35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Nr. 130 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 mei 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 10 februari 2023 over de reactie op verzoek commissie over de toegezonden correspondentie in relatie tot kabinetsreactie op rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 115).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 maart 2023 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 17 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inleiding

Bijgaand treft u de reactie op de op 22 maart 2023 gezonden vragen van de vaste Kamercommissie voor Financiën over de op 10 februari 2023 toegezonden brief inzake de aanpassing van de kabinetsreactie op het eindrapport «Ongekend onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK).1

Aanvullende correspondentie

Naar aanleiding van twee vragen van het lid Omtzigt zijn er nieuwe stukken aangetroffen die niet eerder openbaar zijn gemaakt. Deze zijn als bijlage toegevoegd.

De stukken, die hierbij openbaar worden gemaakt, bevatten een mail van 5 juni 2019 van mevrouw González Pérez richting de secretaresse van de voormalig Staatssecretaris dhr. Snel. Als bijlage bij deze mail zaten ook transcripties van gesprekken van 28 juni 2016, 10 april 2017 en 8 mei 2017 tussen onder meer mevrouw González Pérez en verschillende medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen. De drie gesprekken zijn opgenomen en de transcripties van deze gesprekken zijn niet opgesteld door de Belastingdienst/Toeslagen, maar door de (omgeving van de) advocate. Ook zijn de transcripties, voor zover bekend, achteraf niet afgestemd met de betrokken medewerkers van de Belastingdienst/Toeslagen.

Deze transcripties bestaan grotendeels uit besprekingen van dossiers van ouders en gastouderbureaus, met een grote hoeveelheid persoonsgegevens, tot individuen herleidbare informatie en toezichtvertrouwelijke informatie. Om deze reden kies ik ervoor om deze documenten vertrouwelijk te verstrekken aan uw Kamer2. Dit stelt mij in staat om de documenten alleen te lakken op bsn’s en namen van betrokkenen en zo uw Kamer maximaal inzicht te bieden in de inhoud ervan. Dit in tegenstelling tot het publiceren van de documenten. Dat zou betekenen dat de documenten ingrijpend moeten worden gelakt. Het vertrouwelijk verstrekken sluit ook aan bij de voorkeur van mevrouw González Pérez bij navraag afgelopen dagen, gelet op de passages die zien op individuele dossiers van ouders. Tenslotte wordt met het vertrouwelijk verstrekken voorkomen dat individuele medewerkers ongevraagd en ongewenst onderdeel worden van het publieke debat.

Wij hebben nog geen compleet beeld van wat er precies met de mail waar de transcripties een bijlage bij waren is gebeurd. Ook de vraag waarom deze documenten niet eerder naar boven zijn gekomen en in hoeverre ze zijn meegewogen in eerdere onderzoeken en verstrekkingen is nog niet beantwoord. Wanneer hier meer duidelijk over is dan wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

Tot slot geldt helaas nog steeds dat het niet valt uit te sluiten dat er in de toekomst nog meer nieuwe documenten worden gevonden. Mocht dit het geval zijn, dan wordt uw Kamer daarover ook zo snel mogelijk geïnformeerd.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Verschillende vragen hebben inhoudelijk veel overlap. Daarom zijn veel vragen gebundeld beantwoord. Daarnaast is, omwille van de leesbaarheid, gekozen voor een onderverdeling in deelonderwerpen:

  • 1. De kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht»

  • 2. Transparantie en de informatiehuishouding

  • 3. De brief van 9 maart 2018:

    • 1. Aantreffen van de brief

    • 2. Verzending van de brief en het contact met de advocate

    • 3. Mandatering en afstemming rond de brief

    • 4. Correspondentie van de voormalig directeur-generaal Belastingdienst

    • 5. Overige vragen over de brief

  • 4. Specifieke gebeurtenissen in 2018

1. De kabinetsreactie op «Ongekend onrecht»

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om nader uiteen te zetten hoe haar beeld precies gewijzigd is door de strekking van de toegezonden brieven, ten opzichte van het beeld dat zij kreeg uit het rapport van de Nationale ombudsman van 9 augustus 2017. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet een inhoudelijke onderbouwing kan geven van waarom de kabinetsreactie kan blijven staan. De leden van de SP-fractie vragen of kan worden erkend dat het ontbreken van de briefwisseling het onderzoek van de Tweede Kamer (POK) wel heeft gefrustreerd en hoe het kabinet deze gang van zaken weegt. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie welke waarborgen er worden genomen dat in de toekomst onderzoekscommissies van de Kamer álle gevorderde stukken krijgen. Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie wanneer de onderste steen echt boven is.

In de Kamerbrief van 29 maart 2023 is aangegeven dat de aangetroffen correspondentie, inclusief de aanvulling daarop, niet maakt dat de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 2) wordt gewijzigd (Kamerstuk 35 510, nr. 118). De correspondentie maakt zichtbaar dat er destijds onvoldoende is geluisterd naar het perspectief van de ouders en dat er onvoldoende is gebeurd met de brieven van de advocate mevrouw González Pérez. In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 4) is ook al erkend dat de overheid beter moet luisteren naar kritische geluiden, onder andere van advocaten. Dit geldt evenzeer voor rapporten van de Nationale ombudsman. Dit is daarmee een bevestiging van het beeld dat er destijds onvoldoende is geluisterd naar kritische geluiden en om die reden is geen aanpassing van de kabinetsreactie nodig. Dat neemt niet weg dat de gehele briefwisseling van belang is voor het complete beeld en dat deze dan ook veel eerder naar boven had moeten komen.

Dit onderstreept keer op keer het belang om in te blijven zetten op het verbeteren van de informatievoorziening- en huishouding. Het is natuurlijk altijd de inzet van het kabinet om zo volledig mogelijk informatie te verstrekken.

Dat de briefwisseling destijds niet naar boven is gekomen, betreurt het kabinet. In het rapport «Ongekend onrecht» concludeerde de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK) dat de informatievoorziening richting de POK op punten soms onvolledig was. Bovenstaande bevindingen illustreren dat eens te meer en onderstrepen het belang van de verbeterstappen die sindsdien zijn genomen op het gebied van informatiehuishouding en -voorziening en die nog genomen moeten worden. In de brief van 21 december 2022 is toegezegd dat uw Kamer in 2023, in aanvulling op de Rijksbrede update van het Generieke Actieplan «Open op Orde», een rapportage over de verbeteringen binnen het Ministerie van Financiën ontvangt (Kamerstuk 35 510, nr. 110). Via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt met ingang van de rapportage over 2022 jaarlijks over de voortgang op informatiehuishouding binnen het Rijk gerapporteerd, waarin het Ministerie van Financiën ook mee wordt genomen. Over de voortgang specifiek bij het ministerie Financiën zal rond de zomer van dit jaar worden gerapporteerd.

Voor de parlementaire enquêtes die sinds de POK hebben plaatsgevonden is de werkwijze voor het beantwoorden van informatievorderingen verbeterd. Er wordt bijgehouden welke zoekvragen gebruikt zijn, en er wordt gebruik gemaakt van een systeem waarin wordt bijgehouden welke resultaten hieruit zijn gekomen, en welke documenten (handmatig) als niet relevant zijn beoordeeld. Ook de stukken die zijn aangeleverd in het kader van de parlementaire enquête fraudebeleid en dienstverlening (PEFD) worden bekeken om nieuwe (nog niet openbare) documenten over de kinderopvangtoeslagaffaire te identificeren en openbaar te maken op het Informatiepunt Kinderopvangtoeslag (KOT). Hier wordt momenteel aan gewerkt en de planning is om dit voor het zomerreces (grotendeels) af te kunnen ronden.

Onderzoeken naar door onderzoekscommissies gevraagde informatie worden met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uitgevoerd. Niet alleen digitale archieven, maar ook papieren, semi-statische archieven en e-mailpostbussen worden doorzocht op relevante informatie. 100% volledigheid is echter niet te garanderen. Net als voor de parlementaire enquête Aardgaswinning Groningen, is de Auditdienst Rijk gevraagd om onderzoek te doen naar de gehanteerde zoekstrategie die gebruikt is bij de PEFD. Dergelijke onderzoeken geven antwoord op de vraag of de juiste strategie is gekozen om relevante documenten te selecteren. Dit kan ook leerpunten opleveren voor toekomstige onderzoeken. Een andere mogelijke oplossing voor meer transparantie zou zijn om onderzoekscommissies zelf toegang te verlenen tot systemen en archieven vanuit het ministerie. Deze aanpak is meerdere keren voorgesteld in parlementaire onderzoeken en enquêtes.

Gelet op de toenmalige informatiehuishouding valt nog steeds niet uit te sluiten dat er in de toekomst nog meer relevante, niet eerder verstuurde documenten worden gevonden, hoe vervelend dat ook is.

2. Transparantie en de informatiehuishouding

De leden van de SP-fractie vragen of er binnen de voormalige en huidige top van de Belastingdienst voldoende urgentie en besef leeft over de ernst van zowel het toeslagenschandaal als het gebrek aan transparantie.

De ernst van de Toeslagenaffaire heeft dagelijks de aandacht van de ambtelijke maar ook politieke top van het ministerie, de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen, evenals bij de medewerkers. Elke dag wordt er onverminderd hard gewerkt aan het bieden van herstel aan de gedupeerden van de Toeslagenaffaire en aan het zorgen dat dit niet nog een keer zal kunnen gebeuren.

Ook transparantie heeft de onverminderde aandacht van het ministerie en de uitvoeringsorganisaties. Zoals in eerdere antwoorden toegelicht is het van groot belang om in te blijven zetten op het verbeteren van de informatievoorziening- en huishouding, om zo ook transparant te kunnen zijn naar uw Kamer. In de brief van 21 december 2022 is toegezegd dat uw Kamer in 2023, in aanvulling op de Rijksbrede update van het Generieke Actieplan «Open op Orde», een rapportage over de verbeteringen binnen het Ministerie van Financiën ontvangt. Toeslagen heeft ook een actieplan ter verbetering van de informatiehuishouding opgesteld, specifiek voor de Dienst, dat aansluit op het departementale programmaplan. Het actieplan Toeslagen 2.0 en de nulmeting zijn op 20 juli 2022 aan uw Kamer aangeboden.3 De komende jaren heeft Toeslagen zowel een achterstand weg te werken in het op orde brengen van de informatiehuishouding, bijvoorbeeld om te kunnen voldoen aan de archiefwet en de nieuwe verplichtingen vanuit de Wet open overheid (Woo) waarbij ook bijvoorbeeld alle beslisnota’s openbaar worden gemaakt.

De leden van de SP-fractie vinden verder de reflex te wijzen naar de informatievoorziening en-huishouding ronduit ongeloofwaardig als het hier documenten betreft die door een persoon niet goed gearchiveerd zijn. Want hoe goed de informatievoorziening en -huishouding ook is, als documenten niet goed worden gearchiveerd, is daar geen kruid tegen gewassen. Zij vragen of de Staatssecretaris de analyse van deze leden deelt.

In lijn met de analyse van de SP-leden is archiveren de basis voor het duurzaam toegankelijk maken van informatie. Om medewerkers hierbij te ondersteunen zijn er handreikingen, trainingen en werkinstructies beschikbaar. De manier waarop informatie gemaakt en gedeeld wordt bij het samenwerken moet anders. Hiertoe is het nodig een werkomgeving van de toekomst te ontwikkelen op basis van een ontwerp met duurzame toegankelijkheid, openbaarheid, privacy en veiligheidsbewustzijn. Hoe de overheid wil gaan werken in de toekomst wordt binnen het programma Open Overheid uitgewerkt in onder andere een vernieuwde architectuur voor informatiehuishouding en een voorstel voor een nieuwe digitale werkomgeving gericht op de toekomst waar naartoe kan worden gegroeid.

De leden van de PVV-fractie en het lid Omtzigt vragen hoeveel andere, als mogelijk relevant aangemerkte, documenten destijds al in beeld waren maar eveneens niet zijn voorgelegd aan de POK. Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of een uitputtend overzicht kan worden verstrekt van niet eerder (mogelijk relevante) verstrekte correspondentie die sinds oplevering van het verslag «Ongekend onrecht» naar boven is gekomen.

Gelet op de staat van de informatiehuishouding toentertijd is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel, als mogelijk relevant aangemerkte, documenten destijds al in beeld waren maar niet zijn voorgelegd aan de POK. Daarnaast is hierdoor ook niet mogelijk om een uitputtend overzicht te geven van niet eerder verstrekte correspondentie sinds de oplevering van het verslag «Ongekend onrecht».

Bij het onderzoek naar de door de POK gevraagde informatie is uitgegaan van de initiële informatievordering van de ondervragingscommissie, zoals ook omschreven in het rapport «Ongekend onrecht»: «De vorderingen hebben betrekking op de ministeriële commissie Aanpak Fraude en de opvolging van het rapport van de Nationale ombudsman «Geen powerplay maar fair play». Gezien de opdracht heeft de commissie alleen informatie gevorderd die het niveau van plaatsvervangend directeur-generaal of hoger heeft bereikt.» Voor het verzamelen van documenten voor de POK is een zoekvraag met trefwoorden opgesteld op basis van de informatievordering. Met deze zoekvraag zijn vanuit verschillende bronnen mogelijk relevante documenten verzameld. Vervolgens zijn de aangetroffen documenten handmatig beoordeeld op de vraag of ze inderdaad binnen de reikwijdte van de vordering vielen en dus aan de POK geleverd moesten worden. Alle als relevant beoordeelde notities, memo's en e-mails die uit de zoekopdracht naar boven zijn gekomen én onder de informatievordering van de POK vielen, zijn geleverd aan de onderzoekscommissie. Documenten die buiten de reikwijdte van de vordering vielen, zijn niet voorgelegd aan de POK.

Ten gevolge van het rapport «Ongekend onrecht» zijn verbeterstappen genomen op het gebied van informatiehuishouding en -voorzieningen binnen Financiën. Zo is voor de parlementaire enquêtes die sinds de POK hebben plaatsgevonden de werkwijze voor het beantwoorden van informatievorderingen verbeterd. Er wordt bijgehouden welke zoekvragen gebruikt zijn, en er wordt gebruik gemaakt van een systeem waarin wordt bijgehouden welke resultaten hieruit zijn gekomen, en welke documenten (handmatig) als niet relevant zijn beoordeeld. Voor de stukken die zijn aangeleverd in het kader van de PEFD spant Toeslagen zich in om relevante, nog niet eerder openbaar gemaakte documenten over de kinderopvangtoeslagaffaire te identificeren en openbaar te maken op het Informatiepunt KOT. Dat neemt niet weg dat het nog kan voorkomen dat nieuwe relevante stukken worden aangetroffen. Mocht dit zo zijn, dan wordt dit, zoals hierboven ook aangegeven, gedeeld met uw Kamer.

De leden van de SP-fractie vragen wat voor andere selectieprocedures voor het wel of niet delen en archiveren van informatie over het toeslagenschandaal bestaan.

Naar aanleiding van vragen van het lid Omtzigt heeft de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane per 29 september 2020 Belastingdienstbreed (inmiddels Belastingdienst, Douane en de Dienst Toeslagen) een vernietigingsstop op archieven afgekondigd. Daarnaast is de kinderopvangtoeslagaffaire op de hotspotlijst Ministerie van Financiën geplaatst. Een hotspot wordt ingericht voor een gebeurtenis die leidt tot opvallende of intensieve interactie tussen overheid en burgers of tussen burgers onderling. Het gaat om zaken die veel maatschappelijke onrust veroorzaken. Door te beslissen over het inrichten van een hotspot wordt bepaald of de te vernietigen informatie naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis, een incident of maatschappelijk debat in aanmerking komt voor blijvende bewaring. Het archief van de hotspot Toeslagenaffaire wordt in 2023 ingericht. Bij de inrichting/scope van de Hotspot worden de zoekresultaten van de PEFD met betrekking tot Toeslagen en andere reeds verzamelde documenten rond de Toeslagenaffaire gebruikt. Deze worden in een goede, geordende en toegankelijke staat duurzaam toegankelijk blijvend bewaard. Alle ambtenaren van het ministerie worden geacht alle werkgerelateerde documenten te archiveren. Dat zijn alle documenten die zij ontvangen of opstellen uit hoofde van hun functie.

Conform het Archiefbesluit 1995 maakt het Ministerie van Financiën gebruik van selectielijsten. Welke informatie wordt bewaard, en voor hoe lang, ligt daarin vast. Met de hotspotmethodiek kunnen uitzonderingen op de selectielijst gemaakt worden. Daardoor blijft informatie, die normaliter na verloop van tijd vernietigd zou worden, blijvend bewaard. De hotspotlijst en selectielijsten zijn openbaar en in te zien op de website van het Nationaal Archief4.

3. De brief van 9 maart 2018

3.1 Aantreffen van de brief

De leden van de D66-fractie, de PVV-fractie, de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris inmiddels een scherper beeld heeft van waarom de brief van 9 maart 2018 niet eerder gevonden werd. De leden van de SP-fractie vragen of deze brief uit een privéarchief van een (hoge) functionaris komt. Daarnaast vraagt het lid Omtzigt waar de correspondentie is teruggevonden. De leden van PVV-fractie merken op dat in de beslisnota van 8 februari 2023 (notanummer: 2023–0000027382) is aangegeven dat de brief van 9 maart 2018 niet door de selectie van de POK heen en dat enkele punten nog nader worden uitgezocht. Zij vragen of de Staatssecretaris aan deze leden kan aangeven waarom deze brief van 9 maart 2018 niet door de selectie heen kwam en wat in de beslisnota kwalificeert als relevante informatie en wat niet. De leden van de SP-fractie vragen zich tevens af welk antwoord er inmiddels is op de vraag waarom deze documenten nu pas naar bovenkomen en of alle vindplaatsen zijn onderzocht.

De correspondentie is teruggevonden in het daarvoor aangewezen documentmanagementsysteem Digidoc, in een zoekslag naar aanleiding van de toezegging zoals gedaan in de Kamerbrief van 21 december 2022. Op 8 februari 2023 (datum van de beslisnota) was nog onduidelijk of de brief van 9 maart 2018 was verzonden en of de toenmalige Staatssecretaris op de hoogte was van de brief. Daarom werd in de beslisnota aangegeven dat dit nog werd uitgezocht. Voor wat betreft het begrip «relevante informatie»: in deze context gaat het om alle informatie waaruit blijkt waarom de brief van 9 maart 2018 pas in een laat stadium naar boven is gekomen en hoe de zaken rond het vinden en verstrekken van deze brief zijn verlopen.

In de Kamerbrief van 29 maart 2023 zijn de uitkomsten van de uitgevoerde reconstructie met de Kamer gedeeld. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de brief van 9 maart 2018 niet naar boven is gekomen uit een privéarchief van een (hoge) ambtenaar, maar uit het documentmanagementsysteem Digidoc.

In de Kamerbrief van 29 maart 2023 is aangegeven dat gepoogd is om de verschillende stappen van het zoekproces naar aanleiding van de verzoeken de POK te reconstrueren. Voor het zoekproces naar aanleiding van de POK zijn op basis van de vordering trefwoorden opgesteld. Aan de hand van deze trefwoorden is een zoekvraag geconstrueerd, waarmee vanuit verschillende bronnen mogelijk relevante documenten zijn verzameld. Vanuit deze selectie aan documenten is vervolgens handmatig beoordeeld of de documenten binnen de reikwijdte van de vordering vielen, en aan de POK geleverd moesten worden. Helaas is niet bij elke stap in het zoekproces van de POK nauwkeurig gelogd welke documenten als relevant- of niet relevant zijn beoordeeld. Gelet daarop is het niet mogelijk om met zekerheid te zeggen welke documenten aan de POK geleverd zijn. Mogelijk is de zoekvraag met trefwoorden toentertijd ten onrechte op onderdelen beperkt tot werkmappen waarin een notitie of memo is opgenomen. In eerdere antwoorden is aangegeven welke verbeteringen sindsdien in gang zijn gezet.

Daarnaast is in de brief van 29 maart 2023 aangegeven dat ook de stukken die zijn aangeleverd in het kader van PEFD bekeken worden om nieuwe (nog niet openbare) documenten over de kinderopvangtoeslagaffaire te identificeren en openbaar te maken op het Informatiepunt KOT. Hier wordt momenteel aan gewerkt en de inzet is om dit voor het zomerreces grotendeels af te kunnen ronden.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie om uitputtend op een rij te zetten wanneer eerder is gevraagd naar de brief van 9 maart 2018, zowel intern als door (leden van) de Tweede Kamer, als in Wob-/Woo-verzoeken.

Voor de brief van 9 maart 2018 is het, gelet op de toenmalige staat van de informatiehuishouding, niet mogelijk om uitputtend op een rij te zetten wanneer, zowel intern als extern, gevraagd is om deze aan te leveren. Dat neemt niet weg dat de briefwisseling eerder naar boven had moeten komen. In de Kamerbrief van 29 maart 2023 is aangegeven waarom de betreffende brief mogelijk geen onderdeel was van de POK-vordering. Voor wat betreft het PwC-onderzoek geldt dat de onderzoekers van PwC zelf naar relevante informatie hebben gezocht in de systemen van de Belastingdienst en het ministerie. In het rapport is uiteengezet welke informatie wel en niet relevant geacht is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. De eerste drie brieven werden als relevant geacht en de vierde niet. Mogelijk hadden de brieven ook onderdeel moeten zijn van eerdere Kamerbrieven, dan wel van reacties op Wob- en Woo-verzoeken. In ieder geval hadden de brieven onderdeel moeten zijn van het Woo-besluit memo Palmen.5 Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 21 december 2022 waren de brieven van 8 en 11 januari 2018 voor de zomer van 2022 wel in beeld gekomen, maar vanwege een fout niet openbaar gemaakt.

3.2 Verzending van de brief en het contact met de advocate

De leden van de D66-fractie vragen verder of de brief van 9 maart 2018 is verzonden en hoe gebruikelijk het is dat er geen verzendbewijzen te vinden zijn bij de Belastingdienst. De leden van de PVV-fractie en de SP-fractie vragen ook of de Staatssecretaris kan aangeven waarom het onduidelijk is of deze brief ook daadwerkelijk naar mevrouw González Pérez is verstuurd, terwijl in de beslisnota is opgenomen dat het juist vrijwel zeker is dat de brief van 9 maart 2018 is verstuurd. Ook de leden van de CDA-fractie hebben deze vraag en zijn daarnaast benieuwd of is nagegaan bij advocate González Pérez of de brief is ontvangen.

De brief van 9 maart 2018 is opgesteld door een onderdeel van het directoraat-generaal Belastingdienst dat is gehuisvest op het Ministerie van Financiën. Brieven verstuurd vanuit het ministerie worden in de regel met de normale post verzonden. Daar zijn dus geen verzendbewijzen van. In het geval van de bewuste brief van 9 maart 2018 aan mevrouw González Pérez is deze wel aangetekend verzonden. Dat is enige tijd na publicatie van de brief van 10 februari 2023 ook nagevraagd bij PostNL. Uit het ontvangen stuk blijkt dat de brief van 9 maart 2018 inderdaad aangetekend is verzonden door PostNL. Mevrouw González Pérez heeft echter aangegeven de brief niet te hebben ontvangen.

Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of er contact is gezocht met de advocate om te verifiëren of er nog iets mist.

Er is contact gezocht met mevrouw González Pérez over de niet eerder verstrekte correspondentie. Als gevolg daarvan zijn geen nieuwe documenten naar boven gekomen.

3.3 Mandatering en afstemming rond de brief van 9 maart 2018

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af wat het mandaatbesluit precies inhoudt.

Een bewindspersoon is met een veelheid van bevoegdheden bekleed, maar het is voor de bewindspersoon niet mogelijk om kennis te nemen van alle uitgaande stukken en besluiten. Daarom laat een bewindspersoon een groot deel van de stukken namens hem afhandelen door zijn ambtenaren. Dit gebeurt aan de hand van mandaatverlening. Het verlenen van een mandaat houdt in dat een bestuursorgaan (de mandaatgever) een ander (de gemandateerde) machtigt om een bevoegdheid uit te oefenen in naam van (en onder verantwoordelijkheid van) het bestuursorgaan. Mandaat is geregeld in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb kent (bestuurs-) bevoegdheden toe aan bestuursorganen, waarbij mandaat het middel voor een bestuursorgaan is om tot een rationele taakverdeling te komen, zonder daarbij de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van die bevoegdheden te verliezen.

Vanaf 2021 geldt voor Belastingdienst, Dienst Toeslagen en de Douane het Mandaatbesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021.6

De leden van de D66-fractie en van de PVV-fractie vragen voorts welke afstemming heeft plaatsgevonden omtrent de brief. De leden van de D66-fractie vragen wat het proces is om de conclusie te trekken dat de politieke en ambtelijke top niet op de hoogte was van de brief. Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of er wel aanwijzingen zijn dat de toenmalige Staatssecretaris niet op de hoogte was.

Uit de teruggevonden gearchiveerde stukken volgt dat de betrokken beleidsmedewerker de brief nog heeft voorgelegd aan een collega. Daarna is de brief door het secretariaat verzonden naar mevrouw González Pérez. Uit de teruggevonden stukken volgt niet dat de brief, al dan niet ter informatie, is voorgelegd aan de ambtelijke en politieke top.

De leden van de PVV-fractie, de CDA-fractie en de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe realistisch het is dat een intern afgestemde brief, die ondertekend wordt namens de Staatssecretaris en verzendklaar is, inhoudelijk niet bekend is bij de desbetreffende Staatssecretaris. Zeker als die om zodanig belangrijke onderwerpen of besluiten gaan die een groep mensen raken. Gelet op de ministeriele verantwoordelijkheid vragen de SP-leden zich ook af of de Staatssecretaris het verstandig vindt dat een inhoudelijk kritische brief namens de Staatssecretaris kan worden afgedaan, zonder dat de Staatssecretaris daar kennis van heeft.

In het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2016 is opgenomen dat een mandaathouder over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn in contact treedt met het lid van het MT Belastingdienst waaronder hij ressorteert, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt. Het is dan aan het betrokken MT-lid om de directeur-generaal Belastingdienst in te lichten. In het organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 is geregeld dat de directeur-generaal over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard in overleg treedt met de bewindspersoon voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt. De huidige organisatie- en mandaatbesluiten bevatten vergelijkbare bepalingen. Voor zover nu kan worden gereconstrueerd, zijn de kritische brieven van mevrouw González Pérez niet met de toenmalige Staatssecretaris gedeeld.

Of vraagstukken van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, vergt een weging van feiten en omstandigheden die in eerste instantie is belegd bij de behandelend ambtenaar (al dan niet in overleg met collega’s) en vervolgens bij elke schakel in de hiërarchische lijn. Dit laat onverlet dat een bewindspersoon altijd ministerieel verantwoordelijk is voor elk doen en laten van de onder hem ressorterende ambtenaren en daarmee dus ook voor het handelen van ambtenaren die namens hem een besluit hebben genomen.

De leden van de PVV-fractie vragen welke functie de beleidsmedewerker bekleedde die namens de Staatssecretaris heeft getekend en of deze beleidsmedewerker was opgenomen in het Mandaatregister van het Ministerie van Financiën.

De betrokken medewerker bekleedde de functie van (senior)beleidsmedewerker bij het cluster Bedrijf van het directoraat-generaal Belastingdienst en was opgenomen in het mandaatregister (met naam, functie, onderdeel en bevoegdheid).

3.4 Correspondentie van de voormalig directeur-generaal Belastingdienst

Het lid Omtzigt vraagt of de Belastingdienst en/of het Ministerie van Financiën beschikt over de complete e-mailcorrespondentie van de heer Uijlenbroek uit zijn tijd als DG en wat de heer Uijlenbroek bij zijn vertrek heeft gedaan met zijn correspondentie.

Bij het vertrek van de heer Uijlenbroek is een back-up gemaakt van zijn e-mailpostbus. Hieronder vallen ontvangen en verzonden e-mails uit zijn volledige periode als DG (januari 2017 – januari 2020). In de periode 2017/2018 vond er een overgang plaats in het beleid met betrekking tot het bewaren van e-mailpostbussen. Een van de wijzigingen is dat vanaf oktober 2018 ook alle verwijderde e-mails zijn bewaard. Hierop geldt één uitzondering: ontvangen/verzonden e-mails die op dezelfde dag zijn verwijderd in zowel de inbox/outbox als in de prullenbak, kunnen niet meer worden teruggehaald.

Het lid Omtzigt vraagt of de Belastingdienst en/of het Ministerie van Financiën beschikt over de berichten (zoals WhatsApp) van de heer Uijlenbroek uit zijn tijd als DG tussen hem en de Staatssecretaris, dan wel andere beleidsmedewerkers?

Dit is het geval. In het kader van een ander parlementair onderzoek is de telefoon van de heer Uijlenbroek uitgelezen. Hieronder vallen onder andere chatberichten tussen de heer Uijlenbroek en de Staatssecretaris, maar ook de berichten naar andere beleidsmedewerkers.

Het lid Omtzigt vraagt of er sms-verkeer, dan wel andere correspondentie (e-mails, berichten) tussen de heer Uijlenbroek en mevrouw González Pérez in 2019 bestaat.

Er is in het archief van het ministerie geen sms- of appverkeer tussen de heer Uijlenbroek en mevrouw González Pérez aangetroffen in 2019. Tevens heeft de heer Uijlenbroek zelf bevestigd geen contact met haar te hebben gehad per sms of andersoortig berichtverkeer. Wel zijn er enkele mails aangetroffen die zien op de maanden juni, juli en augustus 2019. Een groot deel daarvan is al eerder openbaar gemaakt, maar enkele mails nog niet. Deze mails treft u aan in de bijlage van deze beantwoording. Daarbij zijn persoonsgegevens en passages die zien op individuele dossiers gelakt. Voor de reeds openbare mails wordt verwezen naar de bijgevoegde inventarislijst.

Het lid Omtzigt vraagt of er e-mailcorrespondentie tussen mevrouw González Pérez en de directe secretaresse van Staatssecretaris Snel rondom de maanden mei – juni 2019 bestaat die bedoeld was om hem de zaak duidelijk te maken voordat mevrouw González Pérez bij hem op gesprek kwam op 11 juni 2019.

Dit is het geval. Er zijn vijf mailwisselingen aangetroffen. Een groot deel daarvan is al eerder openbaar gemaakt, maar één mailwisseling (van 5 juni 2019) nog niet. Deze mails treft u aan in de bijlage van deze beantwoording. Ook hier staat de vindplaats van de reeds openbare mails op de bijgevoegde inventarislijst. En ook hier zijn persoonsgegevens en passages die zien op individuele dossiers gelakt. De bijlage bij de mail van 5 juni 2019 bevat transcripties van gesprekken van 28 juni 2016, 10 april 2017 en 8 mei 2017 tussen onder meer mevrouw González Pérez en verschillende medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen. De drie gesprekken zijn naar verluidt opgenomen en de transcripties van deze gesprekken zijn niet opgesteld door de Belastingdienst/Toeslagen, maar door de (omgeving van de) advocate. Ook zijn de transcripties – voor zover nu is na te gaan – achteraf niet afgestemd met de betrokken medewerkers van de Belastingdienst/Toeslagen. Deze bijlagen worden vertrouwelijk aan uw Kamer verstrekt onder verwijzing naar hetgeen hierover is opgenomen in de aanbiedingsbrief bij deze beantwoording.

Het lid Omtzigt vraagt of, ten behoeve van de POK, aan de heer Uijlenbroek gevraagd is om zijn documenten te doorzoeken of welke andere procedure hier gevolgd is.

In het kader van de POK is de e-mailpostbus van de heer Uijlenbroek doorzocht door medewerkers van het ministerie. Alle als relevant beoordeelde e-mails zijn geleverd aan de onderzoekscommissie. De uiteindelijke set van e-mailbestanden is ter controle op volledigheid voorgelegd aan de heer Uijlenbroek.

3.5 Overige vragen rond de brief van 9 maart 2018

De leden van de D66-fractie vragen of de (inhoud van) de gelakte passage in de beslisnota van 8 februari 2023 met betrekking tot de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening (PEFD) openbaar gemaakt wordt bij de publicatie van het rapport van de PEFD.

De (wettelijke) vertrouwelijkheid rondom de PEFD eindigt op de dag waarop de commissie haar rapport aan de Tweede Kamer aanbiedt. De gelakte passage uit de beslisnota zal na publicatie van het PEFD-rapport openbaar worden gemaakt.

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of zij deze brief zelf zo zou versturen. Daarnaast vraagt het lid Omtzigt hoe de Staatssecretaris de reactie van de heer Uijlenbroek op de brief van mevrouw González Pérez beoordeelt.

De briefwisseling tussen de heer Uijlenbroek en de advocate dateert uit 2017/2018 en ziet vooral op het dossier over het gastouderbureau uit Eindhoven, later bekend geworden als het CAF 11-dossier. In de brief van 29 maart 2023 is aangegeven dat in het voorjaar van 2019 meer inzicht begon te ontstaan dat het probleem breder speelde dan alleen bij CAF 11.

Uit de gehele briefwisseling, inclusief de brief van 9 maart 2018, blijkt dat er destijds onvoldoende is geluisterd naar de signalen en het perspectief van de ouders en mevrouw González Pérez. Duidelijk is dat veel acties uit het verleden anders genomen hadden moeten worden. Maar uiteindelijk geldt dit nog het meest voor het handelen richting de gedupeerde ouders. Daarom wordt met man en macht gewerkt aan herstel van het verleden en zijn er veel stappen gezet om herhaling te voorkomen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat voor het einde van het eerste kwartaal een brief met een stand van zaken van de gedane toezeggingen in de brief van 21 december 2021 wordt gedeeld met de Kamer. Deze leden merken op dat dat moment is aangebroken, en vragen wanneer zij deze brief kunnen verwachten.

Deze Kamerbrief is inmiddels verzonden op 29 maart 2023.

De leden van de SP-fractie vragen of iemand het besluit van de consultants, dat de brieven niet relevant waren voor het onderzoek naar memo Palmen, heeft goedgekeurd. Ook vragen zij of consultants nog steeds betrokken zijn bij of adviseren over de informatievoorziening- en huishouding van het toeslagenschandaal.

De onderzoekers van PwC hebben het onderzoek onafhankelijk kunnen uitvoeren, waarbij zij zonder inmenging van ambtenaren de voor hun onderzoek relevante informatie hebben kunnen inwinnen. In het rapport is uiteengezet welke informatie wel en niet relevant geacht is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Het Ministerie van Financiën heeft geen invloed uitgeoefend op de aard en diepgang van de werkzaamheden van de onderzoekers. Daarnaast is door PwC een rapport van feitelijke bevindingen opgeleverd en zijn er geen adviezen opgenomen in het rapport. Het onderzoek naar het memo Palmen is afgerond, waarmee geen van de onderzoekers hier nu nog bij betrokken is. Voor het op orde brengen van de informatiehuishouding en informatievoorziening bij Dienst Toeslagen is het programma Informatiehuishouding Open op Orde (IOO) 2021–2026. in uitvoering. Het programmateam is onderdeel van de organisatie en bestaat uit eigen medewerkers en inhuur van experts. Daarbij gaat het niet om consultants van PwC. Alle besluiten worden in de lijn van de Dienst Toeslagen genomen; de directeur-generaal Dienst Toeslagen is de opdrachtgever van het programma.

In de brief van 9 maart 2018 wordt aangegeven dat stellingen niet gedeeld worden die mevrouw González Pérez in haar brief, in antwoord op de brief van 8 januari 2018, neemt. Het lid Omtzigt vraagt of kan worden aangegeven welke stellingen niet worden gedeeld en waarom.

Uit de teruggevonden gearchiveerde stukken volgt dat de betrokken beleidsmedewerker de brief heeft opgesteld. Uit de stukken volgt niet welke stellingen uit de brief van 11 januari 2018 niet worden gedeeld en waarom niet. Daarmee is niet meer te achterhalen waar deze passage precies op zag.

Daarnaast vraagt het lid Omtzigt of er in de maanden februari, maart en april 2018 crisisvergaderingen werden gehouden over CAF 11 en of er verslagen, e-mailberichten dan wel andere correspondentie van te achterhalen valt.

De tijdlijn die de heer Omtzigt schetst, laat zien dat in deze periode de aandacht voor CAF 11 vanuit de politiek groeit. Ook externe partijen zoals de Autoriteit Persoonsgegevens en de Nationale ombudsman kijken op dat moment mee. Zoals verschillende getuigen bij de POK ook hebben verklaard, was er binnen het ministerie op dat moment echter nog niet het besef hoezeer het bij CAF 11 mis was gegaan, en ook niet het besef dat de problematiek breder was dan alleen de CAF 11-zaak. Dat besef kwam in oktober 2019 met de uitspraak van de Raad van State.

Tot die tijd werd CAF 11 dus nog hoofdzakelijk als geïsoleerde casus gezien en waren er, voor zover op dit moment te reconstrueren, nog geen crisisvergaderingen over dit onderwerp. Voor een overzicht van de relevante overleggen in de periode februari-maart 2018 wordt verwezen naar het overzicht «inzicht in overlegmomenten staatssecretarissen CAF 11» (bijlage bij de brief van 29 maart 2023).7

4. Specifieke gebeurtenissen in 2018

Het lid Omtzigt vraagt om opheldering over de (volgorde van) gebeurtenissen die in de context van de brief van 9 maart 2018 tussen de toenmalige DG Belastingdienst en advocate González Pérez van belang zijn.

Hieronder wordt per gevraagde datum aangegeven of dit klopt en zo niet, op grond waarvan Toeslagen een ander beeld heeft.

1.

Heeft de Kinderombudsman in januari 2018 besloten om een onderzoek in te stellen en was er een klacht ingediend bij de ombudsman op 7 november 2018?

Toeslagen heeft geen informatie aangetroffen waaruit blijkt wanneer de Kinderombudsman heeft besloten om een onderzoek in te stellen en wanneer deze klacht is ingediend.8 Op 31 juli 2018 heeft de Kinderombudsman een brief gestuurd aan Toeslagen waarin zij Toeslagen verzoekt om in het CAF 11-dossier vanuit het kinderrechtenperspectief te reflecteren op de besluitvorming in het CAF 11-dossier. De Kinderombudsman geeft in haar brief van 31 juli 2018 aan dat zij is benaderd door de advocate González Pérez.

2.

Klopt het dat de ombudsman op 16 februari 2018 een brief kreeg naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fairplay»?

Ja, dat klopt inderdaad.9 Naar aanleiding van een overleg met medewerkers van de Ombudsman werd in deze brief nog aanvullende informatie verstrekt over een aantal onderwerpen, waaronder het opschorten van betalingen en excuses.

3.

Klopt het dat er op 6 maart 2018 enkele vragen zijn gesteld over de toezending van het afschrift van de brief aan de Nationale ombudsman over de voortgang van de afhandeling van dossiers, naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fairplay»?

Dat is het geval.10 Verschillende fracties hebben zowel algemene als specifieke vragen gesteld. Bijvoorbeeld over de stappen die worden gezet om herhaling te voorkomen en over de cijfers met betrekking tot het aantal getroffen ouders.

4.

Klopt het dat er op 14 maart 2018 een zitting bij de Raad van State plaatsvond waarin stukken werden achtergehouden door de Belastingdienst?

Het klopt dat er op 14 maart 2018 een zitting bij de Raad van State plaatsvond. Dat volgt uit de reeds openbare notitie.11 Hierin wordt aangegeven dat er telefoonnotities en interne notities ontbraken in een procesdossier.

5.

Klopt het dat er op 25 maart 2018 een uitzending was van het programma Nieuwsuur over het achterhouden van stukken in procedures?

Ja.12 Deze zaak zag op het gastouderbureau uit Eindhoven, later bekend als het CAF 11-dossier.

6.

Klopt het dat het lid Azarkan van DENK op 27 maart 2018 een debat wenst over de problemen met de kinderopvangtoeslag?

Dat is het geval.13 Daarbij verwees het lid Azarkan naar het rapport van de Nationale ombudsman, het Eindhovense gastouderbureau en het ontbreken van stukken in procesdossiers.

7.

Klopt het dat het lid Leijten op 29 maart 2018 Kamervragen stelde over het geheim houden van stukken tijdens een rechtszaak?

Ja, dat klopt. De beantwoording op deze vragen was onderdeel van de brief van 15 mei 2018.14

8.

Klopt het dat het lid Omtzigt op 30 maart 2018 Kamervragen stelde over het niet delen van interne stukken met de rechter en over het recht van de burger om de telefoonnotities van de Belastingtelefoon te ontvangen.

Ja, ook de beantwoording van deze vragen was onderdeel van de brief van 15 mei 2018.15

9.

Klopt het dat de Nationale ombudsman op 4 april 2018 aanvullende vragen stelde over de onderwerpen gemaakte excuses, schadevergoeding en de aantallen?

Ja, dat klopt.16 Deze vragen werden op 14 mei 2018 beantwoord.17 Hierin werd meer informatie gegeven over de cijfers rondom de CAF 11-zaak.

10.

Klopt het dat de vaste Kamercommissie voor Financiën op 6 april 2018 vragen stelde over de brief van 16 februari 2018 aan de Nationale ombudsman?

Dit klopt, met dien verstande dat uit de stukken van Toeslagen blijkt dat de vragen op 6 maart 2018 werden gesteld. Deze vragen werden op 16 mei 2018 beantwoord.18

11.

Klopt het dat de Autoriteit Persoonsgegevens op 12 april 2018 een klacht gegrond verklaarde in het dossier CAF 11 ten aanzien van het niet in behandeling nemen van een signaal inzake de verwerking op tweede nationaliteit?

De datum van 12 april 2018 wordt genoemd in persvragen van RTL en Trouw aan de Autoriteit Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens geeft aan dat in de brief van 12 april 2018 wordt gereageerd op een individuele klager en dat uiteindelijk is besloten om twee signalen nader te onderzoeken.19 Voor zover wij hebben kunnen achterhalen, beschikt Financiën niet over deze brief.

12.

Klopt het dat de Autoriteit Persoonsgegeven op 23 april 2018 een klacht gegrond verklaart en een onderzoek start naar verwerking van tweede nationaliteit?

Voor zover bekend beschikt Financiën niet over informatie waaruit blijkt dat de Autoriteit Persoonsgegevens op 23 april 2018 een klacht gegrond verklaart en een onderzoek start naar verwerking van tweede nationaliteit.

In een nieuwsbericht van 20 mei 2019 wordt aangegeven dat de Autoriteit Persoonsgegevens een onderzoek is gestart.20 In het onderzoek van 17 juli 2020 staat dat de Autoriteit Persoonsgegevens ambtshalve een onderzoek is gestart naar aanleiding van een in april 2017 ontvangen signaal over het mogelijk verwerken van de dubbele nationaliteit van aanvragers van kinderopvangtoeslag door Toeslagen.

13.

Klopt het dat de Nationale ombudsman op 14 mei 2018 een brief ontvangt met antwoorden op de gestelde vragen van 4 april 2018?

Dit klopt, met dien verstande dat de brief dateert van 14 mei 2018. Het is voor Toeslagen niet duidelijk wanneer de Nationale ombudsman de brief heeft ontvangen. Zie ook nummer 9.21

14.

Klopt het dat op 15 mei 2018 een brief wordt verzonden aan de Nationale ombudsman over het onderzoek «Geen powerplay maar fairplay»?

Hier gaat het om dezelfde brief als genoemd onder nummer 9 en 13.22 Deze brief is op 14 mei 2018 verzonden.

15.

Klopt het dat op 15 mei 2018 zowel de Kamervragen van de commissie als de Kamervragen van de leden Leijten en Omtzigt werden beantwoord?

Ja, dat is het geval. Zie ook onder nummer 7, 8 en 9.23

16.

Klopt het dat op 16 mei 2018 verslag schriftelijk overleg wordt toegezonden over de toezending afschrift brief aan de Nationale ombudsman over de voortgang van de afhandeling van dossiers, naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fairplay»?

Ja. Zie ook nummer 10.24

17.

Klopt het dat op 16 mei 2018 de Kamervragen van het lid Leijten over het bericht dat de Belastingdienst stukken geheimhield tijdens rechtszaken beantwoord zijn? Ja, al dateert de brief wel van 15 mei 2018. Zie ook onder nummer 7, 8, 9 en 15.25

18.

Klopt het dat op 24 mei 2018 aanvullende vragen worden gesteld door de Nationale ombudsman over aantallen?

Ja. Dat blijkt uit een mailwisseling die inmiddels openbaar is gemaakt op het Informatiepunt kinderopvangtoeslag.26

19.

Klopt het dat op 16 juli 2018 overleg heeft plaatsgevonden tussen de Nationale ombudsman en de Belastingdienst over de gestelde vragen van 24 mei 2018?

Ja. Ja, dit blijkt uit dezelfde mailwisseling. Meer specifiek gaat het om een mail van 18 juli 2018.27

20.

Klopt het dat op 1 augustus 2018 verzocht wordt door de Kinderombudsman om te reflecteren op de belangen en de rechten van het kind?

Ja. De brief van de Kinderombudsman dateert van 31 juli 2018 en werd op 2 augustus 2018 ontvangen. Deze brief staat op het Informatiepunt KOT.28


X Noot
1

Kamerstuk 35 510, nr. 115.

X Noot
2

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstuk 29 362, nr. 310.

X Noot
5

Kamerstuk 35 510, nr. 101.

X Noot
7

Kamerstuk 35 510, nr. 118.

X Noot
8

Bijlage bij Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1987.

X Noot
9

Kamerstuk 31 066, nr. 396.

X Noot
13

Handelingen II 2017/18, nr. 65, item 37, p. 11.

X Noot
14

Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2091 en Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
15

Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2090 en Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
17

Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
18

Kamerstuk 31 066, nr. 406.

X Noot
21

Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
22

Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
23

Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
24

Kamerstuk 31 066, nr. 406.

X Noot
25

Kamerstuk 31 066, nr. 405.

X Noot
28

2019D10575.

Naar boven