met de Wet natuurbescherming? Hoeveel overtredingen zijn er geconstateerd?

Antwoord:

In 2020 heeft de NVWA bij 3.177 percelen controles uitgevoerd waarop beheermaatregelen van kracht waren die betrekking hebben op bemaaiing. In 47 gevallen is geconstateerd dat er te vroeg is gemaaid.

Vraag 85: Hoeveel NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn hebben er in 2020 plaatsgevonden bij opfokbedrijven met leghennen? Hoeveel van deze controles waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 geen gerichte projecten uitgevoerd met betrekking tot het dierenwelzijn op opfokbedrijven met legkippen. Er zijn geen meldingen over deze bedrijven ontvangen die na risicobeoordeling aanleiding vormden voor een controle. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 86: Hoeveel van de NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn die in 2020 hebben plaatsgevonden op opfokbedrijven met leghennen werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 85.

Vraag 87: Hoeveel NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven met leghennen? Hoeveel van deze controles waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 geen gerichte projecten uitgevoerd met betrekking tot het dierenwelzijn op bedrijven met legkippen. Er is één controle uitgevoerd bij deze bedrijven naar aanleiding van een melding. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 88: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven met leghennen waren op basis van een melding en hoeveel hiervan waren op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 87.

Vraag 89: Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven met vleeskuikens en hoeveel hiervan waren aangekondigd?

Antwoord:

In totaal zijn in 2020 48 fysieke welzijnscontroles uitgevoerd op bedrijven met vleeskuikens. Daarnaast hebben er 94 administratieve inspecties op afstand plaatsgevonden. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 90: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven met vleeskuikens werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Van de 142 controles die in 2020 hebben plaatsgevonden, waren 10 controles gebaseerd op meldingen en vonden 132 controles plaats op basis van regulier toezicht.

Vraag 91: Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden bij primaire bedrijven met vleeskuikenouderdieren?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 geen gerichte projecten uitgevoerd met betrekking tot het dierenwelzijn op bedrijven vleeskuikenouderdieren. Er zijn geen controles uitgevoerd bij deze bedrijven naar aanleiding van meldingen.

Vraag 92: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden bij primaire bedrijven met vleeskuikenouderdieren werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 91.

Vraag 93: Wat was in 2020 de mortaliteit bij pluimveebedrijven in de stallen met de in de Europese Unie hoogst toegestane dichtheid van 42 kg/m2? Hoe zijn deze dieren naar alle waarschijnlijkheid gestorven?

Antwoord:

Het gemiddelde uitval percentage bij deze bedrijven is in 2020 vastgesteld op 3,09%. Gegevens over de doodsoorzaak worden niet centraal vastgelegd.

Vraag 94: Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden in de eendenhouderij en hoeveel hiervan waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 geen gerichte projecten uitgevoerd met betrekking tot het dierenwelzijn bij bedrijven met eenden. Er is één controle uitgevoerd bij deze bedrijven naar aanleiding van een melding. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 95: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden in de eendenhouderij werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Zie mijn antwoord op vraag 94.

Vraag 96: Hoeveel eenden in de eendenhouderij hadden in 2020 toegang tot zwemwater en bij hoeveel bedrijven was dit het geval?

Antwoord:

Er zijn geen eendenhouderijen waar eenden toegang hebben tot zwemwater. Zoals aangegeven in mijn brief aan de Kamer d.d. 26 mei (Kamerstuk 28 286, nr. 1184) ben ik met de eendensector in gesprek over het ter beschikking stellen van poetswater

Vraag 97: Hoeveel eenden zijn er per jaar gestorven op transport naar een Nederlands slachthuis in 2017, 2018, 2019 en 2020?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 98: Hoeveel eenden liepen in 2020 ernstige bloedingen en/of botbreuken op tijdens het vangen in de stallen en tijdens het transport?

Antwoord:

De NVWA controleert achteraf, aan de slachtlijn, steekproefsgewijs en bij vermoeden van verhoogd aandeel vangletsel en voert tellingen uit. Dit geeft, voor dat koppel, een bepaling van het aandeel vangletsel. Omdat deze controles steekproefsgewijs en bij een vermoeden worden gedaan zijn hier geen volledige aantallen te geven.

Vraag 99: Hoeveel eenden zijn er in 2020 in Nederland geslacht?

Antwoord:

Volgens gegevens van de NVWA zijn er in 2020 ca. 4,5 miljoen eenden geslacht (bron NVWA Pladmin)

Vraag 100: Hoeveel eendenvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA houdt geen informatie bij over de totale productie van eendenvlees in Nederland. In 2020 is 518.100 kg eendenvlees geëxporteerd.

Vraag 101:Hoeveel eendagshaantjes zijn er in Nederland per jaar gedood in 2017, 2018, 2019 en 2020 en hoeveel zijn daarvan gedood voor de «productie» van leghenkuikens voor de export?

Antwoord:

De NVWA houdt hiervan geen registratie bij.

Vraag 102: Hoeveel verrijkte-kooi leghenbedrijven waren er nog in Nederland op 1 januari 2021?

Antwoord:

Per 1 januari 2021 is er een verbod op het houden van leghennen in verrijkte kooien. Controle hierop wordt uitgevoerd door het COKZ. Voor één leghenbedrijf heb ik op grond van artikel 10.1, eerste lid, Wet Dieren een tijdelijke ontheffing verleend. Ik verwijs hiervoor ook naar de beantwoording van de vragen van lid Wassenberg (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2933).

Vraag 103: Hoeveel legkippen en hoeveel ouderdieren zitten er op dit moment nog in verrijkte kooien?

Antwoord:

Het leghenbedrijf waarvoor ik een ontheffing heb verleend heeft nog dieren in één stal in verrijkte kooien gehuisvest. De capaciteit van deze stal is 37.000 leghennen.

Vraag 104: Op hoeveel bedrijven met verrijkte kooihuisvesting is er na het verbod op verrijkte kooihuisvesting in 2021 handhavend opgetreden?

Antwoord:

Er heeft nog geen controle plaatsgevonden op deze bedrijven vanwege vogelgriep. Inspecties staan gepland in juli. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn antwoord op de Kamervragen van lid Wassenberg (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2933).

Vraag 105: Hoeveel leghenbedrijven met koloniekooihuisvesting zijn er nog in Nederland?

Antwoord:

Volgens de uitdraai uit het Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP), de officiële bedrijfsdatabank voor de pluimveesector, waren er op 31 mei 2021 35 leghenbedrijven geregistreerd met koloniekooihuisvesting.

Vraag 106: Hoeveel leghennen en hoeveel ouderdieren verblijven er nog in koloniekooien?

Antwoord:

Op 31 mei 2021 verbleven er, op basis van aanvoer, 3.925.783 dieren op deze bedrijven.

Vraag 107: Welk aantal en welk percentage leghennen bevindt zich in scharrelschuren zonder uitloop?

Antwoord:

Er worden 19.390.471 leghennen gehouden als «scharrel... binnengehouden» zoals bedoeld in art 11 Verordening (EG) nr 543/2008. Dit komt overeen met 59% van het totaal aantal leghennen.

Vraag 108: Hoeveel kippen liepen in 2020 ernstige bloedingen en/of botbreuken op tijdens het vangen in de stallen en tijdens het transport?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 98.

Vraag 109: Wat is het totaal aantal geruimde dieren/bedrijven na de fipronilaffaire, nu deze volledig in beeld is gebracht?

Antwoord:

In totaal zijn circa 3.650.000 kippen geruimd op 106 bedrijven vanwege fipronil.

Vraag 110: Hoeveel (kippen)kuikens zijn er in 2020 vanuit Nederland geëxporteerd, naar welke landen en welk deel van deze kuikens is geëxporteerd per vliegtuig?

Antwoord:

In 2020 zijn ongeveer 186 miljoen kuikens geëxporteerd vanuit Nederland. Ongeveer 10% hiervan betrof export naar landen buiten de Europese Unie. De grootste ontvangers zijn Ghana, Oeganda en Rusland. Er zijn geen gegevens bekend welk deel is geëxporteerd per vliegtuig.

Vraag 111: Hoeveel van deze eendagskuikens zijn in 2020 geëxporteerd om te worden gehouden als leghen, als ouderdier in een fok- en vermeerderingsbedrijf voor leghennen of vleeskuikens en hoeveel als vleeskuiken?

Antwoord:

De NVWA houdt geen informatie bij over het beoogde gebruiksdoel van de geëxporteerde eendagskuikens.

Vraag 112: Hoeveel kalkoenkuikens en -eieren zijn er in 2020 in Nederland geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

Er zijn in 2020 geen kalkoenkuikens en -eieren geïmporteerd in Nederland.

Vraag 113: Hoeveel kippen zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

In 2020 zijn ruim 37 miljoen kippen geëxporteerd vanuit Nederland. De in 2020 geëxporteerde kippen zijn geëxporteerd om te worden gehouden als fok- of gebruiksdier of voor de slacht. Het overgrote deel van de kippen had een bestemming binnen de Europese Unie (inclusief Noorwegen, Oekraïne en Zwitserland). Het grootste deel daarvan ging naar Duitsland, Polen en België. Er was geen (noemenswaardige) export naar landen buiten de Europese Unie.

Vraag 114: Hoeveel kippen zijn er in 2020 geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

Er zijn in 2020 ongeveer 246 miljoen kippen geïmporteerd in Nederland. Het overgrote deel van de kippen was afkomstig uit Duitsland, België, Denemarken en Frankrijk (bron: Traces). Een fractie van de totale aantal geïmporteerde kippen van buiten de Europese Unie betrof eendagskuikens, te weten vanuit de Verenigde Staten en Canada (bron: VGC-systeem).

Vraag 115: Hoeveel broedeieren van legkippen zijn er in 2020 geëxporteerd en naar welke landen?

Antwoord:

In 2020 zijn ongeveer 457 miljoen broedeieren geëxporteerd vanuit Nederland. Irak, Rusland en Saoedi-Arabië zijn hierin de grootste ontvangers. De NVWA houdt geen informatie bij over het beoogde gebruiksdoel van de geëxporteerde eieren.

Vraag 116: Hoeveel broedeieren van vleeskippen zijn er in 2020 geëxporteerd en naar welke landen?

Antwoord:

Zie het antwoord bij vraag 115.

Vraag 117: Hoeveel broedeieren zijn er in 2020 en 2019 geëxporteerd naar Rusland en Polen?

Antwoord:

In 2019 zijn er 305,3 miljoen broedeieren naar Rusland geëxporteerd en in 2020 240,1 miljoen.

Naar Polen zijn er in 2019 7,4 miljoen en in 2020 3,6 miljoen broedeieren geëxporteerd.

Vraag 118: Hoeveel procent van de Nederlandse broedeieren voor legkippen worden in het ei rond de negende dag gesekst?

Antwoord:

De NVWA houdt hiervan geen registratie bij.

Vraag 119: Hoeveel kippen zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden. Zie ook antwoord 2 op vragen van het lid Vestering over 575.000 kippen die in 2020 dood aankwamen bij het slachthuis, Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3017.

Vraag 120: Hoeveel eendagskuikens zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 121: Hoeveel kippenvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd kippenvlees anders dan de aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland ca. 19,5 miljoen kippen geslacht. In deze periode is er circa 331 miljoen kg. kippenvlees geëxporteerd.

Vraag 122: Exporteert Nederland fokzeugen of varkenssperma naar China, Rusland of de Filipijnen? Zo ja, om hoeveel dieren en fokmateriaal ging dit in 2020? Zo nee, zijn er Nederlandse bedrijven die zich hiermee bezig houden?

Antwoord:

Voor zover bij de NVWA bekend worden naar deze landen geen fokdieren geëxporteerd.

In 2020 zijn ongeveer 23.000 doseringen varkenssperma naar Rusland geëxporteerd.

Vraag 123: Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven met melkgeiten en hoeveel hiervan waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 in totaal 64 welzijnscontroles uitgevoerd op primaire bedrijven in de melkgeitenhouderij. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 124: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op primaire bedrijven met melkgeiten werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Van de in totaal 64 welzijnscontroles op primaire bedrijven in de melkgeitenhouderij werden er 42 uitgevoerd op basis van een melding en 22 op basis van regulier toezicht.

Vraag 125: Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden op opfokbedrijven met geitenbokjes (bokkenmesters) en hoeveel hiervan waren aangekondigd?

Antwoord:

In 2020 zijn geen welzijnscontroles bij bokkenmesters uitgevoerd.

Vraag 126: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden op opfokbedrijven met geitenbokjes werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 125.

Vraag 127: Wat was in 2020 de sterfte onder geitenlammetjes en hoe is deze sterfte gedefinieerd (bijvoorbeeld het aantal dieren dat binnen vier weken overlijdt, exclusief de doodgeboren dieren)?

Antwoord:

Per 1 november 2020 is de I&R-verplichting voor de registratie van geiten geboren op een melkgeitenhouderij met 50 geiten of meer (ten behoeve van de bedrijfsmatige productie van melk) aangescherpt. Tot genoemde datum dienden geitenhouders geboortes pas uiterlijk 6 maanden na de geboortedag te melden, of zoveel eerder als dat een lam van het bedrijf werd afgevoerd. Vanaf 1 november 2020 is deze termijn teruggebracht tot 7 dagen. Daarnaast zijn geitenhouders nu verplicht de precieze geboortedatum en het geslacht te registreren. Daarnaast dienen ook doodgeboortes geregistreerd te worden, zijnde alle levenloos geboren lammeren in de laatste week van dracht of geiten die sterven in de eerste 7 dagen na geboorte en voordat I&R-identificatie (het merken) heeft plaatsgevonden.

In onderstaande tabel is het aantal sterfgevallen onder lammeren in 2020 weergegeven, zoals geregistreerd in I&R. Hierbij dient dus in ogenschouw genomen te worden dat de registratieverplichting per 1 november 2020 is gewijzigd.

Leeftijdscategorie

Aantal

Sterfte op dag 0

85

Sterfte tussen 1 en 7 dagen

2.412

Sterfte tussen 7 en 14 dagen

3.880

Sterfte tussen 14 en 28 dagen

4.369

Sterfte tussen 28 en 180 dagen

14.721

   

Totaal geboortemeldingen

302.633

Tussen 1 november 2020 en 1 januari 2021 zijn er, op grond van de nieuwe I&R-verplichting, 542 ongemerkte lammeren (doodgeboren of ongemerkt gestorven, jonger dan 7 dagen) gemeld.

Vraag 128 Hoeveel geiten zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

Er zijn in 2020 ongeveer 8000 geiten geëxporteerd vanuit Nederland. Ongeveer 7% hiervan betrof export naar landen buiten de Europese Unie. De in 2020 geëxporteerde geiten zijn geëxporteerd om te worden gehouden als fok- of gebruiksdier of voor de slacht. Het overgrote deel van de geiten had een bestemming binnen de Europese Unie (inclusief Noorwegen, Oekraïne en Zwitserland). Het grootste deel daarvan ging naar België en Duitsland. Buiten de Europese Unie betrof het Rusland en Montenegro.

Vraag 129: Hoeveel geiten zijn er in 2020 geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

Er zijn in 2020 ruim 2.909 geiten geïmporteerd in Nederland. Het overgrote deel van de geiten was afkomstig uit Duitsland en België (bron: Traces). Er zijn in 2020 geen geiten geïmporteerd vanuit derde landen (bron: VGC-systeem).

Vraag 130: Hoeveel geiten zijn er in 2019 en 2020 geëxporteerd naar Rusland, met welk doel, op welke wijze en hoe lang duren deze transporten?

Antwoord:

In 2019 zijn ongeveer 1000 geiten en in 2020 ongeveer 2000 geiten naar Rusland geëxporteerd voor fokdoeleinden. De geiten zijn per vrachtauto vervoerd. Met inachtneming van de vereiste rust- en verzorgingstijden is de totale reisduur afhankelijk van de bestemming in Rusland tussen de 60 en 140 uur.

Vraag 131: Hoeveel geiten zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 132: Hoeveel schapen zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

In 2020 zijn ongeveer 137.000 schapen geëxporteerd vanuit Nederland. Ongeveer 0,45% hiervan betrof export naar landen buiten Europa. De in 2020 geëxporteerde schapen zijn geëxporteerd om te worden gehouden als fok- of gebruiksdier of voor de slacht. Het overgrote deel van de schapen had een bestemming binnen de Europese Unie (inclusief Noorwegen, Oekraïne en Zwitserland). Het grootste deel daarvan ging naar België, Duitsland en Frankrijk. Buiten de Europese Unie betrof het Vietnam, Rusland en Montenegro.

Vraag 133: Hoeveel schapen zijn er in 2020 geïmporteerd en vanuit welke landen?

Antwoord:

Er zijn in 2020 ongeveer 64.000 schapen geïmporteerd in Nederland. Het overgrote deel van de schapen was afkomstig uit Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (bron: Traces).

In 2020 zijn er geen schapen geïmporteerd vanuit derde landen (bron: VGC-systeem).

Vraag 134: Hoeveel schapen zijn er in 2019 en 2020 geëxporteerd naar Vietnam, met welk doel, op welke wijze en hoe lang duren deze transporten?

Antwoord:

Schapen en geiten worden in één categorie geregistreerd. In 2019 zijn er uit de categorie schapen/geiten 10 schapen/geiten geëxporteerd naar Vietnam. In 2020 waren dat 15 schapen/geiten (bron: client). Deze dieren zijn geëxporteerd om gebruikt te worden als fok- of gebruiksdier. Dergelijk transport gaat per vliegtuig. De totale reisduur vanuit Nederland tot aankomst op de luchthaven in Vietnam bedraagt ca 20 uren. Er zijn geen gegevens bekend over de organisatie en de duur van het transport in Vietnam zelf.

Vraag 135: Hoeveel schapen zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 136: Hoeveel geitenvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd geitenvlees anders dan de aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland ca. 202.000 geiten geslacht. Gegevens over export van schapen- en geitenvlees worden in één categorie geregistreerd. In totaal is hiervan ongeveer 1,1 miljoen kg vlees en vleesproducten van schapen en geiten geëxporteerd.

Vraag 137: Hoeveel schapenvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd schapenvlees anders dan de aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland ca. 597.000 schapen geslacht. Gegevens over export van schapen- en geitenvlees wordt in één categorie geregistreerd. In totaal is ongeveer 1,1 miljoen kg. vlees en vleesproducten van schapen en geiten geëxporteerd.

Vraag 138: Hoeveel geitenkaas en -melk is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel hiervan is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA houdt geen informatie bij over de totale productie van geitenkaas en -melk in Nederland. In 2020 is ongeveer 3.020.000 kg geitenkaas en 76.000 kg gecombineerd Schapen/Geitenkaas geëxporteerd. Voor geitenmelk zijn de gegevens niet beschikbaar.

Vraag 139: Hoeveel schapenkaas en -melk is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel hiervan is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA houdt geen informatie bij over de totale productie van schapenkaas en -melk in Nederland. In 2020 is ongeveer 213.000 kg schapenkaas en 76.000 kg gecombineerd Schapen/Geitenkaas geëxporteerd. Voor schapenmelk zijn de gegevens niet beschikbaar.

Vraag 140: Hoeveel eieren zijn er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel hiervan is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA houdt geen informatie bij over de totale productie van alle bedrijven in Nederland.

In 2020 is ongeveer 430.000 kg eieren geëxporteerd, wat bij benadering overeen komt met 7,7 miljoen eieren.

Vraag 141: Hoeveel hectare land wordt beheerd onder «agrarisch natuurbeheer», uitgesplitst per gerichte beheerovereenkomst, inclusief de periode?

Antwoord:

De gebiedsaanvragen van de agrarische collectieven voor het agrarisch natuurbeheer worden beschikt door de provincies. Alle beheerovereenkomsten voor het agrarisch natuurbeheer hebben een looptijd van 2020 tot en met 2025.

De gebiedsaanvragen bevatten een marge waarbinnen het agrarisch natuurbeheer moet worden uitgevoerd. De marge bestaat uit een minimum te beheren oppervlakte en een maximale subsidiabele oppervlakte.

In totaal zijn er 48 gebiedsaanvragen afgegeven door de provincies. Vanwege de bescherming van de privacy van de aanvragers worden in het onderstaande overzicht fictieve nummers van de beheerovereenkomsten gegeven.

Vraag: 142 Hoeveel hectare land is Natura 2000-gebied, hoeveel hectare binnenwater is Natura 2000-gebied, hoeveel hectare marien is Natura 2000-gebied en hoeveel hectare kust is Natura 2000-gebied?

Antwoord:

Het compendium voor de leefomgeving geeft het aandeel beschermde gebieden weer als indicator bij het natuurbeleid. De Nederlandse Natura 2000-gebieden beslaan momenteel ruim 2 miljoen hectare, waarvan 85% open water, inclusief de kustwateren, Klaverbank, Friese front en Doggersbank. Op het land is ca. 309.000 ha Natura 2000-gebied aangewezen, met de binnenwateren erbij zoals rivieren, plassen, meren waaronder ook het IJsselmeer is dit 570.000 hectare. Bijna al het areaal Natura 2000-gebied is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bron: Compendium voor de Leefomgeving, Aandeel beschermde natuurgebieden in Nederland (https://www.clo.nl/indicatoren/nl1425-begrenzing-van-het-natuurnetwerk-en-natura-2000-gebieden?ond=20898)

Oppervlakte land, binnenwater, kust en marien beschermd via Natura 2000 en de NNN1
 

Areaal (km2)

% Natura 2000

% Natura 2000 en NNN

Land

33.674

9

20

Land en binnenwater

37.394

15

26

Kust en marien

62.640

24

1001

X Noot
1

Mariene wateren worden als onderdeel van het NNN beschouwd. Het beschermingsregime voor de NNN-Rijkswateren is echter anders dan op het land.

Vraag 143: Hoeveel hectare land valt onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN), hoeveel hectare binnenwater valt onder het NNN, hoeveel hectare marien valt onder het NNN en hoeveel hectare kust valt onder het NNN?

Antwoord:

De provincies hebben het Natuurnetwerk Nederland ruimtelijk vastgelegd in hun provinciale verordening. De provincies geven in de Voortgangsrapportage Natuur over 2019 aan dat 696.944 ha van het Natuurnetwerk Nederland is gerealiseerd en in beheer is (Kamerstuk 33 576, nr. 200). De provincies houden geen gegevens bij over de oppervlakte binnenwater en kustgebied binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor de natuur in de grote wateren. Alle grote wateren (Noordzee, Waddenzee, Eems-Dollard, IJsselmeer, Zuidwestelijke Delta en de grote rivieren) maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. In totaal gaat het om meer dan 6 miljoen hectare (bestaande) natuur.

Vraag 144: Hoeveel hectare Natura 2000-gebied op land is onderdeel van het NNN, hoeveel hectare Natura 2000-binnenwatergebied is onderdeel van het NNN, hoeveel hectare Natura 2000-kustgebied is onderdeel van het NNN en hoeveel hectare Natura 2000-mariengebied is onderdeel van het NNN?

Antwoord:

Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 142.

Vraag 145: Hoeveel bedrijven hielden in 2020 konijnen voor de productie van konijnenvlees?

Antwoord:

In 2020 waren er volgens de landbouwtelling 35 bedrijven met konijnen die voor productie gehouden worden. Hierbij wordt gekeken naar bedrijven met ≥250 vleeskonijnen en/of ≥80 voedsters.

Vraag 146: Hoeveel konijnen werden er in 2020 gefokt voor de productie van konijnenvlees?

Antwoord:

In 2020 waren volgens de landbouwtelling op enig moment (inwinning gegevens tussen 1 april 2020 tot en met 15 mei 2020) in totaal 335.615 konijnen in Nederland. Het gaat dan om 296.416 gespeende vleeskonijnen en om 39.199 voedsters (moederdieren). Hoeveel konijnen er worden geboren in een heel jaar is niet bekend.

Vraag 147 Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2020 plaatsgevonden in de konijnenhouderij en hoeveel hiervan waren aangekondigd?

Antwoord:

Er is in 2020 één controle op welzijn uitgevoerd bij een bedrijf met konijnen die voor productie gehouden worden. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 148: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden in de konijnenhouderij werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Er is in 2020 één controle op welzijn uitgevoerd bij een bedrijf met konijnen die voor productie gehouden worden naar aanleiding van een melding. Er zijn in 2020 geen reguliere controles op welzijn uitgevoerd bij bedrijven met konijnen die voor productie gehouden worden.

Vraag 149: Wat was de sterfte (uitval) in de konijnenhouderij in 2020?

Antwoord:

Sterftecijfers worden niet centraal geregistreerd. Eerder heb ik aangegeven dit zorgelijk te vinden. Ik ben in gesprek met de konijnensector, de centrale registratie van sterftecijfers maakt onderdeel uit van het gesprek. Konijnenhouders zijn volgens het Besluit houders van dieren wel verplicht hun uitvalspercentages te registreren. Indien het uitvalspercentage van gespeende konijnen, voedsters of opfokkonijnen hoger is dan 10% consulteert de houder een dierenarts en neemt maatregelen om het uitvalspercentage te verlagen.

Vraag 150: Bij hoeveel konijnenhouderijen in Nederland worden konijnen gehouden in een parkhuisvestingsysteem en hoeveel konijnen worden bij deze bedrijven gehouden?

Antwoord:

Gegevens over verschillende huisvestingssystemen en hoeveel konijnen daarin gehouden worden, worden niet centraal geregistreerd. De (minimum) huisvestingseisen voor konijnen gehouden voor productie zijn vastgelegd in het Besluit houders van dieren. Voor parkhuisvesting gelden bovenwettelijke eisen.

Vraag 151: Hoeveel konijnen zijn in 2020 gestorven tijdens transport?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet bijgehouden.

Vraag 152: Hoeveel konijnenvlees is er in 2020 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees is geëxporteerd?

Antwoord:

De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over hoeveelheden in Nederland geproduceerd konijnenvlees anders dan de aantallen geslachte dieren. In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in Nederland ca. 21.000 konijnen geslacht. In 2020 is er ongeveer 6.600 kg konijnenvlees geëxporteerd.

Vraag 153: Hoeveel ouderdieren bij pluimveebedrijven zijn er in 2017, 2018, 2019 en 2020 gedood vanwege salmonellabesmetting (uitgesplitst naar aantal bedrijven, aantal stallen en aantal dieren dat gedood werd)?

Antwoord:

Hieronder vindt u een overzicht van ouderdieren en opfok-ouderdieren die gedood zijn vanwege salmonellabesmetting.

 

Bedrijven

Stallen

Dieren

2017

2

3

42.326

2018

2

2

18.450

2019

5

9

77.518

2020

14

28

231.554

Vraag 154: Op hoeveel locaties van nertsenbedrijven is in 2020 geconstateerd dat er meer dieren werden gehouden dan toegestaan op basis van de omgevingsvergunning en de Wet verbod pelsdierhouderijen en hoeveel dieren werden er te veel gehouden?

Antwoord:

De NVWA heeft in opdracht van het OM onderzoek ingesteld op een aantal geruimde nertsbedrijven naar mogelijk teveel gehouden nertsen. Dit onderzoek is nog niet afgerond. In het kader van het onderzoeksbelang wordt geen informatie verstrekt die de rechtsloop op enige wijze kan hinderen.

Vraag 155: Hoeveel fte heeft de NVWA gestoken in controles in de nertsenfokkerij in 2020?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 vier fte op jaarbasis ingezet voor het afleggen van bedrijfsbezoeken in het kader van de bestrijding van SARS-COV-2 bij de nertsen. Dit betreft de inzet die de NVWA heeft geleverd bij het bezoeken van nertsenbedrijven bij verdenkingen van SARS-CoV-2, bij taxatie van de nertsen, ruimingen, screenen, traceren en bij het reinigen en ontsmetten.

Vraag 156: Hoeveel nertsen zijn er in 2020 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?

Antwoord:

Er zijn in 2020 geen levende nertsen geëxporteerd.

Vraag 157:

Hoeveel nertsen zijn uiteindelijk gedood in 2020, hoeveel nertsen zijn hierbij vergast in verband met een SARS-COV-2-besmetting en hoeveel nertsen zijn vergast in de reguliere pelsperiode, uitgesplitst naar pups, fokreuen en fokteven?

Antwoord:

Bij de ruimingen van de 69 besmette nertsenbedrijven en één ernstig verdacht nertsenbedrijf, zijn de volgende aantallen dieren gedood:

Fokreuen

2.752

Fokteven

422.992

Pups

2.367.202

De 56 bedrijven die regulier hun nertsen hebben gepelsd, moesten voor het pelzen de aantallen nertsen melden bij de NVWA. Een verdeling over aantal fokreuen, fokteven en pups is daarbij niet gevraagd. In totaal hebben deze bedrijven 1.288.643 nertsen aangemeld.

Vraag 158: Op welke wijze is toezicht gehouden op het vervoer van nertsenpups dat op 10 juli 2020 werd toegestaan ondanks het vervoersverbod voor nertsen en wat waren hierbij de voorwaarden?

Antwoord:

Voor het verplaatsen van pups moest er een ontheffing worden aangevraagd bij de NVWA en een steekproef van 60 monsters genomen worden van de aanwezige nertsen. Eén bedrijf heeft hier gebruik van gemaakt. In de 60 monsters van dit bedrijf werd de aanwezigheid van SARS-COV-2 aangetoond. Het bedrijf is daarop geruimd. Uiteindelijk zijn er dus geen pups naar andere bedrijven verplaatst.

Vraag 159: Kunt u de vergelijking die de NVWA heeft gemaakt van de aantallen nertsen zoals vermeld in de taxatierapporten, met de aantallen nertsen die maximaal gehouden mochten worden, naar de Kamer sturen?

Antwoord:

Het NVWA-onderzoek naar mogelijk teveel gehouden nertsen op een aantal geruimde nertsbedrijven loopt nog. Zodra de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat, zal ik uw Kamer informeren over de resultaten.

Vraag 160: Hoeveel vlees (uitgesplitst per diersoort) van in Nederland geslachte dieren is in 2020 geëxporteerd en naar welke landen?

Antwoord:

Veruit het grootste deel van de vleesexport vindt plaats naar landen binnen de Europese Unie. Binnen de Europese Unie vindt geen registratie plaats van de hoeveelheid geëxporteerd geslacht of verwerkt vlees. Er zijn in 2020 ongeveer 59.500 zendingen vlees, geslacht en verwerkt vanuit Nederland geëxporteerd naar ongeveer 90 derde landen, het merendeel naar China en de Filippijnen. Het betreft vlees van alle diersoorten: ongeveer 37.500 zendingen varkensvlees(producten), ongeveer 13.500 zendingen pluimveevlees(producten) en ongeveer 6000 zendingen rundvlees(producten).

Vraag 161: Hoeveel zuivel (uitgesplitst per soort) is in 2020 geëxporteerd en naar welke landen?

Antwoord:

Er hebben 45.300 zendingen zuivel plaatsgevonden in 2020 waarvan 40.000 zendingen gepasteuriseerde zuivelproducten naar zo’n 160 landen buiten de EU. Daarvan zijn landen als Australië, China, Japan, Saoedi-Arabië, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten en de Verenigde Staten de grootste ontvangers van deze producten.

Vraag 162: Hoeveel dieren zijn er, uitgesplitst naar diersoort, ante mortem en post mortem afgekeurd voor menselijke consumptie in pluimveeslachthuizen in 2020 en wat waren de redenen daarvoor?

Antwoord:

De NVWA houdt geen systematische gegevens bij van het pluimvee dat bij de ante mortem keuring is afgekeurd voor menselijke consumptie, wel van het aantal dood aangevoerde dieren en de bij de post mortem keuring voor menselijke consumptie afgekeurde dieren. Alleen de afkeuringen bij de post mortem keuring worden uitgesplitst naar diersoort bijgehouden.

In 2020 zijn er volgens gegevens van de NVWA in totaal 606 miljoen dieren op de pluimveeslachthuizen aangevoerd, waarvan 575.000 dieren (0,09%) dood werden aangevoerd en niet voor verdere verwerking in aanmerking kwamen. Van de 605,5 miljoen levend aangevoerde dieren werden in totaal 7,5 miljoen dieren (1,2%) afgekeurd voor menselijke consumptie bij de post mortem keuring. Een specificatie van de afkeuringen voor menselijke consumptie bij de post mortem keuring per diersoort vindt u in onderstaande tabel.

Afkeuringen bij PM-keuring per diersoort

2020

Eenden

26.364

Kippen

236.614

Vleeskuikens

7.277.330

Totaal

7.540.308

Voor vleeskuikens worden als meest voorkomende redenen voor afkeur genoemd: afwijkende kleur/(geur)/consistentie, uitgebreide huidontsteking, hepatitis, artritis/synovitis, fecale verontreiniging. Bij volwassen dieren (kippen) treden tumoren en ei-concrementen meer op de voorgrond. De overige redenen zijn talrijk, zie voor een gedetailleerde opsomming van de redenen voor afkeur bij de post mortem keuring artikel 45 van de uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

Vraag 163: Hoeveel dieren zijn er, uitgesplitst naar diersoort, ante mortem en post mortem afgekeurd voor menselijke consumptie in roodvleesslachthuizen in 2020 en wat waren de redenen daarvoor?

Antwoord:

De NVWA houdt de totale aantallen voor menselijke consumptie afgekeurde dieren bij, zonder onderscheid te maken in afkeur bij de ante- of post mortem keuring.

Diersoort

Aantal aangeboden

Totaal Afgekeurd voor menselijke consumptie

Eenhoevig dier

1.668

4

Geit

201.831

990

Gekweekt damhert

841

5

Gekweekt edelhert

374

4

Kalf

1.514.588

4.332

Rund

511.412

7.609

Schaap

597.055

396

Varken

15.884.483

62.853

Totaal

18.712.252

76.193

Voor varkens en runderen wordt als meest voorkomende afkeurreden genoemd een gegeneraliseerde aandoening (afwijkingen op meerdere plaatsen in het karkas) die ontstaan is vanuit lokale problemen (b.v. klauwproblemen bij runderen en longaandoeningen bij varkens).

De overige redenen zijn talrijk, zie voor een gedetailleerde opsomming artikel 45 van de uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

Vraag 164: Hoeveel dieren werden in 2020 hoogdrachtig aangevoerd voor de slacht, uitgesplitst naar diersoort?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 in slachthuizen 210 bevindingen gedaan van dieren die vermoedelijk of zeker hoogdrachtig waren (>90% dracht). Dit betreft vrijwel uitsluitend runderen.

Vraag 165: Hoeveel «begrazers» van natuurgebieden worden er jaarlijks in Nederland geslacht, uitgesplitst naar diersoort?

Antwoord:

De NVWA houdt geen specifieke slachtaantallen bij van dieren uit natuurgebieden. De aantallen geslachte dieren uit natuurgebieden worden meegenomen bij de registratie per diersoort. Er vindt geen uitsplitsing plaats naar een specifieke herkomst.

Vraag 166: Hoeveel illegale slachthuizen/plaatsen zijn er in 2020 ontdekt en hoe is daar tegen opgetreden?

Antwoord:

In 2020 is één illegale slachtplaats ontdekt. De Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA heeft een opsporingsonderzoek hiernaar uitgevoerd.

Vraag 167: Hoeveel levende kreeftachtigen worden jaarlijks in Nederland verkocht om thuis geslacht te worden?

Antwoord:

Alle vissers dienen op basis van communautaire verplichtingen hun vangsten en aanlandingen te registreren. Op basis hiervan kan worden vastgesteld wat de jaarlijkse onttrekking door de visserij is. Een overzicht van deze aanlandingen in de periode 2017 tot en met 2020 treft u aan in het antwoord op vraag 44. Er vindt echter geen afzonderlijke registratie plaats van visverkoop aan particulieren.

Vraag 168: Hoeveel dieren zijn er in 2020 onbedwelmd aangesneden bij de onverdoofde rituele slacht?

Antwoord:

In 2020 zijn in totaal 64431 dieren onbedwelmd aangesneden ten behoeve van onbedwelmde rituele slacht.

Vraag 169: Kunt u het aantal onbedwelmd aangesneden dieren in 2020 uitsplitsen naar het aantal dieren dat direct na het aansnijden een bedwelming kreeg, het aantal dieren dat kort voor het verstrijken van de 40 seconden een bedwelming kreeg, het aantal dieren dat geen bedwelming kreeg omdat ze binnen 40 seconden na het aansnijden het bewustzijn hadden verloren en het aantal dieren dat werd nabedwelmd op aanwijzing van de NVWA?

Antwoord:

Van de onder vraag 168 genoemde 64.431 dieren die onbedwelmd zijn aangesneden ten behoeve van onbedwelmde rituele slacht hebben er 35493 een bedwelming gekregen direct na het aansnijden; 734 een bedwelming gekregen binnen 40 seconden na aansnijden en 143 een bedwelming gekregen binnen 40 seconden op aanwijzing van de NVWA toezichthouder. 28061 dieren hebben geen bedwelming gekregen omdat zij het bewustzijn binnen de 40 seconden na aansnijden verloren hadden.

Vraag 170: Hoeveel dieren zijn er onbedwelmd geslacht tijdens het offerfeest in 2020?

Antwoord:

Het aantal onbedwelmd geslachte dieren in 2020 bedraagt 24.195.

Vraag 171: Kunt u het aantal dieren dat is geslacht tijdens het offerfeest in 2020 uitsplitsen per diersoort?

Antwoord:

Tijdens het Offerfeest 2020 zijn 1.712 runderen geslacht, waarvan er 1173 onbedwelmd aangesneden zijn. Er zijn tijdens dit Offerfeest 45.027 schapen en geiten geslacht, waarvan er 23.022 onbedwelmd aangesneden zijn.

Vraag 172: Kunt u een overzicht geven van de planning voor wat betreft de invulling van de open normen in de Wet dieren? Welke normen zullen op welke termijn worden ingevuld?

Antwoord:

In het najaar van 2020 hebben LNV en NVWA een interne procesbeschrijving opgesteld voor het nader invullen van open normen uit de Wet dieren. Een verzoek voor invulling van een lastig handhaafbare open norm kan worden ingebracht door diverse partijen (LNV, NVWA, RVO, Landelijke Inspectie Dierenbescherming, de (dieren)politie, sectoren en brancheorganisaties). Open normen die lastig handhaafbaar zijn en van eminent belang zijn voor het dierenwelzijn, diergezondheid of volksgezondheid krijgen prioriteit. Daarbij vindt ook toetsing plaats of nadere invulling gelet op het Europese kader mogelijk is.

In het proces is geen eindtermijn gebonden waarbinnen alle lastig handhaafbare normen, voor zover mogelijk, nader ingevuld moeten zijn. Het tijdpad is mede afhankelijk van het aantal en de aard van de lastig handhaafbare open normen die door de toezichthouders in dit proces wordt voorgedragen. In deze eerste fase heeft de NVWA vijf open normen, en de Landelijke Inspectie Dierenbescherming drie open normen voorgedragen. De andere toezichthouders hebben nog geen open normen voorgedragen voor nadere invulling.

Vraag 173: Hoe zal bepaald worden welke open normen binnen de Wet dieren worden ingevuld en met welke prioritering? Welke partijen worden hierbij betrokken?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 172

Vraag 174: Zal er een brede inventarisatie komen van alle knelpunten voor wat betreft alle open normen in de Wet dieren en de huidige praktijk in de veehouderij?

Antwoord:

In de evaluatie van de wet dieren is de problematiek van de open normen in die wet geïnventariseerd. Ik heb u mijn beleidsreactie op deze evaluatie in november 2020 gestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1139).

Zoals in het antwoord op vraag 172 en 173 aangegeven is het aan de betrokken partijen, waaronder alle toezichthouders, om mede op basis van hun ervaringen in de (toezichts)praktijk open normen aan te dragen die lastig handhaafbaar zijn. In deze opzet inventariseert elke toezichthouder de open normen uit de Wet die lastig handhaafbaar zijn en van belang zijn voor de bescherming van dieren en de volksgezondheid. De aard van dit werk vraagt dat de voordracht en de daarop volgende invulling van lastig handhaafbare open normen gefaseerd plaatsvindt.

Vraag 175: Wat zijn de wettelijke mogelijkheden om uit voorzorg in te grijpen bij dreiging van een dierziekte in de veehouderij en in welke wetsartikelen is dit vastgelegd?

Antwoord:

Er zijn wettelijke mogelijkheden om uit voorzorg in te grijpen bij dreiging van een dierziekte of zoönose in de veehouderij. Op basis van artikel 5.3 van de Wet dieren kan de Minister een dierziekte aanwijzen indien de ziekte een gevaar voor de diergezondheid kan opleveren en een zoönose aanwijzen indien de zoönose naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren. Ten aanzien van een aangewezen dierziekte of zoönose kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit alle maatregelen treffen die zijn opgenomen in de artikelen 5.4, 5.5 en 5.6 van de Wet dieren. Artikel 5.4 bevat de maatregelen die getroffen kunnen worden ten aanzien van dieren, 5.5 ten aanzien van producten en voorwerpen en 5.6 ten aanzien van gebouwen, ruimten, terreinen en gebieden. Er zijn daarmee voldoende wettelijke mogelijkheden om op basis van het voorzorgsbeginsel maatregelen te nemen. Daarbij geldt dat, zoals ik in mijn brief van 19 november 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 175) heb aangegeven, het voorzorgsbeginsel wordt toegepast indien hier goede redenen voor zijn, zoals onverwachte nieuwe of onbekende gevaren of risico’s voor de dier- of volksgezondheid. De genomen maatregelen dienen proportioneel te zijn en zijn van toepassing totdat wetenschappelijk nader onderbouwde maatregelen genomen kunnen worden.

Vraag 176: Wat zijn de wettelijke mogelijkheden om uit voorzorg in te grijpen bij dreiging van een zoönose afkomstig uit de veehouderij en in welke wetsartikelen is dit vastgelegd?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 175.

Vraag 177: Is het wettelijk mogelijk om dieren preventief te ruimen bij dreiging van een dierziekte, ook als de ziekte niet is aangetroffen bij de betreffende dieren of in de nabije omgeving? Zo ja, op basis van welke wetsartikelen?

Antwoord:

In artikel 5.4 van de Wet dieren zijn alle maatregelen opgenomen die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan treffen ten aanzien van dieren, waaronder het doden van dieren. Het doden van dieren is mogelijk ter voorkoming of bestrijding van een op basis van artikel 5.3 van de Wet dieren aangewezen dierziekte, zoönose of ziekteverschijnsel. De maatregelen uit artikel 5.4 kunnen worden genomen ten aanzien van:

  • dieren die besmet zijn;

  • dieren die verdacht zijn van besmetting;

  • dieren die vatbaar zijn voor besmetting;

  • dieren die een ziekteverschijnsel vertonen of kunnen vertonen;

  • dieren die een gevaar kunnen opleveren voor verspreiding van een dierziekte, zoönose of ziekteverschijnsel.

Hiermee is er een wettelijke basis om indien nodig ook dieren te ruimen die niet besmet zijn. In artikel 2.1 van het Besluit diergezondheid is geregeld in welke gevallen een dier verdacht van besmetting verklaard wordt. Dieren worden onder andere verdacht verklaard als er een epidemiologisch verband met een bevestigd geval is vastgesteld. Voor het verdacht verklaren van dieren is het dus niet noodzakelijk dat er besmette dieren in de nabije omgeving zijn. De wet bevat dus ruime bevoegdheden, bij het daadwerkelijk ruimen van dieren zal de proportionaliteit van die maatregel voor die specifieke situatie wel altijd onderbouwd moeten worden.

Vraag 178: Hoeveel kangoeroevlees is er vanuit Australië geïmporteerd in 2020, hoeveel hiervan was bestemd voor de Nederlandse markt en hoeveel is doorgevoerd naar andere landen?

Antwoord:

In 2020 zijn er 13 zendingen (183 ton in kg) kangoeroevlees geïmporteerd, waarvan 10 zendingen (126 ton) Nederland als bestemming hadden, 1 zending (23 ton) voor België bestemd was, 1 zending (15,6 ton) voor Duitsland en 1 zending (18,4 ton) voor Frankrijk.

Vraag 179: Hoe vaak heeft de NVWA in 2020 partijen kangoeroeproducten bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van pathogenen en bij hoeveel procent van het geanalyseerde kangoeroeproduct werden pathogenen aangetroffen, bij hoeveel procent van het geanalyseerde kangoeroeproduct werd Escherichia coli (E. coli) aangetroffen en wat was het percentage waarbij salmonella werd aangetroffen?

Antwoord:

In 2020 zijn er geen kangoeroeproducten bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van pathogenen.

Vraag 180: Hoeveel en welke subsidies zijn er in 2020 verleend aan producenten van dierlijke producten, producenten van plantaardige producten en insectenkwekers?

Antwoord:

Artikel

Naam regeling

Producenten dierlijke producten

Producenten plantaardige producten

Insectenkwekers

Verleende subsidie (x € 1.000)

21 Land- en tuinbouw

Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG)

 

X (combinatie voedsel en sierteelt)

 

9.367

21 Land- en tuinbouw

Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI)

 

X (combinatie voedsel en sierteelt)

 

3.764

21 Land- en tuinbouw

Brede weersverzekering

 

X

 

15.960 (EU en begroting)

21 Land- en tuinbouw

Steunmaatregel corona: aardappelsector

 

X

 

30.907

21 Land- en tuinbouw

Steunmaatregel corona: tuinbouw

 

X (combinatie voedsel en sierteelt)

 

127.004

21 Land- en tuinbouw

Innovatiemodule Sbv

X

   

1.212

21 Land- en tuinbouw

Investeringsmodule Sbv

X

   

4.191

21 Land- en tuinbouw

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)

X

   

300.000

LNV onderhoudt vanuit de begroting geen rechtstreekse subsidierelatie met individuele insectenkwekers. Via WUR wordt wel met Europees geld onderzoek gefinancierd en gestimuleerd.

Vraag 181: Hoeveel dieren zijn er in 2020 omgekomen bij stalbranden, uitgesplitst naar diersoort? Hoeveel stalbranden waren er in totaal en om hoeveel megastallen ging het hier?

Antwoord:

Op basis van de cijfers van de Brandweer Nederland en het Verbond van Verzekeraars zijn er in 2020 bij 56 stalbranden, 108.794 dieren omgekomen. Het ging hierbij om 106.900 kippen, 1.780 varkens, 61 runderen, 42 schapen, 10 paarden en 1 geit. Er zijn geen data beschikbaar over de grootte van stallen. Het Verbond van Verzekeraars en Brandweer Nederland werken samen om de data over stalbranden op korte termijn beter inzichtelijk te krijgen. Dit volgt tevens uit de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Onderdeel van deze verbeterslag is ook het opnemen van de grootte van stallen.

Vraag 182: Hoeveel dieren zijn er omgekomen bij de stalbrand in Netterden op 1 februari 2021?

Antwoord:

Uit cijfers van de verzekeraar blijkt dat er helaas ongeveer 2.000 varkens bij de stalbrand in Netterden zijn omgekomen.

Vraag 183: Hoeveel dieren zijn er omgekomen bij de stalbrand in Bentelo op 21 februari 2020?

Antwoord:

Uit cijfers van de Brandweer Nederland en het Verbond voor Verzekeraars blijkt dat er tijdens de stalbrand in Bentelo helaas ongeveer 22.500 kippen zijn omgekomen.

Vraag 184: Hoeveel ongelukken met diertransporten vonden er in 2018, 2019 en 2020 plaats waarbij landbouwdieren betrokken waren?

Antwoord:

Er wordt niet centraal bijgehouden hoe vaak dit soort ongelukken plaatsvinden en hoeveel dieren hierbij betrokken zijn.

Vraag 185: Hoeveel dieren kwamen in 2018, 2019, 2020, en tot nu toe in 2021 om het leven bij ongelukken met diertransporten?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 184.

Vraag 186: Hoeveel dieren werden in 2018, 2019 en 2020 als luchtvracht vervoerd, uitgesplitst naar diersoort?

Antwoord:

De aantallen per luchtvracht vervoerde dieren in 2018, 2019 en 2020, uitgesplitst naar diersoort, is als volgt:

 

2018

2019

2020

Bestuivers

6.140

10.500

10.350

Duiven

4.387

5.746

4.781

Eendagskuikens

13.412.509

23.719.007

17.257.145

Fok- en gebruiksvarkens

   

59.662

Fokpaarden

3

36

12

Fokrunderen

1.367

1.182

1.362

Fokvarkens

23

5

 

Honden en katten

37

253

261

Kameelachtigen

 

20

358

Knaagdieren

1.437

5.440

37.693

Konijnen

 

587

1808

Levende vis

179

471

 

Onderzoeksknaagdieren

 

10

 

Overige dieren

11.308

71.696

93.202

Overige vogels

63.893

122.336

112.905

Paarden

3.928

5.915

4.605

Rendieren

 

34

66

Runderen

142

   

SPF varkens

196

151

98

Schapen en geiten

 

10

15

Siervis

150

1.690

7.468

Valken

41

42

45

Viswormen

 

1.001.000

5.500.000

Vogels

2.184

2.051

6.124

Zoogdieren (enkel voor bindende afspraken)

1

77

448

Vraag 187: Hoeveel dieren kwamen in 2018, 2019, 2020 en tot op heden in 2021 om het leven bij het instorten van stalvloeren en hoeveel van dergelijke ongelukken waren er in die jaren in het totaal?

Antwoord:

Het Ministerie van LNV beschikt niet over gegevens betreffende het aantal ongelukken en het aantal omgekomen dieren als gevolg van het instorten van stalvloeren. Ook door de uitvoerende diensten van het ministerie worden deze gegevens niet systematisch bijgehouden.

Vraag 188: Hoeveel dieren kwamen om door het uitvallen van de ventilatie in stallen in 2020?

Antwoord:

Er wordt geen centrale registratie bijgehouden van het aantal dieren dat omkomt door het uitvallen van ventilatie.

Vraag 189: Hoeveel dieren zijn er in 2020 om het leven gekomen als gevolg van hittestress in stallen of door technische storingen in stallen als gevolg van de hitte?

Antwoord:

Er wordt geen centrale registratie bijgehouden van het aantal dieren dat als gevolg van hittestress of technische storingen om het leven is gekomen.

Vraag 190: Hoe vaak werd bij Rendac een nog levend dier aangeboden ter destructie in 2018, 2019 en 2020, uitgesplitst per diersoort?

Antwoord:

In mijn brief van oktober 2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1131) heb ik u geïnformeerd over meldingen van het destructiebedrijf Rendac aan de NVWA dat er incidenteel tussen kadavers nog een levend dier wordt aangetroffen. In de periode 2018 tot en met september 2020 heeft de NVWA 30 meldingen van Rendac ontvangen over levende dieren tussen kadavers. Het betreft zowel runderen, varkens en pluimvee. Niet voor alle meldingen is de diersoort gespecificeerd. Rendac krijgt jaarlijks ruim 650.000 meldingen om kadavers van verschillende diersoorten op te halen.

Vraag 191: Hoe verhoudt het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij zich tot medisch gebruik voor mensen en huisdieren (in kilo’s en percentage van het totale antibioticagebruik), uitgesplitst naar diersoort?

Antwoord:

Het tweede Joint Interagency Antimicrobial Consumption and Resistance Analysis (JIACRA) rapport7 uit 2017 van European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC), European Food Safety Authority (EFSA) en European Medicines Agency (EMA), geschreven op verzoek van de Europese Commissie (EC), is het meest recente rapport waarin deze gegevens worden vergeleken. Het brengt onder andere alle gebruiksdata per lidstaat in beeld. In dit rapport worden de gegevens van veehouderij en medisch gebruik uitgedrukt in mg/kg lichaamsgewicht, wat de cijfers goed vergelijkbaar maakt. Het rapport geeft aan dat in 2014 het antibioticumgebruik in Nederland 49.9 mg/kg lichaamsgewicht bij mensen en 68.4 mg/kg lichaamsgewicht in de categorie veehouderij was. In kilogrammen werd in dat jaar 52.000 kg toegediend bij mensen en 214.000 kg bij dieren in de veehouderij (verhouding ~ 80:20).

Het antibioticumgebruik bij mensen in Nederland is vrij stabiel, ook in de jaren na 2014, zoals te lezen is in de rapporten over humaan gebruik van ECDC uit 20188 en NethMap20209 (gebruik wordt in deze rapporten uitgedrukt in defined daily dose (DDD)). Het antibioticumgebruik in de veehouderij in Nederland is de laatste jaren verder gedaald, te zien in figuur 3 van het rapport van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa)10. Van 2014 tot 2019 is dit een verdere afname van 19,5%.

Figuur 3 laat zien dat het levend gewicht over de tijd stabiel is rond de 250 kiloton en dat de trends in massa verkoop en gebruik een daadwerkelijke afname in gebruik van antibiotica weergeven en niet worden veroorzaakt door verschuivingen in omvang van de veestapel.

Sinds 2009 is het gebruik bijna 70% gedaald. Dit betekent dat het aandeel van het totaal antibioticumgebruik in Nederland van de veehouderij kleiner is geworden. In absolute zin wordt nu ongeveer 75% van de in Nederland verkochte kilogrammen antibiotica toegepast in dieren. Overigens is het van belang naast het aantal kilogrammen ook te kijken naar de DDD, omdat dit weergeeft aan hoeveel antibioticum een dier is blootgesteld. Ook de DDD is voor de grote diersectoren sinds 2014 afgenomen.

In de bijlage van het SDa rapport figuur B311 staat de verdeling van de totale massa antibioticumgebruik in de veehouderijsectoren in 2019, totaal 146.945 kg. Hiervan werd 9.483 kg (6,5%) in de vleeskuikens, 1.719 kg (1.1%) in de kalkoenen, 65.339 kg (44,5%) in de varkens, 11.281 kg (7,7%) in melkvee, 49.226 kg (33,5%) in vleeskalveren, 6.433 kg (4,4%) overig rundvee, 434 kg (0.2%) in vleeskonijnen en 3.031 kg (2,1%) in overig pluimvee gebruikt.

De SDa heeft in het verleden onderzoek gedaan naar antibioticumgebruik in de huisdierensector, wat zich kenmerkt door laag gebruik, en rapporteert12 een gebruik van gemiddeld 2.6 mg/kg lichaamsgewicht in 2014 op basis van 100 dierenartspraktijken met in totaal een kleine half miljoen dieren. Dit betreft een steekproef. Het totale gebruik van antibiotica in de huisdieren sector is niet bekend en kan niet berekend worden omdat er veel diergeneesmiddelen geregistreerd zijn voor gebruik in verschillende diersoorten, zoals runderen, varkens, honden en katten.

In de nieuwe diergeneesmiddelenverordening (Verordening EU 2019/06) is opgenomen dat vanaf 2029 gestart dient te worden met het verzamelen van antibioticumgebruiksgegevens van niet voedselproducerende dieren, zoals honden en katten. Zodat vanaf 2030 hierover kan worden gerapporteerd.

Vraag 192: Hebben er om andere redenen dan vogelgriep bij pluimvee, salmonella bij ouderdieren of Sars-Cov-2 bij nertsen ruimingen plaatsgevonden in 2020? Zo ja, waarom en om welke soorten en welke aantallen dieren gaat het?

Antwoord:

Naast de ruimingen van pluimvee in verband met de bestrijding van vogelgriep, ouderdieren in verband met zoönotische salmonella en nertsen met Sars-Cov-2 hebben er geen ruimingen van groepen dieren plaatsgevonden. Daarnaast komt het jaarlijks voor dat honden, katten of vleermuizen gedood moeten worden omdat ze verdacht zijn van rabiës. In veel gevallen zijn deze dieren al dood of heeft de eigenaar ze laten euthanaseren omdat het dier ernstig ziek is en geen uitzicht op herstel was. Het is in 2020 vier keer voorgekomen dat een hond of kat in opdracht van de overheid is gedood om te kunnen onderzoeken of er sprake was van besmetting met Rabiës. Tevens zijn er in 2020 in opdracht van de overheid vijf koeien gedood in verband met een verdenking van besmetting met Brucella abortus en twee schapen in verband met een verdenking van besmetting met Brucella melitensis.

Vraag 193: Wat is het totale aantal in het wild levende vogels dat in 2020 en in 2021 getroffen is door vogelgriep?

Antwoord:

Het is niet bekend hoeveel in het wild levende vogels er Nederland, in 2020 en 2021 besmet zijn met vogelgriep. In totaal zijn er in 2020 en 2021 333 positief geteste vogels gemeld bij de NVWA.

Vraag 194: Wanneer verwacht u dat de positieflijst klaar is?

Antwoord:

Het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst beoordeelt momenteel een lijst van zoogdiersoorten die in Nederland worden gehouden aan de hand van een beoordelingssystematiek die ik op 8 januari 2020 naar de Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1085). Het is belangrijk dat het beoordelen van al deze diersoorten op een zeer zorgvuldige wijze gebeurt. De wetenschappelijke beoordeling van al deze dieren is omvangrijk en kost meer tijd dan voorzien. Zodra deze beoordeling is afgerond en het advies gereed is, informeer ik uw Kamer over het vervolg. Ik verwacht het advies dit najaar naar de Kamer te sturen.

Vraag 195: Wat zijn de te verwachten gevolgen van de positieflijst voor dierenopvangcentra?

Antwoord:

Dat is moeilijk te overzien, omdat ik nog niet precies weet hoe de lijst er uit komt te zien. Ik bekijk later hoe wordt omgegaan met diersoorten die niet op de lijst komen staan.

Vraag 196: Heeft u zicht op hoeveel bruine beren, een diersoort die op de vrijstellingenlijst staat met alle dieren die de Beoordelingscommissie huis- en hobbydieren gaat beoordelen, in Nederland als huisdier worden gehouden en waar deze zich bevinden? In hoeverre is dat het geval voor de drie jakhalssoorten, de Afrikaanse civetkat, genetkatten, serval, civetkat en vossensoorten?

Antwoord:

Ik heb hier geen zicht op. Deze diersoorten staan niet geregistreerd. Het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst beoordeelt de diersoorten die zijn opgenomen in bijlage 1 (tabel 1 en 2) en bijlage 2 (tabel 4) van de Regeling houders van dieren.

Vraag 197: Hoeveel in beslag genomen honden zijn er in 2020 en 2021 in de opslag uiteindelijk gedood?

Antwoord:

Jaar

Aantal honden in opslag

Geëuthanaseerde honden

2021 (cijfers t/m 16–05)

331

9

2020

554

78

Vraag 198: Tot wanneer loopt de overgangsregeling voor het fokken van honden met een te korte snuit

Antwoord:

Voor het fokken van honden met te korte snuiten gelden de criteria uit het rapport «Fokken met kortsnuitige honden» (bijlage kamerstuk 28 286, nr. 1039). Als aan die criteria niet voldaan wordt, mag met die honden niet gefokt worden. Omdat bij bepaalde kortsnuitige rassen vrijwel geen enkele hond voldoet, wordt voor die rassen momenteel een praktische benadering gehanteerd. Fokkers van die rassen hebben een bepaalde periode de gelegenheid om door middel van outcross «op te schuiven» in de richting van de (minimale) norm. De termijn waarbinnen dit gerealiseerd moet zijn, leg ik vast in een beleidsregel. Eind van het jaar verwacht ik deze klaar te hebben.

Vraag 199: Wat is de stand van zaken met betrekking tot het op te zetten centrum waar hoogrisicohonden zouden worden geresocialiseerd?

Antwoord:

De problematiek van complexe honden en de hiermee samenhangende maatschappelijke belangen maakt gespecialiseerde opvang noodzakelijk. Voor gespecialiseerde opvang zijn verschillende opties denkbaar. Om vast te kunnen stellen welke opties in de praktijk haalbaar zijn vindt een marktraadpleging plaats. Deze marktraadpleging zal in het najaar zijn afgerond. Mede aan de hand van de uitkomsten van deze raadpleging bepalen de RVO en LNV hoe de opdracht in de markt gezet wordt. Het streven is vanaf begin 2022 te starten.

Vraag 200: Waar komen de proefdieren vandaan die in 2019 en 2020 in Nederlandse instellingen zitten?

Antwoord:

Voor het jaar 2020 zijn er nog geen gegevens beschikbaar aangezien de NVWA nog bezig is met de verwerking van de binnengekomen jaarregistraties 2020. Voor het jaar 2019 is de herkomst geregistreerd als volgt:

EU

430.923

Rest van Europa

58

Elders ter wereld

10.045

Hergebruik

7.638

Totaal

448.664

Vraag 201: Hoeveel proefdieren die in 2019 en 2020 in Nederlandse instellingen zaten, komen uit eigen fok?

Antwoord:

De gevraagde gegevens worden niet geregistreerd.

Vraag 202: Hoeveel proefdieren die in 2019 en 2020 in Nederlandse instellingen zaten, zijn aangeleverd via een geregistreerd fok-of afleveringsbedrijf in de EU?

Antwoord:

Voor het jaar 2020 zijn er nog geen gegevens beschikbaar aangezien de NVWA nog bezig is met de verwerking van de binnengekomen jaarregistraties 2020. Voor het jaar 2019 is de herkomst geregistreerd als volgt: 291.738 proefdieren aangeleverd via geregistreerde fok- of afleveringsbedrijven in de EU.

Vraag 203: Hoeveel proefdieren die in 2019 en 2020 in Nederlandse instellingen zaten, zijn afkomstig van een niet-geregistreerd fok- of afleveringsbedrijf in de EU?

Antwoord:

Voor het jaar 2020 zijn er nog geen gegevens beschikbaar aangezien de NVWA nog bezig is met de verwerking van de binnengekomen jaarregistraties 2020. Voor het jaar 2019 is de herkomst geregistreerd als volgt: 139.185 proefdieren afkomstig van niet-geregistreerde fok- of afleveringsbedrijven in de EU.

Vraag 204: Hoeveel proefdieren die in 2019 en 2020 in Nederlandse instellingen zaten, zijn afkomstig van buiten Europa?

Antwoord:

Voor het jaar 2020 zijn er nog geen gegevens beschikbaar aangezien de NVWA nog bezig is met de verwerking van de binnengekomen jaarregistraties 2020. Voor het jaar 2019 is de herkomst geregistreerd als volgt: 10.045 proefdieren afkomstig van buiten Europa.

Vraag 205: Hoeveel apen werden in 2017, 2018, 2019, 2020 in Nederland ingevoerd voor het verrichten van dierproeven en vanuit welke landen (in aantallen per land)?

Antwoord:

Er zijn zowel in 2018 als in 2019 288 apen geregistreerd voor invoer in Nederland vanuit China. In de jaren 2017 en 2020 waren dat er nul.

Vraag 206: Hoeveel apen die als proefdier werden gebruikt werden in 2017, 2018, 2019, 2020 geëxporteerd en naar welke landen (in aantallen per land)?

Antwoord:

Uit het gebruikte systeem kunnen de gevraagde gegevens niet worden ontsloten.

Vraag 207: Aan welk deel van het saldo van de begrotingsreserve Landbouw zitten juridische verplichtingen en aan welk deel niet?

Antwoord:

Interne begrotingsreserves kunnen in voorkomende gevallen worden benut wanneer niet duidelijk is wanneer bepaalde uitgaven worden voorzien en/of hoe groot de omvang van die uitgaven is en de verdeling ervan over de jaren. Op 31 december 2020 bedroeg het saldo van het fonds 30,5 mln. euro. Hiervan was voor een bedrag van 4,9 mln. euro juridisch verplicht: 3,0 mln. euro voor het sociaaleconomisch plan voor de pelsdierhouderij, 1,4 mln. euro voor de VAMIL-compensatieregeling en 0,5 mln. euro voor een subsidie voor het cacaoproject (voedselzekerheid). Aan de overige middelen (25,6 mln. euro) liggen geen juridische verplichtingen ten grondslag. Wel zijn hiervoor politiek-bestuurlijke verplichtingen aangegaan; het gaat hier met name om middelen voor het flankerend beleid voor de pelsdierhouderij als gevolg van het wettelijk verbod en middelen voor CO2-reductie in de glastuinbouw.

Vraag 208: Hoeveel NVWA-controles in het kader van dierenwelzijn hebben er in 2020 plaatsgevonden op primaire bedrijven met schapen en hoeveel hiervan waren aangekondigd?

Antwoord:

De NVWA heeft in 2020 in totaal 339 welzijnscontroles uitgevoerd op primaire bedrijven met schapen. In principe worden welzijnscontroles niet aangekondigd. In verband met Covid-19 zijn in 2020 de controles kort van tevoren aangekondigd om te bepalen of de controle kon worden uitgevoerd rekening houdend met de voorschriften van het RIVM.

Vraag 209: Hoeveel van de NVWA-controles die in 2020 hebben plaatsgevonden bij bedrijven met schapen werden verricht op basis van een melding en hoeveel hiervan op basis van regulier toezicht?

Antwoord:

Van de in totaal 339 welzijnscontroles op primaire bedrijven met schapen werden er 278 uitgevoerd op basis van een melding en 61 op basis van regulier toezicht.

Vraag 210: Hoeveel bijvangst hadden Nederlandse rederijen in 2020 (in tonnen en aantallen), uitgesplitst naar soort? Hoe verhoudt dit zich tot 2015, 2010, 2005 en 2000, uitgesplitst per jaartal

Antwoord:

Er wordt in de registratie van de visvangst geen onderscheid gemaakt tussen doelsoort en bijvangst. Zo kan het per visreis verschillen of een vissoort een doelsoort of een bijvangstsoort is. Om die reden kan geen inzage geven worden in de hoeveelheid bijvangsten. Voor een overzicht van de visvangsten in Nederland verwijs ik u naar vraag 38.

Vraag 211: In welk percentage van de rundveehouderijen staan koeien in potstallen? Zijn er dierenwelzijnsvoorschriften voor hoe diep koeien hierbij in de eigen (vaste) mest mogen staan? Zo ja, kunt u deze delen?

Antwoord:

Er vindt geen centrale registratie plaats van de potstallen als huisvesting van rundveehouderijen. Ten aanzien van de huisvesting en verzorging van runderen zijn de in de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren algemene bepalingen voor het houden van landbouwhuisdieren van toepassing. Zo dient een houder op grond van het Besluit houders van dieren te zorgen voor toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden. De NVWA kijkt hierbij onder andere naar voldoende schone en droge ligplaatsen. (Bij een potstal betekent dit dat er voldoende strooisel aanwezig moet zijn.)

Vraag 212: Wat zijn de doelen die worden beoogd met de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)?

Antwoord:

Hoofddoel van de Srv is het reduceren van geuroverlast van varkenshouderijlocaties voor omwonenden in veedichte gebieden, in de regeling afgebakend tot de concentratiegebieden Zuid en Oost uit de Meststoffenwet. Met de definitieve beëindiging van varkenshouderijlocaties en het doorhalen van productierechten (varkensrechten) wordt ook bijgedragen aan de doelen op het terrein van klimaat en stikstof. In dat kader zijn ook aanvullende middelen toegevoegd aan het oorspronkelijke budget van € 120 miljoen uit het Regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), te weten € 60 miljoen aan zogenaamde Urgendamiddelen en € 270 miljoen aan middelen ten behoeve van de structurele aanpak stikstof (bronmaatregelen).

Voor een uitvoerige beschrijving van het doel van de Srv verwijs ik naar de toelichting bij de Srv (Stcrt. 2019, nr. 55830, gepubliceerd 11 oktober 2019) en de toelichting bij de wijzing waarmee de aanvullende stikstofmiddelen aan het subsidieplafond zijn toegevoegd (Stcrt. 2020, nr. 31509, gepubliceerd 16 juni 2020).

Vraag 213: Wat is het totale beschikbare budget voor de Srv en uit welke enveloppes wordt dit gefinancierd?

Antwoord:

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 212.

Vraag 214: Wanneer werd de Srv voor aanmelding geopend en wanneer werd deze gesloten? Wanneer zouden de gestelde doelen bereikt moeten zijn?

Antwoord:

De openstelling van de Srv was van 25 november 2019 tot en met 15 januari 2020. Naar verwachting zullen de meeste varkenshouderijlocaties waarvoor een beschikking is afgegeven tegen het eind van dit jaar definitief zijn beëindigd (dieren en mest afgevoerd). De sloop van de productiecapaciteit (stallen, mestkelders, mest- en voersilo’s) is naar verwachting tegen het einde van 2022 op de meest productielocaties afgerond.

Vraag 215: Hoeveel dieren zijn er afgeschoten terwijl hier – op dat moment – geen vergunning, ontheffing, dan wel opdracht toe is verleend in 2018, 2019 en 2020, uitgesplitst per jaar en provincie?

Antwoord:

De provincie is het bevoegd gezag voor de afgifte van vergunningen en ontheffingen, voor het vangen en doden van dieren op basis van de Wet natuurbescherming, alsmede voor de naleving daarvan. Controle gebeurt door BOA’s en de politie, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft hier geen gegevens over.

Vraag 216: Worden bij de Srv alle productierechten uit de markt genomen en worden deze doorgehaald of komen deze in een bank terecht? Geldt dit voor alle tranches uit de regeling?

Antwoord:

Een vereiste voor subsidieverstrekking is dat varkenshouders ten minste 80% van het varkensrecht moet laten doorhalen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dat vanuit de Meststoffenwet vereist is voor het gemiddelde aantal varkens dat in kalenderjaar 2018 op de betreffende varkenshouderijlocatie is gehouden. De betreffende varkenseenheden komen dus niet in een bank, maar zijn daarmee definitief uit de markt, resulterend in een blijvende krimp van de varkensstapel in Nederland. De Srv bestaat uit een enkele tranche.

Vraag 217: Kunt u de voorwaarden voor deelname aan de Srv delen?

Antwoord:

Voor de voorwaarden die golden voor deelname aan de Srv verwijs ik u naar de tekst van de regeling en de toelichting, zoals gepubliceerd op 11 oktober 2019 (Stcrt 2019, nr. 55830).

Vraag 218: Wat zijn de doelen die worden beoogd met de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden?

Antwoord:

Doel van de maatregel is om de kwaliteit van natuurgebieden te vergroten door vermindering van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden door de uitstoot van piekbelasters in de landbouw terug te dringen.

In aanvulling hierop kunnen met de maatregel gerichte opkoop ook nevendoelen worden gerealiseerd. Het gaat vooral om:

  • a) het verminderen van de bredere stikstofproblematiek (stikstofdeken);

  • b) het verminderen van de uitstoot van in het bijzonder broeikasgassen;

  • c) het klimaatbestendiger maken van (verdrogingsgevoelige) gebieden;

  • d) vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving;

  • e) verwerving van gronden voor het creëren van schuifruimte in het gebiedsproces.

Vraag 219: Wat is het totale beschikbare budget voor de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden en uit welke enveloppes wordt dit gefinancierd?

Antwoord:

Voor de gerichte opkoop van veehouderijen is in totaal € 350 mln. beschikbaar. Deze middelen zijn afkomstig uit de middelen voor het Klimaatakkoord (envelop «Veehouderij rondom Natura2000-gebieden» – € 100 mln.) en uit de voor de stikstofproblematiek beschikbaar gestelde middelen uit de Begrotingsreserve Stikstof (€ 250 mln.). De middelen worden in drie tranches ingezet van respectievelijk € 100 mln. voor de 1e tranche, € 100 mln. voor de 2e tranche en € 150 mln. voor de 3e tranche. De Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden betreft de eerste tranche.

Vraag 220: Wanneer werd de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden voor aanmelding geopend en wanneer wordt deze gesloten? Wanneer zouden de gestelde doelen bereikt moeten zijn?

Antwoord:

Op 3 november 2020 is de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (1e tranche) in de Staatscourant gepubliceerd. Inmiddels is de regeling gesloten en hebben de provincies het voorschot ontvangen. Conform deze regeling moeten de aankopen uiterlijk na 18 maanden, dus 3 mei 2022, zijn gerealiseerd. Binnen een jaar na het sluiten van de koopovereenkomst dan wel binnen de gangbare termijn voor een productieronde van de desbetreffende diersoort worden de vergunningen voor de desbetreffende vestiging ingetrokken of zodanig aangepast dat er niet langer veehouderijactiviteiten zijn toegestaan. Daarmee wordt het hoofddoel van de regeling – het verminderen van de stikstofdepositie via gerichte opkoop van piekbelasters – gerealiseerd.

Vraag 221: Worden bij de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden alle productierechten uit de markt genomen en worden deze doorgehaald of komen deze in een bank terecht? Geldt dit voor alle tranches uit de regeling?

Antwoord:

Conform de gepubliceerde regeling met betrekking tot de 1e tranche worden alle productierechten uit de markt genomen en doorgehaald. Voor de 2e en 3e tranche is dit nog niet vastgesteld.

Vraag 222: Kunt u de voorwaarden voor deelname aan de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden delen?

Antwoord:

Voor de voorwaarden voor deelname aan de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden verwijs ik uw Kamer naar de betreffende regeling die op 3 november 2020 gepubliceerd is in de Stcrt. 2020, nr. 57568

Vraag 223: Wat zijn de doelen die worden beoogd met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties?

Antwoord:

De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties heeft als doel het reduceren van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige, overbelaste N2000-gebieden en is onderdeel van het maatregelenpakket voor de structurele aanpak stikstof.

Vraag 224: Wat is het totale beschikbare budget voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties en uit welke enveloppes wordt dit gefinancierd?

Antwoord:

Het totale budget voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) bedraagt 970 miljoen euro. Het originele budget bedroeg 1 miljard euro; hiervan wordt 30 mln. gebruikt voor de vorming van een grondfonds ten behoeve van de uitvoering van de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 35 600, nr. 47).

Het budget voor de Lbv maakt onderdeel uit van de middelen voor de maatregelen gericht op natuurbehoud en -herstel en voor bronmaatregelen gericht op reductie van stikstofdepositie. Dit pakket telt op tot ca. € 5,1 miljard in de periode tot en met 2030 (Kamerstuk 35 334, nr. 82).

Vraag 225: Wanneer wordt de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor aanmelding geopend en wanneer wordt deze gesloten? Wanneer zouden de gestelde doelen bereikt moeten zijn?

Antwoord:

Openstelling van de eerste tranche van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties is voorzien voor de eerste helft van 2022. De exacte openstellingstermijn en daarmee de sluitingsdatum is nog niet bepaald.

Het behalen van de stikstofreductie is gekoppeld aan het moment waarop het houden van vee op een locatie wordt beëindigd. Het moment waarop dit gebeurt is afhankelijk van (1) het moment waarop de regeling gepubliceerd wordt, (2) de termijnen die de uitvoerende dienst Rijksdienst voor Ondernemend Nederland nodig heeft om de aanvragen te beoordelen en te rangschikken en (3) de tijd die een veehouder nodig heeft om te beslissen over definitieve deelname aan de hand van een positieve subsidiebeschikking. In het licht van bovenstaande onzekerheden verwacht ik dat de stikstofreducties van de eerste tranche van de regeling vanaf het laatste kwartaal van 2023 ingeboekt kunnen worden, doorlopend tot in 2024.

Vraag 226: Worden bij de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties alle productierechten uit de markt genomen en worden deze doorgehaald of komen deze in een bank terecht? Geldt dit voor alle tranches uit de regeling?

Antwoord:

Bij het opkopen van veehouderijbedrijven door de overheid met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties zullen productierechten grotendeels of volledig worden ingenomen en doorgehaald. Hiermee wordt voorkomen dat de rechten in de markt blijven en elders weer ingezet worden en tot nieuwe stikstofuitstoot leiden. De middelen die de overheid inzet, leveren zo direct een bijdrage aan het behalen van de stikstof-reductie en klimaatdoelstellingen. Bij generieke regelingen zoals de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties is inname en doorhaling van productierechten ook noodzakelijk vanuit de staatssteunkaders. De inname- en doorhaal-verplichting geldt daarmee ook voor de tweede tranche.

Het percentage van de rechten dat minimaal moet worden ingeleverd moet nog worden bepaald.

Vraag 227: Kunt u de voorwaarden voor deelname aan de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties delen?

Antwoord:

Nee, dat kan nog niet omdat de regeling nog niet gereed is. De verwachting is dat de regeling spoedig, uiterlijk dit najaar in concept gereed komt en aan uw Kamer wordt verzonden.

Vraag 228: Wat zijn de doelen die worden beoogd met de Vrijwillige stoppersregeling veenweidegebieden?

Antwoord:

Ik ga er van uit dat uw Kamer doelt op de regeling specifieke uitkering Impuls Veenweiden (Stcrt. 2020, nr. 53798). Deze regeling sluit aan op de volgende passage uit het klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) «In sommige situaties kan het gaan om boeren te ondersteunen bij verplaatsen, minder intensief (met compensatie voor inkomstenderving) of het vrijwillig stoppen van het bedrijf. In andere situaties zal de nadruk meer liggen op technische aanpassingen, zoals drainagetechnieken. Hiervoor zijn verschillende instrumenten nodig: landinrichting, verplichtende ruilverkaveling en vrijwillige kavelruil (waarbij ook rijksgronden betrokken kunnen worden), fiscale ondersteuning, afwaardering van gronden met financiële compensatie en dergelijke.»

Op hoofdlijnen voorziet de regeling in uitvoering van maatregelen onder regie van de provincies, gericht op het primair realiseren van het klimaatdoel en met meekoppeling van stikstofdoelen en natuur en landschap. De middelen worden hiertoe breed ingezet. Dat wil zeggen dat er naast opkoop wordt gekozen voor een brede mix van maatregelen, met een zo groot mogelijk draagvlak in de gebieden, gericht op het toekomstperspectief van de blijvers. De inzet richt zich op gebieden met een hoge bodemdalingssnelheid en waar mogelijk gelegen nabij Natura2000 gebieden vanwege de meekoppelkans met de stikstofopgave.

Vraag 229: Wat is het totale beschikbare budget voor de Vrijwillige stoppersregeling veenweidegebieden en uit welke enveloppes wordt dit gefinancierd?

Antwoord:

Voor de regeling specifieke uitkering Impuls Veenweiden is in totaal € 100 mln. beschikbaar gesteld. Dit bedrag is onderdeel van het budget van in totaal € 276 mln. dat het kabinet In het Klimaatakkoord beschikbaar heeft gesteld voor veenweidegebieden

Vraag 230: Wanneer wordt de Vrijwillige stoppersregeling veenweidegebieden voor aanmelding geopend en wanneer wordt deze gesloten? Wanneer zouden de gestelde doelen bereikt moeten zijn?

Antwoord:

De regeling specifieke uitkering Impuls Veenweiden is in oktober 2020 opengesteld voor aanvraag door de zes veenweide provincies. Deze zes provincies hebben een aanvraag ingediend en deze zijn inmiddels beschikt en bevoorschot. Het gaat om de volgende provincies: Fryslân (€ 22 mln.), Zuid-Holland (€ 22 mln.), Noord-Holland (€ 18 mln.), Utrecht (€ 18 mln.), Overijssel (€ 15 mln.) en Groningen (€ 5 mln.). De periode waarin de provincies de specifieke uitkering kunnen besteden, is uiterlijk tot en met 31 december 2025.

Vraag 231: Worden bij de Vrijwillige stoppersregeling veenweidegebieden alle productierechten uit de markt genomen en worden deze doorgehaald of komen deze in een bank terecht? Geldt dit voor alle tranches uit de regeling?

Antwoord:

Ingeval de provincies de middelen inzetten voor het vrijwillig opkopen van bedrijven, worden de productierechten uit de markt genomen en doorgehaald.

Vraag 232: Kunt u de voorwaarden voor deelname aan de Vrijwillige stoppersregeling veenweidegebieden delen?

Antwoord:

De voorwaarden zijn beschreven in de regeling zoals gepubliceerd in de Stcrt. 2020, nr. 53798, 16 oktober, 2020. De besteding vindt plaats ter uitvoering van de provinciale gebiedsplannen impuls veenweide zoals deze zijn ingediend bij de aanvraag op deze regeling.

Vraag 233: Hoeveel vleeskuikens worden er in totaal in Nederland gehouden in stallen met de in de Europese Unie hoogst toegestane dichtheid van 42 kg/m2 en bij hoeveel bedrijven?

Antwoord:

  • Volgens gegevens uit I&R zijn er bij deze bedrijven momenteel 29.892.875 vleeskuikens die opgezet zijn in de stallen.

Vraag 234: Hoeveel varkensrechten zijn in totaal opgekocht in het kader van de Regeling Omgevingskwaliteit?

Antwoord:

In de eerste fase van de Regeling Omgevingskwaliteit (ROK) heeft het Ontwikkelingsbedrijf Varkenshouderij in totaal 43.221 varkensrechten opgekocht. Tijdens de tweede fase van de ROK werden geen varkensrechten meer opgekocht, maar juist verkocht.

Vraag 235: Wat is het bedrag dat is betaald per varkensrecht dat is opgekocht in het kader van de Regeling Omgevingskwaliteit? Hoeveel geld heeft dit in totaal gekost en door wie is dit betaald?

Antwoord:

Een varkenshouder die voldeed aan de voorwaarden van de ROK, ontving een marktconforme vergoeding voor de varkensrechten en een beëindigingsvergoeding. Voor fase 1 was € 5 miljoen beschikbaar gesteld uit de eerste nationale envelop Europese crisismiddelen en een lening van € 3 miljoen door de Rabobank. In maart 2018 is aan 27 varkenshouders een bedrag van in totaal € 7.893.744 uitgekeerd, waarvan € 3.036.776 ziet op een beëindigingsvergoeding en € 4.856.968 op de (marktconforme) vergoeding voor de varkensrechten. De marktprijs voor varkensrechten verschilt per regio. Per varkensrecht is in de regio Zuid € 128 betaald, in de regio Oost € 90,50 en in de regio Overig € 90,15.

Vraag 236: Wat is de prijs die varkenshouders per varkensrecht moesten betalen om rechten die zijn opgekocht in het kader van de Regeling Omgevingskwaliteit over te kopen?

Antwoord:

In fase 2 van de Regeling Omgevingskwaliteit (ROK) konden varkenshouders op aanvraag de in fase 1 opgekochte varkensrechten tegen gereduceerd tarief kopen van het Ontwikkelingsbedrijf Varkenshouderij, onder de voorwaarde dat geïnvesteerd werd in innovatieve emissiereducerende technieken en verduurzaming (waaronder dierenwelzijn). Voor varkenshouders die deelnamen aan fase 2 van de regeling gold een korting van € 45,40 op de opkoopprijs van de varkensrechten. Per varkensrecht was de verkoopprijs in de regio Zuid € 82,60, in de regio Oost € 45,10 en in de regio Overig € 44,75.

Lopende fase 2 daalde de marktprijs voor varkensrechten, waardoor het te behalen voordeel via de ROK verminderde. In regio Zuid kon een aanvrager een voordeel van circa € 15 per varkensrecht behalen. In de regio Oost en Overig bedroeg dit voordeel circa € 5 per varkensrecht. Dit woog met name in de regio’s Oost en Overig niet op tegen de kosten voor de extra eisen die in de ROK fase 2 regeling werden gesteld. Daardoor was er onvoldoende animo voor fase 2 van de ROK. Het Ontwikkelingsbedrijf Varkenshouderij liep hierdoor een reëel financieel risico. De opbrengst van verkoop van varkenseenheden was noodzakelijk om de door Rabobank verstrekte lening van € 3 miljoen terug te kunnen betalen. In overleg met mijn ministerie is besloten de resterende varkensrechten volgens de voorwaarden van de Meststoffenwet tegen een marktconforme prijs te verkopen. In het kader van de Meststoffenwet worden bij de verkoop van varkensrechten geen aanvullende voorwaarden, zoals het toepassen van emissiearme stalsystemen, gesteld.

Vraag 237: Hoeveel varkensrechten die zijn opgekocht in het kader van de Regeling Omgevingskwaliteit, zijn doorverkocht aan varkenshouders in de concentratiegebieden Zuid en Oost?

Antwoord:

In onderstaande tabel is de spreiding over de regio’s weergegeven van de aanvragen in fase 2 van de ROK.

 

Totaal rechten aangevraagd

Totaal beschikbaar ROK fase 1

Onbenut

Zuid

28.344.08

25.258,60

0

Oost

12.624,40

12.624,40

Overig

3.000,00

5.339,20

2.339,20

Totaal

31.344,08

43.222,20

14.963,60

Het overdragen van varkensrechten is aan regels gebonden. Varkensrechten mogen niet overgedragen worden van concentratiegebied Zuid naar concentratiegebied Oost, of andersom; ook is het niet toegestaan om varkensrechten over te dragen van een niet-concentratiegebied naar concentratiegebied Zuid of Oost.

Vraag 238: Hoeveel varkenshouders die zich hebben aangemeld voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderij hebben eerder varkensrechten overgekocht die vrijkwamen in het kader van de Regeling Omgevingskwaliteit?

Antwoord:

Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 216 is een vereiste voor subsidieverstrekking dat varkenshouders minimaal 80% van het varkensrecht moet laten doorhalen bij RVO. In de praktijk kon het voorkomen dat een varkenshouders niet over de benodigde 80% varkensrechten in eigendom beschikte omdat meer dan 20% van het aantal gehouden varkens verantwoord werd met leaserechten. Om toch aan de vereiste te voldoen stond het varkenshouders vrij om op de vrije markt varkensrechten te verwerven, tot het niveau dat voldaan kon worden aan de minimale eis van 80%. Of deze varkensrechten afkomstig waren uit de Regeling Omgevingskwaliteit of een andere herkomst hadden maakt voor de effectiviteit van de Srv niet uit.

Naar boven