2018D17958 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 6 maart 2018 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën, over zijn brief van 16 februari 2018 met een afschrift van zijn brief aan de Nationale ombudsman over de voortgang van de afhandeling van dossiers naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fairplay» (Kamerstuk 31 066, nr. 396).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief aan de Nationale ombudsman naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fair play». Zij hebben nog enkele vragen naar aanleiding van deze brief.

Kan de Staatssecretaris aangeven om hoeveel «individuele gevallen» het gaat, welke op dit moment afgehandeld worden of reeds zijn afgehandeld? In hoeveel van de afgehandelde gevallen betrof het een foute interpretatie?

Kan de Staatssecretaris nogmaals ingaan op de stappen die worden gezet om herhaling van deze casus te voorkomen?

Waarom kan de Staatssecretaris «vanwege de zorgvuldige behandeling» niet zeggen hoe vaak excuses wordt aangeboden? Bij zorgvuldige behandeling zou men toch juist verwachten dat je dat wel kunt zeggen?

Naar aanleiding van het rapport wordt de werkwijze van de directie Toeslagen geëvalueerd en aangepast. Hoe staat het met deze evaluatie en met de voorstellen tot aanpassing? Is de Staatssecretaris bereid de Kamer voor de zomer te informeren over de voortgang en implementatie van de voorgestelde aanpassingen?

Een terugvordering van teveel ontvangen kinderopvangtoeslag moet leiden tot een terugbetaling in 24 maanden. Voor mensen waarbij dit moeilijk is kan een betalingsregeling worden getroffen. In dat geval betalen zij 24 maanden lang een lager bedrag en wordt een mogelijke definitieve toekenning van een nabetaling gedurende drie jaar verrekend. Het resterende bedrag wordt kwijtgescholden. Is deze regeling alleen van toepassing bij deze toeslag en de afhandeling daarvan of komt deze regeling bij meerdere toeslagen voor waar mensen met een terugbetaling te maken hebben? Zo ja, bij welke toeslagen/terugvorderingen of betalingen en hoe vaak komt dit voor?

Wat waren de overwegingen uit de uitspraak van de Raad van State van 8 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:589) om gedeeltelijke betaling in strijd te achten met de wet en de vaste jurisprudentie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Nationale ombudsman naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fairplay». Deze leden maken graag gebruik van de gelegenheid om enkele vragen over deze brief te stellen.

Allereerst merken de leden van de CDA-fractie op dat het deel van de ouders die onterecht geen kinderopvangtoeslag ontvangen heeft, onrecht is aangedaan en dat deze ouders in een bijzonder nare positie zijn gebracht. De kinderopvangtoeslag werd stopgezet, de ouders hadden geen idee waarom en kregen hierop ook geen antwoord en jaren later mochten ze aantonen dat ze ook na stopzetting de volledige kosten voor kinderopvang exact op tijd betaald hebben. Veel ouders konden de volledige kosten voor kinderopvang zonder toeslag niet eindeloos betalen en zijn noodgedwongen gestopt met werken. Het oordeel van de rechter over deze gang van zaken was niet mals en de ouders die in bezwaar en beroep gegaan zijn, werden in het gelijk gesteld. De Raad van State oordeelde op 8 maart 2017 dat de Belastingdienst in strijd met de systematiek van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) heeft gehandeld. De Raad van State oordeelde op 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:817) zelfs dat door het handelen van de Belastingdienst de ouders de kans is ontnomen duidelijkheid te geven over de betalingen of onvolkomenheden in de betaling te herstellen. De Belastingdienst mocht zich daarom niet op het standpunt stellen dat voor de ouders wegens het niet betalen van de totale kosten van kinderopvang geen aanspraak op kinderopvangtoeslag bestond. Met andere woorden: de Belastingdienst heeft zo onrechtvaardig gehandeld, dat de ouders niet eens meer hoeven aan te tonen alle kosten voor kinderopvang betaald te hebben, terwijl dit wel een voorwaarde is voor het recht op kinderopvangtoeslag.

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat de Belastingdienst effectief kan toetsen of de kinderopvangtoeslag rechtmatig wordt uitbetaald. Daar horen dus rechten bij om de toeslag tijdelijk niet uit te betalen, maar ook plichten om dit onderzoek zo snel mogelijk uit te voeren en ouders goed te informeren wat er van hen verlangd wordt en wanneer zij, als alles goed blijkt, weer toeslag zullen ontvangen.

In de door de Nationale ombudsman onderzochte gevallen is de kinderopvangtoeslag echter niet tijdelijk opgeschort, maar geheel stopgezet en zijn de ouders geblokkeerd. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom die beslissing genomen is, wat de juridische verschillen zijn en of de Belastingdienst nog steeds toeslagen stopzet in plaats van opschort? Zijn de ouders in kennis gesteld van de blokkade en konden de ouders bezwaar maken tegen de blokkade?

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de concrete reden was voor de stopzetting en de blokkade? De Staatssecretaris schrijft dat ouders bij opschorting gewezen worden op de mogelijkheid van bezwaar. Klopt het dat de Belastingdienst bij de stopzetting bij ouders van het desbetreffende gastouderbureau juist niet gewezen zijn op de bezwaarmogelijkheid?

De leden van de CDA-fractie verwijzen hierbij ook naar de uitspraak van de Raad van State van 8 maart 2017, dat het ouders niet duidelijk had kunnen en hoeven zijn dat zij bezwaar hadden moeten maken indien zij het niet eens waren met de stopzetting van de kinderopvangtoeslag. Waarom schrijft de Staatssecretaris dan in zijn brief dat de aanvrager gewezen wordt op de mogelijkheid tegen de opschorting door de Belastingdienst in bezwaar te gaan? Vanaf wanneer is dit de praktijk van de Belastingdienst of is de bezwaarclausule alleen in deze casus achterwege gelaten? Kan de Staatssecretaris aangeven of de Belastingdienst bij opschortingen van toeslagen momenteel ook de motivatie toevoegt, zodat ouders gemotiveerd en niet alleen pro forma bezwaar kunnen maken?

Een ander probleem in deze casus was dat de Belastingdienst steeds om gegevens vroeg en oordeelde dat de gegevens onvolledig waren, maar niet aangaf welke gegevens ze nog nodig had. Ouders wisten dus niet wat ze moesten aanleveren richting de Belastingdienst. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen en aangeven of bij huidige opschortingen altijd wordt aangegeven welke gegevens de Belastingdienst nodig heeft om het recht op kinderopvangtoeslag te toetsen?

Klopt het dat de Staatssecretaris aan de Nationale ombudsman heeft aangegeven dat er in deze casus signalen van een speciaal opsporingsteam waren, met de strekking dat sprake zou zijn van misbruik en oneigenlijk gebruik van toeslagen? Zo ja, welke signalen waren dit? Zijn deze signalen ook kenbaar gemaakt aan de desbetreffende ouders en het gastouderbureau?

De leden van de CDA-fractie merken op dat het nog niet eenvoudig zal zijn het aangedane onrecht te herstellen. Het grootste deel van de ouders heeft hun bezwaar na jarenlange strijd maar opgegeven, dacht dat de Belastingdienst het wel beter zou weten of wilde gewoon van de zaak af zijn. Klopt het dat deze ouders geen betalingsregeling konden aanvragen omdat ze in de categorie «opzet en grove schuld» geplaatst waren?

Nu de Belastingdienst in individuele gevallen excuses gemaakt heeft, is de situatie veranderd. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit betekent voor de ouders die wel bezwaar gemaakt hebben, maar uiteindelijk toch onterecht de kinderopvangtoeslag hebben terugbetaald? Wat kunnen ouders doen die, met de kennis van nu, ten onrechte beschuldigd zijn van opzet en grove schuld, maar hun bezwaar hebben opgegeven? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven waarvoor excuses zijn gemaakt aan de in zijn brief genoemde ouders en op welke wijze?

De leden van de CDA-fractie hebben twijfels bij de in de brief genoemde aantallen. Door het desbetreffende gastouderbureau is richting de Belastingdienst en de Nationale ombudsman aangegeven dat de Belastingdienst uitgaat van meer ouders dan het aantal ouders dat klant was bij het gastouderbureau. Er lijken dus klanten van een ander gastouderbureau te worden toegerekend aan het door de Staatssecretaris in zijn brief genoemde gastouderbureau. Ook schrijft de Staatssecretaris nu dat niet bij alle ouders die aangesloten waren bij het gastouderbureau de toeslagen zijn stopgezet, terwijl in de antwoorden op de Kamervragen van het lid Omtzigt nog vermeld werd dat bij alle aanvragers van het betreffende gastouderbureau de kinderopvangtoeslag is stopgezet (Aanhangsel bij de Handelingen II, 2016/2017, nr. 2720).

Kan de Staatssecretaris aangeven of de Belastingdienst zich bij de in 2014 en de in de periode tussen 2012 en 2014 genoemde aantallen ouders beroept op gegevens die door ouders zijn ingevuld bij de aanvraag van kinderopvangtoeslag, de gegevens van het gastouderbureau of een andere bron? Kan de Staatssecretaris de in de brief genoemde aantallen nog eens bezien en kijken of de cijfers gebruikt zijn van alleen dit betreffende gastouderbureau? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat van de kant van de Belastingdienst is toegegeven dat 70 verkeerde Burgerservicenummers gekoppeld zijn aan het desbetreffende gastouderbureau, maar dat de Staatssecretaris in zijn brief nog steeds van de cijfers inclusief de 70 verkeerde Burgerservicenummers uitgaat?

Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie vragen over de procedure rondom de schadevergoeding. Deze leden constateren dat door de stopzetting van kinderopvangtoeslag de financiële werkelijkheid voor ouders veranderd is. Het is ingewikkeld om die werkelijkheid te vergelijken met de fictieve situatie dat de toeslag niet zou zijn stopgezet om zo de schade te bepalen. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze ouders aannemelijk kunnen maken welke schade zij ondervonden hebben?

De leden van de CDA-fractie roepen de Staatssecretaris op verzoeken tot schadevergoeding eerlijk te beoordelen. Want hoewel er bezwaar en beroep openstaat tegen de afwijzing, is het voor ouders wiens jarenlange conflict met de Belastingdienst eindelijk geëindigd is een grote stap om weer te gaan procederen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog enkele vragen naar aanleiding van het rapport «Geen powerplay maar fair play» en de voortgang van de afhandeling van de dossiers.

De Staatssecretaris heeft toegezegd dat er in dit geval minder snel geoordeeld zal worden dat sprake is van opzet of grove schuld als het gaat om het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen. Wordt dit beleid ook doorgevoerd naar andere dossiers van de Belastingdienst? Hoe verhoudt de nieuwe strategie van meer vertrouwen in de burgers zich tot het staande beleid van de Belastingdienst bij gevallen waar burgers niet kunnen voldoen aan betalingsverplichtingen?

De Staatssecretaris schrijft dat het niet in aanmerking komen voor een betalingsregeling naar draagkracht niet betekent dat er geen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet. De leden van de fractie van GroenLinks vinden het inderdaad belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet. Zij vragen de Staatssecretaris of de Belastingdienst inmiddels volledig voldoet aan het verzoek van de motie van het lid Snels c.s. (Kamerstuk 34 785, nr. 46) om de beslagvrije voet bij elke vorm van invordering te respecteren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie vinden het heel zorgelijk dat bij de «onevenredig harde aanpak van 232 gezinnen met kinderopvangtoeslag» een dergelijk uitgebreid hersteltraject is opgestart. Zij vragen de Staatssecretaris of het herstellen van de beoordelingen in deze dossiers uit het verleden niet meer inzet kost dan een coulanceregeling? Kan de Staatssecretaris eens op een rij zetten wat er precies gewonnen wordt met de strenge beoordeling, als deze achteraf via een herziening op dossierniveau moet worden hersteld?

De leden van de SP-fractie waarderen uiteraard dat er aan herstel wordt gedaan. De voorgenoemde leden vragen zich echter wel af wat de Staatssecretaris en de Belastingdienst nu precies leren van dit stevige rapport van de Nationale ombudsman? Was in het in hun ogen te voorkomen geweest dat de Nationale ombudsman in het verweer was gekomen, als de Belastingdienst beter had geluisterd naar de persoonlijke omstandigheden? Welke stappen gaat de Belastingdienst zetten om in het vervolg dit soort ernstige dossiers niet te laten ontstaan? Op welke wijze wordt het burgerperspectief nu betrokken bij het beoordelen van kinderopvangtoeslag? Hoe wordt er omgegaan met de opmerking dat het voorkomen van onterecht uitgekeerde kinderopvangtoeslag onevenredig is met de grote financiële gevolgen voor mensen? Hoe gaat de Belastingdienst er voor zorgen dat mensen niet financieel de grond in worden geboord?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris het toeslagendoolhof te verkleinen en daarmee problemen van grote aard te voorkomen. Is hij bereid dit te doen en welke zaken worden snel aangepakt?

Tot slot willen de leden van de SP-fractie opmerken dat het beschamend is voor Nederland dat zij enerzijds de rode loper uitrolt voor multinationals die via allerlei constructies fors minder winstbelasting betalen, omdat zij hun grondslag ernstig kunnen verkleinen, en anderzijds een onevenredige opsporing hanteert voor individuen die een toeslag vragen voor de hoge kosten van kinderopvang. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom het kabinet bedrijven zo voor laat gaan op de inwoners van Nederland?

II Reactie van de Staatssecretaris

Naar boven