35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Nr. 109 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2022

In deze brief treft u de antwoorden aan op de aanvullende vragen gesteld op 16 november jl. door de rapporteurs van het commissiedebat over het PwC-rapport «Reconstructie en tijdlijn van het memo-Palmen» (hierna: het PwC-rapport of PwC-onderzoek), gepland op 13 december a.s. Ook zijn de antwoorden op uw vragen van 21 oktober jl. in deze brief opgenomen, waar mogelijk aangevuld conform het verzoek van de rapporteurs.

De afgelopen jaren hebben er vele onderzoeken naar de gebeurtenissen in het toeslagendossier plaatsgevonden. Deze onderzoeken zijn belangrijk om te achterhalen wat er is misgegaan en om lessen te trekken voor de toekomst. Voorop staat dat dit nooit meer mag gebeuren. Het PwC-onderzoek geeft een duidelijk beeld van de gebeurtenissen rondom het memo van de vaktechnisch coördinator Toeslagen (hierna: Vaco Toeslagen) uit 2017 (hierna: het memo).

In de verhoren van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en de daaropvolgende debatten met uw Kamer is gebleken dat er nog veel vragen leefden over de gang van zaken rondom het memo. Dit kwam ook naar voren in de Kamervragen over het memo waarop de toenmalige Staatssecretaris op 18 januari 2021 heeft gereageerd.1 In het plenaire debat met uw Kamer op 19 januari 2021 over het verslag van de POK2, Ongekend onrecht, is aangegeven dat er op dat moment geen sluitende verklaring kon worden gegeven over de gebeurtenissen rondom het memo, anders dan wat er in de op 18 januari verstuurde antwoorden op Kamervragen is gemeld. Daarom is toegezegd om een onafhankelijke externe partij een reconstructie te laten uitvoeren naar de gang van zaken rondom het memo.3 Op 8 april 2021 heeft de toenmalige Staatssecretaris uw Kamer gemeld dat het onafhankelijk onderzoek aan PwC is gegund4, waarna op 18 mei 2021 de onderzoeksopdracht met uw Kamer is gedeeld.5 Het eindrapport van het PwC-onderzoek is op 30 september 2021 aan uw Kamer gezonden.6

Dit onderzoek van PwC heeft een gedetailleerde weergave van alle gebeurtennissen rondom het memo opgeleverd. De onafhankelijke onderzoekers van PwC hebben toegang gekregen tot een breed scala aan mogelijke bronnen van inzicht over het memo. Er zijn vele documenten bestudeerd, e-mailboxen doorgenomen en interviews uitgevoerd om tot deze analyse te komen.

U geeft in uw brief van 16 november jl. aan dat de rapporteurs teleurgesteld zijn in de beantwoording van 4 november jl. (Kamerstuk 35 510, nr. 107) Direct in eerste instantie is geprobeerd de vragen zo zorgvuldig mogelijk te beantwoorden. Conform het verzoek van de rapporteurs zijn de reeds gestelde vragen nogmaals zo precies en concreet mogelijk bekeken en beantwoord.

Tegelijkertijd is het verzoek van de rapporteurs, om vragen over het memo te beantwoorden zonder referentie naar het PwC-onderzoek, ingewikkeld. Voor de vragen die zien op de feitelijke gang van zaken rondom het memo is, en blijft, het PwC-rapport de informatiebron bij de beantwoording van uw vragen. Ik wil niet speculeren over zaken die PwC niet volledig heeft kunnen reconstrueren. Dit zou ook afbreuk doen aan het streven om met uw Kamer te spreken op basis van een zo zorgvuldig mogelijke reconstructie van de feiten. Ik deel met uw Kamer dat het onbevredigend kan zijn dat ondanks het grondige onderzoek van PwC, niet alle gebeurtenissen meer exact gereconstrueerd kunnen worden. Dat is helaas inherent aan zaken die jaren in het verleden speelden, met veel verschillende betrokkenen, in een zeer complexe en dynamische omgeving. Ook de gebrekkige informatiehuishouding binnen de Belastingdienst, waaronder ook Toeslagen, speelt hier een rol.

Het PwC-onderzoek is voor mij een bevestiging van de conclusies en lessen van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport «Ongekend Onrecht» van de POK en andere relevante signalen. Al deze onderzoeken hebben blootgelegd waar het niet goed ging binnen Toeslagen en daarbuiten. Naar aanleiding van al deze onderzoeken en signalen zijn de afgelopen periode stappen gemaakt op herstel voor de gedupeerde ouders, verbetering- en vernieuwing van het toeslagenstelsel en de cultuur binnen Toeslagen. Zo zien verbeteringen op het aanbrengen van de menselijke maat, het proportioneel vaststellen van de Kinderopvangtoeslag en het matigen van de terugvorderingen. Ook overheidsbreed wordt gewerkt aan verbetering van de publieke dienstverlening, binnen het programma Werk aan Uitvoering.7 Over de voortgang van de hersteloperatie is in de Voortgangsrapportage Kinderopvang van 21 oktober jl. gerapporteerd (Kamerstuk 31 066, nr. 1128). Een toelichting op de voorgenomen stelselwijzigingen in de kinderopvangtoeslag treft u in de brief van 7 oktober jl.8

Hieronder vindt u, naast de aangepaste antwoorden op de eerdere vragen, ook de antwoorden op de aanvullende vragen van de rapporteurs. Om verwarring met de op 21 oktober jl. door de rapporteurs gestelde vragen te voorkomen is in de nummering van de aanvullende vragen de letter «n» achter het vraagnummer gevoegd. Ik hoop dat de antwoorden op deze vragen en het debat op 13 december a.s. bijdragen aan het gesprek hoe we de lessen uit het verleden kunnen implementeren voor de toekomst.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1363.

X Noot
2

Kamerstuk 35 510, nr. 2.

X Noot
3

Handelingen II 2020–21, nr. 45, item 4.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 805, Lijst 1 afgeronde toezeggingen zesde VGR KOT.

X Noot
5

Kamerstuk 35 510, nr. 56.

X Noot
6

Kamerstuk 35 510, nr. 84.

X Noot
8

Kamerstuk 31 322, nr. 465.

Naar boven