Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2021
In het debat van 19 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) over het Verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
«Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 2) heeft de Minister-President toegezegd een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren
naar de gang van zaken rondom het memo over CAF-11 van de vaktechnisch coördinator
Toeslagen van 13 maart 2017 (hierna: het memo). Dit memo is op 20 oktober 2020 gedeeltelijk
en op 4 december 2020 integraal gedeeld met de Tweede Kamer. Het memo bevat een zeer
kritische reflectie op het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen in de CAF-11
zaak.
Op 29 januari en 29 mei jl. heb ik uw Kamer gemeld dat het onderzoek is gegund aan
PricewaterhouseCoopers (PwC) en heb ik uw Kamer de onderzoeksopdracht doen toekomen.1 Aan PwC heb ik de volgende opdracht meegegeven:
-
1. Maak een tijdlijn waaruit blijkt wie het «memo-Palmen» tussen maart 2017 en november
2020, toen het eindelijk naar de Tweede Kamer gestuurd werd, heeft gekregen (via de
mail of fysiek of op andere wijze) en bij welke bijeenkomsten het «memo-Palmen» besproken
is, wie daarbij aanwezig was, en wat er besproken is met betrekking tot het «memo-Palmen».
-
2. Maak een reconstructie van de «juni-week» van 2019 waarin, van dag tot dag, beschreven
wordt welke informatie er in de bijeenkomsten op tafel kwam rond het «memo-Palmen»,
de deugdelijkheid van het CAF-11 Hawaï dossier en de uitvraag van de tweede nationaliteit.»
PwC heeft op 29 september jl. het eindrapport aangeboden. Bij deze brief stuur ik
uw Kamer de rapportage van PwC2. Als Bijlage bij het rapport zijn documenten opgenomen die ondersteunend zijn aan
de in het rapport benoemde feiten3. Ten slotte treft u de antwoorden op de vragen van het lid Omtzigt van 23 december
2020 en de vragen van het lid Leijten van 22 september jl. (Aanhangsel Handelingen
II 2021/22, nrs. 125 en 130).
Ik ben PwC erkentelijk voor het uitgebreide en grondige rapport. Het is in dit dossier
uitermate belangrijk om te achterhalen wat er is misgegaan. Dat is nodig om ervan
te leren en te zorgen dat dit nooit meer kan gebeuren.
Het rapport draagt daar, in aanvulling op vele andere onderzoeken en de POK, aan bij,
ook al gaat het hier over één specifiek memo. Het ministerie heeft de volle medewerking
verleend aan het diepgravende en objectieve onderzoek waarvan de resultaten nu bekend
zijn. In het onderzoek zijn interviews gehouden en zijn de relevante mailboxen van
de personen onderzocht die rechtstreeks of zijdelings op de hoogte waren of konden
zijn van het bestaan en de inhoud van het memo. Dit geldt ook voor de personen waarvan
de onderzoekers wilden vaststellen dat zij geen betrokkenheid bij het memo hadden.
De onderzoekers hadden toegang tot de archieven van het ministerie. Van een aantal
personen is ook de (privé)telefoon onderzocht. Ik ben ervan overtuigd dat dit onderzoek
noodzakelijk was, maar tegelijkertijd heeft een dergelijk ingrijpend onderzoek grote
impact op de direct betrokkenen in het bijzonder en de organisatie in het algemeen.
Ik dank iedereen die heeft meegewerkt aan dit onderzoek en informatie ter beschikking
heeft gesteld en of actief heeft aangedragen.
Dit rapport bevestigt voor mij eens te meer de noodzaak dat het kabinet voortvarend
de geleerde lessen naar aanleiding van de conclusies van de Adviescommissie Uitvoering
Toeslagen en POK in concrete verbeteracties omzet. Omdat het een objectief feitenonderzoek
betreft onthoud ik me van een oordeel over de bevindingen van PwC. Als Kamerleden
vragen hebben over het uitgevoerde onderzoek van PwC of de onderzoeksmethode nodig
ik hen uit om gebruik te maken van de afspraak die ik met PwC heb gemaakt dat zij
een technische briefing voor de Kamer kan verzorgen.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen